• No results found

Bezwaarschrift tegen een onderdeel van Windpark Tongeren-Riemst- Bassenge-Juprelle-Oupeye

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bezwaarschrift tegen een onderdeel van Windpark Tongeren-Riemst- Bassenge-Juprelle-Oupeye"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Bezwaarschrift tegen een onderdeel van Windpark Tongeren-Riemst- Bassenge-Juprelle-Oupeye

Betreft de omgevingsvergunningsaanvraag voor de bouw en exploitatie van twee windturbines op de percelen Tongeren 19e afdeling D 191K , Tongeren 19e afdeling D 299F, Tongeren 19e afdeling D 299G en Tongeren 19e afdeling D 299E, inclusief alle aanhorigheden op de terreinen van Jacobs Logistics (WT01) en Lecoque Eggs (WT02) op het bedrijventerrein Tongeren-Oost te Tongeren, Limesweg 5 en Heesterveldweg 1, door:

WINDVISION, WindVision NV, Adres: Interleuvenlaan, 15 D, 3001, Leuven, WindVision Belgium s.a. Pieter Degreef Interleuvenlaan 15, Gebouw D, B-3001 Heverlee.

WT01 en WT02: Hoogte van de as: 141.5 (m), Diameter van de rotor: 117 (m), Totale hoogte: 200 (m), Maximaal vermogen per unit: 3600 (kW), Maximale Geluidsemissie: 107 (dBA)

Geacht College van de Burgemeester en Schepenen, Gemeente Tongeren, Maastrichterstraat 10, 3700, Tongeren,

Allereerst, voor de duidelijkheid:

Wettig of onwettig, Vlaanderen kent géén wettelijk kader (Vlarem II), dat geschikt is om omgevingsvergunningen op te kunnen baseren voor windturbines met een as-hoogte hoger dan 64 meter.

Dit omdat de geluidsnormen binnen Vlarem worden berekend voorafgaand aan vergunning gebaseerd op de ISO-Standaard 9613-2 die louter voor horizontale geluidsvoortplanting in de open lucht geschikt is.

Voor geluidsbronnen hoger dan 64 meter zijn berekeningen vooraf en metingen achteraf, niet mogelijk binnen de wettelijke maximale foutmarge van plus of min 3dB(A).

Vlaanderen heeft nooit een toepasbare wetgeving gekend voor moderne industriële windturbines met hogere as-hoogten, zoals deze van 141,5 meter. Die nieuwe wetgeving laat nog drie jaar op zich wachten.

Vlaanderen kent ook geen vervangende wettelijke minimumafstand, zoals in buurlanden, noch kan men terugvallen op oudere milieuwetgeving omdat ook die werd gebaseerd op de ISO Standaard 9613-2.

(De ontoepasbaarheid van Vlarem voor windturbines groter dan as-hoogte 64 meter werd bevestigd door de politiek in het debat voorafgaand aan de stemming van het validatiedecreet, op de website van deelstaatsenator en parlementslid, ook lid Commissie Leefmilieu en Energie, ing. Andries Gryffroy, en dat de norm ongeschikt is wanneer er sprake is van dergelijke hoogteverschillen tussen bron en ontvanger, tevens door LNE, de overheid zelf dus in de TWOL-studies 1 en 2 in 2016.)

Deze vergunningsaanvraag had dus onontvankelijk verklaard moeten worden, alleen al om de eenvoudige reden dat elke vergunningsaanvraag voor hoge windturbines zonder geldige geluidstudie, als onvolledig bestempeld moet worden.

Dit openbaar onderzoek is niet conform de vigerende wetgeving en dient gestaakt te worden om de volgende redenen:

- Het bestuur van de Gemeente Tongeren voldoet ermee niet aan art 7. van het Verdrag van Aarhus.

- Het betreft hier een gesaucissoneerd onderdeel van het inter-gewestelijke Windpark Tongeren- Riemst-Bassenge-Juprelle-Oupeye, dat een milieutechnische eenheid is, bestaande uit ong. 78 windturbines die een globale strategische en planmatige milieubeoordeling behoeft, een plan-MER dus, vanwege het feit dat het om een operationele eenheid gaat met een omlijnde geografische concentratie. Waarna een projectmatige beoordeling moet volgen. Hier is geen enkele passende milieubeoordeling in het kader van de Europese milieurichtlijnen uitgevoerd.

Advocaat Generaal Kokott van het Europese Hof van Justitie heeft in haar conclusie punt 55 in de zaak C-290/15, punt 55, en het Hof in punt 48 van het arrest D’Oultremont, besloten dat een opdeling of fragmentering van de milieubeoordeling als ontwijkingsstrategie om aan de globale milieubeoordeling te ontsnappen verboden is (het saucissoneren, ofwel de verboden salami-techniek, die met name Minister Schauvliege, als de te voeren strategie, voor de realisatie voor dit grote windpark voorzien had).

(2)

2

Een Europees verbod dus. Maar die opsplitsing van de beoordeling is exact wat Windvision samen met de lokale besturen met deze aanvraag, ondemocratisch en in strijd met die EU wetgeving, ambiëren?

Ook kent de V.C.R.O. binnen die Vlaamse gedachtegang, hoewel eveneens in strijd met EU regelgeving, een ‘Clicheringsregel’ als verhoogde drempelwaarde voor de passende milieubeoordeling, die slechts de vergunning van clusters van minstens 3 windturbines toelaat, ook daar wordt hier niet aan voldaan…

Men beschouwt dit dossier niet binnen de reële ruimtelijke en legale context.

- Eerder is drie maal een windturbineaanvraag binnen hetzelfde projectgebied door de Deputatie van Limburg onontvankelijk verklaard vanwege het feit dat er voorafgaand géén globale milieubeoordeling voor het geheel, inclusief de Waalse windturbines, heeft plaatsgevonden.

Nu een openbaar onderzoek uitvoeren voor WINDVISION, dus voor weer twee windturbines van dit grensoverschrijdende windpark zonder die voorafgaande passende milieubeoordeling, is niet alleen in strijd met het recente beleid ven de Deputatie zelf maar vooral ook met de plan-MER richtlijn 2001/42/EU, de project-MER richtlijn 2011/92/EU, het Verdrag van Espoo, art. 7 van het Verdrag van Aarhus, maar ook met de beginselen betreffende goed bestuur, doelend op de Deputatie die de aanvraag onontvankelijk had moeten verklaren en het bestuur van de Gemeente Tongeren die de opdracht voor het openbaar onderzoek om evidente formele en milieuredenen, had moeten weigeren.

De gevoerde werkwijze veroorzaakt via facilitering onbeteugelbare wildgroei, ruimtelijke en bestuurlijke chaos en brengt schade toe aan de mens, het milieu, de esthetische waarden landschap (die niet werden meegenomen in de aanvraag noch vooraf in kaart gebracht en beoordeeld door de overheid), de biodiversiteit en de gevolgen voor de lokale economie waaronder de impact op het ruraal toerisme, die nooit voorafgaand in kaart gebracht werd door de verantwoordelijke besturen. Het algemeen belang wordt dus manifest geschaad, de rechtszekerheid van burgers, het betrokken publiek, wordt door het verantwoordelijk bestuur, niet gewaarborgd.

Er zijn echter meer dwingende redenen deze aanvraag te moeten weigeren/niet te vergunnen:

1. Onwettig

De omkaderende milieuwetgeving voor windturbines binnen Vlarem II is onherroepelijk nietig, dus onwettig verklaard door het Europese Hof van Justitie op 25 juni 2020.

Om reden dat er eveneens voorafgaand aan die wetgeving, hoewel verplicht sinds 19 jaar, géén passende milieubeoordeling heeft plaatsgevonden in het kader van de plan-MER richtlijn 2001/42/EU. De milieunormen voor windturbines waar deze aanvraag aan opgehangen zijn, zijn voorafgaand nooit dus getoetst en dus bestaat er geen enkele garantie dat exploitatie van de turbines niet schadelijk zou zijn voor de omwonenden en het milieu.

Het door EU-wetgeving opgelegde hoge beschermingsniveau wordt door deze Vlaamse handelswijze door de lidstaat niet gegarandeerd.

Het Vlaamse windturbinekader heeft door de Vlaamse Regering weliswaar een nieuw ‘validatiestickertje’

opgeplakt gekregen, bedacht om tijdelijk onder de gevolgen van het arrest van het Hof uit te komen, maar dit verandert natuurlijk niets aan het feit dat de windturbinewetgeving, maar ook de exploitatie onder die wetgeving, in Vlaanderen (Wallonië ook), onverminderd strijdig blijft met het Unierecht.

Het gevolg is dat door ‘validatie’ de ‘mogelijkheid’ is gecreëerd om nog drie jaar windturbines te ‘kunnen’

vergunnen onder een wetgeving die door het Europese Hof om dwingende milieuredenen nietig is verklaard.

De bijkomende milieuschade die ook dat veroorzaakt, is eveneens nooit in kaart gebracht. Dit tart alle verbeelding.

Is de eigenaar/exploitant van een vergunde windturbine in deze omstandigheden wel een goede buur?

