• No results found

Kartini en de vrouwenemancipatie in Nederlands-Indië

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kartini en de vrouwenemancipatie in Nederlands-Indië"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Nederlandse Taal en Cultuur

Kartini en de

vrouwenemancipatie

in Nederlands-Indië

Ewa Szlajnda, s2290316

Scriptiebegeleidster: prof. dr. Erica van Boven

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Letterkunde

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding …... 3

2. Kartini Raden Adjeng: familie en achtergrond …... 4

2.1 Een Europese opvoeding …... 6

3. De positie van inheemse en Nederlandse vrouwen in Nederlands- Indië rond 1900 …... 9

3.1 Rol van Javaanse vrouwen in koloniale economie rond 1900 …... 10

3.2 Belang van vrouwen voor gezin en opvoeding …... 11

3.3 Strijd tegen polygynie en voor de ontwikkeling van de vrouw …... 12

3.4 Adat en islam als bepalende factoren voor het lot van de inheemse vrouw …... 13

3.5 Huwelijk uit liefde, niet uit berekening! Strijd voor de zelfstandigheid van de inheemse en van de Europese vrouw in Nederlands-Indië …... 14

3.6 Ontwikkelingsmogelijkheden voor vrouwen in Nederlands-Indië …... 16

4. Kartini in aanraking met de Nederlandse cultuur: lectuur en contacten ….... 17

4.1 De lectuur van Kartini …... 18

4.2 Feministisch getinte tijdschriften …...… 19

4.3 Algemeen gerichte bladen …... 21

4.4 Kartini en haar boeken …... 22

4.4.1 Nederlandse canon …... 24

4.4.2 Boeken over vrouwenemancipatie …... 25

4.4.3. Overige boeken …... 27

(3)

5. Feminisme en het streven naar vrouwenemancipatie in Nederland rond 1900

…... 35

5.1 Ontstaan van de eerste feministische golf …... 36

6. Belangrijkste feministische stromingen …... 38

6.1 Ideeënontwikkeling 1860-1889 …... 40

6.1.1 Vrouw als opvoedster …... 40

6.1.2 Beroepsmogelijkheden voor vrouwen …... 41

6.2 Ideeënontwikkeling 1890-1900 …... 41

6.2.1 Belang van de ontwikkelde vrouw voor het gezin …... 42

6.2.2 Belang van de ontwikkelde vrouw voor de maatschappij …... 43

6.3 Ideeënontwikkeling 1901-1912 …... 44

7. Afsluitende conclusie …... 46

7.1 Waarom liet Kartini zich door ethische idealen van feministen en anderen inspireren? …... 47

7.2Verdiensten van Kartini voor 'Java van de toekomst' …... 48

(4)

Hoofdstuk 1.

Inleiding

'Niet tegen de mannen binden wij den strijd aan, maar tegen oude, overgeleverde meeningen, adats, die niet meer deugen voor ons Java van de toekomst, waarvan eenige anderen met ons de voorlopers en voorloopsters zijn.'1

Kartini

Auteur van de boven geciteerde woorden was de fervente strijdster voor 'Java van de toekomst', Kartini Raden Adjeng (1879-1904). De verbetering van de toestanden in haar vaderland zag ze vooral in de emancipatie van de vrouw door middel van het onderwijs. In deze scriptie worden Kartini's denkbeelden over vrouwenrechten in Indië behandeld. Ik onderzoek haar opvattingen over vrouwenemancipatie en de achtergrond waartegen ze die ontwikkelde.

Het genoemde citaat slaat de spijker op de kop wat betreft de strijd van Kartini. Het ging haar niet om verzet tegen mannen. Integendeel, zij beoogde juist welwillende samenwerking tussen man en vrouw die elkaar wederzijdse steun zouden verlenen. Ideeën die Kartini het sterkst uitdroeg kwamen neer op de opvoedende rol van vrouwen voor de (Indische) maatschappij. Om deze rol goed te kunnen vervullen was goed onderwijs voor meisjes van belang. Daarnaast bepleitte Kartini de afschaffing van polygynie, een 'gruwelijk onrecht'2, in het huwelijk. Bevestiging van deze overtuigingen kreeg ze van de kant van haar Nederlandse vrienden en uit Europa afkomstige lectuur.

In de tijd dat Kartini zich voor de inheemse vrouwen inzette, was een dergelijke strijd voor vrouwenrechten in Nederland al in volle gang. In boeken en tijdschriften las zij over de denkbeelden die binnen deze vrouwenbeweging leefden. Hier ontstaat mijn vraag: welke relatie bestaat er tussen de vooruitstrevende ideeën van Kartini en die van de feministen in Nederland rond 1900? Bovenal wordt onderzocht in hoeverre Kartini in haar streven naar de emancipatie van Indische vrouwen door haar Europese opvoeding en Nederlandse vrienden

(5)

werd beïnvloed. Belangrijk hierin is ook de politieke stroming waarin dat gebeurde, namelijk de zogenaamde ethische politiek.

In deze scriptie zijn drie delen te onderscheiden:

1. Inhoud van de inzichten van Kartini en de achtergrond van waaruit ze die ontwikkelde. 2. Inhoud van de opvattingen van de Nederlandse feministen rond 1900 en de achtergrond van waaruit zij die ontwikkelden.

3. Afsluitende conclusie die het antwoord bevat op de hierboven gestelde vraag.

De scriptie bestaat uit zeven hoofdstukken. Na het inleidend hoofdstuk komt in het tweede hoofdstuk de Europese opvoeding van Kartini aan bod. Een uitvoerig derde hoofdstuk heeft betrekking op de rol die de inheemse en Nederlandse vrouw in Nederlands-Indië rond 1900 speelde. Daarnaast wordt hier uitgebreider op de zogenaamde adat ingegaan die de vrijheid van vrouwen stevig beperkte. Met hoofdstuk 4 hoop ik zowel een overzicht van Kartini's lectuur te geven als ook van haar Nederlandse vrienden. Op basis van deze analyse moet althans voor een deel het antwoord op mijn vraag worden geleverd. Vooral moet blijken door welke gedachtenrichting Kartini zich vanuit Nederland liet inspireren. In hoofdstuk 5 staat de opkomst van de zogenaamde eerste feministische golf in Nederland en de aansluiting daarbij van Kartini's denkbeelden centraal. Hoofdstuk 6 geeft in grote lijnen een overzicht van stromingen die zich binnen de Nederlandse vrouwenbeweging ontwikkelden. De aandacht gaat hier vooral uit naar één bepaalde richting waarmee Kartini zich het meest vereenzelvigde. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 de conclusie getrokken en de vraag volledig beantwoord.

Hoofdstuk 2.

Kartini Raden Adjeng: familie en achtergrond

(6)

Kartini Raden Adjeng was de tweede dochter van de Javaanse aristocraat Raden Mas Adipati Ario Sosroningrat, die Regent van Japara was. Dat ten noorden van Semarang aan de kust van Midden-Java gelegen stuk land is qua oppervlakte zo groot als de provincie Utrecht. In de tijd van Kartini's leven telde Japara ongeveer 250.000 inwoners. Samen met drie andere districten vormde Japara (in 1901) de residentie Semarang.3

Hoewel uit een aristocratische familie, was zij naar eigen zeggen in feite geen prinses. De laatste vorst in het huis, van wie zij in de mannelijke linie lijnrecht afstamde, was al ruim 25 geslachten geleden. Kartini’s biologische moeder Ngasirah was wellicht nog nauw verwant aan het vorstenhuis van Madoera. Ngasirahs overgrootvader was een feitelijk regerend vorst en haar grootmoeder droeg een voorname naam van erfvorstin.4 De titulatuur weerspiegelde toentertijd de sociale positie, wat zijn oorsprong vond in de zogeheten ‘adat’, de strak geregelde erfelijke gewoonten en wetten.5 Zoals uit een van haar brieven blijkt, trok Kartini zich echter geen zier aan van de officiële aristocratische benamingen en de verdiensten die er aan werden toegeschreven. Adel betekende voor haar geenszins edel, juist integendeel: vaak staan die twee zeer ver van elkaar.6 ‘Noem mij maar Kartini- zo heet ik. Wij Javanen hebben geen familienamen’7, schreef de Javaanse in een brief aan Stella Zeehandelaar uit 25 mei 1899. Daar legde zij tevens uit dat Raden Adjeng, traditiegetrouw, ter uitdrukking van de titel staat. Volgens Nieuwenhuys duidde Raden de Javaanse aristocraten aan die geen koninklijk bloed in hun aders hadden stromen. Adjeng verwees op zijn beurt naar de eretitel en gaf aan dat Kartini een ongetrouwde vrouwelijke aristocraat was. Na het huwelijk werd Raden Adjeng door Raden Ajoe vervangen.8 De tweede moeder van Kartini droeg deze titel, omdat zij, in tegenstelling tot de eerste echtgenote van de Regent, uit de aristocratie afkomstig was.9 Sosroningrat had dus werkelijk twee echtgenoten, hetgeen door de adat was toegestaan. Polygynie was in die tijd weliswaar zeer gebruikelijk en volkomen normaal maar niet voor Kartini, die er zich uit alle macht tegen verzette.

