• No results found

^ Jaarj^ang 2, 3|i^ptember 1984 QfejSCHIEDt:]^!»

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "^ Jaarj^ang 2, 3|i^ptember 1984 QfejSCHIEDt:]^!»"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

•7

h rrir

t l

T I J D S C H R I F T V O O R QfejSCHIEDt:]^!» MONUME^iJEN ]^C:yLtjLJUR

^ Jaarj^ang 2, é r . 3|i^ptember 1984

^.v'' sr..

f I 1

• ABDIJEN TONGERLO EN BERNE

• TILBURG PAROCHIE VAN TONGERLO

• TONGERLOSE PACHTHOEVEN

• PASTORIE MOERENBURG 1384-1648

• PAROCHIE HEIKANT-QUIRIJNSTOK

(2)

flntiquanaat Taxandria^

In- en verkoop van originele topografische en historische landkaarten, prenten, gravures

en boeken, met name over

T I L B U R G E N

N O O R D - B R A B A N T , bloemen- en vogelprenten

Salesianenstraat 115, 5042 DR Tilburg.

Na telefonische afspraak, (013) 67 64 15.

nederionds textielmuseum

HET NEDERLANDS TEXTIELMUSEUM Toont in de vaste opstelling van het museum textielproduktie in de loop der eeuwen;

Besteedt in de wisseltentoonstellingen aan- dacht aan de textielproducerende mens.

Artistieke aspecten in textiel worden belicht in de reeks "Textiel Nu".

Openingstijden:

ma t/m vrij.

zaterdag zondag

Gasthuisring 23, 5041 DP Tilburg Telefoon: 013-422241 Viditel: 40406239

10.00 tot 17.00 uur 14.00 tot 17.00 uur 12.00 tot 17.00 uur

L U C H T F O T O G R A F I E Uitgebreid fotoarchief van o.a. Noord-Brabant aanwezig Bel nu voor informatie

om er meer ^°°9te ^^^^ krijgen Fotex Flying Camera Tilburg

tel. 013-634800

Antiquariaat iZiUto

Nieuwlandstraat 25 5038 S L Tilburg tel. 013-431229

Giro: 2559299

Inkoop en verkoop van tweedehands strips, wetenschappelijke, literaire

en nostalgische boeken.

Openingstijden:

Dinsdag:

Woensdag:

Donderdag:

Vrijdag:

Zaterdag:

12.00-18.00 uur 12.00-18.00 uur 12.00-21.00 uur 12.00-18.00 uur 11.00-17.00 uur

(3)

T I L B U R G

Jaargang 2, nr. 3 september 1984

Voorwoord

A l s geboren en getogen T i l b u r g e r - ik groeide op 't G u r k e ' op - doet het mij een groot genoegen, dat in dit norbertijns j u b i l e u m j a a r 1984 - 850 j a a r na de dood van N o r b e r t u s en 850 j a a r n a de stichting v a n de A b d i j van B e r n e - ook in T i l b u r g extra aandacht w o r d t besteed aan de figuur v a n N o r b e r t v a n G e n n e p en aan de betekenis van de n o r b e r t i j n e n v o o r onze stad.

V a n 1232 tot 1832 - zes e e u w e n lang - w a r e n n o r b e r t i j n e n v a n de vlaamse abdij van T o n g e r l o v e r a n t w o o r d e l i j k voor het pastoraat in T i l b u r g . D e moeilijke omstandigheden w a a r i n de abdij in het begin van de 19e e e u w v e r k e e r d e , dwongen hen uit T i l b u r g te v e r t r e k k e n . D e parochies v a n het H e i k e en het G o i r k e werden toen aan priesters v a n het bisdom 's-Hertogenbosch overgegeven. T o c h hebben wij de i n d r u k , dat iets v a n de norbertijnse geest in T i l b u r g is blijven hangen. T o e n dan ook in 1964 de n o r b e r t i j n e n van de A b d i j van B e r n e in T i l b u r g terugkeerden en de pastorale zorg v o o r T i l b u r g - N o o r d op z i c h n a m e n , k o n d e n zij gaan staan in een rijke traditie.

Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur Verschij nt vier maal per j aar ISSN: 0168-8936

Uitgave

Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed K.v.K. S 096029 Redactie

Ronald Peeters Ton Wagemakers

Stukken voor de redactie te zenden aan redactie-secretariaat

Montfortanenlaan 96, 5042 CX Tilburg.

Abonnementen

Jaarabonnement ƒ 32,50 Losse nummers ƒ 7,95 Abonneren door overmaking van ƒ 32,50 op de rekening van de Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed, Beeklaan 57,

5032 AB Tilburg.

AMRO-bank rek.nr. 42.81.63.343, gironummer bank 1091055

onder vermelding van

"abonnement 1984".

Omslagfoto:

Tongerlose Hoef aan de Reitse-Hoevenstraat. Foto juni 1981,J.Brieffies.

Foto's:

Coll. Gemeentelijke Archiefdienst Tilburg.

Druk: H . Gianotten b.v. Tilburg

A l s abt v a n de A b d i j v a n B e r n e è n als T i l b u r g e r w i l ik d a a r o m graag dit geschrift o p e n e n . I k h o o p dat de tentoonstelling over de n o r b e r t i j n e n en T i l b u r g , die in de G o i r k e s e k e r k g e h o u d e n w o r d t , aan velen iets van deze rijke norbertijnse traditie zal weten over te brengen.

O n z e d a n k gaat uit n a a r het G e m e e n t e b e s t u u r , de G e m e e n t e l i j k e A r c h i e f d i e n s t en de vele vrijwilligers die onze norbertijnse g e m e e n s c h a p v a n de H e i k a n t in staat stelden deze h e r d e n k i n g tot stand te brengen.

I k h o o p dat vele lezers en b e z o e k e r s v i a deze publikatie en tentoonstelling in a a n r a k i n g k o m e n met m a t e r i ë l e en geestelijke m o n u m e n t e n uit het verleden en daaruit m o e d en inspiratie zullen putten v o o r de toekomst.

A . B a e t e n o . p r a e m . , abt v a n B e r n e

D i t t h e m a n u m m e r is een bijdrage v a n de Stichting tot B e h o u d van T i l b u r g s C u l t u u r g o e d aan het norbertijns j u b i l e u m j a a r . H e t zal tevens als begelei- dende publicatie bij de tentoonstelling " T U S S E N T O N G E R L O E N B E R - N E 750 j a a r N o r b e r t i j n e n in T i l b u r g " a a n g e b o d e n w o r d e n .

W i j d a n k e n de N o r b e r t i j n e n T i l b u r g v o o r hun f i n a n c i ë l e ondersteuning aan het tot stand k o m e n v a n deze uitgave.

D e R e d a c t i e

Inhoud

De Premonstratenzer abdijen van Tongerlo en Berne

drs. G.J.W. Steijns 4

Tilburg als parochie van Tongerlo 1232-1832

drs. G.J.W. Steijns 6

Tongerlose pachthoeven te Tilburg

J.A.J. Becx 10

Moerenburg de oudste parochie van Tilburg 1384-1648

A.J.A. van Loon 13

Heikant - Quirijnstok twintig jaar in het wit

D. Hendrickx en W. Manders 15

18

(4)

De premonstratenzer abdijen van Tongerlo en Berne

door drs. G.J.W. Steijns

Het ontstaan van de orde

De Orde van Prémontré ofwel van de Norbertijnen is ontstaan in een periode van de geschiedenis van de Westerse kerk, die gekenmerkt werd door vernieuwingen en her- vormingen en dus ook conflicten.

De tussen 1080 en 1085 in Gennep geboren edelman Norbertus, die op jonge leeftijd reeds kanunnik van Xanten was geworden, bleek, toen hij in 1115 het keizerlijk hof verhef om in kloosterkleed te gaan rond- trekken en prediken, een kind van zijn tijd te zijn. Sinds 1059 immers was een beweging gaande, ingezet door paus Gregorius V I I , en naar hem de Gregoriaanse hervorming genoemd, welke ten doel had de kerk te zuiveren van misstanden.

De keizer werd gedwongen zich te onthouden van de eigenlijke benoe- ming der bisschoppen en in het algemeen werd de bemoeienis van leken met kerkelijke zaken terugge- drongen. De daarover gevoerde In- vestituurstrijd vond een einde in het Concordaat van Worms (1122).

Ook onder de monniken ontston- den vernieuwende bewegingen.

Bernardus van Clairvaux was de grote inspirator. De hervorming der Benedictijner orde, begonnen in Cluny, werd bekroond met de stich- ting van Citeaux in 1098, het hoofd- klooster van de nieuwe Cisterciën- zer orde. Ook bij de seculiere pries- ters, vooral die welke al gegroe- peerd waren in kapittels, sloeg deze drang naar zuivering van de idealen aan. Zij namen steeds vaker een eeuwen tevoren door Sint- Augustinus geformuleerde regel als leidraad voor hun gemeenschappe- lijk leven en gebed. Zo ontstonden de verschillende congregaties van Augustijner of reguliere koorheren.

Ook de door Norbertus in 1120 te Prémontré gestichte kloosterge- meenschap hield zich zeker onder invloed van de door zijn opvolger Hugo van Fosses opgestelde statu- ten, aan die regel. Toch had al Norbertus, voordat hij in 1126 bis- schop van Maagdenburg werd, de

grondslag gelegd voor de meer spe- cifieke gerichtheid op de zielzorg van de latere witheren, naast het onderhouden van het koorgebed, de persoonlijke armoede, en de claustrale levensstijl. Dit paste won- derwel in een periode dat steeds meer de behoefte ontstond om or- degeestelijken te betrekken bij de zielzorg, geheel in de lijn van de doorwerking van de resultaten van de Investituurstrijd, ook op het ni- veau van de lagere geestelijkheid.

