• No results found

Akoteh. Bestemmingsplan Toelichting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Akoteh. Bestemmingsplan Toelichting"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Akoteh

Bestemmingsplan

Toelichting

(2)
(3)

Akoteh

Bestemmingsplan Toelichting

Status ontwerp plan Datum 27-10-2014

Identificatienummer

NL.IMRO.0310.0008BP15003-ON01

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 5

1.1 Aanleiding tot het bestemmingsplan 5

1.2 Begrenzing van het gebied 5

1.3 Vigerende regeling 6

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving 9

2.1 Historische ontwikkeling 9

2.2 Ruimtelijke opbouw 10

2.3 Functionele opbouw 12

Hoofdstuk 3 Beleidskader 15

3.1 Rijksbeleid 15

3.2 Provinciaal beleid 17

3.3 Regionaal beleid 18

3.4 Gemeentelijk beleid 18

3.5 Conclusie 21

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 23

4.1 Archeologie 23

4.2 Bedrijven- en milieuzonering 24

4.3 Bodem 25

4.4 Cultuurhistorie 26

4.5 Duurzaamheid 26

4.6 Ecologie 29

4.7 Externe veiligheid 30

4.8 Geluid 32

4.9 Luchtkwaliteit 34

4.10 Water 35

4.11 Verkeer en parkeren 37

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid 39

Hoofdstuk 6 Overlegresultaten 41

6.1 Overleg met de bevolking 41

6.2 Overleg met instanties 41

6.3 Zienswijzen 42

(6)

Hoofdstuk 7 Toelichting op de regels 43

7.1 Algemeen 43

7.2 Inleidende regels 43

7.3 Bestemmingsregels 43

7.4 Algemene regels 44

7.5 Overgangs- en slotregels 44

(7)

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het bestemmingsplan

De gemeente De Bilt bezit verschillende locaties en gebouwen die op dit moment leeg staan, dan wel op korte termijn leeg komen te staan. Het betreft terreinen met accommodaties die hun oorspronkelijke functie verloren hebben, bijvoorbeeld omdat de oorspronkelijke gebruikers zijn vertrokken naar een nieuw pand. De vrijkomende locaties, zijn panden met een maatschappelijke functie als oude scholen, peuterspeelzalen, sport/gymzalen en buurtcentra, etc.. Een van deze locaties betreft de zogeheten Akotehlocatie aan de Sperwerlaan in Bilthoven, waar voorliggend bestemmingsplan op toeziet.

Naast de problematiek van leegstand, is de gemeentelijke vastgoedportefeuille de afgelopen jaren gegroeid zonder dat er middelen voor beheer en onderhoud zijn bijgekomen. Sterker nog, vanwege bezuinigingen zijn de onderhoudsbudgetten sterk gekrompen. De leegstand, te lage huuropbrengsten en hoge onderhoudskosten drukken onevenredig zwaar op de begroting van de gemeente. Vanuit die optiek is integraal bezien hoe achterblijvende locaties kunnen worden herontwikkeld om zo beheerkosten te verminderen, opbrengsten te genereren en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te vergroten.

Om recht te doen aan de invulling van het plan van aanpak strategisch vastgoed beheer én de behoefte om invulling te geven aan de (leegstaande) gemeentelijke accommodaties is er voor gekozen om via een stapsgewijze selectie allereerst te komen tot een selectie van drie (pilot) locaties die op korte ontwikkeld kunnen worden.

De Akotehlocatie waar voorliggend bestemmingsplan op toeziet, betreft een van deze drie (pilot) locaties.

Voor de locatie is een woningbouwplan ontwikkeld, dat voorziet in de realisatie van één vrijstaande woning en de uitgifte van de overige gronden als tuin ten behoeve van een aantal aangrenzende woningen.

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling in strijd is met de vigerende beheersverordening "De Bilt 2" is voorliggende bestemmingsplanwijziging opgesteld.

1.2 Begrenzing van het gebied

Het plangebied, zoals dat met dit bestemmingsplan wordt geregeld, betreft een bosperceel met daarop kleinschalige bebouwing aan de Sperwerlaan in Bilthoven. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente De Bilt, sectie E, nummer 4924 en heeft een oppervlakte van ongeveer 9738 m2. Dit betreft het kadastrale perceel inclusief een deel van de Sperwerlaan. Het af te splitsen perceel en daarmee voorliggend plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 2.300 m2. Het plangebied betreft voor het overgrote deel een bosperceel dat als groenvoorziening is bestemd. Binnen het gebied is een kleinschalig gebouw in de vorm van het voormalige scoutinggebouw Akoteh aanwezig. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Sperwerlaan aan de oost- en zuidzijde, de achtertuinen van de woningen aan de Valklaan 25 t/m 33 aan de zuidwestzijde en de achtertuinen van de woningen aan de Julianalaan 120 t/m 124 aan de noordwestzijde.

Binnen het plangebied is een zogeheten oude stuifduin gelegen, waardoor sprake is van enig hoogteverschil.

In onderstaande figuur is globaal de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte ligging en begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

(8)

Figuur 1.1 - Globale ligging en begrenzing plangebied

1.3 Vigerende regeling

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan valt thans binnen de werking van de in maart van dit jaar vastgestelde beheersverordening "De Bilt 2", vastgesteld 26 maart 2015. Binnen de beheersverordening hebben de bij het plangebied betrokken gronden de bestemming 'Besluit-vak 'deelgebied 3'.

Volgens de planregels behorende bij de bestemming 'Besluit-vak 'deelgebied 3', wordt het beheer van bestaand gebruik, waaronder mede bouwen is inbegrepen, bepaald door de planregels deel uitmakende van bestemmingsplan "Bilthoven Oost 2005". In het bestemmingsplan "Bilthoven Oost 2005" heeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' en 'Groenvoorzieningen'. De realisatie van één vrijstaande woning en de uitgifte van tuingrond is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Om die reden is voorliggende bestemmingsplanwijziging in procedure gebracht.

Figuur 1.2 - Links fragment beheersverordening "De Bilt 2", rechts fragment bestemmingsplan "Bilthoven oost 2005"

(9)

1.4 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is een eerste algemene indruk van het plangebied geschetst en is de aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader, dat op het plangebied van toepassing is, behandeld. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten nader toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de resultaten het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, alsmede de resultaten van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een toelichting op de juridische planregeling van het bestemmingsplan gegeven.

(10)
(11)

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Historische ontwikkeling

Bilthoven is ontstaan na de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. In de 19e eeuw was er op de plaats waar nu Bilthoven ligt, met uitzondering van een joods kerkhof ter plaatse van het huidige winkelcentrum De Kwinkelier, alleen maar bos en heide. Het gebied werd doorsneden door de weg van Utrecht naar Baarn, de latere Soestdijkseweg Noord en Zuid en door diverse zandwegen.

