• No results found

ENKELE SAMENVATTENDE BESCHOUWINGEN OVER DE LEER VAN DE MARGINALE CALCULATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ENKELE SAMENVATTENDE BESCHOUWINGEN OVER DE LEER VAN DE MARGINALE CALCULATIE"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E N K E L E S A M E N V A T T E N D E B E S C H O U W IN G E N O V E R D E L E E R V A N D E M A R G IN A L E C A L C U L A T IE

door P rof. D r J. L. M e y

1. M otivering voor het opnieuw aan de orde stellen van het onderw erp. H eeft reeds Limperg in zijn belangw ekkend afsch eid sco lleg e1) ge­ m eend zich te m oeten verontschuldigen voor het feit, d a t hij voor het onderw erp van zijn rede zijn keuze liet vallen op de m arginale calculatie, hoeveel m eer excuses zal de scribent m oeten stam elen, die zich nog m aar kort d aa rn a verstout opnieuw met een beschouw ing over dit onderw erp voor het forum van zijn lezerskring te treden.

Ik kan mijn verontschuldiging slechts vinden in het feit dat, n aar mijn gevoelen, ondanks de aandacht, die het onderw erp heeft gehad, de gew enste en ook noodzakelijke synthese, tussen de in de m oderne sociale economie in de laatste tijd ontw ikkelde opvattingen en de inzichten, die de bedrijfseconom ie zich nu hier te lande onder Lim perg’s leiding heeft verw orven, nog niet verkregen is. Ik geloof echter, d a t een pogen in deze richting niet alleen schoon is, m aar ook belangrijk genoeg om op­ nieuw ondernom en te w orden.

Limperg heeft in vervolg op mijn critische beschouw ingen in dit blad 2 ) en in mijn prae-advies voor de accountantsdag van het N .I.V .A . in 19493) een uitvoerige bestrijding geleverd van het m arginale kostenbeginsel als richtsnoer voor productie- en prijspolitiek d er bedrijfshuishoudingen. Hij heeft daarm ee echter n aa r mijn gevoelen niet bereikt de sociaal-eco- nomen, ook voorzover zij in de gelegenheid w aren van zijn beschouw ingen kennis te nemen, te overtuigen van de onjuistheid h u nner op dit beginsel gebaseerde analyse. Hij zal dit w aarschijnlijk ook niet hebben beoogd. Immers hoewel de critiek op de sociaal-econom ische analyse 'niet achter­ w ege bleef, w as de strekking van zijn betoog toch meer er op gericht de leiders der bedrijfshuishoudingen te w aarschuw en voor een op dit beginsel gebaseerde practijk.

H et kom t mij daarom nuttig voor thans de lijnen, die ik in mijn prae- advies heb aangegeven, enigszins door te trekken in de richting van het critisch onderzoek van de sociaal- economische theorie.

2. D e plaats van het marginale beginsel in de sociale economie.

L aten wij ons th an s allereerst zetten tot een beschouw ing van de ontw ikkeling van het m arginale beginsel in de sociaal-econom ische theorie.

W e ontm oeten zoals bekend mag w orden verondersteld het m arginale beginsel als m iddel tot verklaring in het individuele economische handelen in het algem een als grensnutbeginsel en in de latere ontw ikkeling der theorie als beginsel der m arginale substitueerbaarheid.

Implicatie van de maximale w elvaart als doelstelling van het econo­ misch handelen, zo leerde de oudere grensnutschool, zal leiden tot een zodanige verzorgingstoestand bij elk individu, d a t het g rensnut voor hem van alle hem ter beschikking staan d e goederen even hoog is. V oorzover het in zijn verm ogen ligt zal m.a.w. het individu steeds trach ten de hem ter beschikking staan d e bevredigingsm iddelen voor andere te

substi-!) M.A.B. Nov. 1950.

2) M.A.B. Nov. 1947; M.A.B. Jan. 1948.

(2)

tueren to td at de hierboven aangegeven toestand w o rd t bereikt. H ierin b estaa t dan in laatste instantie alle economische activiteit ongeacht op w elke wijze deze technisch w o rd t verwezenlijkt. W a n n e e r men nu echter er van uitgaat, d a t de individuen over gegeven hoeveelheden behoefte- bevredigingsm iddelen beschikken, behoeft men voor de verklaring van die activiteit niet te veronderstellen, d at de individuen volledige kennis hebben van het grensnut der verschillende categorieën van goederen, w aarover zij voor en na de substitutie beschikken. H e t is slechts nood­ zakelijk er van uit te gaan, dat zij zich bew ust zijn van de verhouding, w aarin zij bepaalde goederen voor andere w ensen te substitueren en to t w elke grens zij bij die vervanging zullen w illen gaan; m .a.w. w a a r de grens ligt, w aarbij substitutie van het ene goed door het and ere niet m eer gew enst w ordt. D eze grens duidt men aan als de m arginale substi- tueerbaarheid of marginale substitutie-graad.

