• No results found

DE HHMM M BE PASOEMAHLA» E 1866,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE HHMM M BE PASOEMAHLA» E 1866,"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

liewering : «dat elk stelsel, op een granaalschot berustende, slecht is te noe- men", nog niet juist. De verdediging van die stelling komt bij hem weer hoofdzakelijk neer op de bewering, dat de granaat slechts op één p u n t uit- werking doet , terwijl de volle kogel . . . . ; nu ja , dat is al genoeg her- haald. Wij zullen hem maar door laten redeneren , zonder hem in al die herhalingen te volgen : es wird eine alte Geschichte, sie bleibt aber nicht immer neu.

De beide volgende hoofdstukken , gewijd aan de beschrijving van het oude glad en nieuwe getrokken geschut, met bijvoeging van eenige tabellen, worden hier ook slilzwijgend voorbijgegaan.

Zijne daaropvolgende kritiek der beide stelsels zal echter meer aandachtig gevolgd en zoo kort mogelijk wederlegd moeten worden.

(Wordt, vervolgd.)

DE HHMM M BE PASOEMAHLA» E 1866,

Een woord over de Pasoemah-expeditie in 1866. Bijdrage tot de Indische krijgsgeschicdenis ; door twee Oost-Indische officieren. (Met eene kaart en acht Plannen). 1868. 's Gravenhage, GEBROEDERS ÜELINPAKTE.

Door verschillende allezins wctlifje oorzaken werden wij verhinderd , vroeger dan heden , gevolg te geven aan het verccrend aanzoek der redactie van den Militaire Spectator, tol het leveren eener aankondiging van bovengenoemd Werkje. Het boekske verdient niettemin ten volle de aandacht der militaire Wereld , vooral omdat eenige der krijgsbedrijven daarin vermeld, niet tot die bchooren , welke gewoonlijk in onze O. I. bezittingen plaats hebben.

Wij moeten bekennen, dat de inhoud der eerste bladzijden ons niet bijzonder gunstig voor de auteurs stemde en het zal ons weinig moeite kosten om te l'ewijzeii, dat zij niets hebben verzuimd, wat strekken kan om zich eene scherpe kritiek op den hals te halen. Zij hebben echter een paar waarheden verkon- digd, die wij gaarne uit den mond van Indische ollicieren vernamen, en waar- voor wij hen erkentelijk genoeg zijn om te t r a c h t e n , onze kritiek van hun werk winder scherp te doen z i j n , dan de hunne is van de handelingen der Indische autoriteiten.

Bij het lezen der bedoelde eerste bladzijden kan een ieder zich overtuigen ,

"at zij knorrig zijn van toon en dat de schrijvers slecht waren gemutst. Zij keuren zoo tamelijk alles af, wat vroeger over Indische oorlogen is geschreven;

Z'J vallen uit legen broodschrijvers en schrijvers van beroep; zij hellen klagten

aan over miskenning en mishandeling, over verwaarloozing van het leger in

**' ï - , over slecht regeren aldaar, en dit alles in louter algemeene bewoordin- fïc'i» die ten slotte in niels anders eindigen, dan in het voor de duizendste maal doen gelden der eeuwige grief legen het batig slot.

Hl. S. U. D. N". G. 4

(2)

l

i

Wij hebben ons niel voorgesteld de moeijelijkc en vrecrado laak to aanvaarden, dat verachtelijke batig slot Ie verdedigen en dat nog wel tegen hen , die opzet- telijk naar Indië worden gezonden o. a. om het aan hol moederland te waar- borgen. Ook de overige klagten der S.S. moeten we laten rusten, tot wij ze eens beter geformuleerd zullen o n t v a n g e n ; misschien dat we er dan zelfs onze adhaesie aan kunnen schenken. Waar we ons echter wél mede bezig te houden hebben, is de vermelding van heigeen de S.S., die anderen in zooveel opzigten hard vallen , zelf beloven te leveren.

Zij beloven geen werk dat. geheel den toets kan doorstaan , verre van dien, maar zij beloven waarheid , vooral waarheid en een goedkoop hoek.