Ter hoogte van het huidige station werd in 1863 het perron met een houten haltegebouwtje aan de noordkant van de sporen in gebruik genomen. De trein stopte hier toen voor het eerst tussen de bossen bij 'Station De Bilt'. In 1862 is tegenover de halte de eerste (dubbele) woning gebouwd voor het baanpersoneel, dat vrijwel zeker ook de overweg moest bedienen. Het waren de eerste woningen bij 'De Bilt Station' zoals de officiële naam luidde, alhoewel het op een halfuur lopen van het dorp De Bilt lag.

Door de aanleg van de spoorlijn Den Dolder-Baarn in 1898 en de lijn Bilthoven-Zeist in 1901 kwamen er vanuit Utrecht meer verbindingen met het achterland. Hierdoor groeide 'De Bilt-Station' uit tot een aantrekkelijke forensenplaats. Het oude stationnetje verdween en werd in 1900 vervangen door een groter station dat tussen de sporen kwam te staan. Als gevolg van deze spoorverbinding met de stad Utrecht en het feit dat de grond relatief goedkoop was, nam het aantal villa's rond het station na 1900 snel toe. Het dorpje kreeg dezelfde naam als het station. Omdat deze naam voor verwarring zorgde, werd in 1917 besloten de naam van het nieuwe dorp te wijzigen. Het dorp kreeg de naam Bilthoven, voorgesteld door het raadslid Melchior.

Pas vanaf 1910 kwam de omgeving van het station (nabij het plangebied) ook bij minder welgestelden in trek. In de periode 1917 - 1919 werden langs de Julianalaan en de Paltzerweg kleinere villa's gebouwd. De meeste bebouwing langs deze beide wegen is dan ook voor de tweede wereldoorlog tot stand gekomen.

Figuur 2.1 - Topografische kaart plangebied 1926

Het voormalige scoutingsgebouw in het plangebied dateert eveneens van voor de tweede wereldoorlog.

Meisjes scouting groepen waren in Nederland vanaf 1916 verenigd in het Nederlandsche Meisjes Gilde, later omgedoopt tot het Nederlandse Padvindsters Gilde. In 1924 werd een Bilthovense afdeling opgericht. De groep bestaat vandaag de dag nog steeds en we kennen deze tegenwoordig onder de naam Akotehgroep (AKOTEH, Altijd Klaar Om Te Helpen). In 1930 kreeg het meisjesgilde de beschikking over een clubhuis op een perceel hei nabij de Julianalaan (thans Sperwerlaan). In figuur 2.1 is geel omcirkeld globaal de ligging van het plangebied weergegeven. Zichtbaar is de eerste woonbebouwing langs de Julianalaan en het

(12)

plangebied als heideperceel.

2.2 Ruimtelijke opbouw

Bestaande situatie

Zoals gesteld vormt het plangebied in de huidige situatie een overwegend bosperceel met een kleinschalig gebouw van de vroegere scoutingvereniging. Het plangebied waarop het scoutinggebouw van AKOTEH gevestigd is, maakt deel uit van het stuifzandlandschap van de Biltse Duinen. Dit is een bos met stuifzandvlaktes en is aangewezen als gemeentelijk landschapsmonument. In dit landschap zijn behoorlijke hoogteverschillen te zien, de stuifduinen. Ook op het perceel van Akoteh ligt een stuifduin en zijn dus (kleine) hoogteverschillen aanwezig. Dit is ook goed zichtbaar in figuur 2.3. De hoogteverschillen op het perceel zijn dan ook beschermd middels een aanduiding 'cultuurhistorie' en een omgevingsvergunningstelsel in de planregels. Verder staat op het terrein het gebouw van de scouting met één bouwlaag en een kap. Het oppervlak van het scoutinggebouw is ongeveer 100 m2.

Figuur 2.2 - bestaande scoutinggebouw (bron: scoutwiki.org)

Ten zuidoosten van het perceel lag tot 1980 het Natuurbad en sportpark De Biltsche Duinen. Tegenwoordig vinden we er de golfclub en countryclub de Biltse Duinen en bospark Bilthoven. Het stuifzandlandschap is in de afgelopen eeuw veel veranderd door onder andere de aanplant van bomen.

(13)

Figuur 2.3 - dynamische hoogtekaart (bron: AHN)

Vanaf de jaren '60 is de woonwijk ten zuiden van de Julianalaan tot ontwikkeling gekomen. Tegenwoordig wordt het perceel van Akoteh dan ook omringd door woningen met tuinen. In de woonwijk zijn tijdens de aanleg veel nieuwe bomen geplant. Het gevolg is dat het bos beeldbepalend is in deze omgeving. Het plangebied maakt deel uit van een villawijk, met tussen de woningen een onderling grote mate aan variantie in bouwvolume, kap- en verschijningsvormen. Dit is kenmerkend voor dit deel van Bilthoven en daarom ook leidend bij nieuwe ontwikkelingen.

Nieuwe situatie

Om het bosrijke karakter van het perceel te behouden zijn de bestaande bomen geïnventariseerd. De waardevolle bomen en het bosachtige karakter zal in de planregels worden beschermd. Door een groot deel van het perceel als 'Bos' te bestemmen wordt de uitstraling en het karakter van het perceel beschermd.

Daarnaast is er een aantal bijzondere solitaire bomen aangeduid die individueel beschermd worden. Het gaat daarbij voor een belangrijk deel om grove dennen die kenmerkend zijn voor dit landschap. De individuele waardevolle bomen, alsmede de potentieel waardevolle bomen zijn planologisch beschermd door middel van een aanduiding. Ook waardevolle groepen van bomen zijn planologisch beschermd met een aanduiding. De bomeninventarisatie is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Het deel van het plangebied dat achter de tuinen van de woningen aan de Valklaan 29 t/m 31 ligt, wordt mogelijk verkocht aan de eigenaren van deze woningen. De tuinen zullen daarmee verlengd worden tot aan de Sperwerlaan. Deze hoek is volledig met bos begroeid en zal de bestemming 'Bos' krijgen. In onderstaande figuur is de ontwikkeling van het plangebied weergegeven.

(14)

Figuur 2.4 - kavelpaspoort (bron: gemeente De Bilt)

De rest van het perceel, ter grootte van ca. 2100 m2, wordt verkocht met een woon- en bosbestemming.

Binnen de woonbestemming is eveneens een bouwvlak opgenomen waarbinnen één vrijstaande woning gebouwd kan worden. Het bouwvlak is groter dan de beoogde nieuwe woning, waarmee enige flexibiliteit in de bouwregels ontstaat. Rekening houdend met de verschillende kaders is een bouwvlak waarbinnen de woning kan worden gebouwd, aangeduid. Deze kaders bestaan uit de cultuurhistorisch waardevolle stuifduin en uit de positie van de waardevolle bestaande bomen, alsmede de landschappelijke kwaliteiten van het plangebied.

Middels een kavelpaspoort is vastgelegd wat de bouwregels zijn. Het bouwvlak is wel is waar groot, maximaal 10x23 meter groot, maar mag maar voor 55% worden bebouwd. Dit om een optimale positionering van de beoogde nieuwe woning mogelijk te maken. De maximale bouwhoogte is 10 meter en de maximale goothoogte bedraagt 6 meter. De woning moet afgedekt worden met een kap. Het kavelpaspoort is als bijlage 2 bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd.

