• No results found

De rol van de kernwapens:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van de kernwapens: "

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaaroverzicht Socialisme en Democratie 1983

Artikelen Beer, Paul de

Benthem van den Berg, G. van Idem en Bart Tromp

Berg, J. Th. J. van den Idem

BrilI, Paul

Buitelaar, W. IJ ac. Christisl R. Vreeman Dam, Marcel van

Daudt, H.

Day, Alan Delden, P. J. van

Dijkstra, GeskelTed van Heesl Marnix Krop

Fortuin, Johanna

Gerrits, AndrélTim Graaf Grotenhuis, Marie-José Hek, Arie van der Hess, Jürgen C.

Idem

Heyne den Bak, Gerard Huberts, Leo

Ka/ma, Paul

Idem en Marnix Krop

Kam, Flip deiCaspar Wiebrens Koch, Koen

Kok, Wim Koopmans, T.

Krop, Marnix Langemeijer, G. E.

Idem

Leune, J. M. G.

Lucas, Nicole Meu/meester, Jacques Mol/eman, Henk

Het vergeten alternatief voor arbeidstijdverkor- ting

Denkend aan Nederland

De Partij van de Arbeid en defensie: uitgangs- punten voor een Nederlands veiligheidsbeleid Deregulering

Koppelingen

Israël: het einde van de Arbeiderspartij-staat Naar een democratisch technologiebeleid De Vara en het totaalplan

Samenhangend mediabeleid zonder voldoende samenhang

Labour in moeilijkheden De toekomst van de vrije tijd

Nicaragua: revolutie en mensenrechten Hoezo -'Normen en waarden'?

Sociaal-democraten, communisten en de onder- gang van een democratie

Roze driehoek

Industriepolitiek als maatstaf voor het macro- economisch beleid

Tussen revolutie en hervorming; mogelijkheden en grenzen van de hervormingspolitiek van de regering-Attlee (1945-1951) - Deel I

Deel II

Veenbrand of strovuur?

Verkeersbeleid op de helling Rechtsstaat

De PvdA als 'natuurlijke regeringspartij' Herziening van het sociale zekerheidsstelsel, eerlijk delen, eerlijk kiezen

Voor een dubbeltje

Volledige werkgelegenheid: uitdaging voor de jaren tachtig

Politieke ongehoorzaamheid Dollars en kanonnen

Burgerlijke ongehoorzaamheid Straf

Sociaal-democratie, arbeiderskinderen en mid- denschool

Vrouwenwerk geteld noch gewaardeerd Oud en nieuw socialisme in Chili Suriname, van democratie tot 'heilstaat'

nr./pag.

5/14 5/1 9/3 3/1 10/1 5/7 12/3 7-8/1 1/8 4/9 3/16 11/3 2/25

4/24 2/1

11/12

7-8/26 9/25 11/1 12/23 12/1 513 4/3 4/1 7-8/3 7-8/8 9/1 3/24 9/21 6/3 5/17 7-8/23 2/3

1

(2)

Mulder, Bertus Sociaal-democratie en vakbeweging: een over-

zicht 11/19

Neut, Ton van der Evert Vermeer en de 'jongens overzee' 1947-

1950 11/15

Odjik, Bram van Basisinkomen en arbeidstijdverkorting 10/25

Ornstein, Leonard De PvdA en Suriname 2/16

Pans, Ra/ph BVD en rechtsstaat 10/21

Priemus, Hugo Woonlastenbeleid: begaanbare en onbegaanba-

re wegen 1/20

Ritzen, Jo Industrieel herstel en onderwijsbeleid 10/9

Rozemond, Sam Golven van atoompacifisme 12/19

Idem Idealisme en buitenlandse politiek 6/15

Schaper, B. W. Het buitenlands beleid van de PvdA; een histo-

rische verkenningstocht 4/17

Idem Eduard Bernstein en een nieuw reformisme 10/3

Schreuders, Gijs 'Klein linkse' samenwerking: naast, niet tegen

de PvdA 9/16

Stemerdink, Bram De rol van de kernwapens: woorden en daden 1/3

Stiphout, H. A. van Het wezen van het mediavraagstuk 6/1

Thijn, Ed van Over burgerlijke ongehoorzaamheid 6/20

Tinbergen, J. De actualiteit van Keynes 5/10

Tromp, Bart Karl Marx als politiek theoreticus 3/7

Tromp, Greetje Feminisme zonder dogma's 10/14

Uy/, J. M. den Notities honderd jaar na Marx' dood 3/3 Verloren van Themaat, Joan Mensenrechten en ontwikkelingshulp: testcase

Suriname 6/11

Verrips, Ger Dichter in het licht van Marx 3/11

Idem Herbert Wehner - profiel van een generatie 12/12

Waart, Ju/es de De verborgen politieke theorie van de PvdA 7-8/15 Weringh, Jac. van Het Nederlandse gevangeniswezen: van nota tot

nota tot nota 1/16

Wolsink, Maarten Ook de partijtop treft blaam 5/28

Wöltgens, Thijs Onderbesteding als kans 2/20

IJff, J. Linkse meerderheid of coalities 7-8/10

Zandschulp, Wil/em van de Kloof tussen partijkader en achterban versmal-

len 5/23

Boeken

Beer, Pau/ de Stuart Holland (red.), Out of Crisis. A Project

for European Recovery 9/37

Bruijn, Jan de Hein Roethof, De abortuskwestie en meer dan

dat 2/34

Hess, Jürgen C. J. van Santen, Weimar 1933. Demokratie tussen

fascisme en kommunisme 5/34

Huitzing, An H. Verwey-J onker, Emancipatiebewegingen in

Nederland 7-8/40

Kam, Flip de Broer Akkerboom, Ekonomie en Verzorgings-

staat 6/30

Idem Van Dril e.a. (red.), Sociale zekerheid in dis-

kussie 6/33

2

(3)

11/19

11/15 10/25 2/16 10/21 1/20 10/9 12/19 6/15

4/17 10/3 9/16 1/3 6/1 6/20 5/10 3/7 10/14 3/3

6/11 3/11 12/12 7-8/15 1/16 5/28 2/20 7-8/10

5/23

9/37 2/34 5/34 7-8/40 6/30 6/33

Koets, P. J.

Pels, Dick Pleket, Frank Reinalda, Bob Ribberink, Anneke

Rogier, Jan Idem Idem

Santen, Joop van Stiphout, H. A. van Pen op papier

Signalementen WBS-nieuws

Jan Bank, Katholieken en de Indonesische Re- volutie

Bart Tromp, Karl Marx

Ruud Vreeman (red.), Kwaliteit van de arbeid in de Nederlandse industrie

E. Hueting e.a., Naar grote eenheid

Vila Jansz, Vrouwen ontwaakt! Driekwart eeuw sociaal-democratische vrouwenorganisatie tussen solidariteit en verzet

G. Bakker, Het hellende vlak -Radio-omroep in nazi-greep

L. Hartveld e.a., De Arbeiders Jeugd Centrale AJC 1918-1940/1945-1959

Hans Dona, Sport en Socialisme. De geschiede- nis van de Nederlandse Arbeiderssportbond, 1926-1941

Bart Tromp, Karl Marx

WBS, Denken over arbeid

1/30; 2/35; 3/30; 4/34; 6/35; 7-8/43; 9/39; 11/31;

12/35

1/24; 2/32; 3/26; 5/32; 6/29; 7-8/36; 9/32; 12/29 1/7; 2/24; 3/10,23; 4/23,30; 6/10,19; 9/15,31;

12/11,28

11/27 10/32 3/28 12/31

9/34 4/31 4/31

4/32 10/31 1/26

3

(4)

VEERTIG

Het is niet toevallig geweest dat de Socialistische Gids Van de redactie in 1939 een naamswijziging onderging en werd omge-

zet in Socialisme en Democratie. De naamswijziging, die ook een zekere koerswijziging betekende, vond plaats in een periode waarin de Europese democra- tieën van verschillende kanten werden omsingeld en bedreigd werden door fascistische regimes. De so- ciaal-democratie werd meer dan ooit gedwongen daarbij positie te kiezen, de Nederlandse zo goed als die in andere Westeuropese landen: het nieuwe be- ginselprogramma van 1937 droeg daarvan reeds de diepe sporen; hetzelfde gold voor de eerste jaargang van het nieuwe maandblad.

