• No results found

De bodem van de Biesbosch : [voorlopige mededeling]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bodem van de Biesbosch : [voorlopige mededeling]"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

>- L J/y ^ BIBLIOTHEEK

S L R . 2 i l Be Boden van de Biesboech. / /

4

f

**v

Jl.

i

?

door Ir I.S. Zonneveld, bodemkundige bij d©

**Ü!Äi Stichting voor Bodemkartering, Wageningei

ï

v

I-f la de jaren na de S t . Elizabethsvloed van 14-21 v?erd de bodem van

% het Westelijk deel van de voormalige HZuidhollandse Waard" langzaam aan bedekt

met dikke pakketten zand en k l e i . Bestemd vroeger de bodem voornamelijk u i t i veen, dat plaatselijk langs de rivieren doorsneden werd door smalle kleibanen * die soms over of in het veen uitwigden, thans zijn als gevolg van de

overstro-ming, vrijwel overal vruchtbare kleigronden aan de oppervlakte aanwezig. Dit is althans in het Westelijk deel van de oude ïsaard het geval, n i . in de Hol-landse en Brabantse Biesboseh. Het Oostelijk deel van de Waard: het huidige "Land van Heusden en Altene" heeft wat zijn bodemopbouw betreft nog geheel het oude karakter behouden. Voor de Eli*abethsvloed lag hier in tegenstelling tot het Westelijk deel van de Waard, geen veen aan de oppervlakte, maar was d i t door een meer of minder dikke laag r i v i e r (MkoffiB)klei bedekt.

Aan de Westrand van het land van Heusden en Altena l i g t tussen de oude en de nieuwe dijk (die reep. dateren van 1465 en * léOO) een strook van 2 - 4 taa breedte, waar het "BUiabethsvloed-dek11 langzaam uitwigt naar het

Oosten.

I In de Brabantse Biesboseh is het oppervlak van het u i t slappe

veen-ff ' en kleilagen opgebouwde owäe land, als gevolg van inklinking van deze slappe

'j lagen onder het gewicht van de er ©p afgezette zand-en kleilagen, t o t op een

» .

diepte van 3 à 4 a - H.Â.P. weggezakt.

Plaatselijk echter is dit veen als gevolg van de getijgeulen, die

zich na de doorbraak van de dijken begonnen te vorsen, weggeerodeerd, waarbij

er later weer zand voor in de plaats is gekomen. Verder is het niet onwaars chij

lijk dat er in de Waard opduikingen hebben gelegen z.g. "donken» of «Loo's«

(2)

dia zo hoog lagen dat er nooit veen op is gevormd. Toon su in do loop der

Jaren do dikke pakketten zand an later klei «erden afga»et,veroorzaakt© dit overal «aar veen of slappe klei in de ondergrond aanwezig was, extra inklin-king. Daar eehter «aar geen of slechts «einig slappe lagen in de ondergrond aanwezig waren» trad veel minder klink op. Sr zijn als gevolg hiervan dus

hoogte-vers chilien ontstaan die nog veAerkt «erden na de bedijking. Indirect oefent de oude bodem van de Waard dus nog invloed uit op de huidige bouwvoor.

Werd in de eerste tijd van het ontstaan van de Biesboseh voornamelijk zand afgezet, later konden er als gevolg van het rustiger worden der waterbewe-ging^ mede onder invloed van de vegetatie, ook kleideeltjes bezinken. Buiten-dijks vindt het proces van opslibbing nog steeds voortgang. Thans is vrijwel de gehele oppervlakte van de Biesboseh* afgezien van de kreken en «at zand-banken en platen in het nog open watery met een meer of minder dikke laag klei bedekt.

Deze klei vertoont eigenschappen zovel van de rivierklei als van de zeeklei. Dit is een gevolg van de afzetting van dit sediment in zoet water

(rivier-invloed), dat eehter in getijdebeweging verkeert (zee-invloed). In goed doorluchte toestand hebben de kleien een bruine tint (rivierklei-eigen-sehap) en een relatief vlakke ligging (zeeklei-oigen(rivierklei-eigen-sehap).

