• No results found

De (ir)relevantie van de beoordelingsverklaring bij duurzaamheidsverslagen: De toegevoegde waarde vanuit het perspectief van de accountant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De (ir)relevantie van de beoordelingsverklaring bij duurzaamheidsverslagen: De toegevoegde waarde vanuit het perspectief van de accountant"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

duurzaamheidsverslagen: De toegevoegde waarde

vanuit het perspectief van de accountant

Samenvatting

Deze masterthesis heeft als doel om de toegevoegde waarde van de beoordelingsverklaring bij duurzaamheidsverslagen te bepalen, in vergelijking met de controleverklaring bij duurzaamheidsverslagen. Vanuit de theorie zijn er al verschillende onderzoeken gedaan naar de waarde van de accountantsverklaring en dit onderzoek haakt daarbij aan door middel van het enquêteren van registeraccountants in Nederland. Op basis van hun waardering van de toegevoegde waarde van een beoordelingsverklaring of een controleverklaring is een analyse uitgevoerd waarbij is gekeken of hier significante verschillen tussen zijn. Over het algemeen wordt door de respondenten de controleverklaring hoger gewaardeerd dan de beoordelingsverklaring, maar dat is niet significant aangetoond in de gewaardeerde toegevoegde waarde, bestaande uit betrouwbaarheid, transparantie en bruikbaarheid.

De accountantsverklaring bij duurzaamheidsverslagen heeft toegevoegde waarde, maar zou qua transparantie nog beter kunnen. Ook goede, duidelijke criteria en een wettelijke basis zouden een stevig fundament kunnen vormen voor extra toegevoegde waarde, welke dan door een team van accountants en specialisten in de vorm van assurance zou kunnen worden geleverd.

Masterthesis

Rijksuniverssiteit Groningen

Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Studie: Accountancy & Controlling

Arjan kleijn Winkel Studentnummer: 1771302

E-mail: arjankleynwinkel@gmail.com Begeleider: prof. dr. D.A. de Waard RA Tweede beoordelaar: drs. G.A. Dunnig

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterthesis, welke ingaat op de toegevoegde waarde van de beoordelingsverklaring bij duurzaamheidsverslagen. Hiervoor heb ik 4000 registeraccountants een enquête gestuurd en aan de hand daarvan heb ik mijn resultaten geanalyseerd en mijn conclusies getrokken. De thesis is geschreven in het kade van de afsluiting van de masteropleiding Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Mijn dank gaat uit naar alle respondenten die bereid zijn geweest de enquête in te vullen en mij van resultaten en bruikbare input hebben voorzien. Hen wil ik graag bedanken voor de tijd en moeite die ze in het invullen van de enquête hebben gestoken. Het was erg prettig om te zien hoe betrokken sommige respondenten waren bij het onderzoek. Daarnaast wil ik mijn begeleider bij de Rijksuniversiteit Groningen, Dick de Waard, bedanken voor de hulp die hij mij geboden heeft bij het uitkaderen van mijn onderzoek en de nuttige tips waarmee hij mij heeft voorzien. Dank gaat daarnaast ook uit naar Ernst & Young en dan met name de collega’s van kantoor Utrecht, alwaar ik de mogelijkheid heb gekregen om week in, week uit aan mijn scriptie te mogen werken en waar Erik Westra mijn begeleider was, die ik hiervoor speciaal wil bedanken. Tot slot gaat mijn dank ook uit naar mijn ouders, vriendin, vrienden en alle anderen die mij tijdens mijn scriptieperiode gesteund hebben en me van adviezen hebben voorzien.

Arjan kleijn Winkel

(3)

3

Inhoudsopgave

1 Introductie 4 1.1 Inleiding 4 1.2 Hoofdvraag 4 2 Wetenschappelijke bijdrage 6 3 Theoretische inkadering 7 4 Hypotheses 10

4.1 Beperkte mate van zekerheid 10

4.2 Toegevoegde waarde van assurance 12

4.2.1 Betrouwbaarheid 13

4.2.2 Transparantie 14

4.2.3 Bruikbaarheid 14

4.3 Positieve en negatieve assurance 15

4.4 Type registeraccountant 16 5 Onderzoeksopzet 16 6 Resultaten 18 6.1 Beschrijvende statistiek 18 6.2 Statistische analyse 25 6.2.1 Factoranalyse 25 6.2.2 ANOVA 27

6.3 Bij de enquêtes geplaatste opmerkingen 32

7 Discussie en conclusie 36

8 Referenties: 38

9 Bijlagen 42

9.1 Bijlage 1: Assurance Rapporten Enquêtes 42

9.1.1 Beoordelingsverklaring - negatief 42

9.1.2 Beoordelingsverklaring - positief 44

9.1.3 Controleverklaring 45

(4)

4

1

Introductie

1.1 Inleiding

De laatste jaren staat duurzaamheid wereldwijd steeds vaker op de agenda van ondernemingen. Rondom de discussie die in de wereld is aangegaan omtrent onder andere de opwarming van de aarde en het langzaam opraken van natuurlijke hulpbronnen hebben bedrijven zich op duurzaam ondernemen gestort. Dit is dan vaak om een betere reputatie of imago te creëren of uit een zuiver intrinsieke motivatie (De Waard, 2011). Om de buitenwereld extra overtuiging te geven van de duurzame bedoelingen wordt daarnaast ook een duurzaamheidsverslag opgesteld. Beter nog, er wordt een accountantsorganisatie of advieskantoor gevraagd hier assurance over te geven, zodat het voor het maatschappelijk verkeer duidelijk is dat ook een onafhankelijke externe partij heeft nagegaan of dat het duurzaamheidsverslag een goed beeld geeft van de werkelijkheid, waardoor de geloofwaardigheid wordt vergroot (Simnett, Vanstraelen en Chua, 2009). O’Dwyer en Owen (2005) stellen daarbij zelfs dat het hele idee van duurzaamheidsverslaggeving wordt ondermijnd zonder robuuste assurance daarover. Als er wordt gekozen voor het toevoegen van assurance heeft de onderneming de keuze tussen een beoordeling of een controle van het duurzaamheidsverslag, waarbij de beoordeling minder diepgang kent en dus minder zekerheid kan toevoegen.

Het is dan ook de vraag hoeveel een beoordelingsverklaring door dat lagere niveau van zekerheid nou eigenlijk toevoegt aan een duurzaamheidsverslag, en moet daarbij niet ook gewaakt worden voor overschatting? De Waard (2011) noemt dit in zijn inaugurele rede bijvoorbeeld ook “…de vraag of er door de beoordelingsverklaring niet meer zekerheid wordt

gesuggereerd dan wordt verstrekt. Of andersom: Dat het maatschappelijk verkeer niet meer waarde aan de beoordelingsverklaring toekent dan gerechtvaardigd is.” (pag. 23). Marcel

Pheijffer (2010) noemde de beoordelingsverklaring bij duurzaamheidsverslagen op zijn weblog op accountant.nl zelfs al “vaag en nietszeggend” en “schijnzekerheid toevoegend”. Deze twee voorbeelden geven aan dat er discussie bestaat over de toegevoegde waarde van een beoordelingsverklaring bij een duurzaamheidsverslag. Voegt deze daadwerkelijk wat toe aan het duurzaamheidsverslag of wordt de toegevoegde waarde hiervan juist overschat door het maatschappelijk verkeer? In mijn onderzoek wordt daar dieper op in gegaan door middel van het houden van enquêtes bij registeraccountants in Nederland. Allereerst zal hierbij een hoofdvraag worden opgesteld, waarna de wetenschappelijke bijdrage van dit onderzoek wordt uiteengezet, gevolgd door de theoretische inkadering. Hierna zal aan de hand van hypotheses het onderzoek verder worden uitgewerkt. Vervolgens wordt de opzet van het onderzoek verder uitgewerkt, waarna de resultaten die uit de enquêtes zijn gekomen worden weergegeven en geanalyseerd in respectievelijk de resultaten- en de discussiesectie.

1.2 Hoofdvraag

Zoals in de inleiding is aangegeven bestaat er in het publieke debat discussie over de toegevoegde waarde van de beoordelingsverklaring bij duurzaamheidsverslagen. Ook in de literatuur is hier niet altijd een eenduidig antwoord op. Verschillende onderzoeken hebben

(5)

5 daarbij al gekeken naar de manier waarop de accountant de afgegeven assurance communiceert (bijvoorbeeld: Hasan, Roebuck en Simnett, 2003; Hasan et al., 2005; Schelluch en Gay, 2006; Ruhnke en Lubitzsch, 2010; Coram et al., 2011; Low en Boo, 2012). Het onderzoek van Hasan et al. (2003) keek hierbij specifiek naar de waarde van ‘moderate assurance’ volgens aandeelhouders. Zoals verwacht zagen de aandeelhouders dit als minder zekerheid toevoegend dan ‘high assurance’. Wel bleek dat een verschil in bewoording van het assurance rapport ook voor een verschil in perceptie van de hoogte van de assurance kon zorgen. Echter werd er in dit onderzoek alleen naar de perceptie van aandeelhouders gekeken, en werd daarbij geen vergelijking getrokken met de waarde die accountants aan de assurance geven. Schelluch en Gay (2006) hebben deze vergelijking wel getrokken en kwamen daarbij tot de conclusie dat er een verschil bestaat in de perceptie van de accountant en die van opstellers en gebruikers van de jaarrekening met betrekking tot de betrouwbaarheid van het assurance rapport. Dit verschil in perceptie wordt ook wel de verwachtingskloof of ‘expectation gap’ genoemd. McEnroe en Martens (2001) hebben deze verwachtingskloof ook onderzocht, maar kwamen daarbij juist tot de conclusie dat investeerders meer verwachtten van een accountantscontrole dan dat accountants dat deden. Er is dus geen objectieve bepaling van de hoogte van de zekerheid die een accountant verschaft met zijn verklaring. En voor de beoordelingsverklaring is dat nog lastiger te bepalen dan voor de controleverklaring.