Tenslotte zou op het derde concilie van Lateranen (1179) het verbod worden afgekondigd, dat bezitters van eigen kerken op hun domeinen nog de zielzorgers zouden benoe- men.

Norbertus ontvangt de Regel van de H.Augustinus (coll. Abdij van Berne)

Toen vanuit Prémontré de Norber- tijner beweging uitwaaierde, ook over onze streken, was het formeel nog niet zover, maar de praktijk om naast onroerend goed ook de bege- vingsrechten en de bediening van de parochies aan geestelijke instellin- gen over te dragen, was toen al op gang gekomen. A l in 1131-1132 nog twee jaar vóórdat Norbertus als zeer invloedrijk kerkvorst te Maagden- burg stierf, had de Norbertijnen- abdij van Grimbergen de patro- naatsrechten over een aantal Zuid- brabantse parochies ontvangen. Zo werd op gelukkige wijze een aantal

belangen verenigd. De abdijen ont- vingen uitgestrekte domeinen en trokken daaruit de inkomsten. Zij moesten deze goederen goed behe- ren en zorgen voor een rijke op- brengst van de grond zonder deze uit te putten. Dat veroorzaakte een pioniersrol in de ontwikkeling van de landbouwmethoden en bijvoor- beeld de exploitatie van uitgestrek- te moervelden. En tenslotte: op hun domeinen en in de overgedragen kerken en kapellen waren de abdij- en de eerstaangewezene om de ziel- zorgers te leveren.

We zullen hier in het kort een aantal feiten uit de geschiedenis van de twee voor Tilburg zo belangrijke abdijen van Tongerlo en Berne schetsen.

Tongerlo

Omstreeks 1130 stond Giselbertus van Castelre een deel van zijn bezit- tingen, o.a. te Tongerlo, af aan de orde van Sint-Norbertus om daarop een abdij te stichten. Die stichting moet tussen 1130 en 1133 hebben plaatsgevonden door monniken uit de al reeds sinds 1124 bestaande Sint-Michielsabdij te Antwerpen.

In 1146 nam paus Eugenius I I I de jonge abdij onder zijn bescherming en stelde de Hertog van Brabant aan als voogd. Dit laatste heeft bijgedragen tot de vermeerdering en ook handhaving van het bezit van de abdij, omdat de hertogen de schenking van goederen door hun onderdanen ondersteunden en be- krachtigden. Daarnaast verwierven de abten van Tongerlo al snel een belangrijke positie als raadgevers van de hertogen, later als voornaam lid van de eerste stand in de Staten van Brabant. Een goed voorbeeld is de uit Tilburg afkomstige Walter Bac (abt 1333-1366) die tijdens de regering van Jan I I I en hertogin Johanna een invloedrijke rol speel- de.

Het goederenbezit van de abdij, voornamelijk gevormd in de eerste honderd jaar van haar bestaan, bevond zich voor een zeer groot

(5)

deel in het huidige Noord-Brabant.

In het westen was het bezit gecon- centreerd rond Nispen (1157), in het oosten lag het meer verspreid van Waalwijk tot Mierlo. Meestal betrof het hier ook de parochieker- ken, welke bij de abdij werden geïncorporeerd. Aangezien Ton- gerlo van de paus ook het recht had ontvangen eigen kloosterlingen te doen aanstellen als pastoors, bete- kende dit, dat een aanzienlijk deel van de zielzorg op het platteland van Noord-Brabant vanuit Tonger- lo werd behartigd. Dit is vooral van eminent belang geweest in de moei- lijke periode van de reformatie en de generaliteit toen Tongerloërs zich vaak heldhaftig hebben gedra- gen. Het hierna nog volgende korte overzicht van de parochiegeschie- denis van Tilburg moge daarvan getuigen. Een voorbeeld van zulk moedig gedrag gaf ook de uit Til- burg afkomstige pastoor van Klein Zundert, Arnold van Vessem, die in 1547 in zijn kerk door aanhangers van de nieuwe leer werd vermoord.

De abdij heeft ook veel moeilijkhe- den moeten doorstaan. Uiteraard gingen de godsdiensttroebelen niet geruisloos voorbij; herhaaldelijk moest de abdijbevolking zijn toe- vlucht zoeken in de vele refugiehui- zen in de steden, zoals in 's- Hertogenbosch. De grootste be- dreiging is ook uit die stad gekomen en wel op een onverwachte wijze.

Toen in 1559 het bisdom 's- Hertogenbosch gesticht werd, werd de abdij daarbij ingelijfd om een garantie te vormen voor de inkom- sten van bisschoppen; deze waren voortaan tevens abt van Tongerlo.

De financiële situatie werd zo be- dreigd en bovendien accepteerden de abdijheren eigenhjk geen vreem- de inmenging. Na een jarenlange worstehng kon de incorporatie in 1590 worden opgeheven. Toen volgde een periode van religieuze en culturele herleving, óók in de parochies. Veel witheren van Ton- gerlo volgden een hogere opleiding in de theologie, vooral te Leuven, en de abdij bracht talrijke geleerden voort. Op het einde van de 18e eeuw nam prelaat Hermans het belangrij- ke werk van de opgeheven jezuïe- tenorde aan de Acta Sanctorum, de wetenschappelijke uitgave van de heiligenlevens, over. De laatste Norbertijner pastoor van het Goir-

ke, Mathias Stals, heeft daar vele ja- ren aan meegewerkt.

Kort daarna in 1794 leek het einde van de abdij gekomen toen de Franse legers de zuidelijke Neder- landen veroverden. In Frankrijk zelf waren de abdijen toen al door de staat geconfisqueerd. In 1797 gebeurde dat met Tongerlo en al haar goederen. De gebouwen wer- den pubhek verkocht en een deel

bij Heusden werd aanvankelijk door de plaatselijke grondbezitter Fulco van Berne gesticht als priorij onderhorig aan de abdij van Augus- tijner koorheren te Rolduc. Toen deze stichting na vier jaren ten gevolge van allerlei spanningen als mislukt beschouwd moest worden, werd op 6 januari 1134 tijdens de rijksdag te Aken beslist, dat de poging hernieuwd zou worden door

ervan, zoals de kerk, werd afgebro- ken. De abdijbevolking ging in bal- lingschap, voornamelijk op de pas- torieën. De laatste abt, Godefridus Hermans, overleed in 1795 in Haa- ren en werd begraven op het kerk- hof van Enschot. Na de val van Napoleon werden pogingen in het werk gesteld om weer tot herleving te komen. Pas eind 1839 gelukte het Superior Evermodus Backx (gebo- ren op 10 december 1805 in Tilburg) om de restanten van de gebouwen terug te kopen. Op 1 juli werd de abdijgemeenschap hersteld. In 1868, na de dood van Backx, werd J.C. de Swert opnieuw tot abt ge- wijd. Sindsdien bloeit de abdij weer als vanouds.

De parochies in Noord-Brabant heeft men op een enkele uitzonde- ring na, in het begin van de vorige eeuw moeten verlaten, en het goe- derenbezit daar is nooit herwonnen.

Berne

Het klooster te Berne aan de Maas

premonstratenzers uit de in 1129 gestichte abdij van Mariënweerd bij Utrecht. Deze herstichting slaagde, en zo werd Berne een Norbertijner abdij. Evenals Tongerlo kreeg ook Berne vele goederen waarop zoge- naamde uithoven werden gesticht.

Zo verwierf men al in 1196 Bernhe- se te Heeswijk. Omdat echter pas ruim een eeuw later, in 1240, voor het eerst het patronaatsrecht van een parochie, Berlicum, werd over- gedragen, kwam de zielzorg betrek- kelijk laat het louter beschouwend leven gedeeltelijk vervangen. In 1534 kregen de abten van Berne het recht mijter en staf te voeren. De eerste die zo ook geportretteerd is, was Koenraad van Malsen, stam- mend uit een adellijke familie uit het rivierengebied, waarvan ook een tak gedurende meer dan een eeuw (1509-1621) de Heerlijkheid Tilburg bezat.

Voor het eigenlijk op Hollands ge- bied gelegen Berne had de reforma- tie en de daarna komende politieke omwenteling veel ernstiger en blij-

(6)

Het klooster te Berne aan de Maas bij Heusden. Paneel uit de 17e eeuw (coll. Abdij van Berne)

vender gevolgen dan voor Tonger- lo. In 1579 was men gedwongen te vluchten naar het refugiehuis te 's-Hertogenbosch. In 1623 besloot men om aldaar in het vroegere huis van de Broeders des Gemenen Le- vens de abdij opnieuw te vestigen.

Door de val van de stad in 1629 werd dit plan doorkruist. Abt Jan Moors, die de capitulatie mee had onderte- kend, kreeg verlof om in het huis te Heeswijk te gaan wonen. De Ber- nenses die in de parochies werkten,

bleven daar. Na de vrede van Mun- ster werden alle kerkelijke goede- ren in de Meierij verbeurd ver- klaard, ook die van Berne. Toen

vonden de abten met nog enige medebroeders een toevluchtsoord in Vilvoorde bij Brussel. De pas- toors bleven nog steeds zo goed en zo kwaad als mogelijk in hun acht parochies, ook na 1797, toen men door de politieke gebeurtenissen weer uit Vilvoorde verdreven werd.

Na veel strijd, vooral ook tegen onbegrip van kerkelijke zijde, is in 1857 in Heeswijk de abdij hersteld.