2.3 Functionele opbouw

Bestaande situatie

(15)

In de huidige situatie gelden de regels uit de beheersverordening "De Bilt 2" en daarmee het bestemmingsplan 'Bilthoven Oost 2005'. Het heeft daarin de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' en 'Groenvoorzieningen'. De gronden met de bestemming 'maatschappelijke doeleinden' zijn bestemd voor maatschappelijke doeleinden, bijzondere woonvormen, parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen, groenvoorzieningen en verblijfsdoeleinden. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,0 meter. De realisatie van een vrijstaande woning en de uitgifte van tuingrond is niet mogelijk binnen deze bestemmingen.

Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie zullen de bestemmingen 'Wonen' en 'Bos' gelden. Binnen de bestemming wonen kunnen woningen, tuinen en erven, groenvoorzieningen en verblijfsdoeleinden en parkeergelegenheid op eigen terrein worden gerealiseerd. De positie van de woning wordt vastgelegd middels een bouwvlak, alsmede de toegestane goot- en bouwhoogte.

Binnen de bestemming 'bos' zijn groen, water en voet- en fietspaden mogelijk. Het rooien van bomen en ander opgaand houtgewas is gekoppeld aan de vereiste van een omgevingsvergunning.

(16)
(17)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt aangegeven met welke beleidsuitgangspunten van het Rijk, de provincie en het eigen gemeentelijk beleid rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van bestemmingsplan 'Akoteh'.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;

rijksbelangen met betrekking tot (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;

rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Deelconclusie

In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in de toevoeging van een woning en tuingrond binnen bestaand stedelijk gebied. Voor dit initiatief is in de SVIR geen specifiek ruimtelijk beleid van toepassing.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame

verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Op basis van de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking dient gemotiveerd te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik:

1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke

voorzieningen;

2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;

3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Deelconclusie

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling waarbij, ter vervanging van een bestaande scoutinglocatie een nieuwe woning wordt gerealiseerd. Uit jurisprudentie (Raad van State, 18 december 2013, 201302867/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met enkele woningen (circa 4 woningen)

(18)

niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie. Om die reden kan toetsing aan de ladder achterwege blijven. Dit neemt niet weg dat de behoefte aan een woning in het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggende plan dient te zijn onderbouwd. Zie hiervoor paragraaf 3.4 van voorliggend bestemmingsplan.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden.

Het Barro is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het Rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. Anders dan de Realisatieparagraaf dus, waar alleen is aangegeven hoe het beleid zal worden uitgevoerd door het aanreiken van de mogelijke sturingsinstrumenten.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte.

In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.

Deelconclusie

In het Barro worden geen regels genoemd die direct op de ontwikkeling in het plangebied van toepassing zijn. Voor het plangebied is dan ook geen specifieke opgave bepaald.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2009 - 2015

Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water.

Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.

Deelconclusie

Het plangebied is gelegen in het Stedelijke gebied. Wateroverlast in het stedelijk gebied kan ontstaan door hoge grondwaterstanden, overstromend oppervlaktewater (inundatie), overbelasting van het riool of een combinatie van deze drie. Het is dan ook van belang om bij nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met de wateropgave. De wijze waarop met het onderhavige planvoornemen wordt omgegaan met de wateropgave, is nader beschouwd in paragraaf 4.10.

(19)

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028

Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) vastgesteld. In de PRS legt de provincie het ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. Het nieuwe ruimtelijke beleid heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop. Gestreefd wordt naar een provincie waar ruimte is voor goed wonen, werken en natuur.

Bij de provincie Utrecht staat duurzaam ruimtegebruik voorop. Er dient dus zorgvuldig met de beschikbare ruimte te worden omgegaan. In het provinciale ruimtelijke beleid is aangegeven dat zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De verstedelijkingsopgave dient zoveel mogelijk binnen het bestaande stedelijk gebied te worden gerealiseerd.

Bij nieuwbouw van woningen en ontwikkeling van voorzieningen wordt prioriteit gegeven aan herstructurering en revitalisering, inbreiding en intensivering.

Deelconclusie

Het onderhavige initiatief is in overeenstemming met de provinciale uitgangspunten, aangezien sprake is van inbreiding binnen bestaand stedelijk gebied. Voor de wijze waarop is omgegaan met duurzaamheid, wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is gelijktijdig met de PRS vastgesteld. De PRV bevat regels die in acht moeten worden genomen bij het maken van nieuwe ruimtelijke gemeenteplannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren.

Voor het voorliggend bestemmingsplan zijn de onderstaande artikelen van belang:

Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug (artikel 2.3):

Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar natuurgebieden beschermen bij functiewijzigingen. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het grondwaterkwaliteit rekening is gehouden. Voor inhoudelijke behandeling wordt verwezen naar paragraaf 4.10.

Stedelijk gebied (artikel 3.1)

Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking. De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Indien het ruimtelijk plan betrekking heeft op grootschalige verstedelijking bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar. In paragraaf 4.5 van dit bestemmingsplan is een duurzaamheidsparagraaf opgenomen.

Mobiliteitstoets (artikel 3.7)

De toelichting op een ruimtelijk plan waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan. Indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van relatief grote verkeerseffecten, wordt een mobiliteitstoets zoals beschreven in de bijlage van de verordening uitgevoerd. In paragraaf 4.11 is inzicht gegeven in de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkelingen binnen het plangebied. Hieruit blijkt dat een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd is.

Deelconclusie

Het onderhavige initiatief is in overeenstemming met de provinciale ruimtelijke verordening.

(20)

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiodocument

Bestuur Regio Utrecht (BRU) is een samenwerkingsverband van negen gemeenten in de regio Utrecht.

Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen en Zeist werken aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van het gebied. Als vertegenwoordiger van de regiogemeenten werkt BRU mee aan projecten op het gebied van ruimtelijke ordening op regionaal, provinciaal en nationaal niveau.

De stadsregio behartigt daarin de belangen van de Utrechtse regio. Zo heeft BRU het Regiodocument opgesteld dat een gezamenlijke inbreng is van de negen BRU-gemeenten in het proces op weg naar een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS). De provincie Utrecht heeft BRU verzocht om de verstedelijkingsopgave NV Utrecht nader uit te werken als input voor de PRS. Op 15 juni 2011 stelde het algemeen bestuur van BRU het Regiodocument vast.

Deelconclusie

Voor gemeente De Bilt is in het Regiodocument aangegeven dat in de periode 2013-2025 een restcapaciteit aanwezig is voor in totaal 875 woningen. Dit betreffen allemaal woningen die binnenstedelijk gerealiseerd kunnen worden. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 1 nieuwe woning mogelijk, binnen het bestaande stedelijke gebied. Dit aantal past ruim binnen de restcapaciteit, waarmee mag worden aangenomen dat het plan binnen de verstedelijkingsopgave past.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Bilts Manifest

In het Bilts Manifest wordt het toekomstbeeld van de gemeente De Bilt voor 2030 beschreven. Daarbij wordt gekeken naar de bestaande kwaliteiten van De Bilt als vertrekpunt. De zes kernkwaliteiten die zijn geïdentificeerd, zijn de volgende:

Ruimte en groen;

Historische landschappen;

Krachtige kernen;

Hoogwaardige kennis;

Topper in sport;

Centrale ligging.