Aangezien duurzaamheidsverslagen door de aard van de te controleren informatie en het gebrek aan goede criteria lastig te controleren zijn wordt er sneller naar een beoordeling van deze informatie geneigd (Hasan et al., 2005). Al hebben er in de jaren na dit artikel nog verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van standaarden en zijn deze steeds verder verfijnd en verbeterd, waardoor de controle van duurzaamheidsverslagen steeds grondiger kan gebeuren. Hierdoor wordt er ook vaker gekozen om een controle in plaats van een beoordeling uit te voeren. Al is de aard van de informatie in de duurzaamheidsverslaggeving echter niet veranderd. Deze is veelal kwalitatief, daar waar financiële verslaggeving zich voornamelijk op de kwantitatieve informatie focust, waardoor de controle van de duurzaamheidsverslagen lastiger wordt. Accountants zien door hun ervaring sneller de beperkingen van kwalitatieve informatie voor de controle van de verslaggeving, in tegenstelling tot de gebruikers van de assurance rapporten, die hier minder rekening mee houden. Aan de andere kant kan het ook zijn dat de gebruiker juist het assurance rapport slechter waardeert dan de accountant. Doordat hier een verschil in bestaat, ontstaat er een verwachtingskloof.

Deze verwachtingskloof met betrekking tot de toegevoegde waarde van een beoordelingsverklaring bij duurzaamheidsverslagen staat centraal in dit onderzoek, met daarbij de volgende hoofdvraag:

Wat is het verschil in gepercipieerde toegevoegde waarde van een beoordelingsverklaring ten opzichte van de controleverklaring bij een duurzaamheidsverslag volgens registeraccountants?

(6)

6

2

Wetenschappelijke bijdrage

In het verleden zijn er al verschillende onderzoeken geweest naar het verschil tussen een beperkte mate van zekerheid en een redelijke mate van zekerheid. Hasan et al. (2005) hebben gekeken naar verschillende niveaus van assurance anders dan bij historische financiële informatie. Hieruit kwam naar voren dat de aard van de te controleren gegevens en het gebrek aan goede criteria er vaak voor zorgden dat er een beperkte mate van zekerheid (beoordelingsverklaring) werd afgegeven in plaats van een redelijke mate van zekerheid (controleverklaring). Daarnaast vonden ze ook dat de manier waarop de hoogte van de assurance wordt gecommuniceerd niet voldoende duidelijk is voor de gebruiker (Hasan et al., 2005).

Volgens Schelluch en Gay (2006) zorgt negatieve assurance, welke bij een beoordelingsverklaring wordt afgegeven, ook voor verwarring bij de gebruikers ervan. Daarnaast kwam uit dit onderzoek dat er een verwachtingskloof heerst tussen de accountant en het maatschappelijk verkeer. Ook Epstein en Geiger (1994) zien deze verwachtingskloof, waarbij het maatschappelijk verkeer meer zekerheid van de accountantscontrole verwacht dan de accountant kan geven. Dit in tegenstelling tot de verwachtingskloof van Schelluch en Gay (2006), waarbij, tegen de verwachting in, naar voren kwam dat juist de accountant zichzelf meer verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid toedichtte dan dat de gebruiker van de jaarrekening dat deed. Kamp-Roelands (2002) zag ook dat deze verwachtingskloof naar beide kanten zichtbaar was. Uit haar onderzoek bleek dat van de onderzochte bedrijven, zij in 36% van de gevallen meer zekerheid en in 25% minder zekerheid zagen dan door de accountant werd gedacht gegeven te zijn.

Deze verwachtingskloof vindt zijn oorsprong in de vertrouwensleer van Limperg (1932). Hierin wordt de accountant gezien als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer. Hij zal daarbij moeten proberen geen te hoge verwachtingen te wekken, maar daarbij ook geen tekortkomingen mogen vertonen in het vervullen van zijn functie. Het verschil hiertussen is de verwachtingskloof. Deze verwachtingskloof komt ook weer terug in het doel van dit onderzoek, namelijk om te kijken of het maatschappelijk verkeer niet te hoge verwachtingen heeft van een beoordelingsverklaring, of dat zij deze juist als overbodig beschouwt en het maatschappelijk verkeer dus een te lage verwachting heeft van de waarde van deze verklaring. In het geval dat de verwachtingskloof daadwerkelijk bestaat is het relevant voor de instanties die hier mee te maken hebben om hier op in te spelen. Verschaffers van assurance, standaard- en regelgevende instanties, en opstellers van het duurzaamheidsverslag kunnen er dan bijvoorbeeld voor kiezen om de tekst in het assurance rapport aan te passen (Schelluch en Gay, 2006), te zorgen voor een beter begrip bij de gebruikers (Epstein en Geiger, 1994), standaarden aan te passen (Epstein en Geiger, 1994), of voor een hogere mate van assurance te kiezen (Schelluch en Gay, 2006), dit alles om de verwachtingskloof te verkleinen.

In tegenstelling tot het onderzoek van Hodge, Subramanian en Steward (2009) en Low en Boo (2012) die het onderzoek naar de waarde van de accountantsverklaring deden onder studenten en Roebuck, Simnett en Lin Ho (2000) die vergelijkbaar onderzoek deden onder

(7)

7 aandeelhouders worden in mijn onderzoek registeraccountants gevraagd naar hun mening betreffende assurance bij duurzaamheidsverslagen. Dit is in overeenstemming met Schelluch en Gay (2006) en Ruhnke en Lubitzsch (2010). Zij beperkten zich echter tot openbare accountants, terwijl in mijn onderzoek alle soorten registeraccountants meegenomen worden. Het is van belang om registeraccountants naar hun mening over assurance bij duurzaamheidsverslagen te vragen, aangezien zij vanuit hun achtergrond en werkzaamheden veel ervaring hebben met accountantsverklaringen. Vanuit deze ervaring zouden ze goed in staat moeten zijn om de waarde van de gegeven assurance te kunnen bepalen. Daarbij zijn niet alleen openbare accountants, maar ook accountants in business, overheidsaccountants en interne accountants meegenomen in het onderzoek.

3

Theoretische inkadering

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een begrip waar ondernemingen steeds vaker en serieuzer naar gaan kijken. Sinds belangrijke rapporten als bijvoorbeeld het Brundtland rapport (1987), dat over het werken aan een duurzamere toekomst ging, is de roep om maatschappelijk verantwoord ondernemen toegenomen. In het Brundtland rapport (1987) werd duurzaamheid gedefinieerd als: “het voldoen aan de huidige behoeftes, zonder daarbij de mogelijkheden van toekomstige generaties om aan hun behoeftes te voldoen te beperken”. Ondernemingen spelen in op deze trend door zich steeds meer maatschappelijk verantwoord op te stellen en willen dit ook naar de buitenwereld toe tonen met een duurzaamheidsverslag, om zo goodwill uit de maatschappij te verkrijgen. Uit een onderzoeksrapport van KPMG (2011) is duidelijk zichtbaar dat meer en meer ondernemingen zich aan een duurzaamheidsverslag wagen. In 2011 had zelfs 95% van de grootste 250 ondernemingen in de wereld (G250) een duurzaamheidsverslag en was dit 64% voor de grootste 100 ondernemingen per land in 34 landen (N100). Ten opzichte van de respectievelijke 83% en 53% in 2008 en 64% en 41% in 2005 is er te zien dat het publiceren van een duurzaamheidsverslag steeds meer ‘common practice’ wordt.

Door dit stijgende aanbod van duurzaamheidsverslagen ontstaat ook de noodzaak van onafhankelijke controle daarop, waarin de accountant, inspelend op de hierboven geschetste veranderende economische situatie, een grote rol kan spelen. Ondernemingen laten hun duurzaamheidsverslagen controleren, waardoor deze voor hen en het maatschappelijk verkeer betrouwbaarder wordt en ze er hun reputatie mee kunnen vergroten (Simnett et al., 2009). Hierdoor krijgt het duurzaamheidsverslag meer toegevoegde waarde. Echter zitten hier nog wel wat haken en ogen aan. Waar financiële jaarverslagen door de wet zijn gereguleerd en er vaak een verplichte accountantscontrole voor geldt (Art. 2:393 BW), ligt dit bij duurzaamheidsverslagen anders. Een onderneming is niet altijd verplicht deze op te stellen en te publiceren, laat staan dat er een verplichte accountantscontrole voor nodig is (Veltrop en De Waard, 2007).