Men ziet, de S.S. maken hel zich gemakkelijk; stelt hen geene litterarische eischen lezer, want daar houden zij zich niet mede op; verwacht van hen alleen waarheid, die beloven zij u , doch , slechts anonyme waarheid. Nu bekennen wij dat anonyme waarheid zeer goed de zuivere waarheid kan wezen, maar hoe bewijst men dat zij het is ? Men bewijst dit meestal door overlegging van authentieke s t u k k e n , door de getuigenis van geloofwaardige bekende personen en door soortgelijke middelen meer. Van dit alles vinden wij evenwel bij onze schrijvers geen spoor. Op gezag der nieuwe en onbekende firma » Twee Oost- Indische officieren" moeten wij maar aannemen dat hier de waarheid voor ons ligt !

Wij vragen het lezers, of S.S. die zoo liglvaardig zijn met h u n n e beschul- digingen jegens anderen , en die aan zich-zelven geen andere eischen stellen dan geene onwaarheid te zullen spreken, al dan niet een gestreng oordeel hebben verdiend f

Doch nu de verzachtende omstandigheden , w a n t als een eerlijk criticus een regter is die geen gratie mag verleenen , zoo mag en moet hij toch wel degelijk verzachtende omstandigheden in aanmerking nemen.

De S.S. zeggen in hunne inleiding in substantie o. a. ook , dat de meeste beschrijvingen van Indische krijgsvcrriglingen, die tot nog toe het licht zagen, te uitvoerig, te veel opgesmukt en te weinig kritisch behandeld z i j n , en in deze be- wering scharen wij ons nagenoeg geheel aan hunne zijde. Wij vinden die op- merking niet alleen j u i s t , maar wij verheugen er ons over, dat zij door Indische officieren, wordt geuit. Wij noemen dit eene goede d a a d , die veel herstelt wat de S.S. in de oogen van hun recencent hebben verhroddeld. Hel is waar, niet in alle, maar in vele verhalen van Indische oorlogen, vindt men zooveel détails vermeld dat men soms van vermoeijenis het bock ter zijde vverpl, en eindigt met er geen oog meer in te slaan. Over de begane fouten wordt stilletjes heengegleden; pligtvervulling wordl al spoedig dapperheid, ja heldenmoed, en vaak is hel nog erger. Er zijn voorbeelden Ie noemen van postkornmandanten die aan den drank verslaafd, alle maatregelen van voorzorg en veiligheid ver- waarloosden , maar d i e , toen ze eindelijk overvallen werden, zich in hun roes doodvochten en ten slotte nog tot held van X , Y of Z werden geprocla- meerd.

Wij zijn het geheel met de S.S. eens, dat zulke dingen beneden onze waar- digheid zijn, en dat er niet spoedig genoeg een einde aan kan komen.

(3)

Wij zijn liet echter niet met lieu eens, tlat de oorzaak van liet kwaad daarin zou zijn te zoeken , dat de meeste verhalen van Indische krijgsbedrijven worden geschreven in Nederland , dat, wel zal moeten beteekencn door mannen, die nimmer in Indié' waren geweest. Wij verzetten ons althans tegen die uitspraak, wanneer er mede te kennen wordt gegeven, dat die m a n n e n , door onbekend- heid met Indische toestanden, in de vervulling hunner taak zouden zijn t e k o r t gescholen. De werken van v. R I J N E V E L D , WEITZEL en G E R L A C H , zijn daar om het tegendeel te bewijzen. Wat wij echter wel a a n n e m e n , en waar wij zelfs uitdrukkelijk op wijzen, is, dat deze SS , voor zooveel zij Oost-Indische oor- logen hebben behandeld, door een gevoel van hoffelijkheid jegens de kaïneraden van het broederleger, opzettelijk schaars met blaam zijn geweest, en volgaarne lof hebben verkondigd d a a r , waar het maar eenigzins mogelijk was. Maar ook dit moet zijne grenzen hebben , ook dit kan een euvel worden en daarom ver- heugt het o n s , dat er door Oost-Indische officieren openlijk op wordt gewezen.

Voor het overige is het geenszins eene zoo ligle en aangename taak om aan het O. I. leger op zijn lijd ook eens wat blaam toe te dienen. Niet allen denken er over gelijk de S.S., en er zijn er die het drommels kwalijk nemen

a's men niet alles mooi v i n d t , wat door onze krijgsmagt in O. I. wordt ver- ligt. Het Besluur in Indie, het Militair Departement Ie fiatavia , zelfs den kornmandant eener expeditie mag men nog wel eens havenen , maar ten aan- zien der troepen te velde in 'l algemeen geldt het noli me tangere,

De S.S. zijn niet de eersten geweest die op den inval kwamen, dat blaam,

ter zijner tijd, even heilzaam was als lof. De generaal H. J. J. L. DE STUERS 'lc'eft in zijne Vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter Westkust van Suniatra de proef genomen hoe ver het daarmede zou zijn te brengen. Tijd- fienooten zullen liet zich nog herinneren welk een storm er legen den nobelen schrijver losbrak en hoezeer hij werd gelaakt ja verguisd.