“Als je een vergunning hebt en die is definitief, kun je dan toch onrechtmatig jegens je buren handelen?", vraagt Prof. Herman Bröring (RUG) zich terecht af. In de kern gaat het erom dat de onherroepelijk verleende vergunningen in strijd zijn met dwingende werking van regels van het Europees recht. Ze zijn daarom onwettig.

Het gebruikmaken van deze vergunningen is onzorgvuldig en onrechtmatig in de zin van de wet.

Milieustakingsvorderingen hangen de exploitanten, die hun windturbines niet vergund zien op basis van de nieuwe EU-getoetste milieuwetgevingen, daarom boven het hoofd. Verdere vergunning is in die context onverantwoord.

(3)

3

Nieuwe toepasbare windturbinewetgeving zal na uitvoering van een plan-MER over drie jaar klaar zal zijn, mits men niet weer dezelfde procedurele fouten maakt.

Tot die tijd is het vergunnen van onshore windturbines om evidente redenen maatschappelijk onverantwoord, een moratorium dringt zich dus op. Maar dat is niet erg want de windsector focust zich op de zee.

Het validatiedecreet wat de redding moest zijn voor de windsector en vooral de politiek, is inmiddels door 7 partijen aangevallen bij het Grondwettelijk Hof. Voordat die definitief heeft geoordeeld en we daadwerkelijk een nieuwe wetgeving hebben, kan dit ook dossier om evidente redenen niet vergund worden omdat vergunning voor onbepaalde duur is en nu dus niet gegarandeerd kan worden dat de exploitatie gedurende die duur, niet manifest schadelijk zal zijn voor mens en milieu.

Gezien deze onhoudbare situatie veroorzaakt door ernstige bestuurlijke nalatigheid gedurende een lange periode, wordt de overheid nu verplicht nu het voorzorgsprincipe te hanteren.

Dat moet men ook om de volgende redenen:

2. Er mag geen redelijke wetenschappelijke twijfel bestaan

Arrest van 25 juni C-24/19, de onwettig verklaring door Europa van de Vlaamse windturbinewetgeving:

(…) ...een voldoende groot belang en een voldoende ruime reikwijdte hebben om de voorwaarden te bepalen waaronder een vergunning kan worden verleend voor de oprichting en exploitatie van windturbineparken, die onmiskenbaar gevolgen hebben voor het milieu. (…)

Hier doelt men niet op de (nooit gekwantificeerde) positieve gevolgen globaal maar zonder twijfel op de eveneens nooit gekwantificeerde maar wel redelijkerwijs als aanzienlijk te beschouwen negatieve gevolgen lokaal. Het Hof benadrukt in het arrest van de PAS-zaak in NL, dat er geen énkele redelijke wetenschappelijke twijfel mag bestaan bij milieu-gerelateerde afwegingen, en dat betekent hier dat zowel de negatieve milieu- impact lokaal als de veronderstelde positieve milieu-impact globaal, exact gekwantificeerd dient te zijn op het moment van de afweging. Zo niet is de stand-still inzake milieu en gezondheid onontwijkbaar.

Slechts wanneer alle actuele gevaren voor mens en milieu, en die voor de toekomstige generaties, lokaal en globaal, naar de huidige ‘stand der techniek’ en conform de EU wetgeving, op het moment van de afweging, specifiek en grondig zijn onderzocht en gerapporteerd, en daarmee alle mogelijke redelijke wetenschappelijke twijfel is weggenomen na exacte kwantificering van de milieugevolgen aan beide zijden van die afweging, mogen pas milieu-gerelateerde beslissingen die dat hoge Europese niveau van milieubescherming dienen te waarborgen, genomen worden.

Alleen zo kan de verplichte stand-still inzake gezondheid en milieu vermeden worden, aldus het Europese Hof van Justitie betreffende de Plan Aanpak Stikstof-uitspraak in NL. in de gevoegde PAS-zaken C-293/17 en C-294/17, van 7 november 2018.

Voorafgaand en binnen deze aanvraag is geen enkele wettige passende milieubeoordeling gebeurd in het kader van het Unierecht, een milieuscreening, indien uitgevoerd, voldoet gezien de nooit aan de EU-wetgeving getoetste drempelwaarden betreffende het moeten uitvoeren van een passende milieubeoordeling, eveneens niet aan die EU-wetgeving. Deze aanvraag geeft geen beeld van de werkelijke milieu impact van het gevraagde.

3. Geen aangetoond positief klimaateffect van het project

Binnen dit dossier beweert de aanvrager dat dit project zijn bestaansrecht verdient omdat ermee doeltreffend CO2 uitstoot gereduceerd zou worden, wat dan weer een significante bijdrage zou geven aan de Europese klimaatdoelstellingen.

De volgende vraag had echter diepgaand behandeld en beantwoord moeten worden binnen dit aanvraagdossier, hetgeen niet is gebeurd. Juist omdat dit is ook nergens gebeurd is binnen de keten van de Europese klimaatopdracht via de richtlijn, via een strategische planmatige milieubeoordeling, projectmatige beoordeling, en deze vergunningsaanvraag in, is vergunning onmogelijk.

Wat is de te verwachten positieve milieu impact globaal van dit project? (de hamvraag)

De energieproductie, hernieuwbare energie en dus windturbines, vallen onder de ETS-gebonden uitstoot.

Het rapport van de KU-Leuven door Prof. Stef Proost e.v.a., feitelijk opgesteld door elf professoren, genaamd:

‘Een Duurzame Energievoorziening voor België’, is bijzonder duidelijk, al in hoofdstuk 1.

De presentatie was op 14 januari 2020, https://www.kuleuven.be/metaforum/docs/pdf/wg_78_n.pdf

(4)

4

(…) Een extra MWh wind- of zonne-energie brengt op zich binnen de EU géén vermindering van broeikasgasemissies met zich mee, omwille van het EU-ETS-emissieplafond. Zoals gezegd werkt dit EU-ETS- emissieplafond zoals communicerende vaten: er is een totale CO2-uitstoot vastgelegd voor de belangrijkste uitstoters (elektriciteitsproductie, grote industrie, EU-vliegverkeer). Wanneer in België een gascentrale wordt vervangen door hernieuwbare energie, kan de CO2-uitstoot van de gascentrale vervangen worden door CO2- uitstoot elders in Europa, bv. door een Poolse steenkoolcentrale. (…)

(…) De prijs van elektriciteit wordt beïnvloed door het Europese emissie-plafond. Of echter een MWh door gas, door kernenergie of door hernieuwbare energie opgewekt wordt, heeft geen enkel primair effect op de totale CO2-uitstoot in de EU, omwille van het EU-emissieplafond. (…)

(…) Op zich zal een extra MWh hernieuwbare energie de CO2-uitstoot niet verminderen, aangezien die CO2- uitstoot namelijk verplaatst wordt naar een andere bron, die meer mag uitstoten. (…)

(…) Een belangrijk gevolg van dit Europese systeem is dat België via unilaterale beleidsmaatregelen geen enkel vat meer heeft op de emissies in de EU-ETS-sectoren. Welke maatregel België ook neemt in die sectoren, er is omwille van het Europese plafond geen enkel effect op de totale emissies in Europa. Dit effect wordt soms beschreven als het waterbedeffect: het lokaal verminderen van emissies heeft geen impact op de totale emissies. Dit is vergelijkbaar met het duwen op een bepaalde plaats in een waterbed, wat het totale watervolume in het bed onveranderd laat. (…)

De ongemakkelijke waarheid luidt dus dat deze zeer kostbare inspanningen inzake net-gebonden groene- stroomproductie niet automatisch tot een feitelijke reductie van broeikasgassen kunnen leiden en we daarmee zouden (kunnen) beantwoorden aan de Europese klimaatopdracht.

Er ligt hier geen MER-studie voor die dit Europese gegeven betwist of ontkent, noch enig andere.

Bovendien wordt rekening gehouden met het feit als zou een MW windenergie één op één de uitstoot van CO2 door fossiele energie vervangen, die factor blijkt echter uit wetenschappelijk studies slechts 0,4 te zijn, dus 60%

van de ook in dit dossier geclaimde CO2-reductie, wordt in de praktijk niet gerealiseerd.

Het onderhavige vergunningsdossier wijst op een bepaalde positieve bijdrage van het gevraagde aan het klimaat, maar op het moment van vergunning kan de vergunningsverlener dus alleen maar concluderen dat het bewijs daarvan niet voorligt, en gezien de perverse werking van het ETS-systeem dit fysiek ook niet mogelijk is.

De aard van de Vlaamse energievoorziening heeft helaas geen enkele invloed op de totale Europese uitstoot van broeikasgassen, en dus niet op het klimaat.

Het vermeende positieve milieueffect globaal van onderhavige windturbines is dus niet bewezen, zeer aannemelijk is dat dit eerder negatief is vanwege verbonden met het elektriciteitsnet en gesitueerd in Europa.