Het ontbreken van deze wettelijke basis geeft echter wel de ruimte voor signaling, wat staat voor het signaal dat wordt afgegeven door een handeling, in dit geval door een onderneming. Lennox en Pittman (2011) hebben dit onderzocht voor de accountantscontrole in het algemeen, door te gebruik te maken van een natuurlijk experiment bij de afschaffing van de controleplicht bij private bedrijven in het Verenigd Koninkrijk. Hierbij bleek dat bedrijven die

(8)

8 na de afschaffing van verplichte controle vrijwillig gecontroleerd wilden blijven worden een opwaardering van hun credit rating kregen. Dit was omgekeerd bij bedrijven die juist afzagen van een controle door een accountant (Lennox en Pittman, 2011). Hieruit blijkt dat de accountantscontrole door haar vrijwillige karakter vanuit signaling al toegevoegde waarde kan hebben.

Het ontbreken van de wettelijke basis voor de accountantscontrole bij duurzaamheidsverslagen zorgt er verder ook voor dat er, in tegenstelling tot bij het financiële jaarverslag, ook geen verplichte algemene richtlijnen zijn waaraan een duurzaamheidsverslag moet voldoen, of waaraan getoetst kan worden tijdens de accountantscontrole. De Global Reporting Initiative (GRI), AccountAbility en de International Audit and Assurance Standards Board (IAASB) hebben met respectievelijk de G3 guidelines (GRI, 2007), AA1000 (AccountAbility, 2003) en de ISAE 3000 (IAASB, 2004) wel richtlijnen opgesteld voor het maken van een duurzaamheidsverslag (Perego, 2009), maar deze dienen nog verder ontwikkeld te worden voordat ze effectief als criteria voor de accountantscontrole kunnen dienen (Veltrop en De Waard, 2007). Ook stellen Deegan, Cooper en Shelly (2006) dat door deze verschillende verschaffers van standaarden, er een grote variëteit ontstaat tussen de gebruikte definities en methodes en in de inhoud van het assurance rapport bij duurzaamheidsverslagen. Daarnaast zou het voor de uniformiteit van de duurzaamheidsverslagen een goede zaak zijn als er één standaard als dé standaard zou worden aangewezen. Op deze manier zouden de diverse verslagen van verschillende bedrijven gemakkelijker met elkaar te vergelijken zijn.

Het gebrek aan wettelijke basis voor de controle van duurzaamheidsverslagen zorgt er daarnaast ook voor dat er een verscheidenheid aan controleurs zijn. Waar bij de controle van financiële jaarverslagen door de wet hier nog de accountant wordt aangewezen als controlerende partij, is de onderneming bij haar keuze voor de controle van het duurzaamheidsverslag vrij om te kiezen wie zij deze taak toevertrouwt. Hier is dan ook een ontwikkeling zichtbaar dat zowel accountantsorganisaties vanuit hun geschiedenis en reputatie als onafhankelijke controleur, als adviesbureaus zich in deze markt gaan mengen. Deze adviesbureaus beroepen zich daarbij op hun specifieke kennis van maatschappelijk verantwoord ondernemen en aanverwante zaken (Perego, 2009). Hierbij merken O’Dwyer en Owen (2005) op dat accountants hierbij voornamelijk een voorzichtig standpunt innemen betreffende de conclusie over de betrouwbaarheid van het duurzaamheidsverslag, terwijl adviesbureaus meestal een zekerdere stellingname durven te hanteren.

Ook Hodge, Subramanian en Steward (2009) hebben onder meer gekeken naar het verschil in betrouwbaarheid tussen assurance van accountants of van consultants. Zij vonden hierbij weinig verschil in perceptie van betrouwbaarheid tussen de beide assurance verschaffers op zichzelf. Wel werd een assurance rapport met een redelijke mate van zekerheid, uitgegeven door een groot accountantskantoor, als betrouwbaarder beoordeeld dan een assurance rapport met een redelijke mate van zekerheid, uitgegeven door een adviesbureau. Daaruit blijkt dat een accountant vanuit zijn functie extra zekerheid kan toevoegen. Uit een ander onderzoek, van Mock, Strohm en Swartz (2007), kwam daarnaast naar voren dat Big Four assurance verschaffers veelal gebruik maken van een standaardaanpak tot het geven van assurance, waardoor de vergelijkbaarheid vergroot wordt.

(9)

9 Echter, zoals bleek uit het onderzoek van Ball, Owen en Gray (2000), moet er wel op gelet worden dat de onafhankelijkheid van de accountant niet in het geding komt. Zij zagen dat dit eind vorige eeuw niet altijd even goed in acht werd genomen. Wat dan weer een gevolg kan zijn van de grotere concurrentie van de open markt voor assurance. Deze conclusie wordt in een later onderzoek van O’Dwyer en Owen (2005) nog wel afgezwakt, maar het blijft wel een factor om rekening mee te houden. Edgely, Jones en Solomon (2009) zagen ook bewijs voor dit fenomeen, ook wel ‘managerial capture’ genoemd. Daarbij zagen zij ook dat belanghebbenden steeds meer inbreng hadden bij het geven van assurance bij duurzaamheidsverslagen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat dit zowel toegevoegde waarde voor de belanghebbenden, als voor het management heeft en dus wat dat betreft een goede ontwikkeling is in de toegevoegde waarde van assurance bij duurzaamheidsverslaggeving. Al kwamen O’Dwyer en Owen (2007) hier tot een andere conclusie met betrekking tot het aandeel van belanghebbende betrokkenheid bij de assurance. Zij zagen juist dat stakeholders nog te weinig bij het assuranceproces worden betrokken.

O’Dwyer, Owen en Unerman (2011) zien bij de totstandkoming van een assurance rapport drie belanghebbenden: klanten die een assurance report vragen over het door hun opgestelde duurzaamheidsverslag, niet-klant gebruikers van het assurance report en de interne risicoafdeling van de verschaffer van de assurance, welke de bewoording van het rapport opstelt. Deze hebben er allemaal baat bij dat het rapport helder en duidelijk wordt opgesteld en vormgegeven, zodat de betrouwbaarheid en transparantie ervan vergroot wordt.

Uit een vergelijking tussen de rapporten van KPMG in 2005, 2008 en 2011 naar de hoeveelheid ondernemingen met een assurance rapport bij het duurzaamheidsverslag blijkt dat hier relatief een lichte stijging in zit. Waar in 2005 nog maar 30% van de duurzaamheidsverslagen van de G250 bedrijven en 33% van de duurzaamheidsverslagen van de N100 bedrijven een assurance rapport had, lagen deze cijfers met respectievelijk 40% en 39% in 2008 en 46% en 38% in 2011 al weer wat hoger (KPMG, 2011). In 2011 was er voor deze ondernemingen ook een voorkeur te vinden voor de Big Four accountantsorganisaties. Van de gecontroleerde duurzaamheidsverslagen was in 2011 bij de G250 bedrijven 71% door een Big Four kantoor gecontroleerd, waar dit bij de N100 op 64% lag (KPMG, 2011).

Zoals hierboven is vermeld bleek uit het onderzoek van O’Dwyer en Owen (2005) dat accountantsorganisaties vaak meer terughoudendheid hebben in hun oordeel over de getrouwheid van het duurzaamheidsverslag dan adviesbureaus. Hasan et al. (2005) geven hierbij aan dat de aard van de materie en de al eerder genoemde onvolledige criteria er toe leiden dat accountants vaker een beoordelingsopdracht dan een controleopdracht uitvoeren. Inherent aan het kiezen voor een beoordelingsopdracht ten opzichte van een controleopdracht is de mindere diepgang van het onderzoek.

Als we de bovengenoemde onderzoeken in een model samenvatten kan de vraag naar de toegevoegde waarde van de beoordelingsverklaring als volgt worden weergegeven:

(10)

10 Schema 1: Onderzoeksmodel

4

Hypotheses

4.1 Beperkte mate van zekerheid

Van oudsher heeft de accountant de functie om een controle op de financiële cijfers van ondernemingen uit te voeren. Echter, Carmichael (1974) zag in de jaren ’70 dat er in die tijd ook vaak door investeerders beslissingen werden gemaakt op basis van informatie waarop geen controle verplicht was, welke moeilijk te controleren was, of waarop voor de gebruiker een controle niet noodzakelijk was. Deze informatie was daardoor niet gecontroleerd en dus minder betrouwbaar. Hier zag hij een rol voor de accountant weggelegd, waarbij er verschillende niveaus van zekerheid gehanteerd dienden te worden. Informatie zou in plaats van de achterwege blijvende controle, een beoordeling kunnen krijgen, waardoor deze meer waarde krijgt voor de gebruiker.

