• No results found

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul · dbnl"

Copied!
251
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cissy van Marxveldt

bron

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul. Met illustraties van Is. van Mens. Valkhoff & Co., Amersfoort ca. 1930-1940 (9de druk)

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/marx002joop08_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

Pag. 213. Een viezig uitziende kwajongen, die vier mijner lanfers in zijn handen gevat hield.

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(3)

Hoofdstuk I

Het is vandaag 3 Mei en ik ben op de kop af zeven maanden getrouwd. In die tijd heb ik vijf dienstboden versleten, en op het oogenblik zit ik heelemaal ohne, wat me toch niet belet om straks op de fiets naar het dorp te karren, en in de eenige

bakkerswinkel, die er is, weespermoppen te gaan koopen, waarop ik mijzelf, zalig in combinatie met een beker chocola ga fuiven. Op het aanrecht grijnst me een gemengde verzameling aan van vaten van gister plus theebeweging van gisteravond plus ontbijt van vanmorgen. Feitelijk moest ik dat nu met een moedig gebaar gaan afwasschen. Maar 't is zoo'n bende. Straks komt de jongen van de tuinman-Dorus heet hij - om naar de Laddie Hillingtons te kijken, zoo spreekt de tuinman het uit.

Toen ik hem laatst vroeg wat hij van de Lady Hellingdons - fraai op zijn Engelsch - dacht, zei hij, diepzinnig aan zijn pijp trekkend: ‘Nee, die soort ken ik niet,’ en deemoedig moest ik toen bekennen, dat ik de ‘Laddie’ bedoelde, waarop hij een gezicht zette van: ‘Nou, zeg dat dan direct.’ Leo beweert, dat ik geen overwicht op de tuinman heb en me moet laten gelden, maar hoe kun je in vredesnaam optreden tegen een gemoedelijke, ronde, dikke tuinman, die je vaderlijk op je schouder klopt en je af en toe bij vergissing juffer noemt. Trouwens de bakker zegt Jonge-

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(4)

juffrouw. In de stad zouden we plechtiglijk bekend zijn geweest als Mijnheer en Mevrouw van Dil, hier zijn we slechts de bewoners van ‘Sweet and Merry’. Leo - laat ik eerlijk zijn - is ook hier de meneer, en niet alleen omdat hij een auto bezit en zelf chauffeert. Trouwens Leo zou overal boven iedereen uittronen; hij heeft vanaf zijn geboorte een zeker ‘prestigee’ - een deftig woord van onze haardensmid - meegekregen. Mij beschouwen ze, geloof ik, in dit suffe, stijve, slaperige dorp als een lichtelijke vergissing van Leo's kant, en ze doen beschermend - vide die tuinman - of aangaperig en onwijs als de rest van de inboorlingen. Ja, ik zou werkelijk wel graag anders willen zijn, vorstelijk en fier bijvoorbeeld met een koninklijke blik.

Soms sta ik voor de spiegel van de linnenkast in onze slaapkamer - die weerkaatst me ten voeten uit - en daarin bestudeer ik achtelooze houdingen en waardige manieren.

Maar dan ligt het bestudeerde er veel te dik op. Julie zegt, dat het een fout in mijn gezichtsconstructuur is, want ik word nu toch over drie maanden al twintig, en ik zie er uit als zestien, op zeer florissante dagen zelfs kan ik gemakkelijk voor dertien doorgaan. Julie heeft me een oudelijke coiffure aangeraden; het haar strak achterover en dan halverwege het hoofd een knoedel met een vervaarlijke kam op zij. En profiel lijk je dan op een oorlogszuchtige haan. Leo vond evenwel, dat het me afgrijselijk stond en nu doe ik het maar weer gewoon met losbandige pieken naast mijn ooren, die, vooral wanneer ik zeer beschäftigt ben in de huishouding, dartel langs mijn hoofd zwingelen, en op gezette tijden als franje over mijn oogen hangen. Dan blaas ik ze omhoog, of ik bind er, wanneer alle leveranciers er geweest zijn, een oude autoshawl omheen.

Ons huis heet ‘Sweet and Merry’. Dat heb ik bedacht in combinatie met Pop. Leo was voor een Hollandsche naam, zooals ‘De Wending’ - we wonen net in een bocht van de laan - of ‘In veilige

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(5)

Haven’. Kees stelde voor: ‘Het Wilgehoekje’. Er staat wel geen enkele wilg mijlen in de omtrek, maar

Een gemoedelijke, ronde, dikke tuinman, die je vaderlijk op je schouder klopt.

Kees beweerde, dat dat niets hinderde, want hij kende een huis, dat ‘De drie beuken’

heette, en dat

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(6)

in zijn voortuin alleen een armzalige kleine eikenboom met luis herbergde. Ik was sterk voor een Engelsche naam en Pop met mij. Samen hebben wij toen ‘Sweet and Merry’ gewrocht. Kees zei natuurlijk: ‘Bedenk toch iets onpersoonlijks. Stel je voor, dat jullie ruzie hebt, want je bent een kattekop Joop, dan is zoo'n naam toch een bespotting, dan zou je hem wel van de gevel willen kràbben. Klinkt ‘Het Wilgehoekje’

niet aardig? En absoluut ongevaarlijk.’ Maar Leo zei: ‘Als Joop zoo dol op “Sweet and Merry” is, dan moet ze haar zin maar hebben, de kleine meid,’ waarop Kees met een fier gebaar zijn duimen in zijn armgaten stopte, en met een onmogelijk wijs gezicht zuchtte: ‘Ja, zoo moet je maar tegen haar optreden. Dan krijgt ze nog meer noten op haar zang.’ Waarop Pop - ze zijn al lang verloofd, maar dragen nog steeds hun linkerringvinger bloot en in de lucht - van onder haar abominabel lange zwarte wimpers naar hem keek en zei: ‘Maar ik wil later ook niet in een huis wonen, dat Het Wilgehoekje heet. Hoe moet dat dan?’ Toen humde Kees en slingerde zijn duimen over mekaar, en hij keek alle kanten uit, behalve naar Pop. ‘Nu, daar praten we nog wel eens over Poppie, als we samen zijn,’ zei hij en hij haalde zijn manchetten wat uit met de gouden knoopen van Pop. Leo en ik brulden!! Ik geloof beslist, dat Pop hem met al haar laconiekerigheid een beetje op de kop zit. Als Kees dat las, zou hij me vermoorden.

Leo heeft zelf het bestek voor ons huis geteekend en hij voelt zich nu zoo'n beetje de geestelijke vader. Toen het nog in aanbouw was, kreeg ik er om de dag een andere kiek van in Noordwijk, met metselaars op de steiger en onder de steiger en met de vlag in top en van rechts gezien en van links gezien, en Julie, die toen net in Noordwijk logeerde, zei, dat ze dat van Jog overdreven zou hebben gevonden. Ik heb S. & M. dus vanaf de eerste paal in de grond zien optrekken, maar ik ben er toch niet zoo verzot

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(7)

op als Leo. O, 't is een leuk huis, ontegenzeggelijk. Beneden heeft het een hall met trappenhuis - Julie nagepraat. De hall heeft veel marmer, een hallbank, twee geweien en een woeste tijger op de grond. Kees vroeg, waarom we in de hoek geen ridder zetten in een oud harnas.

Aan de eene kant van de hall is de eetkamer plus keuken, en aan de andere kant strekt zich een zitkamer uit met erker. De kamers torsen eiken-balken zolderingen, en hebben dito lambrizeering met leer behangsel. Het is allemaal heel plechtig en 't maakt wel een deftige indruk. Soms benauwt het mij. Boven zijn de slaapkamers, een zalige rookkamer van Leo, een badkamer, die verleden winter zoo koud was, dat je er haast niet in durfde kruipen, en er staan in het heele huis twee haarden en vijf kachels, die eens kans hebben gezien alle zeven tegelijk uit te gaan. En daar ik toen oòk ohne was, - ohne beteekent altijd ‘zonder dienstbare’ - heb ik ze alle zeven moeten uithalen en weer aanmaken. Daar ben ik de heele dag mee bezig geweest. Ik rende als een gek van de eene kachel naar de andere, met twee zwarte streepen over mijn gezicht en trillende neusgaten. Ja, aan zulke afgrijselijkheden sta je 's winters buiten bloot.

Soms kan ik me werkelijk niet voorstellen, dat ik de wettige eigenares ben van àl die kachels en al de andere huiselijke bezittingen. 't Lijkt me vaak zoo

onwaarschijnlijk. Verleden jaar zat ik nog in Noordwijk, deed ik mijn dagelijksche lange duinwandelingen met de Piepert en verdiepte me gehoorzaam met Ma in modeplaten, terwijl ik meedweepte over sluiers en losse sleepjes en oranjebloesem.

We hebben in Juni ons verloofd, nadat ik Pa eerst langzaam maar zeker had voorbereid. En toen zijn we 3 October met vliegende vaandels en slaande from getrouwd. Nu is Juffrouw Greet - de tante in Baarn is gestorven, ik zou haast zonder nadenken hebben gezegd ‘gelukkig’ - bij Ma, en alles loopt daar op rolletjes.

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(8)

Natuurlijk beter dan toen ik er de scepter zwaaide. Ik was vol van goede willen, maar mijn jeugdig onverstand zat me nog wel eens dwars - zei Kees - en soms had ik me uit wanhoop over de dagelijksche Noordwijksche sleur wel in de zilte baren willen storten, - bij wijze van spreken - wanneer de Piepert me niet steeds als de begrijpende engel, die hij is, weer in het goeie spoor had gebracht. En nu zit ik sedert zeven maanden in S. & M., en de baldadige buien, die ik heb - gek, maar ik ben er sedert mijn Huwelijk baldadiger op geworden, Pop zegt, dat dit abnormaal is - vier ik uit in de auto, want ik kan nu zelf chauffeeren - alleen overrijd ik wel eens gedierte - en op het servies, als er veel af te wasschen is. Want dit laatste vind ik een monsterlijke bezigheid, je krijgt zulk naar, klodderig water en allemaal natte handdoeken. En ik heb eens eenmaal, toen we chocolavla hadden gegeten - dat is een specialiteit van me, benevens vanillevla met compôte, en als het niet mislukt ook caramelpudding - alle vaten in waterchocola afgewasschen. 't Was een smeerboel en ik had in één keer negen handdoeken vies en drie kwasten. Het meest miserabele hier is, dat ik geen trouwe dienstmaagd bezit. Als ik die maar had, zouden de huiselijke beslommeringen me minder drukken, dan duwde ik ze natuurlijk met een fier gebaar op der

dienstmaagd schouders. Maar de langste dienstbare heb ik slechts twee maanden gehad. Toen kreeg die op een goedgunstig door mij toegestane uitstap naar de stad een plotselinge vrijer en nu dient ze in een gezin met zeven kinderen en drie trappen, maar pal bij de vrijer, en ze heeft al een armbandhorloge van hem gekregen, dus 't zal wel niet meer uitraken. In dat geval komt ze bij mij terug, omdat ze werkelijk wel verknocht was. De andere vier mirakels zeiden, dat ze 's nachts geen rustig oogenblik hadden in dat afgelegen huis, en zelfs mijn gereede fantasie - ik had beweerd, dat Leo een befaamd scherpschutter was, an elke even-

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(9)

tueele inbreker met de oogen dicht zou kunnen raken - heeft ze niet kunnen

vasthouden. Ze vertrokken alle vier binnen de maand, èen zelfs met medename van een slavenarmband, zeven zakdoeken van Leo, drie paar sokken, een onderjurk met echte kant, een pyjamajasje en dan nog wat ik niet weet, omdat de inventarislijst van mijn linnenkast tusschen de vuile wasch is weggeraakt.

