• No results found

DE GEVAREN VAN DE LEER DER MARGINALE KOSTPRIJS-CALCULATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE GEVAREN VAN DE LEER DER MARGINALE KOSTPRIJS-CALCULATIE"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROFESSOR LIMPERG EMERITUS

D e H oger O nderw ijsw et stelt voor hoogleraren en andere academ ische docenten zeventig jaar als leeftijdsgrens voor de am btsvervulling. H oe betrekkelijk hoog deze grens moge zijn, niet weinig talrijk zijn de gevallen, w aarin deze grens als te rigide w ordt gevoeld. Z o zal men het ook a a n ­ voelen ten opzichte van P rofessor Limperg, die in de m aand D ecem ber van het vorig ja a r de zeventigjarige leeftijd bereikte en voor w ie bij de ingang van het thans ingegane collegejaar het afscheid w as gekomen. E en afscheid d a t een afsluiting vorm t van een levensw erk van niet m inder dan 28 ja a r in dienst van w etenschap en onderwijs.

W ij zouden niet handelen in de geest van Prof. Limperg, w anneer wij hier ter plaatse in een beschouw ing zouden treden van zijn verdiensten. D e R edactie wil volstaan met een sobere verm elding, w aaraan zij h aar hartelijke w ensen wil verbinden voor een otium cum sanitate. Z ij ver­ heugt zich er in hoge m ate over, dat de w ettelijke am btelijke leeftijdsgrens niet voor het redacteurschap van toepassing is, w aard o o r zij Lim perg in h aa r m idden mag behouden. Zij w eet zich daarm ede verzekerd van zijn stuw ende leiding bij de verzorging van ons M aandblad.

N a reeds eerder in besloten kring van de collega’s van de A m sterdam se Econom ische Faculteit afscheid te hebben genom en, sloot Prof. Limperg Z a te rd a g 18 N ovem ber jl. zijn w erk aan de faculteit a f m et een afscheids­ college voor oud-leerlingen en leerlingen. D e R edactie is P rof. Limperg dan k b aar voor zijn besluit dit college in ons blad te w illen publiceren en acht het een voorrecht dit belangrijke stuk aan h aa r lezers te kunnen voorleggen.

Red.

D E G E V A R E N V A N D E L E E R D E R M A R G IN A L E K O S T P R IJ S -C A L C U L A T IE *)

door P rof. D r T h . L im perg Jr.

T o en het eenmaal w as komen vast te staan, d at ik mijn universitaire arbeid op de min of meer gebruikelijke wijze m et een afscheids-college zou besluiten, stond ik voor de ogenschijnlijk gem akkelijke m aar in w a a r­ heid moeilijke taak van de keuze van het onderw erp. Z e viel tenslotte op de gevaren van de leer der marginale kostprijs-calculatie. Ik koos dit onderw erp om dat het in hoge m ate actueel is in de economische literatuur en voorts en vooral, om dat ik v erontrust ben door de om standigheid, dat de N ederlandse sociaal-econom en in hoge m ate blijken te w orden bekoord door een theorie, die ik niet alleen onjuist m aar ook gevaarlijk acht. H e t onderw erp trok mij bovendien voor dit afscheids-college aan, om dat ik mijn am bt destijds aa n v aard d e met een rede over de kostprijs als bedrijfs- huishoudkundig probleem; ik zou derhalve in het gekozen onderw erp de gelegenheid vinden om vergelijkingen te treffen tussen mijn

(2)

wingsw ijze van toen en mijn opvatting ten aanzien van het onderhavige probleem en, n aa r het zich liet aanzien, ook, om enkele opm erkingen te plaatsen met betrekking tot de bedrijfseconom ie in het algem een, haar verhouding tot de sociale economie en de m ethode van h aa r beoefening. Z o zou ik aan dit college zijn eigen k arak ter kunnen geven.

Ik zal mij intussen in hoofdzaak bepalen tot de beschouw ing van enkele in mijn ogen meest belangrijke principiële elem enten van de in de laatste jaren ontw ikkelde m arginale theorie als richtsnoer voor de producent bij de bepaling van de om vang zijner voortbrenging. M et deze beperking laat ik delen van het vraagstuk onaangeroerd, w elke in het algem een niet m inder belangrijk zijn dan het gekozene en die ik in een algem ene verhandeling over het leerstuk der m arginale kosten niet voorbij zou gaan. M a a r de beperking is gerechtvaardigd in het verband van de strekking van mijn betoog; het acute gevaar schuilt in de toepassing van de theorie op het v raagstuk van de productie-om vang. O verigens noopt reeds de behandeling in één enkel college-uur to t deze beperking; zelfs met die beperking biedt dit afscheids-college nog geen gelegenheid to t een ook m aar enigerm ate volledige behandeling.

H e t schijnt mij nuttig, nog iets te zeggen ter rechtvaardiging van de keuze van mijn onderw erp, nu reeds and ere N ed erlan d se bedrijfsecono­ men, met nam e K leerekoper (in het M .A .B . van 1941) en J. L. M ey (in het M .A .B . van N ovem ber 1947 en in zijn re fe ra a t voor de A ccoun- tan tsd ag van 26 N ovem ber 1949) tegen de m arginale calculatie zijn te velde getrokken. V ooral de tot in bijzonderheden gaande studie van de laatste in het M .A .B . van N ov. 1947 kan de vraag doen rijzen, of een herhaalde kritiek than s nog op h aar plaats is. D at ik nochtans het v er­ antw oord acht, U opnieuw met dit probleem bezig te houden, spruit voort uit de om standigheid, d a t ik meen, enkele nieuw e gezichtspunten te kun­ nen openen. H e t genoem de artikel van J. L. M ey geeft mij intussen de welkom e mogelijkheid om straks een der facetten van het vraagstuk onder verwijzing n a a r dit artikel met enkele korte opm erkingen af te doen.

T en slo tte nog één inleidende opm erking. H e t is mijn voornem en, bij mijn beschouw ing van de sociaal-econom ische overw egingen ten gunste van de m arginale kostprijs-calculatie het oog in het bijzonder te richten op de form ulering dier overw egingen, zoals die gegeven is door Koopm ans in zijn artikel over marginale kosten, marginale opbrengsten, en opti­ male productie-om vang in de bundel Econom ische O pstellen, in 1944 aangeboden aan prof. F. de V ries. *) D at ik dit opstel in het bijzonder in het oog vat, geschiedt niet om dat ik tegen Koopm ans uiteenzetting sterkere bedenkingen heb dan tegen de uiteenzettingen van and ere voor­ stan d ers van het gebruik van de m arginale kostprijs; het tegendeel is w aar. Ik heb niet alleen grote w aardering voor de overigens hem eigen nauw ­ gezette analyse en de voortreffelijke logische uitw erking van zijn betoog, m aar in zijn beschouw ing ontbreken ook elders gem aakte fouten in de gedachtengang en onvolkom enheden in de analyse, die mij ten aanzien van and ere schrijvers vaak zouden hebben genoopt tot het opperen van bedenkingen, w elke niet de kern raken; Koopm ans heeft op menig punt zuivering gebracht in probleem stelling en argum entatie. D ientengevolge bren g t zijn uiteenzetting een niet door bijzaken vertroebeld specimen van de essentiële m otivering van de betekenis, welke de voorstanders van de 1

1) J. G. Koopmans, Marginale Kosten, marginale opbrengsten en optimale productie- omvang, in Economische Opstellen aangeboden aan prof. Mr F. de Vries. Haarlem 1944.

(3)

m arginale kostprijs in het k ader d er sociale economie d aa raa n toekennen. W e lisw a a r blijft Koopm ans in zijn uiteenzetting hoofdzakelijk aan de formele k an t van het probleem, terw ijl ik mijn beschouw ing vooral zal richten op de m ateriële kern daarvan, m aar, Koopm ans opstel in het oog vattende, kan ik mij toch ontheven achten van de verplichting om a a n ­ dacht te schenken aan de talrijke andere schrijvers, die zich met het onder­ w erp hebben bezig gehouden en w aarvan er stellig zijn, die op zich zelf in een verhandeling over het gekozen onderw erp niet m et stilzw ijgen zouden kunnen w orden voorbijgegaan. A ldus boek ik w eer een belang­ rijke w inst bij mijn streven n aa r beperking van mijn ta a k voor heden m iddag. E en verdere uitw erking van mijn kritiek moge ik voor een daarto e m eer geschikte gelegenheid bew aren.

V a t ik th an s het v raagstuk aan, dan is het voor alles nodig, het p ro ­ bleem te stellen en de inhoud der voor zijn oplossing belangrijkste en min of meer specifieke begrippen te bepalen.

