• No results found

Vraag nr. 161 van 4 mei 2001 van de heer ANDRE MOREAU

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 161 van 4 mei 2001 van de heer ANDRE MOREAU"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 161 van 4 mei 2001

van de heer ANDRE MOREAU

Aansluiting gemeentelijke rioleringen – Stand van zaken

De aansluiting van het gemeentelijk rioolstelsel op de bovengemeentelijke infrastructuur verloopt te traag.

Een gezamenlijke aanpak vanwege de V l a a m s e Milieumaatschappij en Aquafin lijkt noodzakelijk. 1. Hoever staat het op dit ogenblik (mei 2001) met

deze gezamenlijke aanpak?

2. Werd er tijdens de voorbije twaalf maanden (de periode mei 2000-mei 2001)al dan niet een sig-nificante vooruitgang geboekt ?

Kan er een positief concreet resultaat worden voorgelegd ?

Antwoord

Bij de opmaak van de rollende investeringspro-gramma's voor de bovengemeentelijke zuiverings-i n f r a s t r u c t u u r, zuiverings-is de aansluzuiverings-itzuiverings-ing van het bestaande gemeentelijke rioleringsstelsel en de afstemming op de nog uit te voeren gemeentelijke riolerings-werken steeds van prioritair belang geweest. In de loop der jaren werden steeds meer instrumenten ontwikkeld om beide beter op elkaar af te stem-men.

Een eerste vertrekpunt vormen de gemeentelijke totaalrioleringsplannen (TRP's) waarin eind jaren z e v e n t i g, begin jaren tachtig de geplande uitbouw van de gemeentelijke rioleringsstelsels werd vast-g e l e vast-g d . Elk jaar opnieuw wordt de afvalwatercen-tralisatievisie van deze T R P ' s, in nauw overleg tus-sen de diverse betrokken actoren waaronder de Vlaamse Milieumaatschappij en de NV A q u a f i n , kritisch geëvalueerd en getoetst aan de intenties van de gemeentebesturen, zoals deze blijken uit hun voorstellen voor de programma's voor ge-meentelijke of niet-prioritaire rioleringen.

Steeds werd en wordt er immers van uitgegaan dat het tot de gemeentelijke autonomie behoort om te bepalen waar al dan niet riolering wordt aangelegd en welke saneringsaanpak de voorkeur geniet voor de resterende afgelegen woonkernen en woningen.

Maar juist hier knelt vaak het schoentje. De ge-meentelijke prioriteiten liggen niet steeds gelijk met deze van het Vlaams Gewest. Ook de budget-taire beperkingen van vele gemeenten steken vaak stokken in de wielen en vertragen de uitbouw van het gemeentelijk rioleringsstelsel. Ook de verhoog-de subsidie in het kaverhoog-der van het subsidiëringsbe-sluit van 30 maart 1996 (gewijzigd bij besubsidiëringsbe-sluit van 23 maart 1999) heeft deze beperkingen niet uit de we-reld kunnen helpen. Ik heb daarom een vooront-werp van decreet klaar waarin de subsidie voor volledig gescheiden rioolstelsels wordt opgetrok-ken tot 90 %.

Het Vlaams Gewest probeert, via het onder voor-behoud plaatsen van bovengemeentelijke projec-t e n , de gemeenprojec-telijke rioleringswerken in de maprojec-te van het mogelijke te sturen. Bovendien tracht het hiermee de prioriteit van deze bovengemeentelijke investeringsprojecten beter in te schatten en een nauwere afstemming tussen beide investeringspro-gramma's te bewerkstelligen. Voor ieder bovenge-meentelijk investeringsproject "onder voorbe-houd" wordt nagegaan welke acties door de ge-meenten werden ondernomen inzake de hierop aansluitende aan te leggen of aan te passen ge-meentelijke rioleringen. N i e t-uitvoering van deze rioleringen door de gemeente leidt tot de tijdelijke of definitieve stopzetting van het hiermee gekop-pelde bovengemeentelijke investeringsproject. O p basis hiervan kunnen bovengemeentelijke projec-ten tevens vervroegd of verlaat worden uitgevoerd. Op deze manier tracht het Vlaams Gewest het ren-dement van zijn investeringen steeds weer te opti-maliseren.