Ook hier heeft een Tilburger een belangrijke rol gespeeld bij het her- stel van het abdijleven. Op 24 au- gustus 1859 werd in de parochiekerk van Heeswijk aan Adrianus Huber- tus Manni (geboren te Tilburg 26

maart 1809) door aartsbisschop Jo- hannes Zwijsen de mijter opgezet.

Daarbij was zijn plaatsgenoot, de superior van Tongerlo, Evermodus (Petr. Hub.) Backx, assistent.

Sindsdien is de abdij van Berne wederom tot grote bloei gekomen en heeft zij zowel op religieus als op sociaal terrein veel voor Oost- Brabant betekend. Denken we maar aan een figuur als Gerlachus van der Elzen O. Praem, de stichter van deN.C.B.

Het werk in de parochies wordt sinds 1964 ook in Tilburg voortge- zet, toen de bisschop van 's- Hertogenbosch met succes een be- roep op Berne deed voor de bedie- ning van de Heikant als parochieel centrum van Tilburg-Noord.

Gebruikte bronnen

A . W . van den Hurk O . Praem., Norbertijnse zielzorg in Noord-Brabant. Achtergronden, overzicht, documentatie, Noordbrabants Historisch Jaarboek 1984, 's-Hertogenbosch/

Zutphen 1984, p. 33-82.

A . W . van den Hurk O . Praem., Norbert van Gennep en zijn Orde, Averbode/Apeldoorn 1984.

Dr. W . J . C . C . van den Hurk O . Praem., Het verborgen leven van de Abdij van Berne in haar parochies 1797-1857, Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland X X X I X , Tilburg 1977.

Dr. M . H . Koyen O . Praem. en D r . L . C . van Dijck O . Praem., Tongerlo door de eeuwen heen. Premonstratenzer leven en spiritualiteit, Tongerlo 1973.

D r . L . C . van Dijck O . Praem., Evermodus P. H. Backx, de tweede stichter van de abdij van Tongerlo, De Lindeboom V , Tilburg 1981, p. 159-204.

Tilburg als parochie van Tongerlo 1232-1832

door drs. G.J.W. Steijns

De middeleeuwen

Op 19 januari 1232 werd een deel van het patronaatsrecht over de kerk van West-Tilburg door Hertog Hendrik I van Brabant aan de toen ruim 100-jarige Abdij van Tongerlo geschonken. Een jaar later deden andere rechthebbenden, Hendrik van Pumbeke en zijn vrouw Ymana van Gageldonk, hetzelfde met hun deel, en nog weer 30 jaar later, in 1263, volgde Godfried van Kruinin-

gen, die gehuwd was met Oda van Gageldonk, dit voorbeeld.

Het is hier niet de plaats om uitvoe- rig in te gaan op de middeleeuwse geschiedenis van Tilburg. We kun- nen wel stellen, dat we hier te maken hebben met de eindfase in een ontwikkeling waarin de rechts- opvolgers van de heren van Tilburg uit het geslacht der Giselberten hun begevingsrechten van de bediening van een reeds langer op het eigen domein van die heren bestaande

kerk, overdroegen aan een geeste- lijke instelling. Dit was in Noord- Brabant rond 1200 een vrij alge- meen verschijnsel. Over de parallel verlopende overdracht van de tiend- rechten en de daaruit voort- vloeiende verplichtingen wordt el- ders in dit boekje geschreven.

Onder het patronaatschap en het daarmee verbonden begevingsrecht verstaan we, dat de patroon, een persoon of instelling, het recht had om een nieuwe pastoor ter benoe-

(7)

ming door de bisschop voor te dragen. In het geval, dat, zoals sinds 1232 in Tilburg, de patroon een abdij was, kon dat een lid van die gemeenschap zijn; het hoefde ech- ter niet. De Abdij van Tongerlo heeft waarschijnhjk vanaf het begin wel eigen abdijheren doen benoe- men, maar het kerkelijk recht van die tijd liet nog toe, dat deze dan niet zelf de zielzorg uitoefenden, maar zich ter plekke lieten vervan- gen door een vice-cureit of onder- pastoor, meestal een plaatselijke wereldgeestelijke.

Rutger van Holten was in 1502 de eerste Tongerlose pastoor die ook werkelijk in Tilburg resideerde en actief was. Het zgn. personaat, pas- toraat zonder residentieplicht, werd officieel tijdens het concilie van Trente (1545-1563) afgeschaft.

Door deze gang van zaken is het begrijpelijk dat de banden tussen de parochie en de abdij lange tijd slechts van zakelijke aard geweest

" • h m

TfHi^nj Antruer/Oienst's CeixdU* tor J(rq%- l.l"-^^.

-1 f tt'e fiert!ei ic tuf. oSj[t

moeten zijn. De parochie vormde eerder een bron van inkomsten (tienden en domeingoederen) dan van geestelijke zorg. Uit het oude

"Liber Anniversariorum", de ka- lendervan kerkelijke vieringen, van de parochie Tilburg blijkt ook, dat die meer van doen heeft met het eigene van het Bisdom Luik, dan met dat van de Norbertijnenorde.

We moeten ons de 13e eeuwse kerk van Tilburg, waarvan we aannemen dat ze op dezelfde plek stond als haar opvolgers en nu de kerk van het Heike, voorstellen als een zeer eenvoudig gebouwtje. Pas in 1430 begint men aan de bouw van een

meer monumentale kerk met een toren. Deze was pas in 1483 gereed en werd toen op de feestdag van de patroonheilige Sint-Dionysius (9 oktober) door de wijbisschop van het bisdom Kamerijk geconsa- creerd. De kerk bezat behalve een hoofdaltaar nog elf of twaalf, waar- schijnhjk eenvoudige, bijaltaren, gesticht door particuliere personen of broederschappen en door hen onderhouden. Twee van die broe- derschappen leven nog voort in onze huidige schuttersgilden van Sint-Joris en Sint-Sebastiaan.

De tijd van reformatie en contrareformatie

Zoals gezegd gingen de witheren zich pas vanaf het begin van de 16e eeuw met de geestelijke verzorging van de Tilburgse bevolking bezig- houden; de pastoors vestigden zich permanent op de in 1384 gekochte huizing "Moerenburg"; daardoor werden de betrekkingen tussen de plaats en de abdij ook nauwer, persoonlijker. Dit moge ook al blij- ken uit de vele Tilburgers die, hun roeping volgend, in Tongerlo intra- den. Vanaf ongeveer 1500 tellen we bijvoorbeeld in de jaargetijdenlijst van de abdij zeven personen met de naam Mutsaerts. Een van hen Dionysius Mutsaerts (1578-1635) schreef een tweedelige, bij Plan- tijn uitgegeven "Kerckelijke Histo- rie. . ." en werd proost van het Nor- bertinessenkloosterSint-Catharina- dal bij Breda. Een tweede lid van die familie, Nicolaas Mutsaerts, was van 1569 tot 1592 hier pastoor en daarna tot 1608 de veertigste abt van Ton- gerlo. Juist deze man belichaamde als "hersteller van Tongerlo" het nieuwe contrareformatorische elan.

Hij trok zich met name de goede op- leidingvan de pastores aan. Daarvan ondervond ook Tilburg de gunstige gevolgen. De Norbertijnse spiritua- liteit werd zeker mede ook door een pastoor als de om zijn vroomheid be- kende Petrus van Emmerick (1616- 1625) bevorderd. Hij en andere ge- leerde pastoors beschikten op de pastorie over een uitgebreide biblio- theek, getuige de nog voorhanden inventarislijsten. Omstreeks 1650 moet in Tilburg ook een afdeling van de derde orde van Sint-Norbertus zijn ontstaan. De leden, ook wel Norbertuskwezels of -kwezelaars

genoemd, bleken in de komende an- derhalve eeuw van onschatbare waarde te zijn als hulpkrachten in de zielzorg, waar de aanwezigheid van priesters door de beperkende maat- regelen van de overheid gefrus- treerd werd.

Inmiddels had de reformatie in Til- burg wel invloed gekregen, maar deze was van voorbijgaande aard.

Met Pinksteren 1576 schijnt in de kerk gebeeldstormd te zijn. De grootste schade ondervond de paro- chie echter van de mede uit de geloofsworsteling voortgekomen oorlogssituatie. Brabant was een der voornaamste strijdtonelen van de 80-jarige oorlog. Voortdurend trok in het laatste kwart van de 16e eeuw krijgsvolk van beide partijen door het dorp.

Zo is pastoor Mutsaerts door vijan- dige soldaten mishandeld. Tenge- volge van oorlogsschermutselingen brandde de kerk op 15 april 1595 voor een groot deel af. Mede met een gift van de Abdij van Tongerlo werd zij herbouwd. In 1615 was men gereed en op 29 januari 1617 werd de kerk door bisschop Van Zoes herwijd, midden in het 12-jarig be- stand, de periode die voor het defi- nitief doorwerken van de contrare- formatie in de Meierij zo belangrijk is geweest.

Vanaf de val van Den Bosch 1629

Anthony Schetz, baron van Grob- bendonck en heer van Tilburg en Goirle, moest op 14 september 1629 als Spaans gouverneur de stad Den Bosch overgeven aan de staatse troepen onder bevel van stadhouder

Nicolaas Mutsaerts (ca. 1530-1608) (coll.

Abdij van Tongerlo)

(8)

Frederik Hendrik. Het garnizoen kreeg vrije aftocht, maar ook de geestehjken moesten de stad verla- ten. De capitulatie had bovendien, volgens de heren in Den Haag, niet alleen betrekking op de stad en zijn naaste omgeving, maar ook op de gehele Meierij.