Dergelijke relevante milieu informatie is de burger, maar ook de vergunningsverlener ook in dit dossier structureel onthouden, misleiding, in strijd met art. 7 van de Aarhus-conventie.

Dan blijft helaas alleen de negatieve lokale milieu impact over. De volgende vraag had dan ook gesteld en beantwoord moeten worden binnen deze aanvraag:

Wat is de te verwachten negatieve milieu impact lokaal?

Die blijft ook na zorgvuldige lezing van dit dossier volstrekt onbekend omdat men heeft nagelaten voorafgaand een plan-MER en project-MER uit te voeren. Eveneens is er géén conforme MER-screening uitgevoerd.

Belangrijke onderwerpen die wanneer er sprake is van correcte toepassing van art.7 van de Aarhusconventie zouden zijn beoordeeld, zijn hier niet beoordeeld kunnen worden en daarmee mist deze aanvraag de benodigde relevantie.

4. Onvolledige milieubeoordeling

Slechts werd een lokalisatienota opgenomen naast wat formulieren, die door de burger teruggevonden moet worden tussen meer dan 180 versnipperde dossiers, die inhoudelijk irrelevant zijn qua aard en oorsprong om enige zekerheid te kunnen geven omtrent de totale milieu impact lokaal, zeker vanwege de manifeste onvolledigheid ervan en gebleken onjuistheden.

(5)

5

Men heeft bovendien geen Life Cycle Analysis uitgevoerd, noch een passende beoordeling uitgevoerd op vlak van de gevolgen voor het in de omtrek vergeten erfgoed, de esthetische toets die de effecten op waardevolle gebieden in kaart brengt, de economische gevolgen voor het toerisme, natuur en de biodiversiteit.

De natuurtoets voldoet manifest niet aan de vereisten art. 6 van de Habitatrichtlijn. Deze aanvraag sorteert onder de verwezenlijking van een windpark van mogelijk 78 windturbines, en betekent onbetwistbaar een plan of programma ook in het kader van de Habitatrichtlijn, dat geen negatieve impact mag uitoefenen op direct naastgelegen habitatrichtlijn gebieden zoals o.m. De Kevie, er is hier niet bewezen dat er niet geraakt wordt aan de instandhoudingsdoelstellingen, integendeel, men geeft toe dat er een negatieve impact zal bestaan op ook die gebieden. Dat is reeds genoeg om niet te mogen vergunnen omdat er geen sprake is van een aangetoond of aantoonbaar algemeen belang.

Ook betreffende de impact van luchtturbulentie op de avifauna en insectenmigraties, cumulerende seismische trillingen, die op grote afstand een gevaar kunnen betekenen voor de stabiliteit van de mergelgrotten en dus van huizen in Riemst en dus op hun bewoners, overwinterende vleermuizen en het algemene welbevinden van de mens in de ruime omgeving, is geen studie uitgevoerd in dit dossier dat daarmee manifest onvolledig is en geweigerd diende te worden.

Ook de veiligheidstoets werd gebaseerd op “in Vlaanderen gehanteerde normen”, maar er wordt wel meer in Vlaanderen gehanteerd wat niet aan de Europese normen voldoet, zo moet men de vraag stellen of er een voorafgaande passende milieubeoordeling in het kader van de richtlijn 2001/42/EU is voorafgegaan aan de veiligheidsnormen waar naar gerefereerd wordt binnen deze aanvraag. Wat manifest niet het geval is.

En of inderdaad de zich in de omgeving bevindende mensen dus voldoende beschermd zijn werd niet aangetoond, wanneer er bijvoorbeeld een rotorblad terechtkomt, bij oncontroleerbare over-toeren na uitval van het redundant remsysteem, op bijvoorbeeld het DATS tankstation met CNG-opslag, dat duidelijk binnen de werpafstand, is gelegen.

5. Nooit in het licht van de richtlijnen gemotiveerde drempelwaarden

Ongemotiveerde, nooit binnen een voorafgaande milieubeoordeling in het kader van de SMB-richtlijn beoordeelde drempelwaarden, gehanteerd in Vlaanderen ten aanzien van de effectbeoordeling, verhinderen hier de passende beoordeling als bedoeld door die richtlijnen en ontnemen bovendien structureel de lidstaat de mogelijkheid een hoog beschermingsniveau te kunnen garanderen.

De vereiste handhaving na vergunning is daarnaast ontoereikend/ ondermaats/ onbestaande, en/of gebaseerd op een door het Hof om milieuredenen nietig verklaarde omkaderende wetgeving die bovendien ontoepasbaar is.

6. Verboden verlegging milieubeoordeling naar exploitatiefase, betekent stand still

Wat ervoor zorgt dat mitigerende maatregelen zoals slagschaduwregelingen, de Reduced Noise Mode, bridage en dergelijke, die blijkbaar voorwaarde zijn om binnen ook dit dossier de Vlarem normen niet te overschrijden, een verlegging van de voorafgaande milieubeoordeling veroorzaken naar de exploitatiefase.

Die verlegging betekent eveneens een onwettelijke opsplitsing van de milieubeoordeling, zoals die door de AG mevr. Kokott, van het Europese Hof van Justitie verboden werd, zoals hierboven reeds aangehaald.

Vergunning van windturbines is onmogelijk wanneer er sprake is van mitigerende maatregelen, gecombineerd met het gebrek aan praktisch uitvoerbare doelmatige handhaving, wat hier manifest het geval is.

Zonder voorafgaande passende planmatige, strategische maar ook projectmatige milieubeoordeling gebaseerd op een voor het doel relevante wettige omkaderende wetgeving, ontbreekt de exacte kwantificering van de milieugevolgen van onderhavige vergunning, is de redelijke wetenschappelijke twijfel niet weggenomen en rest de vergunningsverlener volgens het Hof de stand still.

7. Sancties/veroordeling door het Europese Hof van Justitie van een MER-loos windpark

Ierland is op 12 november 2019 door het Europese Hof in beroep veroordeeld tot een boete van 5 miljoen euro en kreeg een dwangsom van 15.000 euro per dag opgelegd wegens het structureel negeren van de milieurichtlijn ten aanzien van de oprichting van een windpark van 29 windturbines, dus zonder passende milieueffectrapportage, als semi-overheidsproject (C-2019/955/EU).

(6)

6

(…) 1 De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat, voordat een vergunning wordt verleend, de projecten die een aanzienlijk milieu-effect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging, worden onderworpen aan een beoordeling van die effecten.(…)

(…) 15 Punt 3, onder i), van bijlage II bij richtlijn 85/337 vermeldt de installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken). (…)

(…) 38 De Commissie is van mening dat het niet aan het Hof stond om in dat arrest de specifieke maatregelen te bepalen waarmee een einde kan worden gemaakt aan de vastgestelde niet-nakoming. Uit de rechtspraak van het Hof (arresten van 7 januari 2004, Wells, C-201/02, EU:C:2004:12, punten 64 en 65, en 28 februari 2012, Inter- Environnement Wallonie en Terre wallonne, C-41/11, EU:C:2012:103, punten 42, 43 en 46) blijkt integendeel dat Ierland gehouden is de onwettige gevolgen van het verzuim van de milieueffectbeoordeling voor het windturbinepark ongedaan te maken en alle nodige maatregelen dient te treffen om dit verzuim te herstellen.

Louter voorbereidende maatregelen als die welke in casu zijn genomen, zijn hoe dan ook ontoereikend.(…)

(…) 43 De Commissie is evenwel van mening dat Ierland verplicht is om de betrokken vergunningen in te trekken of op te schorten en een corrigerende beoordeling achteraf te verrichten, ook al doen deze maatregelen afbreuk aan de verworven rechten van de beheerder van het windturbinepark. De mogelijkheid voor een lidstaat om zich in dit verband te beroepen op het beginsel van procesautonomie, wordt volgens het arrest van 17 november 2016, Stadt Wiener Neustadt (C-348/15, EU:C:2016:882, punt 40), beperkt door het doeltreffendheids- en het gelijkwaardigheidsbeginsel.