Nu krijg ik overmorgen weer een nieuw mirakel. Die heeft Julie voor me gehuurd en Julie heeft vier dichtbeschreven bladzijden van haar muisgrijze postpapier aan dit juweel gewijd. Voorts heeft ze me diverse goede wenken gegeven, hoe ik àl en hoe ik nièt moet optreden. Ze schijnt ganschelijk vergeten te zijn, dat ik de eenige was, die Hillegonda in toom kon houden. Kenau is verleden jaar vol staatsie getrouwd met een vischboer en heeft nu een tweeling van anderhalve maand, waarvan ik een briefkaart gekregen heb. Ik vermoed, dat Hillegonda elke dag in zaligheid zwemt, en als ik weer in stad kom ga ik haar opzoeken met twee babymutsjes voor de telgen.

Julie heeft nu een onfeilbaar dienend exemplaar, waarmee ze je stierlijk verveelt en een nurse voor de kleine mol in bruin gewaad en sluier. Julie's grootste glorie is om met mol, nurse, sportkar, en een zalige olifant op wielen, naar het Park te gaan en daar de oogen van minder bevoorrechte moeders te verblinden. Zoo hebben we allemaal onze aardsche genietingen, want ik ben er dol op, om, de auto met eèn hand sturend, al claxon-schreeuwend door het dorp te jagen, zoodat de inboorlingen de ramen opengooien om me na te kijken. Trouwens Leo noch ik hebben kunnen vermoeden, dat de stuurkunst zoo'n averechtsche invloed op me zou hebben. En Leo zegt, hij leert geen enkele vrouw meer chauffeeren. Toen Connie, die hier verleden week was met Pien, er om zanikte, zei hij: ‘Joop heeft al genoeg onheil aangericht.

Ik kan er geen tweede chauffeerende vrouw bij gebruiken.’ Waarop ik na-

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(10)

tuurlijk direct verontwaardigd tierde, dat hij heelemaal niet over een tweede vrouw hoefde te denken. Ik schijn schandelijk jaloersch te zijn, en ik heb nooit kunnen bevroeden, dat het Huwelijk zooveel ongunstige karaktereigenschappen, die natuurlijk allemaal in de kiem voòr mijn Trouwen aanwezig waren, zoo snel en onverwacht tot volle bloei zou kunnen brengen. Soms sta ik gewoon verstomd over me zelf. Want verleden Zondag stond er een prachtig artikel in de krant over de Vrouw, en de deugden die een vrouw moet bezitten, wil ze een goède Vrouw zijn. Het waren er acht geloof ik. Ik heb de krant verbrand, omdat ik het artikel voor Leo zoo

teleurstellend vond. Bovenaan stond Netheid, dan kwam Gelijkmatigheid,

Zachtmoedigheid, Geduld, Opofferingsgezindheid, Tevredenheid, dat zijn er al zes, de andere twee weet ik niet meer, maar ik moest dadelijk met een schok constateeren, dat ik geen enkele van al die acht Deugden - ik voel, dat dit alles met een hoofdletter moet - bezit. En toen heb ik mezelf eens geducht onder handen genomen, en nu ben ik bezig de acht Deugden een voor een te beoefenen. Ik ben begonnen met Netheid, omdat ik dat de verstandigste Deugd vond, aangezien Leo zoo hopeloos netjes is.

Maar wanneer je je erg voor iets inspant, komt het altijd falikant uit; tenminste, de eerste avond van de eerste Netheidsdag, waren een paar sokophouders van Leo weg - een nog steeds niet opgehelderd mystiek geval, misschien wandelt Dorus er mee om zijn kuiten, of bindt hij er in de broeikas zijn Laddie Hillingtons mee op - en slingerde een afgedankt Gillettemesje, hetwelk ik 's morgens had moeten weggooien, nog in de badkamer rond. Het was - alweer onverklaarbaar - van de waschbak op de grond gevallen, en Leo sneed er 's avonds, voor hij naar bed ging, zijn groote teen mee open. Dus dat was gewoonweg dramatisch. Maar ik geef de moed niet op. Ik beoefen nu deze week de Gelijkmatigheid, en als ik daarmee vertrouwd ben,

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(11)

probeer ik Netheid en Gelijkmatigheid samen, enz. enz. 't Is wel jammer, dat ik al die Deugden niet bij mijn geboorte heb meegekregen, 't zou zooveel gemakkelijker geweest zijn, dan ze nog op mijn negentiende jaar aan te kweeken. Kit, die ik in vertrouwen heb genomen, zegt, dat het lariekool is, en dat een man haar maar moet nemen, zoo als ze is. Ze had ook geen enkele van de acht Deugden. Maar voor Kit daagt nog geen man aan de horizon, dus die heeft makkelijk praten. Kit is nog altijd bij haar effectenbaas, en ze is laatst met hem naar de beurs geweest. Hij heeft haar toen alles willen laten zien en ze zijn ook samen in de lift gegaan, maar toen Kit er een keer goed en wel in stond, beweerde ze, dat ze er niet meer uitdurfde. De baas, als vriend van haar vader, geloofde dit, en ze hebben samen drie kwartier in de lift gespelevaard, aldoor maar op en neer. Ten slotte, - toen hij duizenden guldens al

‘liftende’ verloren had, want er hadden inmiddels schitterende transacties plaats - heeft hij er haar letterlijk bij de haren uitgesleurd. En hij was toch heelemaal niet woest geweest, juist vaderlijk. Zoo iets zou ik ook nog best eens leuk vinden.

Pien gaat door voor Middelbaar Teekenen; die sjouwt, als ze hier komt haar schetsboek mee en ze zegt, dat Leo zoo'n interessante kop heeft, wat ik ook vind.

Hij zou om mij wel een graadje minder interessant kunnen zijn, uitvloeisel van de ondeugd Jaloerschheid.

Loutje zit nog altijd in Engeland en schrijft maandelijksche brieven aan de club per adres: Mevrouw J. van Dil-Ter Heul. O, 't is bespottelijk, dat ik nog steeds niet aan die combinatie kan wennen. Ik ben zoo lang Joop Ter Heul geweest. Loutje is zeldzaam schattig en tevreden, die vindt alles in Engeland even heerlijk, de meisjes en het eten en de lessen en de school. Ik weet zeker, dat ik in haar plaats over alles wat te kankeren - zooals Kees zegt - zou hebben, en ik voel me altijd lichtelijk

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(12)

beschaamd na een epistel van Loutje. Toch is het geloof ik wel een verbindend teeken, dat ik zoo absoluut overtuigd ben van mijn eigen onwaardigheid want Jullie

bijvoorbeeld - het is gewoon krankzinnig, hoeveel ik uiterlijk en innerlijk op Julie ga lijken - is heilig overtuigd van haar onfeilbaarheid. En ze somt steeds haar kolossale verdiensten op tegen Jog, die dan niet eens zucht.

Connie komt in Juli van de kookschool, en dan gaat ze met haar Pa en Ma een reis naar Egypte maken. 't Lijkt me een rare liefhebberij, ik ben niet erg reizerig aangelegd.

Connie vindt het fijn, en een waarzegster heeft haar voorspeld, dat ze een donkere man zal trouwen, die van over het water komt. Dus nu denkt Connie zeker, dat ze hem in Egypte zal opduikelen. Ik heb al gezegd: ‘Misschien wordt het wel een Arabier.’ Maar toen keek ze erg teleurgesteld, want ze hoopt op een Graaf. Ze dweept met de Sfinxen - ongezien - en ik moet me aldoor Pa Ralandt met zijn korte,

zenuwachtige beentjes voorstellen, terwijl hij bibberend een Sfinx beklimt. Als dat kan tenminste. In elk geval ligt het me bij, dat er op die reis wel wat griezeligs gebeuren zal. Ik vind het heelemaal zoo'n raar land met die gesluierde vrouwen, en kameelen, net als Indië trouwens. Dat vind ik misdadig gewoonweg, met beesten, die aan de zolder kleven en dan zoo maar op je neervallen, en met slangen en fakirs en geheimzinnige ziekten, als ze je in je slaap een haarlok afknippen. Brrr. Misschien wordt Ma Ralandt wel in Egypte geschaakt voor een Harem, hoewel dat het ergste nog niet zou zijn. Ik zie er Ma wel toe in staat om een heele harem uit te moorden, en zich dan met de juweelen van de Sultan weer kalm in te schepen naar huis. Of wellicht verliezen ze Pa in de woestijn. Ik heb dat Connie allemaal verteld, maar ze zei, dat het haar niets kon schelen, en ik weet, dat deze grenzelooze onverschilligheid voortspruit uit haar hoop op de donkere man van over het water.

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(13)

Noortje's engagement is af. Ze hadden nota-bene al trouwplannen en de huwelijksreis vastgesteld en massa's cadeaux. Noor kon haast wel alleen een huishouding opzetten, en toen ik laatst bij haar thee dronk deden we het uit haar eigen bullen. Ze zei, dat elk stuk van het servies een weemoedige herinnering was, en schrijnde, maar toen ik haar voorstelde, om het dan toch in vredesnaam te verkoopen of weg te sluiten, keek ze ontdaan naar mij en prevelde: ‘Nee, dat begrijp je niet Joop. Alle gelukkige menschen zijn ongevoelig.’