Consequent handelend vaardigden zij op 29 oktober 1629 reeds een plakkaat uit waarbij aan alle pries- ters in de Meierij werd bevolen de kerken te ontruimen. In de j aren die volgden kwamen herhaaldelijk, maar incidenteel, predikanten naar Tilburg en was de kerk langere of kortere tijd gesloten voor de katho- lieke eredienst. Toen in 1632 de latere abt en geleerde Maria- vereerder Augustinus Wichmans pastoor van Tilburg werd, trof hij een toestand aan van elkaar voort- durend bestoken met onhebbelijk- heden. De Staten-Generaal duld- den de priesters niet, de bevolking en de Brusselse regering wensten de predikanten niet te accepteren. Met veel tact heeft hij geprobeerd de standpunten te matigen, zonder principes prijs te geven.

Augustinus Wichmans (1596-1661) (coll.

Abdij van Tongerlo)

Op 7 augustus 1633 nam onder begeleiding van de Hoogschout van Den Bosch vergezeld van ruim 80 cavaleristen, de eerste eigen Til- burgse predikant, Petrus Arlebou- tius, bezit van de kerk. Pastoor Wichmans las voortaan de mis in de school, het volk stond buiten op het kerkhof. Een paar maal is de kerk daarna nog van eigenaar gewisseld en ook waren er voortdurend chica- nes over en weer. Aan de onduide- lijke situatie kwam in negatieve zin een eind door het plakkaat van

"retorsie" of vergelding, dat de

Staten-Generaal op 20 juni 1634 uitvaardigden, en nog meer door het zgn. "Strickter plakkaat" van 1635 waarbij de uitoefening van de katholieke godsdienst werd verbo- den en de geestelijken het verblijf in de Meierij werd ontzegd.

Toen begon voor de pastoors een zwervend bestaan. Uit aantekenin- gen uit de doop- en trouwboeken blijkt, dat de sacramenten rond 1640 vaak buiten Tilburg zijn toege- diend. Ook Wichmans' opvolger Augustinus van Dijck moest zich voortdurend schuilhouden, soms op het kasteel van de katholieke heren Schetz van Grobbendonck.

Met de vrede van Munster in 1648 ging Tilburg van de als veroverd gebied rechtstreeks vanuit Den Haag bestuurde generaliteitslanden deel uitmaken. De pogingen tot protestantisering van deze streken werden nu alleen maar doelgerich- ter. De Meierij werd ook "politiek gereformeerd", dat wil zeggen de ambten mochten slechts door aan- hangers van de reformatie worden vervuld. De katholieke eredienst bleef verboden. Kerkelijk bezit, waartoe ook de Tilburgse pastorie

"Moerenburg" werd gerekend, werd geconfisqueerd. Pastoor Van Dijck heeft toen met veel geldelijke steun van zijn parochianen op Spaans gebied te Steenvoort onder Poppel, naast een aan Tongerlo toebehorende hoeve, een zgn.

grenskerk gebouwd. Deze werd op Allerheiligen van 1650 plechtig in gebruik genomen. De kerk was goed gebouwd en gemeubileerd en zelfs van gebrandschilderde ramen voorzien. Welgestelde Tilburgers schonken fraai, nog bestaand litur- gisch vaatwerk, zoals de nu Goirke- se monstrans, waarop naast die van de kerkpatroon Sint-Dionysius ook de afbeeldingen van O.L. Vrouw, Sint-Norbertus en Sint-Augustinus prijken, alle drie heiligen uit de Norbertijnse traditie.

De pastoor bleef nog lang in Tilburg ondergedoken; pas in 1656 werd voor hem een verblijf bij de grens- kerk gebouwd. De gelovigen togen 's zondags in optocht naar Steen- voort, tot grote ergernis van de gereformeerde overheid. Die erger- nis werd echter niet minder toen aan het eind van de zestiger jaren die

trek ophield om plaats te maken voor samenkomsten in zgn. kerk- schuren in het dorp.

De periode van de schuurkerken na 1700

De periode van de oorlog met Frankrijk (1672-1678) gaf de katho- lieken de gelegenheid met wat meer durf hun bijeenkomsten te houden in hun "opgepronckte schuuren".

Die situatie is nooit meer geheel teruggedraaid. Zowel om principië- le redenen als uit een oogpunt van opportuniteit werd de houding van de generaliteit verdraagzamer.

Weliswaar werd geen enkel plak- kaat herroepen, maar vaak werd tegen betaling van een recognitie of afkoopsom meer toegelaten.

De katholieken gingen nu "schuur- kerken" bouwen. De Norbertijnse pastoor heeft zich omstreeks 1670 gevestigd op de zogenaamde neer- huizing van het kasteel aan de Has- selt. Daar werden dan ook de gods- dienstoefeningen voortaan gehou- den. Voor de gelovigen uit het zuidelijk deel van het dorp werd in

Zilveren otferandeschaal uit 1665 (coll. Kerk 'l Heike Tilburg)

1691 een schuurkerk gebouwd op

"het Heike" aan de huidige Primus van Gilsstraat. Zij werd in 1731 vervangen door een ruimer ge- bouw.

In het noorden veranderde in 1710 de toestand, toen de heerlijkheid werd verkocht aan de protestantse prins Willem van Hessen-Kassei.

Reeds pastoor Waltherus Colen, ook al Tilburger van geboorte, heeft er moeite voor gedaan (1707-1715) om tot een zelfstandig parochiecen- trum te komen.

In 1715 slaagde zijn opvolger Frede-

(9)

Achterzijde kerk 't Heike eind 18e eeuw (part. coll. Loon op Zand)

rik Becanus daarin definitief met de bouw van een schuurkerk op een door Colen aangekocht stuk grond op de hoek van de huidige Goirke- straat en de Kard. Vaughanstraat.

In 1718 verrees ten zuiden daarvan ook een nieuwe pastorie, die tot 1927 dienst zou blijven doen en waarvan het nog bestaande poortje eens deel uitmaakte. In de jaren

1724-25 werd de kerk na stormscha- de, met toestemming van Hunne Hoogmogenden in Den Haag, ver- nieuwd en vergroot.

In de twee kerkgebouwen, op het Goirke en het Heike, moet zich onder de leiding van de Witheren als pastoors en kapelaans in de 18e eeuw een bloeiend parochieleven hebben ontwikkeld. Hernieuwde resoluties van 1730 en '31 van de Staten-Generaal boden de wereld- lijke overheid de mogelijkheid om met name de Norbertijnen van de grote Brabantse abdijen, bij uitzon- dering en tegen vergoeding in de vorm van een recognitie, toe te laten de parochies te bedienen. Zo weten we dat in Tilburg voortdu- rend vier witheren als pastoors en kapelaans werkzaam waren.

Op hoogtijdagen moest (blijkens het "memorieboek") zelfs nog een beroep gedaan worden op assisten-

tie door ordebroeders of andere geestelijken.

De pastoors genoten aanzien, ook bij niet-katholieken. Een goed voor- beeld daarvan was Ignatius Sprong, al in 1731 kapelaan en vervolgens van 1743 tot 1777 pastoor. In 1775 werd geestdriftig zijn gouden pries- terfeest gevierd.

De parochie gesplitst 1797 De overgang van wit naar zwart 1832

Volgens een door kapelaan Bonifa- cius Beerenbroek in 1785 gehouden telling waren er toen in Tilburg 8427 katholieken (communicanten en kinderen). Het was alleen al om die reden verstandig om over een split- sing van de parochie met zijn twee kerkgebouwen te denken. Boven- dien voelde men zich op het Heike wat achtergesteld bij het Goirke, te meer daar ginds de pastoor resi- deerde. Op 21 januari 1797 richtten 173 ingezetenen van zuidelijk Til- burg een verzoek tot de abt van Tongerlo, Godefridus Hermans, om de aanstelling van een afzonder- lijke pastoor en twee kapelaans op het Heike. Dat kon echter zomaar niet. De eigenlijke aanstelling en hier in feite de oprichting van een nieuwe parochie kwam de bisschop, in dit geval de Apostolische Vicaris van 's-Hertogenbosch, toe. Na tal- loze onderhandelingen, vooral met een nogal onwillige abt, volgde op 5 juli 1797 de officiële splitsing en oprichting van een zelfstandige pa- rochie, 't Heike, waar weer drie witheren als pastoor en kapelaans benoemd werden.

Een tweede pastorie werd door de parochie gekocht aan de Nieuwe Dijk, nu Bisschop Zwijsenstraat nr.

22, schuin tegenover de huidige door de latere pastoor Zwijsen ge- bouwde pastorie. De pastorie op het Goirke werd in december 1797 door het kerkbestuur van de abdij van Tongerlo gekocht.

Dit laatste was bijna symbolisch voor de veranderde relatie met de abdij. Door nieuwe kerkrechtelijke verhoudingen en door het feit dat de abdij in de turbulenties van de Franse overheersing in de zuidehjke Nederlanden als kloostergemeen- schap in de abdijgebouwen had opgehouden te bestaan, naderde

het einde van de nauwe relatie tussen Tongerlo en Tilburg. In ma- teriële zin werd de relatie beëindigd door de afschaffing van de tiend- rechten en de confiscatie en ver- koop van de goederen in de Franse tijd. In personeel opzicht door het langzaam door uitsterven vermin- deren van de abdijbevolking, waar- door minder zielzorgers beschik- baar kwamen voor benoeming. De laatste witheren-pastoors waren Evermodus Duchamps (1807-1832) op het Heike en de kerkhistoricus Mathias Stals (1812-1832) op het Goirke. A l vanaf 1817 waren de witheren kapelaans vervangen door wereldgeestenjken. Toch heeft Til- burg weer voor de abdij van Ton- gerlo een nieuwe "hersteller" gele- verd. De jonge parochiaan van Evermodus Duchamps, Petrus Hu- bertus Backx, zou in 1840 onder de kloosternaam Evermodus, als supe- rior de abdij op dezelfde plaats herstichten.