O p deze w ijze w ist de economie te ontkom en aan het h a a r v aak toe­ gevoegde verwijt, d at zij veronderstelde, d a t de door h a a r beschouw de subjecten met onm eetbare grootheden zouden w erken. Zij kon echter ook nog een ander voordeel boeken. Immers in een op geld gebaseerde en van geld gebruikm akende verkeershuishouding zal de m arginale sub- stitueerbaarheid steeds w orden tot een quantificeerbare grootheid n.1. de substitueerbaarheid van goederen voor geld. Z o aan deze substitutie geen belem m eringen w orden in de weg gelegd, zal zij zolang w orden voortgezet tot de m arginale substitutiegraden zich verhouden als de prijzen, die voor de goederen w orden genoteerd en in geld uitgedrukt gelijk zijn aan die prijzen. Z o leverde het beginsel der m arginale substi­ tutie in de verkeershuishouding de grondslag voor de theorie der inkom ­ stenbesteding, een theorie intussen, w a araa n geen hogere eisen mogen w orden gesteld, dan d a t zij de gedragingen van de consum ent bij ge­ geven prijzen verklaart.

W a t is er begrijpelijker dan d at men het m arginale beginsel eveneens ging toepassen op de leer d er inkom ensvorm ing, w elke in onze op ruil­ verkeer gebaseerde m aatschappij in eerste instantie is een leer van de gedragingen der bedrijfshuishoudingen ter m arkt? Immers het ligt voor de hand te menen, d a t de gedragingen d er bedrijfshuishoudingen op analoge wijze kunnen w orden verklaard, d aa r zij uit een zelfde beginsel, het economisch beginsel, v o o rts p ru ite n 4).

E ch ter de bedrijfshuishouding streeft niet n aa r maxim ale w elvaart; de equivalente doelstelling in de bedrijfshuishouding zou m oeten zijn m axi­ m alisatie van de w inst. Zij zal dus niet net zo lang beschikbare goederen voor andere substitueren tot h aa r w elvaart m axim aal is, zij wil net zo lang m et deze substitutie doorgaan tot h aa r w inst m axim aal is d.w.z. dus to td at voortzetting van de substitutie niets meer aan de w inst zou toe­ voegen. D it zou voor de bedrijfshuishouding betekenen, d a t zij zo lang goederen voor geld heeft te substitueren, to td at de toevoeging aan de geldopbrengst de toevoeging van de geldoffers, verbonden m et de v er­ krijging van de goederen, niet meer te boven gaat.

D e m ogelijkheden van het m arginale beginsel schenen intussen hierm ee nog niet uitgeput. H et bood de economische theorie eveneens een middel

(3)

to t verklaring voor de keuze der quantitatieve verhoudingen in de combi­ natie der productiem iddelen en de omvang, w aarin zij w orden gebezigd, en langs deze weg tevens tot een verklaring van de functionele toe­ rekening en distributie van het gevormde inkomen.

Immers in de lijn der ontw ikkelde gedachtengang door-redenerend zal men ook moeten concluderen, d at de producent juist zo lang door zal gaan m et substitutie van de ene productiefactor voor de andere, tot de toegevoegde opbrengsten van elke eenheid, dus de grensopbrengsten, zich verhouden als de prijzen der productiefactoren en bovendien juist zo lang door zal gaan met aanschaffing van eenheden van de diverse productiefactoren, tot de grensopbrengsten en de prijzen gelijk zijn. M en heeft dan de productiefactoren gecombineerd in zodanige verhouding, d a t de kosten het laagst zijn; men heeft de productie op zodanige schaal opgezet, dat de w inst het hoogst is.

D it is dan de evenw ichtstoestand, w aartoe het gehele economisch sys­ teem tendeert.

3. D e evidentie van het marginale beginsel als uitvloeisel van rationeel handelen m et relatief schaarse m iddelen van alternatieve bruikbaar­ heid.

Z o als uit de voorafgaande u iteraard zeer schem atische voorstelling van het systeem der huidige economische theorie blijkt, vorm t het m ar­ ginale beginsel de grondslag voor dit gehele denksysteem .

T e verw onderen is dit niet. Immers men ziet de economische activiteit als een opeenvolging van keuze-handelingen, als een kiezen uit telkens zich voordoende alternatieven, gericht op een m axim um -resultaat. V oor elk alternatief, w aarvoor men aldus, n aa r men aanneem t, gesteld is, rijst nu de vraag, w elke keuze de grootste verm eerdering van het gew enste re su ltaat •— hetzij behoeftebevrediging, hetzij inkom stenvorm ing ■— geeft.

In het zoeken van een antw oord op die vraag en het nem en van een beslissing in overeenstem m ing daarm ee b estaat tenslotte alle economische activiteit 5).

H et is duidelijk, dat hier een m arginale beschouw ing voor de hand ligt. Immers men behoeft niet telkens voor elke beslissing het gehele resu ltaat in het oog te v atten en alle factoren, w aardoor het re su ltaat w o rd t be­ paald, integraal te bezien.

M en kan volstaan met na te gaan w elke invloed het re su ltaat ondergaat van de keuze uit de zich van m oment tot moment voordoende altern a­ tieven. Om bij de bedrijfshuishouding te blijven kan men dus volstaan zich af te vragen, w elke invloed o n d erg aat het resultaat, bijv. de winst, door het al of niet verkopen van een eenheid product, van het al of niet vervangen van een productiem iddeleenheid en vele andere soortgelijke alternatieven; w aarv an zoals men w eet J. M . C lark er een negental v er­ m eldde zonder echter hierm ee een lim itatieve opsom m ing van het aan tal practisch optredende m ogelijkheden te willen geven 6).