De zwaarte van de bouwvoor varieert van enkele procenten (in een oude niet verlande kreekbedding) tot meer dan 90£ afslibbaar. Als gevolg van het re-latief geringe gehalte aan deeltjes kleiner dan 2 micron (is 0,002 am ) , blijken de zware graaien niet zo moeilijk bewerkbaar dan het hoge afslibbaar cijfer doet vermoeden. Dit s.g. »sloefigefkarakter heeft de Bïeaboschklei ge-ssen met de kleien van de Hoekaewaard, De Seordwesthoek van Noord-Brabant en andere in brak (I) water ontstane gronden.

De lichtste gronden liggen het dichtst langs de kreken; boe verder er af, maar vooral ook hoe hoger de ligging ten opzichte van de gemiddelde water-stand, hos minder grof materiaal het slibvoerende water bevatte en hoe zwaarder klei werd afgezet.

(3)

* •

3

-Vlak langs de kreken i s ds ligging van het t e r r e i n ook meest i e t s hoger (enkele da) dan verder van de kreken af. Dit i s een gevolg van het f e i t dat in de r e g e l vlak langs de slibbrengende kreek h e t meeste materiaal wordt gesedisenteerd, hoe verder van de kreek hoe meer sand het water reeds verloren h e e f t , waardoor daar s l e c h t s weinig en zware k l e i kan worden a f g e z e t . Een typische eigeneehap van de gronden, die vlak langs of in de bedding van a l of n i e t dichtgeslibde kreken zijn gelegen, i s de gelaagde opbouw. Daarbij wis-selen laagjes van k l e i en min of meer slibhoudend sand elkaar af, waarbij de d i k t e der laagjes kan v a r i ë r e n van enkel© mill-aeters t o t ca 10 c a . Bij "Vroeg van de Moeder gegane" polders zoals b . v . Maltha, t r e e d t deze gelaagheid v e e l -vuldig t o t in de bouwvoor op. Bij i n r i j p e r stadium bedijkte gronden l i g t over de gelaagde horizont nog een pakket van homogene k l e i , dat soms meer dan een

meter dik kan z i j n .

Verder van de kreken af wordt de gelaagde horizont steeds dunner tot-dat er uiteindelijk n i e t vaal meer van over i s dan een hoogstens 25 cm dikke h o r i s o n t , soms i e t s gelaagd slibhoudend zand. Hier gaat de k l e i dus vrijwel abrubt over in zand. Op het kaartbeeld van de bodemtypen komen nu de l a a t s t g e -noemde gronden a l s siin of raeer ronde, ovale plekken voor temidden van de ande-r s f d i e langs nog bestaande of reeds langgeleden dichtgeslibde kreken l i g g e n .

Vooral wanneer de kleidekken dun z i j n , hebben de gronden met een gelaagde over-gangslaag (de kreekoevergrondon dus) het voordeel, d a t z i j h e t water dieper c a p i l l a i r kunnen optuigen en het ook langer v a s t houden, dan de gronden die abrubt op zand liggen en hoogstens een c a p i l l a i r e opstijging van enkele dm kunnen bewerken. Daar de waterbeweging door h e t s l i b a r s e zand gemakkelijker i s dan in slibhoudend sand, zullen deze l a a t s t e gronden ook meer l a s t van teel hebben. De kreekoevergronden hebben bovendien het voordeel, dat ze vaak i e t s hoger liggen waardoor de oppervlakkige waterafvoer gunstig i s . De dikwijls nog d u i d e l i j k a l s meer of minder diepe geulen i n het t e r r e i n liggende r e s t e n van d< oude dichtgeslibde kreekbedding vangen veel water en s i j n daarom vaak t e n a t . Op verschillende plaatsen komt d i r e c t onder de k l e i , d i e a l of n i e t gelaagd kan s i j n , matig grof t o t grof zand voor, wat meest gepaard gaat met ee: i e t s hogere l i g g i n g . Er gijn aanwijsingen, dat d i t j u i s t de plaatsen ?>ljn waar

(4)

-4-

%,.