Het feit dat ze een invloedrijke en onbekrompen vader had, vond zijn weerklank in haar leven en in dat van haar vijf broers en zes zusters. Allemaal werden ze daardoor in staat gesteld, een behoorlijke Europese opleiding te volgen, meisjes weliswaar een stukje korter dan hun broers. Vooral bij Kartini bracht de blik naar de buitenwereld, dat is Europa, een

3 Beekman, E. M. Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950. Prometheus.

Amsterdam. 1998, p. 395.

4 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 10.

5 Beekman, E. M. Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950. Prometheus.

Amsterdam. 1998, p. 396.

6 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 10. 7 Ibidem, p. 9.

8 Beekman, E. M. Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950. Prometheus.

Amsterdam. 1998, p. 396.

(7)

schok-effect teweeg en gaf aanleiding tot haar roeping. Voortaan wilde ze niets liever dan naar het ‘ideale Europa’ reizen en met de daar verworven kennis het droevige lot van de Javaanse meisjes en vrouwen verbeteren.10

2.1 Een Europese opvoeding

Het huis van de Regent Sosroningrat vormde een uitzondering ten opzichte van andere aristocratische Javaanse families. Het stond namelijk open voor de westerse cultuur.11 Al de grootvader Pangeran Ario Tjondronegoro van Demak, die Kartini zelfs een ‘baanbreker’ noemt12, stond de vooruitgang voor en was daarmee de eerste regent op Midden-Java, die de westerse beschaving tot zijn huis liet doordringen. Door hun Europese opvoeding toonden zijn kinderen een soortgelijke voorliefde voor de verbetering en modernisering van de toestanden en brachten ze haar verder aan hun kinderen over. Zodoende werden de westerse zeden en gewoonten van de generatie tot generatie overgedragen. ’Vele van mijn neven en al mijne oudere broers hebben de H.B.S. [Hogere Burger School] doorlopen- de hoogste inrichting van onderwijs die wij hier in Indië hebben.’13 De jongste van haar drie oudere broers studeerde in het lage land aan de Noordzee; de twee overige vonden hun betrekking in dienst van Nederland. Kartini zelf bezocht de Europeesche Lagere School (E.L.S.). Daar leerde zij de Nederlandse taal en kreeg de westerse ideeën mee.14 De openbare lagere school voor Europeanen die zich in hun stad bevond was de enige plek waar ze naartoe konden. Dat was immers de enige onderwijsinrichting ter plekke.15 Het feit dat de meisjes naar school mochten, was verre van gebruikelijk en bezorgde de Regent veel kritiek.

Onder de spreuk ‘Vrijheid, blijheid!’ ging men bij hun thuis wat losser om met al de traditionele Javaanse vormelijkheden.16 Onder elkaar spraken ze Javaans, met af en toe een Nederlands zinnetje.17 Het Maleis werd gebruikt ter communicatie met vreemde oosterlingen, dat zijn Maleiers, Moren, Arabieren, Chinezen en anderen. Van Nederlands bedienden ze zich alleen in contacten met Europeanen.18 Kartini hield van de Nederlandse gewoonte snel te tutoyeren, in plaats van dat zij door haar jongere broers en zusters altijd in het Hoog-Javaans werd aangesproken. Zelf hield ze zich tegenover haar oudere broers en zusters wel aan de

10 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976. Blz. 27. 11 Ibidem, p. 12.

12 Ibidem, p. 47. 13 Ibidem, p. 3.

14 Beekman, E.M. Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950. Prometheus.

Amsterdam. 1998, p. 398.

15 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 4. 16 Ibidem, p. 11.

(8)

regels, om hun respect te tonen. De zusjes en broertjes liet zij echter vrij en gelijk met haar omgaan. De rare indeling in ‘meerderen’ en ‘minderen’ vond zij onnodig en overdreven. Vreemd vond zij ook het verbod aan jonge dames om met open mond, laat staan hard te lachen. Anders werd je gewoonweg uitgescholden.19 Vriendschap en hartelijke verhoudingen lagen Kartini zeer na aan het hart. Zij lachte hard en huppelde in plaats van behoorlijk kleine stappen te doen, met op haar mond de spreuk ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap!’ Dientengevolge hield de stijve Javaanse aristocratiewereld het kroost van de Regent voor ‘kinderen zonder enige opvoeding’.20 Kartini had een afkeer van de omslachtige Javaanse etiquette. ‘Die vormen, die wetjes, door menschen ingesteld, zijn me een gruwel!’ Het grimmig gepraat van de aristocratische dames kon zij niet uitstaan. Elke beweging van haar werd door hen becommentariëerd waardoor zij nauwelijks handelingsvrijheid had. ‘Verschrikkelijk zijn eenvoudig de vormen bij ons Javanen’, meldde zij. Als je er iets van wilde begrijpen moest je de Javaanse etiquette eerst grondig bestuderen.21

Door de strenge regels van de adat konden de meisjes slechts tot hun twaalfde de school bezoeken. Dan begon immers de periode van de puberteit en werden meisjes ‘huwbaar’. Vanaf haar twaalfde werd Kartini vier jaar lang van de buitenwereld afgezonderd om in de ouderlijke ‘vergulde kooi’ op haar ‘verlosser’ te wachten. Zij mocht het huis uitsluitend verlaten aan de zijde van haar echtgenoot, een door de ouders uitgekozen wildvreemde man, aan wie zij uitgehuwelijkt zou worden, zonder er van tevoren over te weten.22 ‘Hoe ik dien tijd doorkwam weet ik niet- ik weet alleen maar, dat hij verschrikkelijk was.’23

De enige troost in die weinig liberale periode kwam van de kant van de vader. Vanwege zijn innige geneigdheid tot zijn meest geliefde kind kon hij haar de toegang tot de westerse beschaving niet verbieden. Door middel van Nederlandse lectuur en correspondentie met Nederlandse penvrienden, viel het haar een stukje makkelijker de ‘gevangenis’ uit te zitten. Zelf noemt zij hun ‘de eenige lichtpunten in dien naren, somberen tijd’ en zegt dat haar ziel en geest zonder hun steun zouden sterven. Zij vond als het ware hulp en bescherming in de ‘tijdgeest’, dat wil zeggen de toen in Europa heersende denkbeelden, die langzamerhand tot in Indië doordrongen.

Zestien geworden, mocht ze eindelijk weer aan het buitenleven deelnemen. Deze vrolijke gebeurtenis viel samen met een datum die ook voor Nederland van groot belang was. De dag dat zij officieel van haar ouders weer vrij mocht zijn, was namelijk de dag van de inhuldiging van de jonge Nederlandse koningin Wilhelmina. Kartini mocht, voor het eerst in haar leven,

19 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 12. 20 Ibidem, p. 13.

(9)

de geboortestad verlaten, en naar de hoofdplaats gaan om de belangrijkste kroningsfestiviteiten bij te wonen, die ter ere van de koningin waren georganiseerd. Kartini vond dat een grote overwinnning, aangezien het in die tijd nog steeds zeer ongebruikelijk was, dat jonge edele meisjes zich in het openbaar vertoonden. ‘[Dat] is hier een ongehoord iets, de 'wereld' stond er verbaasd over.’24 Dat ongehoorde deed inderdaad onder de inheemsen veel stof opwaaien, terwijl Kartini's Europese vrienden het toejuichten.

Kartini’s plannen reikten echter nog veel verder. Haar bedoeling was immers niet feest te vieren, maar volledige individuele vrijheid en onafhankelijkheid te verwerven. Om dat te bereiken wilde ze in eerste instantie niet trouwen.25 Dat was op zich al spelen met vuur aangezien niet trouwen de grootste zonde was, die een moslim kon begaan. Naar eigen zeggen zou niets een grotere schande voor haar familie kunnen brengen dan dat zij een oude vrijster werd. Het huwelijk was simpelweg een plicht.26 Kartini schreef in een brief zelfs van ’ellendig moetje’ waarop zij vlug invult: ‘ellendig is hier nog een té zachte uitdrukking voor!’27 Dat Kartini pas op haar 24-ste in het huwelijksbootje stapte, zegt dus onder dergelijke omstandigheden behoorlijk veel. Dat feit getuigt immers van een onwankelbare wilskracht en vastberadenheid, kortom een sterk karakter, zo schrijft Beekman.28

Kartini stond niet alleen in haar opvattingen. Haar twee jongere zusters Kardinah en Roekmini waren evenzeer verrukt over elk Nederlands boek dat ze konden lezen. Samen opgegroeid, altijd om en bij elkaar, hielden ze alle drie van elkaar en van de lectuur. Zij verschilden elk een jaar in leeftijd. Van ruzie tussen de meisjes was nauwelijks ooit sprake.29 Vanaf ruwweg geschat 1885 was het ’klaverblaadje’,30 zo noemden ze zichzelf, onafscheidelijk in zijn streven naar emancipatie en persoonlijke vrijheid.

Opmerking verdient het feit dat de uiterst positieve houding van het gezin van de Regent tegenover Nederlanders en hun cultuur behoorlijk uitzonderlijk was. Slechts een heel klein gedeelte van de inheemse elite kreeg in die tijd een westerse opvoeding. Velen toonden er geen belangstelling voor, of waren simpelweg bang het risico van culturele vervreemding te lopen. Sommigen vreesden ook dat deze benadering van de Europese cultuur een eventuele bekering tot het christendom teweeg zou kunnen brengen.31

Bij al zijn vriendelijkheid tegenover Europeanen was de vader Sosroningrat tevens een

24 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 4. 25 Ibidem, p. 5.