Z o blijkt dus de m arginale beschouw ing direct te volgen uit h et w ezen van de economische activiteit; de beslissingen w aarin die activiteit b estaa t blijken tot m arginale beschouw ingen te nopen. Z o is het niet te verw

on-s ) Het ware o.i. juion-ster de economion-sche activiteit niet alon-s een handelen maar als een beslissen te definiëren. Immers zodra men overeenkomstig de genomen beslissing te werk gaat is men bezig met de toepassing van een soms hoogst simpele soms uitermate ingewikkelde techniek.

(4)

deren, d at de m arginale beschouwing vastgew orteld is in de denkw ijze d er economisten en d a t voor hen economisch handelen feitelijk synoniem is gew orden met het nem en van op m arginale beschouw ingen gebaseerde beslissingen. O o k de in de m oderne literatuur m eer en meer toegepaste m ethode d er iso-curven, indifferentie-curven, iso-uitgaven-curven, iso­ quanten, e.d.m. is in w ezen niets anders dan een verfijning der m arginale beschouw ingsw ijze. Z o als ook duidelijk blijkt uit de ook hier te lande veel gebruikte tekstboeken van economisten als A. L. M eyers 7) en K. E. Boulding 8), die de iso-curven analyse en de „gew one” m arginale a n a ­ lyse n aa st elkaar in hun w erken opnam en.

4. D e bruikbaarheid van de marginale analyse als w erkhypothese. H e t zou van een ongem otiveerd optimisme getuigen te m enen, d a t de door de bedrijfseconom en aangevoerde bezw aren tegen de m arginale calculatie voldoende zouden zijn de sociale economie to t verw erping van het m arginale beginsel te doen besluiten. D it zou niet meer of m inder betekenen dan de grondslag van het zo zorgvuldig opgebouw de en m et zoveel scherpzinnigheid door generaties van econom isten uitgew erkte denkschem a w egnem en.

H e t wil mij voorkomen, d at een poging in die richting niet alleen tot m islukken gedoemd, m aar ook zeker ondoelm atig zou zijn.

D e sociale economie is van oudsher ingesteld op een m acro-econom ische problem atiek, in het bijzonder op een m acro-econom ische theorie der inkom ensverdeling, die men als het belangrijkste v raag stu k der econo­ mische w etenschap aanm erkte 9).

D e moeilijkheden, die men bij de opbouw van een dergelijke theorie ondervond, hebben de beoefenaren der w etenschap gedrongen in de richting van de micro-economische analyse, een analyse opgebouw d op het individuele economisch handelen.

N iettem in heeft daarbij steeds voor ogen gestaan deze m icro-econo­ mische analyse als hulpm iddel voor de m acro-econom ische problem atiek te bezigen en dus in die micro-economische analyse niet verder door te dringen dan voor dit laatste doel noodzakelijk m oest w orden geacht.

E erst in de laatste tientallen jaren is men ook in de sociale economie begonnen de micro-economie als een op zich zelf staan d problem en­ complex te beschouw en. H ierdoor w as men gedw ongen ook de gedragin­ gen der bedrijfshuishouding aan een onderzoek te onderw erpen en kwam aldus op het terrein d at door de bedrijfseconom ie reeds w as en w ordt bew erkt.

W a n n e e r men nu de bruikbaarheid van het m arginale beginsel wil beoordelen, zal men dienen n a te gaan in de eerste plaats in hoeverre door een m arginale analyse van het individuele economisch handelen, niettem in een bruikbaar u itgangspunt kan w orden verkregen voor de oplossing van m acro-economische problemen. V ervolgens zal men zich moeten afvragen of en in hoeverre de m arginale beschouw ing voor de problem en der micro-economie een bevredigend u itgangspunt biedt.

D a t de m arginale analyse als grondslag voor een m acro-econom ische theorie onvoldoende is, valt, dunkt ons, niet te betw isten. D e toepassing van de resultaten der op het m arginale beginsel gebaseerde m

icro-econo-7; Elements of Modern Economics N. York 1939. 8) Economics Analysis London/N. York 1948.

(5)

mische analyse is dan ook veelal gekunsteld en nim mer bijzonder over­ tuigend.

T e verw onderen is dit tenslotte niet. D e m assa’s of aggregaten, w a a r­ mee de macro-economie te m aken heeft, zijn niet zonder meer te be­ schouwen als de som der individuen, w aaruit ze zijn opgebouw d en die door de micro-economie w erden bestudeerd. Z o vloeit uit een analyse van de gedragingen der individuele m arktsubjecten, consum ptiehuis- houdingen en bedrijfshuishoudingen, noch een theorie van het algem een prijsniveau, noch een theorie van de loonhoogte of de hoogte van de re n testan d direct voort. 10)

Intussen is de oplossing van het hier aangeduide probleem geen pro­ bleem der bedrijfseconom ie. W ij menen daarom te mogen volstaan met de constatering van het feit, d at uit de resultaten der sociale economie tot heden bereikt, blijkt dat de m arginale analyse hier h aar bruikbaarheid — zo al aanw ezig ■— toch nog niet heeft bewezen.