De zes kernkwaliteiten zijn hebben tevens gediend als vertrekpunt voor de Structuurvisie De Bilt 2030. Vanuit de bestaande kwaliteiten kiest de gemeente ervoor via drie 'routes' (ontwikkelingsrichtingen) toe te werken naar 2030. Dat zijn de ontwikkelingsrichtingen Innovatie en Creatie, Vitalisatie en Recreatie. Per ontwikkelingsrichting wordt in het Bilts Manifest een toekomstschets gegeven. Met de Structuurvisie 2030, die hieronder beschreven wordt, zijn de kernkwaliteiten en ambities van De Bilt vertaald in ruimtelijk beleid. Voor de inhoudelijke toetsing van voorliggend beleid wordt dan ook verwezen naar de structuurvisie.

3.4.2 Structuurvisie Gemeente De Bilt 2030

Op 29 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2030 Behoud door ontwikkeling vastgesteld.

Hiermee heeft de gemeente vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening de kaders voor het ruimtelijk beleid vastgelegd.

De gemeente vindt het belangrijk nu een stevige koers uit te zetten, zodat zij in de toekomst haar gezichten en kwaliteiten kan waarborgen en nieuwe kansen die zich aandienen kan verzilveren. In Het Bilts Manifest is gezamenlijk met een brede afvaardiging van de bevolking nagedacht over de kwaliteiten van de gemeente en zijn in het verlengde daarvan drie ontwikkelingsrichtingen vastgelegd.

In de structuurvisie worden deze onderdelen een slag verder gebracht en heeft een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen plaats. De structuurvisie is daarmee in hoofdzaak een ruimtelijk document, maar zij heeft nadrukkelijk haar wortels in de maatschappelijke opgaven die er spelen.

(21)

Figuur 3.1 - Fragment structuurvisiekaart, rood omcirkeld het plangebied

De zes kernen binnen de gemeente De Bilt hebben allen een herkenbaar eigen gezicht. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en transformaties dient dit karakteristieke gezicht gekoesterd te worden; waar mogelijk wordt daarop voortgebouwd. het plangebied kent de typering 'wonen in het bos'.

Deelconclusie

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de leegstand van een gemeentelijke accommodatie opgeheven.

Leegstand van gebouwen heeft een negatieve uitstraling op de omgeving en daarmee op de leefbaarheid. Dit nog los van het eventuele kraak- en brandrisico. Met voorliggende ontwikkeling wordt een nieuwe functie voor het plangebied voorgesteld waardoor enerzijds gemeentelijke (beheers)kosten worden bespaard, maar anderzijds zorgt de nieuwe ontwikkeling voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in het plangebied. De ontwikkeling is zorgvuldig ingebed in de aanwezige kwaliteiten in en nabij het plangebied en daarmee passend binnen het karakteristieke gezicht van de kern.

3.4.3 Cultuurhistorische waardenkaart

De cultuurhistorische waardenkaart (vastgesteld d.d. 27 oktober 2011) van de gemeente De Bilt bevat de beschrijvingen van vijftig cultuurhistorische waarden die kenmerkend zijn voor de gemeente. De beschrijvingen zijn opgesteld in samenwerking met de klankbordgroep landschapsontwikkelingsplan. Het geheel bestaat uit een catalogus van geïllustreerde beschrijvingen, waarderingen, een toelichting en diverse kaarten.

De cultuurhistorische waardenkaart heeft een drieledig doel:

1. het beschrijven en waarderen van belangrijke cultuurhistorische waarden in de gemeente;

2. het informeren van initiatiefnemers van ruimtelijke plannen, met als doel de ontwikkeling van plannen die rekening houden met de cultuurhistorie;

3. het aanvullen van het toetsingskader voor ruimtelijke plannen, overeenkomstig de wetgeving.

Onder cultuurhistorische waarden wordt verstaan: de zichtbare historische elementen en structuren die bepalend zijn voor het karakter van de gemeente en voor de ‘leesbaarheid’ van de geschiedenis.

Voorbeelden zijn: monumenten en gebouwen zoals kerken, molens, boerderijen en landhuizen, maar ook landschappelijke zaken, zoals: de bijzondere middeleeuwse verkaveling in het veenweidegebied, historische wegen, de lanen en parken van landgoederen, geriefhoutbosjes, zichtlijnen, en loswallen.

De cultuurhistorische waardenkaart bestaat uit een inventarisatie van cultuurhistorische waarden verdeeld in vijf thema’s. De vijf thema’s zijn zo gekozen dat ze de wordingsgeschiedenis en het huidige karakter van de bewoning in het Biltse het beste weergeven. Het gaat om de volgende thema's:

(22)

1. ontginningen, dijken en weteringen;

2. dorpen en gehuchten;

3. (water-)wegen, paden en sporen;

4. Stichtse Lustwarande en Laagte van Pijnenburg;

5. forten, linies en bunkers.

Daarnaast is een 'startlijst' opgesteld. Deze lijst bevat vijftig cultuurhistorische objecten in de gemeente. In de bijlage 'Cultuurhistorie en Monumenten' wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden die in het plangebied aanwezig zijn.

Deelconclusie

Het gebouw binnen het plangebied komt niet voor op de startlijst en betreffen conform de kaart 'Dorpen en gehuchten' ook geen rijks- of gemeentelijk monumenten. De kaart 'wegen, paden en sporen' laat zien dat ook de wegen waaraan het plangebied ligt geen cultuurhistorische waarde hebben. Met het planvoornemen komen daarom geen cultuurhistorische waarden zoals aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart in het geding.

3.4.4 Woonvisie 2013-2020

Op 25 april 2013 heeft de raad de Nieuwe Woonvisie voor de periode 2013-2020 vastgesteld. Deze visie is een vervolg op het Bilts Manifest uit 2010 en de gemeentelijke Structuurvisie 2030 uit 2012. Daarnaast speelt de visie in op de actuele economische en maatschappelijke ontwikkelingen die de woningmarkt beïnvloeden.

In de woonvisie zijn de volgende 6 concrete beleidskeuzes geformuleerd:

1. specifiek woonmilieu behouden en versterken (kwaliteit gaat boven kwantiteit);

2. Betaalbare huisvesting realiseren voor starters en (jonge) gezinnen ten gunste van de leefbaarheid en vitaliteit in de kleine kernen;

3. doelgroep ouderen krijgt waar mogelijk voorrang in de grotere kernen;

4. kwetsbare inwoners met een zorgbehoefte krijgen prioriteit;

5. levensloopbestendig bouwen en duurzaamheid zijn uitgangspunt;

6. naast sturing op 5% nieuwbouw, ook de bestaande woningvoorraad opplussen.