26 Ibidem, p. 9. 27 Ibidem, p. 5.

28 Beekman, E. M. Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950. Prometheus.

Amsterdam. 1998, p. 399.

29 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 9. 30 Ibidem, p. 8.

(10)

toegewijd bestuurder voor zijn volk. Deze houding beïnvloedde ook de manier waarop Kartini tegenover haar geboorteland kwam te staan. Zoals zij zelf vermeldde, vond zij dat Indië veel mogelijkheden had. Nederlanders spraken over dat ‘beroerde apenland, het Indië’ maar vergaten dat het land velen Europeanen hielp rijk te worden, zodat ze dan met volle beurzen naar hun vaderland konden terugkeren. Ondersteund door de lectuur en contacten met haar Nederlandse vrienden, hetzij via persoonlijke bezoeken hetzij via correspondentie, was zij overtuigd dat opheffing van haar geliefde volk mogelijk was. Onderweg zou zij veel hobbels moeten nemen maar optimistisch van aard als zij was, liet zij haar hoofd niet gauw hangen. Met het devies: ‘Ik wil’ wist zij de moeilijkheden en bezwaren te overkomen, zoals zij zelf in een van haar brieven schreef.32 Schrander en vooruitziend, realiseerde zij zich al snel dat men niet alles tegelijk kan doen. In eerste instantie moet men de kern van de maatschappij laten herstellen en ontwikkelen. Volgens Kartini was dat de vrouw.

Hoofdstuk 3.

De positie van inheemse en Nederlandse vrouwen in Nederlands- Indië

rond 1900

Over de situatie van Javaanse vrouwen rond 1900 is niet veel bekend. Wel beschikken we over twee bronnen waarvan in dit hoofdstuk gebruik wordt gemaakt. De eerste bron is een artikel van Elisabeth Locher-Scholten ‘Door een gekleurde bril... Koloniale bronnen over vrouwenarbeid op Java in de negentiende en twintigste eeuw’.33 De tekst gaat over de rol van vrouwen in de koloniale economie. De tweede is een roman Een huwelijk in Indië (1874) van Mina Kruseman (1839-1922), met een voorwoord van Vilan van de Loo. In het boek wordt naar het huwelijk uit conventie gekeken maar dan vanuit het vrouwelijke perspectief. De auteur stelt alles wat man voor een vrouw fatsoenlijk achtte aan de kaak. Ze lacht de absurde huwelijkswet uit die vrouw tot gehoorzaamheid tegenover haar man dwong. Kruseman woonde in de kolonie van 1843 tot 1854.34 In 1877 vertrok ze weer naar Nederlands-Indië om er voordrachten te houden, muzieklessen te geven (ze speelde piano, orgel en kon ook

32 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 19. 33 In: Baar, de, Mirjam e.a. (red.). Vrouwen in de Nederlandse koloniën. Zevende jaarboek voor

vrouwengeschiedenis (1986). SUN. Nijmegen. 1986, p. 36.

34 Kruseman, Mina. Een huwelijk in Indië. (Met een inleiding van Vilan van de Loo) KIT Publishers.

(11)

zingen), en zich met toneel bezig te houden.35 Ze kende dus de koloniale realiteit in Nederlands-Indië rond de eeuwwisseling. Daartussenin worden de opvattingen van Kartini zelf gevlochten die uit haar brieven komen.

3.1 Rol van Javaanse vrouwen in koloniale economie rond de eeuwwisseling

Elisabeth Locher-Scholten vertelt dat het koloniale bewind weinig belangstelling had voor vrouwen in het algemeen of voor vrouwen en hun arbeid. Als voorbeeld dient het feit dat vrouwen tijdens de beroepstellingen 1905 over het hoofd werden gezien. Dit gebrek aan aandacht voor vrouwen beperkte zich niet tot de Nederlands-Indische kolonie. In de negentiende eeuw besteedden overheden over het algemeen weinig zorg aan vrouwen.

Locher-Scholten geeft een interessante blik op de situatie van de Javaanse vrouwen. In het genoemde artikel bekijkt zij hun economische rol in de koloniale samenleving.

De belangstelling voor vrouwen is volgens Locher-Scholten pas in de twintigste eeuw opgekomen. Dat als gevolg van een groeiend maatschappelijk bewustzijn en de ethische politiek, die gericht was op de ontwikkeling van de inheemse volkeren in Nederlands-Indië.36 In haar artikel laat Locher-Scholten een Nederlandse zendeling op Java aan het woord. In 1908 aangekomen was hij zeer onder de indruk van de financiële onafhankelijkheid van de vrouwen en hun belangrijke rol in de landbouw, met name de rijstbouw. Wat hem in Batavia terstond opviel was de grote menigte van vrouwen die langs de straten en pleinen voorbijtrokken: ‘overal vrouwen en nog eens vrouwen; oudere en jongere; van hoogeren en lageren stand; keurig netjes of sjofel gekleed; koopende en verkoopende (…). En in die waroengs weer vrouwen, rusteloos bezig met het gereed maken van spijzen en dranken dan wel met het bedienen van de klanten (…).’ Overal waren ook vrouwen die rijst ontbolsterden of weefden; andere hielden zich bezig met het batikken of vlechten van matten. ‘Kortom, allerwege de vrouw aan het werk in de rijstindustrie. En wat presteert de vrouw niet op het gebied van den landbouw!’ Vrouwen plantten namelijk de rijst, die ze daarna oogstten en vervolgens droogden, in bossen bonden en in de schuur opborgen. Zij vervulden in de rijstbouw de meest arbeidsintensieve taken: het planten, het wieden en het oogsten. ‘Overal dus de Javaanse vrouw aan den arbeid.’ Uit een onderzoek dat in het Interbellum werd verricht kwam naar voren dat het leeuwendeel, dat is 50 tot 80% van het aantal arbeidsuren in

35 Kruseman, Mina. Een huwelijk in Indië. (Met een inleiding van Vilan van de Loo) KIT Publishers.

Amsterdam. 2009, p. 13.

(12)

de rijstbouw door vrouwen werd verricht.37 Verder waren vrouwen vooral actief in de textielindustrie (batik), handel in voedingswaren, bereiding van voedingswaren, gemengde kleinhandel en tenslotte was 51% van de vrouwen werkzaam in de kledingindustrie. Deze gegevens komen uit de volkstelling uit 1930 op Java en Madoera maar men dient er rekening mee te houden dat dit patroon niet voor alle delen van Java in gelijke mate gold, laat staan voor heel Nederlands-Indië. Er waren grote verschillen per regio. Belangrijk is dat de bovengenoemde taken niet de enige activiteiten van vrouwen waren, maar wel de ‘typisch vrouwelijke’. Door de schaarste aan bronnen en hun generaliserende karakter blijkt het echter onmogelijk een betrouwbaar en nauwgezet beeld van de vrouwenarbeid in Nederlands-Indië te geven.38

3.2 Belang van vrouwen voor gezin en opvoeding

Uit het bovenstaande kan men aflezen dat Indische vrouwen na de eeuwwisseling een belangrijke rol speelden in de economie. Maar ook al in de negentiende eeuw waren hun talenten in de economie en geldbestuur hoog gewaardeerd. Ze hadden daar meer verstand van dan de mannen, die zich bijvoorbeeld gauw met het wisselen van geld lieten bedriegen. Mannen vertrouwden hun budget aan hun vrouwen toe. Het waren ook vrouwen die het kopen en verkopen voor het huishouden regelden. Dat beeld week dus flink af van Europa waar de man aan het hoofd van het financiële huishouden stond. Wel was in Nederlands-Indië ook de opvatting sterk gevestigd dat de vrouw haar plaats in het gezin heeft. Als zij daar afwezig is, ontbreekt de samenbindende rol die de vrouw als moeder en echtgenote speelt. Dat brengt teweeg dat het gezin langzamerhand los wordt, wat leidt tot een gebrekkige opvoeding van kinderen. Een Javaan die zonder bewakende en sturende moederhand opgroeit, mist een degelijke vorming van het karakter. Zo ontstaat karakterzwakte. In combinatie met het tropisch klimaat, een gebrekkige constitutie, strakke religieuze opvattingen, de inheemse hiërarchie en het koloniale systeem heeft dat uiteindelijk tot gevolg dat het de Javaan ontbreekt aan ondernemingszin. Dientengevolge kan er geen sprake zijn van een economische ontwikkeling. Volgens Locher-Scholten: ‘Karaktervorming werd dus gezien als een belangrijke voorwaarde voor de vooruitgang en als een taak voor vrouwen. Zij moesten de jongere generatie deugden bijbrengen als ernst, spaarzaamheid en ondernemingszin. Daartoe diende echter eerst hun positie binnen het huwelijk, die uitgehold was door polygamie en veelvuldig voorkomende echtscheidingen, te worden versterkt door

37 In: Baar, de, Mirjam e.a. (red.). Vrouwen in de Nederlandse koloniën. Zevende jaarboek voor vrouwengeschiedenis (1986). SUN. Nijmegen. 1986, p. 37.

(13)

opleiding en huwelijkswetgeving. Kort samengevat kwam dit neer op versterking van het gezinsleven naar Europees model.’39

3.3 Strijd tegen polygynie en voor de ontwikkeling van de vrouw

De versterking van het gezin naar Europees model was ook het streven van Kartini. Zij richtte zich op de ontwikkeling van Javaanse vrouwen, vooral met het oog op het huwelijk. Betere toestanden voor het inheemse volk trachtte ze te bereiken vooral door het streven naar onderwijs voor meisjes en het afschaffen van polygynie.

Kartini vergeleek de pogingen tot emancipatie van de Javaan met de vrouwenbeweging in Nederland. Beide opstandige groepen waren in hun streven belemmerd- de vrouwen en meisjes door hun meesters, de Javaan door zijn inheemse en Nederlandse meerderen en door de onverschilligheid van zijn landgenoten die niet in staat zijn het belang van verandering in te zien. Kartini’s pogingen tot bevrijding van Javaanse vrouwen uit de versteende adat waren pas het prille begin van dat soort bewegingen. Niet zonder betekenis was het tijdperk waarin dat plaatsvond. Rond de eeuwwisseling was de sfeer namelijk onrustig en de noodzaak tot ingrijpende veranderingen hing in de lucht. Kartini probeerde daar voordeel voor haar plannen uit te halen: ‘O! heerlijk, dat wij juist leven in deze tijd! De overgang van het oude in het nieuwe!’40, schreef ze eens.

Kartini was echter niet de eerste of enige vrouw die zich in Nederlands-Indië bezighield met het lot van vrouwen. Dat had ook bijvoorbeeld Mina Kruseman gedaan, met haar roman Een huwelijk in Indië. Het verschil was echter dat Kruseman pleitte voor het belang van de Europese of half-Europese vrouwen die in de kolonie woonden, terwijl Kartini speciaal voor inheemse vrouwen streed.

In de genoemde roman geeft Mina Kruseman haar uitgesproken mening over het uithuwelijken. Net als Kartini was de schrijfster een fervente tegenstander van het gedwongen huwelijk. Dit verschijnsel was in de tweede helft van de negentiende eeuw pijnlijk actueel en kwam zowel in Nederland als in Indië voor. In het voorwoord van Een huwelijk in Indië schrijft Vilan Van De Loo: ‘Vooral meisjes uit de midden- en hogere klasse waren verplicht gehoorzaamheid aan de vader te betonen. Het gold daarbij als "echt vrouwelijk'' om passief en volgzaam te zijn, terwijl het ''echt mannelijk'' was om zelfstandig en actief een eigen levensweg te volgen. Meisjes hadden geen keuze en nauwelijks een

39 In: Baar, de, Mirjam e.a. (red.). Vrouwen in de Nederlandse koloniën. Zevende jaarboek voor vrouwengeschiedenis (1986). SUN. Nijmegen. 1986, p. 43-44.

(14)

alternatief. Cultuur en traditie dwongen hen te volgen.’41

De roman is voor een groot deel autobiografisch. Terstond braken er controversen uit. Volgens Van de Loo had zich nog geen vrouw in de Nederlandse geschiedenis zo opstandig verzet tegen de regels die de wetten en de moraal beheersten als Kruseman dat met haar roman deed. Vijf jaar na de verschijning van het boek werd Kartini geboren. Ook zij zou verzet aantekenen tegen de onderschatting van de Javaanse vrouw. De houding van beide dames verschilde echter aanzienlijk. Mina Kruseman heeft de controverse die haar boek verwekte wel voorzien en waarschijnlijk zelfs gewild. In 1873 noemde zij de roman in een van haar brieven ‘een broodkruimel in een mierennest.’42 Kartini was in dit opzicht minder heethoofdig. Haar ging het vooral om het effect, dat wil zeggen een aanzet te geven tot de ontwikkeling van het Javaanse volk, vooral door onderwijs voor meisjes te stichten.

3.4 Adat en islam als bepalende factoren over het lot van de inheemse vrouw Het lot van inheemse vrouwen werd niet alleen bepaald door de geldende wetten, maar ook door de ongeschreven regels van de adat en de voorschriften van de islam.

Door de huwelijkswetten rond de eeuwwisseling in Nederlands-Indië die Kruseman beschreef, waren de Europese vaders heer en meester over het lot van hun ongetrouwde dochters. Dergelijke regels golden ook voor Javaanse vader-dochter verhoudingen. Toch met enige nuancering. Hier was de adat van invloed, een verzameling tradities die de westerse cultuur niet kent. Adat was een van de ergste hobbels die men moest nemen, onderweg naar de emancipatie van de vrouw op Java. De zaak was des te moeilijker, omdat adat synoniem was aan het eeuwen-oude, diep in de Javaanse cultuur verankerde deel van het leven van de inheemse bevolking. ‘En als de wetten van mijn land zulks zouden toelaten, zou ik niets liever willen en doen, dan me geheel te geven aan het werken en streven van de nieuwe Vrouw in Europa. Eeuwen-oude tradities echter, die niet zo maar af te breken zijn, houden ons in haar stevige armen gekluisterd.’ Toch zag Kartini de toekomst vol hoop tegemoet. De tijd, waarin men los van de adat zou kunnen leven, zou vast wel komen, dat is zeker, maar pas ‘drie, vier geslachten na ons’, meende Kartini.43

Het concept van het polygame huwelijk en de onderwerping van de dochter aan haar vader vloeide rechtstreeks voort uit de islamitische godsdienst. Aan religie werd in het verre oosten altijd enorm belang gehecht. Men moest flink moed hebben om tegen deze eeuwenlange,

41 Kruseman, Mina. Een huwelijk in Indië. (Met een inleiding van Vilan van de Loo) KIT Publishers.

Amsterdam. 2009, p. 14.

42 Ibidem, p. 8.

(15)

heilige wetten te durven opstaan. Daar waagde zich Kartini toch wel aan.

Aangezien de adat ouder is dan het ontstaan van de islam of de wetten van de centrale overheid, oefende die meer invloed uit dan officiële juridische of religieuze regels en voorschriften.44 De regels en gebruiken, die door adat en islam worden omschreven, zijn overigens niet tegenstrijdig. Beide zijn immers ‘gezegend’. Ze gaan hand in hand en vele overlappen elkaar zelfs. Waar de adat een bijzonder sterke positie bekleedt, heeft hij dat meestal aan de ondersteunende rol van de godsdienst te danken. Interessant en voor velen waarschijnlijk opzienbarend is het feit dat de vrouw een prominente positie inneemt in zowel de adat als de koran. Niet de man dus, zoals de meesten zouden denken. De koran zegt dat 'het paradijs ligt onder de voeten van moeders' en profeet Mohammed in zijn preken prijst de rol van de moeder en geeft haar een duidelijke voorrang boven de vader.45

3.5 Huwelijk uit liefde, niet uit berekening! Strijd voor de zelfstandigheid van de inheemse en van de Europese vrouw in Nederlands-Indië

Er is nog meer dat Kartini gemeen heeft met de heldin van Krusemans roman: een vurig verlangen naar zelfstandigheid. De heldin in de roman zegt stellig dat ze zelf van haar eigen verdiende inkomen wil leven in plaats van ‘genadebrood eten bij haar familie’. Dat is in strijd met de in die tijd heersende opvattingen over fatsoenlijke ongetrouwde dames uit de midden- en hogere klasse, die juist voor dat laatste zouden moeten kiezen. Er waren voor hen twee opties: bij de familie blijven of trouwen. Een betaalde baan of een passende opleiding was voor vrouwen niet makkelijk te vinden. De vrouw was onderworpen aan de autoriteit van haar vader of echtgenoot. In het geval van Kartini was de situatie nog erger. Oude vrijsters werden beschouwd als schande voor de familie. Hoe eerder getrouwd, hoe meer aanzien het huis toekwam.

De heldin Lina in Krusemans roman weet een passende opleiding te voltooien om een betaalde betrekking als gouvernante te krijgen maar zij wordt afgewezen. Bovendien wordt haar excentrieke levenswijze door de mensen uit haar dorp afgekeurd.46 Lina zegt: ‘God zegene alle excentrieke mensen! O! mocht het hedendaagse gewoon vernietigd en het excentrieke gewoon worden! Welk een reuzenstap zou dan de mensheid op het gebied van vooruitgang gedaan hebben!’47

44 Muelenberg, Martin. Van adat tot zwart-rechts. Lexicon van de multiculturele samenleving. Mets&Schilt.

Amsterdam. 2003.

45 Sanday, Peggy, Reeves. Women at the Center: life in a modern matriarchy. Cornell University Press. New

York. 2002, p. 19.

46 Kruseman, Mina. Een huwelijk in Indië. (Met een inleiding van Vilan van de Loo) KIT Publishers.

Amsterdam. 2009, p. 9.

(16)

Hierin klinken de opvattingen luid door van Mina Kruseman zelf. Ze pleitte voor het recht voor vrouwen uit midden- en hogere klasse op een opvoeding en een opleiding die hun de gewenste maatschappelijke zelfstandigheid zou kunnen geven. Daar hadden zij volgens de auteur evenveel recht op als mannen. Achter het begrip ‘zelfstandig’ schuilt de mogelijkheid om niet afhankelijk te zijn van familie en echtgenoot.