44 Voorts volgt uit het arrest van 14 juni 2007, Medipac-Kazantzidis (C-6/05, EU:C:2007:337, punt 43), dat de beheerder van het windturbinepark is onderworpen aan de uit de Unierichtlijnen voortvloeiende verplichtingen,… (…)

73 De omstandigheid dat een dergelijke beoordeling vooraf dient te worden uitgevoerd, vindt haar rechtvaardiging in de noodzaak dat de bevoegde instantie in het besluitvormingsproces zo vroeg mogelijk rekening houdt met de milieueffecten van alle technische plannings- en beslissingsprocessen om het ontstaan van vervuiling of hinder van meet af aan te vermijden, in plaats van later de gevolgen ervan te bestrijden (arresten van 3 juli 2008, Commissie/Ierland, C-215/06, EU:C:2008:380, punt 58, en 26 juli 2017, Comune di Corridonia e.a., C-196/16 en C-197/16, EU:C:2017:589, punt 33). (…)

(…) 75 Krachtens het in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking zijn de lidstaten evenwel verplicht de onwettige gevolgen van deze schending van het Unierecht ongedaan te maken. Deze verplichting geldt ten aanzien van elk orgaan van de betrokken lidstaat en met name ten aanzien van de nationale autoriteiten die in het kader van hun bevoegdheden verplicht zijn alle nodige maatregelen te treffen om het verzuim van een milieueffectbeoordeling te herstellen, bijvoorbeeld door een reeds verleende vergunning in te trekken of op te schorten, teneinde een dergelijke beoordeling alsnog te verrichten (zie in die zin arresten van 7 januari 2004, Wells, C-201/02, EU:C:2004:12, punt 64, en 26 juli 2017, Comune di Corridonia e.a., C-196/16 en C-197/16, EU:C:2017:589, punt 35). (…)

(…)89 Om te beginnen zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak een lidstaat zich niet mag beroepen op bepalingen, praktijken of situaties van zijn interne rechtsorde ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van uit het Unierecht voortvloeiende verplichtingen (arresten van 2 december 2014, Commissie/Griekenland, C- 378/13, EU:C:2014:2405, punt 29, en 24 januari 2018, Commissie/Italië, C-433/15, EU:C:2018:31, punt 56 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Hieruit volgt dat Ierland de niet-uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het arrest van 3 juli 2008, Commissie/Ierland (C-215/06, EU:C:2008:380), niet kan rechtvaardigen door zich te beroepen op nationale bepalingen… (…)

(…) 75 Krachtens het in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking zijn de lidstaten evenwel verplicht de onwettige gevolgen van deze schending van het Unierecht ongedaan te maken. Deze verplichting geldt ten aanzien van elk orgaan van de betrokken lidstaat en met name ten aanzien van de nationale autoriteiten die in het kader van hun bevoegdheden verplicht zijn alle nodige maatregelen te treffen om het verzuim van een milieueffectbeoordeling te herstellen, bijvoorbeeld door een reeds verleende vergunning in te trekken of op te schorten, teneinde een dergelijke beoordeling alsnog te verrichten (zie in die zin arresten van 7 januari 2004, Wells, C-201/02, EU:C:2004:12, punt 64, en 26 juli 2017, Comune di Corridonia e.a., C-196/16 en C-197/16, EU:C:2017:589, punt 35). (…)

(7)

7

(…) 115 Wat in de eerste plaats de ernst van de inbreuk betreft, zij eraan herinnerd dat de doelstelling van milieubescherming één van de wezenlijke doelstellingen van de Unie vormt en een zowel sector- overschrijdende als fundamenteel karakter heeft (zie in die zin arrest van 28 februari 2012, Inter-Environnement Wallonie en Terre wallonne ,C-41/11,EU: C : 2012: 103, punt 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak)

116 De milieueffectbeoordeling als bedoeld in richtlijn 85/337 is één van de fundamentele mechanismen van milieubescherming daar zij het mogelijk maakt om van meet af aan het ontstaan van vervuiling of hinder te vermijden, in plaats van later de gevolgen ervan te bestrijden, zoals in punt 73 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht.

(…) 117 Overeenkomstig de in punt 75 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak verlangt het Unierecht dat de lidstaten in geval van niet-nakoming van de milieueffectbeoordelingsverplichting tenminste de daaruit voortvloeiende onwettige gevolgen ongedaan maken (zie in die zin arrest van 26 juli 2017, Comune di Corridonia. e.a., C-196/16 en C-197/16, EU:C:2017:589, punt 35) (…)

(…) Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart:

1) Door niet alle maatregelen te hebben getroffen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest van 3 juli 2008, Commissie/Ierland (C-215/06, EU:C:2008:380), is Ierland zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 260, lid 1, VWEU niet nagekomen.

2) Ierland wordt veroordeeld om aan de Europese Commissie een forfaitaire som van 5 000 000 EUR te betalen.

3) Ierland wordt veroordeeld tot betaling aan de Commissie van een dwangsom van 15 000 EUR per dag, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak van het onderhavige arrest tot de datum van uitvoering van het arrest van 3 juli 2008, Commissie/Ierland (C-215/06, EU:C:2008:380).

4) Ierland wordt verwezen in de kosten. (…)

Het Europese Hof van Justitie spreekt zich in dit arrest uit, in niet mis te verstane bewoordingen, over het structureel weglaten van de passende milieubeoordeling bij de totstandkoming van windparken, omdat die beoordeling een fundamenteel mechanisme is ter voorkoming van toekomstige milieuschade.

De rechten van de ondernemers zijn ondergeschikt aan het milieu.

Bij niet-nakoming van de milieubeoordelingsverplichting dient men de daaruit voortvloeiende wettelijke gevolgen ongedaan te maken.

Het Hof hekelt de lakse houding van de lidstaat.

En het wijst op het fundamentele karakter van preventieve milieubescherming als één van de wezenlijke doelstellingen van de Unie, voorafgaand aan vergunning, die we eveneens niet terugzien in het huidige Vlaamse plaatsingsbeleid, noch in onderhavige dossiers. Ook hier heeft men verzuimd aan de passende voorafgaande beoordeling in het kader van de richtlijnen, vergunning is derhalve niet mogelijk.

8. Het structureel ontbreken van de Plan-MER’s maakt vergunning van ‘instrumenten’ onmogelijk Binnen de klimaat-/milieurichtlijnen uit dec. 2018, maar ook in die van 2009, werd de lidstaten opgedragen een Nationaal Klimaat en Energieplan, NECP (eerder een NREAP) op te maken en daarin de gemotiveerde instrumentkeuze vast te leggen na een alternatievenstudie (met nul-optie) en daarbij de gehele milieuwetgeving van de EU te respecteren:

RICHTLIJN (EU) 2018/2001 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen:

(…) (45) De samenhang tussen de doelstellingen van deze richtlijn en het overige milieurecht van de Unie moet gewaarborgd worden. Met name tijdens de beoordelings-, plannings- of vergunningsprocedures voor installaties voor energie uit hernieuwbare bronnen, dienen de lidstaten rekening te houden met het gehele milieurecht van de Unie en met de bijdrage van energie uit hernieuwbare bronnen aan de milieu- en klimaatveranderingsdoelstellingen, in het bijzonder in vergelijking met installaties voor energie uit niet- hernieuwbare bronnen. (…)

De klimaatrichtlijnen leggen lidstaten op om ook de Verdragen van Espoo en Aarhus te respecteren (ook via de milieurichtlijn 2003/4/EG).

(8)

8

Het ACCC, het Aarhus Convention Compliance Committee, heeft de Europese Commissie en de lidstaten er meteen op gewezen, in februari 2019, dat art.7 van de Aarhus Conventie integraal gerespecteerd dient te worden bij de opstelling van een NECP door de lidstaten).

Concluderend, men dient o.a. de plan-MER richtlijn 2001/42/EU aan te wenden als door Europa verplicht gereedschap om tussen Europese klimaatopdracht en de vergunning van instrumenten te velde minstens de geïncorporeerde alternatievenstudie met nul-optie te kunnen uitvoeren als onderdeel van een plan-MER, logischerwijs gelijklopend met het nationaal of gewestelijk klimaatplan, wanneer men dat niet al op een equivalente wijze had gedaan. België heeft dat betreffende de gehele keten nagelaten.

Echter wanneer de alternatievenstudie op strategisch planmatig niveau overgeslagen wordt vergunt men instrumenten waarmee men mogelijk niet aan de klimaatopdracht voldoet, althans het bewijs ligt niet voor dat een ander instrument niet effectiever en maatschappelijk aanvaardbaarder zal zijn.

Een transitie om klimaatredenen met concrete bepalingen, cijfers, voorwaarden met een territoriale uitwerking, dat concreet de weg baant tot vergunning van bepaalde instrumenten binnen een bepaald tijdschema, hier windparken met exact genoemde aantallen windturbines en opgestelde vermogens, welk significante milieueffecten zullen hebben, dient o.i. gezien te worden als een plan of programma in het kader van de SMB- richtlijn, en benodigd dus een passende planmatige beoordeling in het kader van die richtlijn.

Art. 3 lid 2a, richtlijn 2001/42/EU:

(…) 2. Subject to paragraph 3, an environmental assessment shall be carried out for all plans and programmes, (a) which are prepared for agriculture, forestry, fisheries, energy, industry, transport, waste management, water management, telecommunications, tourism, town and country planning or land use and which set the framework for future development consent of projects listed in Annexes I and II to Directive 85/337/EEC, or… (…) De belangrijkste vraag is hoe wordt 'het kader voor de toekomstige ontwikkelingstoestemming’ geïnterpreteerd en daarvoor is de volgende zaak belangrijk:

Gevoegde zaken C-105/09 en C-110/09, Terre wallonne ASBL en Inter-Environnement Wallonie ASBL / Region wallonne [2010] Jurispr. I-05611 (‘Inter-Environnement’).

