• No results found

Contacten tussen Kartini en Nederlanders

Behalve door haar lectuur werd Kartini ook sterk beïnvloed door haar vrienden. 'Vertel me wie jouw vrienden zijn en ik vertel je wie je bent', luidt een bekend gezegde. Van haar Nederlandse vrienden kreeg Kartini vooral veel steun. Gedachtewisseling in een brief of in een persoonlijk gesprek gaf haar inspiratie en moed bij haar streven naar de vrijmaking van vrouw. Iedereen van wie ze hield, die haar steunde en beschermde werd voor haar familie: moesje Ovink, Moedertje Abendanon, broer en zusje Quartero, zusje Stella, oom Piet. Ook Nellie van Kol zou door Kartini moeder worden genoemd als dat niet een suggestie van polygynie inhield.105

Correspondentie gaf Kartini een gelegenheid bij uitstek haar denkbeelden uit te dragen en te confronteren met de visie van haar penvrienden op onderwerpen die toen actueel waren in Nederland en Indië. Zo schrijft zij: 'Brieven spelen een groote rol in ons leven, bijna alles hebben wij daaraan te danken; zonder onze correspondentie zouden wij nooit zoo ver gekomen zijn, dat wij breken durven met oeroude tradities en gewoonten.'106 Voorts bood de correspondentie geestelijke ondersteuning en gaf deze Kartini kracht om niet op te geven op

102 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 180.

103 Ibidem, p. 189.

104 Ibidem, p. 252.

105 Keesing, Elisabeth, Hoe ruim een kooi ook is, Amsterdam: Em.Querido's uitgeverij b.v. 1996, p. 101.

de weg naar het bereiken van haar doel: 'er gaat een louterende, verheffende invloed daarvan uit [uit de brieven van de vrienden]; zij ontwikkelen ons naar den geest en het gemoed.' Het woord dat op het papier wordt neergezet vormt bovendien een overlevering voor de volgende generaties want 'brieven hebben ook dat voordeel dat in tegenstelling tot de gesprekken, die in het geheugen nooit precies kunnen worden teruggeroepen, ieder woord trouw ten alle tijde herhalen, zo vaak je wilt.'107

Hier beneden wordt een korte karakteristiek van de contacten in kwestie gegeven. De observaties berusten vooral op het boek van Elisabeth Keesing Hoe ruim een kooi ook is.

‘Moesje’ Ovink was een van de twee Nederlandse 'moeders' van Kartini. Progressief en ruimdenkend dat zij was, begreep Ovink Kartini’s behoeften aan liefde en haar geestdrift voor het denken en handelen voor een ruimere wereld dan het gezin. Als vrouw van de assistent-resident van Japara, die vader Sosroningrats directe chef was, had zij vaak contact met het huis van de Regent. Ovink voelde zich verlaten in het stille afgelegen Japara vooral als haar man op tournee was. Daarom verheugde zij zich zeer over bezoeken van Kartini, Roekmini en Kardinah. De Javaanse meisjes werden door Ovink aangemoedigd, gewaardeerd en geprezen, in tegenstelling tot de meeste Nederlandse vrouwen die op de Inlanders neerkeken vaak zonder iets van hen te kennen.108 Vooral in de Indische romans uit die tijd komt zo’n beeld naar voren.

Andere vrienden van Kartini, de echtgenoten Quartero, die zij ‘broer’ en ‘zuster’ noemde, waren actieve hervormers die het Javaanse volk wilden opheffen vanuit werkelijk menselijk meeleven. W.P. Quartero was controleur van Japara en vanaf 1902 assistent-resident in Djombang. De Quarteros deelden met Kartini het vurige enthousiasme over vrouwenemancipatie.109

Verder was Kartini bevriend met resident Sijthoff, een Nederlander met een Javaanse achtergrond. In de periode 1894-97 bekleedde hij de belangrijke functie van resident van Japara, daarna in Semarang. Hij onderhield veel contact met vader Sosroningrat, die hem op zijn beurt waardeerde en zijn oordeel altijd serieus nam. Sijthoff was het die samen met Ovink erop aandrong Kartini verder te laten leren, wat weliswaar niet tot H.B.S.-bezoek leidde, maar wel tot lezen en leren thuis. Sijthoff haalde het drietal tevoorschijn, op zijn verzoek kwamen de drie zusters namelijk naar buiten terwijl zij daarvóór nooit in gezelschappen mochten komen.