Met-een-onderbreking van enkele jaren gedurende de bezettingstijd is Socialisme en Democratie nu zijn veertigste jaargang ingegaan. Moest destijds de SDAP haar positie omschrijven als nieuwbakken re- geringspartij na decennia van oppositie; nu moet de PvdA haar rol bepalen als oppositiepartij in een tijd waarin andere stromingen en machtsgroepen, voor het eerst sedert 1945, het ideologische initiatief lijken te hebben en de sociaal-democratie ten dele wordt ge- dwongen tot verdediging van wat zij in veertig jaar mede tot stand heeft gebracht.

Net als aan het einde van de jaren dertig staat zij daar- bij voor de taak zichzelf kritisch te bezien en zich - met het beginselprogramma van 1977 als uitgangs- punt - ideologisch te vernieuwen. Het is overigens niet primair om die reden dat het uiterlijk van SenD een vrij grondige vernieuwing ondergaat. Die heeft meer te maken met het streven ook de toegankelijk- heid van het blad te vergroten. Het zal de aandachtige lezer daarbij niet ontgaan dat het woord 'democratie' op het omslag weer even groot gespeld staat als 'so- cialisme', zoals dat ook het geval was bij de eerste jaargangen van SenD. Het uiterlijk past zich in dat opzicht overigens slechts aan bij een koers die 39 jaar lang het werk van de redactie heeft gekenmerkt.

1

socialisme en democratie nummer I,

januari 1983

(5)

democratie

socialisme en 2

nummer 1, januari 1983

w

De bet rol me

tie~

dij) kei les nie 'M bel pel hei keI eef liel In he we lal1 mi sc! en aal 00 vei li~ bil rel N~

be ge be bli aa de ui de de

~~

Ol.

ze DI D

(6)

De rol van de kernwapens:

woorden en daden

De kernbewapening en het Nederlands beleid met betrekking tot dit vraagstuk spelen een steeds grotere rol in de binnenlandse politiek. Dit beeld is onder meer af te lezen uit een wassende stroom van publika- ties. Betrekkelijk recent hebben Hansen I en Leur- dijk2 hun licht laten schijnen over het beleid van en- kele kabinetten en hun oordeel daarover geveld. Al- les bij elkaar genomen pakt dat oordeel bij Leurdijk niet eens zo ongunstig uit.

'Men kan niet zeggen, dat over de periode die wij heb- ben geanalyseerd (1973-1980) de rol van de kernwa- pens is teruggedrongen. Het tegendeel is waar. Maar het gaat te ver om van een falen van het beleid te spre- ken. Binnen de NA VO heeft Nederland geholpen om een aantal ontwikkelingen op gang te brengen, die wel- licht op langere termijn resultaten kunnen opleveren.

In elk geval hebben de internationale verhoudingen in het afgelopen decennium eerder tegen- dan meege- werkt. Als het belangrijkste resultaat van het Neder- landse kernwapenbeleid kan gelden, dat het er op zijn minst toe heeft bijgedragen om de kwestie van de tacti- sche kernbewapening in Europa aan de orde te stellen en de wapenbeheersingsbesprekingen in de NA

va

aanvaard te krijgen. Hoe verschillend men wellicht ook denkt over de merites van de Nederlandse initiatie- ven en denkbeelden, binnen de kring van veelal onwil- lige NA VO-landen is Nederland, naast de Bondsrepu- bliek, het land geweest dat steeds deze geluiden liet ho- ren en daarin ook volhard heeft'. 3

Nadeel van de analyse van Leurdijk is dat deze alleen berust op open bronnen en dat hij geen poging heeft gerlaan wat meer aan de weet te komen dan algemeen bekend kan zijn; althans zijn boek geeft daar geen blijk van. Hansen heeft dat wel gedaan. Hij voert een aantal oud-bewindslieden sprekend in4 en heeft ook de moeite genomen de notulen van de ministerraad uit de tijd van Drees te raadplegen, dit laatste tenein- de een beter inzicht te verkrijgen in het ontstaan van de daadwerkelijke Nederlandse betrokkenheid bij de kernwapenproblematiek. Beide boeken te zamen bieden een goed beeld van de Nederlandse bemoeie- ni met de kernwapens over de afgelopen jaren, maar ze geven niet het 'totale plaatje'.

De introductie van de Lance

De gebeurtenissen rond de introductie van de Lance mogen dat illustreren. Bij de opstelling van Keerpunt '72, het regeerakkoord van de progressieve drie (PvdA, D'66, PPR), was wel bekend dat er plannen be tonden de Honest John te vervangen door een an- der nucleair systeem, (plannen waartegen in Keer- punt telling werd genomen5), maar niet bekend was dat Nederland zich al had vastgelegd op de vervan-

ging van de Honest John door de met name voor nu- cleaire taken bedoelde Lance. Met dit feit werd de nieuwe politieke top van Defensie onmiddellijk na de beëdiging op 11 mei 1973 geconfronteerd. Wat bleek? In een nota, eveneens gedateerd 11 mei '73 werd gemeld dat de legerraad (het hoogste orgaan van de landmacht) op 23 mei 1972 had besloten over te gaan tot aankoop van de Lance inhoudende een in- vestering van 76,5 miljoen gulden voor speciaal mate- rieel, 3,75 miljoen gulden voor voertuigen en 5,75 miljoen voor overige uitrusting. Op dezelfde dag waarop dit besluit werd genomen, had de toenmalige minister van Defensie, De Koster, tijdens een verga- dering van de Eurogroep-ministers ingestemd met een besluit de Lance als samenwerkingsproject op te voeren. De argumentatie was dat hierdoor een betere onderhandelingspositie met de Verenigde Staten kon worden verkregen. Zoals gebruikelijk vond de be- sluitvorming plaats onder de druk van het 'dreige- ment' van de kant van de VS dat, indien later zou worden besloten, de kosten aanzienlijk hoger zouden zijn in verband met het aflopen van de produktie.

(Een argument dat in de besluitvorming rond de kruisraketten ongetwijfeld ook weer een rol(letje) zal gaan spelen). Als gevolg van dit besluit was door de deelnemende landen, West-Duitsland, Verenigd Ko- ninkrijk, België en Nederland, een geïntegreerd aan- schaffingsplan opgesteld, waarover men tijdens on- derhandelingen met de VS van 8-11 januari 1973 overeenstemming had bereikt. Ongeveer een maand voordat Burger zijn eerste brief .als kabinetsforma- teur schreef (1 februari 1973) werd de positie van Ne- derland dus vastgelegd. Op basis van bovengenoem- de onderhandelingen brachten de Amerikanen offer- tes uit (28 maart '73), welke zouden vervallen op 31 mei '73 voor wat betreft de gronduitrusting en op 28 februari '74 voor wat betreft de raketten en reserve- delen.

Bij een bespreking te Brussel op 12 en 13 april was gebleken dat de offertes voor West-Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België aanvaardbaar waren en genoemde landen hebben toen dan ook toegezegd op korte termijn een beslissing te zullen nemen. Om problemen bij het uitblijven van een beslissing in Ne- derland vóór 31 mei te voorkomen, was door de ove- rige landen een vervangend geïntegreerd leversche- ma voor de gronduitrusting opgesteld, waarin Neder- land niet voorkwam. Terwijl dit proces in volle gang was, schreef Burger op 12 maart '73 dat de door hem gehanteerde programformule luidde: 'Keerpunt '72, zoals geactualiseerd bij Memorandum d.d. 9 februari 1973, alsmede het Program op hoofdzaken van de KVP, de ARP en de CHU, voor zover daarmee niet in

3

Bram Stemerdink Lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. /n het kabinet-Den Uyl (1973-/977) was hij eerst staatssecretaris en vervolgens, vanaf 1 januari 1977, minister van Defensie. /n het tweede kabinet-Van Agt (1981-1982) was hij weer staatssecretaris van Defensie.

socialisme en democratie nummer 1,

januari 1983

(7)

strijd, .. .'.6 Op het moment dat Den Uyl opkwam door de deur links van het midden 7 werd internatio- naal de basis gelegd voor grote problemen binnen het latere kabinet-Den Uyl. Op de dag dat het kabinet- Den Uyl werd beëdigd maakte de Britse regering be- kend dat zij besloten had tot aanschaf van de Lance over te gaan.