Deze beoordeling van informatie heeft een beoordelingsverklaring tot gevolg. Deze kan dan, naar gelang de bevindingen tijdens de beoordeling, goedkeurend, met beperking of afkeurend zijn. Deze vorm van assurance komt het meest voor in de vorm van negatieve assurance, wat wordt veroorzaakt door de manier waarop de beoordelingsverklaring is opgesteld. Een voorbeeld hiervan is:

Uit onze werkzaamheden is niet gebleken dat het Verslag, in alle van materieel belang zijnde aspecten, onjuist is weergegeven uitgaande van de G3.1 Guidelines van de Global Reporting Initiative

KPN (2011)

Uit de negatieve formulering van het assurance rapport blijkt al de mindere mate van zekerheid. Er wordt immers niet gesteld dat de informatie die in het duurzaamheidsverslag is opgenomen een juist beeld geeft van de werkelijkheid, maar juist dat er niet uit de werkzaamheden is gebleken dat er onjuistheden zijn weergegeven. Deze kunnen echter wel bestaan, maar zijn dan niet opgemerkt door de beperkte diepgang van het onderzoek. Gray (2000) stelt daarbij ook dat deze vorm van assurance misleidend kan werken voor de gebruiker van het verslag. Door de toegevoegde assurance kan de gebruiker ten onrechte een te positief beeld krijgen van de betrouwbaarheid van het verslag.

Toegevoegde waarde aan een duurzaamheidsverslag Geen

verklaring verklaring Controle

Geen Veel

Beoordelings verklaring

(11)

11 Botica Redmayne en Walthus (2011) hebben in een onderzoek in Nieuw Zeeland ‘Big Five’ (Big Four plus Audit Nieuw Zealand) en ‘niet-Big Five’ kantoren gevraagd naar volgens hen de hoogte van zekerheid van de controleverklaring en de beoordelingsverklaring. Hierbij gaven de ‘Big Five’ kantoren een waardering van respectievelijk 80% en 50% zekerheid en de ‘niet-Big Five’ kantoren een waardering van respectievelijk 87% en 72% zekerheid voor de controleverklaring en de beoordelingsverklaring. Hieruit blijkt al dat er onduidelijkheid bestaat rond de waardering van de zekerheid die de verklaring toevoegt aan het gecontroleerde of beoordeelde verslag. Opmerkelijk is het daarnaast ook dat de controleverklaring hierbij een zekerheid van 80% of 87% wordt meegegeven. Deze is aanzienlijk lager dan de vaak aangenomen maar niet expliciet in de regelgeving vastgelegde 95% zekerheid voor controleverklaringen. Wel komt uit het onderzoek naar voren dat de controleverklaring in beide gevallen meer zekerheid toevoegt dan de beoordelingsverklaring, en dat de beoordelingsverklaring in de ogen van accountants ook wel degelijk zekerheid brengt (Botica Redmayne en Walthus 2011). In een ander onderzoek, van Pillsbury (1985), werd er een verschil gemaakt in hoogte van zekerheid tussen een positieve beoordelingsverklaring en een negatieve beoordelingsverklaring, waarbij de positieve variant het hoogst scoorde op zekerheid. Dit voegt nog een extra dimensie toe aan de discussie omtrent de toegevoegde waarde van de beoordelingsverklaring, aangezien de bewoording van het assurance rapport dus ook uitmaakt voor de perceptie ervan.

Volgens Gray (2001) is de voornaamste controlerichting bij de controle van een duurzaamheidsverslag volledigheid. Er wordt dus gekeken of er geen belangrijke informatie in het verslag mist die het beeld ervan zou veranderen. Omdat nou eenmaal niet alles kan worden waargenomen en dus niet zeker is of er informatie onterecht niet wordt vermeld, wordt er bij de controle van duurzaamheidsverslagen sneller voor een beoordeling en negatieve assurance gekozen. Volgens Gray (2001) schiet de controle van duurzaamheidsverslaggeving hierdoor tekort, wat ook weer slecht is voor de geloofwaardigheid van de verslagen en de toegevoegde waarde ervan voor het maatschappelijk verkeer. Manetti en Becatti (2008) gaan daarbij zelfs zo ver dat ze stellen dat door het intrinsieke karakter van de te controleren informatie, een redelijke mate van zekerheid nooit gegarandeerd kan worden bij duurzaamheidsverslaggeving. Het inschakelen van verschillende experts kan daarbij echter wel de kwaliteit van de werkzaamheden verhogen.

Een ander onderzoek naar het verschil tussen de controleverklaring en de beoordelingsverklaring is dat van Low en Boo (2012). Zij keken naar het toevoegen van een contrasting statement, welke in een assurance rapport het verschil in diepgang van de controle aangeeft tussen een controleverklaring en een beoordelingsverklaring en welke bij volgens de ISAE 3000 opgestelde beoordelingsverklaringen verplicht is. Zij vonden dat het toevoegen van een contrasting statement bij goed geïnformeerde respondenten extra begrip toevoegde omtrent het verschil tussen de twee type verklaringen. Voor mensen met weinig achtergrondkennis bleek dit begrip er alleen te komen als ook de controleverklaring een contrasting statement bevatte (Low en Boo, 2012). Hieruit blijkt dus ook dat niet voor alle gebruikers even helder is wat de verschillende verklaringen inhouden.

(12)

12 Ook Hasan et al. (2003) hebben onderzoek verricht naar de beoordelingsverklaring. Zij keken naar de waarde hiervan ten opzichte van de controleverklaring en maakten daarbij ook nog onderscheidt tussen vier verschillende vormen van beoordelingsverklaringen, waaronder positieve en negatieve assurance. Daarnaast werd ook gekeken naar hoe deze het beste gecommuniceerd kan worden. Volgens het onderzoek ervaren de gebruikers bij de beoordelingsverklaring een lagere mate van assurance dan bij de controleverklaring. Daarbij dient wel vermeld te worden dat de assurancevorm ‘opinion on procedures’ qua assurance even hoog werd beoordeeld als de controleverklaring. Dit terwijl het door de onderzoekers wel tot de beperkte assurance werd gerekend. Een aparte paragraaf over de inherente beperkingen van het onderzoek had daarbij geen effect op de hoogte van de waargenomen assurance. Ook was er geen waarneembaar verschil tussen positieve en negatieve assurance (Hasan et al., 2003).

Blackwell, Noland en Winters (1998) hebben daarnaast naar de waarde van het assurance rapport in de relatie met de hoogte van interest bij aangegane leningen gekeken. Zij kwamen hierbij tot de conclusie dat de interest voor gecontroleerde bedrijven significant lager is dan voor niet gecontroleerde bedrijven. Bandyopadhyay en Francis (1995) hebben een vergelijkbare relatie onderzocht, alleen namen ze daarbij ook het verschil mee tussen de beoordelingsverklaring en de controleverklaring en de waarschijnlijkheid dat er een lening werd verstrekt. Ook hier kwam de controleverklaring het beste uit de bus, gevolgd door de beoordelingsverklaring, die nog wel steeds een lagere rente en een grotere waarschijnlijkheid op een lening bracht dan dat er zou zijn als er geen assurance zou zijn verleend.

Gay, Schelluch en Baines (1998) hebben in hun onderzoek gekeken naar de gevolgen van het beoordelen of controleren van een jaarrekening voor de perceptie van de gebruikers. Volgens dit onderzoek deelden de aandeelhouders de accountant minder verantwoordelijkheid en het rapport minder betrouwbaarheid en beslissingsnut toe bij een beoordeling dan bij een controle. De verantwoordelijkheid van accountants en de betrouwbaarheid en het beslissingsnut van het rapport werden echter door aandeelhouders lager geschat dan door de accountants zelf. Hier is een deel van de verwachtingskloof zichtbaar (Gay, Schelluch en Baines, 1998).

4.2 Toegevoegde waarde van assurance

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de toegevoegde waarde van assurance voor het maatschappelijk verkeer. Hierbij wordt vooral gekeken naar de perceptie op dit gebied. Vanuit de mindere diepgang bij de beoordelingsopdracht ten opzichte van de controleopdracht zou de toegevoegde waarde van een beoordeling ook lager beoordeeld moeten worden, zoals ook al is gebleken uit het hierboven genoemde onderzoek onder het kopje ‘beperkte mate van zekerheid’. De basis van de zekerheid die door assurance aan een duurzaamheidsverslag wordt toegevoegd is vertrouwen of betrouwbaarheid (Dando en Swift, 2003). In dit onderzoek is er voor gekozen om de toegevoegde waarde van assurance uit te splitsen in verschillende onderdelen. Naast betrouwbaarheid bestaat deze ook uit transparantie en bruikbaarheid.

(13)

13 4.2.1 Betrouwbaarheid

Zoals hiervoor vermeld is betrouwbaarheid of vertrouwen de basis voor de zekerheid die een assurance rapport toevoegt aan duurzaamheidsverslag (Dando en Swift, 2003). Hierbij draait het om het vertrouwen dat wat in het assurance rapport staat ook een goede weergave is van het duurzaamheidsverslag. Heeft de accountant door zijn uitgevoerde werkzaamheden wel een goed beeld van de onderneming kunnen krijgen?