Silhouetportret van Evermodus Duchamps (1748-1832) (coll. Gem. Archiefdienst Tilburg)

D i t a r t i k e l is voor een zeer groot deel te b e s c h o u w e n als e e n samenvatting van de bijdrage v a n C . J . W e i j t e r s in het j a a r - boek " D e L i n d e b o o m " I I , 1978, pag. 11 v . v . getiteld " D e parochie T i l b u r g en de A b d i j v a n T o n g e r l o " .

(10)

Tongerlose pachthoeven te Tilburg

door J.A.J. Becx

Inleiding

De norbertijnenabdij van Tonger- lo, die in de jaren 1130-1133 gesticht werd vanuit de Sint-Michielsabdij van Antwerpen, heeft door de eeuw- en heen in vele parochies van de Kempen de zielzorg (cura anima- rum) uitgeoefend. Daaraan lag steeds de spiritualiteit van de Orde van Prémontré ten grondslag, die in 1120 te Prémontré in Noord- Frankrijk gesticht was door Norbert van Gennep. De stichter van deze Orde stierf in 1134 als aartsbisschop van Maagdenburg.

Tot de abdijbezittingen behoorden ook vele abdijhoeven, die weleer verspreid lagen over de zandgron- den der Kempen in en buiten de talrijke parochies, waar Tongerlo het begevingsrecht en het tiend- recht bezat.

Bij het onderzoek naar het ontstaan van een parochie zal meestal blij- ken, dat sinds de twaalfde eeuw de wereldlijke personen hun patro- naatsrechten en tiendrechten gin- gen overdragen aan kerkelijke in- stellingen.

In 1232 schonk hertog Hendrik I van Brabant het begevingsrecht of patronaatsrecht (jus patronatus) der kerk van West-Tilburg aan de abdij van Tongerlo en liet deze schenking volgen door afstand van zijn tiend (decimam nostram) van West-Tilburg. In navolging daarvan werden kort daarna in Tilburg ook door andere tiendheffers nog be-

V E R D E E L I N G ,

Splilling c-n Bcrcening

T I E N D E N ,

D O O R I ! Ï : T GF.MÏ-ItJM" L A N D , Ilc't KapiUcl van Si. Pittcr tc Hüvarcnbt'<;k i

r.X DF.

Abdye OfCoiivcr.tuaakn vm Tongerlo,

Over de IÏKr,RU\i I D of P A R O C I I I F

van TiLüuRC ü;chc\cn wordende : Gcihuvi mlc gcfo-r.r.cfvt in bet Jaar

' i" - ; N.

•hllr.RTOGLN-BOSCÜ , B y J . c n l i . P A I . I F . R , BnclidnikliiTs i-n B o c k ï c r -

koüpcrs o p dc M a r k t 1778.

paalde patronaatsrechten en tien- den aan de abdij van Tongerlo overgedragen.

Omdat we bij onze beschouwing over Tongerlose pachthoeven te Tilburg ook de tiendheffing zullen betrekken, volgen eerst nog enkele historische gegevens over die tiend- rechten.

Tiendrechten in Tilburg

In het archief der abdij van Tonger- lo zijn de oudste stukken uit de dertiende eeuw over het patronaats- recht en het tiendrecht zorgvuldig bewaard gebleven. In de loop der eeuwen hebben deze oorspronkelij- ke rechts- en eigendomstitels dik- wijls gediend in gevoerde processen ter verdediging van de voorrechten en van het bezit der abdij.

Zonder de kerkelijke oorsprong en de verdere geschiedenis van het tiendrecht te bespreken, lijkt het mij hier voldoende te wijzen op het verschijnsel, dat sedert de twaalfde en dertiende eeuw zowel de oude tienden (decimae antiquae) als de nieuwe tienden (decimae novae of novalia) geleidelijk weer in kerke- lijk bezit terugkeerden.

De tienden waren onderverdeeld in grote of korentienden (elke tiende schoof) en kleine of smalle tienden (decimae minutae; van veldgewas- sen en dergelijke).

Naast oude tienden verwierf de abdij van Tongerlo ook nieuwe tienden (novalia; van ontginnin- gen).

Ridder Giselbert IV van Tilburg (leenman van de hertog) deed in 1242 afstand van het derde deel van de novale tienden (van ontginnin- gen) in West-Tilburg ten behoeve van de abdij van Tongerlo.

Zoals gezegd, had hertog Hendrik I van Brabant al in 1232 de oude tienden van West-Tilburg, voor zover hij er aanspraak op had (deci- mam nostram), aan de abdij van Tongerlo geschonken. Blijkbaar waren de Brabantse hertogen zich voortdurend bewust van de kerke- lijke oorsprong van het tiendrecht.

Zo restitueerde hertog Hendrik I I I van Brabant in 1260 bij zijn testa-

ment aan de kerken alle novale tienden, waarvan hij erkende, dat ze rechtens aan de kerken toekwa- men.

Tot de oudste titels waarop de abdij van Tongerlo zich beriep ten aan- zien van haar recht op de novale tienden, behoorden ook enkele pauselijke bullen uit de dertiende eeuw.

Hertog Hendrik 1 van Brabant (gravure 1623)

Uit het voorafgaande moge duide- lijk zijn geworden dat de abdij van Tongerlo in Tilburg - sinds zij daar in 1232 het patronaatsrecht der kerk had gekregen - weldra ook het tiendrecht verwierf, zowel ten aan- zien van de oude als de nieuwe tienden. De tienden waren bestemd voor het onderhoud van de paro- chiekerk, van de pastoor en gedeel- telijk ook ten behoeve van de ar- men.

Ten slotte dient men nog te beden- ken, dat ook het kapittel van Hilva- renbeek reeds vroegtijdig tienden in Tilburg bezat, terwijl de abdij van Tongerlo al sinds 1164 in bezit was van tiendrechten te Enschot. Maar

(11)

ook de Heer van Tilburg en Goirle maakte aanspraak op novale tien- den in diens heerlijkheid.

Pachthoeven te Tilburg

De abdijhoeven in de Kempen pas- ten in het toenmalige economische stelsel der abdij, die allereerst bin- nen haar eigen muren een huishou- ding op zichzelf vormde met werk- huizen ter voorziening in allerlei behoeften.

De talrijke door aankoop of schen- king in het bezit der abdij gekomen hoeven met gronden werden in de loop der tijden verpacht. De tien- den blijven daarnaast een belangrij- ke bron van inkomsten.

Vanwege de tiendheffing door de abdij van Tongerlo in Tilburg ligt het wel voor de hand, dat de abdij daar vroegtijdig ook de beschikking moet hebben gehad over een koren- schuur (granarium) of "spijker"

(spicarium), waar de tienden in natura konden worden opgeslagen.

Meestal werden de tienden door de abdij van Tongerlo als tiendheffer voor een of meer jaren verpacht.

Men zal derhalve de oorsprong van de zogeheten Tongerlose Hoef of spijker (tiendschuur) aan de Reitse- Hoevenstraat moeten zoeken in de begintijd van de door de abdij in Tilburg verkregen tiendrechten.

Zo'n abdijhoeve kan men zich voor- stellen als een solide Kempische hoeve met daarrond stallen, schu- ren en bijgebouwen. Doorgaans waren die hoeven omgeven door een gracht die vanuit een nabije waterloop gevoed werd. En daar- buiten werden de bijbehorende lan- derijen, weilanden, bossen en hei- den - aanvankelijk ook door leke- broeders - bewerkt. Hier lag dik- wijls ook de eerste materiële grond- slag van een parochie en zulk een hoeve kon in begintijden tevens dienen tot verblijfplaats van de

"persoon" of pastoor.

Zoals gezegd, werden de abdij hoe- ven van Tongerlo verpacht, en die pachthoeven zijn in de loop der eeuwen hersteld of herbouwd, wan- neer dat nodig bleek te zijn.

Twee conventshoeven

Met het beheer van de over vele dorpen verspreide conventshoeven was belast de pitantier (pitantiarius)

A

f

«

f • t

». « < t

* P 'ik "' f ri» i' I'

7

J i .

P L A N H O E V E

H a m a e u depenclentduVilljgv de F i l L o r g ) daijsla Atairiedle

Par I ) : Z ' y n e n

Manuscriptkaart van de herdgang Hoeven door Diederik Zijnen (1759) waarop centraal de Reitse-Hoevenstraat met Tongerlose Hoef en Bisschopshoef (coll. GA. Tilburg)

of cellier (cellarius), soms ook dis- pensier genoemd. Deze functiona- ris, een kloosterling der abdij, had daartoe in een bepaalde streek dik- wijls een rentmeester in dienst. Om deze belangrijke functie te kunnen uitoefenen beschikte de dispensier binnen de abdij muren over een afzonderlijke woning, waar hij zijn kantoor had en de desbetreffende registers zorgvuldig kon bijhouden.

In het abdijarchief zijn de reeksen van deze registers - geklasseerd onder de rubrieken " C E L " ( = cel- larius of cellier) en "CULT" ( = culturae of hoeven) - terug te vin- den.

In de vanaf 1417 bewaard gebleven registers van de pitantier of cellier of dispensier staan onder Tilburg steeds twee hoeven (duae culturae) vermeld. Uit de latere omschrijving blijkt, dat daarmee bedoeld wor- den: de hoeve op den Spijker (cultu- ra op ten Spijcker) en de hoeve op den Heuvel (cultura op ten Hovel).