Men behoeft het recept der Twee Oost-Indische officieren dus niet voor zijn pleizier te volgen en wij raden hen sterk a a n , het daar ginds wat meer popu- lair te maken, eer zij er de toepassing v a n , door o n s , al te gestreng eischen.

Doch laat ons thans zien wal er van de goedkoope en niet naar de regelen der kunst voorgedragen waarheid der schrijvers is.

'Iet landschap Pasoemah ligt in the far west van de uitgestrekte residentie Palembang. Het bevat cene dun gezaaide bevolking, die sedert jaren — z o o ''et heette — aan ons gezag was onderworpen, maar die zoo tamelijk deed en het wat zij goedvond.

De oude en wel wal afgezaagde vergelijking van de olie-vlek op de landkaart,

15 nog steeds van toepassing op ons gezag in Indié'. Hebben wij ons eenmaal

Cl'gens gevestigd, dan moeten wij, even goed als de olie-vlek, ons voorldurend

ü'tbrciden lol het gehecle land in bezit is genomen. Men moet zich wel be- denken eer men zich ergens nederslaat, maar is dit geschied, dan rnoet men

°°k niet voor de gevolgen terugdeinzen.

Eene beschaafde natie kan niet lijdelijk debarbaarschheden aanzien, die, vaak

s'cchis even over hare grenzen , voorvallen en zij kan niet dulden dat hare onder- zalen door naburen worden belecdigd , beroofd en soms vermoord. Het vonnis

(4)

l f

,

'Bj i

der Pasoemahers was dan ook eigenlijk reeds geslagen, op den oogenblik toen wij met hen in aanraking kwamen ; het tijdstip der uitvoering hleef slechls verschoven en werd naar het oordeel der S.S. onmatig , ja onverstandig lang uitgesteld. Naar hunne meening had men de Pasoernahlanden reeds in 1854 in bezit moeien nemen. «Doch" — zeggen zij — »het Nederl. Indisch Gouver- nement van heden, heeft niet de schuld te dragen, van wat vóór twaalf' jaren verkeerd werd gedaan ; liet moest thans handelen zoo als liet deed, maar — dat het de ontvangen les niet vergete, dat het niet telkens moge vervallen tot nieuwe misslagen enz."

Wij kunnen dit oordcel in geenendeele onderschrijven, en moeten het helaas, een zeer liglvaardig oordcel noemen.

In 1854 is de inbezilname van Pasoemah te Batavia , door de hooge autori- teiten, zeer ernstig in overweging genomen.

Die autoriteiten , de S.S. kunnen het veilig gelooven, waren inderdaad nog zoo dom niet. Zij hadden drie veldbataillons minder ter hunner beschikking, dan er thans in Indië aanwezig zijn , en er werd eene aanzienlijke troepcnmagt (± 2000 man) door de Chinezen, in de Zuidwestelijke afdeeling van Borneo, ernstig beziggehouden. Die Iroepenmagt kon zeer ligt nog versterking eischen.

De onderneming in de Pasoemah — de ondervinding heeft het geleerd — zou len minste een paar balnillons vorderen. In de Lampongs hadden de zaken reeds een dreigend aanzien verkregen. De verwikkelingen van den Sultan van Ternale, met de Tomoriërs, die laler onze tusschenkomst noodig m a a k t e n , waren reeds hangende. De Pasoemahers hadden eene duchtige les ontvangen , er was vol- strekt geen periculum in mora ; het toenmalige m i l i t a i r bestuur hield er niet van zich in gewaagde ondernemingen te slekun , die zoo ligt groot nadeel aan ons prestige berokkenen , het zonderde liever het maximum dan het m i n i m u m af van hetgeen voor eene expeditie werd noodig geoordeeld , en daar men nu dit m i n i m u m niet eens met gerustheid, aan andere welligt spoedig noodige be- stemmingen kon onttrekken , werd in bedenking gegeven de Pasoeniahlanden voorloopig ongemoeid te laten. Wij weten niet hoe de S.S. er na deze toe- lichting over d e n k e n , maar het komt ons voor, dat het N. I. gouvernement van vóór twaalf' jaren , op zijn standpunt uitstekend goed handelde, door zich met het voorstel van het Mil. Dcpart. te vcreenigen. La critiquc est aisée neen waarlijk la critiquc n'est pas aisée, men ziet hel hier maar al Ie duidelijk.