In de praktijk blijkt het niet altijd eenvoudig om de scheidingslijn tussen de gewestelijke en de ge-meentelijke opdracht exact vast te leggen. Va s t staat dat het inzamelen van (diffuse) lozingen van individuele woningen niet tot de opdracht van het Vlaams Gewest behoort. In een poging om deze scheidingslijn concreter te omschrijven, werden di-verse criteria gedefinieerd, waarvan de belangrijk-ste zijn :

– het aansluiten van een relevant lozingspunt via het aanleggen van een (bovengemeentelijke) prioritaire riolering veronderstelt dat door de bestaande (gemeentelijke) riolering zelf reeds een vuilvracht van minstens meer dan 100 IE werd verzameld, bij voorkeur geconcentreerd naar één lozingspunt (IE : inwonersequivalent – red.) ;

(2)

opma-ken van het investeringsprogramma en binnen het project zelf, lager dan 50.000 frank ;

– de aard van het project (gravitaire leiding, a a n-sluiting via pomp en persleiding, aann-sluiting via onderdoorpersing onder waterwegen, s p o o r w e-gen, autosnelwee-gen, ...) ;

– het ecologisch belang van het project (sanering waardevolle waterlopen en vrijwaring bovenlo-pen) is eveneens medebepalend en kan zelfs lei-den tot het afwijken van één of meerdere van de bovenvermelde criteria.

Voorzover van toepassing, wordt tevens rekening gehouden met de gemeente-, gewest- of landgrens-overschrijdende karakter van het project.

Op basis van het geheel van deze criteria, en niet op basis van één criterium op zich, wordt geoor-deeld of de projecten als prioritaire riolen kunnen worden beschouwd, dan wel of zij tot de gemeente-lijke opdracht behoren.

In het kader van de opmaak van het ontwerp van bovengemeentelijk investeringsprogramma 2003-2007 heeft de Vlaamse Milieumaatschappij, i n overleg met de NV A q u a f i n , de jongste weken en maanden de intenties van de nieuw verkozen loka-le besturen getoest aan de afvalwatercentralisatie-visie van de TRP's en aan de noden op het terrein. Het ontwerpinvesteringsprogramma 2003-2007 zal hierop zo maximaal mogelijk worden afgestemd. Zowel het bovengemeentelijk ontwerpinveste-ringsprogramma 2003-2007, als het definitief ont-werpsubsidiëringsprogramma 2002-2006 voor de gemeentelijke rioleringsprojecten, zullen nog voor het zomerreces aan de Vlaamse regering worden v o o r g e l e g d . Beide programma's zijn gericht op het optrekken van de huidige rioleringsgraad van circa 85 % en de huidige zuiveringsgraad van circa 51 % (stand van zaken mei 2001), teneinde de ecologi-sche doelstellingen voor onze oppervlaktewateren zo vlug mogelijk te behalen.

Naar de toekomst is het alvast de intentie van de Vlaamse regering om de huidige verantwoordelijk-heden van de NV Aquafin kritisch te evalueren. Om meer resultaatgericht te kunnen werken, is de overeenkomst Vlaams Gewest – NV Aquafin dan ook niet stilzwijgend verlengd en is de hernegotia-tie van de huidige overeenkomst in het vooruit-zicht gesteld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

– Bij de afdeling Milieu-inspectie zijn geen geval- len bekend waarbij gemeenten uitdrukkelijk hebben gesteld "niet op te treden".. De VLM Mestbank stelt soms problemen

Aangezien het luik "financiering" in de discus- sie omtrent de aanpassing van het bodemsane- ringsdecreet een belangrijke plaats inneemt, werd op 6 maart 2002 specifiek

Artikel 22 van dit decreet bepaalt met name dat "in de artike- len 1 en 2 van de wet van 1 juli 1963 houdende toe- kenning van een vergoeding voor sociale promotie, de woorden

In de begroting 2002 van het Vlaams Fonds voor Sociale Inte- gratie van Personen met een Handicap (kort- weg het Vlaams Fonds) werd 19,83 miljoen euro (800 miljoen frank) extra

Wordt er in het kader van de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt en de optimale ondersteuning van de (gemeenten en ) OCMW's dienaangaande, overleg gepleegd met

Op 4 april 2003 keurde de Vlaamse regering het besluit goed tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststel- ling van de normen waaraan

Mijn voorganger Jaak Gabriels heeft op 14 januari van dit jaar op een vraag van de heer Van Over- meire over het standpunt van de Vlaamse regering met betrekking tot de mogelijke

Op het vlak van de bekendmaking van opportu- niteiten inzake de heropbouw van Irak werden al verschillende initiatieven ondernomen. Z o werd binnen Export Vlaanderen een cel