In de bijlage is het 'Woningbouwprogramma 2013-2020' weergegeven. Hoewel de bijlage niet voorziet in nieuwe woningen in het plangebied kan worden opgemerkt dat het overzicht een momentopname betreft.

Ontwikkelaars en ook de gemeente passen projecten aan de omstandigheden aan, door de economische crisis schuiven projecten op in de tijd, worden woningbouwprogramma's aangepast, worden projecten doorverkocht of soms zelfs geschrapt. Zo zijn de in de bijlage opgenomen 25 woningen in een woontoren binnen het centrumplan komen te vervallen. Aangegeven wordt dat de komende jaren nieuwe woningbouwinitiatieven geïnitieerd worden, zowel door de gemeente als door particuliere ontwikkelaars. De woningbehoefte in de regio Utrecht blijft ook komende jaren groot en de aantrekkingskracht die de gemeente De Bilt heeft, zorgt ervoor dat er ook komende jaren afzetmogelijkheden zijn en dus nieuwe woningbouwontwikkelingen van de grond zullen komen. In de bijlage bij de Woonvisie wordt uitgegaan van 781 woningen. Adviesbureau Stec heeft geconcludeerd dat er tot aan 2020 binnen de gemeente afzetmogelijkheden zijn voor in totaal zo'n 850-1050 woningen. Dit biedt dus nog ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven.

Deelconclusie

In het plangebied wordt via een rechtstreekse bouwtitel 1 woning mogelijk gemaakt. Gelet op de conclusies uit de woonvisie en het onderzoek van adviesbureau Stec, past de voorziene woning binnen het gemeentelijk beleid.

3.4.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan

Het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan (GVVP) beschrijft het beleid van de gemeente De Bilt voor de periode tot aan 2020. Het GVVP steekt in op het benutten van de bestaande infrastructuur en mensen te stimuleren om slimme keuzes in hun vervoermiddel te laten maken. De visie is uitgewerkt in drie hoofddoelen, te weten bereikbaarheid, leefbaarheid (waaronder verkeersveiligheid) en slimmer reizen.

Concreet vertalen deze thema's zich in het verbeteren van de doorstroming op de Soestdijkseweg, openbaar vervoer tussen station Bilthoven en de Uithof, duidelijkere keuzes tussen functie en inrichting van de weg, verkeerseducatie en een aantrekkelijk fietsnetwerk.

Deelconclusie

(23)

Voorliggende ontwikkeling van één nieuwe woning draagt niet bij aan het vergoten van het aantal verkeersbewegingen dan wel parkeerbehoefte. Parkeren zal uiteindelijk op eigen terrein plaatsvinden en de ontsluiting zal via de Sperwerlaan plaatsvinden. Het kruispunt Sperwerlaan / Burg van der Borchlaan zal in het kader van leefbaarheid en verkeersveiligheid worden aangepast.

3.4.6 Welstandsnota

De Welstandsnota beschrijft het welstandsbeleid van de gemeente De Bilt en dient als toetsingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen. Enkele relevante doelstellingen in de Welstandsnota zijn:

de bestaande historische bebouwing is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder bouwwerk;

er dient een heldere scheiding te zijn tussen privé- en publieke ruimten;

panden moeten op de openbare ruimte zijn georiënteerd;

het historische en afwisselende karakter van het centrum moet behouden blijven;

bij verbouw of renovatie moet het oorspronkelijke materiaalgebruik tot uitgangspunten worden genomen.

De welstandsnota wordt gebruik als aanvullend instrument voor het ruimtelijke beheer van het gebied. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt getoetst aan de welstandseisen.

Figuur 3.2 - Fragment kaart welstandsgebieden, rood omcirkeld het plangebied

Het plangebied valt onder het gebied 'planmatige woonwijken'. Het betreft vooral planmatige uitbreidingen van na de tweede wereldoorlog. Het welstandstoezicht in deze gebieden is in principe vrij. Dit behalve als er wordt afgeweken van het bestemmingsplan, dan wel dat er sprake is van een exces.

Deelconclusie

In de welstandsnota worden geen expliciete regels genoemd die direct op de ontwikkeling in het plangebied van toepassing zijn.

3.5 Conclusie

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, namelijk de realisatie van een nieuwe woning en de uitgifte van tuingrond, passen binnen zowel de nationale, provinciale, regionale als gemeentelijke beleidskaders.

(24)
(25)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ten behoeve van de bestemmingsplanherziening moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond.

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan omgevingsaspecten zoals archeologie, hinder van bedrijven, bodem, cultuurhistorie, duurzaamheid, ecologie, externe veiligheid, geluid, lucht, water en verkeer en parkeren. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

4.1 Archeologie

Wettelijk kader

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als waardevol beschouwd. De Monumentenwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed grotendeels bij de gemeente.

Sinds 1 september 2007 kent Nederland de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz). Vanaf de inwerkingtreding van deze (wijzigings)wet zijn gemeenten verplicht rekening te houden met archeologische waarden in de bestemmingsplannen. Als instrument om een goed onderbouwde belangenafweging te kunnen maken heeft de gemeente De Bilt een erfgoedverordening. Deze is op 1 oktober 2012 in werking getreden.

In de erfgoedverordening staan beleidsregels welke gekoppeld zijn aan de archeologische waarden op de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de provinciale Archeologische Monumentenkaart (AMK). In de beleidsregels zijn vrijstellingsgrenzen opgenomen voor de oppervlakte en diepte van de voorgenomen ingreep. Indien een plangebied groter is dan de gestelde oppervlakte-ondergrens en de ingreep dieper gaat dan de diepte-ondergrens dient archeologisch onderzoek conform de Archeologische MonumentenZorg-Cyclus (AMZ-cyclus) te worden uitgevoerd.

Ten tijden van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft gemeente De Bilt een archeologische beleidskaart in voorbereiding; een eerste concept hiervan is inmiddels klaar. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft gemeente De Bilt de Archeologische Beleidskaart in voorbereiding. De Archeologische Beleidskaart biedt inzicht in de bestaande en de te verwachten archeologische situatie binnen de gemeente De Bilt. Ook wordt inzicht gegeven in het reeds verrichte archeologisch (veld)onderzoek in de gemeente. Zo kan de gemeente bij planvorming vroegtijdig en op zorgvuldige wijze rekening houden met archeologie.

Situatie

Op 28 november 2013 is door de gemeenteraad de Archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. Op de Archeologische beleidsadvieskaart is te zien dat het plangebied is aangeduid als 'VAW2'. Dit betreft zone met een hoge of middelhoge archeologische verwachting. Hier is het advies om bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv te vermijden. In afwijking van dit advies hanteert de gemeente een norm van 50 cm in plaats van 30 cm.

Indien het ten behoeve van het planvoornemen niet mogelijk is om onder deze norm(en) te blijven, dient bij bodemingrepen groter dan 500 m² voorafgaand aan de ruimtelijke planvorming een archeologisch onderzoek plaats te vinden.

(26)

Figuur 4.1 - Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van één woning grotendeels op de plaats waar nu de bestaande bebouwing van Akoteh gerealiseerd is. Verwacht mag worden dat de gronden hier al grotendeels geroerd zijn. Desondanks zal de bodemingreep ten behoeve van de te realiseren nieuwe woning met een omvang van maximaal 125 m2, passend bij bebouwingspercentage van 55%, de ondergrens van 500 m2 niet overschrijden. Het maximaal te realiseren oppervlak aan bijgebouwen bedraagt 50 m2 waarmee de ondergrens eveneens niet wordt overschreden. De overige gronden worden uitgegeven als tuingronden, echter met de bestemming 'Bos' waardoor het niet mogelijk is om de gronden te bebouwen. Ook niet met vergunningsvrije bouwwerken. Om die reden kan archeologisch onderzoek achterwege blijven.

Wel geldt indien tijdens de werkzaamheden een archeologische vondst wordt gedaan, de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988 art. 53): “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is, meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister.” Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke vondst bij de gemeente worden gemeld.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2 Bedrijven- en milieuzonering

Wettelijk kader

In een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven.

Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Situatie

(27)

De ontwikkeling in het plangebied voorziet niet in de toevoeging van een nieuwe milieuhinderlijke functie. De directe omgeving van het plangebied kan getypeerd worden als een overwegend woongebied. Het plangebied wordt omsloten door woonbebouwing en bedrijvigheid bevindt zich op enige afstand van het plangebied. Aan de Burg. van der Borchlaan bevindt zich een drinkwatervoorziening met pompgemalen van Vitens. Verder bevindt zich aan de Burg. van der Borchlaan het golfbaancomplex van de Golf & Country club De Biltse Duinen. De richtafstanden vanaf deze functies worden gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot de gevel van het gevoelige object.

In de VNG brochure worden de volgende afstanden voor een drinkwatervoorziening voorgesteld:

De drinkwatervoorziening heeft een vergunningscapaciteit van 2 Mm3/jaar. Voor het bepalen van de zoneringsafstand is een pompcapaciteit tussen de 1 en 15 mw aangehouden. Bovenstaand zijn de aanbevolen hindercontouren voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar weergegeven voor wat betreft hun afstand tot een rustige woonwijk. Er wordt voldaan aan de aanbevolen afstanden. Daarbij wordt nog opgemerkt dat aan de Burg. van der Borchlaan op een afstand van circa 20 meter in het verleden appartementen zijn opgericht. In die zin is de nieuw op te richten woning niet de maatgevende woning.

In de VNG brochure worden de volgende afstanden voor een golfbaan voorgesteld:

Bovenstaand zijn de aanbevolen hindercontouren voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar weergegeven voor wat betreft hun afstand tot een rustige woonwijk. Er wordt voldaan aan de aanbevolen afstanden.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3 Bodem

Wettelijk kader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de milieukundige bodemkwaliteit in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden verwijderd.

De gemeente De Bilt beschikt over een Regionale bodemkwaliteitskaart en een bijbehorende Nota bodembeheer. De bovengrond (tot 0,5 meter diepte) in het gehele plangebied valt volgens de bodemkwaliteitskaart onder de klasse 'wonen'. Indien grond in het plangebied wordt toegepast, moet deze voldoen aan de klasse 'wonen'

Situatie

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Buro Ontwerp & Omgeving een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

Doel van het verkennend bodemonderzoek is een indicatie te krijgen van de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek is gebaseerd op de in de NEN 5740 genoemde strategie voor een onverdachte locatie (paragraaf 5.1, NEN 5740).

Er zijn in de bodem geen zintuiglijke waarnemingen gedaan die kunnen wijzen op de eventuele aanwezigheid

(28)

van bodemverontreiniging. Asbestverdacht materiaal is op en onder maaiveld niet geconstateerd. Ten aanzien van de onderzoekslocatie wordt de hypothese ‘onverdachte locatie’ op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek genuanceerd aanvaard.

In de bovengrond worden voor enkele parameters (PAK 10 en kwik) een overschrijding van de achtergrondwaarde gemeten. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehaltes gemeten (<

achtergrondwaarde). In het grondwater van Pb01 zijn licht verhoogde waardes gemeten voor barium, cadmium en zink. Het licht verhoogde gehalte voor barium mag als verhoogde achtergrondwaarde worden beschouwd. Waardoor de gehaltes cadmium en zink zijn verhoogd is onbekend.

Bij toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voldoen de grondmengmonsters MM2 en MM3 aan “Altijd toepasbaar”. Het grondmengmonster MM1 voldoet aan de Klasse Wonen. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

Wettelijk kader Rijksbeleid

Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten bij het maken van een bestemmingsplan rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken van een bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn. Daarnaast is het in Bro vastgelegd dat in de toelichting van een bestemmingsplan moet worden beschreven hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en de bescherming daarvan wordt omgegaan.

Gemeentelijk beleid

In de gemeentelijke 'Erfgoedverordening De Bilt 2010' is de wijze vastgelegd waarop er door de gemeente omgegaan wordt met het gemeentelijk erfgoed, onder meer bij de vergunningverlening. Zo wordt de procedure tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten en de instandhouding hiervan geregeld. Een gemeentelijk monument is een zaak, die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, uniciteit, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Stads- of dorpsgezichten kunnen ook aangewezen worden als beschermd stads- of dorpsgezicht. Daarnaast is ook het terrein waarop zich een gemeentelijk monument bevindt onderdeel van het totale monument. In de verordening is vastgelegd dat ook landschapselementen of een samenhangend geheel van landschapselementen aangewezen kan worden als gemeentelijk landschapsmonument. Op grond van de verordening is het verboden een gemeentelijk monument te verstoren en/of te wijzigen zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

Situatie

Binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan bevinden zich geen waardevaste monumenten (met een beschermde status als gemeentelijk of rijksbeschermd monument) of waardevolle panden en objecten (niet formeel beschermd). Ook in de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle panden of andere elementen aanwezig. Wel is er binnen het plangebied een zogeheten stuifduin aanwezig. Hiermee is er een hoogteverschil binnen het plangebied aanwezig. De stuifduin zal dan ook middels een aanduiding op de verbeelding, gekoppeld aan een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken worden beschermd.

Conclusie

Gelet op het ontbreken van cultuurhistorisch waardevol erfgoed in en nabij het plangebied, zijn nadere beschermde maatregelen hiervoor niet noodzakelijk. Wel wordt de aanwezige stuifduin planologisch beschermd. Er komen als gevolg van het planvoornemen geen cultuurhistorische waarden in het geding

4.5 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen is een manier van bouwen waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast, een optimale woonkwaliteit wordt gerealiseerd en waar het gebouw maar ook de openbare ruime een lange levensduur hebben (bijvoorbeeld door flexibiliteit of goede materiaalkeuze).

Het meenemen van duurzaamheid in projecten wordt door steeds meer partijen belangrijk gevonden. Dit geldt voor zowel gebouwen als voor Grond, Weg en Waterbouw (GWW)-projecten. Gemeente de Bilt heeft

(29)

ambities geformuleerd en afspraken gemaakt over duurzaamheid bij duurzaam bouwen en GWW-projecten.

Naast de gemeentelijke ambities zijn er voor bouwprojecten ook wettelijke eisen van toepassing. De rol van de gemeente is om in overleg met de bouwpartijen te kijken wat de mogelijkheden en kansen zijn voor duurzaam bouwen.

4.5.1 Wettelijk kader

De wettelijke eisen inzake duurzaamheid volgen uit het Bouwbesluit. Per 1 januari 2015 is het bouwbesluit gewijzigd en zijn de eisen ten aanzien van duurzaamheid aangescherpt. De geldende eisen zijn zodoende als volgt.

Bouwbesluit 2012 - prestatie eisen

1. Minimale isolatiewaarden (Rc) voor dichte uitwendige scheidingsconstructies, per onderdeel van de schil - 4,5 voor gevel, 6 voor het dak en 3,5 voor de vloer;

2. Een gemiddelde U-waarde van 1,65 voor ramen (glas en kozijn) en deuren, maximaal 2,2;

3. Een maximale EPC waarde afhankelijk van het type gebouw. De EPC dient berekent te worden middels de EPG methodiek. Voor woningen is dit 0,4;

4. Een Milieuprestatie Gebouw (MPG). Deze verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2.

Milieuprestatie Gebouw (MPG):

Vanuit het Bouwbesluit geldt de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2.

Hoe te voldoen

Om te voldoen aan deze eisen dient bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen een EPC berekening aangeleverd te worden. Voor de MPG kan er gekozen worden voor een SBK-bewijs of voor een berekening uit te voeren met bijvoorbeeld GPR-gebouw. Voor GPR-gebouw is een gratis licentie beschikbaar via de Omgevingsdienst.

4.5.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie. Bijbehorende kaders zijn vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013. Hierin is de eis opgenomen dat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving bevat op welke wijze rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen (art. 3.1 lid 3). Deze eis geldt echter alleen voor het stedelijk gebied, onderhavig plangebied is hierbuiten gelegen. De eis geldt zodoende niet.

4.5.3 Gemeentelijk beleidskader

De gemeente De Bilt heeft haar ambitie duurzaam bouwen in onder andere de woonvisie, milieubeleidsplan en het duurzaamheidsprogramma vastgelegd.

Woonvisie 2013-2020

In de Woonvisie 2013-2020 (vastgesteld op 25 april 2013) heeft de raad ervoor gekozen om te sturen op het vasthouden van de kwaliteit voor huidige en toekomstige bewoners voor zowel bestaande als nieuwbouw.

Middels een motie bij vaststelling van de woonvisie zijn de volgende punten inzake duurzaam bouwen vastgelegd.

1. GPR Gebouw niet alleen te gebruiken bij nieuwbouw, maar ook bij renovatie;

2. Het ambitieniveau van de gemeente op het gebied van duurzaamheid te verhogen door uit te gaan van een gemiddelde GPR-score van minimaal 7;

3. Te streven naar een score van minimaal 8 op de GPR sub-module toegankelijkheid voor woningen met het predicaat 'levensloopbestendig' en voor publieke gebouwen;

4. Actief te bevorderen - onder andere door gerichte voorlichting - dat zowel bij grotere bouw- en renovatieprojecten als bij kleinere particuliere initiatieven de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaamheid worden nagestreefd.

Eind 2015 wordt een nieuwe actuele ambitie vastgesteld in gemeente De Bilt. Vanuit het gemeentelijk beleidskader gelden dan ook ten aanzien van onderhavig bouwplan de volgende ambities op basis van de berekening met de tool GPR gebouw.

(30)

Te streven naar score van minimaal een 8 op de GPR submodule toegankelijkheid.

Minimale gemiddelde score van 7.

Aanbod gemeente

Het gebruik van GPR gebouw wordt gratis door de gemeente beschikbaar gesteld. Hiermee kan initiatiefnemer inzicht verkrijgen in de kansen voor duurzaamheid. Daarnaast biedt de gemeente een vrijblijvend adviesgesprek aan met een energiespecialist om de kansen en mogelijkheden inzake duurzaam bouwen na te gaan. Voor een licentie alsook een adviesgesprek kan contact opgenomen worden met E. Rot via e.rot@odru.nl of via 088 022 50 00. Er wordt dan vrijblijvend een wachtwoord en gebruikersnaam toegestuurd.

Overig: Extra hypotheekruimte voor energiezuinige woningen

Op 20 december 2012 is in de Staatscourant de Tijdelijke Regeling Hypothecair Krediet bekendgemaakt.

Hierin staat dat huiseigenaren die energiebesparende maatregelen willen meefinancieren, hiervoor meer hypotheekruimte krijgen. Deze extra ruimte is vanaf 1 januari 2015 € 9.000. Dit gaat buiten de normale inkomenstoets om. Er zijn wel voorwaarden, onder andere een bruto minimum jaarinkomen van € 32.000,- en dat de totale hypotheek niet hoger mag zijn dan 106 % van de marktwaarde van de woning. Op

soortgelijke wijze is het mogelijk om €25.000 extra hypotheek te krijgen voor de aankoop van of verbouw tot een energieneutraal huis: dat net zoveel energie verbruikt als het zelf opwekt.

Milieubeleidsplan

In het Milieubeleidsplan De Bilt 2010-2014, wordt verwezen naar de gemeentelijke ambities. Verdere

ambities voor bouwprojecten zijn vastgelegd in het 'Dubo-convenant 2010-2014', waarin de gemeente samen met Woonstichting SSW, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Provincie Utrecht, Bouwend Nederland en BNA, heeft afgesproken om voor woningbouw, utiliteitsbouw, stedenbouw, grond-,weg- en waterbouw en bedrijventerreinen het volgende ambitieniveau te hanteren:

De algemene en tevens minimale ambitie van dit convenant bij nieuwbouw van woningen, scholen en kantoren is een minimale GPR-score van 6,5 en een streefniveau van 8 voor gebouwen." Voor het aspect Energie is de minimale waarde een 7,0.

Voor GWW-projecten is opgenomen: Voor een duurzame stedenbouw wordt het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw gebruikt. Voor de grond-, weg- en waterbouw wordt het Nationaal Pakket Grond-, Weg- en Waterbouw gebruikt.

Bij de toelichting in het convenant is door de gemeente gezegd: De gemeente zal bij het opstellen en beoordelen van bestekken voor GWW werken het Nationaal Pakket GWW hanteren. Daarbij zal zoveel mogelijk worden gekozen voor duurzame alternatieven voor zover mogelijk binnen de financiële randvoorwaarden van het project. Bij het opstellen van programma's van eisen voor GWW werken zal toepassing van het Nationaal Pakket GWW als voorwaarde voor het opstellen van een bieding worden opgenomen.