Voor huwelijken die om economische redenen werden gesloten, gebruikte Kruseman het woord ‘slavernij’. Met haar romantische denkbeeld over trouwen uit liefde was zij haar tijd ver vooruit. Evenals Kartini, die stellig beweerde dat er geen liefde is zonder vriendschap en respect. Daarom zouden de toekomstige echtgenoten eerst kennis moeten maken en kans hebben elkander goed te kunnen leren. Pas daaruit zou de oprechte liefde kunnen ontluiken. De strenge wederzijdse afzondering van meisjes en jongens vond zij volstrekt kortzichtig en bekrompen. Hoe kon dan überhaupt sprake zijn van liefde tussen jonge echtgenoten als zij elkaar niet kenden?48 ‘Liefde is een sprookje in onze javaansche wereld’, zucht Kartini. Achting vond zij de basis voor de liefde en zij kon zich niet voorstellen een man lief te hebben die al getrouwd was en kinderen had. Volgens de islamitische wet is het geen zonde of schande om vier vrouwen te hebben.49 Naar Kartini's mening is het dat wel, in de zin dat zonde alles is wat de medemens leed of pijn doet. Zoals het geval is wanneer een man zijn volgende vrouw thuisbrengt. Bovendien heeft hij het recht haar van haar vrijheid te beroven en te mishandelen. ‘Alles voor den man en niets voor de vrouw, zijn onze wet en leer.’ Een dergelijke onrecht deed Kartini het huwelijk als de grootste ramp zien.50

Naar de overtuiging van Mina Kruseman was het trouwen uit liefde in staat de misstanden te voorkomen die zich in huwelijken uit berekening konden voordoen. Onder deze laatste categorie rekende Kruseman ook het concubinaat, een praktijk die zeer populair was in het negentiende-eeuwse Nederlands-Indië. De Indonesische njai stond volkomen onder het gezag van de Nederlander die haar als zijn ‘huishoudster’ aannam.

Vilan van de Loo merkt terecht op dat het gehoorzaamheidspatroon heden ten dage nog steeds in Nederland is aan te treffen. Het gaat dan vooral om migrantengroepen uit islamitische landen. De gruwelijk klinkende begrippen als ‘importbruid’, ‘schijnhuwelijk’ en ‘eerwraak’ zijn speciaal van toepassing op mensen uit Turkije, Marokko of Pakistan. Veel meisjes worden beroofd van eigen zeggenschap over hun lot en leven en, net als vroeger Kartini, gedwongen door religie, cultuur en traditie tot gehoorzamen. Het verlangen naar persoonlijke keuzevrijheid is tegenwoordig nog steeds aanwezig als een levendig discussieonderwerp, ook in de westerse landen, die veel islamitische migranten hebben

48 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 7. 49 Ibidem, p. 15.

(17)

opgenomen en ze nog steeds opvangen.51

3.6Ontwikkelingsmogelijkheden voor vrouwen in Nederlands-Indië

Mina Kruseman sprak zich scherp uit tegen de opvoeding voor meisjes uitsluitend voor het huwelijk, terwijl vele van hen toch ongehuwd bleven. Verder was het zorgelijk voor haar dat men in Nederland de ontwikkeling van de vrouw tegenwerkte. ‘Waarom sluit men haar uit van schier alle betrekkingen waarin zij voor het welzijn van een grooter aantal menschen, dan haar huisgenooten alleen, nuttig werkzaam zou kunnen zijn?’52 Kruseman wenste dat de vrouw in haar eigen onderhoud zou kunnen voorzien door vrouwelijke betrekkingen te bekleden. Nog later in haar leven bleef Kruseman zich steeds bezighouden met het schrijven over vrouwen en emancipatie.

Net als Mina Kruseman wilde ook Kartini zich veelzijdig ontwikkelen. Beide vrouwen hadden talrijke talenten en wilden alles doen waartoe ze roeping voelden. Hun begaafdheid in combinatie met uiterlijke schoonheid stelden hun in staat gemakkelijk te kunnen trouwen. Een cruciale rol in het leven van beide feministen speelde de vader-figuur. Hij heeft bij de kleine Mina en Kartini het verlangen doen ontbranden om onverzettelijk en zonder schroom voor hun idealen te strijden.53 Sosroningrat deed dat door Kartini Nederlandse lectuur te blijven geven.

Meisjes en vrouwen op Java hadden geen kans hun talenten te ontwikkelen. Tot groot verdriet van Kartini stond de adat meisjes niet toe meer talen te leren: ‘Ik ken geen der moderne talen, helaas!’ Het was al ‘erg’ genoeg dat zij Nederlands kende. Een bredere talenkennis zou zij niet nodig hebben voor het spreken, maar om buitenlandse Europese auteurs in de oorspronkelijke talen te kunnen lezen.54 Haar zussen deden het uitstekend in het schilderen en wilden hun talenten graag in Europa verder ontplooien. Daar kregen zij echter geen toestemming voor van de Minister van Financiën.55

Kartini kwam flink op voor haar idealen van zelfstandigheid, onafhankelijkheid en vrijheid. Desalniettemin volgde zij uiteindelijk de adat en sloot een polygaam huwelijk. Sprak ze zichzelf tegen? Heeft zij haar hooglopende idealen en opvattingen verraden? Zijn haar bemoeienissen en inspanningen tevergeefs gebleken? Geenszins. Toen ze alle factoren had geanalyseerd, kwam zij tot de conclusie dat dat toch de meest verstandige stap was. Zij deed

51 Kruseman, Mina. Een huwelijk in Indië. (Met een inleiding van Vilan van de Loo) KIT Publishers.

Amsterdam. 2009, p. 14.

52 Ibidem, p. 12-13. 53 Ibidem, p. 11.

(18)

dat niet vanuit haar eigen wens of belang maar om haar familie te ontzien en ook voor de ontwikkeling van haar geliefde volk en voor de betere toekomst van haar vaderland. Zij concludeerde dat zij, om het vertrouwen van het volk te winnen, een van hen moest worden en de gewoonten naleven. De eeuwenlange traditie kan men niet zomaar op één ogenblik verwerpen. Alles heeft tijd nodig en voorzichtig handelen is ook van belang.56

Alle maatschappelijke weerstanden ten spijt, koos Kartini uiteindelijk voor haar talenten. Als echtgenote leidde zij een schooltje voor meisjes bij haar thuis. Bovendien hield ze zich samen met haar man bezig met het verzamelen van Javaanse legendes die zij samen op papier zetten.

Kartini ontwikkelde ideeën die in haar tijd en omstandigheden verre van gebruikelijk waren. Het waren vooral haar Europese opvoeding en de Nederlandse lectuur die Kartini via haar vader kreeg, die haar ideeën beïnvloedden. Via deze contacten en lectuur vond zij aansluiting bij de idealen van de Vrouwenbeweging die in Nederland was ontstaan. Hieronder volgt een meer precieze analyse van die lectuur en contacten, om haar ideeën beter te kunnen plaatsen.

Hoofdstuk 4.

Kartini in aanraking met de Nederlandse cultuur: lectuur en

contacten

Ondanks de boosaardige kritiek en het geroddel die van vele kanten op Kartini werden gericht, raakte zij niet ontmoedigd en bleef zij trouw aan haar zaak. Daarbij hielpen haar de Nederlandse tijdschriften en boeken die ze van haar vader en Europese vrienden geregeld ontving. Nog meer steun dan van de lectuur kreeg zij van deze vrienden. In het navolgende worden de sterk aanwezige Nederlandse accenten in Kartini's leven beschreven.

4.1 De lectuur van Kartini

Tijdens de lectuur van Kartini’s brieven stuit men voortdurend op titels van allerlei verschillende boeken en tijdschriften. In het eerste hoofdstuk werd al vermeld dat lectuur van Nederlandse werken de enige troost was voor het Javaanse meisje tijdens haar vier jaar lange opsluiting thuis. In een brief aan Dr. Adriani in 1902 vertelde zij over een ‘opvoedende,

(19)

ontwikkelende, veredelende en verheffende’ invloed, die de superieure gedachten uit Europese boeken en bladen op haar en haar medelezers uitoefenden.57

Kartini’s aanpak van lectuur was steeds hetzelfde: elk boek, dat zij te lezen kreeg, las zij grondig en met een passende aandacht en eerbied. Dat hoeft echter niet te zeggen dat zij elk boek volgens een vast stramien las. Haar benadering verschilde, afhankelijk van de thematiek van het boek. Het leesgedrag van Kartini toonde een nadrukkelijke voorliefde voor, qua vorm, een mooie taal en, qua inhoud, het onderwerp van de emancipatie van de vrouw. Daarnaast valt nog op dat zij een sterke voorkeur had voor verheven gedachten die op een zeer dichterlijke manier onder woorden werden gebracht. Auteurs die ze koos behoren meestal tot de hoog gewaardeerde figuren in de literaire wereld, om slechts Multatuli, Louis Couperus of de Duitse schrijfster Bertha Von Suttner te noemen. De laatste kreeg in 1905 de Nobelprijs voor Vrede voor haar anti-oorlogsroman De wapens neer gelegd (Die Waffen nieder! 1889).

Uit het bovenstaande blijkt dat Kartini een voorkeur had voor idealistische auteurs met een mooie taal en bevrijdende ideeën. Aan zo’n leespatroon valt overigens behoorlijk veel af te lezen over de lezeres zelf. Kartini zat propvol edele idealen, die zij geestdriftig ten uitvoer wenste te brengen.