Wij zullen hiermede niettemin afscheid nemen van het voortdurend geprultel der S.S.; er komt daarin nog veel voor, waarvan w i j , dan eens het gewaagde en dan eens het ongegronde even gemakkelijk zouden k u n n e n aantoonen , maar wij zouden gevaar loopen daardoor onze lezers en ons zelven in eene niet minder slechte luim te brengen , dan die waarin de S.S. verkeerden. Het heeft er soms veel v a n , of de IIII. de Pasoeinah-expedilie onder handen hebben geno- men , niet om ons daarmede bekend te m a k e n , maar wel om er gelegenheid door te vinden aan hunne ontevredenheid, over alles wat in Indie gedaan en niet gedaan wordt, lucht te geven.

De krijgsverrigtingcn in de Pasoemahlandcn hebben hoofdzakelijk beslaan in het nemen van eenige sterke positie» , svaarin de onwillige bevolking zich had

(5)

gevestigd. Do eerste dezer positiën hcctle Penandingang, en werd bemagtigd na oen scherp gevecht, dat den onzen te staan kwarn op een verlies van 2 ofli- cieren, 49 mindere militairen aan gewonden, en van 10 mindere militairen aan gesneuvelden. Als men overweegt, dat de gehecle sterkte der Nederlanders slechts

± 1000 man bedroeg, dan zal men erkennen, dat hun verlies hoogst aan- zienlijk was.

Wanneer men bijna alles afkeurt, dan is er veel kans, dat het wezenlijk afkeu- renswaardige van zelf zijne beurt krijgt. Hier heeft dit plaats en wij hebben er het genoegen aan te d a n k e n , op eene n i e u w e verzachtende omstandigheid te kunnen wijzen. De S.S. maken de zeer juisle a a n m e r k i n g , dat liet groote ver- lies, voor Penandirigan geleden, hoofdzakelijk bet gevolg was van cene onvol- doende verkenning der stelling vóór den s t o r m a a n v a l , en zij doen bij deze gele- genheid uitkomen »dat" — in Indië — »bij den aanval op terreinvoorwerpen , nieeslal Ie weinig waarde wordt gehecht aan een der eerste voorschriften der krijgskunst, n.I. aan liet behoorlijk verkennen der vijandelijke positie". Wij scharen ons bier geheel aan hunne zijde, en gdooven dat een ieder dit doen zal , die veel over Indische oorlogen gelezen en slechts iets daarvan gezien heeft.

Wij zijn overtuigd , dat menig aanzienlijk verlies en menige teleurstelling had k u n n e n worden voorkomen , door het behartigen van het bedoelde voorschrift.

Wij gaan echlcr nog iets verder dan de S.S , wij vestigen tevens de aandacht

°P de oude kernspreuk «kennis baart kracht." , en wij beweren dat men er iu oorlogstijd niet slechter bij zou s t a a n , wanneer men in Indië gedurende den

vrc(le, de officieren, die, voor zooveel zij daar zijn aangesteld, als onderofficier slOöhtS zeer oppervlakkige studiën hebben g e m a a k t , wat meer met de regelen der krijgskunst bezighield. Welligt hield dan ook eerlang het verschijnsel

° l > , niet alleen bij deze ook maar ook bij andere expeditiën waargenomen, dal dezelfde fout — aanvallen zonder verkennen — hoewel ze nimmer onge- s'i'afl werd begaan , telkens weder werd herhaald. Op goede gronden zeggen w S.S. »In meer dan een r a p p o r t , vindt men klaglen over de slechte hou- ding of de weinige geestdrift bij de inlandschc soldaten of gewapende politie- dienarcn. Wél waren het jonge soldaten* schier rekruten , waarop de smet

Va" lafhartigheid werd geworpen , maar niet alleen aan hunne onervarenheid geven wij de schuld , maar werpen die voor een goed deel op het herhaald

vv«gen van slormaanvallen, die wel veel verlies maar zelden goed succes hadden".

Het nemen van de versterkte Doeson Mocntar Alam was eene dier hande- lingen1 , waarop wij hierboven reeds wezen als in Indië zeldzaam voorkomende.