Interne nota's

In een tweetal interne nota's heb ik als kersverse staatssecretaris Materieel mijn zienswijze toegelicht, uitermate verontrust over de richting waarin de be- sluitvorming dreigde te gaan. Die verontrusting was gebaseerd op het feit dat enkele leden van de politie- ke leiding van het departement gevoelig bleken te zijn voor betogen in de trant van: 'als Nederland niet meedoet, valt er een gat' en 'gezien de gedane toezeg- gingen is er geen weg terug'. De volgende citaten uit bovengenoemde nota's mogen mijn standpunt duide- lijk maken.

• 'In een van de nota's, geproduceerd door officie-

ren van het Eerste Legerkorps, komt de volgende pas- sage voor over het aan de orde zijnde probleem: "De staven studeren serieus op de vervanging van de Ho- nest John door de Lance. Het bereik van de Lance (ruim honderd kilometer) overtreft niet alleen duide- lijk de invloedssfeer van Nederland en het Leger- korps in nucleaire zaken, maar bovendien is het mili- tair-technische vraagstuk van de doelopsporing niet aan een oplossing toe. Wat de nucleaire zaken be- treft, mag ook de voorgenomen toevoeging van nu- cleaire capaciteit aan de 155 mm houwitser worden genoemd. De uitbreiding van bestaande nucleaire ca- paciteit wettigt de enorme extra kosten niet. Het Eer- ste Legerkorps, mits na gebruik van voldoende poli- tieke waarschuwingstijd tijdig in het operatiegebied aanwezig - zal in een conventioneel gevecht ook van langere duur ( ... ) niet worden verslagen. De goede uitrusting (alhoewel incidenteel nog niet geheel har- monisch) maakt nucleaire inzet aanvankelijk niet no- dig". Conclusie is duidelijk: uitbreiding nucleaire ca- paciteit ongewenst c.q. niet nodig.'

• 'Het is met betrekking tot de Lance moeilijk vol te houden dat

a. is· onderzocht of de Legerkorpsen in Centraal- Europa dienen te beschikken over een tactisch kern- wapen als de Lance (ruim 100 km) in plaats van de Honest John (35 km),

b. is onderzocht of het Nederlandse Legerkorps dient te beschikken over een wapensysteem als de Lance, gezien de taak die het moet vervullen, c. is onderzocht of in plaats van samenwerking (bij de aanschaf) taakverdeling niet de voorkeur ver- dient.'

• 'Het is duidelijk dat de regering over het Lance- project een beslissing moet nemen zonder dat wordt beschikt over een uitgewerkte visie ten aanzien van defensie (Defensienota). Daar komt bij dat de vorige regering de onderhandelingen heeft gevoerd en al na-

socialisme en democratie nummer I,

januari 1983 4

genoeg beëindigd had toen de nieuwe regering aan-

trad. Ondanks de vergevorderde staat van de onder-

handelingen dient echter ook deze regering zelfstan- dig te beslissen. Het valt niet te ontkennen dat een

"nee" tegen het Lance-project hard zal overkomen,

maar een "nee" is ook in dit stadium heel goed moge- lijk. '

• 'Buitenlands beleid.

1. In de VS komt een discussie op gang over de zin

c.q. onzin van het tactisch nucleair potentieel. Gezien

deze discussie is het ongewenst op dit moment een in- grijpende verbetering van het nucleair potentieel te' ondersteunen.

2. Gezien de MBFR-onderhandelingen is het onge- wenst de kwaliteit van de tactische kernwapens te la- ten prevaleren boven de kwaliteit. De onderhande- lingsmarge wordt steeds geringer (minder eenheden om uit te wisselen tegen bijvoorbeeld tanks). 3. Gezien het feit dat de beslissingsmacht over de in- zet van kernwapens in handen van de VS ligt, is het logisch dat de eenheden met een nucleaire taak af- komstig zijn en blijven behoren tot de krijgsmacht van de VS.

4. Het is onjuist om, vooruitlopend op de resultaten van een studie van het NIVV over de kernwapen pro- blematiek (op verzoek van Buitenlandse Zaken), door vervanging en uitbreiding van de nucleaire capa- citeit strategie en tactiek voor een reeks van jaren vast te leggen.

5. Door de vervanging van de Honest John door de Lance en de opvoering van de nucleaire capaciteit van de 155 mm houwitser wordt de kwalitatieve wa- penrace zonder noodzaak gestimuleerd'.

• 'Partijpolitiek. In Keerpunt '72 wordt duidelijk gesteld dat de Honest John niet vervangen dient te worden'.

Terug naar één kerntaak

Tot zover de mei '73-nota's van mijn hand. Het feit dat de aanvoerders van het verzet binnen het Leger- korps tegen de introductie van de Lance de generaals Meijnderts en Clumpkens waren, vergemakkelijkte de discussie binnen het departement niet. Beiden speelden een hoofdrol in wat is gaan heten het 'gene- raalsconflict'. Het was voor velen in die tijd niet een- voudig om personen ep zaken te scheiden, om het voorzichtig uit te drukken. Einduitkomst: de tegen- standers van de Lance verlieten de krijgsmacht. Tij- dens de kennismakingsbijeenkomst met de pers op 4 juni '73 verweet Vredeling het kabinet-Biesheuvel dat het zover was gegaan met de onderhandelingen over de Lance zonder de Kamer te informeren over de pre- cieze stand van zaken. 'Deze week gaat minister Vre- deling met zijn NAVO-collega's in Brussel praten over de aanschaf van de Lance-raketten ... Nederland is formeel nog vrij wat de eindbeslissing betreft, in- formeel zijn wij gebonden, zei de bewindsman. De onbekendheid bij de Tweede Kamer wat betreft de stand van zaken inzake de voorbereiding van de aan- schaffing van de Lance-raketten, die met atoomkop-

pe gr nj or va vr z

Ie ie kc w e( dj Ie m la

'"

ta

hl dl h pi

h c

t

"

li a d n n I<

]

(8)

ing aan- e onder-

~elfstan­

dat een rkomen, d moge-

:r de zin '. Gezien It een in- lntieel te' et onge- ms te la- erhande- enheden 1).

Ier de in- gt, is het I taak af- Igsmacht

,

esultaten lpenpro- 'Zaken), lirecapa-

an jaren I I door de :apaciteit lieve wa-

duidelijk

I dient te I

I

. Het feit et Leger-

~eneraals

Ikkelijkte

I. Beiden

het 'gene-

niet een- I, om het de tegen- acht. Tij- pers op 4 zeuvel dat 1gen over 'er de pre-

ister Vre- el praten

~ederland

etreft, in- Iman. De oetreft de In de aan- toomkop-

pen kunnen worden uitgerust, maakte dat het pro- gressief regeerakkoord - Keerpunt '72 - op dit punt niet werd geactualiseerd. In het program bleef daar- om staan, dat de Honest John niet door de Lance ver- vangen mag worden.'B Aldus het ANP. Los van de vraag of er bij de progressieve drie enige bereidheid zou zijn geweest dit programmaonderdeel bij te stel- len in de door het ANP gesuggereerde zin, werd er in ieder geval bij de kabinetsformatie niet over gespro- ken als knelpunt, omdat het als zodanig onbekend was. Eveneens op deze persconferentie werd door een uitspraak van schrijver dezes de basis gelegd voor de di cussie over het aantal door Nederland te vervuI- len taken op nucleair gebied. 'Staatssecretaris Ste- merdink sprak er zijn voorkeur voor uit, dat Neder- land op atomair gebied niet alle taken op zich neemt.