Ook in de serie registers van de hoeven vanaf 1401 kan men allerlei gegevens vinden over beide con- ventshoeven te Tilburg. Deze twee hoeven werden verpacht namens het convent van Tongerlo, vandaar de benaming "conventshoeven".

De ontvangsten uit beide pachthoe- ven werden door de opeenvolgende pitantiers jaarlijks in hun registers zorgvuldig bijgehouden. Daarbij werd duidelijk onderscheid ge- maakt tussen een jaarlijkse geldsom

als "voorlijf" (prelevium) en een jaarlijkse korenlevering als "pacht"

(pactus). De huurders of pachters van deze hoeven waren meestal welgestelde boeren (hoevenaars), die zulke huur- of pachtcontracten voor een bepaald aantal jaren (tijd- pacht) afsloten, zoals ook elders in de Meierij van 's-Hertogenbosch gebruikelijk was.

De pachtcontracten met de bijzon- dere pachtvoorwaarden zijn uiterst belangwekkend voor de kennis van het door de abdij toegepaste pacht- systeem. Waren de jaren slecht, zoals door misoogst of oorlogsge- weld, dan werd de pachtsom ver- minderd of kwijtgescholden. Men kon derhalve terecht zeggen, dat het ook in Tilburg voor de pachters van de twee conventshoeven goed was te leven onder de kromstaf van Tongerlo!

De pachters van beide conventshoe- ven vindt men in de archiefstukken aangeduid met de benaming "hoe- venaar" (villicus), maar ook met de benaming "laat" (colonus).

De gegevens over beide pachthoven staan duidelijk vermeld in het syste- matische overzicht, dat we van de in het abdij archief van Tongerlo opge- spoorde Tilburgse stukken samen- stelden. In 1973 werd door mij vanwege de Tilburgse archiefdienst begonnen met een systematisch on- derzoek naar de in het omvangrijke abdijarchief berustende stukken die op Tilburg betrekking hebben. Als

(12)

resultaat van dit bronnenonderzoek verscheen in jaarboek I I (1978) van

"De Lindeboom" mijn artikel

"Twee abdijhoeven onder de krom- staf van Tongerlo", waarvan in deze bijdrage slechts een korte samen- vatting kan worden gegeven.

De vroegste geschiedenis van de hoeve op den Heuvel werd nog niet ontdekt, en evenmin weten we de juiste plaats waar deze convents- hoeve heeft gestaan. Hoewel in sommige archiefstukken deze hoe- ve nader omschreven wordt - zoals

"bij den Hoevel in 't Hoevelstraet- ken" - blijft een dergehjke aandui- ding vooralsnog te vaag voor een nauwkeurige plaatsbepaling.

De reeks met namen van hoeve- naars op den Heuvel is bekend vanaf 1490 en bovendien werden verschillende pachtcontracten ge- vonden.

In het jaar 1611 werd deze convents- hoeve publiek verkocht in verschil- lende percelen. Er werd een cijns- boek aangelegd, dat tot titel droeg:

Census provenientes ex villa vendi- ta in Tilborch aenden Huevel 27 Septembris 1611 (cijnsen afkomstig uit de verkochte hoeve aan den Heuvel). Door de verkoop van deze hoeve en door genoemde cijnshef- fing ontstonden er nieuwe inkom- sten voor de abdij van Tongerlo.

Mogelijk hield deze verkoop enigs- zins verband met de wederopbouw van de in 1595 afgebrande parochie- kerk van Tilburg. De tijd van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) werd immers in deze streken ook benut voor de restauratie van door oorlogsgeweld geschonden paro- chiekerken.

De oorsprong van de hoeve op den Spijker aan de Reitse-Hoevenstraat werd hiervoor reeds besproken in verband met de tiendrechten. Ver- schillende akten kunnen het vroeg- tijdig bestaan van deze spijker (spi- carium) aantonen.

Ook ten aanzien van deze convents- hoeve zijn de namen van de hoeve- naars bekend vanaf 1490, terwijl eveneens meerdere pachtcontrac- ten werden gevonden.

Na jarenlange inspanning door ve- len kon het complex van de Tonger- lose Hoef als een uniek monument voor Tilburg en Brabant behouden blijven, en bij gelegenheid van de voltooide restauratie verscheen in 1969 daarover een boekje "De Ton-

gerlose Hoef en Tilburg". In mijn bijdrage "Tilburg en Tongerlo"

werd er toen reeds op gewezen, dat het domein van de Tongerlose Hoef in de (herdgang of wijk) "Hoeven"

- grenzend aan de "Reit" - te Tilburg in vroeger tijden omvangrij- ker moet zijn geweest dan het huidi- ge complex van vijf gebouwen (woonhuis met koestal; tiendschuur of spijker; karschop; bakhuis; her- bouwde schaapskooi) met ongeveer één hectare grond.

De Tongerlose Hoef bleef na de

Vrede van Munster in 1648 als zogenaamd "buitenlands bezit" on- aangetast en gedurende de generali- teitsperiode is dit domein derhalve een Tongerlose "enclave" in Til- burg gebleven.

Nadat de abdij van Tongerlo in 1796 door de Franse revolutionairen van- wege haar grootgrondbezit was op- geheven, werd kort daarna deze pachthoeve - namens het in balling- schap verkerende convent - ver- kocht. Hiermee begon een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de hoeve op den Spijker alias de Ton- gerlose Hoef, die genoegzaam be- kend is uit vroegere publikaties.

De abtshoeve, later bisschopshoef

Een derde Tongerlose pachthoeve stond vroeger in de buurt van de hoeve op den Spijker en schijnt aanvankelijk tot dit domein be- hoord te hebben. Hoewel we nog weinig weten omtrent de geschiede- nis van die hoeve, is intussen wel

gebleken, dat deze pachthoeve rechtstreeks ter beschikking stond van de abt of prelaat, terwijl de hoeve op den Spijker en de hoeve op den Heuvel tot de competentie van het gehele convent behoorden.

Over de hoevenaars en de pacht- contracten werden nog maar weinig gegevens gevonden. Wel is een be- kend feit, dat juist deze hoeve bij verdrag van 1590 werd overgedra- gen aan het bisdom 's-Hertogen- bosch en sindsdien "Bisschopshoef"

genoemd werd.

Na 1648 kwam de bisschopshoef als kerkelijk bezit van het bisdom aan de Staat en vervolgens in particulie- re handen. Jaren geleden is deze hoeve afgebroken in verband met de nieuwe stadswijk 't Zand.

De pastoriehoeve

Als laatste pachthoeve dient nog vermeld te worden de pastoriehoe- ve, waarvan de geschiedenis samen- hangt met de lotgevallen van de pastorie "Moerenborch". Met na- me over de periode 1384-1648 publi- ceerde collega A.J.A. van Loon reeds een uitvoerige studie in jaar- boek I I (1978) van "De Linde- boom".

Besluit

Met deze bijdrage heeft de schrijver een overzicht willen geven van de Tongerlose pachthoeven te Tilburg ten dienste van een voortgezet bronnenonderzoek.

(13)

Moerenburg de oudste pastorie van Tilburg 1384-1648

door A.J.A. van Loon

Nu in 1984 is het precies zes eeuwen geleden, dat de Norbertijnenabdij van Tongerlo een pastorie in Til- burg verwierf. Ondanks het feit dat deze abdij al in 1232 van de hertog van Brabant in Tilburg het recht had verkregen iemand voor te dragen bij de benoeming van een pastoor, heeft het nog ruim 150 jaar geduurd voordat ze een pastorie heeft aange- kocht.

Reeds in 1164 had deze Kempische abdij ook al het patronaats- of begevingsrecht over de kerk van Enschot toegewezen gekregen.

Vanaf 1319 werden de kerken van Tilburg en Enschot door één pas- toor bediend. Toch bleven het twee afzonderlijke parochies. Tongerlo achtte het door de vereniging van het pastoorsambt wenselijk om op een centraal punt t.o.v. beide ker- ken een pastorie te bezitten. Met de aankoop van Moerenburg is men hierin wonderwel geslaagd. Zo is verklaard, dat we de pastorie niet bij de parochiekerk moeten zoeken.

Voor het eerst vinden we Moeren- burg vermeld in een Oisterwijkse schepenakte, berustend in het ab- dij archief van Tongerlo, gedateerd 21 november 1358. Walterus, zoon van Mathias van Mol van Westil- borch, en zijn dochter Margareta

verkopen dan aan de Oisterwijkse schout Hendrik Wisse, de "man- sus" (hoeve) Moerenborch, met aanhorigheden en twee stukken land.

Toen de dochter van Hendrik Wisse in het huwelijk trad met ene Gerard Nannen, verkreeg zij Moerenburg als huwelijksgoed. In 1383 deed zij echter afstand van het vruchtge- bruik "in eenre woninghe ghehey- ten Moerenborch. . ." ten behoeve van haar kinderen Henrick en Ka- thelijn. Dit vruchtgebruik werd di- rekt doorverkocht aan Willem, zoon van Peter Scelaert(s), en nog geen twee maanden daarna, op 22 februa- ri 1384, verkochten Henrick en Ka- thelijn de hoeve Moerenburg aan Heer Jan van Gestel, investiet van de kerk Tilburg, als vertegenwoordiger van de abdij van Tongerlo, Willem Scelaert tenslotte droeg op 3 decem- ber 1384 zijn aanspraken op Moe- renburg aan de abdij over.

Zoals gezegd was Moerenburg gele- gen op een centraal punt tussen de kerken van Tilburg en Enschot, en wel in de wijk Loven, daar waar er een concentratie van woningen was bij de Broek- en Kommerstraat. In grote lijnen kunnen we stellen dat het gelegen was in de nabijheid van het waterzuiveringsgebied van de

gemeente Tilburg, aan de huidige Moerenburgseweg. Een bij dit arti- kel afgebeeld kaartje geeft de exac- te ligging weer.

De pastoors van Tilburg hebben echter niet direkt hun intrek geno- men in de nieuw aangekochte pasto- rale woning, maar wellicht verble- ven er wel hun vertegenwoordigers, de vice-cureiten. Het is Rutger van Holten, pastoor van 1502-1527, die als eerste pastoor daadwerkelijk hier resideerde. De vice-cureit - later kapelaan genaamd-was veelal meer vertrouwd met de Tilburgse bevolking, vanwege zijn Tilburgse afkomst, dan de pastoor, die in de meeste gevallen Tilburg niet of nau- welijks kende. Latere pastoors in de zestiende en zeventiende eeuw had- den meer binding met de aan hen toegewezen parochie, zoals Nico- laas Mutsaerts en Johannes Beris van Oerle.

Vanaf het begin van de zestiende eeuw kreeg de parochie een meer ge- structureerde vorm. De kerkelijke administratie werd op poten gezet, hetgeen een grote verdienste van Rutger van Holten mag heten. Deze pastoor legde het jaargetijdenboek

"Liber Anniversariorum" met nog twee registertjes, t.w. het "primum registrum" (1513-1524), waarin de pastorale inkomsten en uitgaven, en het "secundum registrum" met de neerslag van de kerkelijke boek- houding, aan. Het jaargetijdenboek werd door Van Holten's opvolgers voortgezet tot 1614. Twee jaar later maakte Petrus van Emmerick een aanvang met het "Manuale pasto- rum", dat werd bijgehouden tot 1655. Zeer veel gegevens op kerke- lijk gebied kunnen we uit deze registers halen, die ons een beeld verschaffen van de kerkelijke akti- viteiten in de zestiende en zeven- tiende eeuw.

In de periode 1242-1664 heeft Til- burg 25 pastoors gehad. In het kader van dit artikel zou het te ver voeren om aan al deze zielzorgers aandacht te schenken, en daarom

Reconstructie van de omwaterde huizinge Moerenburg (tek. Frie de Wolf)

(14)

T I L B U R G S E P A S T O O R S V A N 1242-1664:

1242 Johannes 1316-1317 Johannes

1353 Ghiselbert Bac 1365-1389 Johannes van Ghestel

Joannes Borman 1396-1410 Thomas van Ghestel 1414-1419 Johannes de Bruyn

(Brune)

1419-1420 Joannes Visscher (Piscator) 1436-1445 Henricus van der Voren 1467-1468 Jan Rijken

1477 Cornelis Witten (Wyten) Johannes (Hamus) van Westerhoven 1485-1497 Petrus (Mans) van

Westerhoven 1502-1527 Rutger van Holten 1527-1538 Gosewinus Peijnenborgh 1538-1554 Gerardus Vucht(s)

(de Cuyper) 1554-1564 Joannis Zichenis

(Jan van Sundert) 1564-1569 Godefridus van der Straten

(ahas de Platea) 1570-1592 Nicolaas Mutsaerts 1592-1602 Jacobus Brouwers 1603-1616 Johannes Beris van Oerle 1616-1625 Petrus van Emmerick 1625-1632 Adrianus Eijnthouts 1632-1642 Augustinus Wichmans 1643-1664 Augustinus van Dijck

wil ik verwijzen naar mijn bijdrage in het jaarboek "De Lindeboom", deel IL

Wel enige aandacht verdient hier de van 1570-1592 residerende pastoor Nicolaes Mutsaerts. Hij werd ca.

1530 in Tilburg geboren en trad in 1552 in bij de Norbertijnenorde te Tongerlo. Twee jaar voor zijn be- noeming tot pastoor van Tilburg was de Tachtigjarige Oorlog uitge- broken. De rumoerige tijden die deze oorlog met zich meebracht zal Nicolaas Mutsaerts als minder pret- tig hebben ervaren. De parochianen hadden veel last van doortrekkende troepen, die roofden en plunder- den. Ook Moerenburg heeft veel last gehad van deze strooptochten, maar het bracht het er gunstiger af dan het kasteel van jonkheer Karei van Malsen aan de Hasselt en het omwaterde huis van jonkheer Ys- brand van Merode op Broekhoven.

Beide gebouwen werden door Staatse troepen verwoest. De hui- zinge Broekhoven is zelfs geheel in vlammen opgegaan.

In 1592 is Nicolaas Mutsaerts uit Tilburg vertrokken, daar hij als 40e abt van Tongerlo was benoemd.

Ook in deze hoedanigheid heeft de Tachtigjarige Oorlog hem veel zor- gen gegeven.

Na het vertrek van Mutsaerts was het de taak van Jacobus Brouwers om het door oorlogshandelingen geteisterde Tilburg geestelijk te be- sturen. De meest droeve dag uit zijn leven zal het afbranden van de parochiekerk op 15 april 1595 zijn geweest.

Ook zijn opvolger Johannes Beris van Oerle, die in 1603 pastoor was geworden, heeft zich nog ruim een decennium met de wederopbouw van de kerk beziggehouden.

Nauwelijks was men van deze in- spanningen hersteld, of er stonden weer nieuwe en nog ingrijpender verwikkelingen voor de deur. Na de val van 's-Hertogenbosch in 1629 stond de Meierij aan het begin van de retorsietijd. Vanaf dat jaar be- gonnen de Republiek der Verenig- de Nederlanden en Spanje de strijd om de soevereiniteit in de Meierij.

Diverse plakkaten werden door de Staten-Generaal uitgevaardigd, zo- als in 1629, waarin werd bevolen dat

"alle pastoren, der selver Cappela- nen ende andere haren dienst ver- tiende . . . de publycke kercken . . . sullen hebben te ruymen ende qui- teren". In 1634 werd deze verbods- bepaling uitgebreid met het stellen dat het eveneens verboden was om in particuliere huizen godsdienstoe- feningen te houden.

In 1648, met het sluiten van de vrede van Munster, kwam Staats- Brabant onder het bewind van de Republiek te staan en was de gene- raliteitsperiode aangebroken. Door de maatregelen die de Staten- Generaal namen, moest de toen residerende pastoor Augustinus van

Dijck menigmaal naar het kasteel vluchten. Laatstgenoemde instantie had namelijk een plakkaat uit- gevaardigd waarin aan bestuurders werd opgedragen, dat zij erop moesten toezien om "alle Cloosters ende Parochie-Kercken . . . gesloo- ten te houden. . .". De geestelijke goederen werden geconfisqueerd.

Hetzelfde lot onderging Moeren- burg, en zo was pastoor Van Dijck gedwongen de pastorale woning te verlaten om plaats te maken voor de predikant Paridanus Lemannus. De pastoor heeft Moerenburg echter niet zonder slag of stoot verlaten. Er werd namelijk geprotesteerd omdat Moerenburg geen particulier bezit zou zijn, maar eigendom was van de buiten de Meierij gelegen abdij van Tongerlo. Ondanks protesten en verklaringen van oud-schepenen, dat "den huijse met ende dependen- tiën van dien daer de heeren pastoi- ren. . . in plachten te woonen. . . den heere prelaet met den convente van Tongerlo sijn toecomen- de. . .", zouden er geen pastoors meer terugkeren op Moerenburg.

Begin zeventiende eeuw moet Moerenburg al een aanzienlijk ge- bouw zijn geweest. De carrévorm, zoals die op een achttiende eeuws schilderij staat afgebeeld, dateert mogelijk reeds uit de zeventiende eeuw. In 1635 heeft pastoor Augus- tinus Wichmans een inventaris van zijn bezittingen opgesteld. Uit deze lijst van vertrekken en daarin voor- komende voorwerpen mag blijken dat we niet te doen hebben met een eenvoudige pastorie.

Tot de afbraak in 1750 zou Moeren- burg achtereenvolgens nog de pre- dikant Lemannus, de rentmeesters van de geestelijke goederen Van Boucholt en Van Slingelandt, en de geslachten van Staatse officieren Graham en De Saint Amant, een riant onderkomen verschaffen.

(15)

Heikant-Quirijnstok twintig jaar in het wit

door D. Hendrickx en W. Manders *

We schrijven 1964. Ruim 90 jaar eerder werden de heikantse buiten- gebieden van Tilburg een zelfstan- dige parochie, waarvan de bevol- king bestond uit hoofdzakelijk boe- ren en thuiswevers. Het was de vierde parochie van Tilburg. Leo- nardus v.d. Steen werd de eerste pastoor. In 1873 vond de inwijding van de neo-gotische parochiekerk plaats; de titel was niet Dionysius, maar Maria Onbevlekt Ontvangen.

Goirke's oudste dochter was een feit.

Een 20 jaar geleden projekteerden stadsontwikkelaars wat bruut een nieuwe woonwijk in het gebied van de Heikant; meer dan dertigdui- zend mensen zouden er een woning moeten vinden. Daardoor zou ook de kerkelijke kaart een ander aan- zien krijgen.

Mgr. W. Bekkers, de bisschop van Den Bosch, vroeg aan de Norbertij- nenabdij van Berne om de zielzorg op zich te nemen van het grootste gedeelte van deze nieuwe stad. Ge- rard Bots O.praem. - tot dan aal- moezenier bij de koninklijke mari- ne - was bereid om samen met Stef Kuypers o.praem. op de Heikant van start te gaan. Na 130 jaar keerden Norbertijnen terug in Til- burg.