^a vruchtclooze bestorming — helaas weder zonder voorafgaande verkenning —

!>l nü men over tot eenen slelselmaligen a a n v a l , tot eene soort van geregeld

>p'('{;. De onzen werden gedurende eene volle maand voor de sterkte bezigge- ïouden en maakten het den vijand zoo benaauwd , dat deze partij trekkende

Vf|n den nacht en van hel woeste zeer begroeide terrein, nabij dedoeson, zijne Positie verliet en zich door de onzen heensloeg, iets dat hem echter niet zonder

«root verlies gelukte.

"e S.S. geven eene vrij duidelijke beschrijving van dit beleg , maar hunne

(6)

r

374

beschrijving had nog beier en zeer duidelijk kunnen zijn , als zij op hun plan van Moentar Alam ook de aanvalswerken hadden geteekcnd. Een zoo belang- rijk en zeldzaam voorkomend feit, dat den onzen zoozeer tot lof verstrekt, had die moeite wel verdiend.

Het is hier welligt de plaats om aan te merken , dat de plannen bij het boekje gegeven, in 't algemeen niet door volledigheid uitblinken. In het ver- haal van den aanval op Kota Agong bijv. heet de 4de komp. aan de N. zijde te slaan, maar op de kaart vinden wij haar aan de W. zijde, terwijl de Isle komp. op het plan niet voorkomt. Op het plan van Tebat Soeboet zoeken wij de 2de kompagnie 10de bataillon te vergeefs op de aangewezen p l a a t s ; zij is nergens te vinden.

Bij het nemen van Moenlar Alam had nog een voorval plaats, dat door de S.S. teregt wordt gebrandmerkt. «Drie met geweren gewapende Pasoemahers — zeggen zij — werden bij die gelegenheid door de onzen doodgeschoten ; cene daad die ons voorkomt laakbaar te zijn in alle opziglen. Gevangen gemaakt toch , hadden ze ons welligt als gidsen kunnen dienen , op den verderen l o g t , en vrij gelaten, waren ze genoegzaam onschadelijk. Gaarne hadden we gezien, dat het einde van ons verblijf voor Moentar Alam, zich hadde gekenmerkt door eene edelmoedige handeling ten opzigle van een vijand, die wel is waar ons een geduchten tegenstander bleek, maar juist daardoor loonde onze achting te ver- dienen , en die niet mogt blootstaan aan de voldoening van w r a a k l u s t , het meest Ie misprijzen gevoel voor eiken overwinnaar".

Schande, voegen wij er b i j , over hem die zulke daden pleegt of loclaat;

schande over een militair welboek , dat er geene ernstige straifen tegen be- dreigt !

Eene andere soort van krijgsbedrijven , die in Indië wel niet zeldzaam voor- komt , doch maar zeer zeldzaam gelukt is de verrassing van vijandelijke stel- lingen. In ditzelfde werkje vinden wij vermeld hoc de verrassing van Mendoekoe volkomen fiasco maakte, terwijl die van Gedong Agong uitstekend gelukte. Zeer gaarne maken wij er daarom hier melding van. »Bovenbedoelde verrassing — zeggen de S.S. — levert een zóó roemrijk feit o p , dat we eene beschrijving er van met nog meer genoegen zullen geven , dan van vorige gebeurtenissen.

De laslgever zoowel als de uitvoerders van die verrassing, verdienen zoo grootc eer, dat we met tegenzin hunne namen verzwijgen. We zijn echter van dm beginne af uitgegaan van de meening, dat het voortdurend opnoemen van een groot aantal namen , die bij het gros onzer lezers onbekend z i j n , geen nul heeft, en bovendien kans oplevert, enkelen te veel, anderen te weinig eer te geven , enz."

Wij zijn het hier met de S.S. volstrekt niet eens, want er beslaat een hemels- breed verschil, tusschen het noemen van geen, en het vermelden van eengroot aantal namen. En waarloe dient het, anonym te schrijven, als men geen parlij weet te trekken van het schoonste voorregt daaraan verbonden , namelijk dit.

van geheel vrij en onafhankelijk te blijven in zijne oordeelvellingen , zoodat men in alle eerlijkheid, even goed aan zijne vrienden als aan zijne vijanden, lof of blaam kan toekennen. Wij zijn van mecning dat de S.S., de ontwerpers en

(7)

uitvoerders der schoone verrassing van Gedong Agong, wel degelijk hadden moeten en k u n n e n noemen, en liet doet ons leed die namen hier niet te kunnen vermelden.