Taylor, DeZoort, Munn en Thomas (2003) stellen dat betrouwbaarheid zo belangrijk is, dat een accountant zich vooral zou moeten focussen op het in schijn en wezen betrouwbaar zijn in plaats van het in schijn en wezen onafhankelijk zijn. Volgens hen is het namelijk erg lastig om volledig onafhankelijk te zijn, aangezien een accountant toch van zijn betaling van de opdrachtgever afhankelijk blijft. Taylor et al (2003) noemen betrouwbaarheid de voorwaarde waarbij stakeholders consistent geloven dat het werk en de mening van de accountant geloofwaardig is en hier op vertrouwd kan worden. Zij zien deze betrouwbaarheid als hoeksteen onder het beroep van accountant. Zij stellen dat het primair de taak is van een accountant om assurance te geven en dat de kern hierin zit in het betrouwbaar zijn. De gebruiker van de gecontroleerde informatie moet er immers op kunnen vertrouwen dat wat de accountant beweerd juist is (Taylor et al, 2003). Ondanks dat dit onderzoek vooral gericht is op de betrouwbaarheid van de accountant achter de verklaring, zou dit ook doorgetrokken kunnen worden naar de verklaring zelf. Zonder een betrouwbare accountant heeft de verstrekte verklaring minder waarde, maar ook als de verklaring is opgesteld door een, volgens de publieke opinie, betrouwbare accountant kan deze verklaring zo verwoord zijn dat er enige scepsis ontstaat over de betrouwbaarheid ervan.

Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de beoordelingsverklaring of de controleverklaring bij duurzaamheidsverslagen zijn er verschillende mogelijkheden. Zo kunnen de registeraccountants die in dit onderzoek zijn benaderd de negatieve bewoording van een beoordelingsverklaring zien als een factor waardoor deze verklaring minder betrouwbaar is. In hoeverre kun je immers op een verklaring vertrouwen waarin niet expliciet wordt gesteld dat wat er in het duurzaamheidsverslag staat een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid. Aan de andere kant kan het ook zijn dat het kwalitatieve karakter van de gecontroleerde informatie aanleiding geeft tot twijfel over de controleerbaarheid ervan en over de expertise van de controlerend accountant. Deze twijfel kan er voor zorgen dat de controleverklaring als minder betrouwbaar wordt gezien, aangezien men volgens deze theorie niet met zekerheid zou kunnen stellen dat de informatie een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid. Een factor die hierbij een rol kan spelen is de hoeveelheid verrichte arbeid die nodig is geweest om tot de verklaring te komen. Als dit relatief weinig is, zal de verklaring als minder betrouwbaar worden ervaren. Immers, er is dan te weinig gedaan om de conclusie te ondersteunen. Volgens Roebuck, Simnett en Lin Ho (2000) dient de hoeveelheid verrichte arbeid echter wel transparant uit het assurance rapport te blijken. Als dit niet zo is, is de respondent onverschilliger tegenover de relatie tussen de hoeveelheid verrichte werkzaamheden en de mate van zekerheid die gerapporteerd werd. Hieronder wordt verder ingegaan op dit tweede aspect van de toegevoegde waarde van assurance.

(14)

14 4.2.2 Transparantie

Het tweede onderdeel van de toegevoegde waarde van assurance is transparantie: In hoeverre blijkt uit de verklaring welk niveau van zekerheid wordt gesuggereerd? Hier zijn verschillende onderzoeken naar geweest, waarbij vaak ook bleek dat de bewoording van het assurance rapport invloed heeft op de gepercipieerde mate van zekerheid, en daardoor vaak ook nog wat duidelijker kan (Roebuck, Simnett en Lin Ho, 2000; Hasan et al., 2003; Hasan et al., 2005). Roebuck, Simnett en Lin Ho (2000) gaven hierbij aan dat de assurance rapporten niet altijd even goed begrepen werden. Zij richtten zich specifiek op de paragraaf met daarin de verrichte werkzaamheden. Respondenten konden hieruit lastig bepalen met hoeveel zekerheid het onderzoek was verricht. Er zou overwogen moeten worden om met een alternatieve en duidelijkere bewoording te komen, waardoor de lezer van het assurance rapport ook zelf uit de paragraaf met de verrichte werkzaamheden goed kan bepalen hoeveel zekerheid die werkzaamheden zouden bieden.

Coram et al. (2011), hebben daarnaast ook gekeken naar de communicatieve waarde van het assurance rapport. Zij vonden dat deze minimaal is, afgezien van de communicatie van het betrouwbaarheidsniveau. Minder standaardisatie bij het assurance rapport zou er voor kunnen zorgen dat gebruikers hiervan deze rapporten ook beter doorlezen.

Een andere invloed op de transparantie is het uniform gebruik van standaarden. Dando en Swift (2003) zagen daarbij dat doordat deze uniformiteit er nog niet is, verschillende duurzaamheidsverslagen bijna onmogelijk met elkaar te vergelijken zijn.

Hasan et al. (2003) en Hasan et al. (2005) zagen in hun onderzoek dat de gebruikers van de assurance niet altijd even goed onderscheid kunnen maken tussen een beperkte en een redelijke mate van zekerheid. Ten aanzien van de transparantie van de beoordelingsverklaring en de controleverklaring in dit onderzoek wordt echter verwacht dat de controleverklaring als transparanter zal worden bestempeld. Vanuit de opleiding en achtergrond van de registeraccountants wordt verondersteld dat ze bekend zijn met de verschillen tussen de verschillende verklaringen. Ondanks dat zorgt de negatieve bewoording van de beoordelingsverklaring er wel voor dat het minder transparant is wat de verklaring toevoegt aan het duurzaamheidsverslag. Dit laatste is een onderdeel van de bruikbaarheid, welke hieronder nader wordt toegelicht.

4.2.3 Bruikbaarheid

Het derde aspect van de toegevoegde waarde van assurance is de bruikbaarheid ervan. Hier gaat het om het nut ervan voor de gebruiker van het duurzaamheidsverslag. Verwacht wordt dat de beoordelingsverklaring voor de gebruiker als minder nuttig wordt ervaren, aangezien er geen duidelijk statement wordt ingenomen, zoals dat bij de controleverklaring wel het geval is.

Uit onderzoek van Coram, Monroe en Woodliff (2009) naar de waarde van assurance kwam naar voren dat gebruikers van de gecontroleerde informatie meer waarde hechten aan assurance bij positieve niet-financiële toelichting dan bij negatieve niet-financiële toelichting. De gebruiker ziet dus meer belang in het controleren van informatie die voor een positief beeld van een onderneming zorgt. Deze positieve informatie wordt van zichzelf minder betrouwbaar geacht.

(15)

15 Gay, Schelluch en Baines (1998) zagen bij hun onderzoek naar de perceptie van accountants en aandeelhouders naar hetgeen dat uitgedragen wordt door het assurance rapport bij een jaarrekening, dat accountants dit rapport meer besluitvormingsnut toedichtten dan dat aandeelhouders dat deden. Aandeelhouders geloofden echter wel dat een controle van deze gegevens meer besluitvormingsnut opleverde dan een beoordeling hiervan.

Samenvattend wijst literatuur op het gebied van de toegevoegde waarde van assurance in de richting van een grotere betrouwbaarheid, transparantie en bruikbaarheid van de controleverklaring ten opzichte van de beoordelingsverklaring. Maar ondanks dat voegt de beoordelingsverklaring nog steeds waarde toe aan een duurzaamheidsverslag. Vanuit dit achterliggende onderzoek ben ik tot de volgende hypotheses gekomen:

Hypothese 1: Een beoordelingsverklaring biedt meer gepercipieerde toegevoegde waarde voor een duurzaamheidsverslag dan geen assurance.

Hypothese 2: Een beoordelingsverklaring biedt minder gepercipieerde toegevoegde waarde voor een duurzaamheidsverslag dan een controleverklaring.

4.3 Positieve en negatieve assurance

Zoals al eerder is genoemd speelt de bewoording van het assurance rapport een rol bij de bepaling van de toegevoegde waarde ervan. Daar waar de bewoording van de controleverklaring positief is kan deze bij de beoordelingsverklaring zowel positief als negatief zijn. Hierbij worden de positieve beoordelingsverklaringen voornamelijk door niet-accountantsorganisaties uitgegeven, terwijl niet-accountantsorganisaties zelf zich beperken tot de negatieve beoordelingsverklaring. Omdat de verschaffer van de assurance ook een ander beeld van de toegevoegde waarde kan geven is deze in dit onderzoek gelijk gehouden en is er uitgegaan van een Big Four assurance verschaffer. Dit is ook het geval voor de positieve beoordelingsverklaring, ondanks dat deze over het algemeen niet door een Big Four wordt uitgegeven.

Ruhnke en Lubitzsch (2010) geven in hun onderzoek aan dat de positieve of negatieve vorm van de assurance een factor is die de hoogte hiervan beïnvloedt. Meer specifiek vond Pillsbury (1985) in zijn onderzoek dat een positieve beoordelingsverklaring meer waarde toevoegt aan assurance dan een negatieve beoordelingsverklaring.

De verschaffers van de assurance zien dit ook in, wat blijkt uit het onderzoek van Hasan et al. (2005). Volgens hen gebruikte bijna de helft van de onderzochte accountantskantoren anders dan negatieve bewoording voor de beoordelingsverklaring. Hier leggen zij gelijk de link tussen deze bevinding en het feit dat zowel de gebruiker als de klant een matig begrip heeft van het verschil tussen een controleverklaring en een beoordelingsverklaring. Dit brengt mij tot de volgende hypothese:

Hypothese 3: Positieve assurance biedt meer gepercipieerde toegevoegde waarde voor een

(16)

16

4.4 Type registeraccountant

In Nederland zijn er verschillende soorten van registeraccountants. Zo heb je de openbaar accountants, interne accountants, overheidsaccountants en accountants in business. Verder zijn er ook nog registeraccountants die geen verdere verbintenis hebben met een organisatie. Dit verschil in type accountant is gebaseerde op de organisatie waarmee ze verbonden zijn en de werkzaamheden die ze verrichten. Openbaar accountants worden ook wel controlerend- of extern accountant genoemd en voeren in opdracht van de klant controleopdrachten, beoordelingsopdrachten of een ander soort opdrachten uit, met daarbij als doel de betrouwbaarheid van de informatie te waarborgen.

Interne accountants werken juist intern in een organisatie om vanuit de interne accountantsafdeling de kwaliteit van informatie te waarborgen. Daarnaast zijn er overheidsaccountants, welke bij de accountantsafdeling van de overheid of als controleur bij de belastingdienst werken en accountants in business die niet meer de specifieke werkzaamheden als accountant verrichten, maar een andere functie bij een organisatie hebben. Hierbij valt vooral te denken aan een functie als financieel directeur of controller, maar andere functies zijn ook niet ondenkbaar.

Tussen deze verschillende types van registeraccountants kunnen er verschillen bestaan in de manier waarop zij kijken naar de toegevoegde waarde van assurance bij duurzaamheidsverslagen. Zo zouden openbaar accountants zich meer kunnen richten op de mogelijkheden die zij zien om nieuwe markten aan te boren, daar waar accountants in business specifieker kijken naar wat een assurance rapport in hun ogen eigenlijk echt toevoegt aan een duurzaamheidsverslag. Aan de andere kant hebben al deze types registeraccountant de overeenkomst dat ze zich dienen te houden aan de verordening gedragscode (VGC) van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Hierdoor dienen zij integer, objectief en deskundig en zorgvuldig te zijn, geheimhouding te betrachten en zich professioneel te gedragen. Door deze overeenkomst zou het ook goed kunnen dat ze kritisch kijken naar hetgeen het assurance rapport voor staat, ongeacht de uit te oefenen functie. In de literatuur komt het verschil tussen verschillende types registeraccountant niet expliciet naar voren. Wel hebben Emerson, Conroy en Stanley (2007) onderzoek gedaan naar het verschil in ethische houding tussen verschillende soorten accountants en tussen accountants en studenten. Hier waren geen duidelijke verschillen zichtbaar, en de verschillen in nuances die er bestonden tussen accountants en studenten waren tussen de verschillende types accountants nog minder zichtbaar.

Hierdoor ben ik tot de volgende hypothese gekomen:

Hypothese 4: Er zijn geen verschillen in waardering van de toegevoegde waarde van assurance op duurzaamheidsverslagen tussen de verschillende types registeraccountants.

5

Onderzoeksopzet

Centraal in het onderzoek staat de toegevoegde waarde die een assurance rapport geeft aan een duurzaamheidsverslag. Hierbij wordt zowel een vergelijking getrokken tussen de toegevoegde waarde van een beoordelingsverklaring ten opzichte van geen verklaring, als

(17)

17 tussen de toegevoegde waarde van een controleverklaring en een beoordelingsverklaring. Zo kan er worden beoordeeld of de beoordelingsverklaring toegevoegde waarde heeft voor het duurzaamheidsverslag, en indien dit het geval is, of deze toegevoegde waarde niet overschat wordt. Bij de beoordelingsverklaring wordt dan ook nog een verschil gemaakt tussen positieve en negatieve assurance. Centraal in het bepalen van de toegevoegde waarde van de assurance bij duurzaamheidsverslaggeving is de perceptie vanuit verschillende soorten registeraccountants. Vanuit hun functie en achtergrond hebben zij veel te maken met assurance rapporten en zouden zij hier goed hun mening over kunnen vormen.

De toegevoegde waarde van een assurance rapport is voornamelijk subjectief en daarom ook lastig in een objectief cijfer te vatten. Voor dit onderzoek is er dan ook, vergelijkbaar met Hodge, Subramanian en Steward (2009), gebruik gemaakt van enquêtes waarbij deelnemers een assurance rapport te zien zullen krijgen en deze aan de hand van verschillende criteria moeten gaan beoordelen. Hierdoor zal er een beeld ontstaan over de gepercipieerde mate van transparantie, betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor de respondent, welke samen de toegevoegde waarde van assurance vormen. Daarbij wordt ook de vergelijking getrokken met het ontbreken van de verklaring, met daarbij de vraag in hoeverre dat een gemis zou zijn.

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een mailinglist van 4000 personen, opgesteld op basis van namen en e-mailadressen, gebaseerd op de RA-Gids 2009-2010 van het Nederlands Instituut voor Registeraccountants (NIVRA). Deze mailinglist dekt de achternamen van RA’s in Nederland van A tot en met Heijn. Echter, doordat deze gegevens al uit 2009 stammen zijn ze al wat verouderd en bestaat er de gerede kans dat niet alle e-mailadressen nog bestaan. Bij het onderdeel resultaten zal hier verder bij stil worden gestaan. De reden dat er met verouderde gegevens gewerkt diende te worden ligt in het feit dat er sinds 2009 geen RA-Gids meer door het NIVRA is uitgegeven. Deze gegevens bestaan nog wel digitaal in de ledendatabase van de NBA (voorheen NIVRA), alwaar ze ook meer up-to-date zijn, maar daartoe werd geen toegang verleend wegens het anders schenden van de Wet bescherming persoonsgegevens.

De respondenten werden in de aan hun gerichte e-mail gewezen op een enquête welke beschikbaar was op thesistools.com, een website waarop online enquêtes gemaakt en gedeeld kunnen worden. Via de link naar deze enquête werden ze willekeurig verdeeld over 3 verschillende enquêtes, waarbij het verschil bestond uit het assurance rapport dat ter beoordeling werd voorgeschoteld. Dit waren een negatieve beoordelingsverklaring, een positieve beoordelingsverklaring en een positieve controleverklaring, allen uitgegeven door een Big 4 accountantskantoor en verwijzend naar een niet weergegeven duurzaamheidsverslag. Deze verklaringen zijn in bijlage 1 weergegeven.

De enquêtes gingen na het lezen van dit assurance rapport in op de perceptie van de respondent. Deze konden aangeven in hoeverre zij de verklaring transparant, betrouwbaar en bruikbaar vonden, dit aan de hand van verschillende onderdelen hiervan en op basis van een Likert-schaal. Daarna werd nog specifiek gevraagd naar een percentage toegevoegde waarde van de assurance, of dat de werkzaamheden die genoemd zijn genoeg zijn om tot de betreffende verklaring te komen en hoe de respondent denkt dat investeerders naar een

(18)

18 assurance rapport bij duurzaamheidsverslagen kijkt. Tot slot werd er nog kort de vraag gesteld naar welke onderdelen van de weergegeven accountantsverklaring de respondent heeft gekeken. De vragen van de enquête zijn opgenomen in bijlage 2.

Voor het onderzoek is er gekeken naar de mate van betrouwbaarheid, transparantie en bruikbaarheid. In de enquête zijn deze begrippen opgesplitst in verschillende begrippen. De verdeling daarvan is in tabel 1 opgenomen. Door middel van een factoranalyse wordt de indeling van deze begrippen gecontroleerd en wordt gekeken of de begrippen ook op deze manier gegroepeerd kunnen worden.

Betrouwbaarheid Transparantie Bruikbaarheid

Betrouwbaarheid Helderheid Belang

Geloofwaardigheid Duidelijkheid Waarde

Zekerheid Transparantie Nut

Begrijpelijkheid Bruikbaarheid Toegevoegde waarde

Tabel 1: Opsplitsing aspecten toegevoegde waarde assurance bij duurzaamheidsverslagen

Door middel van een ANOVA zal tot slot de met de enquêtes verkregen data geanalyseerd worden, waarna er op basis hiervan conclusies kunnen worden getrokken.

6

Resultaten

6.1 Beschrijvende statistiek

Voordat de resultaten uit de enquêtes besproken zullen worden zal er eerst gekeken worden naar de respons op de verstuurde enquête. Zoals uit de onderstaande tabel blijkt, zijn er 4000 enquêtes verstuurd, waarvan er 3075 ook daadwerkelijk bij de respondenten zijn aangekomen. Het verschil hiertussen komt doordat er gebruik is gemaakt van e-mailadressen uit de RA-Gids 2009-2010, waardoor deze e-mailadressen ondertussen enigszins verouderd zijn. Van deze 3075 aangekomen enquêtes is 11% ook daadwerkelijk door de respondent ingevuld, waarbij een ruime 2% blanco is gebleven en er uiteindelijk 254 bruikbare enquêtes over zijn gebleven, wat ongeveer 8% is van de effectief benaderde respondenten.

Respons

N % % % Verstuurd 4000 100 Niet aangekomen 925 23 Aangekomen 3075 77 100 Ingevuld 328 8 11 100 Bruikbaar 254 6 8 77 Onbruikbaar 74 2 2 23

Tabel 2: Respons verstuurde enquêtes

Zoals in de tabel 3 te zien is liggen het minimum en het maximum van de leeftijd van de respondenten ver uit elkaar. De minimum leeftijd van 10 is echter niet realistisch, en is als

(19)

19 startwaarde voor de enquête gebruikt. Als deze, samen met de andere uitschieter van 99 jaar, achterwege worden gelaten liggen het minimum en maximum op 29 en 82 jaar en komt de gemiddelde leeftijd uit op 46.7 uit.

Daarnaast is komt uit de beschrijvende statistiek van de respondenten duidelijk naar voren dat het merendeel van de respondenten mannelijk is (83%), tegenover 11% vrouw en 6% onbekend. Als we dit afzetten tegenover de oorspronkelijke 4000 benaderde personen, dan zien we dat daar 16% vrouw was. Ondanks het verschil van 5%, dat ook deels goedgemaakt kan worden door de 6% van de respondenten met een onbekend geslacht, kan er worden gesteld dat de man-vrouwverhouding van de steekproef een goed beeld geeft van de gehele populatie.

Met betrekking tot de soort accountant bestaat de helft van de respondenten uit accountants in business, tegenover 30% openbaar accountants, waarvan 56% bij een Big Four accountantskantoor, 7% intern accountants en 8% overheidsaccountants. 5% van de respondenten is wel ingeschreven in het accountantsregister, maar voert geen specifieke werkzaamheden meer uit.

Beschrijvende Statistiek respondenten

N % Min. Max. Gem. Std. Dev. Leeftijd 254 100 10 99 44,98 12,99 Geslacht Man 211 83 Vrouw 28 11 Onbekend 15 6 Soort accountant Openbaar accountant 75 30 - Big 4 - Niet-Big 4 42 56 33 44 Intern accountant 18 7 Overheidsaccountant 20 8 Accountant in business 127 50

Accountant niet in dienst 13 5

Tabel 3: Beschrijvende statistiek respondenten

In tabel 4 is de beschrijvende statistiek voor de enquête opgenomen. Als we kijken naar welke delen van een assurance rapport worden doorgelezen valt daarbij op dat de geadresseerde in 35% van de gevallen wordt overgeslagen, maar dat een overgrote meerderheid van de respondenten (93%) de conclusie heeft doorgelezen. Iets minder, maar alsnog 88% van de respondenten hebben specifiek ook naar de opdrachtomschrijving in het assurance rapport gekeken. Deze twee laatste elementen, de opdrachtomschrijving en de conclusie geven samen aan welke opdracht de accountant heeft uitgevoerd en tot welke conclusie hij hierbij is gekomen. Gezien de achtergrond van de benaderde registeraccountants en hun vertrouwdheid met accountantsverklaringen lag het ook in de lijn der verwachting dat er door hen vooral naar deze elementen van de verklaring wordt gekeken.

(20)

20

Beschrijvende Statistiek enquête

N % Gelezen: De geadresseerde 157 65 De opdrachtomschrijving 211 88 Verantwoordelijkheden management 204 85 Verantwoordelijkheden auditor 204 85 Werkzaamheden auditor 222 93 Conclusie 222 93 Werkzaamheden voldoende? 158 62

Assurance waardevol bij duurzaamheidsverslag?

166 69

Duurzaamheidsverslag belangrijk voor investeringsbeslissing

157 65

Assurance rapport bij duurzaamheidsverslag cruciaal voor investeringsbeslissing

92 38

Gewenste verklaring:

Controleverklaring 115 48

Beoordelingsverklaring 7 3

Maakt niet uit 100 42

Anders 18 8

Gewenste controleur:

Accountant 140 58

Consultant 12 5

Maakt niet uit 68 28

Anders 20 8

N % Min. Max. Gem. Std. Dev. Gemiddelde toegevoegde waarde (%): 254 100 0 100 38,33 26,98

Controleverklaring 84 33 0 100 42,61 28,58

Beoordelingsverklaring positief 82 32 0 100 37,15 27,20

Beoordelingsverklaring negatief 88 35 0 95 34,99 24,65

Gemiddelde beoordeelde zekerheid (%): 254 100 0 95 40,20 25,57

Controleverklaring 84 33 0 95 47,33 26,77

Beoordelingsverklaring positief 82 32 0 80 38,94 23,55

Beoordelingsverklaring negatief 88 35 0 90 33,96 24,61

Tabel 4: Beschrijvende statistiek enquêtes

Ten aanzien van het lezen van het assurance rapport is er tot slot nog een opmerkelijke bevinding te melden. Ondanks dat door 7% van de respondenten niet is aangegeven dat het onderdeel werkzaamheden van de auditor is gelezen, heeft dit deel van de respondenten wel een oordeel over de hoeveelheid hiervan. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het onderdeel werkzaamheden van de auditor wel is gelezen, maar dit niet is aangevinkt, of doordat de respondent bij deze vraag, zonder de benodigde kennis van de tekst over de werkzaamheden

(21)

21 van de auditor die is weergegeven in het bijbehorende assurance rapport, de hoeveelheid werkzaamheden voldoende of onvoldoende heeft beoordeeld op basis van zelfreflectie, eerdere ervaringen hiermee of een gesteld vertrouwen in de accountant.

Al met al wordt door 62% van de respondenten de beschreven hoeveelheid werkzaamheden als voldoende geacht om daarmee een goed beeld te vormen van de betrouwbaarheid van het duurzaamheidsverslag, gegeven de diepgang van de uitgevoerde assurance-opdracht.

Als we kijken naar de vraag of er naar de aanwezigheid van een duurzaamheidsverslag wordt gekeken bij een investeringsbeslissing, dan zien we dat 65% van de respondenten hier op let. Daarnaast komt ook naar voren dat assurance bij een duurzaamheidsverslag door 69% als waardevol wordt bevonden. Alleen is de aanwezigheid hiervan niet cruciaal bij de investeringsbeslissing zoals uit 62% van de enquêtes blijkt. Het verschil tussen het belang dat aan assurance bij duurzaamheidsverslaggeving wordt gehecht en het feit dat het een cruciale factor is bij een investeringsbeslissing zit hem in het cruciale aspect ervan. De meerderheid van de respondenten is blijkbaar wel van mening dat assurance bij duurzaamheidsverslagen voor toegevoegde waarde zorgt, maar vindt deze niet zo belangrijk dat ze op basis van het ontbreken ervan een andere investeringsbeslissing maakt.

Als er een assurance rapport bij het duurzaamheidsverslag komt dan gaat de voorkeur voor bijna de helft van de respondenten uit naar de controleverklaring, daar waar 42% geen duidelijke voorkeur schijnt te hebben voor een controleverklaring of een beoordelingsverklaring. Deze assurance zou dan bij voorkeur gegeven dienen te worden door een accountant (58%). De consultant scoort op dit vlak met 5% een stuk minder. Tot slot heeft 28% geen uitgesproken voorkeur voor de accountant of consultant. Uit de reacties bij de enquête blijkt dat hier de deskundigheid van de consultant een rol speelt, waarbij meer deskundigheid de consultant een grotere voorkeurspositie oplevert.

Dan hebben we tot slot de door de respondenten aan de verschillende assurance rapporten gekoppelde percentages van toegevoegde waarde en zekerheid. Deze zijn in tabel 4 en hieronder in grafiek 1 tot en met 3 weergegeven.

Uit tabel 4 blijkt dat de verschillende verklaringen ongeveer evenredig verdeeld zijn onder de verschillende respondenten, met 84, 82 en 88 verschillende ingevulde enquêtes voor respectievelijk de controleverklaring, positieve beoordelingsverklaring en de negatieve beoordelingsverklaring. De toegevoegde waarde en zekerheid die aan de deze verklaringen is gekoppeld liggen totaal gemiddeld respectievelijk op ongeveer 38% en 40%, wat dus dicht bij elkaar ligt. Als we de verschillende verklaringen apart bekijken is te zien dat de controleverklaring het hoogst wordt beoordeeld (respectievelijk 42.6% en 47.3%), gevolgd door de positieve beoordelingsverklaring. De negatieve beoordelingsverklaring krijgt de laagste beoordeling (respectievelijk 35% en 34%). Maar mede door de hoge standaarddeviatie van rond de 25% zal een statistische analyse uit moeten wijzen of hier daadwerkelijk significante verschillen in bestaan. Opvallend is het in ieder geval wel dat de beoordeelde zekerheid van de controleverklaring lager ligt dan de vooraf ingeschatte 95% die vaak bij de controleverklaring bij financiële verslagen wordt aangehouden.

Ook uit grafiek 1 blijkt dat het percentage toegevoegde waarde en de zekerheid die een verklaring biedt dicht bij elkaar liggen. Zekerheid wordt iets hoger beoordeeld, wat naar voren

(22)

22 komt in de lagere richtingscoëfficiënt van de trendlijn zekerheid, maar zoals uit tabel 4 bleek, zit hier maar een paar procent verschil tussen. Het kleine verschil tussen de totale gewaardeerde toegevoegde waarde en zekerheid zou verklaard kunnen worden doordat de respondenten het niveau van zekerheid van grote invloed vinden zijn op de toegevoegde waarde die een assurance rapport heeft. Hier is echter in dit onderzoek niet specifiek gekeken naar de mate waarin zekerheid verklarend is voor de toegevoegde waarde die een assurance rapport heeft.