Een andere Nederlandse vriend van Kartini, Gonggrijp, was sinds 1907 resident van

107 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 249.

108 Keesing, Elisabeth, Hoe ruim een kooi ook is, Amsterdam: Em.Querido's uitgeverij b.v. 1996, p. 33.

Rembang. Deze enthousiaste door Multatuli geïnspireerde idealist raakte met de familie van de Regent van Japara bevriend en bezocht hun veelvuldig bij hen thuis. Gonggrijp was een kritische aanhanger van de ethische koers in het koloniale beleid.110 Net als Kartini was hij ervan overtuigd dat alleen maar economische verbetering van de toestanden in Nederlands-Indië waardeloos zou zijn. Het probleem zat immers ook in de Indische cultuur die stil was blijven staan. De verstarde Indische gebruiken en oude overgebleven meningen konden niet meer gelden. Naar Gonggrijps mening was de Indische beschaving vastgelopen en de Indische maatschappij eenzijdig economisch gebruikt. Daarbij kwam nog het zware klimaat wat met elkaar de vooruitgang in Nederlands-Indië zwaar tegenwerkte.111

Vijf personen hebben het sterkste stempel gedrukt op de richting die Kartini tijdens haar leven insloeg, namelijk het echtpaar Abendanon, het echtpaar Van Kol en de penvriendin Stella Zeehandelaar.

De Abendanons waren zeer innig bevriend met Kartini. Idealisten als zij zaten er in de negentiende eeuw achterheen dat er steeds meer en betere scholen kwamen, wat culmineerde in de oprichting van de H.B.S. in 1863. Jacque Henrij Abendanon (1852-1925) was vanaf 1900 directeur van Onderwijs, Eredienst en Nijverheid in Nederlands-Indië. Deze benoeming gaf hem de gelegenheid zijn ideeën in de praktijk te brengen: het krachtig bevorderen van het westers, Nederlandstalig onderwijs voor inheemse kinderen, met name voor meisjes. Op een bezoek bij de Regent van Japara in 1900 maakten de Abendanons kennis met Kartini.112 Jacque Abendanon stelde Kartini voor om tot onderwijzeres opgeleid te worden. Hij was namelijk ernstig van plan een meisjesschool op te richten.113 Kartini verzocht haar vader om toestemming die het idee goedkeurde.114 Abendanons plan voor de oprichting van scholen voor inheemse meisjes werd aanvankelijk overal met grote instemming begroet, ook onder de invloedrijke Europese ambtenaren. Kartini vond het prettig dat de vooruitgang van de vrouw als een belangrijk factor tot volksbeschaving werd beschouwd. De leuzen uit de circulaire van meneer Abendanon over het onderwijs aan inlandse meisjes sloten precies aan bij Kartini’s denkbeelden: 'De intellectueele ontwikkeling der Inlandsche bevolking kan niet krachtig voortschrijden, indien de vrouw daarbij achterblijft' of 'De vrouw, als de draagster der beschaving!'115

Rosa Manuela Abendanon (1857-1944)116 had al op het eerste gezicht de liefde van Kartini, Roekmini en Kardinah gewonnen. Kartini vertelde in haar brief: 'Hij [Abendanon] kwam en

110 www.his torici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn2/gongrijp geraadpleegd op 28.01.2013.