De conclusie van AG Kokott in de punten 60-67, van 4 maart 2010, Gevoegde zaken C-105/09 en C-110/09, Terre wallonne ASBL tegen Région wallonne

(…) 67. Samenvattend dient dus te worden vastgesteld dat een plan of een programma een kader vormt, voor zover besluiten worden genomen die invloed uitoefenen op de mogelijke toekenning van toekomstige vergunningen voor projecten, in het bijzonder wat de ligging, aard, omvang en gebruiksvoorwaarden of de toewijzing van hulpbronnen betreft. (…)

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=79351&pageIndex=0&doclang=NL&mode=l st&dir=&occ=first&part=1&cid=17852749

Ook na lezing van de milieurichtlijnen en de actuele rechtspraak daaromtrent (bijv. C290/15 en

C-24/19), kan niet met redelijkheid betwist worden dat ook het NECP, net als de nietig verklaarde omkaderende wetgevingen, gezien dient te worden als een plan of programma in het kader van de richtlijn 2001/42/EU.

De Unie legt haar lidstaten op, bij plannen en programma’s die significante gevolgen kunnen hebben voor mens en milieu zoals de energietransitie, vooraf te garanderen dat aangewende instrumenten aantoonbaar doeltreffend zijn binnen de (milieu-, klimaat-) context en voorziet daartoe in een stringent te volgen werkwijze (strategisch planmatig milieuonderzoek met een alternatieven-onderzoek, richtlijn 2001/42, waarna pas een projectmatige milieubeoordeling volgt, richtlijn 2014/52) en men zich kan gaan verdiepen in de zeer plaatselijke ruimtelijke context en de specifieke mogelijkheden onderzoekt van een bepaald gebied.

Bovenstaande betekent concreet dat zowel België als Vlaanderen minstens een plan-MER moesten uitvoeren gelijklopend met het schrijven van een klimaatplan of eerder het NREAP, waarin men samen met het betrokken publiek de ‘instrumentkeuzes’ wetenschappelijk onderbouwde.

Men mag de overkoepelende Europese klimaatopdracht namelijk niet opsplitsen in een aantal verschillende deelmaatregelen/beoordelingen om daarmee de SMB-verplichting voor dat totaalprogramma te ontwijken.

(9)

9

Uit niets blijk dat de vergunning van het gevraagde zou kaderen binnen de milieudoelstellingen geformuleerd in het nationaal Energie- en Klimaatplan.

Zijn deze windturbines zonder die strategische planmatige voorafgaande milieubeoordeling in dat licht vergunbaar en zijn afgeleverde vergunningen wel handhaafbaar en is exploitatie daarvan in strijd met de Europese regels?

ARREST VAN HET HOF, 25 juni 2020 In zaak C-24/19, de onwettigverklaring van het Vlaamse windmolenkader:

(…) 70 Hoewel het besluit en de omzendbrief van 2006 geen compleet geheel van normen voor de bouw en exploitatie van windturbines lijken te vormen, heeft het Hof reeds verduidelijkt dat het begrip „groot pakket van criteria en modaliteiten” op een kwalitatieve en niet op een kwantitatieve manier moet worden begrepen. Er moet immers een halt worden toegeroepen aan mogelijke strategieën ter ontwijking van de in richtlijn 2001/42 neergelegde verplichtingen, die de vorm kunnen aannemen van een fragmentering van de maatregelen, waardoor aan de nuttige werking van deze richtlijn afbreuk wordt gedaan (zie in die zin arresten van 7 juni 2018, Inter-Environnement Bruxelles e.a., C-671/16, EU:C:2018:403, punt 55, en 12 juni 2019, CFE, C-43/18, EU:C:2019:483, punt 64). (…)

(…) 81 Om te beginnen is volgens artikel 1 van richtlijn 2001/42 de wezenlijke doelstelling van deze richtlijn ervoor te zorgen dat plannen en programma’s die aanzienlijke effecten op het milieu kunnen hebben, bij hun voorbereiding en vóór hun vaststelling worden onderworpen aan een milieubeoordeling.

82 Daar in deze richtlijn geen bepalingen te vinden zijn betreffende de gevolgen die moeten worden verbonden aan een schending van de daarin vastgestelde procedurele bepalingen, dienen de lidstaten in het kader van hun bevoegdheden alle noodzakelijke algemene en bijzondere maatregelen te treffen om te verzekeren dat alle

„plannen” of „programma’s” die „aanzienlijke milieueffecten” in de zin van deze richtlijn kunnen hebben, worden onderworpen aan een milieubeoordeling overeenkomstig de in deze richtlijn vastgestelde procedurevoorschriften en criteria (zie in die zin arrest van 28 juli 2016, Association France Nature Environnement, C-379/15, EU:C:2016:603, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak). (…)

(…) 88 Indien zou blijken dat inderdaad nog niet is begonnen met de realisatie van het windturbineparkproject, lijkt het hoe dan ook niet noodzakelijk om de gevolgen van de vergunning van 30 november 2016 te handhaven gedurende de tijd die nodig is om de door het besluit en de omzendbrief van 2006 voorgeschreven milieubeoordeling uit te voeren (zie in die zin arresten van 26 juli 2017, Comune di Corridonia e.a., C-196/16 en C-197/16, EU:C:2017:589, punt 43, en 28 februari 2018, Comune di Castelbellino, C-117/17, EU:C:2018:129, punt 30). Het zou dan aan de verwijzende rechter staan om de vergunning die is afgegeven op basis van het „plan”

of „programma” dat zelf is vastgesteld met voorbijgaan aan de verplichting om een milieubeoordeling te verrichten, nietig te verklaren (zie naar analogie arrest van 28 februari 2012, Inter-Environnement Wallonie en Terre wallonne, C-41/11, EU:C:2012:103, punt 46).

89 Die nietigverklaring zou volgens de in punt 83 van het onderhavige arrest aangehaalde beginselen ook moeten plaatsvinden indien blijkt dat de uitvoering van het windturbineparkproject al is gestart of zelfs al is afgerond. (…)

Wordt bij het ontbreken van, of opsplitsing van de globale milieubeoordeling en het negeren van de logische procesvolgorde de goede werking van de (milieu-) klimaatrichtlijnen 2009/28, 2018/1999 en 2018/2001 wel verzekerd?

Perscommuniqué EHvJ, 25 juni 2020, nr. 77/20:

(…) Het hoge milieubeschermingsniveau dat richtlijn 2001/42 beoogt te waarborgen door plannen en programma’s met mogelijkerwijs aanzienlijke milieueffecten aan een milieubeoordeling te onderwerpen, strookt bovendien met de vereisten die de Verdragen en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie stellen op het gebied van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu.

Deze doelstellingen zouden in gevaar kunnen komen door een restrictieve opvatting die een lidstaat de mogelijkheid geeft om zich te onttrekken aan de milieubeoordelingsplicht door de vaststelling van plannen of programma’s doelbewust niet verplicht te maken.

Tot slot heeft het Hof erop gewezen dat de ruime uitlegging van het begrip „plannen en programma’s” ook in overeenstemming is met de internationale verbintenissen van de Unie. (…)

(10)

10

“It is illegal to split the assessment requirement into the assessment of a number of part measures, while failing to assess the overall programme as a whole.”

De noodzakelijkheid van een diepgaande passende milieubeoordeling voorafgaand aan vergunning, waarbij alle stakeholders op het moment dat alle opties nog op tafel liggen betrokken worden is duidelijk; Dit is extreem complexe technische materie die input behoeft van onafhankelijke deskundigen, dat betrokken publiek en begrip van internationale best practice. Hernieuwbare energie en windenergie in het bijzonder zijn zeer complexe onderwerpen met grote milieu-impact en dito financiële en maatschappelijke gevolgen.

Men heeft in België reeds sterk ingezet op hernieuwbaar en intuïtief meer dan 982 onshore windturbines vergund maar dus zonder voorafgaande strategische milieubeoordeling en de geassocieerde publieke participatie binnen de besluitvorming.

Om evidente redenen staat dus in de richtlijn 2009/28 en de (klimaat- en energiegebruik-) milieurichtlijnen uit december 2018, 2018/1999 en 2018/2001, dat bij de uitvoering door de lidstaten ervan, de gehele milieuwetgeving van de Unie onverminderd van kracht blijft, men dient daar dan wel de juiste invulling aan te geven. Dat is ook hier echter nog niet gebeurd.

België, maar ook de medeverantwoordelijke professionele aanvrager waarvan verondersteld moet worden dat hij de wet behoort te kennen, handelen inzake de transitie, hier de vergunningaanvraag voor een windpark, structureel in strijd met de SMB richtlijn.

Deb Vlaamse overheid ook betreffende de andere schakels van de keten van klimaatrichtlijn tot de fysieke uitvoering van ‘instrumenten’ te velde, die allen het door de EU vereiste hoge beschermingsniveau dienen te waarborgen.

Men kan haast hebben, maar dat neemt niet weg dat de Europese verplichting, om de juiste plan-MER’s uit te voeren waarbinnen art. 7 van het Verdrag van Aarhus gerespecteerd wordt, een alternatievenstudie met reële nuloptie wordt uitgevoerd met respect naar de drie pijlers van Aarhus, dus na zowel actieve als passieve verstrekking van objectieve dus relevante milieu informatie het actief verlenen van een praktisch uitvoerbaar medebeslissingsrecht op het moment dat alle opties nog open staan, en het omvormen van de rechtsgang voor de burger naar snel, betrouwbaar, effectief en goedkoop, onverminderd blijft gelden.

Bovendien duidt art.10 van de plan-MER richtlijn 2001/42 op de passende beoordeling van plannen en programma’s in een vroeg stadium om de negatieve gevolgen tijdig te kunnen identificeren en passende herstellende maatregelen te kunnen nemen.

Is er dus wel aan de Europese verplichtingen in de zin van correcte naleving van de SMB-richtlijn voldaan, of beter, werd daaraan voldaan vóór men dit openbaar onderzoek is gestart voor deze aanvraag, welke bijvoorbeeld in deze context van het Windpark Tongeren-Riemst-Bassenge-Juprelle-Oupeye, niet als solitair gezien kan worden maar zonder enige redelijke twijfel deel uitmaakt van de genoemde grensoverschrijdende milieutechnische eenheid?

Men dient hier te concluderen dat van Europa géén fragmentatie van de globale milieubeoordeling mag plaatsvinden en de milieugevolgen van het niet naleven van de SMB richtlijn ongedaan moeten worden gemaakt door de lidstaat, zo is ook de vergunning van bovenstaand windpark of onderdelen daarvan manifest onmogelijk.

Men dient eveneens te concluderen dat het Windplan Limburg 2012 en 2014 inhoudelijk volledig achterhaald is door de aanzienlijk toegenomen grootte van windturbines en er geen planmatige strategische milieubeoordeling als bedoeld in de richtlijn 2001/42/EU aan vooraf ging en dit dus geen enkele juridische waarde kent, daarmee ook zelfs niet richtinggevend beschouwd mag worden voor de zoekzone waarin deze windturbines in of nabij gepland zijn.

Maar dat geldt ook voor Windplan Vlaanderen, volledig gedateerd en irrelevant, een witboek, het RSV, Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan, TACO2, RSPL, Burgemeestersconvenant voor Klimaat en Energie, Omzendbrief RO/2014/02, Gewestplan, BPA’s, RUP’s, PRUP’s, GRUP’s, en de VCRO of de sectorale normen windturbines binnen Vlarem II.

Geen enkele werd namelijk vergezeld van dat wat nodig is om de daarin voorbarig gemaakte instrumentkeuzes op bepaalde locaties wettig te kunnen motiveren in het kader van een passende milieubeoordeling en aan die keuzes dus een richtinggevende, laat staan concrete ruimtelijke invulling te bedelen.

(11)

11

Bovendien is er aan het Industriepark Tongeren-Oost en de uitbreiding mogelijk wel een RUP voorafgegaan maar zeker geen al 19 jaar verplichte voorafgaande plan-MER. Waarmee er dus geen enkele passende milieubeoordeling in het kader van de richtlijn heeft plaatsgevonden betreffende de locatiekeuze voor windturbines. Deze dient hier dus als willekeurig beschouwd te worden temeer omdat ook voorafgaand aan de omzendbrief elke passende milieubeoordeling in het kader van de richtlijn is uitgebleven en deze bovendien vanwege een ontbrekende voorafgaande milieubeoordeling definitief onwettig is verklaard is door het Europese Hof van Justitie.

Citaat uit het klimaatplan:

“Blijven inzetten op milieueffectrapportage voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen. We willen ook een grondige analyse maken van de instrumenten die in de ruimtelijke planning worden gehanteerd..”

“We zetten verder in op MER voor het bereiken van de klimaatdoelstelllingen.”

Loze woorden wanneer men daar rond de realisatie van Windpark Tongeren-Riemst-Bassenge-Juprelle-Oupeye, in de praktijk daar geen enkel praktisch gevolg aan geeft.

9. ‘The Red Light Zone’ Tongeren-Oost,

Milieubeoordeling Windvision in dit dossier betreffende hinder van bebakeningsverlichting, tart alle verbeelding:

“De lichtsterkte en de kleur van de lichtbebakening is aangepast aan het dagdeel. Zo is er overdag een wit pinklicht en tijdens de avond- en nachtperiode een rood pinklicht met beperkte lichtsterkte. In tegenstelling tot wit licht, verstoort rood licht de slaap niet, waardoor er naar de omwonenden toe geen effecten verwacht worden.”

De realiteit is naar alle waarschijnlijkheid een heel andere:

“Nacht:

• W-rood lichten ofwel obstakellichten medium intensiteit type B (2000 cd rood flitslicht);

• Ofwel verlichting aan de uiteinden van de wieken en obstakellichten lage intensiteit type A (10 cd rood vast licht) op de gondel.

• Steeds obstakellichten lage intensiteit type A (10 cd rood vast licht) op 40m hoogte op de mast.”

Let wel, Windvision heeft het hier over meedraaiende signaalverlichting aan de tippen van de rotorbladen, naast knipperende verlichting op ashoogte en op de mast. Mogelijk een verplichting die later opgelegd wordt indien de luchtvaart autoriteiten in een mogelijk later stadium dit beslissen, mogelijk afhankelijk van het aantal vergunningen dat nog volgt. We lezen dat ook in een aantal andere dossiers in hetzelfde projectgebied vanwege de korte afstand naar luchthavens en gelegen in de aanvliegroutes daarvan.

Windturbines zullen dus standaard uitgerust worden met beide opties.

Dus 78 maal 3 meedraaiende lichten boven onze provincie?

Men kan houden van een Vlaamse kermis langs ’s Heren autowegen, of permanent kerst zo u wilt, maar zijn de milieueffecten daarvan wel onderzocht? Het antwoord luidt: Neen.

Stel u eens voor dat mogelijk 78 windturbines hier gebouwd gaan worden met meedraaiende signaalverlichting.

Dus 78 maal 3 met tot 350km/u door de lucht vliegende lampen betekent 234 rode kometen door de lucht, en dat voor onbepaalde duur vergund.

Hier moet opgemerkt worden dat het Agentschap Wegen en Verkeer een mening heeft gevormd over voor het verkeer hinderende lichteffecten en draaiende windturbines.

“Voor zover wij weten is er nog geen onderzoek gevoerd naar de effecten van dergelijke verlichting op windturbines.

(12)

12

De effecten blijven echter beperkt, waardoor geen negatieve veiligheidseffecten verwacht worden. Omdat er toch enig effect op het gedrag werd waargenomen, werd wel aanbevolen om dergelijke windturbines niet te plaatsen op locaties waar een verhoogde aandacht van de bestuurder noodzakelijk is, zoals bij knooppunten of filegevoelige gebieden.

In het verleden werd ook een simulatoronderzoek uitgevoerd naar de effecten van vrij programmeerbare verlichte borden op de verkeersveiligheid (Mollu, Geraerts, Declercq, Brijs, 2016. Rijsimulatoronderzoek naar het effect op de verkeersveiligheid van vrij programmeerbare verlichte borden). Vrij programmeerbare verlichte borden worden geven boodschappen weer die vaak snel veranderen.

Dit is niet hetzelfde als verlichting op windturbines, maar wel gelijkaardig in die zin dat het gaat om veranderende verlichting.

Uit de rijsimulatorstudie bleek dat de aanwezigheid van dergelijke borden nabij een aandachtsverhogende situatie kan leiden tot hogere reactietijden. Dit kan nadelig zijn voor de verkeersveiligheid.

We kunnen geen concrete uitspraken doen omtrent de verlichte windturbines, maar op basis van de resultaten uit eerdere onderzoeken kunnen we dus verwachten dat de windturbines best niet geplaatst worden vlakbij aandachtsverhogende situaties zoals knooppunten, kruispunten, oversteekplaatsen...

AGENTSCHAP WEGEN & VERKEER, Stafdienst

Ook deze aanvrager Wind Vision toont in dit dossier twee zaken, namelijk dat er mogelijk meedraaiende rode lampen bevestigd gaan worden op de uiteinden van de rotorbladen, en ten tweede dat de luchtvaartautoriteiten pas ná vergunning en de bouw beslissen of dat inderdaad vereist wordt.

De toekomstige visuele hinderlijkheid van dit project hangt dus in hoge mate af van hoeveel windturbines er nog vergund zullen worden. Dit project kan nu dus niet individueel beoordeeld worden.

Dat betekent dat niet vooraf aan vergunning bekend is wat de milieueffecten zijn ná vergunning.

Maar dat is in strijd met de wet.

De vergunningsverlener dient daarom wanneer hij vergunt terdege rekening te houden met het worst case scenario, voor elke aanvraag. Maar dat betekent ook dat de vergunningverlener zonder voorafgaande passende milieubeoordeling voor de gehele milieutechnische eenheid, toch rekening moet houden met het feit dat er mogelijk 78 maal 3 rode lampen permanent door de lucht gaan zwieren (en hij na vergunning daarmee de wereldpers zal halen).

Defensie: LUCHTVAART:

“Het project bevindt zich in een zone van categorie E. Indien een obstakel 150m of hoger reikt, is bebakening van het ganse project vereist conform de normen vastgelegd voor het grondgebied van categorie E volgens Ref 4.

Wij vestigen uw aandacht op het feit dat indien de turbines zonder een conforme bebakening worden opgericht, Defensie elke verantwoordelijkheid afwijst in geval van latere problemen. Tevens behouden wij ons het recht voor de naleving van de voorschriften door alle rechtsmiddelen te bekomen.

Defensie kan bijgevolg geen definitief advies uiten voor wat de inplanting van de in het onderwerp vermelde windturbines betreft. Een definitief advies zal pas kunnen gegeven worden van zodra de resultaten van bovenvermelde studies gekend zijn.

Met de meeste hoogachting, De Chef van de Sectie Infrastructuur In opdracht

Signed by: Vincent DE SMET, ir Kapitein-commandant Bureel chef Domaniale Expertise”

Uit ander recent bezwaar tegen Aspiravi 2 WT in Bassenge:

“3.1.1.7 Balisage , C’est la circulaire GDF-03 du SPF Mobilité et Transport – section Transport aérien qui définit les prescriptions en matière de balisage des éoliennes sur le territoire belge. Dans le cadre de ce projet, les éoliennes sont situées en zone de catégorie A. Comme cela est rappelé dans l’avis de la Direction Générale Transport Aérien du SPF Mobilité et Transports (DGTA ci-après) repris en annexe 2, les éoliennes de hauteur totale supérieure à 150 m par rapport au niveau du sol doivent faire l’objet d’un balisage particulier en zone catégorie A, comme cela est illustré à la figure suivante.

Le Demandeur peut choisir entre plusieurs variantes de balisage de jour et de nuit. Le choix du Demandeur s’est porté sur le balisage entouré en bleu sur la figure ci-avant, qui consiste :

- En situation diurne, en une bande rouge sur le mât et sur chaque pale ainsi qu’un feu « 20.000 cd » sur la nacelle;

- En situation nocturne, en des feux d’obstacles de faible intensité (feu rouge à éclats de 10 cd) sur le mât additionnés de feux

« W-rouge, 2000 cd » sur la nacelle.

Il s’agit en effet du balisage le moins impactant d’un point de vue paysager.

(13)

13

Naar onze informatie is deze voorstelling van zaken niet correct en de keuze zeker niet vrijwillig.

Het is circulaire GDF-03 van de FOD Mobiliteit en Transport - Luchtvervoer die de vereisten definieert voor het markeren van windturbines op Belgisch grondgebied. Die pas NA vergunning beslist over de vereiste vorm van de licht-bebakening.

Dat gebeurt zo ook in Vlaanderen waar windturbines zijn vergund die onder dezelfde cirkel en eisen van de luchtvaartautoriteiten vallen. Het is dus geen vrije keuze!

We zien in het dossier dat de aanvrager de meedraaiende verlichting op de rotorbladen dan ook omcirkelt:

The Red light zone Tongeren-Oost, in het geval er maar twee windturbines vergund zouden zijn, wat niet het geval is.

Ook deze aanvraag heeft dus géén rekening gehouden met de effecten van de bebakeningsverlichting op mens en milieu, niet op het gedrag van insecten en vleermuizen, maar ook niet op de effecten op de rest van de fauna, laat staan op de vele Natura 2000 gebieden in de buurt. Maar de effecten op de mens zijn minstens zo belangrijk.

(14)

14 10. Radarhinder

Bovendien is het probleem met de radar van Glons van de baan door sluiting van de die radarpost.

Maar het probleem met de radar voor luchthaven Luik en mogelijk Maastricht is nog helemaal niet opgelost.

Een paar solitaire windturbines zouden volgens Skeyes de radar niet erg hinderen, maar een “muur” van tientallen windturbines in de streek van Tongeren, Riemst, Bassenge, Juprelle, Oupeye, duidelijk wel.

Ook hier stuiten we dus op hetzelfde probleem;

Het gaat niet om de vergunning van een paar solitaire windturbines maar manifest wel om een geografisch omlijnde milieutechnische eenheid van ongeveer 78 windturbines, die een globale beoordeling vereist.

Directoraat-generaal Luchtvaart

Directie Luchtruim, Luchthavens en Toezicht Luchthavens:

“Geachte Heer,

Naar aanleiding van de bovenvermelde brief, deel ik u mee dat het Directoraat-generaal Luchtvaart, na consultatie van Skeyes en Defensie, momenteel, bij gebrek aan definitief advies van Defensie, geen positief advies kan geven voor het oprichten van 2 windturbines te Tongeren-Oost met een hoogte van 200m AGL (boven het natuurlijk grondniveau).

Aangezien de betrokken windturbines gelegen zijn in de LOS (Line Of Sight) van de radarsystemen van Bevekom, vraagt Defensie dat u, overeenkomstig haar radarbeleid, een "simple engineering study" indient. Op basis van deze studie zal Defensie haar definitief advies uitbrengen. In afwachting daarvan, adviseert het Directoraat- generaal Luchtvaart voorlopig negatief voor het project.

Wij vestigen er uw aandacht op dat, als de werken zouden uitgevoerd worden zonder rekening te houden met bovenvermelde opmerkingen, het Directoraat-generaal Luchtvaart in dat geval alle verantwoordelijkheid afwijst ingeval van eventuele problemen in verband met luchtvaart gebonden activiteiten. Het Directoraat-generaal Luchtvaart houdt zich tevens het recht voor om deze voorschriften te laten naleven met alle juridische middelen die hem ter beschikking staan.

Voor de Directeur-generaal, Serge Delfosse”

11. Seismische trillingen

Windturbines genereren infrageluid van 0-20Hertz en seismische trillingen, die niet beschouwd werden.

Voor Riemst en omgeving is dat echter zeer noodzakelijk omdat de stabiliteit van honderden kilometers in de ondergrond uitgehouwen ‘mergelgrotten’, een belangrijke toeristische attractie, dusdanig kritiek is dat er nog steeds met regelmaat instortingen voorkomen. (met als bekendste feit, de Roosburgramp, 23/12/1958, met 18 doden).

Vanwege cumulatie door meerdere synchroon draaiende windturbines zal interferentie optreden die zal leiden tot een exponentiele verhoging van zeer plaatselijke seismische trillingspieken.

Die een risico met zich mee kunnen brengen die men niet kan toeschrijven aan bijv. twee solitaire windturbines (studie Keele University, Scotland, Microseismic and Infrasound Montoring of Low Frequency Noise and Vibrations from Windfarms, uit 2005, toen de windturbines factor vier kleiner waren dan nu). Seismische trillingen verplaatsen zich afhankelijk van de ondergrond zeer ver.

Uit de studie: Pilar Stability and Large Scale Collapse of Abandoned Room and PillarLimestone Mines in South Limburg, The Netherlands, R.F Bekendam, blijkt dat de onderhavige groeven zich deels in een zeer lamentabele staat bevinden met groot risico op instorting, wat hier dan ook met regelmaat voorkomt.

De studie: Sinkhole Formation above Underground Limestone Quarries: A case study in South Limburg, door:

M.van den Eeckhout, KU Leuven brengt de oorzaak, historiek en impact daarvan in kaart.

SEISMISCHE STUDIE KEELE UNIVERSITY

‘Microseismic and Infrasound monitoring of Low Frequency Noise and Vibrations from Windfarms’

https://www.keele.ac.uk/geophysics/appliedseismology/wind/Final_Report.pdf

Bovenstaande studies doen ons meer dan vermoeden dat hier grote voorzichtigheid geboden is. In Schotland plande men windparken. Na voorafgaand seismologisch onderzoek moesten de toenmalige kleine windturbines uiteindelijk buiten een cirkel met een diameter van 60 kilometer verwijderd blijven vanwege gevaar voor het functioneren van een trillingsgevoelige installatie (Eskaldemuir). Deze seismologische studie van de Keele University in Schotland toonde aan dat destijds zelfs aanzienlijk kleinere windturbines zeer ver dragende seismische trillingen produceren.

Siemens bevestigt dat windturbines seismische trillingen veroorzaken.

(15)

15

De gemeente Riemst verwacht een gedegen MER onderzoek, dat o.a. ook de impact van de door meerdere in cadans draaiende windturbines gegenereerde seismische trillingen in de deels instabiele ondergrond van Riemst in kaart brengt, die volgens wetenschappers een tastbaar en onaanvaardbaar risico kunnen opleveren voor de stabiliteit van het honderden kilometers lange historische gangenstelsel van mergelgroeven in de ondergrond van Riemst, Bassenge en Maastricht.

(16)

16

Uit de brief van de Gemeente Riemst naar de Vlaamse Regering, de Minister van Omgeving Natuur en Landbouw, van 26/10/2017:

“In kader van de lopende vergunningsprocedure voor het bouwen van drie windturbines met bijhorende infrastructuur te Millen, Riemst, geven wij hierbij graag nog extra duiding bij het ongunstig advies dat door het college van burgemeester en schepenen werd verleend.

In de nabijheid van de aanvraag bevinden zich ondergrondse mergelgroeves. Deze groeves bevinden zich gedeeltelijk ook in bebouwde zones en verkeren soms in onstabiele toestand. Tot nog toe is het onduidelijk wat de invloed van seismische trillingen vanwege de windturbines is op deze mergelgroeves en de daarboven liggende bebouwing. Het gemeentebestuur wil dan ook een onderzoek hierover laten uitvoeren, over een representatieve tijdsspanne, om mogelijke negatieve effecten op en schade aan de ondergrondse mergelgroeven en de bovenliggende bebouwing te voorkomen.

Wij hopen ten zeerste dat de Vlaamse Overheid ons hierin zal steunen.”

“De windturbines worden midden in buitengebied en overwegend open ruimte ingeplant. Net deze open ruimte en het open landbouwgebied zijn kenmerkend en typerend voor de gemeente Riemst, Tongeren, Haspengouw. De voorziene inplanting in open ruimte gaat in tegen het ruimtelijke beleid dat de gemeente Riemst wenst te voeren, in het bijzonder met betrekking tot het vrijwaren van de open ruimte. De ruimtelijke draagkracht van het gebied wordt overstegen. Het vrijwaren van de open ruimte is bovendien één van de speerpunten uit het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.

Het feit dat de windturbines gereduceerd moeten worden in hun werking geeft feitelijk aan dat enerzijds de inplanting van de windturbines niet optimaal is, en anderzijds de windturbines overgedimensioneerd zijn.

Het gemeentebestuur wenst de geplande initiatieven niet enkel individueel te beoordelen maar binnen een ruimer kader te plaatsen en te beoordelen, zeker gezien de verschillende windturbineprojecten die in de omgeving worden gepland. Het betreft dan zowel projecten op Vlaams als op Waals grondgebied.

Het gemeentebestuur is tevens vragende partij om een (taal}grensoverschrijdend overleg te voeren bij de inplanting van windturbineprojecten. Zowel de hinderaspecten als de ruimtelijke aspecten moeten grensoverschrijdend onderzocht en beoordeeld worden.”

Tevens heeft Riemst in de brief naar de minister verzocht om een passende (plan-)MER, men wil financiële tussenkomst van de minister betreffende wetenschappelijk onderzoek dat men wil laten uitvoeren bij bijvoorbeeld het Nederlandse TNO (offerte).

Een onderzoek dat de gevolgen van door windturbineparken veroorzaakte seismische trillingen in kaart moet gaan brengen ten aanzien van die in hoge mate instortingsgevoelige mergelgrotten.

Alle bijkomende risico's door externe risicofactoren zoals windparken met 200m hoge windturbines binnen enkele kilometers afstand, moeten vanzelfsprekend vermeden worden.

(17)

17

12. Bijkomende risico’s door vergunning van windturbines zijn vermijdbare risico’s.

Uit contact met alle in seismologie gespecialiseerde instanties in Vlaanderen en Nederland blijkt dat men overtuigd is van de ernst van de problematiek en men komt tot een mondelinge uniforme conclusie:

- Er zijn onduidelijkheden omtrent de seismologische emissies/milieueffecten van windparken.

- Wanneer meer zekerheid gewenst is over mogelijke risico’s, is onderzoek aangewezen - Om de potentiële bijkomende instortingsgevaren in kaart te kunnen brengen is een gedegen

onderzoek nodig.

Indien op een dag een aan trillingen onderhevige oude dakconstructie het begeeft doordat de laatste cruciale

verroeste spijkers het niet meer houden dan kan men zich afvragen wat de instorting veroorzaakt heeft.

De laatste fatale trilling hoeft namelijk niet sterker geweest te zijn dan alle voorgaande, maar heeft er wel mede voor gezorgd dat het gebouw is ingestort.

Met steenachtige constructies, bodemstructuren of lagen die aangetast zijn door vele oorzaken zoals langdurige water insijpeling, vorstschade, aardbevingen of wat men maar kan aandragen, is het mogelijk niet anders en ook die kunnen het op een dag ook begeven wanneer een bepaalde trilling de laatste druppel was.

Het is niet uitgesloten dat seismische trillingen van aantallen windturbines die synchroon draaien en via interferentie op bepaalde plaatsen een cumulatie van trillingen kunnen veroorzaken, niet die laatste fatale druppel zouden kunnen vormen. De vraag wat de instorting veroorzaakt heeft is slechts belangrijk voor de verzekeringsmaatschappij die zal willen onderzoeken of de instorting voorkomen had kunnen worden, en door wie. Maar de belangrijkste vraag is de volgende:

Is het wenselijk en kan een overheid beslissen, in de wetenschap dat elke trilling teveel kan zijn en fatale gevolgen kan hebben, om reeds gewaarschuwd, 2 tot 78 bijkomende risico- veroorzakers te vergunnen zonder voorafgaand fysiek en diepgaand onderzoek dat onbetwistbaar aantoont dat windturbines in deze streek cumulerend niet kunnen bijdragen aan instortingen, in welke mate dan ook?

We moeten hier denken aan de standstill-verplichting inzake voorkoming van risico's die een milieu- of gezondheidsschade kunnen bewerkstelligen en die de vergunningsverlener had kunnen voorzien of voorkomen.

Die verantwoordelijkheidsvraag in het geval van potentiele instortingen, mogelijk mede veroorzaakt door toedoen van bijkomende seismische trillingen die niet in eerste instantie technisch aan één windturbine zullen worden toegeschreven, maar aan bepaalde hoeveelheden windturbines wiens trillingen zich kilometers ver zullen voortplanten en zullen cumuleren en elkaar lokaal exponentieel kunnen versterken, werpt zich op.

13. De gevolgen van het werkelijk beoogde windpark en de onvolledigheid van dit dossier

Ook de rechtspraak van de Raad van State is ook in dit verband zeer duidelijk RvS 8 december 2011, nr.

216.731.:

“De milieueffectrapportage heeft tot doel de vergunningverlenende overheid toe te laten de weerslag van het gehele project op de mens en het leefmilieu na te gaan. Het kan niet de bedoeling van de decreetgever geweest zijn het project onder meerdere inrichtingen te laten opsplitsen teneinde de MER-plicht te omzeilen en alzo de hinder die er van het geheel uitgaat ten aanzien van de mens en het milieu niet te moeten rapporteren. Aan de door het decreet nagestreefde doelstelling zou ernstig afbreuk worden gedaan indien een project door het op te splitsen kon worden onttrokken aan de verplichte beoordeling van de milieueffecten ervan.”

Daar de stabiliteit van de mergelgroeven, destijds volgens Het Mijnwezen, niet berekenbaar is en slecht in kaart gebracht, is zeer moeilijk te voorspellen waar en wanneer er significante risico’s kunnen ontstaan voor de toeristisch uitgebate mergelgroeven, de Natura 2000 beschermde overwinteringsplaatsen voor vleermuizen zoals onder meer De Coolen op korte afstand van de projectlocatie.

(18)

18

Dat er een globale beoordeling moet komen is duidelijk, onduidelijk is waarom WINDVISION een aparte behandeling krijgt wat tegen het eerder gevoerde beleid van de provincie ingaat.

De bijkomende milieueffecten van het project werden onvoldoende belicht.

In het dossier werd niet gesproken over de dismantling costs. En de problematiek rond het afval na de exploitatiefase.

Een dergelijke windturbine bevat een (rare earth material) neodyniummagneet van een paar ton, de productie van dergelijke magneten kost volgens Amerikaans onderzoek een ton radioactief afval per ton magneet, de magneet van één turbine weegt 3 ton?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Twee van deze verklaringen werden al in 1987 door Lotte van de Pol genoemd in een artikel in het Tijdschrift voor Criminologie, maar door te verwijzen naar de hoge

In het derde deel van zijn boek getiteld ‘De lange schaduw van de Groote Oorlog ’ behandelt Pauwels de voortdurende droom van de elite van een terugkeer naar de ‘goede oude

Het toevoegen van glycerine aan een spuitvloeistof, die MnSO^ + suiker bevatte gaf alleen bij de laagste MnSO^ concentratie een lich­ te verbetering in de opname te zien-Bij

Kaartje 3 geeft per gemeente het percentage bedrijven met 5 of meer kavels, waaruit blijkt dat wat dit betreft het noordelijke deel van het gebied het gunstigst voor de dag

Laatstgenoemde groeistof heeft bovendien het voordeel dat het kroontje in veel mindere mate onder de kelk vastgehecht blijft (wat bij toepassing van andere groeistoffen

Mocht zijn betekenis voor zijn tijdgenoten veelal niet duidelijk zijn geweest, in de eerste helft van deze eeuw moeten toch velen reeds erkend en herkend

Table  3  Adapted  from  olycyclic  aromatic  hydrocarbons  and  metals  in  transplanted  Lichen  (Pseudovernia   furfuracea)  at  sites  adjacent  to  a

6.. hele beroepsvoorligtingsproses is en veral by die psigo-terapeutiese onderhoude 'n noodsaaklike katalisator. Beroepsvoorligting as een van die soorte voorligting