Duurzaamheidsprogramma 2015-2018

Op 26 maart 2015 heeft de gemeenteraad het Duurzaamheidsprogramma 2015-2018 vastgesteld. Een belangrijke ambitie volgens het Biltse coalitieakkoord 'Oog voor elkaar, oog voor de toekomst' van 7 mei 2014 is dat duurzaamheid een vanzelfsprekend uitgangspunt in het denken en handelen is. Als concrete stappen daar naartoe, noemt het akkoord onder meer dat de gemeente het goede voorbeeld moet geven en dat moet worden vastgehouden aan de eerder vastgestelde ambitie van energieneutraliteit in 2030. Ook de noodzaak van het verminderen van de productie van afval is in het coalitieakkoord vermeld.

Het streven naar energieneutraliteit en naar een circulaire economie zijn daarom de twee pijlers waarop het duurzaamheidprogramma voor de jaren 2015-2018 is gebouwd. Om de gemeentelijke voorbeeldfunctie invulling te geven, moet duurzaamheid de leidraad zijn voor het handelen van de gemeente. Onder het motto 'practice what you preach' zal de gemeente haar voorbeeldfunctie nog meer dan in het verleden tot uitdrukking moeten brengen. Niet alleen binnen onze eigen organisatie, zoals op het vlak van het energieverbruik van de gemeentelijke gebouwen, maar ook in onze rol van bestuursorgaan. Zo zal duurzaamheid bijvoorbeeld in elke fase van planontwikkeling een vanzelfsprekend uitgangpunt zijn.

Duurzaam inkopen

De overheid koopt per jaar voor bijna 60 miljard euro in en heeft daarmee een belangrijke invloed op het milieu en sociale aspecten hier en in andere landen. Bewust en gericht duurzaam inkopen vormt een krachtig instrument om belangrijke duurzaamheiddoelstellingen te bereiken.

De rijksoverheid heeft in overleg met marktpartijen en andere overheden (VNG), diverse duurzaamheidcriteria opgesteld. Deze zijn per type project te vinden op www.pianoo.nl. Voor gemeenten

(31)

waaronder De Bilt geldt de verplichting om in 2015 voor 100% duurzaam in te kopen. Vanaf 2010 willen de gemeenten al voor 75% duurzaam inkopen. Praktisch betekent dit dat voor alle opdrachten en projecten van overheid nu al voor minimaal 75% dienen te voldoen aan de 'minimale eisen' zoals ze zijn te vinden in de criteriadocumenten op www.pianoo.nl.

Behalve deze minimale eisen zijn hier ook aanvullende criteria te vinden die afhankelijk van projecten duurzame kansen bieden, deze criteria zijn op te delen in:

1. Kwalificaties van leveranciers;

2. Gunningcriteria (behalve minimale eisen, ook criteria waar 'punten' behaald kunnen worden in het programma van eisen;

3. Contractbepalingen.

4.5.4 Situatie

Zoals in het duurzaamheidsprogramma 2015-2018 is opgenomen vormt duurzaamheid in elke fase van planontwikkeling een vanzelfsprekend uitgangpunt. Zo ook bij voorliggende gemeentelijke ontwikkeling.

Ten behoeve van de planontwikkeling wordt het aspect duurzaamheid als volgt ingevuld:

een deel van de grondprijs per kavel wordt gelabeld aan duurzaamheid (een soort statiegeldregeling, gericht op de realisatie van een ecowijk met als streven 0 op de meter). Dat is een bedrag tussen de

€5.000,- en €10.000,- per kavel;

het genoemde bedrag wordt privaatrechtelijk vastgelegd in de koopovereenkomst;

koper wordt gestimuleerd om voldoende te investeren in extra energie genererende/besparende maatregelen bovenop de Bouwbesluiteisen, want dan krijgt hij/zij dit bedrag op zijn/haar rekening teruggestort. Doet de koper dit niet, dan blijft het bedrag onderdeel van de grondprijs.

De begeleiding van de extra investeringen in duurzaamheid zal worden verzorgd door een nader te bepalen bureau. Het bureau adviseert, begeleidt, stimuleert in energiebesparing binnen de gemeente. Als het te bepalen bureau akkoord gaat met de ingreep en de bijbehorende investering en dit rapporteert aan de gemeente, dan wordt het bedrag teruggestort.

4.5.5 Conclusie

Aan de hand van bovengenoemd plan van aanpak worden extra investeringen op het gebied van duurzaamheid financieel gestimuleerd. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het motto uit het duurzaamheidsprogramma 'practice what you preach'.

4.6 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld met de Natuurbeschermingswet (1998) en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Belangrijk is dat ruimtelijke projecten niet zonder meer mogen worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden (inclusief de Habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking).

Indien dit het geval is, kan doorgang van het project mogelijk belemmeringen ondervinden. De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen en wijzigingen hiervan, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning ex artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moeten worden.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen.

De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten een vrijstelling. Aan deze vrijstelling zijn vaak voorwaarden verbonden. Voor zwaar beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd

(32)

bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

Er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);

Er geen alternatief is;

Er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Situatie

Door Staring Advies is een quickscan flora en fauna voor de locatie uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd. Uit de quickscan komt naar voren dat aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet niet noodzakelijk is.

Wel wordt opgemerkt dat werkzaamheden buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd. Dit zal vastgelegd worden in de koopovereenkomsten van eventueel gegadigden.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het in oktober 2004 in werking getreden Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI).

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de onderliggende regelgeving. De wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt volgens verwachting medio 2012 herzien. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt "vertaald" als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen.

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken.

Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.

Situatie

In de onderstaande figuur is een fragment van de risicokaart van de provincie Utrecht weergegeven. Hier is te zien dat zich in de directe omgeving van het plangebied geen stationaire dan wel mobiele bronnen bevinden. Wel bevindt zich op een afstand van meer dan 500 meter een propaantank op het recreatieterrein van Bospark Bilthoven. Daarnaast is het plangebied gelegen nabij de spoorlijn Utrecht - Amersfoort. Deze maakt geen onderdeel uit van het basisnet. Onderstaand worden de stationaire en mobiele bronnen nader toegelicht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gemeente Woerden is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening.. Een van

De gemeente Woerden is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening.. Een van

Voor het westelijke deel van het plangebied, waar de landschappelijke inpassing is voorzien, is de be- stemming ‘Agrarisch met waarden’ opgenomen. De voor ‘Agrarisch met

Nadere eisen kunnen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1', indien uit onderzoek is

Aard beslissing gemeente Vergunning Datum beslissing gemeente 05-02-1976 Werd er beroep ingediend bij deputatie. neen Werd er beroep ingediend bij

Kusters, uit tot het bijwonen van een gecombineerde informatieve bijeenkomst en vergadering voor de raadscommissie Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting,

Indien provinciale staten met toepassing van artikel 3.26, eerste lid, een inpassingsplan vaststellen, of met toepassing van artikel 3.27 een projectbesluit nemen of een besluit

De gemeente De Bilt is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening.. Een van