• No results found

In de aanvraag wordt geen aandacht besteed aan de mogelijke impact van windturbines op de gezondheid van de omwonenden. Nochtans blijkt in de wetenschappelijke literatuur ten overvloede dat er sprake is van dergelijke effecten op hieraan blootgestelde personen.

Ernstige vraagtekens worden geplaatst bij de wijze waarop de aanvrager de zeer onvolledige natuurstudie uitvoert en tot de conclusie komt dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Niet alle beschermde natuurgebieden in de buurt, zijn meegenomen in de aanvraag. Vele zelfs Europees beschermde diersoorten in de nabije omgeving zullen bedreigd worden, waaronder o.a. het vliegend hert, dassenpopulaties, akkervogels, roofvogels en vleermuizen. De geraadpleegde rapporten binnen de aanvraag zijn gedateerd en stammen uit de tijd dat windturbines en dus ook hun impact op de omgeving veel kleiner waren.

Belgische onshore windstroom, met 982 windturbines verzorgt bruto slechts 3-4 procent van de elektriciteitsbehoefte, dus 0,5 tot 0,66 procent van de totale Belgische energiebehoefte (cijfers Elia 2019).

Vlaamse onshore wind (542 windturbines) levert iets meer dan de helft daarvan, dus nog geen 2% van de elektriciteitsbehoefte, dus maximaal 0,33% van totale primaire energiebehoefte. Deze twee windturbines samen leveren ongeveer één tweehonderdzeventigste daarvan. Dit is onmeetbaar.

Dit marginale aandeel binnen de energievoorziening/CO2 reductie, staat in geen enkele relevantie tot de significante milieu impact van de onderhavige windturbines.

15. Manifest negatieve invloed op het toerisme

Het toerisme heeft het moeilijk in tijden van pandemieën die veel mensen op één plaats niet toelaten.

Vliegen naar verre bestemmingen is af te raden en veroorzaakt een bijkomende CO2-uitstoot die men niet met windturbines kan compenseren.

De focus zal daarom gelegd moeten gaan worden op binnenlands ruraal toerisme om de steden te ontlasten en te kunnen onthaasten in een open landelijk gebied waar het goed wandelen en fietsen is in een mensvriendelijke omgeving, de mens moet bewegen en uitrusten.

Deze aanvraag gaat voorbij dat er toerisme bestaat in deze streek.

Kan men ‘de feiten verdraaien’ of hier duidelijker geformuleerd; ongegeneerd zwijgen over de toeristische importantie van de streek, wanneer men de opdracht heeft de vergunningsverlener objectief te informeren?

De rechtstreekse uitwerking van dat structurele verzwijgen van de socio-economische impact van het gevraagde in dit dossier, kan zich uitstrekken over een vergunningsperiode van 30 jaar. De gevolgen van dit project voor mens en zijn welbevinden zijn voorafgaand nooit correct onderzocht, of zelfs helemaal niet.

In het dossier wordt manifest voorbijgegaan aan de impact op de getroffen Limburgse regio welke een zeer belangrijke toeristische waarde vertegenwoordigt.

Riemst telt alleen al 54 geregistreerde logiesverstrekkende bedrijven met 551 toeristische bedden, met een gemiddelde bezettingsgraad van meer dan 53%. Zes uitbatingen met meer dan 78 bedden zijn er alleen al in Millen.

Tongeren en Riemst samen zijn goed voor bijna 89.000 overnachtingen per jaar.