Wij zouden ons moeten beperken tot een bepaalde taak, zei hij.' Het Parool gaf de gedachtengang iets vollediger weer. 'Staatssecretaris Sternerdink zei in dit verband (taakverdeling) nog, dat "wij allen met het oog op die taakverdeling ons hebben afgevraagd of we niet moeten afzien van nucleaire taken voor de Nederlandse strijdkrachten. Alleen om inspraak te houden in de nucleaire strategie van de NAVO zou- den wij eventueel één nucleair wapensysteem kunnen handhaven". '9 Het heeft tot het eind van de kabinets- periode Den Uyl geduurd voordat bovenstaande visie al beleidsdoelstelling kon worden geïntroduceerd, uitmondend in de zinsnede 'vanuit het oogpunt van rationalisatie en taakverdeling is het naar de mening van de Nederlandse regering ook zinvol dat een klein land als Nederland afziet van een variëteit van nu- cleaire inzetmiddelen en zich in de toekomst beperkt tot één of misschien twee nucleaire terreinen.' 10 In de laat te Defensie-begroting die onder verantwoorde- lijkheid van het kabinet-Den Uyl aan de Kamer werd aangeboden (1978) werd, in navolging van het gestel- de in de brief van eind '74 aan de Tweede Kamerl1 nogmaals benadrukt dat het Lance-systeem niet met nucleaire ladingen zou worden uitgerust. Zoals be- kend heeft vervolgens minister Scholten (kabinet- Van Agt I) een eind aan het beleid gericht op het overhouden van één hooguit twee nucleaire taken ge- maakt, heeft hij geweigerd de studie in het kader van de Nuclear Planning Group af te wachten alvorens een be lis ing te nemen over de nucleaire taak van de Lance en heeft hij het pad voor de introductie van krui raketten in Nederland geëffend. Geen wonder dat Leurdijk tot de conclusie moest komen dat de rol van de kernwapens niet is teruggedrongen en dat het tegendeel eerder waar is. Het huidige kabinet-Lub- bers zal dit deel van Leurdijks conclusie nog meer in- houd geven door 'voorlopig' de F-16 en de Orion een nucleaire taak te geven. Eind volgend jaar, tien jaar na de beëdiging van het kabinet-Den Uyl, zou de si- tuatie wel een zo kunnen zijn dat Nederland geen en- kele nucleaire taak zal hebben afgestoten en dat het daarnaast zal hebben ingestemd met de plaatsing van kruisraketten.

Politiek en ambtenaren

Voren taand relaas maakt duidelijk hoe tot in het

laatste stadium van de kabinetsformatie '73 de voor- bereidingen voor een ingrijpende opwaardering van de nucleaire rol van Nederland zijn doorgegaan. Het toen zittende demissionaire kabinet heeft wel een uitermate vergaande invulling gegeven aan het stan- daard-koninklijke verzoek 'al het nodige te doen wat in 's lands belang gewenst is tot de komst van een nieuwe regering'. Een ander aspect dat theoretisch een rol zou kunnen hebben gespeeld, is de macht van het ambtelijk apparaat. Het staat buiten twijfel dat naarmate de kans kleiner wordt dat een bepaalde mi- nister terugkeert, met name omdat een andere poli- tieke combinatie het roer over gaat nemen, zijn in- vloed afneemt. Met betrekking tot de Lance is het vermoedelijk niet het ambtelijk apparaat geweest dat op centraal en krijgsmachtdeelniveau de beslissingen heeft doorgedrukt; minister en ambtenaren zaten op dit punt op één lijn. De lengte van de kabinetsforma- tie gaf de minister alle ruimte beleid te voeren zonder verantwoording af te leggen.

Regeringsbeslissingen worden ambtelijk meestal zorgvuldig voorbereid, nationaal en, indien van toe- passing, internationaal. Dit hoeft geen problemen op te roepen mits 'vanuit de politiek' maar duidelijke be- leidsdoelstellingen worden aangegeven. Het komt er in feite op neer dat de betrokken regering en dan met name de betrokken minister moet weten welke koers moet worden gevaren. Wordt onvoldoende duidelijk welk beleid er moet worden gevoerd, dan is het ge- vaar levensgroot dat de met de beleidsvoorbereiding belaste ambtenaren zelf gaan bepalen welke beslis- singen genomen moeten worden. De lengte van de kabinetsformatie, een onduidelijk coalitieprogram, de benoeming van een onervaren minister, enz. vor- men allemaal factoren die al dan niet in combinatie voor kortere of langere tijd veel speelruimte geven aan de ambtelijke top. Je zou dan ook verwachten, dat er alles aan wordt gedaan om bovengenoemde factoren zo min mogelijk tot gelding te laten komen en dat er in ieder geval aan wordt gewerkt zo snel mo- gelijk na een kabinetsformatie het primaat van de po- litiek te herstellen. Dat was wèl onder het kabinet- Den Uyl het geval, maar geheel niet onder het eerste kabinet-Van Agt. Dit kabinet weigerde de betrokken ambtenaren instructies mee te geven toen de voorbe- reiding van het NA VO-dubbelbesluit in twee ambte- lijke werkgroepen van start ging. De regering be- schouwde de voorbereiding als een 'militair-techni- sche exercitie'. 12 De werkelijke reden was ongetwij- feld dat, zoals bekend, het kabinet het intern en met de eigen fracties niet eens kon worden over het te voeren beleid. Het resultaat was echter wel dat de Nederlandse ambtenaren hun werk moesten doen zonder politieke richtlijnen. Deze houding nam het kabinet-Van Agt niet alleen in bij de voorbereiding van het dubbelbesluit van 12 december 1979, maar ook nadat in voorjaar '81 opdracht was gegeven in NA VO-verband de dreiging van de kant van de Sow- jet-Unie opnieuw te evalueren in het kader van de voorbereiding van de onderhandelingen over de mid- dellange afstandsraketten in Europa (de 'eurostrate- gische' wapens als kruisraketten en SS 20).

5

socialisme en democratie nummer 1,

januari 1983

(9)

socialisme en democratie nummer 1,

januari 1983

Een zelfde gebrek aan politieke richtinggeving ken- merkte de opdracht die de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken in mei 1981 hun ambtenaren ga- ven om onderzoek in te stellen naar de 'functionele behoefte' aan theater-nucleaire wapens. Echter, dit verwijt treft niet in de eerste plaats de betrokken be- windslieden van het eerste kabinet-Van Agt - want die waren per slot van rekening demissionair - , maar aan die van het tweede. Iets zorgvuldiger geformu- leerd: de ministers die het aanging uit het tweede ka- binet-Van Agt namen na de kabinetsformatie van ruim drie maanden niet snel genoeg de fakkel over, in de zin dat ook toen geen instructies uitgingen hoe die studies moesten worden uitgevoerd. De studies wer- den gestart praktisch onmiddellijk na de verkiezingen van mei '81 en ook nu weer waren ministers van het demissionair kabinet en beleidsambtenaren het waar- schijnlijk eens over de te volgen koers. Gezien de uit- latingen van Van der Klaauw en De Geus op grond van ervaringen opgedaan na de start van Van Agt-II is er zelfs ruimte voor de veronderstelling dat de be- leidsambtenaren - althans die van Defensie - een iets genuanceerdere kijk op de materie hadden dan hun 'politieke bazen'. Hoe dan ook, feit is dat ruim drie maanden lang de bij de NAVO geaccrediteerde ambtenaren vrij spel hadden en dat met het aantre- den van het kabinet Van Agt-II in september '81 daar weinig wijziging in kwam. Dat zat hem niet in de onervarenheid of ondeskundigheid van de nieuwe be- windslieden voor Buitenlandse Zaken en Defensie.

Dat lag wederom aan een gebrek aan politieke rich- tingaanduiding. Onderdeel van het regeerakkoord van het nieuwe kabinet was dat een poging moest worden ondernomen om de tussen 1977 en 1981 opge- treden machtsverschuiving van Buitenlandse Zaken naar Defensie wat terug te draaien. In de formeel in- gestelde stuurgroep zou overleg plaatsvinden op basis van kennis van alle beschikbare informatie, het over- leg zou niet alleen coördinerend, maar ook analyse- rend en creatief zijn en in het overleg zouden de 'con- cepties die aan het integrale beleid ten grondslag die- nen te liggen, alsmede de bespreking van mogelijke nieuwe initiatieven, aan de orde komen, met inacht- neming van bestaande competenties'. In die stuur- groep kwam de discussie maar moeizaam op gang. Van de kant van Defensie werden stukken ingebracht die gebaseerd waren op politieke richtlijnen; van de kant van Buitenlandse Zaken werden nagenoeg altijd puur ambtelijke stukken ter tafel gebracht met als ge- volg dat er wel veel werd gepraat en competenties in de gaten gehouden, maar weinig besluiten werden ge- nomen. Eén afspraak werd tijdens het bestaan van de stuurgroep wèl nagekomen: het voorzitterschap wis- selde per vergadering.

Papieren doelstelling

Samenvattend kan worden gesteld, dat sinds het op- treden van het kabinet-Van Agt-I tot en met dat van het interimkabinet-Van Agt-III het Nederlandse kernwapen beleid in feite is bepaald door de bij de INA VO werkzame Nederlandse ambtenaren onder-

steund door hun collega's in Den Haag. In elk geval

6

kan het begin van de 'stuurloosheid' worden gelegd in 1979. Toen immers deelde Van Agt mee dat het kabi- net voor de voorbereiding van het NA VO-dubbelbe- sluit geen politieke richtlijnen had doen uitgaan. Het betrof hier immers een 'militair-technische kwestie'.