D e tw eede vraag is, althans ten dele, wel een vraag die de bedrijfs­ economie onder het oog heeft te zien. Immers de m icro-economische an a­ lyse ■— niet alleen de m icro-politiek zoals men in de kringen der sociaal- economen ten onrechte w eleens denkt —■ is voorzover deze althans op bedrijfshuishoudingen betrekking heeft taak van de bedrijfseconom ie.

O p deze tw eede vraag w ordt than s onze aa n d ach t gericht.

O vereenkom stig de door Limperg in zijn afscheidscollege en de ook door mij in mijn prae-advies voor de A ccountantsdag 1949 gem aakte onderscheiding zal de bruikbaarheid van het m arginale beginsel onder­ zocht w orden voor de verklaring van de gedragingen der bedrijfshuis­ houdingen bij de ruil en voor die bij de planning der productie-om vang zowel bij een gegeven bedrijfscapaciteit als bij bepaling van die capaciteit zelve. H e t wil mij voorkom en, d at het voor een v ruchtdragende discussie noodzakelijk of alth an s gew enst is deze vraagstukken, hoezeer ook met elkaar sam enhangend, te scheiden. H etgeen in de debatten gevolgd op mijn rede voor de A ccountantsdag is n aa r voren gekomen en w aarop ik in het vervolg van dit opstel nog n ader hoop terug te komen, heeft mij in deze opvatting slechts kunnen versterken.

5. H e t marginale beginsel en de ruil.

W e zullen th an s eerst de bruikbaarheid van de m arginale calculatie voor de bepaling van het offer bij de ruil aan de o rde stellen. H e t gaat hier dus om de m arginale kostprijscalculatie. T eneinde mogelijke mis­ v erstanden uit te sluiten, moge hier vooraf een opm erking van term inolo­ gische aa rd w orden gem aakt. W e rd tot nu toe n.1. in de literatuur ge­ woonlijk het begrip differentiële calculatie synoniem geacht m et m arginale, d aartegen is stelling genom en door Limperg in zijn afscheidscollege. H e t is in zeker opzicht verheugend, dat dit gebeurde om dat hierm ede de mogelijke veronderstelling, d a t er toch wel, zij het ook slechts in een beperkt aantal gevallen, ruim te zou zijn voor m arginale calculatie, bij v oorbaat uitgesloten w erd 11).

10) O.m. wordt dit gedemonstreerd in de behandeling van het kapitaalrenteprobleem in van Böhm Bawerk's „Kapital und Kapitalzins” II Positive Theorie des Kapitales, waarop terecht door K. Wicksell in zijn bijdrage: „Z ur Zinstheorie” in: W irtschafts­ theorie der Gegenwart III, W enen 1928, werd gewezen.

11) Verheugend vooral omdat er aan de zijde van de voorstanders van marginale calculatie veelal een neiging kan worden geconstateerd het verschil tussen marginale en integrale calculatie in zekere zin niet als principieel aan te merken. Zie de opmer­ kingen van verschillen debaters op de Accountantsdag 1949, opgenomen in: ,,De Accountant” Jaarg. 1949/50 No. 4.

(6)

N iettem in rijst bij mij hier een bezw aar: een bezw aar n.1. tegen het ondanks deze afgrenzing van differentiële tegenover m arginale kosten handhaven van de onderscheiding tussen differentiële en integrale kosten. Mij dunkt hiervoor is geen aanleiding, als w e ons m aar goed rekenschap ervan geven w at w e met de integrale calculatie bedoelen, als w e m aar goed beseffen, d at w e daarm ee niet bedoelen het m aken van een deel­ som w a ar alle tijdens de productie gebrachte offers als deeltal en de ver­ kregen eenheden product als deler fungeren. D e uitkom st van deze deling levert geen kostprijs m aar is hoogstens kengetal voor bepaalde bedrijfs- statistische doeleinden. Als w e echter in de integrale kostprijs steeds de uitkom st zien van de quantitatieve bepaling van een oorzakelijke sam enhang dan is er geen reden om in gevallen, d at een meer beperkt oorzakelijk verband in het oog w ordt gevat dan in andere — elk oor­ zakelijk verband d a t wij in het oog vatten, is, laten wij d at niet vergeten, een beperkt verband ■— geen sprake van een differentiële m aar van een integrale beschouwing met als uitkom st een integrale kostprijs.

E r zou dus geen bezw aar tegen bestaan de op de bepaling van d at oor­ zakelijk verband gerichte calculatie als integrale te blijven aanduiden en daartegenover de m arginale calculatie te stellen en aldus de term en diffe­ rentiële kosten en differentiële calculatie te elimineren. M en kan ze echter ook als synoniem en van m arginale kosten resp. calculatie laten voortbe­ staan. E r is hier echter geen ruim te voor drie kostenbegrippen, er b estaat slechts principieel verschil tussen een beschouwing die het oorzakelijk verband ■— hoe dan ook om redenen van doelm atigheid beperkt —■ in het oog vat, en een zodanige die dit verband uit het oog v e r lie s t12).