23

Aantal logies Millen Riemst Tongeren

B&B 1 11 18

Camperterrein 1 1 1

Hotel 1 5 4

Jeugdverblijf 0 1 0

Kamergerelateerd toeristisch logies 0 1 4

Vakantiewoning 5 34 25

TOTAAL 8 54 52

Toeristische capaciteit (aantal personen) Millen Riemst Tongeren

B&B 18 137 148

Camperterrein 8 8 96

Hotel 22 164 211

Jeugdverblijf 0 30 0

Kamergerelateerd toeristisch logies 0 27 13

Vakantiewoning 30 185 128

TOTAAL 78 551 596

Riemst aankomsten overnachtingen

januari 571 1.300

februari 841 1.727

maart 1.845 3.715

april 1.898 3.743

mei 1.652 3.348

juni 1.579 3.280

juli 2.577 6.540

augustus 2.198 6.508

september 1.730 3.470

oktober 1.539 3.050

november 1.537 2.750

december 1.560 2.550

TOTAAL 19.527 41.981

Tongeren aankomsten overnachtingen

januari 1.190 1.928

februari 1.419 2.359

maart 2.098 3.407

april 2.720 5.143

mei 2.559 4.329

juni 2.124 3.975

juli 2.578 4.760

augustus 2.781 4.991

september 2.249 3.966

oktober 2.053 3.772

november 1.926 3.338

december 1.836 2.971

TOTAAL 25.533 44.939

24

Bovenstaande imposante en vooral actuele cijfers van Toerisme Limburg zijn conservatief, maar geven toch een realistisch beeld over de grote importantie van de toeristische infrastructuur in de aan het project grenzende gemeenten Tongeren en Riemst.

Dit betreft een open landschap met typische geïsoleerde kerkdorpjes visueel aantrekkelijk en duidelijk herkenbaar als bakens in dat historische landschap, waarin voornamelijk gefietst en gewandeld wordt, zeker ook door de eigen bevolking van de streek. Wanneer een landschap toeristisch aantrekkelijk is, is het dat ook voor het eigen publiek dat daar kan ontspannen.

Dit gewaardeerde open landschap met bijzondere vergezichten is de absolute troef van de streek.

Het ruimtelijk beleid pocht met het streven om de ruimtelijke openheid maximaal te bewaren, het is één van de belangrijkste doelstellingen ook het visuele openheid van het landschap te bewaren, dat lukt niet wanneer de toeristische logiesverstrekkende bedrijven omringd worden door windturbines die het landschap onbetwistbaar zullen domineren tot op tientallen kilometers afstand.

Industriële windparken, visueel totaal dominant, zijn absoluut niet verenigbaar met die te behouden toeristische kwaliteit van het gewaardeerde landschap, zij vernietigen de toeristische waarde van de streek onherroepelijk.

Geen enkele studie ligt voor die aantoont dat eerder gemaakte beslissingen betreffende de uitbouw van het rurale toerisme en het huidige gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk stimulerend beleid daarrond, mag overschaduwd worden door de louter commerciële belangen van enkelen, die opportuniteiten zien in het binnenrijven van subsidies onder het mom van een algemeen belang, wat eveneens niet werd aangetoond binnen de juiste toepassing van de EU richtlijnen, waaronder 2018/1999/EU, 2018/2001/EU en de SMB richtlijn 2001/42/EU.

***

16. Resumerend:

Door systematisch voorbij te gaan aan de essentie van de Europese milieurichtlijnen tracht men hier juist deze grensstreek op te offeren om ‘doelstellingen’, die niets met deze streek te maken hebben, te behalen.

Echter men vergeet voor welke doelstellingen men zich reeds heeft geëngageerd. Het veiligstellen van een kwalitatieve woonomgeving en het toerisme samen met het conserveren van een landschappelijk zeer waardevolle leefomgeving voor duizenden omwonenden, is de feitelijke opdracht van de vergunningverlenende overheid.

Deze ondoordachte implementatie van een zeer grootschalig windpark is niet in overeenstemming met de noden van de regio. Die conflicteert juist met het bestaande algemeen belang en conflicteert met de vigerende wetgeving. De vergunning van de onderhavige windturbines maakt een onbetwistbaar deel uit van het totale grensoverschrijdende windpark en kan als zodanig niet apart vergund worden, laat staan zonder de relevante studies vooraf. Wil men niet gezamenlijk aan tafel dan kan men individueel geen projecten met grensoverschrijdende milieueffecten vergunnen, het Verdrag van Espoo komt in het gedrang.