De Duits-Zwitse schrijver Hermann Hesse (1877-1962) zei wel eens dat een boek lezen betekent voor de ware lezer: het wezen en denken van een vreemde leren kennen en hem proberen te begrijpen. ( ‘Ein Buch lesen, heißt für den guten Leser: eines fremden Menschen Wesen und Denkart kennen zu lernen, ihn zu verstehen suchen, ihn womöglich zum Freund zu gewinnen.’) Volgens mij was Kartini inderdaad een ‘ware lezer’ en zij deed haar best om het gelezene zo goed mogelijk op te nemen en haar opvattingen daarop te baseren. Haar manier van lezen was niet klakkeloos maar juist nauwgezet en nadenkend. Daarvan getuigen onder meer talloze verwijzingen naar de door haar net gelezen boeken die zij in de brieven naar Stella Zeehandelaar en andere (pen)vrienden gaf. Niet zelden ontleedde zij bepaalde passages, zoals bijvoorbeeld sommige gedichten van Borel die zij in de brieven aan Stella opschreef en besprak.

Hieronder wordt een poging ondernomen om een overzicht samen te stellen van wat Kartini gedurende haar 24-jarige leven las. Deze kwestie lijkt me van een cruciaal belang te zijn om het denkklimaat te bepalen waarin Kartini haar ideeën ontwikkelde.

Veel boeken waren haar door de Europese vrienden aangeraden maar nog meer zocht zij zelf uit. Mij interesseert dus vooral de vraag in hoeverre Kartini door de lectuur die zij las zodanig

(20)

werd beïnvloed dat zij besloot een enthousiaste strijd voor de emancipatie van de vrouw te ondernemen. Verder wil ik Kartini's opvattingen kunnen plaatsen in het kader van de Nederlandse vrouwenbeweging, die in deze tijd in Europa op gang was gekomen. Laten we dus even kijken welke Nederlandse auteurs Kartini las en in welke richting men haar lectuur kan plaatsen. Allereerst worden kranten besproken en het verslag sluit af met boeken.

4.2 Feministisch getinte tijdschriften

Door allerlei tijdschriften, waarvan vader Sosroningrat zijn geliefde dochter regelmatig voorzag, kreeg Kartini inzicht in de stand van zaken in Europa, met name wat de situatie van de vrouw betreft. Uit de geëmancipeerde hoek van de toen beschikbare pers las zij het damestijdschrift De Hollandsche Lelie, het inheemse De Echo en het tweewekelijkse gematigd-feministische Belang en Recht. Alle drie bevatten verschillende artikelen waarin de vrouwenbeweging in West-Europa herhaaldelijk aan de orde kwam. De Echo maakte gebruik van het schrijftalent van Kartini en publiceerde haar vervolgverhalen die zij onder het pseudoniem Tiga Soedara (drie zusters) schreef. In deze feuilletons vertelde zij over voorvallen uit het leven van het drietal.

Meer aandacht verdient het in 1887 opgerichte blad De Hollandsche Lelie, bedoeld voor jonge dames uit de hogere sociale klasse die met school al klaar waren. De taak die de redactie van dit blad zich had gesteld was om aan deze groep meisjes nog wat persoonlijke vorming aan te reiken. Dat was een typisch argument van de ethisch gerichte feministen (zie hoofdstuk 6): meisjes vaardigheden aanleren die zij ten behoeve van de maatschappij zouden kunnen gebruiken. Aanvankelijk had het weekblad geen trekken die feministisch konden worden genoemd. Karakteristiek was een zeer uitgebreide correspondentierubriek waardoor de redactrice in contact kon blijven met de lezeressen.58 Lezeressen die dat wilden, mochten hun correspondentieadres naar deze rubriek opsturen om met andere lezeressen een briefwisseling te starten. Op deze manier was Kartini met haar Haagse penvriendin en geestverwante Stella Zeehandelaar in contact gekomen.

Ondanks haar prille leeftijd, Kartini was nog geen dertien jaar oud toen zij aan de lectuur begon, raakte zij zeer geïnteresseerd in de vernieuwende kijk op het ware belang van de vrouw. Behoorlijk onder de indruk van de toentertijd uit Europa naar Nederlands-Indië toestromende revolutionaire denkbeelden ging zij de verhoudingen die om haar heen heersten analyseren en vergelijken met de nieuwe bewegingen die zich toen in Nederland aan het

(21)

ontwikkelen waren. Al gauw merkte zij dat de oorzaak van de beklagenswaardige positie van vrouwen in Indië te vinden was in hun beperkte ontwikkeling en gebrek aan zelfstandigheid. Hoe meer zij zich daarvan bewust werd, hoe aantrekkelijker de Europese vrouwenbeweging, die toen langzaam maar zeker tot bloei kwam, haar toescheen.

Afgezien van de feministische artikelen in De Hollandsche Lelie raakte zij onder indruk van een samenvatting van de roman Hilda van Suylenburgh van Mevrouw Goekoop-de Jong van Beek en Donk, die dat blad publiceerde. Dat het hoofdpersonage, de titelheldin Hilda, grote indruk op haar maakte, valt af te leiden uit Kartini’s woorden, waarin zij zichzelf met Hilda vergelijkt. In een van haar laatste brieven, kort voor de geboorte van haar zoontje, schrijft Kartini namelijk dat zij hem zodra hij geboren was, altijd zou meenemen naar haar werk, het meisjesschooltje, waarop zij toevoegt:

‘Nu krijgen wij iets a la Hilda van Suylenburg: een moeder, die met een zuigeling uit werken gaat.’59 Dat laat zien dat Kartini gedreven was door de westerse mode en vrijheidsidealen, die daarmee gepaard gingen.

In een brief van 14 maart 1902 schreef Kartini aan Stella Handelaar een dankwoord voor de toezending van Belang en Recht (1896).60 Het feministische tweewekelijkse blad vertegenwoordigde de gematigde richting binnen het feminisme en had ook mannen in de redactie aangesteld. De eerste redactrice Henriette Rosina Dorothea Van der Meij was een fervente verdediger van het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen en voorstander van arbeidsbescherming voor vrouwen.61

Zonder twijfel oefenden deze feministisch getinte tijdschriften de meeste invloed op het denken van Kartini uit. Ook via meer algemene bladen maakte zij kennis met de ethische opvattingen en idealen. Deze bladen worden kort in het volgende subhoofdstuk besproken.

4.3 Algemeen gerichte bladen

Verder las Kartini meer algemene bladen, die zich op een breder publiek richtten in plaats van specifiek op vrouwen. Die lás ze alleen, zonder er actief aan mee te doen. Of De Locomotief de voornaamste krant van Nederlands-Indië was, zoals Kartini in haar brieven beweerde,62 is niet precies bekend maar zeker is dat het het eerste blad ooit was dat in Semarang verscheen, in 1845. Verder las zij De Amsterdammer: weekblad voor Nederland (1877-1925). Deze periodiek vond zij hoogstwaarschijnlijk interessant met betrekking tot de kunst, wegens haar

59 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 379. 60 Ibidem, p. 186.

61 w ww.iisg.nl/bwsa/bios/meij geraadpleegd op 1.12.2012.

(22)

interesse voor met name het Javaanse houtsnijwerk.63 Vandaag de dag staat de krant als De Groene Amsterdammer bekend.

Voorts kreeg Kartini van haar vader het Nederlandse maandblad Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1890-1940).64 Dat maandblad was gedurende de halve eeuw van zijn bestaan een populair tijdschrift voor belletrie en beschouwingen over literatuur, beeldende kunst en, in de beginjaren, populaire wetenschap. Een groot aantal later bekende dichters en schrijvers hebben in dit blad hun debuut gehad.65

De in 1837 opgerichte De Gids was een vooruitstrevend en liberaal blad voor vertalingen en oorspronkelijk werk met daarbij ruime plaats voor literaire kritiek. Voor Kartini betekende dat een nog bredere toegang tot de Europese literatuur. In het artikel 'De Wajang Orang' van Martine Tonnet in het november- nummer 1899 van De Gids las zij over de Javaanse kunst en het hof te Djokjakarta.66 Gunstige woorden in Europese bladen over Javanen en hun begaafdheid en vaardigheden, met name in de kunst, deden haar altijd groeien van vreugde. Het Javaanse volk werd volgens Kartini flink onderschat. In De Gids las zij bovendien stukjes over Indië van de hand van Augusta de Wit, die 'zoo innig sympathiek en in welke schoone taal over Indië' schreef.

Tijdens haar latere levensjaren, dat is in de tijd van serieuze voorbereidingen op het werk als onderwijzeres en opvoedster van kinderen, richtte haar aandacht zich nog scherper op de artikelen op dit bepaalde gebied. In De Gids las zij 'Wat zullen de kinderen lezen?', een artikel dat zij een tijd later ook van Stella ontving. ‘Op dat gebied ligt in onze Inlandsche maatschappij het geheele veld braak; daar is nog n i e t s, totaal n i e t s aan gedaan’, schreef zij over de leesstof voor Javaanse leerlingen.67

Het uit het Engels vertaalde artikel 'Het doel der Vrouwenbeweging' vernam ze ofwel in De Gids of in de Wetenschappelijke bladen, daar is zij zelf niet zeker van. Concluderend kan worden vastgesteld dat van de stukken die De Gids publiceerde, Kartini berichten over de haar dierbare onderwerpen de vrouw, de opvoeding van het kind en de kwestie van het Javaanse volk en zijn capaciteiten het meest interessant vond.

De Hollandsche Revue was jonger dan De Gids, want opgericht in 1896. Het blad was opgebouwd volgens een vast stramien: het opende met het wereldnieuws, gevolgd door de bespreking van voornamelijk wetenschappelijke vernieuwingen, waarop een uitgebreide karakterschets van een publiek persoon, zoals een politicus of schrijver volgde. Elke aflevering eindigde met een recensie van het boek van de maand.68 In de Hollandsche Revue

63 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 268. 64 Ibidem, p. 384.