Indien men, om het meest bekende hier ter sprake gebrachte geval n aar voren te brengen, de capaciteitskosten niet in gelijke m ate over alle geproduceerde eenheden verdeelt, m aar daarbij rekening houdt m et w a t men noem t de stru ctu u r van de afzet — beter w are misschien te spreken van de structuur van de vraag — dan behoeft hier geen sprake te zijn van een andere kostenbeschouw ing dan in de gevallen, d a t men w el tot een evenredige verdeling overgaat. D it is vanzelfsprekend ook dan het geval als men bepaalde eenheden geheel van een belasting m et capaci­ teitskosten vrijstelt. M its men in al deze gevallen tot die bepaalde ver­ deling besluit op grond van de ongelijke oorzakelijke sam enhang tussen de kosten en de voortgebrachte producteneenheden. Eigenlijk doet men hier niets anders dan zich rekenschap geven van het feit, d a t technisch congruente producteenheden nog geen economisch gelijke behoeven te zijn. M en kan het dus ook zo stellen d at men bij d e verbijzondering d er kosten, in ons geval de capaciteitskosten, slechts economisch gelijke producteenheden hetzelfde aandeel in die kosten laat dragen. H ierm ee is dan w at op het eerste gezicht een differentiële calculatie schijnt niets anders dan een norm ale economische kostprijscalculatie.

,Gaan wij thans over to t het beschouw en van het m arginale beginsel als verklaring van en als richtsnoer voor de gedragingen van de bedrijfs- huishoudingen bij de ruil, op de m arkt zo men wil. W e lk e betekenis heeft de m arginale calculatie voor het nem en van een beslissing t.a.v. hetzij — bij gegeven m arktprijs — al of niet verkopen, hetzij — indien geen m arktprijs gegeven is — de prijs w aarteg en men wil verkopen?

H e t is goed hier even in het kort de redenering te releveren, die in de sociale economie gewoonlijk w ordt gevolgd bij de verklaring van de

(7)

gedragingen der bedrijfshuishoudingen ter m arkt. Indien de bedrijfs­ huishouding kennis heeft van het verloop van de vraagcurve of vraag - schaal voor h aa r product kan zij d aaruit afleiden w elke opbrengsttoenam e w ordt verkregen w anneer zij h aa r aanbod met telkens een eenheid ver­ groot. Zij verkrijgt op deze wijze een schaal van grensopbrengsten die positief blijft zo lang de v raag n aa r het betrokken product elastisch blijft, of anders en nauw keuriger uitgedrukt, een elasticiteitscoëfficiënt heeft, die groter is dan 1. W o r d t de elasticiteitscoëfficiënt kleiner dan 1, dan w o rd t de m arginale opbrengst negatief m.a.w. dan zal bij verdere uitbrei­ ding van het aanbod de totale opbrengst kleiner w orden inplaats van toenem en. N u leert de ervaring, dat de elasticiteitscoëfficiënt van de vraag n aa r een bepaald product voornam elijk in verband m et de structuur der inkom ens- en verm ogensverdeling veelal een zodanig verloop zal hebben, d at zij aanvankelijk -— n.1. bij hoge prijs •— groter dan 1 zal zijn, bij lagere prijs kleiner dan 1 zal w orden om echter bij verdere verlaging van de prijs w eer groter dan 1 te w orden tot uiteindelijk de prijs w eer zo laag w ordt, d at opnieuw een elasticiteitscoëfficiënt kleiner dan 1 optreedt.

D e grensopbrengstcurve zal dus bij een vrij norm aal verloop van de vraagcurve niet alleen vaak discontinu verlopen, w aarop o.m. Koopm ans gew ezen heeft, m aar zij zal ook afw isselend positief en negatief zijn. H e t is duidelijk, d at zolang dit laatste het geval is er voor de bedrijfs- huishouding, die n aa r w instm axim alisatie streeft, slechts één w eg open­ staat, n.1. zodanige beperking of uitbreiding van het aanbod, d at w eer een gebied w ordt bereikt, w aarin de elasticiteitscoëfficiënt groter dan 1 is. A lleen in het laatste gebied kan de w instm axim alisatie practische bete­ kenis hebben.

Z o als bekend is leert de sociale economie d at de bedrijfshuishouding, h aa r grensopbrengstcurve bepaald hebbende, deze zal vergelijken m et de uit het kostenverloop bij variatie der productie-om vang afgeleide grens- kostencurve, teneinde te bepalen bij w elke productie-om vang de maximum- w inst kan w orden gem aakt. W e n d e n w e ons in dit verband hierm ee to t een nad ere beschouw ing van dit kostenverloop. M en stelt het nu zo voor, d a t de bedrijfshuishouding zich afv raa g t tegen w elke offers ac h te r­ eenvolgende hoeveelheden kunnen w orden geproduceerd.

U it deze schaal, die men gewoonlijk tot een zgn. gem iddelde kosten- curve (average total unit costs, de A T U C zoals zij door de N ederlandse economisten min of m eer fam iliaar w o rd t genoem d) reduceert door deling van de daarin voorkom ende bedrag en door het ermee corresponderende aan tal eenheden product, leidt men dan volgens dezelfde procedure als bij de grensopbrengstcurve aangegeven een grenskostencurve af.

H e t snijpunt van grenskostencurve m et grensopbrengstcurve bepaalt dan de productie-om vang, waarbij de w inst het g rootst is, dit is dan in de onderstelling, dat de bedrijfshuishouding n aa r w instm axim alisatie streeft, ook de hoeveelheid, die zal w o rd en aan g eb o d en en, gegeven de prijsschaal van de vraag, bijgevolg de prijs bepaalt, w a arteg en zij w o rd t verkocht.