‘O,’ zei ik toen, ‘zoo bovenaardsch gelukkig ben ik ook niet direct ik heb massa's vervelende dingen aan mijn hoofd.’

Daarop keek ze afkeurend en ze zuchtte: ‘Hoe kun je dat zeggen met een man als Leo!’ - Alsof er aan Leo niet een huis, een dienstmaagd en een huishouding vastzit.

- Nee, Noor is zeldzaam putterig en ze kan er maar niet over uit, dat de luitenant, die toch aldoor abnormaal verliefd is geweest, en aldoor over ‘hun eigen nestje’ sprak, plotseling met een brief uit de lucht is komen vallen, waarin hij in vele poëtische zinnen verklaarde, dat hij Noortje's toekomst niet aan de zijne durfde te binden, omdat hij er niet zeker van was enz. enz. - Stel je voor de uil, als je al een heel étui met messeleggers hebt, en pullen, en een tête à tête met ‘love me’ er op en de theedoeken gemerkt! Ik durf Noortje niet te vertellen, dat Leo en ik de luitenant tegengekomen zijn met een jong wicht aan zijn uniformmouw, dat dweepend naar hem opkeek. En Leo zei, dat het schaap van adel was. Ik hoop, dat ze later bij de luitenant de boel afbreekt, en ik geloof beslist wel, dat zoo'n trouweloosheid zich op de een of andere manier wreken zal. Noortje is warempel oud geworden. Ze heeft nu de periode, dat ze niets meer om haar uiterlijk schoon geeft, haar lokken niet meer friseert, en gerimpelde rokken draagt. Maar Leo zegt, dat dat wel overgaat. Volgende maand

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(14)

komt ze bij ons logeeren. En dan zal ik mijn best doen om haar af te leeren, dat ze niet altijd over stand praat en afkomst en salonameubelementen. Want daarmee schrikt ze alle volgende eventueele pretendenten natuurlijk glad af. Ik vraag dan ook Leo's vader. Gek, ik kan die goeie man gewoonweg geen Pa noemen. 't Is net of ik hem dan voor de mal houd, en dat idee alleen geeft me al kippekoorts, want hij is gewoonweg een geweldenaar met zware stappen, een kaal hoofd, en een stem, die de heele Bank omblaast van schrik. In vind hem wel lollig, maar ik heb een groote dosis ontzag voor hem. Hij is schrikbarend netjes, als Leo. De laatste keer dat hij hier was vond hij een dooie mug in de vensterbank. Hij lichte het beest zoo vies bij een vleugel op, en hij zei: ‘Joop, me dunkt, dat dit insect hier verleden week ook al lag.’ Ik zei: ‘O, dat kan best, die heeft daar overwinterd.’ Toen stak hij zijn kin vooruit, net als Leo kan doen. Ze hebben allebei wilskrachtige kinnen! Wanneer Noor er nu is, die ook angstig netjes zijn kan, elke week haar haar wascht, en de nagels van haar teenen 's morgens en 's avonds vijlt en oppoetst - toen het tenminste nog niet uit was met de luitenant - dan kunnen ze elkaar aangenaam bezig houden en samen over hartverheffende onderwerpen als: bureau-opruimen, en boeken in alphabetische volgorde in een boekenkast, enz. praten. Misschien vraag ik Kit er bij voor de Bankzaken. Hij - Leo's vader - doet natuurlijk of hij de geestelijke grootvader is van S. & M. Trouwens we hebben het huis ook indirect aan hem te danken. Ik geloof, dat zijn gelukzaligste uurtje is als hij met Leo in de rookkamer zit en zwaar dampend aan een dikke, onaesthetische sigaar, over de dierbare Bank boomt. En ik kan er niet achter komen, wat hij van mij denkt. Ik heb zoo'n idee, dat hij me wel all-right zou vinden, wanneer ik in geen betrekking tot Leo en S. & M. stond, en hier alleen maar rondspiebelde als permanente logee, bijvoor-

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(15)

beeld in hoedanigheid van vriendin van de vrouw des huizes, in plaats van deze laatste waardigheid zelf in te nemen. Hij kan me soms zoo doordringend opnemen en dan laat ik meestal iets regelrecht uit mijn handen vallen. En 't gekste is, mijn specialiteit vanillevla mislukt altijd als hij komt eten, dan is ze te dun of klonterig of aangebrand of afgrijselijk zoet. Ik vind het voor Leo wel zielig, temeer, omdat het een onafwendbaar gevolg is van mijn heilig ontzag en dus moeilijk te corrigeeren.

Maar toch kan ik razend worden als Leo er wat van zegt. Wanneer ik nu de Deugd - even kijken - Gelijkmatigheid bezat, dan zou ik braaf met mijn hoofd knikken en zeggen: ‘Zeker schat, je hebt gelijk. Ik zal er in 't vervolg voor zorgen,’ of iets dergelijks. Maar ik word direct bij een standje als een kat, waarvan je de haren de verkeerde kant uitstrijkt. Dat heb ik vanaf mijn geboorte gehad. Laatst hadden we nog een conflict ten aanhoore van Pop en Kees. Dit laatste vond ik niet zoo erg, omdat die twee denken, dat hun Huwelijk op rolletjes zal gaan, en ik mijn conflict in zekere zin een wijze les vond. Pop en Kees kwamen onverwacht eten in de auto van Pop's vader. En toen we aan tafel zouden gaan, liet de maagd uit baloorigheid over de onverwachte drukte - ja, dat was een zeldzaam misbaksel - de aardappels bij het afgieten in de gootsteen vallen. Ze riep er me bij met een verongelijkt gezicht.

‘Wat nu?’ zei ze, met een dramatische armzwaai naar de stoomende gootsteen.

‘Uil,’ zei ik, ‘je vischt ze er allemaal weer uit.’ En ik begon direct dapper aan de redding mee te helpen. Ik veegde elke aardappel na met een doekje en brandde mijn wijsvinger. Natuurlijk voelde ik me na de redding hooggestemd - dat heb je altijd, als iets, wat je reeds hopeloos verloren denkt, nog op zijn pootjes terecht komt - en ik besloot nà tafel te vertellen, wat er met de potatoes was gebeurd. Dat kwam evenwel anders uit. Bij de eerste

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(16)

hap, die hij nam, snoof Leo alsof hij wild rook.

‘Zeg Joost, wat is er met de aardappels gebeurd?’

Toen zei ik: ‘Niets.’

Hij at verder. Kees begon ook al eigenaardig proevend te kauwen; een

onweerstaanbare drift vond langzaam maar zeker zijn weg van mijn maag naar mijn mond.

‘Joop, doe niet zoo dwaas. Er is iets met het eten gebeurd.’ Leo legde mes en vork neer. ‘Je bent zoopas een heele tijd in de keuken geweest.’

Ik legde mijn mes en vork ook neer. Ik slikte. Ik zei, en ik bedwong mijn stem:

‘Ja, de aardappels zijn in de gootsteen gevallen, bij het afgieten.’

‘Dat beteekent toch niets,’ hielp Pop me. ‘Dat gebeurt zoo vaak. Eet toch door Kees en doe niet zoo mal.’

‘In die vieze gootsteen?’ vroeg Leo.

‘Ik weet niet of mijn gootsteen viezer is dan bij iemand anders.’ Ik keek trotsch.

Leo schoof zijn bord weg. ‘Dank je wel Joop, dan zal ik niet meer eten.’

Ik stak mijn wijsvinger, die allernaarst prikte, in mijn mond.

‘Hè Leo,’ zei Pop verwijtend. Maar Pop kent Leo's stijfhoofdigheid niet. Daarom voelde ik me geroepen om te zeggen: ‘Bemoei je er maar niet mee Pop, ik kan 't alleen wel af. Wat denk jij nu...’ en ik wendde me regelrecht tot Leo - de gebrande vinger legde ik als ‘corpus delicti’ voor me op tafel - ‘dat ik die aardappels voor mijn plezier in de gootsteen heb gekeild?’

‘Nee, natuurlijk niet. Maar ik vind het wel een beetje bar, dat jij je gasten zulk eten voorzet.’

‘Wat had jij dan gewild?’ Ik slikte gewoon met geweld mijn drift weer naar binnen.

Kees keek aartsvaderlijk van Leo naar mij, ik had Kees met genoegen kunnen ranselen.

‘Dat je Marie natuurlijk nieuwe aardappelen had laten klaarmaken.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(17)

‘O, natuurlijk, en dan zouden we een uur later hebben moeten eten, en dan was de spinazie aangebrand

En ik begon direct dapper aan de redding mee te helpen.

en het vleesch te gaar en de jus te zwart en....’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(18)

‘Zoo heb ik haar niet opgevoed hoor,’ zei Kees vaderlijk.

‘Joost, je moet alles niet dadelijk zoo heftig opnemen,’ vermaande Leo me kalm - hij blijft altijd onder alle bedrijven waardig, en daardoor steek ik zoo jammerlijk bij hem af - ‘als je even rustig nadenkt....’

‘Maar ik wil niet rustig nadenken,’ joelde ik. ‘En 't kan me allemaal niets meer schelen. Eet dan niet voor mijn part.’ Ik schoof mijn stoel met een ruk achteruit, zoodat het kraste over de parketvloer en Kees zich aanstellerig boog, om naar de krassen te kijken. En ik ijlde de kamer uit en de badkamer binnen. Daar vond Pop me later, zittende in de vensterbank, met paarse wangen van ingehouden huilen.

‘Hè Joost, trek het je toch niet aan. Alle mannen zijn mal.’

‘Dat moet je tegen Kees zeggen.’

‘Dat hèb ik straks gezegd. Toe, kom weer beneden. 't Is zoo ongezellig zonder jou.’

‘Natuurlijk heb ik me toen vermand en ben met Pop naar beneden gegaan en omdat ik geen vorstelijke houding bezit, zag ik eruit als een schuldig kind. En het slordig door Marie warm gehouden eten heb ik deemoedig naar binnen gewerkt. - Gelukkig zaten Kees en Leo in de rookkamer. - Maar toen ze 's avonds weer waren weggetuft, heeft Leo me op zijn knie gezet en gezegd: ‘Zullen we nu nog even over vanmiddag praten, vrouwtje?’ Als hij zoo spreekt, ben ik meteen een lam. Dan beloof ik de onmogelijkste dingen in verband met Netheid, Gelijkmatigheid enz. enz. en word daardoor elke keer weer een hernieuwde teleurstelling.