65 www.elseviermaandschrift.nl. geraadpleegd op 1.12.2012.

66 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 44. 67 Ibidem, p. 247.

(23)

las Kartini de levensschets van een zekere Njai Magdalenah: ‘Reeds meer hebben wij van die vrome, godvruchtige vrouw gelezen’.69 Blijkbaar was zij in de persoon van deze njai geïnteresseerd.

In het volgende subhoofdstuk wordt overgestapt van tijdschriften naar boeken waarvan Kartini er tientallen las.

4.4Kartini en haar boeken

‘Some books are to be tasted, others to be swallowed, and some few to be chewed and digested (...).’

Francis Bacon (1561-1626)

Naast de genoemde tijdschriften las Kartini graag boeken. Ook die hadden een significante invloed op haar algemene ontwikkeling en in het bijzonder op de houding tegenover de vrouwen-toestanden op Java. Waarschijnlijk waren die daarbij nog belangrijker dan de kranten en tijdschriften. In november 1902 schreef zij aan Stella Handelaar het volgende: 'Je moet weten drie van de vier planken onzer boekenkast zijn propvol boeken (…).'70 Hierbij past de uitspraak van Hermann Hesse: 'Ein Haus ohne Bücher ist arm, auch wenn schöne Teppich seinen Boden und kostbare Tapeten und Bilder die Wände bedecken.'

In de brieven noemt Kartini overwegend boeken, die de meeste indruk op haar maakten. Zij heeft nooit een boekenlijst samengesteld op basis waarvan het mogelijk zou zijn, haar boekenverzameling precies te kunnen bepalen.

Dat zij toegang tot lectuur had, hing helemaal af van de goede wil van haar vader en Europese vrienden. Kartini kon in feite nauwelijks op eigen houtje aan boeken komen. Lezen was rond de eeuwwisseling geen prioriteit voor een keurige regentsdochter. Bovendien was het geen goedkope activiteit. Men had minder boeken, las intensiever en gunde zich meer tijd voor de lectuur. Vandaag lezen we eerder kwantitatief dan kwalitatief vergeleken met de tijd waarin Kartini leefde. Java kende overigens geen bibliotheken en boekhandels waren er ook nauwelijks. Vandaar dat het aantal boeken dat Kartini las ons niet bijzonder groot lijkt.

Kartini las vooral veel boeken van Nederlandse auteurs. Kennisgebrek van vreemde talen vormde een barrière voor anderstalige literatuur. Zij las het liefst in de oorspronkelijke taal, wat in haar geval betekende dat ze zich tot het Nederlands beperkte. Dat betekent echter niet

geraadpleegd op 5.12.2012.

(24)

dat zij geen vertalingen las. In haar boekenkast stonden onder meer De ziel van het volk. Het boeddhisme als volsgeloof in Burma (ong.1900) van de Engelse auteur Henry Fielding (1707-1754) of de Nederlandse vertaling van Israel Zangwills Dreamers of the Ghetto. Overigens bezat zij de uit het Frans vertaalde tendenz-roman Moderne vrouwen (1900) van Jeanette van Riemsdijk en Moderne Maagden (1900) van Marcel Prévost (1862-1941).

Dit subhoofdstuk begint met een citaat van Francis Bacon. Na de analyse van wat Kartini las kan wel worden gesteld dat zij deze uitspraak althans gedeeltelijk zou onderschrijven, als zij die maar kende: 'Van sommige boeken moet men alleen maar proeven, andere kan men verslinden en maar enkele moet men kauwen en verteren.' Sommige boeken vond zij weliswaar prettig maar zonder een grootse boodschap. Die las zij simpelweg voor de aardigheid, zoals een geïllustreerd boek over Griekse mythologie.71 Verslinden deed zij eigenlijk alle boeken die zij las maar verteren meestal alleen die, die over haar stokpaardje gingen, dat is de vrijmaking van de vrouw. Zo las zij drie keer Hilda van Suylenburgh van Mevrouw Goekoop-de Jong van Beek en Donk. Bovendien liep zij bijzonder warm voor het mooie taalgebruik dat zij met name bij Eduard Douwes Dekker vond, wiens Minnebrieven zij meerdere malen las.

Ten eerste worden werken bekeken die onder de noemer van de Nederlandse belletrie vallen, of beter gezegd die tot de canon van de Nederlandse literatuur behoren. Ten tweede worden de boeken besproken die de emancipatie van de vrouw als hoofdkwestie behandelen. Ten slotte wordt lectuur onder de loep genomen die over uiteenlopende zaken gaat.

4.4.1 Nederlandse canon

Als eerste verdient zonder twijfel Multatuli aan bod te komen, door velen voor een van de grootste schrijvers uit de Lage Landen gehouden. Kartini deelde de mening van de meesten en noemde hem 'groote, geniale schrijver', die het Javaanse volk 'zoo lief had en voor wiens belangen hij zooveel, ja àlles ten offer had gebracht.'72 Toevallig was de vader van hun assistent-resident een goede vriend van Multatuli wat Kartini in de gelegenheid stelde om bijzonderheden uit het leven van deze 'geniale man' te horen.73 In de jaren 1861-1862 stelde Eduard Douwes Dekker in zijn werken de ondergeschikte positie van de vrouw aan de kaak. Met zijn pleidooi voor vrouwenkiesrecht was hij zijn tijd vooruit want Kartini zou pas dertig jaar later oproepen tot de bevrijding van de vrouw in Indië.

71 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 292. 72 Ibidem, p. 159.

(25)

Behalve de Max Havelaar74 kende Kartini nog Het gebed van den onwetende en Minnebrieven, die zij in januari 1900 voor de tweede keer las.75 De hoofdgedachte die uit het gedicht Het gebed van den onwetende spreekt, is de onzekerheid over het bestaan van God. Mogelijk hielp deze lectuur haar God juist te vinden. Kartini was weliswaar moslim maar niet vanuit eigen overtuiging. Naarmate zij boeken, ook over religie en God, las en met Nellie Van Kol besprak, zowel persoonlijk als op papier, raakte ze er meer en meer van overtuigd dat welke religie je ook belijdt, God één en absoluut is voor iedereen zonder uitzondering.

Grotere indruk dan Het gebed van den onwetende maakte op haar Thugater, de dochter in de Achtste Geschiedenis van Gezag in Multatuli's Minnebrieven. Het werk is als het ware een pleidooi voor de vrijmaking van de vrouw. De broers van Thugater mogen de wereld intrekken maar haar moet de vader inprenten dat weten, begrijpen en begeren zonde is.76 'Weer was het Multatuli, schrijft Kartini in een van haar brieven, dat ik opensloeg, en 't eerst wat ik las, was Thugater. Nog steeds blijven mij de woorden in de ooren hangen: "Vader, zeg haar: dat w e t e n, b e g r i j p e n en b e g e e r e n z o n d i g is voor een meisje."'77

Kennelijk heeft juist dat specifieke werk van Douwes Dekker aantrekkingskracht uitgeoefend op de zich emanciperende vrouwen, ook in Europa. De beroemdste vertegenwoordigster uit de eerste feministische golf, Aletta Jacobs, maakte haar reis door Afrika en Azië in 1911-1912 om het vrouwenkiesrecht buiten Europa te stimuleren en op de hoogte te raken van de situatie van vrouwen daar. Tijdens haar expeditie maakte ze weleens gebruik van het verhaal van Thugater. In een van haar reisbrieven schreef zij namelijk: 'Ik begon met het verhaaltje van Thugater en knoopte daaraan een korte vrouwenkiesrechtspeech vast.'78

Een andere Nederlandse auteur wiens schrijfwijze Kartini mooi vond was Louis Couperus. 'Van Couperus' prachtig werk hebben wij zeer genoten' schreef zij en voegde vlug toe dat zij hem aanvankelijk alleen om zijn 'heerlijk mooie taal' graag las. De in zijn romans voorkomende personages vond zij aanvankelijk 'doorgaans ziekelijk'. Pas naderhand liet zij zich aanspreken door zowel taal als inhoud van Couperus' boeken. 'Wel mag Nederland trotsch zijn op zulk een kunstenaar!' berichtte ze ten slotte.79 Jammer genoeg noemt ze geen bepaalde titels van wat ze van hem las. Toen Kartini haar brief in januari 1900 schreef, was Couperus net in Indië geweest, wat haar aanleiding gaf tot het vermoeden dat er een prachtig

74 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 21. 75 Ibidem, p. 44.

76 Laan, ter, K. Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid. G.B. Van Goor Zonen's Uitgeversmaatschappij.

Den Haag/Djakarta. 1952.

77 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 159.

78 Jacobs, Aletta. Reisbrieven uit Afrika en Azie beneevens eenige brieven uit Zweden en Noorwegen (tweede deel). Almelo: W.Hilarius Wzn. 1913.