(8)

deze grootheid in onze literatuur een kostprijs m eent te zien, is n a a r het mij wil voorkom en dan ook een m isvatting. E en m isvatting, die ik elders reeds voldoende heb gesignaleerd en daarom than s verder onbesproken kan blijven. V o lstaan moge w orden m et er op te wijzen, d a t d aar dan ook uit voortvloeit, d a t de sociaal-econom ische analyse nog op geen enkele wijze steun geeft aan de differentiële of m arginale kostenbe- schouw ing, die in de bedrijfseconom ie door Schm alenbach e.a. onder al­ lerlei benam ingen is gepropageerd.

M en zal dus goed doen de critiek, die in de kringen der bedrijfsecono­ men tegen deze laatste opvattingen n aa r voren is gebracht niet te trac h ­ ten toe te passen op de m oderne sociaal-econom ische analyse der prijs­ vorming 13).

W il men de sociaal-econom ische analyse recht laten w edervaren dan zal men echter eenvoudig zich moeten afvragen:

Biedt zij, gegeven het door h aar aangenom en streven n a a r w in st­ m axim alisatie een bevredigende verklaring voor de gedragingen der be­ drijf shuishoudingen op het m oment van de ruil? H e t wil mij voorkom en, d at dit niet het geval is. Immers men kan m et behulp van de gegeven analyse niet uitm aken welke de gedragslijn der bedrijfshuishouding zal zijn noch in het geval van zuivere m ededinging (pure com petition) , w a a r de m arktprijs een gegeven grootheid voor h aa r is, noch in het geval van m onopolistische m ededinging of monopolie, w a a r slechts de vraagcurve of opbrengstcurve gegeven is.

D e conclusie w a a rto e de sociaal-econom ische op het m arginale be­ ginsel gebaseerde an alyse leidt is in principe dezelfde als w a a rto e ook vroegere analyses hebben geleid, n.1. d at de bedrijfshuishouding op een bepaald moment bereid zal zijn h aa r product to t elke prijs te verkopen. M en kan niet zeggen de bedrijfshuishouding zal op elk m om ent verkopen tegen een prijs die nog juist de m arginale kosten dekt, die nog juist de kosten dekt die de productie -—- of wil men de vervanging van de ver­ kochte eenheden ■— aan het totaal der reeds gem aakte kosten toevoegt. H e t is volm aakt willekeurig w a t w e voor een op een gegeven m om ent te verkopen eenheid product, w a t w e voor de uitvoering van een op een gegeven m om ent aan v aard e order, nog aan kosten zullen m oeten m aken. H e t is dus volm aakt willekeurig w a t men op een bepaald m om ent als uitkom st krijgt, indien men voor een producteenheid of voor een order zou gaan proberen de m arginale kostprijs te bepalen. D a t men dit niet heeft ingezien vloeit voort uit een m isvatting, die zowel bij de sociaal- economen als bij de bedrijfseconom en veelal b estaa t t.a.v. de onder­ scheiding tussen constante en variabele offers en kosten. Gewoonlijk b etrekt m en deze onderscheiding uitsluitend op de productie-om vang. C onstante offers en kosten dan zijn zodanige, die, alth an s binnen zekere grenzen, niet variëren met variaties in de productie-om vang, m et variabele offers en kosten binnen die grenzen is dit wel het geval. E r is echter behalve dit productie-volum e aspect ook nog een ander aspect aan deze onderscheiding en w el het tijdruim telijk aspect. C onstante offers zijn als w e dit laatste aspect in het oog vatten, offers die in een bepaalde periode niet herhaald behoeven te w orden, variabele d aarentegen m oeten in die periode telkens opnieuw w orden gebracht.

Z o u d en w e mogen veronderstellen, d at uitsluitend technische slijtage, in den zin van slijtage ten gevolge van het gebruik, o ptreedt dan heeft

(9)

het onderscheid uiteraard geen z :n. Een ieder w eet dat hiervan in het algem een geen sprake is en dat zelfs grondstoffenvoorraden niet alleen door het gebruik verloren plegen te gaan.

Als we echter de perioden laten inschrom pelen, v alt het verschil tu s­ sen constante en variabele offers uiteindelijk weg. E r zijn dan practisch geen variabele offers meer, in die korte perioden is er geen enkel offer d a t nog kan w orden gevarieerd, hoewel men natuurlijk in die perioden w el kan verkopen m.a.w. de omzet variëren. M en kan echter niet nagaan w elke variatie de om zetvariatie in de productie b re n g t zonder zich a f te v ragen hoe lang de periode zal zijn, w aarin die toevoeging van de productie zou m oeten w orden voortgebracht.

D a t de sociale economie zich hiervan bij h aar analyse voor het prijs- vorm ingsprobleem geen rekenschap gaf, m aakt h aar arbeid, zoals ik reeds bij verschillende gelegenheden heb opgem erkt, als m iddel tot v er­ klaring van de gedragingen van de bedrijfshuishoudingen bij de ruil vrijwel w aardeloos.