Te veronderstellen dat ook in de periode Van der Klaauw-Kruisinga weinig werd gedaan aan bet ver- strekken van politieke richtlijnen, lijkt evenmin erg gewaagd. In de daarop volgende periode Van der Klaauw-Scholten werd nagelaten om de voorberei- ding van het dubbelbesluit politiek te begeleiden. Mi- nister Scholten toog op pad met de 'vertrekpunten' van de CDA-fractie en arriveerde aldus op het beken- de punt van aankomst. Ook het aantreden van De Geus als minister van Defensie bracht geen wijziging teweeg. En, anders dan het regeerakkoord beoogde, heeft ook het kabinet-Van Agt-II deze stuurloosheid niet weten op te heffen.

Leurdijk sluit zijn overzicht van het Nederlandse kernwapenbeleid 1973-1980 af met de volgende con- statering: 'Het gaat er nu niet alleen meer om de om- vang en samenstelling van het kernwapenbestand in Europa ter discussie te stellen, van wezenlijk belang lijkt het de NA VO-strategie opnieuw te bezien als men

de "rol van de kernw.apens terugdringen" wil. In het

bijzonder zou het erom moeten gaan welke functie aan kernwapens in Europa moeten worden toegekend, op- dat ook het beleid dat gericht is op het terugdringen van de rol van de kernwapens een duidelijke richtlijn krijgt. '/3 Het nieuwe kabinet-Lubbers moet zijn be- leid terzake nog formuleren. Het wachten is op de voor het najaar aangekondigde Defensienota. Maar gezien de houding van de nieuwe minister van Bui- tenlandse Zaken, Van den Broek, tegenover de free- ze-resolutie in de Verenigde Naties, en ook gezien de hartelijke steun die de nieuwe minister van Defensie, De Ruiter, ter gelegenheid van zijn eerste persconfe- rentie na afloop van een vergadering van NA VO-mi- nisters van Defensie aan de huidige NAVO-strategie betuigde, bestaat er weinig kans dat Leurdijks wen- sen zullen worden vervuld. Het ziet er naar uit dat de geschiedenis van de afgelopen jaren zich zal gaan her- halen. Het 'terugdringen van de rol van de kernwa-

pens' blijft op papier doelstelling van beleid. De uit-

komst zal zijn dat het verouderde nucleaire NIKE- systeem voor een bedrag van enkele honderden mil- joenen guldens met de conventionele Patriot-raket zal worden vervangen en dat zulks als een groot suc- ces in de strijd tegen de kernwapens zal worden ge- presenteerd. In de Verenigde Naties zal, in een voor- komend geval, wederom een 'progressieve' stemver- klaring worden afgegeven om een Nederlands neen tegen een freeze-resolutie wat op te tuigen. Neder- land zal de kwestie van de tactische kernwapens aan de orde blijven stellen en - als alternatief - de nood- zaak van conventionele verdediging benadrukken. In afwachting van een terugdringing van die kernwa- pens zal Nederland de voorlopig aan de F-16 en Orion toegekende nucleaire taken handhaven. Nederland zal de noodzaak van ontwapening en wapenbeheer- sing blijven benadrukken. Een te verwachten ja te- gen de plaatsing van kruisrak ketten op Nederlandse

(10)

en gelegd in lat het kabi- )-dubbelbe- itgaan. Het 1e kwestie'. de Van der

lan bet ver-

lvenmin erg de Van der voorberei-

!leiden. Mi-

trekpunten'

~ het beken- jen van De en wijziging 'd beoogde, lLUrloosheid

Jederlandse Igende con- 'om de om- nbestand in rIlijk belang

~ien als men , wil. In het

? functie aan gekend, op- dringen van ike richtlijn oet zijn be- en is op de 'nota. Maar er van Bui- ver de free- Jk gezien de

n Defensie, : persconfe- NAVO-mi- 'O-strategie

rdijks wen-

~r uit dat de lal gaan her- Ide kernwa- leid. De uit-

~ire NIKE-

derden mil- atrio/-raket n groot suc-

worden ge-

~n een voor-

re' stemver-

rlands neen

~en. Neder-

~apens aan

- de nood- drukken. In

!ie kernwa- J6en Orion

I Nederland penbeheer- thten ja te-

~ederlandse

bodem zal ook in die termen worden gerechtvaar- digd. Het beleid zal ook dan niet hebben gefaald. De uitkomst zal alleen (weer) wat tegenvallen.

Noten

1. H. Hansen: De zes atoom taken van Nederland. Am- sterdam, Van Gennep, 1982.

2. J. H. Leurdijk: Nederland en de rol van de kernwa- pens. 's Gravenhage, NIVV, 1981.

3. J. H. Leurdijk: pag. lOl.

4. Bijv. pag. 18,64, e.v., 102, enz.

5. Keerpunt '72, blz. 43.

Bundel over Afrika

De economische neergang in de eigen omgeving dreigt ons steeds meer het zicht te ontnemen op de problemen en ont- wikkelingen in de Derde Wereld. Alsof het een niet met het onder, hoe ondoorzichtig soms ook, zou samenhangen.

Om althans in een deel van deze lacune te voorzien heeft de Wiardi Beekman Stichting onlangs een bundel uitgebracht met opstellen over Afrika, een werelddeel dat in ons land wel het minst bekend is:

De Smalle Marge van de Onafhankelijkheid. Opstellen over I Afrika. Wiardi Beekman Stichting/Uitgeverij Bert Bakker.

1982. 405 p. Prijs f 34,50. /,

Formeel zijn de landen van Afrika onafhankelijk. De werke- lijkheid is vaak anders. De koloniale verhoudingen zijn nog lang niet uitgewerkt. Bovendien dreigt Afrika steeds meer een speelbal te worden in het Oost-West-conflict.

In dit boek aandacht voor de twee kanten van de Afrikaanse Ituatie. Enerzijds een analyse van de verschillende facetten van de afhankelijkheid. Anderzijds een standopname van de wijze waarop Afrika zich in die samenhang ontwikkelt en on- derontwikkelt: de duale economie, de post-koloniale staat, nieuwe kla senverhoudingen, de positie van de vrouwen van de nieuwe Afrikaanse elite.

6. G. Brautigam: Gedogen schreef hij gaat van au. De brieven van kabinetsformateur Mr J. W. Burger. Am- sterdam, 1973, blz. 76.

7. Idem, blz. 114.

8. ANP-bericht 1343 d.d. 4 juni 1973.

9. Het Parool, 5 juni 1973.

10. Begroting van Defensie 1977, hoofdstuk X, nr. 2 pag.

4.

11. Tweede Kamer, '74-'75, Hoofdstuk X, nr. 7, blz. 3 (brief van de staatssecretaris van Defensie).

12. Tweede Kamer, '79-'80, 2145 (19 december '79) en Verslag mondeling overleg d.d. 6 november '79.

13. J. H. Leurdijk, pag. 103.

Bijzondere aandacht ook voor de (zelden belichte) Neder- landse relatie met het zwarte continent. Afrika ligt tenslotte dichterbij dan wel lijkt.

De bundel bevat bijdragen van Bob Cohen, Basil Davidson, Meine Pieter van Dijk, Johanna Fortuin, Arie Gerla, Peter Geschiere, Roeland van Geuns, Klaas de Jonge, Aly Knol, Bram van Ojik, Henk Overbeek, Ger van Roon, Bernhard Schellenberger, Jan Stoof en Willem Veenstra. De redactie werd gevoerd door WBS-medewerker Marnix Krop.

Uit de recensies:

... Lofwaardig initiatief. Kwaliteit van behoorlijk niveau ...

(Ferry Versteeg in NRC/Handelsblad) ... Veruit het beste Nederlandse boek over Afrika. Actueel, diepgravend, helder ...

(Nico Kussendrager in Onze Wereld) Korting: lezers van Socialisme en Democratie kunnen de Afrikabundel met een korting van 20 procent op de winkel- prijs, dat wil zeggen voor f 27,50, verkrijgen. Hiertoe moeten zij dit bedrag overmaken op postgironummer 3479700 t.n. v.

PvdA-pers, Amsterdam, onder vermelding van de titel.