(26)

boek over haar vaderland zou verschijnen als hij terug in Nederland was.80

4.4.2 Boeken over vrouwenemancipatie

Ten tweede worden de boeken doorgenomen die op het terrein van vrouwenemancipatie thuishoren. Hilda van Suylenburg (1897) van Cécile de Jong van Beek en Donk was hier de favoriet. Deze emancipatieroman las Kartini drie keer en telkens met evenveel plezier. Zij leefde met de titelprotagonist mee: 'Wat zou ik er voor willen geven om in Hilda's tijd mee te mogen en te kunnen leven'81, schreef Kartini in een van haar brieven. Dat moet niet verbazen aangezien het leven van de heldin een toonbeeld was van de moderne en onafhankelijke vrouw die haar drukke baan als advocaat met een geslaagd gezinsleven wist te combineren. Kartini noemt Hilda van Suylenburg de 'vorstin' van alle werken over de vrouwenemancipatie, die zij tot dan toe gelezen had.82 Ze bezwoer niet te rusten voordat het boek in het Javaans zou verschijnen 'om in de Inlandsche wereld goed en desnoods kwaad te doen.' Door middel van het boek wou zij het Indische volk wakker schudden want 'Java is nog in diepen sluimer.'83 Een geleerde werkende vrouw die tevens echtgenote en moeder is was het ideaal dat Kartini aan het Javaanse volk wilde tonen.

Moderne Maagden (Les Vierges fortes 1900) van Marcel Prévost was een ander sterk feministisch getint werk dat een impuls gaf aan de ontwikkeling van Kartini's gedachten. Het boek heeft zij als bijzonder boeiend en ontroerend ervaren doordat zij daar veel in terug kon vinden van wat zij zelf dacht, voelde en ervoer. Dat het boek in kwestie het beeld van vrouwenemancipatie dat Kartini voor oog had heeft verhelderd, blijkt uit haar woorden: 'Ik heb nooit zoo klaar en duidelijk, zoo treffend door waarheid en kracht het doel der Vrouwenbeweging zien uiteenzetten.[als na deze lectuur]'.84

Maatschappelijk werk in Indië kreeg zij van haar vader geschonken, die het weer cadeau ontving van mevrouw Van Zuylen-Tromp.85 Deze verslagen van de congressen, die ter gelegenheid van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in Den Haag 1898 waren gehouden, heeft ze niet één maar enkele malen doorgenomen. Bij iedere lezing stond zij even stil bij de mededelingen over de arbeid van de christelijke zending in Nederlands-Indië. Samen met Roekmini en Kardinah bevorderde ze immers de christelijke missie, die het

80 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 44. 81 Ibidem, p. 7.

(27)

Indische volk trachtte te beschaven. In 1896 hadden de zussen de plechtigheid van de inwijding van de nieuwe kerk in Kadoeng Pendjalin bijgewoond. Voor de drie zussen betekende dat de eerste keer dat zij in een christelijke kerk waren.86

Barthold Meryan van Cornélie Huygens was haar toegezegd maar het was 'nog niet gekomen' omdat de boekhandelaar het waarschijnlijk uit het buitenland moest laten komen.87 We weten dus niet of zij het boek ooit te pakken heeft gekregen. Niet zonder betekenis is toch de interesse die Kartini voor het boek toonde. De roman in kwestie, die in 1897 werd gepubliceerd, gaat door voor een sleutelroman van de vroege SDAP, waarvan Huygens propagandiste was. De hoofdpersoon Anna Denners kreeg veel van de eigen ideeën van de auteur mee.88 Huygens (1848-1902) was lid van de Sociaal-Democratische Arbeidspartij en vocht voor vrouwenemancipatie. Vanaf 1864 behoorde zij tot de vriendenkring van Mina Kruseman en bestudeerde Multatuli's Ideeën.89

Echter niet alle lectuur vond Kartini even lezenswaardig. Na Moderne Vrouwen van Jeanette van Riemsdijk te hebben uitgelezen was zij teleurgesteld door deze 'tendensroman' waarvan zij veel schitterende recensies had gelezen.90 Zij legt echter niet uit wat precies in het boek tegenviel.

Een aanzienlijk aantal boeken kreeg Kartini van haar beste penvriendin Stella Zeehandelaar toegezonden. Stella was een in Den Haag woonachtige feministe en socialiste. Door deze vriendschap voelde Kartini zich aangetrokken door socialistische denkbeelden, vooral met betrekking tot de zelfstandige positie van de vrouw. Een van de door Stella doorgestuurde boeken was de roman Dromen van het Ghetto (Dreamers of the Ghetto, 1898) van Israel Zangwill (1864-1926).91 Met deze Britse schrijver van Joodse komaf moest Kartini het minimaal in één opzicht eens zijn, namelijk dat een goed ontwikkelde vrouw een steun en trots is voor haar man en hem beter begrijpt, al heeft Zangwill dat op een wat chauvinistische manier onder woorden gebracht. Zo zegt hij: 'Een man heeft graag dat een vrouw juist schrander genoeg is om zijn schranderheid te begrijpen en juist dom genoeg is om hem erom te bewonderen' ('A man likes his wife to be just clever enough to appreciate his cleverness, and just stupid enough to admire it.'). Kartini meende echter dat de vrouw zich niet alleen voor haar partner moet ontwikkelen, maar hoofdzakelijk voor zichzelf en voor haar kinderen, en zodoende ook voor de maatschappij, om hun behoorlijk te kunnen opvoeden. Overigens

86 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 103. 87 Ibidem, p. 43.

88 www.onvoltooidverleden.nl/index.php?id=64 geraadpleegd op 5.12.2012. 89 w ww.iisg.nl/bwsa/bios/huygens.html geraadpleegd 5.12.2012.

(28)

wou Kartini niet dat de vrouw blindelings haar echtgenoot navolgt. Ze dient zijn mening wel te respecteren maar daarbij wordt van haar verlangd dat ze haar eigen verstand gebruikt.

Daarvoor moet ze echter allereerst een degelijke opvoeding krijgen en een vrije keuze mogen maken zonder beperkt te zijn door culturele overleveringen. Traditie is een middel dat de generaties samenbindt en dat bij geen volk mag ontbreken. Echter, traditie dient zich aan te passen aan de veranderingen die zich in de loop der tijd in elke cultuur voordoen.

4.4.3 Overige boeken

De genoemde Dromen van het Ghetto kan worden gerekend tot een categorie boeken die noch de benaming Literatuur met grote 'L' verdienen noch expliciet geëmancipeerd zijn. Wel hoort de roman thuis in de categorie boeken met een uiteenlopende thematiek die zich uitstrekt van beschrijvingen van de inheemse natuur, zoals van de hand van Henri Borel, tot beschouwingen met betrekking tot het geloof van de antieke christenen in Quo Vadis van Henryk Sienkiewicz. Deze verscheidenheid toont de veelzijdige interesse van Kartini. Haar belangstelling beperkte zich klaarblijkelijk niet tot het terrein van haar levensdoel, dat is emancipatie van de, met name, Javaanse vrouw, maar reikte verder. Wat alle boeken gemeenschappelijk hebben was het verheven karakter van de gedachten die daarin worden behandeld en de plechtige taal waarmee die onder woorden zijn gebracht. Tot deze categorie behoren: werken van Henri Borel92 (1869-1933)93, van Nellie van Kol94, en van Marie Marx-Koning95. Vooral verheven gedachten en natuurbeschrijvingen spraken Kartini aan.

Prachtig werk vond ze bovendien De wapens neer gelegd (Die Waffen nieder! 1889) van de Duitse schrijfster Bertha Von Suttner (1843-1914). Dit boek kreeg zij van haar vriendinnen. Von Suttner nam in 1905 de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst voor deze anti-oorlogsroman. Rond de eeuwwisseling waren immers vooral vrouwen actief in vredesorganisaties. De meeste pleitten voor stemrecht, andere, zoals Von Suttner, maakten zich zorgen over de internationale veiligheid. Op Java was Kartini nauwelijks geconfronteerd met de voorboden voor de Eerste Wereldoorlog. Als prioriteit heeft zij zich steeds de karakter- en kennis-ontwikkeling van de vrouw voorop gesteld.

Ook had Kartini veel belangstelling voor godsdienst. Zeer vaak in haar brieven, vooral in de laatste drie jaren van haar leven, treft men verwijzingen naar Gods grote en belangeloze liefde. In de her-ontdekking van God door Kartini speelde Nellie Van Kol een belangrijke rol.

92 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 74.

93 Laan, Ter, K. Letterkundig Woordenboek voor Noord en Zuid. G.B. van Goor Zonen’s Uitgeversmaatschappij.

Den Haag/Djakarta. 1952. (tweede druk).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Denosumab is evenals zoledroninezuur een alternatief voor orale bisfosfonaten indien de inname- instructies voor een oraal bisfosfonaat niet (kunnen) worden opgevolgd, of indien

Wenger 1991). Toenemend participeren veronderstelt een voortdurende onderhandeling met de betekenissen van een andere wereld, een proces waarbij men de gewoonlijke

Zo onttrekt de landbouw grondwater voor beregening, de drinkwatermaatschappij voor huishoudelijke doeleinden en de industrie onder meer voor koeling.. In het

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Ook diverse andere activiteiten laten een afname zien in de tijd, meest opvallend is het dalende aandeel respondenten dat het bos bezoekt voor de activiteit ‘recreëren niet

In het primair onderwijs besteden de meeste docenten geen tot een beetje aandacht aan de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië, de dekolonisatie en de komst van mensen

Aangezien het accommodatievermogen verloren gaat, wordt deze ingreep meestal niet bij jongere patiënten uitgevoerd.. Oog-

Fruitmotvrouwtjes in kleine kooitjes worden gebruikt om mannetjes in de val