Gelukkig blijkt dit inzicht th an s ook in de A ngelsaksische literatuur door te breken. In het op het eind van het vorige jaar verschenen nieuwe w erk van K. E. Boulding lezen we althans:

„ W e see clearly, therefore, th a t the ,,m arginal cost equals m ar- ,,ginal revenue” condition of the elem entary analysis yields a deter- ,,m inate solution only because of the limiting condition th at the „w hole output m ust be sold. T h is really implies a special case of „the limitation imposed by asset preferences. If all such limitation „is rem oved the principle of profit maximization becomes nonsensi- „ c a l 14) ” .

W e kunnen niet an ders dan ons hierover verheugen, al w ordt onze vreugde getem perd door het feit, d a t in ons land de sociaal-econom ische analyse, w aarover ook Boulding th an s zo hardh an d ig de staf breekt, vrij­ w el critiekloos niet alleen door sociaal-econom en m aar ook door beoefe­ n aren der bedrijfseconom ie w erd overgenom en.

6. H e t marginale beginsel en de planning van d e productie-om vang. H oew el uit het voorgaande is gebleken, d a t het m arginale beginsel voor d e analyse der gedragingen van de bedrijfshuishoudingen bij de ruil van w einig of geen betekenis moet w orden geacht, m ag daarom de m arginale calculatie nog niet w orden verw orpen. In de economische literatuur w o rd t veelal geen onderscheid gem aakt tussen het probleem van de kostprijs en het probleem van de productie-om vang. D it is overigens b e­ grijpelijk. D e sociale economie kent feitelijk het kostprijsprobleem niet. Z ij kent slechts het prijsprobleem. H a a r gedachtengang is steeds ge­ w eest, d at de kosten via de productie-om vang de prijs bepalen. Zij zocht n aa r de factoren, die de productie-om vang resp. om vang van het aanbod bepalen. G egeven de v ra ag - of opbrengstcurve is d aardoor tevens de prijs bepaald, w a arteg en de productie kan w orden verkocht.

H e t han teren van h et m arginale beginsel voor de bepaling van de productie-om vang betekent nu geenszins dat m en ook bij de ruil van een zgn. m arginale kostprijs zou moeten uitgaan m.a.w. d at men d e op d a t m om ent genoteerde prijs met die m arginale kostprijs zou m oeten ver­ gelijken of d a t men de verkoopprijs zou moeten bepalen door die m ar­ ginale kostprijs als grondslag te nemen.

14) K. E. Boulding: A Reconstruction of Economics. Michigan 1950 Ch, 6. blz. 101; cursivering van mij.

(10)

G aan w e than s over tot de beantw oording van de vraag w elke be­ tekenis aan de m arginale analyse moet w orden toegekend voor de be­ paling van de productie-om vang.

In het debat, d at ik n.a.v. mijn voordracht op de A ccountantsdag 1949 m et J. G. Koopm ans voerde, deed laatstgenoem de het voorstel de con­ clusie der sociaal-econom ische prijstheorie als volgt te form uleren:

,,D e productie w o rd t voortgezet tot het punt, w a a r evenwicht b estaat „tussen enerzijds de m arginale voorzienbare en toerekenbare offers en „anderzijds de voorzienbare eveneens m arginale of differentiële opbreng­ s t e n , alles over een bepaalde tijdsperiode” .

H et wil mij voorkomen dat deze formulering niet tegem oet komt aan het bezw aar door mij ontwikkeld tegen de vergelijking van grenskosten- en grensopbrengstcurve ter bepaling van de meest w instgevende produc­ tie-om vang, ook niet in die gevallen dat van een continu verloop dezer curven kan w orden gesproken. M en kan niet zonder meer spreken van een opbrengstcurve en een kostencurve beide over een bepaalde periode. D it strijdt met de interpretatie die men van beide begrippen geeft en ook moet geven, w illen zij althans inderdaad zin hebben.

E en opbrengstcurve of opbrengstschaal dan stelt niets anders voor dan de totale hoeveelheden, die op een bepaald m om ent bij verschillende prijzen w orden gevraagd en dus ook kunnen w orden verkocht. M en kan niet spreken over de opbrengstcurve over een bepaalde periode. O ver een bepaalde periode w ordt die vraag - of opbrengstcurve tot een „reve- n u e-surface”. E en kostencurve of kostenschaal stelt voor de kosten, in de zin v an voorzienbare en causaal to erek en b are offers, die de v o o rt­ brenging van achtereenvolgende hoeveelheden op een bepaald m om ent zou vereisen indien w e die hoeveelheden in een bepaalde periode •—• hier kan natuurlijk geen sprake zijn van een bepaald m om ent —■ vóórtbren­ gen. H et is duidelijk d at het vereiste van een bepaalde periode essen­ tieel is. Immers de zoëven bedoelde offers zullen geheel verschillend zijn, indien w e m et behoud van een bepaalde om vang der productie de pro- ductie-perioden zouden variëren.

W e m oeten dus zeggen, en dit is de enig mogelijke interpretatie van d e kostencurve: A ls w e in een bepaalde periode achtereenvolgens één, twee, drie enz. eenheden product voortbrengen zullen de offers met die productie verbonden verlopen als door de b etreffende curve aangegeven.