111 Keesing, Elisabeth, Hoe ruim een kooi ook is, Amsterdam: Em.Querido's uitgeverij b.v. 1996, p. 54.

112 www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/abendanon geraadpleegd op 29.01.2013.

113 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 89.

114 Ibidem, p. 86.

115 Ibidem, p. 98.

aan zijn zijde schreed een lieve zachte vrouw, die met vriendelijke hand bloemen strooide voor ons. Lieve hartelijke woorden ruischten van hare lippen als muziek in onze ooren en drongen diep, diep ons in 't harte. Ze waren als zonnestralen, die verhelderden ons gemoed, en ons 't hart verwikten en verwarmden.'117 Zij werd door het drietal moeder genoemd en was werkelijk een geestelijke moeder voor hen. Alle vier deelden dezelfde denkbeelden en opvattingen.

Even veel innige genegenheid koesterde Kartini tegenover Hendrikus Hubertus van Kol (1852-1925) en zijn vrouw, de schrijfster Nellie Van Kol (1851-1930)118. In verband met zijn beroep als ingenieur vertrok Hendrikus Hubertus met zijn vrouw in 1876 naar Indië.119 Na de eerste ontmoeting was Kartini vooral onder de indruk van de respectvolle houding die hij tegenover zijn echtgenote liet zien: ' 't Was heerlijk om te hooren, hoe die man zijne vrouw eert', schrijft Kartini.120 Hij begreep en bevorderde Kartini in haar streven in Nederland te gaan studeren en bewonderde haar levensdoel, de emancipatie van de Javaanse vrouwen via het meisjesonderwijs.121 Van Kol maakte een reis door Midden-Java, waarvan een dag voor het bezoek aan Kartini in Japara werd vrijgemaakt. Van deze excursie werd een verslag gemaakt door een journalist, die Van Kol op reis vergezelde. Daarin staat ook het een en ander uit het gesprek dat Kartini toen met Van Kol voerde: 'Nu, men weet dus, van welke richting wij zijn. Ik hoop nu maar, dat die publicatie van onze ideeën, in stede van afbreuk te doen aan onze zaak, haar ten goede zal komen. Voor 't eerst dan werd mijn naam in 't openbaar samengenoemd met mijn v o l k (…). Ik ben er trotsch op (…).'122

Niet minder belangrijk was de rol die Nellie van Kol in het leven van Kartini speelde. Uit de brieven van Kartini blijkt dat zij vooral Van Kols zedelijke steun waardeerde. De Nederlandse gaf goedhartige maar eerlijk bedoelde waarschuwingen voor de moeilijkheden die Kartini onontkoombaar op haar weg naar het eindresultaat zou ondervinden.123 Door toedoen van Nellie van Kol veranderde Kartini's kijk op God. Voortaan geloofde zij in God die geen formele godsdienst kende maar God die één en dezelfde voor iedereen was, ongeacht huidskleur of levensbeschouwingen. Dat bereikte Nellie mede door haar hartelijke en hulpvaardige houding die zij altijd tegenover de drie zusters toonde. Kartini voelde zich nooit volkomen overtuigd van de islamitische leer: 'Wij heetten Mohammedanen, omdat wij afstammelingen daarvan zijn, en wij waren Mohammedanen in naam, meer niet. God, Allah waren voor ons een aanroep, een woord, een klank zonder zin...'124 De ontdekking van God

117 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 48.

118 www.historici.nl/Onderzoek /Projecten/BWN/lemmata/bwn3/porreij geraadpleegd op 30.01.2013.

119 www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/kol geraadpleegd 30.01.2013.

120 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 212.

121 Ibidem, p. 212.

122 Ibidem, p. 218.

123 Ibidem, p. 237.

was ingrijpend voor haar zaak die nu een andere betekenis kreeg. Van toen af aan zocht Kartini niet meer steun bij mensen maar in eerste instantie bij zichzelf en God, meldt zij in de brieven. Deze troostende gedachte was haar door Nellie van Kol ingegeven.125 Kartini voelde zich het werktuig Gods: 'Nu wij Hem gevonden hebben is 't ons of ons leven mooier is geworden; onze roeping schooner, heerlijker, hooger.'126

In tegensteling tot de rest van Kartini’s Europese vrienden was Stella Zeehandelaar ongeveer even oud als haar Javaanse geestverwante. Woonachtig in Den Haag is zij nooit naar Nederlands-Indië gekomen om Kartini te ontmoeten. Dat nam niet weg dat zij de beste (pen)vriendinnen waren geworden. Stella, actieve en vurige feministe met socialistische overtuigingen, was medestrijdster en voorbeeld voor Kartini. Als zelfstandige vrouw werkte zij bij de telefoondienst (telefoon was toen een nieuwe uitvinding).

Het spectrum van onderwerpen, die Stella en Kartini in hun brieven aansneden, was breed. Beide vriendinnen vertelden elkaar over problemen die zij in hun vaderlanden waarnamen en die volgens hen dringend moesten worden opgelost. In Nederland waren dat onder meer de ontstellende arbeidstoestanden en het probleem van de dronkenschap. Kartini vond het kwaad dat in Nederlands-Indië heerste nog erger: polygynie en opiumschuiven. Dat laatste zag Kartini als de pest van Java die de samenleving ten onder voerde. Aangezien de opiumpacht in deze tijd een van de grootste inkomstenbronnen voor Nederland was, werd opium door het Gouvernement beschermd.127

Vooral echter ging hun correspondentie over de vrouwenbeweging in Nederland. Kartini's brieven waren doordrenkt van vurig verlangen naar zelfstandigheid van de vrouw en naar de moderne regels waarmee de Europese samenleving werd bestuurd. Zij geloofde dat de beschaafde westerse manier van doen even goed in de Javaanse maatschappij van toepassing zou moeten zijn.

Uit de bovenstaande karakterisering van de Nederlandse contacten die Kartini zorgvuldig handhaafde, en waaronder vele zich in hechte vriendschaprelaties ontwikkelden, komt duidelijk naar voren dat ze alle uit de ethische richting stamden, net als de lectuur waarin Kartini zoveel schik en belangstelling had. Op basis van de in dit hoofdstuk aangedragen argumenten over de nauwe band tussen de regentsdochter en de Nederlandse cultuur stel ik vast dat haar denkbeelden ethisch gekleurd waren. Met het begrip 'ethisch' verwijs ik niet alleen naar de nieuwe koers in de Indische politiek die rond 1900 ingang vond en gericht was op de ontwikkeling van land en volk naar Europees model, maar ook meer in het algemeen naar idealen van verheffing en ontwikkeling van het Javaanse volk via onderwijs en sociale

125 Kartini, Raden, Adjeng. Door duisternis tot licht. Amsterdam: GE NABRIK&ZN. 1976, p. 261.

126 Ibidem, p. 262.

verbeteringen.

Ongeveer in dezelfde tijd dat de hier eerder genoemde Multatuli en vervolgens Kartini hun feministische en ethische denkbeelden uitspraken, vond in Nederland een vergelijkbaar proces van emancipatie van de vrouw plaats. In het volgende hoofdstuk worden de richtingen van de vrouwenbeweging rond 1900 in Nederland besproken, die het meest aansluiten bij de gedachtegang van Kartini met betrekking tot de vrouw en haar bevrijding, dat is het zogenaamde gematigde, oftewel ethisch feminisme dat het verschil tussen de man en de vrouw als het hoofdargument hanteerde. In het volgende hoofdstuk komt bovendien naar voren wat de visie van de Nederlandse feministen op de rol van de vrouw op diverse vlakken van het dagelijks leven was.

Hoofdstuk 5.

Feminisme en het streven naar vrouwenemancipatie in Nederland