Deze samenleving geeft geen absolute vrijheid aan ondernemers tot het plaatsen van windturbines, daar zijn goede redenen voor, de regels voorzien een vergunning. Vergunningsplicht beperkt de vrijheid van de één tegenover de ander, hier de vrijheid van Wind Vision omwille van de levenskwaliteit van de mensen van Riemst, Tongeren en Bassenge en omliggende dorpen. Het is aan de aanvrager te bewijzen dat hij mens en dier in deze omgeving geen schade berokkend, de aanvrager heeft niet aan die verplichting voldaan, hij werpt binnen de aanvraag zelfs een structureel gordijn op om de werkelijke impact te verhullen met louter financieel gewin als leitmotiv.

Het maatschappelijk belang van de plaatsing van deze windturbines (subsidiemolens) is niet aangetoond daar één hoge industriële windturbine marginaal bijdraagt aan onze totale Belgische energiebehoefte gezien de gemiddelde Belgische onshore productiefactor van 0,18 die Elia laat zien. Deze exemplaren zijn echter gepland in het verre Oosten van het land waar het maar half zo hard waait als aan de kust of op zee.

Deze windturbines zullen dus mogelijk geen ‘65 dagen per jaar op ‘functioneren’, (1577 vollasturen), maar mogelijk de helft.

25

Het beleidsorgaan dat ter zake telkens een concrete afweging maakt dient dus met grote voorzichtigheid te werk te gaan: als een ingreep of een beleidsmaatregel ernstige of onomkeerbare schade kan veroorzaken aan de samenleving of het milieu, dan dient de ingreep niet vergund te worden. Het betreft een concrete afweging. De overheid kan zich niet verbergen achter een louter formele controle op basis van achterhaalde regels en vernietigde wetgevingen. Dat is de essentie van de opdracht van de vergunningverlenende instantie.

De grondwet art. 23 laat weten dat ieder het recht heeft om een menswaardig leven te lijden, waartoe onder meer het “recht op een gezond leefmilieu” behoort. De spectaculaire voorgenomen veranderingen rond Tongeren, Riemst, Bassenge, Juprelle en Oupeye maken duidelijk dat er een probleem is wat dit betreft.

In milieuzaken kan de verantwoordelijkheid van de overheid vanuit een dubbel oogpunt bekeken worden: die verantwoordelijkheid kan rechtstreeks aan de orde zijn, wanneer de hinder rechtstreeks door de overheid is veroorzaakt; de overheid kan daarnaast ook verantwoordelijk zijn wanneer ze nalaat de rechten van de burgers behoorlijk te beschermen. Het is ingeval de verantwoordelijkheid van de overheid bekeken wordt vanuit het tweede oogpunt, dat mede rekening gehouden moet worden met de standstill-verplichting.

Zoals het Grondwettelijk Hof in onder meer de arresten nr. 87/2007 van 20 juni 2007, nr. 114/2008 van 31 juli 2008 en nr. 121/2008 van 1 september 2008 overweegt, in verband met art. 23 G.W. en het daarbij gewaarborgde recht op bescherming van een gezond leefmilieu, staat de standstillverplichting eraan in de weg dat de bevoegde overheid het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde regelgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat er daarvoor redenen zijn die verband houden met het (hier ontbrekende) algemeen belang.

De opvatting dat er slechts een gevoelige vermindering van het beschermingsniveau mag zijn, als er daarvoor

‘dwingende redenen’ zijn, vindt geen steun in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof (R.v.St., alg. verg. afd.

bestuursrpr., 17 november 2008, Coomans, nr. 187.998, ov. 18.1).

Is de beslissende overheid zich voldoende bewust van haar beschermende taak, en van het feit, ingeval ook zij de situatie nu niet volledig kan overzien, dat een stap op de plaats, dus een voorlopig moratorium, de enige juiste zou zijn?

Is de overheid wel gerechtigd om achter gesloten deuren de wél terdege voorbereidde invasie van windturbines nu te vergunnen, in de wetenschap dat de gevolgen daarvan op de mens, het dier en de leefomgeving niet wettelijk onderzocht en dus nu niet te overzien zijn en deze voor decennia het landschap ingrijpend zullen aantasten, zonder dat geheel duidelijk is waarom men dat zou toelaten en voor welk exact berekend en duidelijk omschreven doel, met dat Verdrag van Aarhus in het achterhoofd?