H et is zonder m eer duidelijk, d at de in terp re tatie s v an beide curven niet direct op elkaar aansluiten. W e kunnen echter in het algem een noch de opbrengstschaal noch de kostenschaal zodanig interpreteren, d a t zij én reële betekenis behouden én op elkaar aansluiten, zodat beide inder­ d aad vergelijkbaar zijn.

(11)

men in de practijk dan ook inderdaad van deze veronderstelling uit­ gaande zijn productie-om vang plant m et behulp van de m arginale cal­ culatie. N oodzakelijk is dit echter niet en allerm inst w aarschijnlijk. Im­ mers men kan op m inder om slachtige wijze te w erk gaan en zich a f­ v ragen w at de totale opbrengst zal zijn van verschillende productie- groottcn en d aartegenover de bij elke productie-grootte horende kosten- m assa stellen. V ervolgens zal men kunnen nagaan bij w elke productie- omvang de grootste verschillen kunnen w orden verw acht.

D a t men de voorkeur zou geven aan de m arginale calculatie boven de vergelijking van totale opbrengsten en totale kosten is niet w aarschijn­ lijk. Immers men zal toch, wil men de m arginale vergelijking toepassen, eerst de totale kosten en totale opbrengsten m oeten ram en. D e m argi­ nale calculatie is dan alleen een m ethode om vast te stellen bij welke productie-om vang het m axim ale verschil tussen totale kosten en totale opbrengsten gelegen is.

D e m arginale calculatie is daarvoor niet eens een bijzonder ideale m ethode om dat zij, afgezien van hetgeen in het volgende onderdeel van mijn betoog n aa r voren zal w orden gebracht, alleen bij continue kosten en opbrengstfuncties b ruikbaar is.

7. H e t marginale beginsel en de onzekerheid.

In de onzekerheid t.a.v. de ram ing van de offers ligt eveneens een belangrijke aanw ijzing d a t men bij de planning v an de productie-om ­ vang niet volgens het m arginale beginsel te w erk zal gaan.

V ergelijking van grensopbrengsten en grensoffers eist een nauw keu­ rige kennis zowel van het verloop der opbrengsten als van het verloop der offers. H e t heeft geen zin alleen de voorzienbare m arginale offers m et de m arginale voorzienbare opbrengsten te vergelijken. M en kan toch d an niet verw achten op een punt uit te komen, d a t enigszins de produc­ tie, w aarbij de w inst m axim aal is, zal benaderen. D a n moet ongetw ijfeld de vergelijking van totale opbrengst en totale offers d.i. kosten v er­ m eerderd met geschatte onvoorzienbare offers de voorkeur w orden ge­ geven. Immers deze vergelijking kan met een veel gro ter m ate van be­ trouw baarheid w orden uitgevoerd dan d at men zou kunnen vaststellen w elke kosten resp. o pbrengsten een m arginale eenheid aan het totaal to e v o e g t15).

D e onzekerheid m aakt het dus redelijk te veronderstellen, d at de m ar­ ginale calculatie ook in de planning van de productie-om vang niet zal w orden toegepast.

8. Slotopm erking.

W e zijn in dit opstel voorbijgegaan aan andere factoren die de m ar­ ginale calculatie verhinderen, zoals de door Limperg besproken verschei­ denheid in de productie n aa r qualiteit en soort, teneinde h et onderzoek n aa r de m ogelijkheid van toepassing van het beginsel onder de d a a r­ voor gunstigste voorw aarden te kunnen uitvoeren.

D a a r het m arginale beginsel ons bovendien in de steek laat indien niet zou w orden ondersteld het streven n aa r m axim alisatie van de w inst over de begrotingsperiode, is vanzelfsprekend ook het w aarschijnlijk- heidsgehalte van deze onderstelling niet n ad e r in ogenschouw genom en.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Nieuwe PEUGEOT Partner is verkrijgbaar in twee lengtes* en in de uitvoeringen ‘Asphalt’ en ‘Grip’: terwijl de eerste zich opwerpt als een echte kilometervreter leent de tweede

“wie zit er nou op mij te wachten?” Daarom strooien we met onze kennis. Wat zeg ik: bombarderen we onze toehoorders met kennis, want stel je voor dat het te weinig waarde is die

Dit document voor ouders is bedoeld om jou als ouder concrete tips te geven hoe je aan de veerkracht van je kind - en jezelf - kunt werken. In deze uitgave gaan we specifiek in

De plannen kunnen door de koper gewijzigd worden in samenspraak met de bouwheer, de aannemer en de architect voor zover dit technisch mogelijk is.. Aanpassingen van welke aard

Het is uitdrukkelijk verboden voor om het even welke werknemer om, in bezit te zijn van software zonder geldige licentie, dergelijke software in de bedrijfsgebouwen binnen te

„Tengevolge van deze onzekerheid is een Inlandsch chris- ten een wezen, dat bijna geen stap Kan doen op zijn levens- weg, zonder over rechtsquaestiën te struikelen. Zijn afstam-

OPMERKING: raadpleeg het hoofdstuk Navigeren door uw ASUS VivoWatch in deze E-handleiding voor

In het verleden hebben de leden van de LVV-fractie reeds voorgesteld om rechters niet meer voor het leven te benoemen en hebben zij bepleit dat de rechterlijke macht verkozen