Daar piept het tuinhek en Dorus komt het tuinpad afzwaaien; nu vraag ik hem aanstonds of hij voor een kwartje helpt om de bende in de keuken af te wasschen. Ik zal trachten zoo terloops een blik op zijn kuiten te krijgen, en als hij werkelijk de

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(19)

sokophouders draagt, dan heb ik mijn leven veil om ze terug te krijgen. Wat een glorie zou het voor me zijn, als ik vanavond Leo vanuit het zolderraam met de vermiste lievelingen een welkomstgroet zou kunnen toezwaaien!

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(20)

Hoofdstuk II

In de benedenappartementen is mijn nieuwe gedienstige bezig. Ze staat stijf van de stijfsel, ze heeft, als tenminste mijn eerste indruk daaromtrent juist is, valsche oogen, een wiebelend mutsje op haar coiffure, en geen tanden. Ik heb haar direct gevraagd waarom ze niet in dit euvel voorzag, en haar dadelijk, zonder er Leo eerst in te kennen, aangeboden, om de helft van het gebit te betalen, wanneer ze goed voldoet en over een half jaar nog bij me is. Toen monsterde ze mij en antwoordde zonder aarzelen, dat een mevrouw, waarbij ze twee jaar had gediend, haar een heel gebit gratis had aangeboden, maar dat ze de doodsangst voor een tandarts had. Ik trachtte haar te bemoedigen door te zeggen, dat tandartsen juist heel grappige menschen waren en dat zij zelf er stukken beter uit zou zien met een rij witte parelen in haar mond - ze is acht en dertig - maar ze bleef haar hoofd schudden.

‘Praat U mij er niet van mevrouw, een vriendin van me is compleet doodgebloeid toen ze haar een kies trokken.’

‘Nu, dan niet,’ zei ik, eenigszins verlicht, want plotseling bezwaarde mij het zoo gul beloofde halve gebit. ‘Lach dan maar niet, wanneer ik visite heb.’

De maagd - ze heet Aatje - draaide zich ruischend en ritselend en beleedigd om.

Natuurlijk was het eerste wat Leo 's avonds zei:

‘Zeg Joost, ze heeft geen tanden.’

‘Kan ik het helpen? Ik heb haar niet geschapen.’

Wanneer ik zulke antwoorden geef, kijkt Leo

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(21)

strak. 't Is zoo jammer, dat ik altijd te laat passende antwoorden bedenk.

‘Lijkt ze je nogal geschikt?’

‘Och, ik weet het niet. Ze zegt zèlf van wel.’

‘Denk er nu aan Joost, dat je alles goed opbergt en de kasten afsluit, vooral de eerste tijd. Je moet toch afwachten of ze eerlijk is.’

‘Ze beweert zèlf ook die Deugd te bezitten.’

‘Nu ja, daar kun je natuurlijk niet op afgaan.’

‘En Julie schreef me ook, dat ze vertrouwenswaard is.’

‘Denk aan wat er met Sofie gebeurd is.’ Sofie is de maagd van het pyjamajasje en de slavenarmband en de onderjurk enz.

‘Ja, ik zàl haar controleeren,’ beloofde ik.

Dit is echter een zenuwachtige bezigheid. De derde dag was mijn heele sleutelmand met alle sleutels, behalve die van de linnenkast - dewelke fier in het slot stak - weg.

Ik heb het huis van de kelder tot de zolder doorzocht en ik heb een gedeelte van de tuin omgespit. Alles tersluiks, want Aatje heeft, wat ze aan tanden mist, aan oogen te veel, en ze controleert mij beter dan ik haar. Ik werd er zoo warm en wanhopig van. En ik kon me gewoonweg niet herinneren, waar ik het de vorige avond gezet had. Net toen ik als een wildeman door de tuin rende en achter de snijbloemen keek, kwam Aatje tergend langzaam aanstappen en vroeg om de sleutel van de provisiekast.

Ik beheerschte me en ik deed alsof ik voor mijn gezondheid zoo'n beetje aan 't rondspiebelen was, en ik keek afwezig.

‘Provisiekast? Ja, direct. Ik kom zoo bij je.’

‘Als U er maar aan denkt, dat de kalfsnier voor de luns temee opmoet.’ Ik zwelg in zaligheden nu Aatje kookt. Want dàt kan ze.

‘Ja ik kom.’

Voor haar uit stapte ik het huis weer binnen. Ik voelde, dat ze keek naar mijn nekharen, die aan de speld ontsnapt waren gedurende mijn uur van actie.

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(22)

En ik schudde ze een beetje luchtig, want ik laat me niet door een maagd, al staat ze dan stijf van de stijfsel, tiranniseeren. En het eerste wat ik zag bij het binnentreden van de eetkamer, was het sleutelmandje, dat me uitdagend aanstaarde vanaf het buffet.

Nu heb ik zoo'n flauw vermoeden, dat Aatje het mandje uit wraak - want ze beweert, dat ze bij haar laatste mevrouw over àlle kasten ging - verdonkeremaand heeft. Ik zal er nu een betere plaats voor opzoeken, bijvoorbeeld boven op de linnenkast of onder de matras. Hoewel dat toch ook wel lastig is. En het allernaarste is, dat ik na zeven maanden Huwelijks, de sleutels nog niet uit mekaar ken. Toen ik Aatje de provisiekast wilde ontsluiten om de ingrediënten voor een kalfsnier uit te geven - die had ik eerst 's avonds van buiten geleerd - paste geen enkele sleutel. Ik rukte en morrelde en draaide en stampvoette en Aatje stond doodnuchter tegen de deur geleund en zei, al ritselend: ‘Zoo temee breekt U het slot kapot.’

Ik gromde tusschen mijn tanden en werd klam van narigheid. Natuurlijk paste de allerlaatste clef. Hoogmoedig snuivend nam Aatje de kalfsnierbeweging van me aan, en twee uur later ontdekte ik pas, dat ik vergeten had de kast weer af te sluiten, zoodat ze in die tijd van de provisie heeft kunnen rooven, omdat ik niet precies weet wat er in staat.

Gek, Aatje irriteert me, zooals vroeger Hillegonda Julie deed. Leo zegt, dat ze hem wel geschikt lijkt en dat ze goede manieren bezit. En ik vermoed, dat Aatje op haar manier wel plezier in Leo heeft. Ze laat hem 's morgens uit en dan kijkt ze hem moederlijk na. Ik zwaai uit een van de vele ramen van S. & M., maar Aatje staat als een blauwbonte paal in de deur en trekt, wanneer de auto de hoek van de laan is omgesnord, zacht de deur weer achter zich dicht. Nee, ze is niet smijterig en stampend als Hillegonda was, eerder poesig en geluidloos; maar soms snak ik naar èen van Hillegonda's wilde buien

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(23)

en dan hàat ik de vischboer. Want ik weet zeker, dat zonder de vischboer, Hillegonda me tot in de Sahara zou zijn gevolgd.

Het is nu eind Mei en als ik uit het raam van Leo's kamer kijk, zie ik de hei zich uitstrekken tot waar de hemel de aarde schijnt te raken. Er ligt een blauwe gloed over de hei, en een paar witte vlinders fladderen in groote bogen op en neer. Het is stil.

Zoo stil is het, dat ik de bijen hoor zoemen beneden in de tuin; en de kalme tik van de groote staande klok in de hall dringt plechtig tot me door. Soms kan die stilte me beklemmen. En dan voel ik me eenzaam. Zòo eenzaam, dat de geheele lange dag zonder Leo me niet om door te komen lijkt. Dan sjouw ik als een getergde leeuw door het huis, plof op alle stoelen neer, maai met mijn armen en briesch tusschen mijn tanden. Ik durf dat Leo niet te vertellen, want het zal hem zoo vreeselijk teleurstellen. Hij is met al zijn kennis van bankzaken stukken poëtischer aangelegd dan ik. Wanneer we Zondags gaan wandelen, dan wordt hij stil van mooie luchten en vergezichten, en naar een dartele eekhoorn in een boom kijkt hij lang met welbehagen. Maar ik loop rustig de vergezichten voorbij, en mooie luchten zie ik heelemaal niet. Terwijl ik een eekhoorn slechts even lollig vind. O, het enthousiasme waarmee Leo Zondags kan zeggen: ‘Joost, zoo'n dag van rust en samenzijn, it is paradise.’ Dan zou ik toch wel een onmogelijk schepsel moeten zijn, om daar pal bovenop te beweren, dat ik snak naar een bioscoop en een vruchtensorbet in een tea-room. Gister was ik met Leo naar stad, en de dag na zoo'n escapade ben ik gewoonweg niet te genieten, inplaats van dankbaar en tevreden terug te zien op de gesmaakte geneuchten. Want het was werkelijk plezierig, en zoo'n dag buit ik uit tot op de allerlaatste minuut. We begonnen met ons 's morgens te verslapen. Aatje prevelde, dat de wekker niet was afgeloopen, niettegenstaande ze hem had opgewonden

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(24)

en losgezet, en toen Leo beweerde, dat dàt een onmogelijkheid was, kneep ze vertoornd haar tandelooze mond dicht. Maar ik hopste door de eetkamer, trok de muts over mijn ooren en zei: ‘O, shut up Leo, wat kan 't je schelen. Het hindert toch niets, dat je een half uur later komt.’

‘Nee, dat is zoo, maar in principe wil ik net zoo goed op tijd zijn als...’

‘Ja, dat weet ik al lang,’ interrumpeerde ik en ik streek over zijn kruin. Leo beaaide de door mij gestreelde kruin zorgvuldig en hij keek in de spiegel of de haren nog overeind stonden.

‘Joost, ga zitten en eet kalm af.’

‘Ik kan niet meer eten van piezelier.’ Ik viel over de tafel heen in een slinksche poging om Leo's pasgeschoren kin te wrijven. Maar hij pakte mijn hand vast.

‘Kom Joost, wees niet zoo'n baby. Je doet net, of het iets heel bijzonders is, dat je naar de stad gaat.’

‘Maar dat ìs het ook. Het is al minstens acht weken geleden dat ik er het laatst was.’

‘Twee, bedoel je zeker.’

‘Ook goed. Twee dan.’ Ik schoof de mij liefderijk aangeboden broodbak weer terug. ‘Nee, ik eet geen stuk meer, want Julie heeft natuurlijk een uitgebreide “luns”

klaar en die mòet ik eer aandoen. Anders denkt Julie, dat ik kwijn.’

Er kwamen lichtjes in Leo's oogen. Hij moet wel vaak lachen om de nonsens die ik over Julie debiteer, maar uit hoofde van zijn ‘prestigee’ bedwingt hij meestal bijvalsbetuigingen. Nu stond hij waardig op en hij blikte nog even in de miroir. Ik had mijn autojas al aangeschoten.

‘Ja, je bent mooi,’ zei ik. ‘Wees toch niet zoo ijdel, boy.’

‘Was jij maar wat ijdeler, baby. Kijk eens, wat beteekent die franje bij je ooren.’

‘O, die paar piekjes? Niets, dat zijn lokken.’ Ik duwde ze onder mijn muts. ‘Zoo beter? Wat zou je

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(25)

ervan zeggen, als ik mijn haar afknipte. Zou het me staan? Julie viel flauw zeg, wanneer ik me zoo ten haren huize vertoonde.’

‘Ik zie je best tot zoo'n dwaasheid in staat.’

‘Dwaasheid? Er loopen volksstammen vrouwen rond met korte manen. Die dame van “Pandoer”. je weet wel, op de andere hoek van de laan, heeft ook een

jongenspruikje. Maar hàar staat het niet.’

Leo haalde een sigaret uit zijn koker. ‘Jou zal het zeker wèl staan.’

‘Och, waarom niet, ik heb er wel een gezicht voor, dunkt me.’ Ik keek even voor mijn eigen genoegen schrikbarend scheel in de spiegel. Leo pakte mijn arm vast.

‘Als jij je haar afknipt, laat ik mijn baard staan,’ dreiede hij.

‘O, maar die vermink ik 's nachts wel,’ dreigde ik terug, gansch niet uit het veld geslagen. Ik ijlde nog even naar de keuken, en gaf Aatje, die daar zeer verongelijkt zat te ontbijten, nog gauw mijn allerlaatste instructies voor het eten van 's middags.

‘En mochten we niet thuiskomen, dan telefoneer ik wel even,’ zei ik er achteraan.

‘En dan ontferm jij je wel over de soep en de rest van het diner.’ Dit scheen Aatje hoopvoller te stemmen, tenminste ze wandelde plichtgetrouw achter me aan, om ook mij uit te laten en me als een blauwbonte paal na te staren. Maar er was niet de blik van genoegen in haar oogen toen ze naar Leo keek.

Leo wachtte al op me. ‘Kind, wat had je nog allemaal?’ zei hij.

‘O massa's. Aatje is woest op je zeg. Je moet haar vanavond maar afzoenen.’

‘Schei uit,’ verzocht Leo. ‘Heb je alles afgesloten?’

‘Alles!’ Wat ik jokte, want dat was me veel te vermoeiend en ik wist ook geen plaats voor het sleutelmandje. ‘Mag ik chauffeeren?’

‘Straks buiten het dorp.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(26)

Het was een heerlijke tocht. We vlogen door het slaperige dorp, en toen we, eenmaal daarbuiten langs de prachtige wegen reden, waar het voorjaar straalde in elke groene struik bezijden de weg, en waar de vogels ritselend opvlogen en zongen, hoog boven ons hoofd, toen had ik gewoonweg kunnen jubelen van plezier. Ik zoende Leo van louter geluk op zijn oor, zoodat de auto een onverwachte draai naar links nam. Maar Leo zei, en hij lachte: ‘Joost, op de openbare weg - it is shameful. Hier kwajongen, ga jij nu maar chauffeeren. Maar denk er aan, dat je kalm rijdt.’ Leo kan zoo schattig en vaderlijk doen, dan zou ik hem wel bij publieke gelegenheden kunnen omhelzen, maar er zijn ook wel dagen, dat je het ‘prestigee’ van zijn gezicht kunt schrapen, en dan fronst hij zijn wenkbrauwen al, wanneer ik slechts over ‘geduvel’ spreek in tegenwoordigheid van de dienstbare.

In de stad nam Leo het stuur weer van me over, nadat ik eerst bijna een kar met groente en een groenman daarachter tot gruzelementen gereden had.

‘Wat een benauwing hier, hè?’ zei Leo. ‘Vergelijk daarbij de heerlijke rust bij ons buiten Joost.’

‘Ja,’ knikte ik maar, hoewel ik net de stille overpeinzing had beëindigd, dat het rosse leven van de stad toch ook vol bekoring was, en dat de straatsteenen zoo genoegelijk glommen en de trams zoo opwindend voorbijklingelden. Bij de Bank vroeg Leo: ‘Ga je nog even mee naar binnen Joost? Papa begroeten?’ Maar ik wuifde afwerend met beide handen. ‘Nee, ga nu maar gauw. Anders denkt je vader nog, dat we samen in de auto een beetje gespelevaard hebben.’ Leo fronste zijn wenkbrauwen.

Hij kan het niet uitstaan, wanneer ik over zijn vader spreek, alsof ik niet tot hem in een zekere familiebetrekking sta.

‘Ga je nu direct naar Julie?’

‘Ja, maar eerst nog een beetje rondspiebelen. Winkels kijken. Dag geliefde.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(27)

‘Dag kind. Ik ben om half een bij jullie, hoor.’

Ik staarde hem na, toen hij het Bankgebouw binnentrad. Ik zag, hoe de portier hem eerbiediglijk. salueerde. Ik dacht plotseling verwezen: ‘Dat is nu mijn man. En in zekere zin is het ook mijn Bank!’ Ik keek eens omhoog bij het huis langs, en ik voelde me bij elke verdieping onwaardiger worden. Beslist gekleineerd richtte ik mijn schreden stadwaarts, en ik werd pas weer normaal, toen ik langs de bloemenmannen op het Plein stapte, die me allemaal tegelijk hun bossen seringen en rozen en primula's onder de neus douwden met de aanlokkelijke uitnoodiging: ‘'n Beketje juffrouw?

Een stuiver de rozen maar.’ Ik weerstond evenwel de verleiding, want Julie houdt niet van ‘Pleinbloemen.’ Ze vindt de papieren, waarin ze gewikkeld worden, vies, en ze zegt, dat je nooit weet, waar ze - de bloemen - vandaan komen. Dies slingerde ik me in een mondaine bloemenwinkel en kocht daar van een bediende, die plezier in me scheen te hebben, vijftien rozen van dertig cent per stuk. En met de achtelooze bloemen in mijn hand, flaneerde ik de stad verder door. Voor de kleine mol kocht ik een varken van pluche met èen oor en een schattig krulstaartje. Om half twaalf stond ik voor onze vroegere woning, die thans Julie's geluk omvat. De juweel-maagd deed me open. Ze heeft een vervelende manier om je te monsteren en een

geaffecteerde stem. Ik maak nooit praatjes tegen haar, en haar praatjes hoor ik onverschillig aan.

‘Mevrouw is in de serre, mevrouw wacht u al.’

‘Mooi,’ zei ik. ‘Vàng’. Ik gooide haar mijn autojas en mijn muts op de uitgespreide armen en liep de mij sedert mijn kindsheid bekende gang door. Alleen ligt er nu Julie's looper. In de serre zat Julie. Ze leunde behaaglijk achterover in een serrestoel van Broere, en boven haar lokken waaierde een palm.

‘Geliefde zuster,’ zei ik, terwijl ik de rozen voor

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(28)

haar op tafel neervleide. ‘Je lijkt wel de koningin van Sheba. Asjeblieft.’ Julie verhief zich loom en gracieus en drukte een zeer vormelijke zoen op mijn voorhoofd. Nu we elkaar slechts eens in de veertien dagen zien voelt ze zich verplicht me te omhelzen. Ik draag het gelaten.

‘Dag Joop. Hoe gaat het? Je ziet wat bleek.’

‘Emotie,’ zei ik en ik zakte in een andere stoel van Broere neer.

‘Hoe dat? Is er wat bijzonders?’ Julie monsterde me onderzoekend. Ik geloof, dat ze nog altijd de plezierige hoop heeft, dat ik op een goede dag van Leo zal wegloopen of op een andere manier het Huis van Dil schande zal aandoen.

‘Nee, dat niet. Maar zoo'n heele dag naar de stad beteekent heel wat voor een buitenmensch.’

Julie keek teleurgesteld. Ze pakte de rozen uit.

‘Prachtige bloemen Joop.’

‘Ivy-shop,’ zei ik aanprijzend.

‘Goed met Leo?’

‘Best, hij komt aanstonds koffiedrinken.’

Julie fronste licht haar wenkbrauwen.

‘Waar is mol? En waar zwerft Joachim rond?’

‘Baby is naar het Park met Nurse. En Jog is natuurlijk op school. Denk om mijn serretafel, Joop. En er hangt wat los in je nek, je speld dunkt me.’

Ik duwde de speld weer in zijn voegen. ‘Daar zal ik gauw geen last meer van hebben,’ zei ik vriendelijk, ‘want ik ga mijn haar afknippen.’

‘Nee-ee,’ zei Julie met een gezicht van: ‘Als je ons die schande aandoet....’

‘Ja,’ zei ik. ‘Wat kijk je tragisch, 't Is niets bijzonders. Er loopen volksstammen vrouwen rond met korte manen.’

Julie, die net elegant haar arm geheven had om het juweel te bellen voor koffie, liet die arm weer zinken.

‘Joop, ik dacht, dat je nu èindelijk wel eens verstandig zou worden. Wat zegt Leo er van?’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(29)

‘O, die engel vindt àlles best, wat ik doe.’

‘Die indruk heb ik anders niet van hem gekregen.’ Julie scheen met moeite een illusie op te geven. ‘En 't zal je heelemaal niet staan Jo, je hebt er absoluut geen gezicht voor.’

‘Zoo. Nou enfin, we zullen wel zien. Krijg ik nog koffie?’

Julie hief weer haar arm met het gracielijke gebaar. Het juweel schreed binnen en bekoffiede ons. Toen ze weer met wiebelende schouders en zachte tred verdwenen was, keek Julie zoo trotsch naar mij, als of zij aandeel had gehad in de vorming van 't juweel.

‘Het is een bijzonder meisje,’ zei ze verrukt. ‘Hoe bevalt de jouwe?’

‘O, gaat wel. Ik bemoei me niet met haar, anders zanikt ze.’

‘Maar je moet je juist wèl met haar bemoeien. Ik weet nu absoluut wat ik aan Lena heb, maar toch controleer ik haar steeds.’