7

WBS-nieuws

socialisme en democratie nummer 1,

januari 1983

(11)

Samenhangend mediab eleid zonder voldoende samenhang

H. Daudt Hoogleraar in de

wetenschap der politiek aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft bemoeienis met mediaproblemen als voorzitter van de programmaraad van de Wereldomroep en als voorzitter van het stichtingsbestuur van Het Parool.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbe- leid heeft begin september 1982 een uitvoerig, bijna 300 pagina's tellend rapport uitgebracht, getiteld Sa- menhangend mediabeleid. Het is in twee opzichten een uitzonderlijk rapport in de serie van 24 rappor- ten, die sinds de oprichting van de Raad in 1972 zijn verschenen.

In de eerste plaats is het tot dusverre het enige rap- port van de Raad dat niet op initiatief van de Raad zelf tot stand is gekomen, maar dat het gevolg is van een adviesaanvrage van de regering, gedaan in maart 1979. De regering wilde van de WRR:

• Een uiteenzetting van de mogelijke technische ontwikkelingen op middellange termijn van de tele- communicatie, die voor de massamedia van belang zijn;

• een inzicht in de mogelijke gevolgen hiervan voor de pers, voor het omroepbestel en voor mogelijke an- dere vormen van massacommunicatie;

• een schets van de mogelijke gevolgen voor de sa- menleving in het licht van sociale en culturele ontwik- kelingen;

.• een uiteenzetting van de overwegingen die tegen de achtergrond van deze studie 'in het overheidsbe- leid aandacht verdienen'.

In de tweede plaats is dit rapport ongewoon, omdat het wordt vergezeld door niet minder dan zestien de- len (in een aparte serie) Voorstudies en achtergronden mediabeleid, waarvan er inmiddels veertien zijn ge- publiceerd. Deze studies bevatten de resultaten van een reeks onderzoeken naar juridische, culturele, po- litieke, economische en technische aspecten van mas- sacommunicatie, die de Raad door deskundige bui- tenstaanders heeft laten verrichten. Door middel van deze onderzoeken, aldus het rapport, kreeg de Raad zelf de beschikking 'over de jongste gegevens en in- zichten op het terrein van de massamedia en de massa- communicatie en door publikatie van de resul-tatel1 meent de Raad te handelen 'conform zijn wettelijke opdracht tot het verschaffen van wetenschappelijk ge- fundeerde informatie over ontwikkelingen op langere termijn en zich ook aldus te kwijten van zijn taak een bijdrage te leveren aan de beleidsvorming'.

Het mediabeleid is voor de overheid een urgente zaak. De snelle technische ontwikkelingen, bijvoor- beeld op het gebied van satelliet-en kabelomroep, leiden tot problemen die niet meer zijn te vatten in het bestaande kader van wettelijke regelingen en

oclallsme en democratie lummer 1,

anuarl 1983 8

. - ---=-=---

vastgelegd beleid en die derhalve tot nieuwe afweging van keuzen dwingen. Daarenboven heeft de overheid sinds 1967, toen de STER-reclame op de televisie en radio werd ingevoerd en kranten en tijdschriften hier- voor een financiële compensatie kregen, een directer bemoeienis met gedrukte media. Nu een aantal pers- organen, onder andere door teruglopende conjunc- tuur en verminderde reclame-inkomsten in zijn be- staan wordt bedreigd, komt er een toenemende druk op de overheid om de mogelijkheden van steun te

vergroten. .

Waarom een samenhangend mediabeleid?

In het rapport wordt nog eens duidelijk uiteengezet waarom de overheid zich niet alleen met radio en te- levisie, maar ook met de gedrukte media moet be- moeien - iets dat voor de burgers, opgevoed met op- vattingen over een vrije pers en afwezigheid van over- heidscensuur, niet steeds vanzelfsprekend is.

Er wordt aan herinnerd dat historisch gezien het grondrecht van de uitingsvrijheid zich heeft ontwik- keld 'uit het afweerrecht tegen de bemoeienis van de staat'; dat in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en in het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke vrijheden deze uitingsvrij- heid is uitgebreid tot een recht op informatie van de burgers; en dat thans in de literatuur en in regerings- stukken algemeen de gedachte wordt aanvaard dat de overheid actief kan optreden ter instandhouding en bevordering van de drukpersvrijheid. Een gevarieerd informatieaanbod wordt gezien als een noodzakelij- ke voorwaarde voor het functioneren van een demo- cratie. Dit rechtvaardigt actief overheidsoptreden ten opzichte van gedrukte media, ondanks het feit dat in beginsel de pers opereert in een 'vrij marktstelsel' , waarbij het mechanisme van vraag en aanbod de toe- treding en verdwijning van persorganen bepaalt.

Heel anders is het tot dusverre gesteld met radio en televisie, die steeds hebben gefunctioneerd in een op publiekrechtelijke basis ingericht systeem. Sinds de opkomst van de omroep is de overheid regelend be- trokken geweest bij toetreding tot de ether. De basis hiervoor lag in de schaarste aan golflengten, die in in- ternationaal overleg aan landen worden toegewezen; op enigerlei wijze moet de overheid derhalve binnen- lands via een vergunningstelsel de schaarste aan zendtijd verdelen. In Nederland is dit aanvankelijk geschied op basis van het op de Telegraaf- en Tele- foonwet steunende Radioreglement van 1930, later aan de hand van het Overgangsbestel van 1965, dat aan de Omroepwet van 1969 voorafging.

Daarenboven is overheidsbemoeienis met de omroep

(12)

~ng leid

! en ier- ::ter ers- mc-

be- ruk

1 te

lzet te- be- op- ler- het lik-

de ten lke rij-

de gs-

;de en

~rd

lij-

ilO-

ten ( in

~l',

en op de Je- sis in-

~n;

~n­

an ijk le- :er lat ep

onvermijdelijk omdat, anders dan bij de pers, in het algemeen geen individuele betaling van luisteraars of kijkers voor onderdelen van het totale radio- en tele- visieaanbod kon worden verkregen. Wie een kiosk binnenloopt, kan zijn krant of tijdschrift tegen beta- ling kiezen, wie een radio- of televisietoestel heeft, hoeft niet te betalen als hij een ander programma aanzet; radio- en televisieprogramma's zijn collectie- ve goederen. Het betekent dat de overheid bij het verlenen van iendmachtigingen een vinger in de pap heeft bij de beslissingen over de aard van toelaatbare financieringsmiddelen en dat er vijf mogelijkheden overblijven voor zendgemachtigden om hun activitei- ten te financieren. De mogelijkheden ter financiering zijn:

1. het via de begroting verschaffen van gelden uit de algemene middelen;

2. het heffen van een omroepbijdrage van bezitters van radio- enlof televisietoestellen;

3. lidmaatschapsgelden van verenigingen die een zendmachtiging krijgen;

4. andere inkomsten die de zendgemachtigden heb- ben, bijvoorbeeld opbrengsten uit de exploitatie van programmabladen;

5. opbrengsten van uit te zenden radio- en televisie- reclame.

In Nederland waren de financieringsbronnen van de omroep aanvankelijk de lidmaatschapsgelden en an- dere inkomsten van de zendgemachtigde omroepver- enigingen, sinds de oorlog zijn daar luisterbijdragen en met de invoering van de televisie kijkgelden aan toegevoegd en van 1967 af zijn daar nog eens bijgeko- men de opbrengsten van de reclame die door de Stichting Etherreclame (STER) wordt verzorgd. Met dit financieringssysteem bezit Nederland een tussen- positie in de scala van mogelijkheden waaruit een overheid kan kiezen bij het binnenlands verdelen van de (schaarse) zendtijd. Aan de ene kant is een uiter- ste mogelijkheid dat een overheid besluit de omroep uit de algemene middelen te financieren, eventueel aangevuld met een omroepbijdrage van toestel bezit- ters; de neiging zal dan groot zijn een min of meer ge- monopoliseerde staatsomroep of nationale omroep in het leven te roepen, zoals in Frankrijk het geval is.

Een ander uiterste is dat zendgemachtigden geheel zelfstandig voor het geld moeten zorgen via reclame- inkomsten. Een van de varianten van een dergelijke commerciële televisie is dat adverteerders zelf de kos- ten van programma's voor hun rekening nemen (sponsored programs), een systeem dat in de Ver- enigde Staten is ingevoerd.

De Nederlandse tussenpositie is uniek in de wereld.