De expeditie in de Pasocmalilanden eindigde gelijk de meeste expediliën in Nederlandse!! Indië. Nadat de versterkte posiliën waren genomen en nadat de vijai:d overal was verslagen en uitecngedreven , moesten de aanvoerders opge- spoord en zoo mogelijk gevangen genomen worden , en moesten eenige kleine vijandelijke benden , die eigenlijk .geene reden van bestaan meer hadden dan zich ten koslc van vriend en vijand te verrijken, worden uitcengejaagd en zoo mogelijk opgepakt. Een aantal hoogst vermoeijende togten is daarvan voor de cxpeditionaire troepen meestal liet gevolg. Zeer juist zeggen de S.S. : »er be- hoort meer loc een land tot rust te brengen na de onderwerping, dan om het gewapenderhand te veroveren.

»Is in het laatste geval betoon van moed, beleid en trouw voldoende en zijn de vooruitzigten of belooningen schoon, lot het eerste behooren een ijzeren ge- duld , eenc groote majc van lankmoedigheid, van ridderlijkheid , tegenover een soms vrij onridderlijk menschcnras , mede lot de vereischten ; en dat met een verschiet zonder andere vergelding dan het bewustzijn, cene schoone landstreek Ie hebben gehecht aan de bezittingen van Nederland , en daardoor te hebben bijgedragen tot de glorie van Koning en Vaderland.

v Maar bij dat bewustzijn voegt zich nog d a t , van te hebben medegewerkt tot het onder geregeld bestuur brengen e n , zoo men w i l , daardoor beschaven van een volk , dat vooraf niet in staat was, den rijkdom deelachtig te worden, dien

<le vruchtbare bodem in zich sluit!"

Dit. bewustzijn mag in ruime mate liet deel zijn van ons leger in Indië; het 'leeft in dit opzigt uitgebreide verdiensten , waaraan wij hier van ganscher harte Rolde brengen.

En hiermede nemen wij afscheid van de schrijvers, wier boek wij om den

^ i l l o van den zeer belangrijken inhoud eri trots de gebreken waarop wij ver- pHgl waren te wijzen , gaarne in veler handen zullen zien.

Wij mogen het niet noemen cene volledige geschiedenis der Expeditie in de Pasoemahlanden , maar wel eene schoone bijdrage tot die geschiedenis. Het is ''lijkbaar het werk van olïicicrun , die het niet aan bekwaamheden ontbreekt, 'naar die, door rang of positie, nog niet in de gelegenheid waren de zaken meer 'n het groot of in haar geheel te overzien. Als mannen van talent zijn zij

«chlcr v e r p l i g t , bij voorkomende gelegenheid, andermaal de pen op te nemen.

"el zal ons genoegen doen hen aan die verpligling te zien voldoen , want zij '"•'hben te veel blijken van helder en gezond oordeel gegeven, om dit op den duur

^°ör kwaden luim te laten benevelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hetzelfde is het geval met de persoonlijke diensten in de residentie Palembang, waar een dienstplichtige bij terugkeer na tijdelijke afwezigheid zonder aan zijne verplichting

Publications de l'institut Royal Publicaties van liet Koninklijk Colonial Belge Belgisch Koloniaal Instituut.. En vente à la Librairie FA L K Fils,

0111 voorloopig iets meer te doen, nog altijd willende afwacht.en,. alsof de ?utvangene berigten niet reeds genoeg waren om al het mogelijke te doen. Pl'II!ger,

Maar laten we toch niet uit het oog verliezen: we zijn daardoor niet verstoken van onze verbonden- heid en communio met onze Heer.. De omweg kan ons herinneren aan wat we

843 Dat ghy my gaet begheven / En laet in grooter noot 844 Ick wil niet langher leven Ick wensch al nae de doot En bid u lieff minjoot 845 Comt in u lieffkens schoot Want ick

Overigens niet vanwege haar kookk un- sten maar omdat men haar zo kleurrij k vond.. En

De reservist kan zijnen diensttijd verdeelen in verblijven onder de wapenen van veertien dagen, mits hij zijnen werkelijken diensttijd van 8 maanden slechts in drie veelal vier jaar

De eerste conclusie die in het rapport wordt getrokken luidt: “De governance stakeholders zoals de Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen en Auditcommittee worden steeds