Nu in 1984, 850 jaar na Norbertus' dood en 850 jaar na de stichting van Berne, zijn we twintig jaar verder.

Twintig jaar is misschien een te kort tijdsbestek om er al geschiedenis over te schrijven; van de andere kant raakte de ontwikkeling van de Heikant in een stroomversnelling.

Een dorpse gemeenschap kreeg grootstedelijke allure. Het inwo- neraantal groeide van onder de 2000 tot ver boven de 20.000.

Tegen elkaar leunende woninkjes, aan 'herdtgangen' en kerkepaden, moesten plaats maken voor een moderne stadswijk, met flatgebou- wen en rechte wegen. De kerk, het grootste gebouw van vroeger, is nu nietig klein bij de 16 etages-tellende

* Norbertijnen Tilburg.

woontorens. En de taal die men er spreekt, is niet alleen maar Hei- kants.

De Pastores

De Heikantse parochie was, zoals de meeste andere parochies, bijna 100 jaar geleid door de pastoor en zijn kapelaan. Het waren over het algemeen gezaghebbende figuren.

Ze gaven niet enkel richting aan het geestelijk leven van hun parochia- nen, maar hadden invloed op het hele maatschappelijk leven. Als Mgr. Bekkers de norbertijnen uit- nodigt voor de pastoraal, denkt hij aan een kleine kloostergemeen- schap die vanuit een centraal punt bij de oude Mariakerk een aantal wijkkerken zou bedienen. De eer- ste norbertijn heette nog pastoor, maar als in 1970 hun aantal tot zes is

uitgegroeid, spreekt men van een groep of team van pastores. Een en ander sloot aan bij de ontwikkelin- gen in de katholieke kerk van het westen. Ook op de pastorie minder aandacht voor de hiërarchische ver- houding pastoor-kapelaan, heer- knecht, maar aandacht voor geza- menlijk gedragen verantwoorde- lijkheid. En het proces ging nog verder. A l in 1972 werd een afgestu-

deerd theoloog, geen kloosterling en gehuwd, toegevoegd aan het pastores-team.

Vandaag de dag bestaat het pastora- le team van Heikant-Quirijnstok uit Norbertijnen en niet-Norbertijnen, uit priesters en niet-priesters, uit gehuwden en celibataire klooster- lingen. Samen zijn ze met vele medewerkers verantwoordelijk voor het pastoraat in deze nieuw- bouwwijk. Een snelle ontwikkeling waar pastores en parochianen aan moesten wennen en waar velen wellicht nog niet mee klaar zijn.

De Parochiestruktuur

Als de Norbertijnen op 4 oktober 1964 bij de brug van het Lijnsheike arriveren, zijn er vier kerkmeesters om hen te ontvangen. Dit bestuurs- koUege werd bij de parochie- uitbreiding geleidelijk vergroot.

Veel beheerstaken moesten worden vervuld: Restauratie en onderhoud van de 100 jaar oude Mariakerk;

afstoten van overbodig geworden gebouwen zoals het voormalige klooster, het patronaatsgebouw en

de oude scholen. Twee nieuwe ker- ken werden opgetrokken: de Drie- koningenkerk en de Herderskerk.

Er kwam een tweede pastorie of dienstwoning aan de Zeilerstraat en het parochiekerkhof werd uitge- breid en verrijkt met een beeld van Peerke Donders en een Columba- rium of urnenmuur.

Het werk van de kerk - of gezinsbij- drage - een vrijwillige financiële

(16)

Aankomst van de Norbertijnen van Berne bij de brug van het Lijnsheike op 4 oktober 1964.

V.l.n.r.: kerkmeester J. v. Amelsvoort, kerkmeester M. Schijvens, deken Fr. v. Oort, pastoor G. Bots O.praem., abt A. Haselager, kapelaan S. Kuijpers o.praem. en kapelaan J. v.

Genugten

bijdrage, afhanlcelijlc van de hoogte van ieders inicomen - moest worden opgezet en georganiseerd.

Omdat steeds meer het besef door- drong, dat pastoraat geen zaak is voor pastores alleen, en omdat het kerkbestuur toch uit de aard der zaak meer aandacht moest hebben voor materiële zaken, werden er - zoals trouwens overal in onze stre- ken - pogingen ondernomen om ook te komen tot een pastoraal beraad, een parochieraad. Vanaf 1975 funktioneerde onafgebroken zo'n raad. Op het einde van het pastorale jaar 1983-1984 hebben kerkbestuur en parochieraad zich opgeheven en is men nu gekomen tot het opzetten van een nieuwe bestuursvorm. Binnen deze be- stuursvorm zal de koördinatie plaatsvinden van de vele pastorale en andere aktiviteiten die er zijn in een grote parochie als Heikant- Quirijnstok.

Op zoek naar kleinschaligheid en proberend de anonimiteit in het grote geheel wat te doorbreken, zijn eerder al rond de verschillende kerkruimten werkgroepen of kerke- raden ontstaan.

Het parochieleven

Het grootste gedeelte van het leven van een christelijke gemeente ont- trekt zich aan de waarneming. Inci-

denteel komt het voor het voetlicht.

Alleen van gezamenlijke bijeen- komsten kan wat worden gezegd. In

1964 gebeurde dat bij de eucharis- tievieringen in de kerk, bij het godsdienstonderricht in de scholen en bij de vele broederschappen en verenigingen. Op al deze terreinen waren er cascadische ontwikkelin- gen. En het proces lijkt nog niet ten einde.

In de liturgie verdween het latijn, en de volkstaal deed haar intrede.

Mensen gingen zich medeverant- woordelijk voelen voor de inhoud en de uitvoering. Er ontstaan litur- gische werkgroepen. Er komen diensten voor kinderen, voor het gezin. Met de bouw van nieuwe kerken was er een variatie in het aanbod mogelijk. De kerken kre- gen hun eigen koren, lektoren en organisten. Het dameskoor van de Mariakerk ontwikkelde zich tot een enthousiaste groep, die met einde- loze trouw bij alle bijzondere dien- sten op door-de-weekse dagen aan- wezig is.

De vele koren van nu hebben wel- licht niet de technische hoogte van een Hoppenbrouwerskoor van de oude Heikant, maar van alle koren moet worden gezegd, dat ze op uitstekende wijze hun taak verstaan volgens de moderne liturgische ideeën: ondersteuning van het bid- dend en zingend volk.

In de vele verenigingen van vroeger was er een wondere mengeling van religie, cultuur, sportiviteit en ont- spanning. De wereld van de cultuur en de sport maakte zich in deze tijd los van de godsdienst en ging haar eigen weg. De sporen van deze ontwikkeling zagen we ook hier. De werkgroepen of clubs binnen de parochie hebben nu meer de gods- dienst, de godsdienstige vorming en het christelijk handelen op het oog.

Had de Kerk vroeger een belangrij- ke stem, als het ging over maat- schappelijke zaken, ook de moder- ne Kerk rekent het tot haar plicht haar stem te verheffen als menselij- ke waardigheid, vrede en gerechtig- heid in het geding zijn. Binnen de parochie ontstonden groepen en werden aktiviteiten ontwikkeld die de vrede en de gerechtigheid in de wereld van vandaag op het oog hebben.

Iets van het leven van de parochie blijkt ook nu nog bij bijzondere gebeurtenissen: herdenkingen, priesterfeesten, het jubileum van de Mariakerk, het feest rond de zalige Peerke Donders. Dan zie je toch zo duidelijk dat mensen met elkaar van doen hebben, dat vooruitstrevend en behoudend, rechts en links toch vrienden van elkaar willen zijn.

Wellicht op andere wegen toch in de ene beweging van de Heer.

De Diakonie

Diakonie, een woord dat 20 jaar geleden door niemand op de Hei- kant werd gebruikt. Men probeert ermee aan te duiden alle aktivitei- ten die christenen ondernemen om deze wereld bewoonbaar te maken voor iedereen. In de oude gemeen- schap dacht men dan aan zieken- en armenzorg. Er was ook hier een Vincentiusvereniging en een Elisa- bethvereniging. Veel van deze zorg is in onze samenleving door de burgerlijke overheid overgenomen.

Maar toch omvat diakonie in deze tijd heel wat: een werkgroep, die nieuwe bewoners welkom heet; De Zonnebloem, die aandacht geeft aan de zieke mens, zonder onder- scheid; werkgroepen met aandacht voor bejaarden; een werkgroep voor Derde-Wereld-problematiek;

een kern van het Interkerkelijk Vredesberaad; kontaktgroepen voor rouwenden. En dan zijn er

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maak seker jou vorige huiswerk is in jou skrif geskryf..

Skryf die nuwe woord en die 5 kolletjies op bladsy 90 in jou skrif 3 Jagter-versamel en herders in Suidelike Afrika. 26

Leerders plak merk beleid en voorblad in hul skrifte in

Skryf die nuwe woorde op bladsy 107 in jou skrif.. Doen Aktiwiteit 4 bl 108 nommer 3

ander goue voorwerpe (simbole van koninklike mag en politieke leierskap). 2 KONINKRYK LANK GE ‘N AFRIKA- LEDE

Skryf die nuwe woorde en op bladsy 100 en 101 (Millennium tot opgrawingsterrein) in jou

Skryf die nuwe woorde en op bladsy 100 en 101 (Millennium tot opgrawingsterrein) in jou skrif. Veranderinge in gemeenskappe in die Limpopo-vallei: K2 en

Het klooster ten Walle en de abdij van den Groenen Briel.. rentende tusschen den ellef ponden ende den dertien ponden parisis tsiaers. Ende dese heervachteghede vorseit met al