Heeft men nu het vereiste gedetailleerde beeld over wat de eventuele return op termijn, voor deze streek waard zou zijn? De return voor de betrokken overheden, voortkomend uit mogelijke financiële verbintenissen met de aanvrager conflicteert met de andere stoel waar adviserende en vergunnende overheden op zitten, die een volstrekte onpartijdigheid vereist. Reeds voor(in)genomen positieve advisering en vergunning van het gevraagde zou beïnvloed kunnen zijn door reeds aangegane financiële/contractuele verbintenissen met de windsector?

Het passeren van de plan-MER richtlijn in cascade, op het niveau van klimaatplan, omkaderende wetgeving en dus hier ook lokaal, conflicteert met de juiste uitvoering van de andere Europese milieurichtlijnen die ons een vergaande CO2-reductie opleggen. Daarmee ontstaan er aanzienlijke en onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu voor de huidige en toekomstige generaties.

Men kan niet om aan de ene richtlijn te voldoen de andere compleet negeren, zeker als in de richtlijn zelfs beschreven staat dat alle voorgaande onverminderd van kracht blijven.

Uit bovenstaande blijkt dat het eenvoudig gebruik maken van een Europees wettelijk instrument dat ook overheden effectief beschermt tegen het nemen van beslissingen die de essentiële bescherming van de burger in de weg staan, noodzakelijk is. Tot die tijd is een voorlopig moratorium de enige oplossing om de hogere

‘doelstellingen’ te kunnen behalen.

Dat volgt uit een juiste interpretatie van de richtlijnen.

26

De richtlijn 2002/49/EG, legt bovendien op regionale geluidskaarten te maken en die te gebruiken bij ruimtelijke planning en vergunning om de cumulerende geluidsbelasting van gebieden in kaart te brengen.

Het volstaat niet om per inrichting wettelijk in orde te zijn, het gaat om de cumulatie, het ene geluid gaat niet op in het andere, er is echter lang zo gedacht.

We denken aan toenemend agrarisch geluid, sterk toenemend vliegverkeer, toenemend wegverkeer, industrielawaai en daar boven op bijkomende geluidsoverlast van windparken. De WHO en de RIVM en de Bundestag zijn erg duidelijk, het gaat om het gecumuleerde geluid, de aard en het verschil in de hinderlijkheid ervan.

Nu blijkt het ten aanzien van de keuze van gebieden die geschikt zijn voor bijvoorbeeld windenergie niet eenvoudig te zijn wanneer de benodigde omkaderende wetgeving om milieuredenen nietig verklaard is door het Europese Hof van Justitie, Vlaanderen helemaal geen normen kent voor verkeerslawaai en ga zo maar door. Dit om aan te geven dat de voorbarige aanduiding van geschikte gebieden zeer moeilijk, mogelijk ondoenbaar is binnen de huidige context en dit in overleg met het betrokken publiek dient te gebeuren, binnen een aparte plan-MER voor bijvoorbeeld een grensoverschrijdend Windpark Tongeren-Riemst-Bassenge-Juprelle-Oupeye.

Bovendien is de omkaderende wetgeving fysiek ontoepasbaar op de huidige generatie.

Die ontbrekende plan-MER’s zijn dus niet slechts ‘formaliteiten’.

Er zijn dus twee problemen naast de verboden opsplitsing van de globale milieubeoordeling; zowel onwettigheid als fysieke ontoepasbaarheid van het wettelijk kader (ook in de buurlanden).

Getuigt het van goed bestuur wanneer men onder een dergelijke om milieuredenen door het Hof nietig verklaarde wetgeving nu nog zoveel mogelijk snel vergund, voordat uit een nieuwe, de burger mogelijk aanzienlijk beter beschermende wetgeving, volgt dat de huidige locaties ongeschikt zijn?

Hebben we dan een nieuwe wetgeving die overbodig blijkt omdat de ‘beschikbare locaties’ reeds ingevuld zullen zijn?

Wat zal de overheid de sector kunnen adviseren wanneer de eerste milieustakingsvorderingen succes blijken te hebben?