‘Dag en nacht?’ vroeg ik vol belangstelling.

‘Nee Joop, maak er geen grapje van. Je kunt van mij toch licht eenige goede wenken aannemen.’ Julie keek beleedigd naar haar rose nagels.

‘Ja natuurlijk, ga door.’

‘Maar ik controleer haar, zonder dat ze het zelf weet.’

‘Stiekem? Lastig lijkt me dat zeg.’

‘Je moet natuurlijk een zekere tact bezitten.’

‘Ja, ja. En die ontbreekt mij ten eenenmale.’

‘Ik wil je altijd met plezier van advies dienen. Als je maar met je moeilijkheden bij me komt.’

‘O, asjeblieft.’ Ik bracht mijn arm voor mijn gezicht om op mijn horloge te kijken.

‘Mol is laat. Komt ze altijd zoo laat? Je wordt dik zeg.’

‘Nee-èe,’ gilde Julie bijna en ze streek over haar heupen en haar armen.

‘'n Beetje dunkt me. Je lijkt me zoo kolossaal onder die palm.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(30)

‘En Jog beweerde gister, dat ik nog zoo slank ben als een meisje van achttien.’

‘Nu ja, Jog, die kun je niet rekenen. Die heeft geen grein verstand van vrouwenomvang.’

Julie stond op. Ze bewoog zich tot voor de spiegel, die in de zijwand gevat zit. Ze draaide heen en weer en trachtte een indruk van haar rug te krijgen.

‘Hè Joop, ik ben nog net als vroeger. Waarom zeg je toch altijd zulke affreuse dingen?’

‘Ik dacht het werkelijk. Men kan toch wel een indruk van iemand krijgen? En ik snap heelemaal niet, waarom je er zoo'n spectakel over maakt. Je hebt een man en een kind en een nurse en een maagd en een werkster. Wat bommelt het dan nog, dat je opdikt? 't Zou mij geen lor kunnen schelen.’

‘De werkster gaat weg,’ zei Julie. Ze trachtte haar taille met twee handen te omspannen.‘Ik neem er nu een bellemeisje bij voor 's morgens en de halve middag.

Ik vind zoo'n werkvrouw in een afgedragen blouse eigenlijk een beetje vulgair, jij ook niet?’

‘Tja, je kunt haar moeilijk in zijden gewaden laten rondhopsen,’ peinsde ik. Toen klonken er vier schelle kreten in de gang. En een verrukkelijke krijschende kinderstem gilde: ‘Nee, nee, mee, mee..’

‘Daar is baby,’ zei Julie en ze zuchtte.

De deur woei open en binnen zwaaide al protesteerend Mol aan de hand van Nurse.

‘U hadt moeten kloppen,’ zei Julie en ze keek statig.

‘Ja mevrouw, maar baby liet me geen tijd,’ protesteerde Nurse zacht.

Ik was al bij het kleine geval neergeknield en had de kanten hoed van het blonde, blozende kopje gelicht. En ik zwaaide Mol in de lucht.

‘Toel,’ riep die vanuit de hoogte. ‘Beeb toel.’

‘Ze wil in haar stoel,’ vertaalde Julie. ‘Toe Joop, zet haar neer. Ze moet nog gewasschen worden ook. En trekt u haar de nieuwe kanten jurk aan, Nurse.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(31)

Ik was al bij het kleine geval neergeknield.

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(32)

‘Och laat dat schaap toch zoo. Krijg ik een kusje Mol? Toe, geef tante Joop een kusje.’

‘Nee,’ zei mijn veelbelovende nicht, en trappelend en schreeuwend werd ze weggevoerd. Haar geluid wees ons de weg naar de kinderkamer. Julie zuchtte weer.

‘Er is letterlijk niets met haar te beginnen. En Jog verwent haar zoo schromelijk.

Ze heeft geen grein ontzag voor Jog.’

‘Net als ik vroeger.’

Julie wist niet of ze hierop, na zooveel jaren, nog kon terugkomen. Ze beaaide de palm even. ‘Het is eigenlijk een last om haar aanstonds bij de lunch aan tafel te hebben. Nurse moet maar met haar in de kinderkamer eten.’

‘Och laat die lieve snuit toch bij ons zitten. Ik kom expres voor haar hier.’

‘O, je bent wèl vriendelijk.’

‘Nu ja, mèe om haar in elk geval. De kleine doddekop.’

‘Vin je 't een knap kindje?’ vroeg Julie en ze keek moederlijk afwachtend.

‘Ze heeft een leuk snuit. Er zit pit in. Ze lijkt het meest op Jog.’

‘Maar ze heeft mijn oogen,’ zei Julie trotsch. ‘'t Is alleen jammer, dat haar haar niet krullen wil.’

‘Och waarom, ze is zoo net een kleine sluike page.’ Ik voelde me zeer diplomatiek.

‘Wie is net een kleine sluike page?’ vroeg Jog, die binnenkwam, handenwrijvend, want als hij mij weer na een korte spanne tijds terugziet, is hij altijd een beetje verlegen. Misschien is hij wel lichtelijk épris van me.

‘Jij niet. Dag zwager.’

‘Zoo Josephine. Hoe gaat het?’

‘Tip-top. Wat zie jij bruin.’

‘O ja?’ Jog rekte zijn hals uit om in de spiegel te kijken. ‘Is je gemaal er nog niet?’

‘No Sir.’ Jog boog zich liefderijk over Julie. Ik

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(33)

wend nu mijn oogen niet meer af. Ik zie wel graag hoe andere getrouwde menschen elkaar begroeten.

‘Joop zegt, dat ik dik word,’ jammerde Julie.

‘Jij?’ Jog monsterde Julie, alsof ze een paard was. ‘Welnee, vrouwtjelief, je bent net, zooals ik je graag zie. Je bent mijn....’ de rest ging voor me verloren, doordat Jog zijn hoofd in Julie's hals stopte.

Toen schreed Leo binnen. Ik had hem niet hooren bellen, anders was ik hem wel in de gang tegemoet geijld. Nu wuifde ik hem toe vanuit de serre, en ik wachtte hem genoegelijk af, om Julie te demonstreeren hoe wij elkander begroeten. Ik knelde mijn armen om zijn boord, trok me lichtelijk op, en stak mijn beenen naar achteren, zoodat mijn voetzoolen bijna de vouwen van Jogs pantalon raakten. En ik omhelsde hem uitbundig, zonder te bedenken, dat Leo niet van publieke affecties houdt. Hij maakte dan ook zacht en onmiddellijk mijn armen van zijn boord los, en hij klopte me - vermoedelijk om een eventueele teleurstelling te verzoeten - vaderlijk op mijn rug.

‘Zoo kwajongen.’

‘Zoo Papa.’

Julie verschikte nog gauw iets in de haast aan haar coiffure en Jog kuchte en zag er verdacht uit met èen loodrechte piek haar naar boven. Julie inspecteerde de koffietafel. Ze verzette een glazen schaaltje en frunnikte even in de bloemen en ze deed zeer demonstratief. Ze is altijd een beetje kriegel tegen me, wanneer Leo in de nabijheid is.

‘Waar is de jongedame?’ vroeg Leo, terwijl we ons om de lunchtafel schaarden.

Gek, als ik het over Julie en haar bezittingen heb, moet ik altijd hoogdravende woorden gebruiken.

‘Dat behoef je niet te vragen,’ zei Jog. ‘Die daalt de trap af op 't oogenblik. Haar geluid vliegt haar vooruit.’

Julie voelde even met twee vingers aan haar

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(34)

voorhoofd. ‘Gek, dat ze altijd zoo schreeuwt.’ Ze keek naar Leo. ‘Ze heeft een doordringende stem, vin je niet?’

‘Ze zal later goed kunnen zingen,’ antwoordde ik in zijn plaats.

‘Weet je wel, wat jij vroeger joelde: Robert, mon Amour....’

Maar voordat iemand hierop kon ingaan trippelde Mol binnen en met een intonatie in haar stem, alsof ze minstens door Nurse op de trap was vermoord, gilde ze:

‘Papa-Pappie-ie-bij.’

‘Och, lieve prul, kom jij maar bij mij hoor!’ zei Jog en hij ving Mols nietsontziende schreden in zijn armen op.

‘Nee Jog,’ vermaande Julie, ‘zoo moet je niet tegen haar zijn. Ze kan toch niet altijd haar zin krijgen.’ Julie keek smachtend naar Leo. ‘Wat zeg jij ervan?’

‘Ja, maar deze jongedame ontwikkelt zoo'n geweldige wilskracht,’ zei Jog.

Leo haalde zijn schouders op. ‘Ik kan moeilijk zeggen, wat ik in Jog zijn plaats zou doen,’ verklaarde hij diplomatiek. Mol legde een bloot been met een half sokje op tafel tusschen de spiegeleieren in.

‘Jòg,’ kreet Julie. ‘Nee, nu moet ze in haar stoel, Nurse.’

Nurse, die steeds geduldig had staan wachten, nam spartelende Mol, die nog kans zag een melkglas van de tafel te zwiepen, onder de armen en wendde eenige

vruchtelooze pogingen aan, om haar in de kinderstoel naast Jog te krijgen. De mol gilde weer: ‘Pappie-ie.’ Jog wischte zijn voorhoofd af. Mol trapte en blies.

‘Voorzichtig toch Nurse,’ Julie fronste haar wenkbrauwen. Jog hield uitnoodigend de kinderstoel open. Mol vloog, als iemand, die aan de rekstok zweeft, in alle richtingen. Ik genoot! Maar toen stond Leo op. Hij stak zijn armen uit naar Mol.

‘Kom jij eens hier kleine meid.’ Mol staakte

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(35)

haar rekstokoefeningen en keek schuin naar Leo. Dan kneep ze nadenkend haar linkeroog dicht en met een oorlogskreet stortte ze zich letterlijk in Leo's armen.

‘Dat wordt een geweldige flirt later,’ voorspelde ik somber.

‘Zòo. En nu gaat baby lief in dat mooie kleine stoeltje zitten bij Papa. Brave kleine meid. Stoeltje dicht. Zòo.’

Ik smaakte nooit-gekende vreugde en ik keek triomfantelijk naar Julie.

‘Dat jij nu die macht niet hebt,’ zei Julie kribbig tegen Jog.

Die smeerde al verwoed een boterham en sneed hem in kleine reepjes voor de mol.

Maar Mol keilde het gansche bord tegen de vlakte, zoodat de jam tegen het buffet kwam te kleven. En ze verklaarde: ‘Nee, nee, niet bôham, niet booham. Mèèle.’

‘Waar is haar kroesje? Waar is de melk?’ vroeg Jog gejaagd. Maar Julie, met een strak-geknepen mondje, schoof Mols stoel een eind van de tafel en belde het juweel om de rommel op te ruimen.

‘Ze moet maar naar boven. Nurse, neem haar mee.’

‘Och nee,’ smeekte ik. ‘Ze is zoo interessant. Laat haar toch hier. Misschien kunnen wij haar voederen. Zal tante Joop je melk geven Molleke?’

‘Nee,’ schudde de Mol.

‘Oom Leo dan?’

‘Lelo,’ juichte de mol. Ze huppelde heen en weer in haar stoel. Toen schoot me mijn gekochte varken te binnen. Ik hield het Mol uitnoodigend voor. Ze greep er naar en smeet het met een vaartje naar het hoofd van het juweel, dat met een teiltje vol water binnenkwam.

‘Lelo,’ smeekte de Mol weer en haar onderlipje begon schattig en onbegrijpelijk te trillen.

‘Och, de hònd,’ zuchtte ik.

Maar Leo nam stoel en Mol op, zette het geheel naast zich neer en zei: ‘Handjes op tafel. Het andere

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(36)

handje ook.’ Twee kleine handjes werden bereidwillig op het blad van de kinderstoel neergelegd. ‘Mooi. Goed zoo. En nu gaan we lekker eten. Mondje open. Pràchtig.’

‘Zeg, jij hadt leeuwentemmer moeten worden,’ verklaarde Jog vol bewondering en hij stak zijn zakdoek weg.

‘Maar op het oogenblik coquetteert ze, die dochter van jou,’ zei ik.

‘Wat doet ze?’ vroeg Julie, en ze staakte even de contrôle over het juweel.

‘Kunnen we nu gaan eten vrouwtje?’

‘Ja. Is het je niet te lastig Leo?’

‘Welnee. We zijn wat een goeie maatjes, nietwaar Molly?’

Mol lachte uitdagend en wipte een stukje brood met haar tongpuntje weer uit haar mond op de grond.

‘Ze verstaat nog geen scherts,’ zei ik en ik wierp me op de spiegeleieren. Ik zag nog net hoe Julie een bedeesde rechterhand van Jog met een hoogmoedig gebaar wegwerkte en ik grijnsde van plezier. Waarop Jog uilig bemerkte:

‘Die Joop heeft nog maar steeds schik in haar leven.’

‘Waarom zou ik niet? Omdat ik nu toevallig getrouwd ben? Ik voel me nog net zoo vrijgevochten als toen ik bij jou in de klas zat Joachim.’

‘Bewaar me,’ zuchtte Jog. ‘Dan zul je heel wat met haar te stellen hebben Leo.’

‘O, dat gaat best,’ zei Leo, en hij keek even ‘Bankig’.

Tegen het eind van de ‘luns’, zei Julie: ‘Ik had jullie eigenlijk willen schrijven, maar het is toch misschien beter, dat ik er nu al over spreek. We wilden in Jogs vacantie een paar maanden naar het buitenland, en nu zitten we een beetje met Baby.

Zooals ze nu is, kan ze onmogelijk naar Noordwijk. Ze zou Ma te veel irriteeren.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(37)

‘Dan stuur je haar bij ons,’ stelde ik direct grif voor.

Maar Julie keek met een coquette blik naar Leo. ‘Hoe denk jij er over? Heb jullie geen reisplannen?’

‘O jawel. Maar pas in September. Papa gaat deze heele zomer naar Italië. Dan kan ik moeilijk gemist worden.’

‘Daar wist ik nog niets van,’ zei ik opkijkend van mijn zalm.

‘Het is pas eergisteren besloten. En meestal interesseer jij je niet bijzonder voor onze besluiten.’ Julie keek als iemand, die onraad snuift. Ik gunde haar dat genoegen niet. Ik schudde Leo even lichtelijk.

‘Je durft niet bekennen, dat je het vergeten hebt. Je bent een zeldzaam vergeetachtig exemplaar. Vind jij 't goed, dat Mol bij ons komt?’

‘O best. Stuur de jongedame maar gerust.’

‘Wil je mee met tante Joop?’

‘Nee-ee,’ riep Mol.

‘Met oom Leo dan?’

Ze sprong heen en weer. ‘Lelo, Lelo,’ zong ze.

‘Nu zoet gaan zitten.’

Recht zat het mollig lijfje. Zoet plakten de handjes op het stoelblad.

‘Ik vind het buitengewoon aardig van jullie,’ oreerde Julie. ‘Nurse komt mee natuurlijk. Dan heb je er toch niet te veel drukte van, Joop.’

En zooals altijd vroeger, wanneer Julie in iets haar zin had gekregen, werd ze nu ook geanimeerd en vroolijk en ze drong me drie keer zalm op, waar ik een regelrechte moord voor doe. ‘Jullie blijft natuurlijk eten vanmiddag,’ zei ze. ‘Ik heb er al op gerekend.’

‘Dan telefoneer ik vanmiddag naar de geliefde,’ zei ik vastbesloten.

Maar Leo protesteerde: ‘Nee Joost, laten we op tijd naar huis gaan. Anders wordt het weer zoo schromelijk laat vanavond. En ik heb nog te werken

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(38)

ook.’ Ik bedwong een prikkelbare aanvechting. Julie trachtte nog te overreden. Maar ik zei: ‘O, laat dat maar. Een man die jouw dochter kan temmen, is niet voor overreding vatbaar.’

‘Weet je wat, kom dan de week-end hier doorbrengen,’ stelde Jog hartelijk voor, en hij wuifde tegen Mol, die haar hoofd afwendde.

‘Komt Noortje Zaterdag niet logeeren?’ vroeg Leo.

‘Ja,’ zei ik. En op dat moment haatte ik S. & M., Aatje, Noortje, dorp, bakker, tuinman en Dorus en kriegel snauwde ik op een bemerking van Julie: ‘We moeten vanmiddag een visite maken bij Lotte de Wilde. Ze heeft zoo belangstellend naar je gevraagd.’ - ‘Dan is mijn heele middag ook nog naar de maan.’

‘Màn,’ echode Mol.

En Jog redde een even pijnlijke stilte door trotsch te verklaren: ‘Ja, ik geloof beslist, dat Joop gelijk heeft. Onze dochter is een zeldzame flirt.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(39)

Hoofdstuk III

Het was een prachtige Meidag. Op de nog witte grintpaden van onze tuin plaste de zon. Ik liep, binnensmonds neuriënd, de trap op naar boven, en in mijn hand zwaaide ik een pas ontvangen brief van Netty. Doordat ik me gansch in de stemming gevoelde, en ik altijd het ijzer moet smeden als het heet is, schreef ik haar maar onmiddellijk terug. En ik kladde het volgende:

Dear old Net,

In de hangmat tusschen de twee kale pereboomen achter in de tuin zwingelt Noortje.

Ze heeft me opgedragen je te groeten, wat ik hierbij doe, vòor ik het vergeet. Je weet, dat haar engagement af is hè? Ze raakt er nu een beetje over heen. Alleen staart ze nog wel vaak in het luchtledige en dan zucht ze, vooral wanneer Leo in de nabijheid is. Ik geloof, dat ze dat wel interessant vindt. Ze is wel veranderd in de laatste twee jaar en boomt graag over stand en afkomst en stamboomen. Maar dan word ik nijdig en ik tier. Gister heb ik nog gezegd, dat zij er geen sikkepitje beter om is, al is dan een overgrootvader van Ginkel in hofdienst geweest. Zij was altijd de eenige van de club, die over die dingen meierde, en ik geloof, dat ze denkt, dat Leo met zijn Bankrelaties die verhalen wel interessant vindt. Hoe vindt jij Noortje? Eerlijk?

Volgens mijn smaak ziet ze er niet onaardig uit, maar nogal sprieterig en bloeiend op de verkeerde plaatsen. Maar Leo zegt, dat hij haar allerliefst vindt en dat ze een toegewijde vrouw zal worden voor elke toekomstige, eventueele

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(40)

man. Geloof je, dat je te voren over zoo iets kunt oordeelen? Toen Leo en ik nog niet getrouwd waren, stelde ik me zoo voor, dat ik elke morgen uit mijn bed zou ijlen, om hem nog een kopje thee op zijn legerstede te kunnen offreeren. Kind, ik heb het net, welgeteld, zes keer gedaan. En nu sleep ik me 's morgens moeizaam van mijn sponde, wanneer Leo naar de badkamer gaat om zich te scheren, om tenminste nog gelijkelijk met hem klaar te zijn. En Leo voorspelt tragisch, dat er nog wel eens een tijd zal komen, dat ik heelemaal niet meer voor hem zal opstaan. Waarmee ik veroordeeld word tot de categorie der niet-toegewijde vrouwen te behooren. En ik moet me geweld aandoen om me niet in tegenwoordigheid van een

wèl-toekomstige-toegewijde vrouw stumperig en onhandig te gedragen. Zou dat jou ook niet zoo gaan? Nu heb ik alweer anderhalf kantje egoïst over mezelf doorgedaasd, terwijl ik er juist naar snak om over wat anders te praten. Hoe gaat het jou Nettie?

Je laatste brief was uit Batavia, waar Emiel en jij net behouden waren aan wal gestapt.

Nu hoor ik wel nader van je Indische bevindingen. Het lijkt me, zoo in de verte, een allernaarst land, maar misschien valt het dichtbij wat mee. Je kunt mij gerust alles schrijven. Alleen - en dit moet me even van mijn hart, niet boos worden hoor - ik heb niet graag dat je in je epistels nog met Jaap dweept en mij vraagt om hem jouw groeten te doen, wanneer ik hem eens zie. Dit laatste is, tusschen twee haakjes, absoluut buitengesloten, want ik geloof wel niet, dat Jaap zoo op zijn eentje in deze uithoek verzeilen zal, en ik zit hier vast als een muur. En zelfs, wanneer ik op de een of andere manier nog over hem mocht komen te vallen, dan nog zal jouw naam niet over mijn lippen komen. - Dat lijkt wel een zin uit een drama. - Want, stel, dat Jaap er harteleed van heeft, dat je met een ander bent getrouwd, dan zullen jouw groeten hem geen grein hoopvoller stemmen. En laat je Huwelijk hem

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(41)

onverschillig, dan interesseert het hem al bitter weinig, of jij in Indië nog aan hem denkt. Daarbij komt Net, dat jij Emiel, met een grootsch gebaar, verkozen hebt boven Jaap, en toch zeker niet, omdat hij dokter was en Jaap nog niets. Want dat zou me gloeiend van je tegenvallen. Toen je bij me kwam afscheidnemen was je radeloos van Emiel, weet je nog wel? Hij was zoo knap en zoo fijngevoelig en zoo teeder en zoo opgewekt! En nu jammer je, dat hij een kaal hoofd heeft en valsche tanden. Kind, dat had hij toen ook. Ziezoo, dat moest me even van mijn hart. En jij wilt deze tirade wel goedgunstig van me aannemen, naar ik hoop. We zijn toch al zeventien jaar bevriend. Nu even je laatste brief doorkijken, die ik aanstonds laat verdwijnen in een gloednieuwe cassette, die ik pas van Leo heb gekregen, omdat ik alle brieven - ook de jouwe - steeds liet slingeren, wat Leo voortdurend kriegel maakte. Eerst maar even je vragen beantwoorden. Met Pop gaat het best. Kees maakt iemand tureluursch met zijn gezanik over hun toekomstige woning, waar Pop nogal koel onder blijft.

Hij wil een hond en een zeilboot en een pianola. En als hij niet over het een zeurt, dan meiert hij wel over het ander. Ik griezel al, wanneer ik slechts aan hun toekomstige kinderen dènk. Want Kees is echt iemand, om voortdurend over zijn kind te hannessen.

Dat zal het liefste en het mooiste en het bevattelijkste kind van de wereld zijn. En dat heeft hij vroeger in Jog zoo afgekeurd, terwijl Jog juist zoo lief-naïef over Mol, alias Pakje, praat, en dan altijd een beetje verlegen kijkt, alsof hij er niets aan kan doen, dat de snuit zoo geworden is. Ze - Mol - komt in Juli een paar maanden bij me logeeren. Ik vlas er nu al op.

Had je dat vroeger ooit van Kees gedacht? Ik hoop nu maar, dat Pop hem in de toekomst remmen mag, want anders voorzie ik, dat Kees zich in gezelschap

onmogelijk zal maken. Met de andere luidjes gaat het best. Pien studeert hard, Loutje komt in

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(42)

Juli voor acht weken thuis, Connie kookt nog steeds afgrijselijkheden en gaat van de zomer naar Egypte, en Kit krijgt sociale neigingen. Die sjouwt vergaderingen af en debatteert heftig met Noortje, wanneer ze samen zijn. Want Noortje heeft een gruwel van Kits moderne begrippen.

Mijn echtgenoot maakt het, ondanks mijn niet-toegewijde zorgen, uitstekend. Kees beweert, dat hij er slecht uitziet. Maar op Kees kun je niet afgaan, dat weet je. En ons leven hier buiten rolt weinigbewogen daarhenen. Soms - maar hierop mag je in geen enkel epistel terugkomen - denk ik nog wel eens met iets als weemoed aan onze ongebonden tijd van vroeger terug. Als Julie dit las, zou ze triomfeeren: ‘Maar dan ben je unhappy, Joop.’ En toch is dat niet zoo. Ik ben werkelijk zeer in mijn schik, alleen lijken soms de dagen hierbuiten me wel heel lang, en vroeger stoven ze voorbij.

Ik heb het eens vagelijk tegen Leo gezegd, toen zei hij: ‘Maar kindjelief, interesseer je dan ergens voor. Ga weer pianoles nemen of zangles, het komt er niet op aan wat.

Als je werkelijk belangstelt in iets, kan een dag je nooit te lang vallen.’ - Maar ik heb geen grein talent voor degelijke muziek, alleen voor moppen en lessen zouden aan mij glorierijk verspild zijn. Ik ben ervan overtuigd, als Leo kon peilen het afgrijselijke waarmee ik soms een dag in ga, speciaal dagen, wanneer kamers een groote beurt krijgen, en je in de hall tolt over stoelen en kussens en tafeltjes - dan zou hij me voor waanzinnig verklaren. Een man is zoo heel anders. Ik weet zeker, dat Leo mateloos happy is, wanneer hij in zijn kamer zit met een afterdinner in zijn mond, de rooktafel vlak naast hem, en zijn lange beenen zoo lang mogelijk uitgestrekt.

Naast hem op een ander tafeltje ligt dan alle mogelijke lectuur, waarin hij af en toe eens bladert, maar meest staart hij perfectly tevreden naar de balken zoldering en af en toe strijkt hij mij eens afwezig onder mijn kin. Terwijl ik - wanneer ik een kwartier zoo gezeten

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(43)

heb, dan word ik al kriebelig. Dan prikt het in mijn rug of ik heb een gevoel, dat mijn haarspelden loodrecht in mijn bol steken, en dat ik alles liever zou willen, dan nog vijf minuten langer op die stoel zitten. Het is ellendig, temeer, omdat ik wel zoo goed als zeker constateeren kan, dat mijn jeugdige onrust nog een groote rol in mijn Stimmungen speelt. Wat hangen wij toch van tegenstrijdigheden aan mekaar, Net!

Ik zal heusch weer energiek aan mijn zedelijke verbetering moeten gaan werken.

Toch wel fijn, dat ik jou alles schrijven kan. Je mag me gerust op mijn kop geven, dat werkt vaak als een verfrisschende douche. Dag old Girl. Je kunt misschien 's nachts Emiel wel insmeren met het een of andere haarwater. Stel je voor, de glorie wanneer hij 's morgens mocht wakker worden met ontluikend dons op zijn tête. Er staan genoeg haar-recepten voor kaalhoofdigen in de krant. Als ze in Indië niet te krijgen zijn, dan stuur ik ze je wel van hier. En ik wil ook wel eerst stiekem op Leo's bovenlip proeven nemen want ze helpen ook voor snor en baardgroei. En die kunnen we altijd weer afscheren. Hou je maar taai hoor en stik niet onder de klamboe. Ik griezel wanneer ik daaraan denk en aan de ratelslangen op je tuinpad. Strijk Emiel van mij over zijn kruintje.

As ever Joop.

Toen ik beneden kwam, na mijn overvol gemoed bij Nettie te hebben uitgestort, vond ik Noortje met twee schrammen op haar handen en drie over haar gezicht, weer in de hangmat liggen. Ze was er, vermoedelijk door haar ongelijke dikten, uitgerold en in een bed ‘Laddies’ terechtgekomen. Ze keek eenigszins beleedigd, alsof ik er de schuld van was.

‘Wat ben je lang weggebleven Joop.’

‘Ja, de brief is op een dagboek uitgedraaid,’ zei ik.

‘Heb je mijn groeten gedaan?’

‘Oui. In de eerste zin.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

(44)

‘Wat woon je hier toch zàlig!’ Noortje zuchtte en keek met halfgeloken oogen naar S. & M., dat nog onbedorven, door geen groene, wuivende boomen bedekt, zijn achtergevel naar ons toestak. Ik plantte èen voet tegen de pereboom en zuchtte van de weeromstuit.

Noortje verhief zich energiek op haar elleboog en zei, me strak aanstarend: ‘Ik heb op 't oogenblik het land aan iedereen.’

‘Lastig voor je.’

‘Ik zou wel kunnen gillen!’

‘Ga je gang. Aatje zal alleen denken, dat je niet wijs bent. Maar 't kan mij niets schelen, dus als je er plezier in hebt....’

‘Joop, wees niet zoo ongevoelig.’

‘Kind, ik zwem de heele dag in medelijden. Wat is er nu weer?’

‘Anders was ik volgende maand getrou-ouwd,’ bibberde Noortje.

‘En nu trouw je volgend jaar misschien. Kom, kop op.’ Ik schommelde genoegelijk in mijn ligstoel heen en weer en zette me af tegen de pereboom.

‘Je weet niet, wat Hans voor me was.’ Noortje ging resoluut overeind zitten.

‘Pas op. Je kukelt er aanstonds weer uit. Denk aan de Laddies,’ voelde ik me verplicht haar te waarschuwen. Om de hoek van het tuinpad kwam Aatje aanwandelen, achter de rijdende theetafel. Ze had haar wenkbrauwen gefronst en ze leek lichtelijk vertoornd.

‘Wat is er? Is er wat met de soep?’ vroeg ik. ‘Of met het konijn?’

‘Het kenijn is prachtig,’ zei Aatje. ‘Maar nu heeft de slager voor morgen weer te veel vleesch opgeschreven.’

‘Dan moet je 't hem zeggen.’

‘Ik heb het onder zijn neus gewogen.’ Aatje stond recht en strak en tandeloos voor ons. ‘Maar hij durfde nog drukte te maken. Het is tuig mevrouw.’

Cissy van Marxveldt, Joop van Dil-ter Heul

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Maar een week voor Pinkster kwam er een brief van Maatje, waarin ze schreef, dat Vader zich niet prettig gevoelde, en tegen de reis opzag: ‘Het is niet ernstig hoor. Alleen een

Toen Gerda met Han naar huis liep, zei ze: ‘Marijke was in zo'n baldadig humeur, ik heb het maar niet met haar over haar toekomst gehad.. Maar ze krijgt het nog

Ze schudde haar hoofd, maar ze dacht aan haar nieuwe japonnetje, dat Lex nog niet had gezien..

Toen ik weer thuiskwam in de tax met al mijn bezittingen - ik had Pien beloofd, dat ik elke dag nog even zou aankomen, al was het alleen maar voor de hit, zooals Pien zuchtte -

‘Heb je je keus al op het een of ander bepaald?’ Toen kwam ik bij, zooals Kees zegt, en ik schudde diepzinnig mijn hoofd en zei: ‘Nee Pappert.’ Maar nu weet ik, wat ik toen nog

Later zei ze tegen Bert de Jong, toen ze ook zijn onwennige stappen naar de deur begeleidde: ‘O, ik zou best mijn hoofd op de vestibuletafel willen neervlijen en krijschen!’ En Bert

En even bepeinsde ze, dat het toch wel goed voor Marijke zou zijn, wanneer er een man in huis zou wezen, die haar af en toe eens aanpakken kon.. Ze keek even naar Chiel, zoals

Twee weken daarna - het was half Augustus, en Marijke had 's morgens een brief van Ruut gekregen, waarin hij haar opgewekt vertelde, dat hij voor zijn candidaats was gezakt, en dus