In grafiek 2 en 3 zijn de toegevoegde waarde en de zekerheid per verklaring grafisch weergegeven. Ook hieruit blijkt dat de controleverklaring het minst een lage waardering en het vaakst een hoge waardering krijgt. De negatieve beoordelingsverklaring wordt juist als slechtst beoordeeld, al ligt de waardering hiervan wel dicht tegen die van de positieve beoordelingsverklaring aan. Uit de grafieken zou opgemaakt kunnen worden dat de controleverklaring een hogere waardering krijgt dan de beoordelingsverklaring, en dat aan positieve assurance meer waarde en zekerheid wordt gehecht dan aan negatieve assurance. Later zal hier via statistische analyse verder op in worden gegaan.

Grafiek 1: Percentage toegevoegde waarde en zekerheid alle verklaringen

Naast de waardering in percentages is er in de enquête ook gevraagd naar een waardering van verschillende aspecten van de toegevoegde waarde van assurance op basis van een Likert-schaal. In tabel 5 zijn de hierbij verkregen waardes opgenomen, waarbij er met grafiek 4 wordt getracht een helderder beeld te geven van de verdeling van de waardering van de toegevoegde waarde van assurance in totaal en per assurance rapport. Hieruit zou je kunnen opmaken dat, gezien het feit dat de top van de lijn van de controleverklaring bij ‘gemiddeld’ ligt, daar waar de toppen van de twee beoordelingsverklaringen bij ‘minder dan gemiddeld’ liggen, de controleverklaring volgens de respondenten meer waarde aan een duurzaamheidsverslag toevoegt. Ook is er bij de controleverklaring een dal bij de keuze

Zekerheid: y = -1,8818x + 34,382 R² = 0,3046 Toegevoegde Waarde: y = -2,3818x + 37,382 R² = 0,3379 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 0 0-10 10-20 20-30 30-40 40-50 50-60 60-70 70-80 80-90 90-100 A an tal

Percentage zekerheid/toegevoegde waarde

% Toegevoegde waarde en % zekerheid

Zekerheid Toegevoegde Waarde Trendlijn: Zekerheid Trendlijn: Toegevoegde Waarde

(23)

23 ’ietwat’, wat ook zorgt voor een hogere gemiddelde score voor de gepercipieerde toegevoegde waarde.

Echter, als er wordt gekeken naar de bijbehorende trendlijnen, dan blijkt dat de controleverklaring inderdaad hoger gewaardeerd wordt, maar dat er geen groot verschil is met de beide beoordelingsverklaringen. De statistische analyse zal hier meer inzicht in verschaffen.

Grafiek 2: Percentage toegevoegde waarde per verklaring

Grafiek 3: Percentage zekerheid per verklaring

Controleverklaring y = -0,4636x + 10,782 R² = 0,1159 Beoordelingsverklaring - positief y = -0,8364x + 12,473 R² = 0,3278 Beoordelingsverklaring - negatief y = -1,0818x + 14,127 R² = 0,4093 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 A an tal % Toegevoegde waarde

% Toegevoegde waarde

Toegevoegde waarde controleverklaring Toegevoegde waarde beoordelingsverklaring - positief Toegevoegde waarde beoordelingsverklaring - negatief Trendlijn: Toegevoegde waarde controleverklaring

Trendlijn: Toegevoegde waarde beoordelingsverklaring - positief Trendlijn: Toegevoegde waarde beoordelingsverklaring - negatief Controleverklaring y = -0,0818x + 8,4909 R² = 0,0043 Beoordelingsverklaring - positief y = -0,6818x + 11,545 R² = 0,2522 Beoordelingsverklaring - negatief y = -1,1182x + 14,345 R² = 0,6471 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 A an tal % Zekerheid

% Zekerheid

Zekerheid controleverklaring Zekerheid beoordelingsverklaring - positief Zekerheid beoordelingsverklaring - negatief Trendlijn: zekerheid controleverklaring Trendlijn: Zekerheid beoordelingsverklaring - positief Trendlijn: Zekerheid beoordelingsverklaring - negatief

(24)

24

Toegevoegde waarde assurance bij duurzaamheidsverslagen

Niet Ietwat Minder dan gemiddeld

Gemiddeld Meer dan gemiddeld Veel Uiterst Betrouwbaarheid 20 39 54 75 42 17 2 Belang 21 37 71 65 41 13 0 Helderheid 51 42 80 48 24 5 0 Geloofwaardigheid 27 39 56 79 37 13 0 Zekerheid 40 46 70 63 22 10 0 Waarde 39 49 76 53 25 7 0 Duidelijkheid 49 40 87 46 26 3 0 Transparantie 41 32 70 58 36 11 0 Nut 41 58 64 51 24 8 2 Begrijpelijkheid 47 57 74 45 22 5 0 Bruikbaarheid 52 48 68 58 19 4 0 Toegevoegde waarde 47 57 61 50 24 10 0

Tabel 5: Verdeling toegevoegde waarde assurance alle enquêtes

Grafiek 4: Toegevoegde waarde assurance per verklaring (% van de respons)

Grafiek 5 geeft de verdeling van de waarde van assurance weer op basis van de verschillende meetmethodes. Hierin is duidelijk een trend op te merken waarin de controleverklaring hoger waardeerd wordt dan de beide beoordelingsverklaringen. Ook valt op dat de toegevoegde

Controleverklaring y = -0,0281x + 0,2552 R² = 0,327 Beoordelingsverklaring - positief y = -0,0348x + 0,2819 R² = 0,5677 Beoordelingsverklaring -negatief y = -0,037x + 0,2908 R² = 0,6144 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

Niet Ietwat Minder dan gemiddeld

Gemiddeld Meer dan gemiddeld Veel Uiterst P e r c e n tage v an d e an tw o o r d e n Waardering assurance

Toegevoegde waarde assurance

Totaal Controleverklaring Beoordelingsverklaring - positief Beoordelingsverklaring - negatief Trendlijn: Controleverklaring Trendlijn: Beoordelingsverklaring - positief Trendlijn: Beoordelingsverklaring - negatief

(25)

25 waarde een minder sterk verband laat zien dan het ‘% zekerheid’ en het ‘% toegevoegde waarde’. Hieronder zullen we vervolgens kijken of deze verbanden ook statistisch significant zijn.

Grafiek 5: Waarde van assurance per verklaring – verschillende meetmethodes (in %; toegevoegde waarde in punten, max 7 x 12)

6.2 Statistische analyse

In dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van verschillende statistische analyses. Allereerst zal er door middel van een factoranalyse worden gekeken op welke manier de verschillende aspecten van de toegevoegde waarde van assurance bij duurzaamheidsverslaggeving kunnen worden ingedeeld. Daarna zal er door middel van ANOVA een analyse plaatsvinden op de door de enquêtes verkregen data.

6.2.1 Factoranalyse

Allereerst is de Kaiser-Meyer-Olkin measure of sampling adequacy (KMO) en Bartlett’s test of Sphericity gedaan. Uit deze test kwam dat KMO = 0,935 > 0,60 en een significantie van 0,000 bij Bartlett’s test of Sphericity. Dit betekend dat het zinvol is om de factoranalyse uit te voeren met betrekking tot de verschillende aspecten van de toegevoegde waarde van assurance. Zie hiervoor ook tabel 6.

KMO en Bartlett's Test Kaiser-Meyer-Olkin Measure of Sampling Adequacy. ,935 Bartlett's Test of Sphericity Approx. Chi-Square 2948,210 df 66 Sig. 0,000

Tabel 6: Factoranalyse: KMO en Bartlett’s test

Nu er is bepaald dat het uitvoeren van een factoranalyse zinvol is kan er worden gekeken naar het aantal factoren dat vervolgens onderscheiden kan worden. Dit is terug te vinden in tabel 7.

30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 controleverklaring beoordelingsverklaring - positief beoordelingsverklaring - negatief To ege v o egd e w aar d e/ z ek e rh ei d (% /p u n te n ) Type verklaring

Waarde van assurance per verklaring

Toegevoegde waarde % Zekerheid

% Toegevoegde waarde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorbij de status quo: kansen voor toekomstig criminologisch onderzoek Naast het maken van vergelijkingen tussen (sub)groepen, zoals tot op heden gedaan is, lijkt het voor

In het huidige tijdsgewricht zullen door de Nederlandse regering bepaalde har- monisatievoorstellen aan ons parlement met betrekking tot de omzetbelasting wor­ den voorgelegd,

Invullen Social Return on Investment Invulling van het MVO-beleid Minder of geen tekort aan medewerkers Werven van uniek talent op de arbeidsmarkt Diversiteit betekent meer

De aanbevelingen die gemaakt zijn ten einde de effectiviteit van het organiseren van het cluster Buis te vergroten dragen er toe bij dat het cluster faciliterender wordt waardoor

Eerst zal het gaan over de (rol van de) duurzaamheid in de allianties, de volgende paragraaf handelt over de (relevante) stakeholders, daarna de toegevoegde waarde van

Naar verwachting zijn de besproken mogelijkheden ook voor eigen rijders, kleine en middelgrote transporteurs dé manier om de toegevoegde waarde te vergroten, echter zijn meer

De criteria waaraan een idee voor een nieuwe aanvullende dienst moet voldoen wil het van toegevoegde waarde zijn volgens Bedrijf X, zijn in tabel 4.1 samengevat....

Uit deze probleemstelling de vraag waar dit onderzoek om draait gekomen: “Wat is de toegevoegde waarde van een PostNL formule in een retaillocatie?” Een viertal deelvragen