Voorstel voor decreet, http://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1584140 , Vlaams Parlement:

(…) De simpele en zuivere uitvoering van het arrest van 25 juni 2020 brengt bijgevolg een fundamentele rechtsonzekerheid met zich mee voor zowel bestaande als toekomstige windturbineparken, en dreigt een aanzienlijk negatievere impact op mens en milieu teweeg te brengen. Elk windturbineproject waarbij de VLAREM-normen werden of worden toegepast en waarbij in het verleden de omzendbrief van 2006 werd toegepast, zou immers mogelijk onwettig zijn. Concreet doen zich daarbij een aantal hypothesen voor. De belangrijkste zijn hieronder opgesomd:

–hypothese A: een windturbineparkproject waarvan de vergunningen definitief zijn en dat inmiddels volledig is afgerond en in exploitatie is: mogelijkheid dat een rechter de exploitatie stillegt in het kader van een (milieu)stakingsvordering;

–hypothese B: een windturbineparkproject waarvan de vergunningen definitief zijn, maar waarbij nog niet met de bouw en exploitatie is begonnen: moge-lijkheid dat een rechter de exploitatie stillegt in het kader van een (milieu)sta-kingsvordering als de vergunningen eenmaal worden uitgevoerd, of preventief optreedt om te beletten dat vergunning wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van een milieustakingsvordering;

– hypothese C: een windturbineparkproject waarvan de vergunningen voor de ad-ministratieve of burgerlijke rechtbanken betwist worden, maar waarbij nog niet met de uitvoering is begonnen: risico op vernietiging, respectievelijk onwettig-verklaring van de vergunning;

– hypothese D: een windturbineparkproject waarvan de vergunningen voor de administratieve of burgerlijke rechtbanken betwist worden en waarbij al met de uitvoering is begonnen: risico op vernietiging, respectievelijk onwettigverklaring van de vergunning;

27

– hypothese E: een windturbineparkproject waarvan de administratieve vergunningsprocedure nog niet werd afgerond: risico op weigering van de vergunning wegens de onwettigheid van de VLAREM-normen of van de vergunning;

–hypothese F: toekomstige windturbineparkprojecten: risico dat ze niet vergund kun-nen worden wegens de onwettigheid van de VLAREM-normen of van de vergunning

De bovenstaande hypothesen maken duidelijk dat een simpele en zuivere uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie van 25 juni 2020 voor grote rechtsonzekerheid zou zorgen, niet alleen voor het verleden, maar ook voor de toekomst. Een ontwikkelaar die zijn project al heeft gerealiseerd, riskeert de stillegging van zijn windturbinepark.

Hangende dossiers dreigen geweigerd te worden of te worden vergund met het risico op een onwettige vergunning en het bestuur zit daarbij geklemd tussen hamer en aambeeld. (…)

Milieutechnische eenheid, Windpark Tongeren-Riemst-Bassenge-Juprelle-Oupeye

28

Kaart met aanduiding van het werkelijke aantal windturbines die actueel deel uitmaken van de geplande milieutechnische eenheid: Windpark Tongeren-Riemst-Bassenge-Juprelle-Oupeye

(De twee van Windvision op Tongeren Oost werden op deze kaarten in het rood aangegeven.)

17. Afweging:

Het geheel van voorstaande elementen dient, naar het ons voorkomt, van aard te zijn om te doen besluiten tot niet-vergunning van het gevraagde. Zelfs indien het een en ander zou voldoen aan wettelijke voorwaarden meen ik dat door de samenhang, de concrete inplanting van de windturbines in de concrete landelijke omgeving, zo kort bij de bewoonde kernen, een vergunning zoals gevraagd niet aangewezen is.

Na opsomming van al deze bezwaren wil ik beleefd, in persoonlijke naam de vergunningverlenende overheid vragen om voor deze vergunningsaanvraag door Wind Vision, een definitief negatief advies uit te brengen.

Mijn belang als omwonende, binnen de directe invloedssfeer van het onderhavige project, is hier voldoende aangetoond.

Naam: Adres: Datum: Handtekening:

29

Naam: Adres: Datum: Handtekening: