• No results found

Gemeente Amsterdam Dienst Ruimtelijke Ordening. bestemmingsplan Oosterdok west. Colofon

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Amsterdam Dienst Ruimtelijke Ordening. bestemmingsplan Oosterdok west. Colofon"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Colofon

Opdrachtgever Projectbureau Zuidelijke IJoever

Opdrachtnemer Dienst Ruimtelijke Ordening, Team Juridische en Milieuzaken De Dienst Ruimtelijke Ordening is onderdeel van de

OntwikkelingsAlliantie en werkt daarin intensief samen met de diensten Infrastructuur Verkeer en Vervoer, Economische Zaken, het

Ontwikkelingsbedrijf, ProjectManagement Bureau en het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam.

IMRO_idn NL.IMRO.0363.A1001BPGST-VG01 Planstatus bestemmingsplan

(3)

Inhoudsopgave

Regels 3

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4

Artikel 1 Begrippen 4

Artikel 2 Wijze van meten 15

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 16

Artikel 3 Verkeer - 1 16

Artikel 4 Verkeer - 2 17

Artikel 5 Verkeer - 3 18

Artikel 6 Water 19

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1 21

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2 23

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3 25

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie 27

Hoofdstuk 3 Algemene regels 28

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel 28

Artikel 12 Algemene bouwregels 29

Artikel 13 Algemene gebruiksregels 30

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels 31

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 32

Artikel 15 Overgangsrecht 32

Artikel 16 Slotregel 33

(4)

Regels

(5)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Oosterdok west met identificatienummer NL.IMRO.0363.A1001BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 aan-huis-gebonden-beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner zelf wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aanlegsteiger

Boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, voor het afmeren van een boot, waarna over de steiger naar de wal kan worden gelopen.

1.8 achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.9 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne.

(6)

1.11 archeologisch rapport

Een rapportage waarin de archeologische waarden van een terrein naar het oordeel van het

gemeentebestuur in voldoende mate worden vastgelegd en naar het oordeel van het gemeentebestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.12 archeologische waarde

Waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.13 automatenhal

Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bedrijfsvaartuigen

Vaartuigen, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde zee- of binnenschepen, hoofdzakelijk gebruikt of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep, dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele/toeristische activiteiten.

1.17 bedrijven

Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, internetverkoop, opslag en/of transport.

1.18 belwinkel

Een gelegenheid waar één van de voornaamste activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig

gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet.

1.19 bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

(7)

1.21 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.22 bijzondere bouwlaag

Dakopbouwen, daktoegangen, kelders en souterrains.

1.23 binnenschip

Een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor interlokaal dan wel internationaal bedrijfsmatig vervoer van goederen te water waarop de Wet vervoer binnenvaart van toepassing is.

1.24 bodemverstoring Elke vorm van grondverzet.

1.25 boot

Verzamelbegrip voor schepen, woonboten, pleziervaartuigen en bedrijfsvaartuigen.

1.26 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.27 bouwgrens De grens van een bouwvlak.

1.28 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.29 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens Een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

(8)

1.32 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.34 dakopbouw

Een bijzondere bouwlaag op de bovenste bouwlaag met een terugligging van minimaal 2 meter, bezien vanaf de voorgevel van het gebouw.

1.35 dakterras

Niet-overdekte bouwlaag, welke aan ten hoogste drie zijden door wanden is omsloten.

1.36 daktoegang

Een bouwwerk dat op een gebouw wordt geplaatst dat uitsluitend als doel heeft om toegang tot het dak te verschaffen.

1.37 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de

uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde perifere detailhandel.

1.38 drijvend terras

Een object bestemd om te recreëren, niet zijnde een afmeervoorziening.

1.39 eerste bouwlaag / plint De volledige bouwlaag op of boven peil.

1.40 extended stay

Het bedrijfsmatig aanbieden van logies anders dan in een woning voor kortstondig verblijf van tenminste 1 week tot maximaal 1 jaar aan natuurlijke personen die buiten de gemeente hun hoofdverblijf en vaste woon- of verblijfplaats hebben. Bij extended stay gaat het niet om wonen, maar om een bijzondere vorm van een hotelfunctie.

1.41 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

(9)

1.42 geldwisselkantoor

Een kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.

1.43 gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven lijn, waarin de gevel van de gebouwen aan de betreffende zijde moet worden opgericht.

1.44 groenvoorzieningen

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, taluds, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en (ondergrondse) infrastructurele (nuts)voorzieningen.

1.45 hoofdgebouw

Eén of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.46 horeca 1

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.47 horeca 2

Zaal-/congres-/vergaderaccommodatie (en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.48 horeca 3

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.49 horeca 4

Restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.50 horeca 5

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg, bed & breakfast, en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.51 horeca 6 Extended stay.

(10)

1.52 Internetcafé

Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het tijdelijk gebruik tegen betaling van computers ter plaatse.

1.53 Internetverkoop

Handel via internet waarbij geen sprake is van het ter plekke bezichtigen, ophalen en/of betalen van de gekochte waar door de kopende partij.

1.54 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.55 kelder

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.

1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van de wet- en regelgeving geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoud en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.57 langzaamverkeersroute

Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.

1.58 ligplaats

Een nader aangeduid deel van water waar een woonboot of bedrijfsvaartuig met ligplaatsvergunning binnen de daarvoor geldende voorwaarden ligt, dan wel een ligplaatsvergunning kan krijgen.

1.59 ligplaatsvergunning

Vergunning op grond van de Verordening op het Binnenwater 2010, dan wel een daarop volgende regeling van het gemeentebestuur voor het met een woonboot, bedrijfsvaartuig etc. innemen van een ligplaats.

1.60 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.61 meerpalen

In het water geplaatste palen, bestemd om schepen te meren.

(11)

1.62 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, voorzieningen voor opwekking duurzame energie niet zijnde windturbines alsmede voorzieningen voor warmte-koudeopslag, zendstations inclusief walradar en kleinschalige antenne-/zendmasten, dan wel combinaties daarvan in één gebouw of

gedeelte daarvan.

1.63 openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende (ondergrondse) nutsvoorzieningen, bermen, taluds, water(lopen) en waterbouwkundige kunstwerken, straatmeubilair, (ondergrondse) afvalsystemen en (ondergrondse) infrastructurele voorzieningen niet zijnde ondergrondse parkeergarages, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

1.64 op- en/of afstapvoorziening

Voorziening bestaande uit maximaal 6 afmeerpalen en een entreeplank van maximaal 0,5 m² al dan niet gecombineerd met een steiger om passagiers en/of goederen aan en van boord te kunnen laten gaan.

1.65 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.66 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.67 passagiersvaartuig

Een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

a. het vervoer van personen of

b. om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.

1.68 peil

Onder het peil wordt verstaan:

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;

c. voor een bouwwerk, een vaartuig in het water of soortgelijk object: het waterpeil.

1.69 plankaart / verbeelding

De plankaart van het bestemmingsplan Oosterdok west.

(12)

1.70 planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Oosterdok west.

1.71 pleziervaartuig

Een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.72 ponton

Drijvende, dichte bak, al dan niet voorzien van een dek.

1.73 prostitutie

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.74 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.75 recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.76 scheidslijn bebouwingswaarden

Een op de plankaart aangegeven lijn welke de scheiding aangeeft tussen bouwvlakken waar verschillende maximale bouwhoogten zijn toegestaan.

1.77 schip

Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.

1.78 seksinrichting

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een

seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.79 short stay

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één (1) week en maximaal zes (6) maanden.

(13)

1.80 souterrain

Een bijzonder bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde voor aangrenzend straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.81 stationerend vaartuig

a. Een vaartuig, daaronder begrepen een object dat afgemeerd is te water en niet tot enig andere categorie behoort;

b. een schip, vaartuig of casco in aanbouw tot woonboot, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig of stationerend vaartuig als onder a bedoeld.

1.82 steiger

Boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden, niet zijnde een aanlegsteiger.

1.83 straatmeubilair

Onverminderd het bepaalde in de wet- en regelgeving wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken al dan niet ondergronds, toegangsconstructies voor al dan niet ondergrondse voorzieningen en nutvoorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, vlaggenmasten alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.84 stroomweg

Een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg waarop gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk ononderbroken kan doorstromen met inbegrip van verkeersregelinginstallaties.

1.85 terras - onbebouwd

Een buiten afgebakend liggend deel van het (horeca)bedrijf niet zijnde gebouwen, waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het (horeca)bedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.86 terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.87 verkeersvoorzieningen

Voorzieningen die een ondersteunende functie hebben op en langs een weg of verblijfsgebied, en die tot doel hebben de verkeersveiligheid te verbeteren, de doorstroming te bevorderen en de verkeerssituatie te verduidelijken. Hieronder moeten in elk geval worden begrepen: rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen, verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.

(14)

1.88 vestiging

Een (deel van een) gebouw waarin één (dienstverlenend) bedrijf, horecagelegenheid, kantoor, maatschappelijke (dienstverlenende) voorziening of winkel is gehuisvest.

1.89 voorgevelrooilijn

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.90 watergang

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren, en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.91 waterkering

Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.92 waterpeil

Het N.A.P. of het plaatse aan te houden waterpeil.

1.93 waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingwerken, uitgezonderd steigers.

1.94 waterstaatsdoeleinden

Voorzieningen ten behoeve van waterbeheersing en waterhuishouding in de ruimste zin.

1.95 weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.96 wet

Wet ruimtelijke ordening.

1.97 wonen

Permanente huisvesting van één of meerdere personen in een woning, inclusief aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

(15)

1.98 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat groepswonen wordt beschouwd als één huishouden en een woning waar een

aan-huis-gebonden-beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt uitgevoerd eveneens als een woning wordt aangemerkt.

1.99 woonark

Een woonboot, niet zijnde een woonschip of woonvaartuig, die feitelijk niet geschikt is om mee te varen.

1.100 woonboot

Een vaartuig daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf. Hieronder worden begrepen:

a. woonark;

b. woonschip;

c. woonvaartuig.

1.101 woonschip

Een woonboot die herkenbaar is als een van origine varend schip en die, naar gelang het type schip, in elk geval is voorzien van originele kenmerken, zoals een stuurhut, een roer, gangboorden, een

luikenkap, een mast en zwaarden. In geen geval mag het schip voorzien zijn van een opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt.

1.102 woonvaartuig

Een woonboot met een casco dat herkenbaar is als dat van een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een - gehele of gedeeltelijke - opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt.

(16)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 de bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de

antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

(17)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Verkeer - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 1 aangeduide gronden zijn bestemd voor:

a. stroomwegen bestaande uit 2x1 rijbaan met twee rijstroken;

b. openbare ruimte;

c. bruggen;

d. toe- en afritten;

e. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'verkeer' is een tijdelijke halteplaats voor (touringcar)bussen ten behoeve van ophalen/afzetten toegestaan;

f. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'railverkeer' is ondergronds railverkeer met bijbehorende voorzieningen toegestaan;

g. groenvoorzieningen;

h. water;

i. nutsvoorzieningen;

j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepaling dat de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van bouwwerken. Bij de toepassing van deze nadere eisen wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de verkeerssituatie ter plaatse.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

3.4.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt dat ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'laad- en lospunt' tevens standplaatsen voor taxi's zijn toegestaan.

3.4.2 Strijdig gebruik

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksregel dat het in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bebouwing als opslag- of bergplaats, van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, voorzover dit noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte beheer van de gronden.

(18)

Artikel 4 Verkeer - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangeduide gronden zijn bestemd voor:

a. fiets- en voetpaden;

b. openbare ruimte;

c. bruggen;

d. toe- en afritten;

e. fietsparkeren;

f. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'railverkeer' is ondergronds railverkeer met bijbehorende voorzieningen toegestaan;

g. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'laad- en losplaats' is laden en lossen toegestaan;

h. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'verkeer' is een tijdelijke halteplaats voor (touringcar)bussen ten behoeve van ophalen/afzetten toegestaan;

i. groenvoorzieningen;

j. water;

k. nutsvoorzieningen;

l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepaling dat de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van bouwwerken. Bij de toepassing van deze nadere eisen wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de verkeerssituatie ter plaatse.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksregel dat het in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bebouwing als opslag- of bergplaats, van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, voorzover dit noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte beheer van de gronden.

(19)

Artikel 5 Verkeer - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 3' aangeduide gronden zijn bestemd voor:

a. rijwegen;

b. fiets- en voetpaden;

c. openbare ruimte;

d. toe- en afritten inclusief hellingbaan;

e. parkeren;

f. groenvoorzieningen;

g. water;

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van aansluitingen op nutsvoorzieningen zoals elektricteit, gas en water, alsmede ten behoeve van kabel- en telefonieaansluitingen, een en ander uitsluitend en alleen ten dienste van woonboten;

i. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepaling dat de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van bouwwerken. Bij de toepassing van deze nadere eisen wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de verkeerssituatie ter plaatse.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksregel dat het in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bebouwing als opslag- of bergplaats, van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, voorzover dit noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte beheer van de gronden.

(20)

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangeduide gronden zijn bestemd voor:

a. water;

b. waterwegen, waterberging, waterhuishouding en waterstaatsdoeleinden;

c. ter plaatse van de aanduidingsvlakken met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 1' en 'specifieke vorm van water - 2' zijn ligplaatsen voor woonboten waarop wonen en short stay is toegestaan met in achtneming van het bepaalde in lid 6.3;

d. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'aanlegsteiger' is een op- en afstapvoorziening/tijdelijke aanmeervoorziening toegestaan;

e. steigers;

f. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;

g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. voor de in lid 6.1 sub e genoemde functie gelden de volgende maximale maatvoeringseisen:

1. de bouwhoogte: 1 meter;

2. de lengte: 12 meter;

3. de breedte: 2 meter;

b. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' zijn maximaal 5 steigers toegestaan;

c. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' zijn maximaal 2 steigers toegestaan;

d. voor de in lid 6.1 sub e genoemde functie geldt dat deze niet mogen worden bebouwd;

e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 meter bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

6.3.1 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:

a. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 1' zijn maximaal 11 ligplaatsen voor woonboten toegestaan;

b. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 2' zijn maximaal 8 ligplaatsen voor woonboten toegestaan;

c. ter plaatse van de aanduidingsvlakken met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 1' en 'specifieke vorm van water - 2' is het aanmeren/aanleggen van één pleziervaartuig per woonboot toegestaan;

d. voor de in lid 6.1 sub e genoemde functie geldt dat deze alleen is toegestaan binnen de aanduidingsvlakken met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 1' en 'specifieke vorm van water - 2';

e. het tijdelijk of permanent aanleggen en/of afmeren van schepen/vaartuigen en/of woonboten binnen

(21)

de bestemming is niet toegestaan behalve ter plaatse van de aanduidingsvlakken met de aanduidingen 'specifieke vorm van water - 1' en 'specifieke vorm van water - 2'

f. voor de in lid 6.1 sub c genoemde functie met betrekking tot het gebruik short stay, is dit gebruik toegestaan voor zover dit gebruik bestond ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

6.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt:

a. het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden en/of woonboten ten behoeve van enige vorm van horeca;

b. het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden en/of woonboten ten dienste van aan-huis-gebonden-beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot meer dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;

c. het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen;

d. het gebruiken, laten gebruiken en/of in gebruik geven van gronden ter plaatse van het

aanduidingsvlak met de aanduiding 'aanlegsteiger' ten behoeve van permanente ligplaatsen en/of het permanent afmeren/aanleggen.

(22)

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

a. Voor zover met betrekking tot de in lid 7.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in de wet een archeologisch rapport overleggen.

b. Het bepaalde in lid 7.2 sub a is niet van toepassing op een bodemverstoring indien de bodemverstoring betrekking heeft op:

1. een gebied met een kleinere oppervlakte dan 50 m² en een kleinere diepte dan 0,50 meter onder maaiveld;

2. die het normale onderhoud betreft;

3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. Aan de omgevingsvergunning in lid 7.2 sub a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

7.3 Nadere eisen

Nadere eisen kunnen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 7.1 aanwezig zijn, ter bescherming van de in lid 7.1 genoemde archeologische waarden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter onder maaiveld, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;

2. het aanbrengen van drainage;

3. het aanleggen en verbreden van wateren;

4. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;

5. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

b. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te

(23)

overleggen.

c. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 7.1 niet onevenredig schaden.

d. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

e. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:

1. die betrekking heeft op een gebied met een kleinere oppervlakte dan 50 m² of een kleinere diepte dan 0,50 meter onder maaiveld;

2. die het normale onderhoud betreft;

3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

(24)

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

a. Voor zover met betrekking tot de in lid 8.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport te overleggen.

b. Het bepaalde in lid 8.2 sub a is niet van toepassing op een bodemverstoring indien de bodemverstoring betrekking heeft op:

1. een gebied met een kleinere oppervlakte dan 2.500 m² of een kleinere diepte dan 5 meter ÷ 2. een activiteit die het normale onderhoud betreft;NAP;

3. een activiteit die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. Aan de omgevingsvergunning in lid 8.2 sub a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Nadere eisen

Nadere eisen kunnen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 8.1 aanwezig zijn, ter bescherming van de in lid 8.1 genoemde archeologische waarden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 8.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 5 meter ÷ NAP, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;

2. het aanbrengen van drainage;

3. het aanleggen en verbreden van wateren;

4. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;

5. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

b. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.

(25)

c. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 1 niet onevenredig schaden.

d. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

e. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:

1. die betrekking heeft op een gebied met een kleinere oppervlakte dan 2.500 m² of een kleinere diepte dan 5 meter ÷ NAP;

2. die het normale onderhoud betreft;

3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

(26)

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

a. Voor zover met betrekking tot de in lid 9.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Woningwet een archeologisch rapport overleggen.

b. Het bepaalde in lid 9.2 sub a is niet van toepassing op een bodemverstoring indien de bodemverstoring betrekking heeft op:

1. een gebied met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m² en een kleinere diepte dan 5,00 meter ÷ 2. die het normale onderhoud betreft;NAP;

3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. Aan de bouwvergunning in lid 9.2 sub a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

9.3 Nadere eisen

Nadere eisen kunnen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 9.1 aanwezig zijn, ter bescherming van de in lid 9.1 genoemde archeologische waarden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 5,00 meter ÷ NAP, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;

2. het aanbrengen van drainage;

3. het aanleggen en verbreden van wateren;

4. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;

5. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.

b. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te

(27)

overleggen.

c. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 9.1 niet onevenredig schaden.

d. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

e. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:

1. die betrekking heeft op een gebied met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m² of een kleinere diepte dan 5,00 meter ÷ NAP betreffen;

2. die het normale onderhoud betreft;

3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

(28)

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden.

De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

(29)

Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen dan wel aanvragen om geen omgevingsvergunning buiten beschouwing.

(30)

Artikel 12 Algemene bouwregels

Op en onder in het bestemmingsplan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen;

a. het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden c.q.

af te wijken van ten behoeve van stoepen, stoeptreden, trappen, bordessen, toegang tot souterrain, funderingen, plinten, kozijnen, hekwerken bij bruggen, standleidingen voor hemelwater,

gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen;

b. hijsinrichtingen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;

c. trappenhuizen, technische installaties, dakterrassen, opwekking van duurzame energie c.q.

voorzieningen ten behoeve van duurzame energie niet zijnde windturbines, hekwerken en vergelijkbare bouwwerken, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter en deze worden gebouwd op tenminste 1 meter afstand van de gevellijn.

(31)

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

a. Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.

b. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval begrepen een telefoneerinrichting of belhuis, automatenhal, prostitutiebedrijf, seksinrichting, geldwisselkantoor, smartshop, de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan.

(32)

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Toepassing van een bevoegdheid bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels van dit plan, voor:

14.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Gebouwen ten behoeve van de openbare dienst en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals

vrijstaande muren, keermuren, straatmeubilair, gedenktekens, plastieken, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, duikers en andere

waterstaatkundige werken alsmede ten behoeve van voorzieningen voor warmte- en koudeopslag zijn toegestaan. Voor voorzieningen ten behoeve van warmte- en koudeopslag geldt dat burgemeester en wethouders advies van de waterbeheerder inwint.

14.2 Geringe afwijkingen

Geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk en/of technisch betere c.q.

verantwoorde plaatsing van bouwwerken, laad- en losplaatsen, tijdelijke halteplaats voor

(touringcar)bussen ten behoeve van ophalen/afzetten toegestaan, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het (bouw)terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 3 meter bedraagt.

(33)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 15.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in lid 15.1 onder a met maximaal 10%.

c. Het bepaalde in lid 15.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in lid 15.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in lid 15.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde in lid 15.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

(34)

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oosterdok west.

De volledige naam is de aanhaaltitel.

(35)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omschrijving van de aard van de overtreding : Datum van het bevel tot staking van de werken : Datum van de bekrachtiging door de stedenbouwkundige inspecteur van het bevel

Nadat de coördinator in een voorkomend geval de directie communicatie heeft ingelicht, neemt de directie communicatie contact op met de betreffende organisatie-onderdeel of

C4 R ECHT OP VOORKOOP IN HET KADER VAN HET DECREET RUIMTELIJKE ORDENING Het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) is bevoegd voor het bijhouden en de bekendmaking

C4 R ECHT OP VOORKOOP IN HET KADER VAN HET DECREET RUIMTELIJKE ORDENING Het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) is bevoegd voor het bijhouden en de bekendmaking

Wat betreft de inlichtingen vastgoed vestigen wij er uw aandacht op dat de gegeven inlichtingen verstrekt worden op basis van de actuele gegevens welke ons heden

van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is het college van burgemeester en schepenen verantwoordelijk voor de overeenstemming van het plannenregister met de stukken

Aanvullend aan Eisen T01 en T02 geldt dat de Datacomleverancier Pinverkeer op de access line naar de Acceptant middels (een) Traffic Management mechanisme(s) moet beschermen

MACHINES, APPARATEN