«•É slappe veen-en kleilagen In de onder gr osa ontbreken, zoals aan het begin ?an dit opstel is behandeld.

Bit verschijnsel gaat bijna steeds samen aet plaatselijk dunne klei-dekken. De gronden sijn dan ook bijna steeds ep dergelijke plaatsen, bij de

baldige waterhuishouding (die voor elke polder verschillend is), gevoelig voor droogte.

ïn het noordoosten van de Brabantse Biesbosch liggen over het alge-aieen de dikste kleidekken. Z© kosen b.v. in de polders Middelste Kievitswaard en Weren over de Bakkersfcil en de tussenliggende polders, vrijwel geen klei-dekken voor die, de overgangslaag naar het zand niet meegerekend, tonner zijn das 75 o»,

In de rest van de Biesbosch zijn de kleidekken, »eer afgezien van de overgangslaag, dunner.

Uit een groot aantal analysen, die in de loop van de tijd binnen de Brabantse Biesbosch op de verschillende bedrijven zijn gemaakt, blijkt dat er geen grote verschillen in chemische samenstelling van de bouwvoor optreden.

De gronden zijn bijna steeds (op enkele bodemkundig interessante uitzonderingen na) k&lkrijk. Het huausgehalte varieert met de ouderdo» van de polder van bijna niets tot aeer ém 10%, Dit laatste ©p pas uit griend

ontgon-nen gronden.

Foéfer is hijs» steeds onvoldoende beschikbaar, wat waarschijnlijk samenhangt met het hoge kalk- maar zeker ook met het hoge ijzergehalte waardoor het ontstaan van onoplosbare fosforverbindingen in de hand wordt gewerkt.

Ook de kalicijfers zijn steeds te laagp een eigenschap die deze

gron-den geaeea hebben set vele brakwaterkielen en rivierkleien. Waarschijnlijk heb-ben we hier te doen »et een zekere vsra van kalifixatie.

Sit de opbrengsten ep die polders die goede duikers en goede dijken be-zitten, blijkt dat bij een doeltreffende bemesting «m waterhuishouding het gr©etste deel der Biesboeehgrenden weinig onder behoeft te doen voor de beste gronden van Sederland.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de Isabellavaart werden driedoornige stekelbaars, tiendoornige stekelbaars, baars, karper en paling gevangen. Op de Zwinnevaart, driedoornige stekelbaars

Tabel 7 Beheervoorstel per dijkzone en per deeltraject van de ringdijk volgens scenario 2 (‘omvorming’ verwijst naar ‘omvorming kruidige vegetatie’ en ‘onderhoud’ komt

Een derde belangrijk aspect aan de ecologie van bijen is socialiteit. Hoewel de alom gekende Europese honingbij een sociale soort is, die grote, langlevende nesten maakt met

Voor molen ’t Hert, oorspronkelijk gebouwd op de hoek Dorpsdijk/Rhoonsedijk is een mooie locatie bedacht, zoals ook in het streefbeeld staat, namelijk bij de entree van de polders,

Melden van problemen op de route (bv. verdwenen signalisatie) kan je doen bij de sportdienst van Knokke-Heist (sport@knokke-heist.be, 050 630 480) of scan onderstaande QR-code

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van houdende de definitieve vaststelling van de kaarten van de historisch permanente graslanden in

'N KENNER VAN DIE EWOLUSIE VAN DIE PERDFAMILIE BESOEK DIE. NASIONALE

ART: antiretroviral therapy; CHER: Children with HIV Early Antiretroviral (CHER) trial; CI: confidence interval; CIPRA-SA: Comprehensive International Programme of Research on AIDS