L aat ik ter wille van degenen, die de ontw ikkeling van het onderhavige vraag stu k in de literatuur niet hebben gevolgd, beginnen m et een voor­ lopige aanw ijzing van de strekking van de daarop betrekking hebbende theorie, voor zover ik deze heden in ogenschouw wil nem en. D e voor­ stan d ers van de m arginale calculatie menen, d at de traditionele prijs- calculatie op basis van w at men doorgaans noem t de gem iddelde kosten niet leidt tot bepaling van de optim ale productie-om vang. 2) Die optim ale grootheid w ordt eerst verkregen bij een aanbiedingsprijs, gecalculeerd op basis van m arginale kosten en opbrengsten, d at zijn de kosten en de opbrengst van de la a tst toegevoegde product-eenheid, waarbij kosten en opbrengst aan elkaar gelijk zijn. O p die grondslag zal de w inst voor de producent het grootst zijn en, aangezien deze streeft n aa r een zo groot mogelijke w inst, of, zoals men het gewoonlijk uitdrukt, n aa r maxim ering of m axim alisatie van zijn w inst, zal hij norm aliter door toepassing van die calculatie streven n aa r het bereiken van de aldus bepaalde optim ale grootte van zijn voortbrenging.

O fschoon de theorie ook van toepassing is op de voortbrenging bij z.g. progressieve kosten, d at zijn de kosten in de laatste phase van de ver­ groting van de productie-om vang, w aarin deze vergroting slechts mogelijk is tegen stijgende kosten per product-eenheid, ontleent zij h aa r betekenis aan het verschijnsel van de dalende kosten per product-eenheid als gevolg van de vergroting van de omvang der voortbrenging. D e betekenis van dit verschijnsel is voor de theorie zo groot om dat het zich zeer veelvuldig en regelm atig voordoet en in ’t algem een de stempel dru k t op de econo­ mische voortuitgang van de voortbrenging. V e rg ro tin g van de productie, al of niet verbonden met vergroting van de productie-capaciteit, leidt veelal, zij het ook niet onbegrensd, tot lagere kosten per product-eenheid; o.m. als gevolg van de om standigheid, d at de bestaan d e productiecapaci­ teit ook geheel of gedeeltelijk voor de toegevoegde productie dienst kan doen, zodat voor die toegevoegde productie m ede van de vroeger ge­ brach te offers en van de reeds voor de bestaan d e productie gebrachte en te brengen offers kan w orden profijt getrokken en derhalve, zo is de gedachtengang van de aanhan g ers der theorie, de kostprijs van die toe­ gevoegde productie evenveel lager komt te liggen.

Bezien wij nu eerst het probleem zoals d a t in de sociale economie is

(4)

gesteld, dan zien we, d a t ’t daarm ede ietw at w onderlijk is gelopen. Ik kan mij in het verband van mijn huidige beschouw ing niet veroorloven, enigerm ate diep op de levensloop van het probleem in te gaan en bepaal mij tot die m om enten uit zijn genese, w elke voor mijn beschouw ing van rechtstreeks belang zijn. V a n betekenis is dan vooral, d a t het probleem in zijn kern in de sociale economie jaren lang heeft gesluim erd. R eeds in 1904 zette T . N . C arver in zijn T h e D istribution o f XVealth de theorie der D im inishing R etu rn s om in een theorie van proportions o f factors, als onderdeel van de theorie van w aard e en prijsvorm ing. D eze theorie had n aa r mijn mening om meer dan een reden meer belangstelling ver­ diend dan zij heeft verw orven; wel w erd de belangstelling opnieuw gew ekt toen in het begin der tw intiger jaren J. M . C lark en and ere economen m eer aan d ach t gingen schenken aan de gedragingen der kosten in het bedrijf, m aar ook deze belangstelling w erd geenszins algem een en ze ver­ flauw de al spoedig derm ate, d at men kan zeggen, d at het probleem van de gedragingen der kosten in het bedrijf als zodanig w eder buiten de gezichtskring van de economen in de V eren ig d e S taten verdw een en d aa r­ m ede ook uit die van de economen in het algem een. D eze gang van zaken is overigens niet verw onderlijk, om dat in de V eren ig d e S taten, evenals in E ngeland, de verbijzondering in de beoefening der economie, zoals wij die kennen in de bedrijfseconom ie, niet bestaat. H e t spreekt vanzelf, d at de praktische vraagstukken, w elke in de bedrijven rijzen, ook d aa r theoretische bestudering vereisen, m aar deze studie w o rd t ginds verricht in een sector, w elke geen of nauw elijks relatie heeft met de economische theorie; de kunstleer der bedrijven vindt talrijke bekw am e beoefenaren, m aar de zuurdesem der economische theorie d rin g t d aa r moeilijk door, zoals om gekeerd die kunstleer niet verm ag de belangstelling te w ekken van de beoefenaren der economische theorie. D eze blijven dus in het algem een verstoken van het juiste inzicht in de verschijnselen binnen het bedrijf.

C arv e r’s theorem a van de proportion o f factors w as door hem ontw ik­ keld als een verbetering of aanvulling van de O ostenrijks-A m erikaanse w a ard e- en prijs-theorie; een norm atieve doelstelling had hij dus bij de opzet van zijn onderzoek niet en, ofschoon hij w aarschijnlijk overeenkom ­ stig de habitus der A m erikaanse economen deze op zich zelve niet zou hebben verw orpen, heb ik de indruk, d at hij ook bij de uitw erking van zijn denkbeeld geen norm atieve doeleinden heeft nagestreefd. M a a r de n atu u r is sterker dan de leer, hetgeen in dit geval wil zeggen, d at de economische analyse van natu re norm atief is ingesteld en in h aa r uitkom sten onver­ mijdelijk norm atief moet zijn, ook w anneer de onderzoeker zich d a a r­ tegen op de bekende voor mij verw erpelijke gronden verzet en een niet norm atieve analyse voorstaat. W e lk e nu ook de zienswijze van C arver in dit opzicht moge zijn gew eest, de langs de gebruikelijke weg door C a r­ ver toegepaste theoretische analyse loopt uit op een tw eetal conclusies, w elker norm atief k arak ter door niem and kan w orden ontkend: op blz. 89 van zijn vorengenoem d w erk schrijft hij: T h e conclusion is, therefore, that in any industrial establishm ent, it is m ost profitable to use that am ount o f each factor which will m ake its marginal product ju st equal to its cost. E n op blz. 90 laat hij volgen: T h is means that the m ost profitable size fo r the establishm ent is that under which th e marginal product o f all the factors com bined will ju st equal their cost.

Ik heb nooit kunnen begrijpen, d a t de econom isten deze uitspraken rustig aan zich hebben kunnen laten voorbijgaan. Ik laat de inhoud van

(5)

de conclusies op zich zelf rusten, m aar wil mij een ogenblik rekenschap geven van de a a rd der uitspraken. D e theorie biedt hier aan het bedrijfs­ leven, aan de gehele voortbrenging, het universele recept voor de tot standbrenging van de optim ale organisatie der voortbrenging. Let wel: geen utopisch plan van de a a rd van die, w aarm ede de w ereld van tijd tot tijd door de een of andere goedw illende m aar economisch onvoldoend toegeruste hervorm er w ordt bedacht, m aar de uitkom st ener exacte analyse van een gezaghebbend econoom. Is het niet verw onderlijk, vooral in het licht van hetgeen w e in de laatste jaren zien gebeuren, d at de econom isten niet op deze theorie zijn afgevlogen, hetzij dan om ze te bestrijden vanw ege een schoon schijnende m aar in w aarheid m isleidende redenering, hetzij om ze tot uitgangspunt te m aken tot een norm atieve voortbrengings-theorie in optima forma? G een van beide is geschied. E en bestrijding van C arvers conclusies heb ik nergens gevonden en stellig hebben deze geen noem ensw aardige invloed gehad op de ontw ikkeling van de economische theorie. D e betekenis der m arginale kosten voor de prijsvorm ing en voor de om vang der productie vond geen belangstelling en aan het vraagstuk van de m arginale kostprijs w erd geen aa n d ach t geschonken.

D a t blijft zo enige tijd. T o td a t in de dertiger jaren van deze eeuw het v raag stu k der onvolkomen m arkten en der m onopolistische concurrentie de theoretische economie in een opmerkelijke en voor de bedrijfseconoom zelfs ietw at verbazingw ekkende beroering brengt; in die beroering w ordt nu ook het vraag stu k van de m arginale kosten uit zijn sluim er gew ekt. A anvankelijk niet om zichzelfs wille, m aar als een uitvloeisel van de aandacht, die men gaat schenken aan de overw egingen en gedragingen van de producent ten aanzien van zijn aanbiedingsprijs in de niet vol­ kom en vrije concurrentie. H ieruit ontw ikkelt zich in de sociale economie een nieuw e of hernieuw de belangstelling voor de betekenis der m arginale kosten op zich zelf, w elke belangstelling tenslotte ook op enkele bedrijfs­ economen overslaat. H e t probleem heeft ook in zijn nieuw e versie voor de sociale economie oorspronkelijk geen norm atieve strekking. M en zoekt in de m arginale kosten der bedrijven een verklarings-elem ent voor de hoogte van de m arktorijs. M a a r het onderzoek doet zien, d at die m argi­ nale kosten afhankelijk zijn van de om vang der productie en d at om ge­ keerd de m arginale kosten invloed uitoefenen op de om vang der voort­ brenging. Z o w o rd t het probleem er niet alleen een met betrekking to t de gedragingen van de prijs op de m arkt m aar tegelijk een v raag stu k b etref­ fende de gedragingen van de producent ten aanzien van zijn calculatie voor de aanbiedingsprijs en van de om vang zijner voortbrenging. N u drin g t het norm atieve elem ent onw eerstaan b aar n a a r voren en, zoal, w at ik nauw elijks kan geloven, Koopm ans afkerig zou zijn van een norm atieve beoefening der economie, dan blijkt ook hem, theoretisch econoom bij uitnem endheid, de natuurlijke norm atieve functie van de economie te sterk. Z ijn opstel verk laart niet alleen, hoe de prijzen en de kosten zich onder zekere praem issen zullen gedragen, m aar onderw ijst ook de o n d er­ nem er, van wie hij v e r w a c h t3), dat deze ook zal ,.Ieren” calculeren op de basis van de m eerkosten der toegevoegde productie en zal gaan inzien, d at deze m eerkosten de „w erkelijke” kostprijs per eenheid vorm en, en d at hij zijn oogmerk, de m axim ering van zijn w inst, slechts kan bereiken, door op deze „juiste” w ijz e 4) zijn aanbiedingsprijs te calculeren.

(6)

Ik m een dus voor de sociale economie te mogen uitgaan van het feit, d a t h aa r m arginale theorie niet alleen een verklarende m aar ook een n o r­ m atieve strekking heeft. T e n aanzien van de bedrijfseconom ische litera­ tu u r is er geen twijfel aan, of de instelling der analyse is overw egend norm atief. D a t is zo van de aanvang a f gew eest. E n die aanvang ligt veel verder terug dan men in de kring der sociaal-econom en doorgaans weet. R eeds om streeks 1900 heeft Schm alenbach getracht, een m ethode van kostprijs-berekening ingang te doen vinden, die met de thans van verschillende zijden aanbevolen m arginale calculatie overeenstem t. W e lis ­ w a a r kan men de Schm alenbach van die tijd nog nauw elijks tot de bedrijfseconom en rekenen en moet men, indien men hem d aa r ook in die tijd reeds toe wil rekenen, in het oog houden, d at de bedrijfseconom ie toentertijd in D uitsland door de „B etriebsw irte” en met nam e door Schm a­ lenbach niet als een deel der economische w etenschap w erd beschouwd, m aar voor het inzicht in de stan d van het vraagstuk der m arginale calcu­ latie, in het bijzonder in de bedrijfseconom ische sector, m aakt dit geen verschil. T em inder om dat Schm alenbach, aanvankelijk in de door hem gepropageerde kunstleer der bedrijfspolitiek fel bestrijder der economische w etenschap, allengs, zij het niet uitdrukkelijk, n aa r de economie is ge­ ëvolueerd en een aantal van de jongere D uitse bedrijfseconom en in de jaren na 1930 ten aanzien van het onderhavige vraag stu k meer of m inder sterk onder de invloed kwam van de A ngelsaksische theorieën over de onvolkom en concurrentie en dientengevolge ook van de daarin verw erkte theorie van de m arginale kosten. D ientengevolge ontm oeten in het eind de uit tw ee aanvankelijk geheel gescheiden denksferen voortgekom en beschouw ingen over de grondslagen van de doelm atige berekening van de kostprijs elkaar in de aanprijzing door een deel van de D uitse bedrijfs­ economen van de m arginale calculatie. Die aanbeveling komt niet als een uitvloeisel van een poging tot verbetering van de verklaring der prijs­ vorming, doch is, zoals begrijpelijk is, de rechtstreekse uitkom st van een onderzoek n aar de voor het bedrijf meest voordelige, tot een m aximale w inst leidende calculatie van de aanbiedingsprijs.

Ik wil mij nu voor het vervolg van mijn beschouw ing in het bijzonder bezig houden met het norm atieve elem ent van het probleem , zij het ook, d at ik niet geheel aan het verklarende element zal voorbijgaan. D a t zou ik reeds niet kunnen doen zonder met mijn m ethode van analyse in strijd te komen; voor mij is de norm atieve theorie niet anders dan de p rag m a­ tische theorie, gegrond op en afgeleid uit de verklaring, de causale analyse. M a a r bovendien zou ik, indien ik mij daarm ede in het geheel niet inliet, ook aan een van de belangrijkste bedenkingen tegen de a a n ­ beveling van de m arginale calculatie voorbijgaan; die bedenking richt zich, zoals zal blijken, tegen een van de praem issen van de theorie der m arginale calculatie en ze ra a k t dus ook de verklaring van de prijsvor­ ming, welke op die praem isse is gebouw d. N ochtans wil ik ter wille van de scherpere omlijning van het probleem, zoals ik dit heden wil onder­ zoeken, het aldus bepalen: vorm en de m arginale kosten een doelm atige basis voor de bepaling van de om vang der voortbrenging in het bedrijf?

W ille n wij dit probleem op doelm atige wijze tot oplossing brengen, dan is het, als steeds, nodig, d at wij beschikken over een stel doelm atige begrippen. Ik meen mij te kunnen beperken tot de bepaling van de inhoud van een drietal begrippen, die in het onderhavige vraagstuk een specifieke functie vervullen, integrale kosten, d ifferentiële en marginale kosten.

(7)

H a d ik meer tijd te mijner beschikking, dan zou ik aan dit drietal gaarne het begrip der stan d aard k o sten hebben toegevoegd, om dat dit begrip van beslissende betekenis is als tegenhanger to t de m arginale kosten in het algem een en in de bedrijven met w isselende bedrijfsdrukte in het bijzon­ der. N u ik echter mij ertoe heb gezet om heden mijn aan d ach t sam en te trekken op een an d e r deel-probleem , moet ik aan de verleiding w eerstand bieden om die betekenis thans te ontw ikkelen. Ik bepaal mij dus tot de beschouw ing van de drie zoeven genoem de begrippen en ik begin daarto e met het begrip der differentiële kosten.

H e t moet hem, die zich met het onderhavige vraagstuk heeft bezig gehouden, opvallen, d at ik de differentiële kosten onderscheid n aast de m arginale kosten. In de literatuur immers w orden doorgaans beide be­ grippen geïdentificeerd, althans in beginsel niet onderscheiden; men spreekt van m arginale o f differentiële kosten en vat zowel in verdediging als bestrijding differentiële en m arginale calculatie tezam en in het oog. Ik b etreur dit, om dat n aar mijn mening zowel de theoretische analyse als de praktijk behoefte heeft aan tw ee begrippen, zonder w elker onderschei­ ding een hoogst belangrijke facet van het v raagstuk onbelicht blijft, en voorts om dat althans voor N ederland verw arring o n tstaat uit hoofde van de om standigheid, d at ik aan de term der differentiële kosten een eigen betekenis heb gegeven.

Ik zou dan ook gaarne ietw at uitvoerig hebben stilgestaan bij het begrip der differentiële kosten. M a a r de mij heden ter beschikking staande tijd laat zulks niet toe. Ik moet mij ermede vergenoegen, in het kort de inhoud van het begrip te omschrijven en in verband daarm ede ook de inhoud van het begrip der integrale kosten te bepalen.

(8)

zolang d a t deel geacht kon w orden, slechts tijdelijk en incidenteel aan de overige productie te zijn toegevoegd. A ldus verkreeg ik o.m. een doel­ m atig begrip voor de oplossing van het v raag stu k der prijsdiscrim inatie, w aarvoor J. M . C l a r k 5) het vóór mij had toegepast; m aar het begrip kreeg bij mij een veel ruim ere w erkingsfeer.

H e t kan op elk deel van de productie w orden betrokken. Bij vergroting van de voortbrenging niet alleen op de toegevoegde productie, m aar ook op de stam -productie; en op elk ander deel der voortbrenging, ook los van enige gedachte aan vergroting der productie. Z o kan men b.v., al n aa r het probleem zulks eist, de kosten van de producten van een bestaande bedrijfsafdeling, of de kosten voor de leveringen aan een bepaalde groep van afnem ers zowel differentieel als integraal in beschouw ing nemen.

D e onderscheiding, welke hier in de kostenbeschouw ing w o rd t gem aakt, is dus een and ere dan die, w elke th an s van de sociale economie uit ge­ m aakt w o rd t als deze de m arginale kostprijs stelt tegenover die van de gem iddelde kostprijs. D it blijkt duidelijk uit de om standigheid, d at het begrip der differentiële kosten w erd gevorm d in het verband van het probleem der prijsdiscrim inatie; die prijsdiscrim inatie is immers strijdig met de strekking der m arginale prijs-theorie. D e differentële kosten­ beschouw ing is overigens niet gebonden aan het vraag stu k van de hoogte van de aanbiedingsprijs; ze is veel ruim er gedacht en kan h aa r diensten bew ijzen bij alle vraagstukken, w elke m et betrekking to t de kosten rijzen, indien de mogelijkheid bestaat, het desbetreffende deel der voortbrenging in beschouw ing te nem en als een zelfstandig, niet organisch m et d e overige productie verbonden deel d er voortbrenging.

Intussen is het w aar, d at ik destijds bij mijn onderzoek n aa r de bete­ kenis en de doelm atigheid van de differentiële kostenbeschouw ing de aa n d ach t in het bijzonder heb gericht op de vorm ing van de aanbiedings­ prijs. D a t geschiedde, om dat de aanleiding to t d at onderzoek gelegen w as in het gebruik, d a t C lark van de d tfferential costs m aakte ten behoeve van de door hem aangeprezen prijsdiscrim inatie als blijvend en norm aal elem ent van prijspolitiek en prijsvorm ing. Ik verzette mij d aarteg en en betoogde, d at prijsdiscrim inatie slechts onder bepaalde voorw aarden doel­ matig w as en bij niet gescheiden m arkten slechts tijdelijk en incidenteel kon w orden toegepast. M a a r daarbij w as geen sp rake van m arginale calculatie. W a n n e e r ik dus in de theorie van de kostprijs de differentiële kostenbeschouw ing voor bijzondere gevallen en onder bepaalde om stan­ digheden doelm atig heb genoemd, dan heb ik daarm ede geenszins de m arginale calculatie aanvaard; en om gekeerd ra a k te mijn kritiek op de differentiële kostenbeschouw ing als min of m eer algem ene grondslag der bedrijfspolitiek de m arginale calculatie op zich zelve niet. T eg en d e m ar­ ginale calculatie ontw ikkelde ik mijn bezw aren in mijn kritiek op C arver in het k ader van de theorie der kw antitatieve verhoudingen, w aarin ze ook door C arv er w erd geplaatst. O fschoon deze theorie om didactische redenen h aar plaats kreeg in een and ere sector van de economische theorie dan die van de kostprijs, in de Leer d er O rganisatie, zullen mijn bed en ­ kingen tegen C arv e r’s theorie, zoals ik die reeds kort na mijn am btsaan­ vaarding ontw ikkelde, mij ook tot grondslag dienen van de kritiek, welke ik heden op de m arginale calculatie zal uitoefenen.

Ik besluit mijn beschouw ing over het begrip der differentiële kosten­ beschouw ing m et de opm erking, d a t dit begrip, indien het de inhoud heeft, die ik hier heb ontw ikkeld, geen afbreuk doet aan en niet in b o t­

®) J, M. Clark, The Economics of Overhead Costs, Chicago 1923.

(9)

sing kom t met het begrip der m arginale kosten; het om vat zelfs de m ar­ ginale kosten als de uitkom st van een differentiële beschouw ing. M aa r deze formele overeenstem m ing mag ons niet op een dw aalspoor leiden; m aterieel zijn beide begrippen met betrekking tot het v raag stu k der prijs­ vorm ing fundam enteel aan elkaar tegengesteld. E en essentieel kenm erk van de differentiële kostenbeschouw ing in de door mij d aa raa n gegeven zin is, d at zij economisch slechts doelm atig en verantw oord is als tijdelijke en in zekere zin incidentele grondslag voor de aanbiedingsprijs van bepaalde delen d er voortbrenging onder bepaalde om standigheden; even essentieel voor het leerstuk der m arginale calculatie is, d a t deze calculatie to t algem ene en continuele grondslag w ordt gem aakt van aanbiedingsprijs en bedrijfspolitiek. D eze beide kenm erken vorm en een onverzoenlijke tegenstelling, w elke onm iskenbaar de behoefte schept aan een onder­ scheiding van de tw ee begrippen.

D e invoering van het begrip der differentiële kosten bracht logisch de noodzakelijkheid mede van het gebruik van een nieuw e naam voor de traditionele kostencalculatie. A an een nieuw begrip n aa st d at der diffe­ rentiële kosten w as in dit verband geen behoefte, om dat het voorheen gehanteerde begrip ongew ijzigd w erd gehandhaafd. M a a r de nieuw in­ gevoerde onderscheiding m aakte wel een wijziging in de benam ing nodig, nu de w oorden kostprijs en kosten niet meer ondubbelzinnig w aren. Ik ging dus uit op zoek n a a r een w oord, d a t de onderscheiding van d e tegen­ stelling tot de differentiële kosten doelmatig kon aanw ijzen; ik m oest dit w oord zoeken, om dat op dit specifieke gebied de literatu u r nog niets had geboden en in het bijzonder C lark had nagelaten, de term te scheppen. W e l hanteert deze n aast de term van differential costs die van r esidual cost, 6) m aar de aldus gem aakte onderscheiding is van een and ere orde dan die w aarop ik het oog heb en w aaraan uit de a a rd der zaak behoefte bestaat. Intussen kan men m enen, d a t bestaan d e benam ingen als totale kosten, gem iddelde kosten e.d. aan de nieuw e onderscheiding h adden kunnen w orden dienstbaar gem aakt. H e t is than s geen gelegenheid om mijn zienswijze tegenover deze gedachte uitvoerig te rechtvaardigen; ik m oet volstaan m et te zeggen, d at ik van oordeel ben, d at de onderschei­ ding een nieuw w oord vereiste, in hetw elk de zin van de nieuw e tegen­ stelling in de begrippen to t uitdrukking w erd gebracht en d a t in dit opzicht de benam ing doelm atig is.

Z o ontstonden dan de w oorden integrale kostenbeschouw ing en inte­ grale kosten. T eg e n de keuze van dit w oord is onlangs bezw aar gem aakt door F. J. de Jong in zijn verdienstelijk opstel over D e economische term i­ nologie in het N ed erlan d s in D e Econom ist ( Juli-A ugustusnum m er 1950). Ik heb grote w aardering voor het streven van de Jong n aa r een ta a l­ kundige zuivering der term inologie en een meer doelm atige term inologie; ik wil daarto e ook gaarne mijn steentje bijdragen. M a a r het is bezw aarlijk hem te volgen in de consequenties van de a a rd der bedenking, die hij oppert n a a r aanleiding van het gebruik van het w oord in het leerboek van J. L. M ey. T aalk u n d ig heeft hij geen bezw aar tegen de term ; d at verheugt mij, om dat in die richting het probleem lag, toen ik de nieuw e naam m oest zoeken. D a t lag niet in de richting w aaru it de Jong met bezw aren komt; hij oppert bedenking tegen de benam ing uit hoofde van de om standigheid, d at het w oord integraal ook in de w iskunde w o rd t

(10)

gebruikt en d aa r een „zeer specifieke” betekenis heeft. H e t euvel in de economie is, d at tal van w oorden in meer dan één betekenis w orden gebruikt en ik stem in met de Jong, als hij dit euvel bestrijdt. M a a r hij eist teveel, als hij van de economie verlangt, d a t zij zich voegt n aar w at hij noem t het spraakgebruik in de w iskunde. R eeds hierom, wijl de beschikbare w oordenschat te klein is, om in de onderscheiden w eten­ schappen een voor elk h arer specifieke term inologie te scheppen en voor h aa r te reserveren. D it bezw aar klemt vooral sterk uit hoofde van de om standigheid d a t de begrippen in de onderscheiden w etenschappen uit verschillend gezichtspunt w orden gevorm d en dientengevolge een en hetzelfde concrete verschijnsel ten opzichte van verschillende kenm erken w o rd t w aargenom en, zodat het aan tal begrippen veel groter w ordt dan het aan tal verschijnselen en het aantal w oorden, die gem eenschappelijk w orden gebruikt en nochtans verschillende begrippen aanw ijzen, veel groter is dan de Jong blijkbaar veronderstelt. D iens eis zou de economie, die to t d e vrij jonge w etenschappen behoort en dus tal van w oorden reeds bij and ere w etenschappen in gebruik genom en ziet, dw ingen tot het gebruik van gew rongen en voor h aa r begrippen ondoelm atige w oord- constructies. W ij m oeten en kunnen ons tevreden stellen met te streven n a a r een doelm atig gebruik van de w oorden in een voor onze eigen w etenschap enkelvoudige betekenis, zodat niet tw ee of meer begrippen door een en hetzelfde w oord w orden aangew ezen. D it streven is reeds moeilijk genoeg te verwezenlijken, m aar het doel is deze moeite w aard; strekken wij ons streven verd er uit in de door de Jong aangegeven rich­ ting dan schieten wij over het doel heen.

Intussen ontken ik niet, d a t het w oord integraal op zich zelf een bijzon­ der bezw aar m eebrengt, om dat, zoals de Jong het uitdrukt, het w iskundige denken reeds sedert tenm inste een tw intigtal jaren een grote plaats in ­ neem t in de economische uiteenzettingen, een bezw aar, d a t nog w ordt vergroot door de om standigheid, d at het aanrakingsvlak tussen de w is­ kundige en de economische analyse in het vraag stu k der m arginale cal­ culatie groot is. H a d deze ontw ikkeling zich reeds voltrokken op het og en ­ blik, d a t ik n aa r het voor mijn doel geschikte w oord zocht, dan had ik w ellicht aan een an d e r w oord de voorkeur gegeven, al betwijfel ik, of ik er een gevonden zou hebben, d at mij in andere opzichten zou hebben bevredigd. M a a r de situatie w as een andere; mijn keuze w erd reeds in het begin der tw intiger jaren definitief gedaan en toen woog dit bezw aar nog niet. O verigens geldt n aa r mijn mening hetzelfde bezw aar voor de term differentieel; zelfs in sterkere mate, w ant het w oord integraal w o rd t in het zinsverband, w aarin het hier w o rd t gebruikt, blijkbaar door nie­ m and m isverstaan, terw ijl het w oord differentieel wel to t m isverstand heeft geleid. M en heeft verband gelegd tussen deze term en het w is­ kundige differentiaal-quotient; d at dit verband in de conceptie van het begrip der differentiële kosten, zoals ik die zoeven heb geschetst, niet bestaat, is, n a a r ik vertrouw uit mijn uiteenzetting voldoende duidelijk gew orden. E r is hier een m isverstand, d at is bevorderd d oordat de D uitse bedrijfseconom en zijn gaan spreken van de specifieke kosten van een „S chicht” , een productie-laag, zodat de m arginale kosten niet zouden zijn de kosten van de laatst toegevoegde product-eenheid, m aar van de laatst toegevoegde productenlaag. D eze overw egingen hebben met nam e M elle- row itz ertoe gebracht, te onderscheiden tussen D ifferenzkosten en D iffe­ rentialkosten; de eerste zijn de kosten van de differentieel beschouw de productie-laag, de laatste de kosten d er product- eenheid in die aldus

(11)

beschouw de laag. In die D ifferentialkosten legt hij dan rechtstreeks ver­ b an d m et het m athem atische begrip van het differentiaal-quotient. T e r­ loops moge ik hierbij opm erken, d at het begrip der m arginale kosten voor de product-eenheid aldus een ietw at hybridisch k arak ter krijgt; ze zijn niet de kosten der laatst toegevoegde product-eenheid, m aar de gem iddelde kosten per eenheid uit de laatst toegevoegde, de m arginale productie-laag.

T en slo tte enkele w oorden over het begrip der m arginale kosten. V oor hem, die vertrouw d is met het begrip van het g rensnut —■ en welke econoom is d a t niet? •— biedt dit kostenbegrip als zodanig geen moeilijk­ heid; het houdt in de specifieke kosten van de laatste aan de productie toegevoegde eenheid, differentieel beschouw d. H et kom t mij overbodig voor, met het hiervoren bedoelde opstel van Koopm ans voor ogen en gegeven de algem ene bekendheid van het grensnutbegrip, hierbij uit­ voerig stil te staan. In w aarheid immers is het thans als nieuw en m odern aangeboden leerstuk van de m arginale calculatie niet meer dan een ver­ geten hoofdstuk uit de g rensw aarde- en prijstheorie der O ostenrijkers. H a d d e n deze reeds de vrijheid gevonden om zich te w agen aan een an a­ lyse van de gedragingen van de producent binnen diens bedrijf, dan zou

dit leerstuk ongetw ijfeld reeds de slotp arag raaf van hun theorie zijn gew orden.

Ik acht mij dus gerechtigd om mij than s te zetten tot de ontw ikkeling van mijn bedenkingen tegen dit leerstuk.

D eze bedenkingen betreffen zowel de verklarende theorie als de d a a r­ aan ontleende of althans d aaraan verbonden norm atieve gevolgtrekkingen.

Beide zijn zo nauw met elkaar verw even, d at het geen zin heeft, ze gescheiden te behandelen. Z u lk s te m inder om dat het voor mij, zoals ik hiervoren zei, voor hedenm iddag in hoofdzaak g aa t om de norm atieve aanw ijzingen. M et de casuistiek, w aarm ede dit probleem in het kader van het vraagstuk der onvolkomen concurrentie als gewoonlijk is omgeven, zal ik mij dan ook niet inlaten. Ik steven rechtstreeks af op de strekking van de theorie. Ik heb ze in de aanvang reeds voorlopig geschetst, m aar ik wil ze nog eens iets om standiger uiteenzetten, o pdat de zin ervan nauw keurig w o rd t vastgehouden. D e theorie in de geperfectioneerde versie van Koopm ans leert, dat, indien de producent streeft n aa r m axi­ mering van de totale w inst, een tendentie zal bestaan om de optim ale productie-om vang te realiseren; 7) die optim ale productie-om vang w ordt bepaald door het snijpunt van m arginale opbrengsten en m arginale kos­ ten. Z u lk s op grond van de overw eging, d at de producent, die streeft n a a r maxim ering van zijn w inst en daarbij op „juiste” wijze calculeert, zijn bedrijfspolitiek zal baseren op een vergelijking van de m arginale kosten met de m arginale opbrengsten; de maximale w inst immers w ordt bereikt op het punt, w a ar deze beide grootheden aan elkaar gelijk zijn of, in geval van discontinu verloop van een der schalen of van beide, elkaar zo dicht mogelijk naderen. D e formule ter karakterisering van de optim ale productie-om vang luidt derhalve: m arginale kosten gelijk aan m arginale opbrengst. 8) G egeven het feit, d at in deze theorie de uitkom st der cal­ culatie rechtstreeks de gunstigste aanbiedingsprijs bepaalt en dat die calculatie slechts „ju ist” geacht w ordt, indien de producent de o n d er­ havige theorie to t richtsnoer heeft genomen, houdt de theorie niet alleen

7) J. G. Koopmans t.a.p. blz. 161, 166, 168.

(12)

in de verklaring van de w erking van het prijsm echanism e m aar tevens de norm atieve aanw ijzing voor de producent voor zijn gedraging ten a a n ­ zien van calculatie, aanbiedingsprijs en productie-om vang. Z ie d a a r strek ­ king en kern van de theorie der m arginale calculatie.

M ijn eerste bedenking richt zich nu tegen de feitelijke gronden, w aarop de theorie is gebouw d en allereerst tegen de uitspraak, volgens welke er een tendentie zou zijn, om de door de m arginale calculatie aangew ezen optim ale productie-om vang te realiseren. W a n t zulk een tendentie bestaat er stellig niet. Z e is er niet, om dat de producent in het algem een niet streeft n aa r maximering van de w inst in de zin, w aarin de theorie der m arginale calculatie dit w oord hanteert en om dat de producent norm aliter niet m arginaal calculeert. N u is het w aar, d at Koopm ans de veronder­ stelde tendentie aan twee voorw aarden verbindt; hij zegt dus niet, dat ze bestaat, m aar slechts, d at ze zal bestaan, als die voorw aarden w orden vervuld: als de ondernem er streeft n aa r m axim ering van zijn w inst en als hij m arginaal calculeert. Ik laat voor heden in het midden, of het toelaatb aar is, op deze wijze het begrip tendentie te hanteren, m aar ik wil opkom en tegen de suggestie, die gew ekt w ordt om trent hetgeen in de w erkelijkheid geschiedt. H et zou intussen niet redelijk zijn, op deze bedenking n ad ru k te leggen tegenover Koopm ans, nu de verm elding van de voorw aarden een uitvloeisel is van het lofw aardige streven van Koopm ans n aa r zorgvuldiger form ulering van zijn stellingen dan andere schrijvers; het zou ondan k b aar van mij zijn, als ik d aaruit een w apen sm eedde tegen hem, die, zoals ik reeds vaststelde, door zijn zorg­ vuldige en nauw keurige analyse mij ontheven heeft van de taak, om kritiek te oefenen op menige uitspraak van and ere auteurs op voor mijn huidig doel niet essentiële punten. M a a r 't g aa t hier niet om een a a n ­ gelegenheid van ondergeschikt belang. A lgem een w o rd t door de voor­ standers der m arginale calculatie de suggestie gewekt, alsof deze calcu­ latie, die immers de rationele heet, de gebruikelijke is bij de verstandige producenten. O p deze stilzwijgend gem aakte veronderstelling is de m ar­ ginale verklaring van het prijsm echanism e opgebouw d. Z o u de door Koopm ans gekozen voorzichtige form ulering inderdaad m oeten w orden opgevat als het stellen van een voorw aarde voor de geldigheid van de m arginale theorie, dan zou die theorie als verklaring van prijsm echanism e en bedrijfspolitiek zinledig w orden. A ls de producent de m arginale cal­ culatie toepast, als de ondernem ers norm aliter daarin het richtsnoer voor hun prijspolitiek zoeken, ja, dan is het niet tw ijfelachtig of de prijsvor­ ming zal zich voltrekken op de wijze als de theorie leert. M aa r zo zou de theorie in h aar kern niet meer w orden dan een tautologie; en zo heeft Koopm ans dus zijn voorw aardelijke form ulering niet bedoeld. M ijn kritiek richt zich dus tegen de gehele m arginale school. D eze w erkt met ver­ onderstellingen, die in strijd zijn met de werkelijkheid en deze zelfs geweld aandoen; haar aanhangers, voortreffelijke scribenten als zij veelal zijn, bieden ons een vernuftige casuistiek, gesteund door m athem atische formules en grafische voorstellingen, die op zich zelf veelal onbestrijdbaar zijn. M a a r zij zw eeft met h aar theorie boven de werkelijkheid. N iet alleen met betrekking tot de vraag, of de producenten de m arginale calculatie inderd aad toepassen, m aar zelfs w at de uitvoerbaarheid der calculatie en de praem isse van het oogmerk der producenten betreft.

D e onuitvoerbaarheid der calculatie en de ondoelm atigheid h arer tech­ niek zijn door mijn am btgenoot }. L. M ey n aa r mijn oordeel in zijn hier- voren genoem de geschriften op afdoende wijze aangetoond; M ey heeft

(13)

o.m. in het licht gesteld, dat de talrijke transacties, die tezam en vraag en aanbod voor het bedrijf vormen, elk op zich zelf een door tal van inciden­ tele factoren beïnvloede m arginale kostprijs hebben, d at het bedrijf steeds in onzekerheid verkeert om trent de plaats, w elke de in de toekom st nog te brengen offers in het economische bestel van het bedrijf zullen innem en en d at er in het algem een een onvermijdelijk tekort is aan het voor de toepassing der m arginale calculatie onm isbare inzicht in de toekom stige werkelijke verhoudingen, met nam e ten aanzien van de te verw achten afzet. H e t is duidelijk, d at deze voor de onbruikbaarheid van de m ethode beslissende defecten ook een symptoom zijn van de irrealiteit der theorie, die deze m ethode aanbeveelt en ze tot grondslag neem t voor de verklaring van de prijsvorm ing. Ik laat nog daar, dat, zoals Koopm ans trouw ens heeft erkend, de m arginale calculatie niet meer dan een kunstgreep is, welke de plaats inneemt van de voor de hand liggende en door iedere producent w a ar nodig toegepaste vergelijking van de totale kosten bij tweeërlei productie-om vang; een kunstgreep overigens, die, zoals alw eer Koopm ans in zijn kritiek op de zienswijze van een deel zijner m edestanders nauw ­ gezet a a n tc o n t9 ), in tal van gevallen faalt. V oor mijn bedenking uit hoofde van de onwerkelijkheid der theorie is van nog meer betekenis, d at de defecten, w aarover men spreekt, nog slechts betrekking hebben op de analyse in de vereenvoudigde probleem stelling, w elke in de litera­ tu u r gebruikelijk is. Eenvoudigheidshalve, zo heet het algem een, neemt men tot object van de analyse een bedrijf, w aarin slechts één product w ordt vervaardigd. M ey heeft laten zien, d at zelfs bij die vereenvoudigde voorstelling het bedrijf in de onmogelijkheid verkeert om de m arginale calculatie toe te passen; en ik heb mij bij die zienswijze aangesloten. M aar, als men nu de vereenvoudiging prijs geeft, hetgeen men zal m oeten doen, als men w eer met de voeten op de grond wil komen, dan blijkt de gedachte van de m arginale calculatie schier grotesk. D e w erkelijkheid kent het bedrijf met voortbrenging van één soort producten nauw elijks. O ok w anneer het bedrijf oppervlakkig gezien slechts één product voo rt­ brengt, leidt nauw keurig toezien doorgaans tot het inzicht, d at bijpro­ ducten, kw aliteitsverschillen, verschillen in afnem ersgroepen enz. de ogenschijnlijk eenvoudige struktuur van de productie tot een ingewikkeld samenste! van producten met verschillende m arkten m aken. En in het overgrote m erendeel der bedrijven springt zelfs de veelheid van de pro­ ducten in het oog. W aarlijk , niem and met enig begrip van de eisen, welke de techniek der m arginale calculatie stelt, kan volhouden, dat ze praktisch uitvoerbaar is.

M en zal allicht de opm erking maken, d at mijn bedenking onrecht­ vaardig is ,om dat de theorie nu eenmaal vereenvoudigingen als de hier bekritiseerde nodig heeft om te ontkom en aan de voor de analyse sto­ rende ballast van de schakeringen in de praktijk. Ik erken die behoefte en ik erken ook de behoefte aan menige veronderstelling of voorw aarde, w elke strijdig is met de werkelijkheid; ik zelf m aak gaarne gebruik van stileringen. M a a r ik keer mij tegen het misbruik, dat men van die stile­ ringen m aakt, w anneer men voor de geldigheid van de theorie essentiële m aar in de w erkelijkheid onvervulbare voorw aarden als vervuld veronder­ stelt of w anneer men met de vereenvoudigingen in de voorstelling moei­ lijkheden uit de weg gaat, die de kunstig opgezette casuistiek in de kern zouden treffen. E n dat misbruik viert hier hoogtij. E en opmerkelijk staal van „w irklichkeitsfrem de” theorie w erd hier door de sociale economie

(14)

geleverd, zo schrijft }. L. M ey. 10) H oe vreem d de theorie tegenover de w erkelijkheid staat, blijkt duidelijk, als w e zien, d at men v errast blijkt door het resu ltaat van enige enquêtes in het bedrijfsleven, waarbij geen enkele der geënquêteerden de m arginale calculatie bleek toe te passen. D eze enquêtes w erden ach teraf gehouden; hetgeen op zich zelf reeds een opmerkelijk verschijnsel is voor economen, die de w erkelijkheid w en­ sen te analyseren. Z e w erden gehouden n a d a t reeds gedurende vele jaren uitvoerige theoretische beschouw ingen w aren gepubliceerd, w aarin de prijsvorm ing w erd v erklaard op de grondslag van de veronderstelling, d at het bedrijfsleven, alth an s de rationeel handelende producenten, m ar­ ginaal calculeerden. M en zal nu wel op zoek gaan n a a r de oorzaken van de aldus gebleken tegenstelling tussen theorie en werkelijkheid; ik hoop m aar, d a t de A ngelsaksische schrijvers niet zo ingenom en zijn met de uitkom sten hunner casuistiek, d at zij de praktijk in gebreke stellen om dat deze hun redenering in de w a r stuurt.

D a t J. L. M ey zijn verw ijt in het bijzonder richt to t de sociaal-econom en is begrijpelijk, om dat vooral zij 't zijn die als p ropagandisten voor de ge­ w ra ak te calculatiem ethode zijn opgetreden. M aa r daarm ede is niet gezegd, d at de bedrijfseconom en zich nimmer schuldig m aken aan het zoeven bedoelde m isbruik en d at zij in het bijzonder met betrekking tot het v ra a g ­ stuk der kostprijs-calculatie van deze sm etten vrijgebleven zijn. H et niet lang geleden verschenen boek van G eertm an 11) levert reeds het bewijs van het tegendeel. M aa r mijn gedachten richten zich meer n aa r hetgeen door sommige bedrijfseconom en in D uitsland is geschreven en m eer in het bijzonder n aa r een aantal uitspraken van Schm alenbach, met nam e n aa r diens aan de theorie der m arginale calculatie verw ante theorie, welke hij in de loop der jaren onder steeds nieuw e nam en de goê-gem eente heeft aangeboden. Intussen is een opmerkelijke en voor mijn opvatting om trent de beoefening der economie geruststellende ervaring, d at deze theorie geen voet aan de grond heeft gekregen. D e praktijk heeft er niet de m inste aa n d ach t aan geschonken, met hoeveel gerucht ook Schm alenbach zijn theorie heeft getracht aan de m an te brengen. E n ook bij de theoretici is het succes uitgebleven; de N ed erlan d se bedrijfseconom en hebben de hier bedoelde uitspraken nauw elijks au serieux genom en en in D uitsland heeft men in hoofdzaak een afw achtende houding aangenom en. Z ie t hier nu een opmerkelijk verschil met w at in de sociale economie is geschied, w aar men de theorie van alle kant met applaus heeft ontvangen en ze met de theorie der onvolkomen concurrentie niet meer of m inder dan als een revolutionnaire vooruitgang heeft gekenm erkt. D e bedrijfs-econom en bleven nuchter de destijds nieuw e theorie keuren en toetsen aan de werkelijkheid en noch de casuistiek van Schm alenbach noch diens gezag in bepaalde kringen verm ochten hen ertoe te brengen, die toetssteen te veronachtzam en. T rouw ens, d at kan de serieuze bedrijfseconoom niet, w an t hij w ordt bij zijn analyse van het gebeuren in het bedrijf steeds w eer met de neus op de feiten, op de w erkelijkheid gedrukt. Z o als ook de sociaal-econoom zich niet van de wijs zal laten brengen door theorieën, die strijdig zijn met de voor hem toegankelijke, d.w.z. tot in bijzonder­ heden w aarneem bare werkelijkheid; casuistiek noch gezag zullen hem ervan w eerhouden, de toetssteen der w erkelijkheid aan te leggen met betrekking tot die problem en, w elke liggen binnen het gebied d er voor hem w aarneem bare praktische verschijnselen.

10) J. L. Mey, prae-advies Accountantsdag 26 November 1949 blz. 13.

11) J. A. Geertman, Leer van de marginale kostprijs, Amsterdam-Brussel 1949.

(15)

Intussen, al is dan de m arginale calculatie, zoals deze ons w o rd t a a n ­ geboden als kostprijsberekening, w elker uitkom st de optim ale aanbie- dingsprijs voor elk aanbod afzonderlijk bepaalt, onbruikbaar, d an is d a a r­ m ede toch nog niet beslist over de betekenis van het beginsel van de m arginale kostprijs. W e lisw a ar staat nu vast, d a t de theorie in de versie w aarin ze ons w o rd t aangeboden faalt en onjuist is, m aar w e zouden toch aan de theorie onvoldoende recht laten w edervaren, indien wij ze alleen op deze grond ter zijde schoven; met nam e zouden wij de on d er­ liggende essentiële gedachte van de betekenis van de m arginale g rond­ slag voor prijsvorm ing en productie-om vang veronachtzam en. W a n t de tot nu toe ontw ikkelde kritiek laat de mogelijkheid open, om de m arginale calculatiewijze als richtsnoer te aanvaarden voor de bedrijfspolitiek ter zake v an aanbiedingsprijs en productie-om vang. Ik verw acht ook, d a t de voorstander van de m arginale calculatie nog wel bereid zal zijn om de voorafgaande kritiek te aanvaarden, m aar zich des te steviger zal ver­ schansen in het met zijn casuistische w apenen zoveel gem akkelijker te verdedigen bastion van het beginsel. T rouw ens, ook J. L. M ey ontkent niet, d a t er een mogelijkheid open blijft voor de toepassing van het m ar­ ginale beginsel bij de planning 12), al meen ik uit zijn betoog te mogen besluiten, d at hij in het algem een ook van die mogelijkheid geen gebruik wil m aken.

M ijn bezw aren nu richten zich, en d at ten volle, ook tegen het beginsel. Ik acht ook het beginsel onwerkelijk en dus ondeugdelijk als verklarings- middel voor de w erking van het prijsm echanism e en bovenal verw erpelijk als norm atieve aanw ijzing voor de producent. D eze uitspraak is gegrond op de w etenschap, d at de producent niet m arginaal denkt en d a t zijn bedrijfspolitiek ook niet intuitief m arginaal is ingesteld. D eze w erkelijk­ heid is moeilijker uit de ervaring in de praktijk aan te tonen dan ten aanzien van het niet toepassen der m arginale calculaties mogelijk zou zijn, om dat de opvolging van het beginsel zich niet in visueel w aarneem ­ b are verschijnselen behoeft te realiseren; de gedachte aan het beginsel kan reeds dit beginsel tot richtsnoer m aken van de politiek. M a a r mijn kennis van het bedrijfsleven en van de overw egingen, die de producenten leiden, geeft mij het recht om met stelligheid te zeggen, d a t deze denk­ wijze de bedrijfsm an vreem d is.

Indien dit zo is, zo zal men opm erken, dan moet zulks toe te schrijven zijn aan onbekendheid met de m arginale calculatie-m ethode of althans aan onverm ogen om h aa r toe te passen. Kent de producent de m ethode wel en is hij in sta a t om ze toe te passen of te doen toepassen, dan moet hij schuldig staan aan een laak b aar conservatism e, dan m oeten wij hem rangschikken onder de niet rationeel handelende producenten, die w e als re chtgeaarde economen plegen buiten de w et te stellen. W a n t alleen het m arginale beginsel kan hem de m axim ering van zijn w inst doen realiseren, w a a rn a a r hij zegt te streven. E r zou dus een innerlijke tegen­ strijdigheid zijn tussen de niet opvolging van het beginsel der m arginale calculatie en het streven n aa r m axim ering van de w inst.

D ie tegenstrijdigheid zou er inderd aad zijn, indien het w a a r w as, dat de producent streefde n a a r m axim ering van de w inst in de zin, w aarin het begrip der m axim ering door de voorstanders d er m arginale calculatie en trouw ens door de economen in het algem een w ordt gehanteerd. M a a r de producent doet dit niet en mijn bezw aar tegen de onwerkelijkheid der theorie richt zich dan ook mede tegen de praem isse van de theorie

(16)

of, als men wil, tegen de voorw aarde, w a aro n d er deze theorie heet te gelden.

Ik ben mij ervan bew ust, d at deze uitspraak verw ondering zal wekken; alth an s buiten de kring van hen, die mijn colleges over dit vraagstuk hebben gevolgd. H e t schijnt, alsof ik daarm ede aan de gehele economische theorie met betrekking tot de voortbrenging het fundam ent ontneem. M a a r ik heb het vertrouw en, d at ik met de nu volgende toelichting die verw ondering zal w egnem en en mijn hoorders zal gerust stellen, indien de vrees bij hen m ocht zijn opgekom en, d at ik aan het einde van mijn universitaire loopbaan de grondslag van het w inststreven zou willen prijsgeven, w aarop ik zelf het gebouw der bedrijfseconom ische theorie heb opgetrokken.

D a t w inststreven blijft de grondslag en de praem isse voor verklaring en norm atieve lering. Z elfs ben ik bereid om de gedachte aan de m axi­ m ering van de w inst aan d a t streven te verbinden: het is inderdaad logisch noodzakelijk, als men het strev e n n a a r w in st to t grondslag neem t voor de econom ische an aly se v an de p riv ate voortb ren g in g , ook de hypothese v an de m axim ering te a a n v a a rd e n . E n ik geef tenslotte toe, hetgeen voor het onderzoek n a a r de w erklijkheidszin der verkondigde theorie ongetw ijfeld v an belang is, d a t de pro d u cen t in de praktijk, als ge hem n a a r zijn oogm erk zoudt v ra g en en hij in zijn an tw o o rd niet gerem d zou w o rd en door enige ac h te rd o ch t ten aanzien v an de stre k ­ king v an de v ra ag , U geredelijk zal an tw o o rd en , d at hij zijn w inst „n atu u rlijk ” zo groot mogelijk wil m aken.

M a a r als die p ro d u cen t een v ersta n d ig zakenm an is, d an zal het U bij v erd er v ra g en blijken, d at deze natuurlijke reactie een onvolkom en beeld geeft van de doeleinden, w elke hij zich in w aarheid stelt. W a t betekent 't voor de producent, die beleidvol zijn bedrijf bestuurt, als hij losjesw eg zegt te strev e n n a a r zo groot mogelijke w inst?

D a t betek en t niet, zoals de econom ische theorie ten o nrechte a a n ­ neem t, d a t hij streeft n a a r de g ro o tst mogelijke w inst op één ogenblik, zelfs niet n a a r de grootst mogelijke w inst in een boekjaar of in welke an d e re b epaalde periode ook. H e t betekent, d a t hij s tre e ft n a a r een zo hoog mogelijk duurzaam rendem ent v an zijn bedrijf. N iet de gro o tte van de w inst, verbo n d en aan een bep aald e tran sactie, noch die v an enige reeks v an tran sa cties is richtsnoer voor de bedrijfspolitiek. Stellig is de uitkom st v a n geen enkele tran sa ctie hem onverschillig, en hij w en st die uitkom st zo gunstig mogelijk, m aar richtsnoer voor zijn bedrijfspolitiek is die p artiële uitkom st niet; als het opvoeren v an die w inst schadelijk is vo o r de integ rale rendabiliteit en met nam e vo o r het rendem ent in de toekom st en de duurzaam heid d er rendabiliteit, d an zal hij d a t op ­ voeren v an de w inst op een bep aald e tran sa ctie of een reeks v an tra n s ­ acties ach terw eg e laten.

H e t zou mij niet v erw o n d eren , als mijn hoord ers aanvankelijk geneigd zouden zijn om de hier door mij gem aakte onderscheiding als v an niet essentiële betekenis ter zijde te schuiven. Ik verzoek hen nochtans een ogenblik mij te volgen in mijn zienswijze, volgens w elke die o n d e r­ scheiding v an beslissende betekenis is vo o r menig v ra a g stu k in de econom ie en in het bijzonder vo o r de problem en m et betrekking to t de productie. D an zullen zij n aa r ik vertrouw tot het inzicht kom en, d at het begrip van de m axim ering der w inst met de hier door mij gem aakte onderscheiding een geheel an d e re inhoud krijgt. D e p artiële tran sa ctie w o rd t niet als op zich zelf staan d afzonderlijk verzo rg d en in h a a r

(17)

kom st g ew aard eerd , m aar als deeltje v an de productiestroom ; het is de h an d h a v in g en de v erbetering v an w instm arge en w instbron, w a arin het streven n a a r m axim ering van de w inst w o rd t verw erkelijkt. D it betek en t v oor de praktijk, d a t de voorzieningen, w elke de p roducent tre ft to t bescherm ing v an de w in stb ro n en v an h a a r w inst-capaciteit, een essentieel elem ent vorm en v an de bedrijfspolitiek. E n het betek en t v oor de theorie, d a t deze voorzieningen n iet m ogen w o rd e n aangezien v o o r en niet m ogen w o rd en g ew aard e erd als verrichtingen, v o o r s p r u i­ ten d e uit zelfstandige econom ische overw egingen n a a st en zelfs teg en ­ gesteld aan het streven n aa r w instm axim ering, m aar als verrichtingen, die rechtstreeks en dw ingend d aaru it voortvloeien en onverbrekelijk ver­ bonden zijn m et de overige beslissingen, die in dit strev en h a a r oorsprong vinden.

Ik verw ach t, d a t m enigeen on d er mijn hoorders bij zich zelf zal d en ­ ken, d at ik mij than s toch ook danig van de w erkelijkheid verw ijder, nu ik h et oogm erk bij het w in ststrev en v an de bedrijfsm an op een zo hoog niveau instel als ik hier heb gedaan; indien er in d erd a ad p roducenten v an een zo g rote bedachtzaam heid en vooruitziendheid bestaan , dan zullen zij toch stellig slechts een kleine m inderheid vorm en. Ik geef dit zonder aarzelen toe. Ik heb voor de bepaling v an de inhoud v a n het begrip d er w instm axim alisatie gebruik gem aak t v an de in zekere zin ideale producent, die niet alleen begrijpt, w a t op den duur v oor zijn inkom en de doelm atige bedrijf spolitiek is m aar ook consequent n a a r dit inzicht handelt- Intussen m oet men het aa n ta l d er producenten, die tot dit min of m eer ideale type kunnen w o rd en gerekend, vo o r N e d erlan d niet on d ersch atten . H e t spreekt vanzelf, d a t dit a a n ta l tegenover het zeer g rote a a n ta l bedrijven klein is; m aar h et N ed erlan d se bedrijfsleven zou niet beschikken o v er een zo gezonde kern op schier elk gebied d er v oortbrenging, indien het niet een groep v an bedrijfsleiders h ad v o o rt­ gebracht, die intuitief en in hoofdzaak geleid door het gezonde verstand, vo o r een deel ook door v aa k m et grote offers v erk reg e n erv arin g , dit ty p e b en ad erd en . H oe dit echter zij, als ik de w erkelijkheid heb te an alyseren en to t oordeelvellingen over die w erkelijkheid moet komen, d an zal ik n iet uit het oog verliezen, d a t er vele produ cen ten zijn, die verleid w o rd en door b aten op korte term ijn of door speculatieve k a ra k ­ tereigenschappen to t handelingen, die zij zouden hebben nag elaten als zij geleid zouden w o rd en door h et w inststrev en , zoals ik d at heb gede­ finieerd; ik zal d an ook niet v erg eten , d a t vele p roducenten de ruim e visie missen, om het begrip d er w instm axim alisatie in de door mij a a n ­ gegeven zin te verw erkelijken en evenm in zal ik d an n alaten rekening te houden m et de om standigheid, d a t v a a k incidenteel w erk en d e invloe­ den to t afw ijkingen van de getrokken gedragslijn nopen.

(18)

econom ie hem de w eg te wijzen en a a n d ra n g op hem uit te oefenen om die w eg te volgen.

M aar, wil de econoom die norm atieve taak vervullen, dan zal hij ook de weg ter dege moeten kennen. E n in dit opzicht nu hebben de sociaal- econom en t.a.v. de m arginale calculatie een ernstige vergissing begaan; zij zijn zelf op een d w aalspoor g e ra a k t en dreigen m et hun averechts w erk en d e voorlichting en p ro p a g an d a bedrijfsleven en overheid de w eg op te dringen, die n a a r de afg ro n d leidt. Zij dreigen de bedrijfsecono­ m ische theorie te ond erg rav en , zoals die zorgvuldig en m et kennis van zaken is opgebouw d en do o r de acco u n tan ts als p raktische bedrijfs­ econom en met beleid en volharding aa n het bedrijfsleven w o rd t o n d e r­ w ezen. Die theorie vindt een h arer peilers in de op de vervangings­ w a ard e gegrondveste integrale kostprijs; vervangingsw aarde en integrale calculatie vorm en een hechte steun voor de bedachtzam e en gezonde prijs- en bedrijfspolitiek, zowel voor de private voortbrenging als voor de over­ heid in haar geleide economie. D e m arginale calculatie, welke w ordt aanbevolen als een m oderne vinding met verbijsterend schone perspec­

tieven, is in w aarheid een v ariant in de toepassing van de historische kostprijs-calculatie, w aarvan men toch zonder overdrijving kan zeggen, d at h aa r ondeugdelijkheid op overtuigende wijze door de bedrijfseconom ie is aangetoond. W ie tot de grondslagen van de leer der vervangingsw aarde als basis van kostprijscalculatie en aanbiedingsprijs is doorgedrongen moet inzien, d at de theorie der m arginale calculatie is gebouw d op een ondeug­ delijk fundam ent, d at de bedrijfseconom ie reeds sedert langs als een atavism e uit de tijd van de als kunstleer beoefende bedrijfsleer heeft ter zijde geschoven.

Ik keer terug tot het begrip der w instm axim ering. Als aan dit begrip de inhoud w o rd t gegeven, die ik hierv o ren heb aangew ezen, dan sluit het ook het beginsel d er m arginale calculatie uit. N och als beginsel voor de calculatie v an de aanbiedingsprijs, noch als beginsel voor de prijs­ politiek op lange term ijn is het bru ik b aar, om dat het niet in o v ereen ­ stem m ing is met het econom ische beginsel, d at uit het aldus gekenm erkte w in ststrev en voortvloeit. H e t is d a a r zelfs m ede in strijd, om dat het, de prijspolitiek en de keuze v an de productie-om vang uitsluitend richtend op de grootste w inst op één ogenblik of v an een bepaalde b ep erk te tijds­ ruim te, de vo o r de bescherm ing v an w instm arge, w in stb ro n en w inst- capaciteit noodzakelijke elem enten uit de overw egingen v oor de bepaling d er bedrijfspolitiek w eert: het beginsel v an de m arginale calculatie w eert die overw egingen niet alleen, het k eert zich zelfs d a a r tegen, om dat het drijft n a a r een bedrijfspolitiek, die de w instm arge system atisch uitm er­ gelt, de w instcapaciteit o verspant, de productie-cap aciteit overm atig opvoert, het v o o rtb estaa n v an de w instbron o n d erg raa ft.

W a n n e e r men ziet, met w elk een v erzekerdheid en overtuiging het beginsel d er m arginale calculatie in de theorie w o rd t gesteld en voor toepassing in de praktijk w o rd t aanbevolen, d an m oet deze u itsp raak wel op zijn m inst o v erd rev en schijnen- L aat mij daarom nog enkele ogenblikken hierbij stilstaan, o p d at ik kan trach ten , de overtuiging bij te brengen, d at de u itsp raak w el v e rre v an o v erd rev e n te zijn, in teg en ­ deel de schadelijke gevolgen v an de toepassing v an het beginsel met juistheid kenm erkt.

W a t leert im mers de theorie d er m arginale calculatie? N iet m eer of m inder d an d a t de m arginale kosten de „w erkelijke k o sten ” zijn. H oe

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast zijn er voor het VO extra vrije dagen (indien en voor zover feestdagen niet in een centraal vastgelegde vakantie vallen). Denk aan Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag,

Het jonge en enthousiaste team van Brasserie R-1854 heeft een passie voor eerlijke, verse producten en ambachtelijk bereide gerechten.. Alles wordt geserveerd met een glimlach

Nadat je de oogschelp uit de verpakking heeft gehaald, laat u deze 1-2 minuten weken in sterk zuur water (pH 2,5) om deze te reinigen en

Echter vragen wij een meerprijs van 3,50 voor de voorbereiding hiervan en de extra ingrediënten. If you have any other requests, we are happy to

Het bevestigen van een offerte kan door digitale of schriftelijke ondertekening of per e-mail. Een bevestigde offerte vervangt alle eerdere voorstellen, afspraken

Verwerker is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 79 AVG, aansprakelijk voor schade of nadeel voortvloeiende uit aan Verwerker toerekenbare schendingen van de wet- en regelgeving

AICOM Is bevoegd de nakoming van de verplichtingen op te schorten of de overeenkomst te ontbinden, indien de opdrachtgever de verplichtingen uit de overeenkomst niet volle- dig

12.1 Door de cliënt aan Gans van Duivenbode verstrekte persoonsgegevens en informatie wordt door Gans van Duivenbode niet verstrekt aan derden voor andere doeleinden dan ten