Zij dankt haar ontstaan aan de verzuilde samenleving van de jaren dertig, waardoor omroepverenigingen op levensbeschouwelijke basis als zuilenorganisaties grote aantallen leden konden verwerven uit de sterk ge egmenteerde bevolkingsgroepen. Een van de re- denen waarom dit systeem nog kan voortbestaan, on- danks de ontzuiling sinds de jaren zestig en de toela- ting van zendgemachtigden als Tros en Veronica, die

geen wortels hadden in de verzuilde samenleving, is het programmablad. Luisteraars en kijkers zijn na- melijk praktisch gedwongen lid te worden van eniger- lei zendgemachtigde organisatie omdat deze het, thans sterk omstreden, auteursrecht hebben op de programmagegevens. Daarom mogen uitsluitend de omroepen in hun bladen volledige programmaover- zichten publiceren - een gang van zaken die in toene- mende mate door dag- en weekbladen wordt aange- vochten.

Uit deze organisatie- en financieringsstructuur blijkt dat er op twee terreinen een directe spanningsrelatie in Nederland is tussen de omroep en de pers: in de eerste plaats al vanouds op het gebied van de pro- grammabladen, die met de overige gedrukte media concurreren op de advertentiemarkt. Hun redactio- nele kolommen bieden bovendien een produkt aan waartegen andere gedrukte media niet kunnen con- curreren: de volledige programmaoverzichten op de publikatie waarvan zij het monopolie hebben. Tot voor kort bestond er bovendien tussen programma- blad en omroep een dubbele koppeling. Men kon al- leen lid zijn van een omroeporganisatie als men te- vens een abonnement had op een omroepblad - een koppeling die enige jaren geleden is opgeheven. Een andere koppeling bestaat nog steeds: iedereen die abonnee is op een omroepblad, is ook lid van de om- roepvereniging. Men kan nu dus lid zijn zonder abon- nement, maar geen abonnement op een programma- blad hebben zonder lid te zijn van de omroepvereni- ging.

Sinds 1967 bestaat er een tweede spanningsrelatie tussen omroep en pers, doordat reclame op radio en televisie is ingevoerd. Kranten en tijdschriften kre- gen toen gedurende een aantal jaren van de overheid financiële compensatie voor gederfde reclame-in- komsten; nadien kwam er een beleid voor in de plaats dat direct gericht is op afzonderlijke persorganen die door de ontwikkelingen in moeilijkheden waren ge- raakt. Deze spanningsrelatie tussen pers en omroep maakt duidelijk waarom de overheid een samenhan- gend mediabeleid moet voeren: publiekrechtelijke regelingen van de overheid ten opzichte van de om- roep hebben neveneffecten voor de in de marktsector opererende gedrukte media. Reclamegelden kunnen daardoor worden weggezogen van de gedrukte me- dia, als gevolg waarvan de pluriformiteit van de pers in gevaar kan komen - een pluriformiteit die door de overheid als een noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren in een democratie wordt beschouwd en ter handhaving waarvan de overheid erkent mede een verantwoordelijkheid te hebben.

Enkele cijfers laten zien welke belangen hierbij op het spel staan. Bij de afzonderlijke omroeporganisa- ties bestaat een derde tot de helft van de inkomsten uit hun aandeel in de omroepbijdrage, inclusief hun STER-aandeel, eveneens ongeveer een derde uit de lidmaatschapsgelden van de leden en bijna dertig procent (AVRO) tot zeven procent (VPRO) uit 'ove- rige inkomsten' , waarachter onder meer de adverten- tieopbrengsten van de programmabladen schuil gaan. Maar bij alle omroepen worden de inkomsten

9

socialisme en democratie nummer 1,

januari 1983

(13)

uit contributies en de overige inkomsten volledig be- steed aan het in stand houden van de organisaties en aan het uitgeven van de programmabladen: alleen het aandeel van een derde tot de helft uit omroepbijdra- gen en STER-reclame wordt aan programma's be- steed.

De inkomsten van de omroep als geheel, inclusief de NOS die ook verantwoordelijk is voor alle technische apparatuur, waren voor 1981 begroot op achthon- derd miljoen gulden, waarvan 571 miljoen uit luister- en kijkgelden, 205 miljoen uit de netto-opbrengst van de STER-reclame. In 1979 waren de totale reclame- bestedingen in Nederland ruim 3,7 miljard gulden, daarvan ging onder andere ruim 1,1 miljard gulden naar de dagbladen, 542 miljoen naar huis-aan-huis- bladen, 334 miljoen naar publiekstijdschriften en 219 miljoen naar de STER. Het miljard dat naar de dag- bladen ging, betekende bijna zestig procent van de in- .komsten van de dagbladen; de rest van de dagbladin- komsten kwam uit abonnementsgelden en losse ver- koop. Dit houdt in dat de adverteerders per abonnee een 'subsidie' gaven die bijna anderhalf maal zo hoog is als de abonnementsprijs.

Dit wankele evenwicht tussen omroep en pers wordt aangetast door nieuwe technische ontwikkelingen, waarvan in het WRR-rapport een uitstekend beeld wordt gegeven.

In de eerste plaats is de schaarste aan golflengten aan- zienlijk verminderd doordat veel meer frequenties dan voorheen kunnen worden benut en vele daarvan voornamelijk geschikt zijn voor beperkte versprei- dingsgebieden. In de tweede plaats is er de ontwikke- ling van de televisiekabelnetten. Via de kabel kan men thans technisch al achttien en binnenkort dertig tv-programma's doorgeven en zesentwintig FM-ra- diokanalen. Op die manier kunnen vele buitenlandse programma's, eventueel afkomstig van communica- tiesatellieten, de luisteraar en kijker bereiken. Op het ogenblik is Nederland na België het dichtst beka- belde land van Europa: zestig procent van de televi-' siehuishoudingen is aangesloten op een kabelnet.

Het verzadigingspunt zal in 1985 worden bereikt, wanneer vijfentachtig procent van de woningen zal zijn aangesloten. De kabel kan uiteraard ook benut worden voor lokale radio en televisie, maar daarnaast zijn er nog meer mogelijkheden die de grenzen tussen omroep en gedrukte media qua organisatie- en finan- cieringsstructuur doen vervagen.

Ten eerste maakt de kabel abonnee-tv mogelijk. Men kan kanalen slechts toegankelijk maken voor diege- nen die daar afzonderlijk voor betalen. Ten tweede is via de kabel geïndividualiseerde informatievoorzie- ning mogelijk, zoals nu al bij Viditel en teletekst het geval is, maar niet onmogelijk is het op den duur het dagblad als 'kabelkrant' in huis te krijgen.

'Een vrijmakend beleid'

Hoe moet volgens de WRR de overheid op deze ont- wikkelingen reageren? Een mogelijkheid is 'een conserverend beleid, louter gericht op behoud van het bestaande mediabestand. Nog daargelaten of zulks op

Jllsme en democratie ,mer 1,

,ari 1983 10

langere termijn mogelijk is, zou zo een beleid, ter handhaving van de status quo, tekortschieten wat be- treft het bevorderen van in alle genoemde opzichten in- teressante nieuwe ontwikkelingen'.

Twee argumenten derhalve tegen een conserverend beleid, namelijk de onmogelijkheid en de onwense- lijkheid. Inderdaad lijkt het mij een illusie te menen het bestel te kunnen afschermen van technische en economische ontwikkelingen die mogelijk zijn. Zij zetten zich door, als het njet legaal kan dan illegaal.

Verzet tegen reclame in de omroep twintig jaar gele- den heeft niet kunnen verhinderen dat mede via zendschepen en televisie-eilanden reclame in de lucht kwam, het bestel zich toen moest aanpassen en de na- zaten van de illegale zenders als Tros en Veronica deel zijn gaan uitmaken van een aangepast bestel.

Nieuwe technische en economische mogelijkheden worden nu benut door radio- en televisiepiraten. Uit een door Intomart in opdracht van de WRR uitge- voerd onderzoek blijkt, dat er in oktober 1981 tussen de 3000 en 4000 radiopiratenstations in de lucht zijn geweest, voornamelijk op de FM-band. En vooral zijn sinds 1980 in groten getale televisiepiraten via de kabel ingebroken met hun eigen lokale, commerciële tv-programma's.

Niet alleen de onmogelijkheid ook de onwenselijk- heid van een restrictief beleid wordt door de Raad sterk benadrukt.

