• No results found

Is een Nederlandse neutraliteits- politiek mogelijk?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is een Nederlandse neutraliteits- politiek mogelijk? "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

maart nn:n ,

olitiek en G ultuur

(2)

MAART 1961,

Is een Nederlandse neutraliteitspolitiek mogelijk? M. Bakker 97 Vier jaar praktijk van de PSP (IJ R. Haks 108 De weg naar oplossing van de woningnood H. Verheij 120 Ontsluierde geheimen A. J. Oparin, G. A. Deborin 126

CRITISCHE NOTITIES:

De gemeenschap van de vrees 136

PARTIJDOCUMENTEN:

Resolutie van het Partijbestuur der CPN

Over de toestand in Nederland 141

POLITIEK en CULTUUR

verschijm maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957.

De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2,25 per half jaar, losse nummers 40 cent.

Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.

Prinsengracht 473, Amsterdam-C. tel. 62565.

(3)

21e jaargang no. 3 maart 1981

Politiek en Cultuur

maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het

marxisme-leninisme onder leiding van het partijbeatuur der o.p.n.

Is een Nederlandse neutraliteits- politiek mogelijk?

Nederland heeft, volgens de burgerlijke geschiedschrijving, een pe- riode van neutraliteit gekend van ongeveer 1839 tot 1940, 100 jaar lang dus.

De rol die aan ons land direct na de Napoleontische oorlogen, omstreeks 1815 dus, was toegedacht, was bepaald niet die van een neutraal land. Vooral Engeland had zich Nederland gedacht als een middelgrote staat, die bij machte zou zijn om bij nieuwe conflicten als een (Britse) gendarme op te treden. Daartoe diende de samen- voeging met België en werd zelfs verdere uitbreiding van ons grond- gebied langs de Rijn naar het zuiden en langs de Noordzee naar het oosten overwogen.

De vredesonderhandelingen lieten echter slechts de samenvoeging met België over, die luttele jaren later door de Belgen zelf ongedaan zou worden gemaakt. Bij het verdrag van 1839 werd België zelfstan- dig en ons land kreeg zijn huidige grenzen.

De ons toegedachte rol van middelgrote waakhond-staat was daar- mee uitgespeeld en Nederland verkoos verder een politiek van neu- traliteit.

Die neutraliteit heeft uiteraard nogal wat haken en ogen gehad.

Vooral na de eenwording van Duitsland en de overwinning van dit land in de oorlog van 1871 op Frankrijk, werd zijn politiek van aan- matiging jegens de buurlanden steeds sterker. Er is een vrij uitge- breide literatuur, in het bijzonder over de eerste jaren van deze eeuw, waarin duidelijk tot uitdrukking komt dat de toenmalige regeringen sterk neigden tot toegeven aan de Duitse verlangens. In het bijzon- der Abraham Kuyper stond als pro-Duits bekend.

De houding van de Nederlandse regering in het Marokko-conflict [1905) en het voornemen om kustversterkingen bij de Schelde aan te leggen ( 1910), werkten er beide toe mede dat ons land internatio- naal in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog als pro-Duits bekend stond. Bovendien had de Boeren-oorlog de openbare mening bij ons sterk anti-Brits gemaakt.

(4)

I

De neutraiiteit van Nederland in de Eerste Wereldoorlog kwam iu sterke mate Duitsland ten goede.

Een bekend voorbeeld is de doorvoer van zand en grint uit Duits- land naar België via ons kanalensysteem.

Het materiaal was bestemd voor bunkers en kazematten aan het Belgische front. Berucht geworden is ook de, met Engels vrijgeleide plaats vindende invoer van mais; men voedde er de varkens mee, die op hun beurt naar Duitslanel werden uitgevoerd- Maïs op pootjes, noemde een Britse diplomaat deze krulstaarten.

* *

Qfschoon de neutraliteit dus nogal eens verschilde var. inhoud, nie- mand kan ontkennen dat het in grote lijnen een neutraliteits- politiek was, die als voornaamste, en positieve, resultaat had, dat Ne- derland buiten de Eerste Wereldoorlog bleef.

Beziet men de factoren die tot deze politiek leidden, clan vindt men er een hele reeks. Laten wij er enkele opsommen.

In de eerste plaats leefde zowel onder het volk als bij vele politici de zeer reële overtuiging, dat Nederland als verdragspartner van een of ander land [met name Dui tslancl of Enge land) geen rol van be- tekenis kon spelen. Het enige gevolg van een militair verdrag zou zijn geweest, dat ons land tot de positie van vazal van een grote mogend- heid zou zijn vervallen. Niet ten onrechte meende men, dat men als niet-gebondene een belangrijker rol op het internationale vlak zou

kunnen spelen.

Dat dit laatste streven wel degelijk bestond, bewijzen de beide - overigens niet veel betekenende - vredesconferenties, die om- streeks de eeuwwisseling in ons land plaatsvonden en waar we nog altijd het vreelespaleis in Den Haag van over hebben gehouden, als zetel van het Internationale Hof van Justitie.

Deze politiek van onze bourgeoisie kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. Ze hield nauw verbanel met haar economische belangen.

Zowel voor zijn handel als voor zijn agrarische export, met de ko- loniën de voornaamste peilers van onze internationale economische positie, was een politiek van niet-partijkiezen van beslissende be- tekenis.

De handel op Engeland, Engelse koloniën en andere overzeese landen is traditioneel van zeer groot belang voor ons land, maar door de snelle ontwikkeling van de Duitse industrie en de eenwor- ding van Duitsland, was ook de economische band met Duitsland veel nauwer geworden. Begrijpelijk, dat het overgrote deel van de bour- geoisie er niets voor voelde één van deze inkomstenbronnen af te snij den, door met de andere partij militaire verdragen te sluiten en, onvermijdelijk, ten oorlog te trekken.

Ook onze zo belangrijke agrarische export ging zowel in oostelijke als in westelijke richting. Was dit evenwicht tijdens de oorlog uiter- aard verstoord, zodra de Hollanders het tè bont maakten met hun hulp aan de Duitsers begonnen de Britten te dreigen, dat we daarvan

(5)

in vredestijd de gevolgen voor onze afzet van landbouwpraelukten in hun gebied zouden bemerken. Zo'n waarschuwing hielp dan wel weer wat.

Een andere, nog steeds nationale, overweging van zeer grote bete- kenis was die van de positie der koloniën, in het bijzonder het toen- malige Nederlands-Indië.

Nederland als kleine staat was onmogelij I< bij machte, zelf de ver- dediging van deze koloniën ter hand te nemen. Dat was al gebleken tijdens de Napoleontische oorlogen, toen Engeland ze overnam.

De neutraliteit hield ook de koloniën neutraal en maakte het moei- lijk voor één van de mogendheden die er een begerig oog op had ge- slagen, zoals Engeland, Japan, de Verenigde Staten en Duitsland, ze zonder meer te bezetten.

Omgekeerd speelden deze koloniën evenzeer een grote rol bij de houding van de oorlogvoerende partijen, die Nederlands neutraliteit ontzagen.

Duitsland had Nederland gemakkelijk onder de voet kunnen lopen, en de Duitse generale staf heeft dan ook herhaaldelijk die wens te kennen gegeven. Maar belangrijke Duitse politici hebben er zich te- gen verzet. Eén reden was, dat het dan afgelopen zou zijn met de

"mais op pootjes" en dà.t de Duitse voedsel- en strategische aanvoer, die voor een groot deel over onze havens liep, daardoor beëindigd zou worden.

Maar een andere reden was, dat hiermee de koloniën prompt in Engelse handen zouden vallen, hetgeen door Duitsland ook met het oog op de na-oorlogse toestand, bepaald niet gewenst werd.

De Engelsen op hun beurt hadden er groot belang bij dat Neder- land niet in de oorlog werd betrokken. Daardoor toch zouden alle Noordzeehavens in Duitse handen vallen in een tijd dat de zee-oorlog toch reeels buitengewoon zware verliezen veroorzaakte, terwij 1 biJ de zich ontwikkelende luchtvaart Engeland binnen het bereik van Duitse vliegtuigen zou komen te liggen. Bovendien was Nederland een spionage-gebied bij uitstek.

Ook voor het overige zag Engeland cle koloniën liever in Neder- landse handen, waarbij de open deur-politiek het Britse kapitaal vrij spel liet, dan dat ze een twistpunt zouden worden met de twee andere sterke machten in Zuid-Oost-Azië, Japan en de Verenigde Staten.

Wanneer men dus deze schetsmatige opsomming van feiten en overwegingen samenvat, dan komt men tot de conclusie dat Neder·

land neutraal was en kon blijven:

a) doordat het in het belang was van het volk in zijn breedste ge- ledingen, met name ook van een zeer groot deel van de bourgeoisie;

b) doordat het in het belang was van een aantal mogendheden, of althans, doordat het belang op kortere termijn van een deelname van Nederland aan de oorlog niet opwoog tegen de nadelen op lan·

gere termijn, die daarvan het gevolg zouden zijn . ... ...

;'

I I

I I

!

(6)

I

' •

I

welke vorm heeft nu precies de Nederlandse neutraliteit in deze tijd gehad?

Ze hield bepaald niet in, dat Nederland niet deelnam aan inter- nationale verdragen, ook voorzover die voornamelijk gesloten wer- den voor militaire eventualiteiten.

De Noordzeeconventie van 1908 bijvoorbeeld was een verdrag van de staten die aan de Noordzee grenzen, dat beoogde de bestaande grenzen tussen deze landen te handhaven en te respecteren.

Het verdrag, dat overigens niet veel waard was, had dus een sterk militair karakter.

Verder is bekend, dat bij de dreigende troepenconcentraties welke Duitsland in 1911 aan zijn westgrenzen liet zien, de Nederlandse re gering met de Belgische contact opnam over een mogelijke aaneen- sluiting van de verdedigingsstelllngen der beide landen.

Nederland hield zich dus niet afzijdig; het weigerde echter zich te verbinden aan een overeenkomst, die het land automatisch mee zou hebben gesleept in een volgende oorlog. Ook bij de Noordzeeconven- tie liet de regering dit nadrukkelijk verklaren.

Samenhangend daarmee was, dat Nederland zich de grootste moei- te gaf om de indruk te wekken, dat zij alle mogendheden op gelijke voet behandelde.

Bij de organisatie van de twee vredesconferenties, die van 1899 en die van 1907, had men zich de grootst mogelijke moeite gegeven om niet in één land de indruk te vestigen dat het bij een ander werd achtergesteld.

Zowel bij de Boerenoorlog van 1899-1902 als tijdens de Japans·

Russische oorlog van 1904-1905 [waarbij de havens van Nederlands- Indië betrokken raakten) heeft men zorgvuldig moeten manoeuvre·

ren om met alle betrokkenen op goede voet te blijven.

Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef dit uitgangspunt - het op gelijke voet behandelen van de mogendheden - de basis van de neutraliteitspolitiek.

En men kan dan ook rustig deze beide punten de hoekstenen noe- men van iedere werkelijke politiek van neutraliteit:

- Dat men niet zodanige verbonden afsluit, dat in geval van oor- log het land daardoor automatisch in de strijd wordt betrokken;

- en dat, afgezien van de vraag hoe binnenlands-politiek de sym- pathieën wellicht liggen, in de buitenlandse politiek de mogend- heden een gelijke behandeling ontvangen-

••

Zoals gezegd, volgens de geschiedenisboekjes heeft deze neutrali- teit geduurd tot de 10de mei 1940, de dag van de inval der Duitse nazi's.

Maar beziet men de feiten nader, dan is de eerste verandering van positie niet ingetreden in 1940, maar in 1917. In dat jaar immers is een einde gemaakt aan wat wij een der hoekstenen noemden van de neutraliteit, de gelijke behandeling der mogendheden.

Terwijl de betrekkingen tot het tsaristische Rusland steeds aller- vriendelijkst waren geweest (Nederland stond aan de Russische re- 100

(7)

gering zelfs het voorzitterschap af van de beide Haagse vredesconfe- renties, hetgeen geheel tegen de bestaande gebruiken was), was de houding tegenover het Sowjet-bewind van de eerste dag af uiterst vijandig.

Volstaan wij met de twee meest markante feiten.

Toen de Sowjet-Unie, op uitnodiging van 30 staten, in 1934 haar intrede deed in de Volkenbond, behoorde Nederland tot de drie te- genstanders [de andere twee waren Zwitserland en Portugal ... J

Terwijl alle belangrijke mogendheden in de loop der twintiger en het begin der dertiger jaren het Sowjet-bewind erkenden, was Neder- land wel zo ongeveer het laatste land ter wereld dat daartoe over- ging, namelijk in ... 1941.

Over de achtergrond van deze feiten behoeven we hier niet uitvoe- rig te schrijven. Ze bleken alras, toen in 1922 in Den Haag een nieu- we conferentie werd bijeengeroepen onder leiding van de Neder- landse minister van Buitenlandse Zaken Patijn, waar maar één punt op de agenda stond: de teruggave van het privaatbezit dat de Sow- jet-regering de ondernemers hadden ontnomen.

Tijdens deze conferentie toch vond een schaduw-bijeenkomst plaats in dezelfde stad, waar in werkelijkheid de houding der mogendheden tegenover de Russische vertegenwoordigers werd vastgesteld. Het was een conferentie van ... oliemaatschappijen, en onder leiding van Sir Henri Deterding.

Nederland zou, ook in de daarna volgende jaren, de neutraliteits- politiek vervangen door de Deterding-politiek

Uit het loslaten van één der hoekstenen van de neutraliteitspoli- tiek, het gelijkelijk behandelen van alle mogendheden, vloeide van- zelf een andere politieke positie van Nederland voort. Vanaf 1917 namelijk liep in de wereld de voornaamste scheiding niet meer tus- sen de imperialistische mogendheden onderling - hoezeer de con- flictstof en de aanleiding tot oorlog tussen hen ook aanwezig bleef - maar tussen de imperialistische mogendheden en de socialistische Sowjet-Unie.

In deze nieuwe tegenstelling nu koos Nederland wel degelijk par- tij. Het is niet overdreven te stellen, dat Nederland vanaf 1917 deel heeft uitgemaakt van een imperialistische groepering, waarvan de leden, hoezeer zij ook onderling met elkaar overhoop lagen, op de lange duur één gezamenlijk doel hadden: de vernietiging van het so- cialisme.

••

Het is deze verbreking van de neutraliteit geweest, die de Neder- landse politiek verder bergafwaarts heeft doen gaan. Aan eniger- lei collectieve veiligheid tegen het opdringende fascisme wilden de Nederlandse regeringen niet deelnemen, omdat zij het communisme een· heel wat kwader hart toedroegen dan het fascisme. En nadat men het land aldus ten prooi had gemaakt aan de willekeur van de politici der grote imperialistische landen, was de weg vrij voor de logische consequentie van deze politiek: namelijk, dat men steeds meer zou toegeven aan de meest brutale en roofzuchtige daarvan.

I I I

(8)

Men papte steeds meer aan met de Duitse en Italiaanse fascisten en bediende hen op hun wenken. De voorbeelden zijn overbekend:

Vanaf uitwij~ing van gevluchte Joden en vervolgde anti-fascisten, tot aan een verregaande credietverlening aan Hitler en de leverantie van arbeidskrachten onder de toenmalige minister Romme. Neder- land was bovendien het eerste land, dat de Italiaanse koning erken- de als keizer van Abessinië.

Dr. Hirschfeld, de bekende collaborateur die voor de oorlog vooral de economische besprekingen met Duitsland regelde, beschrijft deze politiek in zijn boek "Herinneringen uit de jaren 1933-1939 aldus:

"De agressieve ontwikkeling, welke Duitsland te zien gaf, leverde tal van gevaren voor de wereldvrede op. Het was in dat kader vooral nodig dat uit de talloze moeilijke economische problemen, die tussen Nederland en Duitslanel moesten worden opgelost, geen conflict- stoffen van politieke aard mochten ontstaan. De neutraliteitspolitiek, die tot onze traditie behoorde, maakte dit nodig ... "

"Vast staat, dat het departement van Buitenlandse Zaken deze po- litiek toejuichte".

Dat wil zeggen, in naam van de neutraliteitspolitiek die in feite reeds niet meer bestond, gaf men Hitier toe in al zijn economische eisen - hetgeen de fascisten alleen maar aanmoedigde.

Het dieptepunt van deze politiek wordt gevormd door de geest- drift, waarmee hier te lande het versjacheren van Tsjechoslowakije door Engeland en Frankrijk in München werd begroet. Deze poging om Hitler oostwaarts te zenden had de volle instemming van offici- eel Nederland.

Van Hamel zou later in de na-oorlogse druk van zijn boek "De vaste koers" deze politiek kenschetsen als een "politiek van zielloze on- zij digheid, van ineengedoken neutralisme", die "ons tot prooi levert van de tegenstander en ons vervreemdt van onze vrienden".

1940 bracht dus niet het einde van de neutraliteit, maar het einde van een karikatuur van de neutraliteit.

De werkelijke neutraliteit was reeels in 1917 overboord gegooid, toen men de zijde koos van het gedroomde bondgenootschap tegen het socialisme.

* *

Jn 1940 was de neutraliteit dus feiteliik van de baan door de Duitse inval, en in 1943 werd die in een radiorede van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Van Kleffens, ook voor de toekomst dood verklaard. Dat gebeurde ... vanwege het gevaar, dat Duitsland ook in de toekomst weer zou kunnen gaan vormen. Het is bepaald een sensatie om nu nog eens te lezen, hoe Van Kleffens over Radio Oranje ons volk voorhield, dat de Duitsers na de oorlog een tijd lang erg de·

mocratisch zouden doen, om zich intussen weer voor te bereiden op een nieuwe veroveringstocht ...

Iets meer dan vijf jaar later zou Nederland, in naam van het op- geven der vooroorlogse neutraliteit, toetreden tot een agressie-pact dat tegen de bondgenoot Sowjet-Unie gericht zou zijn en dat als deel·

(9)

nemers hetzelfde (west) -Duitsland zou tellen, dat men volgens Van Kleffens nooit zou kunnen vertrouwen ... Dat was de NAVO.

Komen wij nu tot 1960 en tot de vraag van dit ogenblik: Kan Ne- derland terugkeren tot een neutrale positie? Daartoe is in de eerste plaats nodig dat wij de kern bezien van de huidige buitenlandse en militaire politiek.

In de eerste plaats is die niet wat dr. Smit in zijn boek "Hoogtij der neutraliteitspolitiek" als kenmerk van neutraliteit geeft: "een goede verstanelhouding met alle mogendheden, maar geen nauwe verstandhouding met één ervan".

De kern van onze buitenlandse politiek is, dat zij anti-communis- tisch is en een aanhangsel van de Amerikaans- Duitse agressiepolitiek tegenover de socialistische landen. Zowel in de woorden als in de daden van de na-oorlogse ministeries van Buitenlandse Zaken is nooit ook maar één poging gedaan, om "een goede verstandhouding met alle mogendheden" na te streven.

In de tweede plaats is Nederland vooral op dit ogenblik doende zodanige verbintenissen aan te gaan, dat wanneer met name Amerika en West-Duitsland zich in een gewapend conflict zouden begeven, ons land daarin automatisch betrokken zou worden.

Dat zijn de consequenties die men verbindt aan de NAVO-politiek, hoewel die op zichzelf niet bindend worden geregeld in het Atlan- tisch Pact. Ze zijn binnen het kader van de NAVO door Nederland overeengekomen, waarbij aan het volk wordt voorgespiegeld dat zij uit dat verdrag onvermijdelijk zouden voortvloeien .

••

Het

min of meer befaamde artikel 5 van het NAVO-verdrag, dat al·

gemeen als het centrale punt daarvan wordt beschouwd, luidt als volgt:

"De Partijen zijn het er over eens, dat een gewapende aanval op één van hen in Europa of Noord-Amerika beschouwd zal worden als een aanval op hen allen; en bijgevolg zijn zij het er over eens dat, in- dien zulk een gewapende aanval zou plaatsvinden, elk van hen, in de uitoefening van het recht van individuele of collectieve zelf-ver- dediging, zoals die erkend wordt door art. 51 van het Handvest der Verenigde Naties, de aldus aangevallen partij of partijen bij zal staan, door onmiddellijk afzonderlijk en in samenhang met de andere par- tijen, zodanig op te treden als ze nodig acht, waarbij inbegrepen met gebruik van wapenen, om de veiligheid van het Noord-Atlantische gebied te herstellen en te handhaven".

Beziet men deze clausule nauwkeurig, dan komt men tot de con- clusie, dat die er op gericht is, bij een toekomstig conflict de pact- leden in een oorlog mee te slepen, maar dat het de Amerikanen des- tijds niet gelukt is de deelnemers bij voorbaat absoluut te binden.

Ten eerste houdt zij de mogelijkheid open voor elk der deelne- mende partijen, om te verklaren dat een deelnemend land niet door een aanval van buiten in conflict is gekomen en om zich op groncl daarvan van partijkiezen te onthouden.

Ten tweede is, ook als de Atlantische Raad zou zeggen dat een

! J" ~

(10)

I

land aangevallen is, niet elk der deelnemende land verplicht ten oorlog te trekken, maar slechts "zodanig op te treden als zij nodig acht", zonder dat daarbij gewapend optreden tot de verplichtingen behoort.

Kort samengevat, de officiële tekst van het NAVO-verdrag, het enige document waaraan de staat contractueel gebonden is, sluit niet uit dat een politiek gevoerd wordt die gericht is op neutraliteit bij mogelijke conflicten.

Het werkelijke gevaar schuilt in de bedoelingen die de Ameri- kaans-Duitse agressieve kringen met dit NAVO-pact hebben en in de regelingen, die Nederland is aangegaan binnen het raam van dit ver- drag - of liever met dit verdrag als dekmantel.

Daarbij zijn er een drietal, die concreet het gevaar inhouden dat Nederland bij een gewapend conflict betrokken zou worden.

In de eerste plaats is daar het opslaan van Amerikaanse atoom- wapens.

In ons land is er een Amerikaanse atoom-vliegbasis te Soesterberg en Amerikaanse atoombommen zijn op een reeks van plaatsen op- geslagen.

Dat dit geen NAVO-verplichting maar een tweezijdige overeen·

komst is blijkt reeds uit het feit, dat Nederland het eerste land is op het vasteland van Europa, dat tot zulk een maatregel is overgegaan.

Met name Noorwegen en Denemarken hebben deze atoomopslag tot nu toe nadrukkelijk geweigerd.

Deze atoomopslag echter houdt in, dat als Amerika een gewapend conflict zou provoceren, Nederland daardoor automatisch tot een doelwit van de raketten van de tegenstander zou worden.

In de tweede plaats is daar de zogenaamde integratie van de strijd- krachten, de vervlechting met vooral de Westduitse weermacht. Spe- ciaal op het gebied van de luchtmacht is die reeds in een bepaald stadium gekomen.

Deze vervlechting brengt het gevaar mee dat, als Duitse officieren een provocatie zouden uithalen aan de grens met Oost-Duitsland, Nederlandse militairen - en dus ons land - onmiddellijk partij zouden zijn.

Ook deze integratie echter is geen NAVO-verplichting. Ze betreft slechts de strijdkrachten van enkele landen en zowel de Grieken en de Turken als de Noren en de Italianen vallen daarbuiten. Om maar niet te spreken van de Portugezen of, bijvoorbeeld, de IJslandars - die niet eens een leger hebben.

Ten derde is daar, als concreet gevaar, de opslag van Westduitse wapenen in ons land.

Het is zonder meer duidelijk, dat als onze bossen en kanalen tot plaatsen worden waar de Duitsers hun munitie (mogelijk zelfs atoom- munitie) hebben liggen, bij een door West-Duitsland in het leven ge- roepen conflict ons land tot vijandelijk gebied wordt voor de tegen- stander en de hoop dat wij buiten het conflict zouden blijven, ·ijdel zou zijn.

Vatten wij dus de punten samen waarop een wijziging van de po- litiek zou moeten worden doorgevoerd voor het geval Nederland,

(11)

zoals onze partij eist, in de richting van een neutrale politiek zou willen koersen, dan komen wij tot de volgende:

a) het behandelen van de socialistische landen op gelijke voet mei de andere mogendheden, dat wil zeggen het stopzetten van de koude oorlog;

b) het beëindigen van de opslag van Amerikaanse atoomwapens;

c) het beëindigen van de maatregelen die ons militair koppelen aan de Duitse weermacht, te weten de zgn. integratie en het huis vesten van Duitse wapendepots.

**

Lange tijd is het woord neutraliteit in de Nederlandse politiek wei- nig of niet gevallen.

De laatste tijd echter is een duidelijke stroming in de publieke opinie waar te nemen die opnieuw gericht is op neutraliteit.

In "De Volkskrant" van de KVP heeft de Tweede Kamervoorzitter, Kortenhorst, deze stroming reeds met zorg geconstateerd.

In het blad "Tijd en Taak" heeft de PvdA-secretaris voor interna tionale zaken, Van der Stoel, onder het hoofd "socialisme en neutra- lisme" zijn pijnlijke verbazing uitgesproken over het feit, dat ook in zijn kring steeds meer stemmen opgaan die neutraliteit bepleiten in het conflict tussen Oost en West.

Zelfs in "Het Vrije Volk" dringen stemmen door die bepleiten, dat de atoombommen in handen blijven van Amerika en de Sowjet-Unie, en dat de rest van de wereld daar vrij van blijve.

De oorzaken dat deze stemmen opgaan zijn er meerdere. Zo begint het langzaam maar zeker door te dringen tot het Nederlandse volk, dat van die veronderstelde agressiviteit van de Sowjet-Unie geen sprake is. Men begint steeds duidelijker te begrijpen, dat de Sowjet- Unie de wedijver met het kapitalisme op economisch terrein wenst te voeren en dat er geen enkele aanwijzing is, dat van die zijde een militaire bedreiging zou bestaan.

Daarnaast brengt de groeiende macht van de Westduitse milita- risten mee, dat hun brutaliteit minstens zo snel toeneemt. De eisen tot grensherziening, vooral in het Oosten, gaan aan niemand meer onopgemerkt voorbij en persoonlijke gesprekken in de meest uiteen- lopende miliau's kunnen ieder die daarin geïnteresseerd is ervan overtuigen, dat snel het bewustzijn groeiende is dat we nog altijd over onbetrouwbare, gevaarlijke oosterburen beschikken.

Reeds in de voorbereiding van de herdenking der Februari-staking van dit jaar is de groei van dit besef op treffende wijze tot uitdruk- king gekomen.

Een zeer belangrijke rol in het denken van de mensen wordt ge speeld door het snel dalende prestige van Amerika.

Een tijdens de verkiezingsactie in Amerika bekend geworden rap- port van de geheime dienst heeft onthuld, dat de meerderheid der Westeuropeanen, sinds de spoetniks en maanvluchten, niet meer ge- looft in de Amerikaanse superioriteit op militair gebied, dat zij het moreel van de Sowjet-mensen hoog zijn gaan aanslaan en dat zij.

I '

(12)

ervan overtuigd zijn dat Llinnen afzienbare tijd het socialisme ook economisch het sterkste zal zijn.

En hiar speciaal gaat het denken van de mensen in een klein land zijn eigen weg.

In de, hiervoor reeds aangehaalde, Radio Oranje-rede die oud-mi- nister Van Kleffens hield in 1943, herinnerde hij aan een openbaar debat dat hij eens met een Engelsman had gehad. Deze laatste had hem gevraagd: Waarom heeft Holland voor de oorlog met ons geen verdedigingsverdrag gesloten? Van Kleffens had hem, zei hij, een antwoord gegeven dat hierop neerkwam:

Engeland was toch te zwak om ons te verdedigen.

Dat wil zeggen, dat een van de belangrijkste overwegingen bij het kiezen van een neutrale positie van een klein land deze is, dat men in een oorlog door de grotere mogendheid niet verdedigd kan of zal worden.

Welnu, het zo ijverig gepropageerde sprookje dat Amerika de be- trouwbare verdediger is van de landen van West- Europa (het etiket waaronder de Amerikaanse agressiepolitiek steeds is verkocht), en dat een ieder zich daarop dus veilig kan verlaten, heeft in de laatste jaren een geweldige deuk gekregen toen de Amerikaanse achterstand op militair gebied aan het licht kwam. Velen, die voorheen nog vol vertrouwen opblikten naar Oom Sam, nemen met groeiend wantrou- wen de handel en wandel van dit land waar en worden met de dag minder geestdriftig voor een toestand, waarin de generaals daar·

ginds beschikken over ons leven en welzijn .

• •

De beslissende factor bij dit alles is echter de atoombom.

Ondanks een bijna misdadige politiek van stilzwijgen die van hogerhand betracht wordt met betrekking tot de vernietigingskracht der atoomwapens, begint ons vo.lk atoom-bewust te worden. De pers begint daar, in zijn berichtgeving en commentaren, getuigenis van af te leggen. De illusie van de BB, die met een emmertje zand het atoom- wapen te lijf wilde gaan, is in feite reeds ineen gestort. De BB heeft laatst zelf een opinie-onderzoek gehouden, waarover heel voorzich- tig iets wordt medegedeeld in het blad "De vierde macht".

Volgens de verstrekte cijfers is een derde deel van ons volk ervan overtuigd, dat een atoomoorlog voor ons allen de collectieve dood zou brengen. ·

Tweederde deel van de mensen is er diep van overtuigd, dat de vernietiging zeer groot zou zijn, hoewel er volgens hen een mogelijk- heid van overleven zou bestaan.

Dat is dus een zeer realistische overtuiging, die verkregen is on- äanks de burgerpers, de BB en de radio.

De feiten spreken hier trouwens voor zichzelf.

De zwaarste bommen uit de laatste oorlog hadden een explosie- kracht van 10 ton trinitroglycerine, ofwel TNT.

De bom van Hirosjima had een sterkte van 20.000 ton TNT, dus van 2000 "gewone" bommen.

Maar het is bekend, dat de moderne waterstofbommen op hun beurt

(13)

weer een sterkte hebben van het duizendvoudige van deze "Hirosji- ma"-bommen, dat wil zeggen dat zij enige miljoenen malen zo sterk zijn als de bommen die op Essen en Berlijn vielen.

Deze vernietigingskracht is op zichzelf onvoorstelbaar.

Ze laat slechts de conclusie toe, dat enkele van zulke hommen aan het bestaan van ons land en ons volk definitief een einde zouden kun- nen maken. En niemand die ze, als eenmaal de oorlog uitgebroken zou zijn, zou kunnen tegenhouden-

..

Een

politiek die gericht is op neutraliteit, met name op het gebied van de militaire en buitenlandse politiek, ten opzichte van de grote mogendheden, zoals die omschreven wordt in de januari-reso- lutie van het partijbestuur van de CPN, is dus volledig in overeen stemming met de belangen van ons volk.

En ze is ook bereikbaar.

Want ze steunt op de diepste verlangens van het Nederlandse volk.

Als het volk deze eis naar voren zal brengen en daar met kracht en toewijding voor zal strijden, dan kan er geen twijfel aan bestaan, of deze politiek is te verwezenlijken.

De voornaamste hindernis voor deze politiek vormen de grote met Amerika en West-Duitsland verbonden kapitaalsgroeperingen, die er belang bij hebben om ons land in de oorlogskaers te houden, en de leidende politieke klieken, zowel van de regeringspartij en als van de PvdA.

In het bijzonder de regering-De Quay heeft zich cloen kennen als een groep lieden die, met volledig voorbijgaan van cle belangen van land en volk, slechts één doel nastreeft: ons land steeds dieper te verwikkelen in het oorlogsspel van de Amerikaanse en Westduitse imperialisten.

Daarom is dan ook het eerste doel dat gesteld moet worden in de strijd voor een atoomvrij Nederland en een neutrale koers: Het ten val brengen van de regering-De Quay en het vormen van een rege- ring, die breekt met de fatale atoompolitiek

M. BAKKER

f f'llt

(14)

I

• '

Vier jaar praktijk van de PSP (I)

Het

is nu ongeveer vier jaar geleden, dat de Pacifistisch Socialisti- sche Partij haar intrede deed in het Nederlandse politieke leven.

De PSP stelde zich aan het publiek voor met de leuze "Socialisme zonder atoombom".

Vanaf verkiezingsborden en affiches werd men opgeroepen stelling te nemen voor een nieuw soort socialisme, het pacifistische socialis·

me, van het fabrikaat Lankhorst en Van Veen.

In vergaderingen en manifesten, in het veertiendaagse orgaan "Be- vrijding" en de door de regering ten behoeve van de politieke partijen gevorderde zendtijd, wordt de PSP de werkende mensen afwisselend gepresenteerd als een socialistische partij, een radicaal-socialistische partij, een radicaal-pacifistische partij en nu zelfs als een revolutio- naire partij.

Deze laatste karakterisering van de PSP staat in het februarinum- mer van "Bevrijding". In een artikel van M. v. Pelt wordt nadrukke- lijk vastgesteld dat de PSP revolutionair is, alhoewel hij onmiddellijk verzoekt daar niet van te schrikken.

Het woordenboek van onze onvolprezen mijnheer Koenen geeft n.l.

voor "revolutie" twee definities. Ten eerste: "een gewelddadige om- mekeer in de staatkundige of maatschappelijke toestand". Het is dui- delijk dat Van Pelt deze omschrijving strijdig acht met het pacifisme van de PSP·

Gelukkig voor Van Pelt en de PSP is de tweede omschrijving van Koenen, "de algehele ommekeer'', algemener van aard en even bin- dend als b.v. het befaamde roer, dat "om" moet.

Het "handelsmerk" van een politieke partij is voor de arbeiders- klasse en alle democraten van belang. Maar het komt er nu eenmaal in het dagelijkse leven van de mensen altijd nog meer op aan hoe een partij in de praktijk optreedt.

Het gaat om de stellingname, de handelwijze en bovenal om de daden.

Dat is de toetssteen van beginselen en leuzen. Dan blijkt wat de werkelijke waarde en betekenis van die partij is en niet wat ze voor·

geeft te zijn en met welke leuzen ze zich tooit.

Onder het sociaal-democratische deel van de arbeidersklasse ont- wikkelt zich een omvangrijke beweging, gericht op vrede en demo- cratie, tegen de oorlogszuchtige en reactionaire politiek van de grote monopolisten en hun kabinet De Quay-Roolvink.

Op deze beweging van socialistisch denkende arbeiders, midden- standers, boeren en intellectuelen, tracht de PSP zich te oriënteren.

Het is een beweging van mensen, die gedesillusioneerd zijn over de anti-communistische politiek van de rechtse sociaal-democratie.

Daarom is het nodig de practische politiek van de PSP-leiding en haar Kamerfractie op enkele beslissende punten aan een beoordeling te onderwerpen.

(15)

De PSP werd opgericht toen de ontevredenheid in de rijen van de Partij van de Arbeid een nieuw hoogtepunt bereikte.

Deze ontevredenheid spitste zich toe op de door de PvdA-ministers en bestuurders zo ijverig geprezen politiek van bestedingsbeperking van Hofstra.

Met de bestedingsbeperking werd het levenspeil opnieuw omlaag geschroefd ten bate van de bewapening en de gigantische winsten van de grote ondernemers.

Voor vele linkse socialisten was de maat vol.

De weerstand tegen de sociale politiek van de rechtse PvdA-leiders viel samen met de zich in alle lagen van de bevolking ontwikkelende strijd voor verandering van de buitenlandse politiek.

De openlijke steun van de rechtse PvdA-leiders aan de atoombewa- pening van West-Duitsland, de onverhulde sympathie voor de imperia·

listische agressie van Engeland en Frankrijk in Egypte en de contra- revolutie in Hongarije waren schokkende gebeurtenissen.

Zij deden vele socialisten het spoor volkomen bijster raken. Doch niet minder velen vielen de door de PvdA-leiding voorgebonden schel- len van de ogen.

Voor hen werd duidelijk, dat vrede en veiligheid voor het Neder- landse volk een andere koers vraagt dan die van de NAVO-aanhangers in de leidende kringen van de PvdA

De gangmakers van de PSP stelden zich ten doel deze stroming op te vangen en in de bedding te leiden van een nieuwe partij van linkse socialisten.

Zij maakten van de tomeloze pogrom-ophitsing tegen de communis- ten door de reactie gebruik om zich voor te stellen als de enig ware socialisten.

Zij hoopten dat de .linkse krachten, geïntimideerd door de terreur tegen de CPN, hun onderdak zouden kiezen in de PSP. Velen van hen deden de stap naar de PSP omdat zij breken wilden met de PvdA-

politi~k en afgeschrikt waren voor de CPN.

Zij wilden niet politiek dakloos blijven en beschouwden de PSP als een soort verzekering voor hun socialistische inzichten.

De oprichting van de PSP viel verder samen met de grootscheepse aanval van binnen uit op het voortbestaan van de CPN.

De aanslag van de revisionisten Gortzak, Wagenaar c.s. op de enige partij, die volhardend de strijd voor de vrede en de levensbelangen van ons volk aanvoert en inspireert, vormde één geheel met de grote samenzwering van de imperialisten tegen de vrede.

De aanval werd afgeslagen doordat de CPN beschermd werd door het klassebewuste deel van de werkers.

Zij liep echter ernstige schade op biJ de verkiezingen die daar on- middellijk op volgden.

Een deel van de communistische kiezers, die in verwarring waren gebracht door deze gebeurtenissen, gaven hun stem aan de PSP.

Ook dat werd gecalculeerd in de oprichting van de PSP.

*

'.

(16)

De

PSP werd geformeerd uit verschillende oppositiegroepjes binnen de Partij van de Arbeid.

De voornaamste waren de Derde-Weg-ers en de reeds in voorgaande jaren afgesplinterde elementen, die in het vaarwater van Carlos Pronk en zijn anti communistische Socialistische Unie terecht waren ge- komen.

In deze, met trotskisten en andere renegaten doordrenkte Unie, was ook Lankhorst opgedoken, een van de huidige Kamerleden van de PSP.

Het is interessant om op te merken, dat de bundeling van de-ze krachten plaatsvond op een soort beginselprogram, waarbij de grond slag van de Socialistische Unie als leidraad werd genomen.

Dat de afzonderlijke groepen en figuren hij de oprichting van de PSP ieder hun eigen politieke doeleinden op het oog hadden, is duidelijk.

De oorsprong en de inhoud van het beginselprogram van de PSP waren bepaald geen brevet voor politieke vernieuwing binnen de so- ciaal-democratie. Evenmin was dit het geval met een aantal figuren in de PSP. Verschillenden, zoals Toon van den Berg c.s., waren geen onbekenden in de arbeidersbeweging. Zij hadden hun sporen voor de reactie al verdiend door het zaaien van verdeeldheid in de arbeiders- beweging.

Het verwekt dan ook geen verwondering, dat op zulk een grondslag en met dergelijke figuren in de leidende kringen van de PSP de poor- ten wijd openstaan voor het verdere binnendringen van anti-commu- nisten en vijanden van de arbeidersklasse.

Zij hebben dan ook in de afgelopen jaren hoe langer hoe meer hun stempel kunnen drukken op de politieke gang van zaken in en met de PSP.

Dat hun optreden verzet van allerlei aard opwekt onder de leden en aanhangers van de PSP is verklaarbaar.

Zo is het in PSP-kringen alom bekend, dat de onderlinge tegen- stellingen zich toespitsen op het optreden van de Kamerleden Lank- horst en Van Veen inzake de atoombewapening, de houding van het hoofdbestuur en de gemeenteraadsfractie van Amsterdam tegenover de affaire-Kistemaker, de stellingname van de PSP in de loonstrijd en haar houding tegenover het NVV en de steeds openlijker samenwer- king met de rechtervleugel van de PvdA rondom Het Parool.

Het is een publiek geheim in de PSP, dat de benoeming van het voor- malige Amsterdamse gemeenteraadslid Burggraaf tot landelijk voor zitter een tijdelijk compromis was in de onderlinge strijd om de be- slissende posities in de leiding. Af en toe druppelt in "Bevrijding" iets door van een vrij regelmatige wisseling van figuren in de toporganen van de PSP.

De achtergrond hiervan zijn niet de discussies over wat er nu eigen- lijk onder het wazige beginsel van pacifistisch socialisme verstaan moet worden. De strijdvragen betreffen hoofdzakelijk de praktische politiek, beïnvloed door het steeds verder afglijden van de PSP in het moeras van het anti-communisme.

Er ontstaat een steeds breder wordende kloof tussen de koers van de heersende kringen in de PSP en de verwachtingen die de overgrote

(17)

meerderheid van de PSP-leden en -aanhangers gekoesterd hadden over het optreden van hun partij.

Zij immers hadden juist vijftien jaar lang de bittere vruchten geplukt van het botte anti-communisme van de rechtse PvdA-leiders.

"''

Aansluiting bij de PSP sproot niet voort uit het verlangen van de linkse sociaal-democraten naar een nieuwe uitgave van het funeste anti-communisme. Evenmin was hun steun aan de PSP te wijten aan het beginselprogram van haar leiders. Integendeel, zij wilden een poli- tiek, gericht op vrede, ontwapening en afschaffing van de atoombom.

Daarvoor voltrokken zij de breuk met de politiek van de PvdA-leiding. I I 1 Zij braken met de grondslag van de gehele na-oorlogse politiek in de

PvdA, het anti-communisme.

*

l)e leiding van de PSP beweert dat haar pacifistisch-socialisme he- melsbreed verschilt van het democratisch-socialisme van de PvdA.

Ideologisch echter is er weinig verschil vast te stellen tussen PSP en PvdA.

Het voornaamste verschil is, dat de PSP zegt de atoomoorlog af te wijzen. Zij propageert de terugkeer tot een soort godsdienstig anti militarisme van het gebroken geweertje, dat enige tijd het kenmerl-:

was van de toenmalige SDAP.

Dit soort anti-militarisme bewees reeds tweemaal in de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging zijn volstrekte waardeloos- heid. Het leidde in de praktijk van de strijd tot onderwerping van cle arbeidersbeweging aan de politiek van de imperialisten.

Dit pacifisme, al dan niet aangekleed met ,,socialisme", heeft de imperialistische agressie nog nooit een strohalm in de weg gelegeL Het kan dat ook niet, omdat het tot stand brengen van een vredes- politiek niet alleen een moreel vraagstuk is, maar boven alles een vraagstuk van machtsvorming.

Macht is nodig om de imperialistische rovers te beteugelen. Macht is nodig om hun koers naar oorlogsavanturen een halt toe te roepen.

De voornaamste kracht in de strijd tegen de oorlog is daarom het ontwikkelen van de klassenstrijd tegen de imperialisten, rle hron van oorlog en agressie.

Hoe

treedt nu de leiding van de PSP en haar Kamerfractie in de

*

praktijk op, in de strijd tegen de oorlogsdreiging met atoom- wapens?

In hoeverre verschilt haar politiek nu wezenlijk met rlie van de PvdA, in dat levensgrote vraagstuk van de atoombom.

Zolang het bij algemene verklaringen blijft over de vrede is er bij Lankhorst en Van Veen geen vuiltje aan de lucht. Ook zij erkennen dat vrede het allerhoogste goed is waarvoor gestreden moet worden.

Maar hoe strijden zij?

Op 7 juli 1959 hield Marcus Bakker namens dA CPN-fractie een interpellatie over het verdrag tussen Nederland en Amerika inzakP.

(18)

I

het militaire gebruik van kernenergie.

Hij stelde aan de toenmalige regering-Drees de vraag of dit verdrag o.m. inhield, dat in ons land atoomwapens zouden worden opgeslagen.

Het antwoord luidde, dat de levering van atoomwapens uitdrukkelijk in de overeenkomst was uitgesloten.

De Kadt kreeg onmiddellijk de beschikking over de VARA-micro- foon om het schandelijke bedrog en de karakterloosheid van de com- munisten te brandmerken. Zij immers wilden het Nederlandse volk doen geloven, dat hier in Nederland atoomwapens zouden worden op- geslagen!

Op 14 december l.I. hield Marcus Bakker opnieuw een interpellatie.

Nu naar aanleiding van de alarmerende publicaties in Amerikaanse en Nederlandse dagbladen dat er reeds lange tijd [I) in Nederland atoomwapens zijn opgeslagen

Bij monde van minister Visser kwam de bevestiging van datgene wat in 1959 als grove misleiding van de communisten werd betiteld:

Er liggen in Nederland op verschillende plaatsen atoomwapens op- geslagen.

Het is in dit kader niet nodig te betogen welke verschrikkelijke gevaren dit voor ons land en ons volk oproept. Venus of de maan zijn beslist moeilijker te treffen dan Volkei of Soesterberg.

De communisten dienden een motie in., die kort en krachtig van de regering verlangde, dat de opslag van kernwapens beëindigd en de reeds aanwezige voorraden van ons grondgebied verwijderd zouden worden.

De PvdA-fractie liet door kolonel Wierda verklaren, dat zij een dis cussie over de opslag van atoomwapens niet opportuun achtte.

Wat was nu de houding van de PSP-fractie? Ook zij weigerde, in navolging van de PvdA, de behandeling van de motie mogelijk te maken!

De schamele rechtvaardiging van haar houding steunde op twee argumenten.

Het eerste argument was kort: Het was een motie van de commu- nisten.

Het tweede argument loog er evenmin om.

Lankhorst gaf daarin zijn visie op het pacifistische socialisme, door te verklaren dat hij die A zegt van Atlantisch bondgenootschap, ook B moet zeggen van Bommenschuur.

De motie-Bakker werd dus uit principe niet ondersteund door de PSP-fractie.

De Kamerleden Lankhorst en Van Veen weigerden daarmee ook maar één concrete daad te stellen tegen de directe en onmenselijke dreiging, die voortvloeit uit de opslag van atoomwapens.

Inplaats daarvan citeerde Lankhorst alvast bij voorbaat een motie, die hij wil indienen, als later bij de begratingshoofdstukken het vraag- stuk aan de orde komt.

De tekst van deze motie luidt als volgt:

De Kamer

gehoord de beraadslagingen over de opslag van atoomwapens, dringt er bij de regering op aan om in gevallen, waarin zij wordt

(19)

gesteld voor een zodanige WlJZigmg van haar militair strate- gische beleid, dat de plaats die het Nederlandse grondgebied en ons volk bij eventuele militaire handelingen innemen, ingrij··

pend wordt gewijzigd, de Kamer in de gelegenheid te stellen, zich over de ontstane situatie uit te spreken.

De motie op zich is een bewijs hoe snel hun Kamerfractie verzinkt in het parlementarisme. Want de gelegenheid om zich uit te spreken behoeft de Kamer niet aan de regering te vragen. De regering is daar- toe verplicht, sinds het recht van interpellatie in de Grondwet is

I I ,<1

opgenomen. I I 1

De communistische interpellatie schiep juist de mogelijkheid voor de Kamer om zich uit te spreken, doch de PSP weigerde eenvoudig er gebruik van te maken.

En de motie zelf?

Het enige wat hier, levensgroot naar voren springt is:

De PSP-Kamerleden wensen de opslag van kernwapens niet stop te zetten.

Evenmin eisen zij de onmiddellijke verwijdering van de reeds bestaande voorraden.

Dit blijkt dus pacifistisch-socialisme in de praktijk te zijn.

Het

wezenlijke in het optreden van Lankhorst en Van Veen is, dat

*

zij zich niet wilden keren tegen de atoombewapening NU in ons land-

Hun anti-communisme gaat vóór alles. Ook vóór de strijd tegen de atoombom.

Daarmee is de PSP precies terecht gekomen in het schuitje van alle NAVO-aanhangers en atoombomliefhebbers.

Zonder een milimeter verschil volgen zij diegenen, die het mili- taire beleid van de PvdA-fractie bepaler1, een politiek, die zij aan hun PSP-kiezers beloofd hadden te zullen bestrijden.

Wel trachtte Van Veen in het debat tegemoet te komen aan de grote onrust onder PSP-kiezers over de opslag van kernwapens, door te zeggen dat de atoombewapening een zaak van leven en dood is van vandaag, van morgen en van de volgende week.

Dit verhinderde hem echter niet de CPN-motie alle steun te ont- houden.

Daarmee werd het ware karakter van de praktische politiek van de PSP nog scherper onthuld.

Dit

standpunt van de PSP is geen "slipper", maar een duidelijke politieke koers.

De Sowjet-regering zond de Nederlandse regering een nota, waarin op niet mis te verstane wijze het risico geschetst wordt voor Neder land en zijn bevolking bij eventuele oorlogshandelingen.

Om olie op de golven van critiek in de PSP te gooien, kwam Van

(20)

Veen onmiddellijk met een reeks van vragen aan de minîster. Hij in- formeerde of Nederland het eerste land is dat Amerika toestemming heeft verleend tot de opslag van atoomwapens, zoals in de Sowjet- nota gezegd werd.

Indien dit bevestigend beantwoord werd, wilde Van Veen weten wat dan de oorzaken zijn, dat speciaal Nederland tot deze opslag overging.

In dit verband stelt hij de vraag of ook andere landen dergelijke ver- zoeken hebben ontvangen en hoe zij op zulke voorstellen hebben gereageerd.

Nu is intussen bekend geworden, dat Denemarken en Noorwegen niet bereid zijn Amerikaanse eisen tot opslag van atoomwapens in te willigen.

Uit de inhoud van deze vragen echter blijkt, dat de PSP volhardt in haar houding, aangenomen bij de interpellatie van de communisten.

Opnieuw geen onvoorwaardelijk stelling nen~en tegen het opslaan van atoomwapens.

Doch om de opgestoken critiek in de PSP te omzeilen, wil llij nu zijn houding ten opzichte van de opgeslagen kernwapens afhankelijk maken van de vraag, of ook andere regeringen besluiten de Ameri- kaanse eisen te aanvaarden.

Hier komt het lamlendigste argument van alle kleinburgers in het gedin,g: "Als ze het allemaal doen, -- wat moeten wij dan nog in Nederland?"

De vraag is echter niet voor de PSP wat andere regeringen doen, maar wat zij van plan is te doen. Zij is verantwoording verschuldigd tegenover dat deel van het kiezerskorps, dat cle PSP zijn vertrouwen heeft geschonken, omelat ze beloofde tegen de atoomwapens te zullen optreden.

De veiligheid van het Nederlandse volk wordt niet in de eerste plaats bepaald door wat andere regeringen cloen. Dat worclt in eerste instantie bepaald door wat hier gebeurt en of cle volksmassa's in ons land er in slagen de noodlottige politiek van cle regering-De Quay een halt toe te roepen-

In deze strijd kunnen zij echter niet rekenen op de PSP. De Kamer- leden van de PSP en met name Van Veen in clit geval cloen ijverig hun best om argumenten aan te dragen die tot doel moeten hebben de strijdwil te verlammen inplaats van te activeren.

Dat komt ook tot uitdrukking in de laatste twee vragen van Van Veen.

In vraag 4 verzoekt Van Veen om nadere informaties wie de con- trole uitoefent op de opgeslagen atoomwapens.

Dat is dezelfde vraag overigens, waarin ook cle PvclA-fractie is geïnteresseerd.

Het is echter cle zaak volkomen op zijn kop zetten. De centrale vraag is niet voor Nederland, wie de controle op cle opgeslagen atoom- wapens uitoefent, maar hoe verwijderen we ze zo snelmogelijk van ons grondgebied.

De vraag over de controle impliceert het accoord gaan met de op- slag [afgezien ervan, dat Van Veen het antwoord heel goecl kent·

Amerika!).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als je naar de figuur kijkt zie je dat voor het bepalen van de grootte van de rechthoek eigenlijk alleen de langste twee stroken belangrijk zijn.. De langste zijde van de rechthoek

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van

Het door uw raad in 2010 beschikbaar gestelde bedrag blijkt niet toereikend voor de kosten voor de uitvoering van de herinrichting.. In het bedrag was € 32.000,- opgenomen

Daarnaast zijn er wettelijk kaders (o.a. de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet Grondexploitatie) en financiële kaders (bijvoorbeeld de opbrengst van in te brengen gronden en

Stelt u zich eens voor welke effecten het zou hebben als majestueuze bomen als poëtische verlichting dienst zouden kunnen doen.. Een onderzoek om dergelijke natuurlijke systemen

Een zelfde gebrek aan politieke richtinggeving ken- merkte de opdracht die de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken in mei 1981 hun ambtenaren ga- ven om onderzoek in

Door deze sneetjes worden chirurgische instrumenten ingebracht waarmee de operatie wordt uitgevoerd.. De operatierobot heeft een speciale camera waarmee in de buikholte kan

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,