Op bladzijde 211: 'In dit rapport wordt gekozen voor een verruiming van mogelijkheden voor de marktcon- forme exploitatie zonder daarmee de reële verworven- heden van het publieke bestel aan te tasten.' Op bladzijde 223: 'Ervan uitgaand dat niet onnodig restrictief beleid mag worden gevoerd - dat derhalve zoveel mogelijk datgene tot ontwikkeling moet komen wat in potentie aanwezig is - is er reden het omroepbe- stel opnieuw te bezien.'

Op dezelfde bladzijde staat: ' ... hoe te bevorderen dat een zo rijk mogelijk dienstenaanbod in stand blijft, res- pectievelijk tot stand komt, onder handhaving van ver- worvenheden uit het verleden, indien hiervoor een reë- le bestaansgrond aanwezig blijft.'

En: 'De Raad kiest derhalve voor een vrijmakend be-

leid. Overheidsinterventie is slechts gelegitimeerd in- dien anders onvervangbare functies ver/oren dreigen te gaan.'

De onzichtbare hand van het raadslid Arie van der Zwan lijkt hier duidelijk zichtbaar.

De centrale, hieruit voortvloeiende beleidssuggestie van de Raad is dan ook: ' ... dat het huidige, zeer res- trictieve beleid ten aanzien van de mogelijkheden die kabeltransmissie biedt, moet worden gewijzigd. In zo- verre als het openen van deze mogelijkheden gevestig- de posities bedreigt welke de overheid voorwerp van zorg behoren te zijn (lees van de gedrukte media,

H. D.), adviseert de Raad oplossingen liever te zoeken

in deelname door betrokkenen aan de nieuwe ontwik- kelingen dan in compensatie enlof subsidieverlening.

Overheidssteun kan worden verleend ter bevordering van transities en tot herstel van rentabiliteit. In het alge-

(14)

..

meen zal echter het regeneratie vermogen van het be- drijfsleven, indien dit de kansen krijgt zichzelf waar te maken, betere mogelijkheden bieden, ook tot behoud van pluriformiteit, dan vèrgaande overheidsinmen- ging.'

En men vervolgt: 'De internationale ontwikkelingen laten naar de mening van de Raad ook weinig ruimte om het anders te doen, zowel in verband met onbe- heersbaarheden (bijv. rechtstreekse ontvangst van bui- tenlandse programma's) als omdat andere culturele en industriële achterstanden dreigen.'

Dit leidt onder andere tot de volgende concrete aan- bevelingen:

• Instelling van nieuwe regionale omroepen, via re- gionale zendmachtigingen en de NOS zoals ook nu het geval is, is slechts gerechtvaardigd indien de be- woners van een bepaalde regio er behoefte aan heb- ben. Reclame is niet toegestaan, financiering uit de huidige omroepmiddelen, eventueel aangevuld met regionale opcenten.

• Over lokale radio-omroep via de ether wordt per gemeente beslist op basis van algemene richtlijnen in de omroepwet. Reclame is niet toegestaan, financie- ring dient te geschieden uit plaatselijke donaties en/of subsidies van gemeentewege.

• De individuele ontvangstvrijheid dient te worden gewaarborgd en daarom worden antenneverboden en een doorgifteverbod van op Nederland gerichte tv- reclame afgeraden.

• Lokale televisieomroep via de kabel kan, indien de gemeenten dit wensen, tot ontwikkeling komen volgens algemene richtlijnen van de minister van CRM. Financiering moet geschieden via reclame die een plaatselijk karakter dient te hebben waarbij lan- delijke adverteerders worden geweerd. De gemeente verleent concessies aan kandidaten voor de exploita- tie. 'Participatie van (pers)uitgevers is dus mogelijk', aldus de Raad.

• Bij een mogelijke ontwikkeling van abonneetele- visie geschiedt de financiering uit abonnementsgel- den, maar is in beginsel ook reclame toegestaan.

Deze lijn-Van der Zwan om het zo maar te noemen, waarin de onmogelijkheid èn de onwenselijkheid van een restrictief beleid centraal staan, lijkt mij juist en de hiervoor vermelde concrete aanbevelingen vloeien daar als het ware uit voort en lijken mij even- eens terecht.

Consequenties

Bedenkelijk en vager worden echter de aanbevelin- gen ten aanzien van het bestaande landelijke om- roepbestel en ten aanzien van een pers beleid. Men gaat er wat betreft de omroep van uit dat het over- heidsbeleid gericht dient te zijn 'op handhaving van een publiekrechtelijk bestel, dat de maatschappelijke,

culturele, godsdienstige en geestelijke verscheidenheid weerspiegelt' .

Maar de aanbevelingen die men doet om dit doel te realiseren, maken een nogal flodderige indruk. Ter- wijl de eerder vermelde voorstellen tot een 'vrijma- kend beleid' een duidelijke relatie hebben met de zich ontwikkelende technische mogelijkheden in bin- nen-en buitenland, is er in de voorstellen met betrek- king tot 'het omroepbestel' nauwelijks een samen- hangende visie te ontdekken. Het lijkt een samen- raapsel van politieke compromissen op basis van de toevallige standpunten van de raadsleden; de aanbe- velingen worden nauwelijks beargumenteerd.

Men stelt voor het abonnement op het programma- blad niet langer te koppelen aan het lidmaatschap; le- den zullen een reële contributie, los van het program- mablad, moeten betalen. Daardoor zal men niet meer via programmabladen leden en daarmee zend- tijd kunnen krijgen, maar men zal de eigen 'maat- schappelijk-culturele pretentie' moeten profileren.

Omdat de ledentallen van de omroepen hierdoor wel zullen dalen, zullen er nieuwe getalscriteria moeten worden gesteld. Daarenboven moet de zendgemach- tigde bijdragen aan de 'verscheidenheid van het om- roepbestel' en daarvoor dient de 'pluriformiteitseis van artikel 13 lid 3 van de bestaande omroepwet' voor zover nodig meer operationeel te worden gemaakt.

De zendtijd dient slechts degressief toe te nemen naarmate het ledenaantal groeit. Niet erg veel nieuws dus, al kan men zich afvragen tot hoeveel willekeur de meer operationeel gemaakte pluriformiteitseis kan leiden. Er zit trouwens nog iets vreemds in. Aan de ene kant verwacht men van de ontkoppeling van het programmablad dat de omroepen zich duidelijker in hun verscheidenheid zullen moeten profileren om leden te trekken, maar aan de andere kant vertrouwt men het niet helemaal en wordt een nadere toetsing van de pluriformiteitseis nodig geacht.

Vervolgens gaat men er dan weer van uit dat 'het duurzaam mobiliseren van aanhang een profilering zal vergen met een duidelijke identiteit' en dat derhal-

ve 'het volledig-programmavoorschrift vervallen of

ten hoogste beperkt (kan) worden tot een aanwijzing aangaande het minimumpercentage informatipve pro- gramma's'. Het blijft voor mij onduidelijk waarom dit volledige programmavoorschrift kan vervallen (niets is aardiger en eenvoudiger om de eigen identi- teit van omroepen vast te stellen dan een vergelijking van de wijze waarop de verschillende clubs de pro- grammaonderdelen invullen).

Vreemd is ook dat men bij een beschouwing over knelpunten in het huidige landelijke omroepbestel niets zegt over de NOS, dit machtige bureaucratische apparaat dat functioneert als monopolistisch bedrijf voor de technische voorzieningen en dat als program- maorganisatie permanent in concurrentie is met de omroepen die mede in het NOS-bestuur zitting heb- ben. Maar via een omweg wordt duidelijk dat men het niet erg begrepen heeft op de NOS, want met het voorstel van een 'derde programma' wordt in feite de NOS als programmamaker ondermijnd. Dat derde

11

socialisme en democratie nummer 1,

januari 1983

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Te weinig is door christen-democraten in het verleden erkend, dat de samen- leving niet alleen wordt gekenmerkt door harmonie en overeenstemming, maar ook door

Deze partij laat zich naar zijn mening aan de geestelijke vrij- heid niet zoveel gelegen

Aangezien aan de ambtenaren van deze carrière afwisse. lend taken van politieke, commerciële of culturele aard worden toevertrouwd, wordt geen speciale opleiding voor cultureel

De vaststelling dat socio-economische verschillen in de rol van ouders (en bijgevolg in de vrijetijdsbesteding van jongeren) niet zozeer te wijten zijn aan de doelen

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

• Het aantal wetten neemt sinds 1980 stelselmatig toe, en dat geldt ook voor ministeriële regelingen sinds 2005, het aantal AMvB’s neemt enigszins af sinds 2002. • In de jaren

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie