• No results found

Met eigen ogen aanschouwd' Drie heren in het Rusland van Nicolaas I

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Met eigen ogen aanschouwd' Drie heren in het Rusland van Nicolaas I"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Drie heren in het Rusland van Nicolaas I

H . K e r n

Inleiding

V a n a f de achttiende eeuw werd R u s l a n d voor Westeuropese denkers het onderwerp van toekomstvoorspellingen. Zoals i n de inleiding van dit nummer reeds betoogd w e r d , zag de Duitse filosoof L e i b n i z R u s l a n d als het terrein waar de Verlichtingsidealen tot verwezenlijking zouden komen. V e l e anderen na hem hebben eveneens filosofische gedachten g e w i j d aan de toekomst van R u s l a n d en z i j n verhouding met West-Europa. In 1961 publiceerde de Duitser D . G r o h een studie, Russland und das Selbstverstandnis Europas, waarin h i j een overzicht geeft van de achttiende- en negentiende-eeuwse denkbeelden i n E u r o p a over R u s l a n d . H i j komt tot de conclusie dat er een sterk verband bestaat tussen het zelfvertrouwen van de waarnemers en hun beeld van R u s l a n d . Zolang de Europeanen overtuigd waren van de eigen vitaliteit, zagen zij R u s l a n d als een perifere natie en eventueel als diplomatieke bondgenoot. M a a r toen er i n het E u r o p a van de negentiende eeuw als gevolg van de oorlogen, revoluties en sociale problemen een besef groeide dat de eigen beschaving i n crisis verkeerde, kreeg het beeld v a n R u s l a n d een dreigende v o r m . E u r o p a zou ten onder gaan en overheerst worden door zijn jonge en sterke oosterbuur, zoals onder andere verwoord werd i n de werken van A l e x i s de Tocqueville en Oswald Spengler.

(2)

A c k e r s d i j c k maakte z i j n reis i n 1835, de staadsraad i n buitengewone dienst J . van 's Gravenweert verbleef i n 1835 en 1837 i n Rusland en de tocht van de landbouwdeskundige H . D i j k e m a vond plaats i n 1840 en 1841. E l k van hen had een andere beweegreden voor zijn reis. V o o r de eerste was zij een wetenschappelijke onderneming, voor de tweede vervulde zij een jeugddroom en was zij de inspiratiebron voor een literair werkstuk, de tocht van de derde hield het midden tussen een werkbezoek en een plezierreis. De reizigers hadden gemeen dat ze een belangrijke bijdrage w i l d e n leveren aan de kennis van Rusland. Z e verzamelden veel informatie en beschreven hun reizen uitvoerig i n verscheidene boekdelen. Z e konden er aanspraak op maken dat hun werken i n Nederland als gezaghebbende bronnen gezien werden. Daarom kunnen deze werken beschouwd worden als een weerspiegeling en tevens een bepaler van de publieke opinie over R u s l a n d .

Ackersdijck

M r . Jan A c k e r s d i j c k werd i n 1790 te 's Hertogenbosch geboren en overleed i n 1861 te Utrecht. N a een gedegen opleiding koos h i j voor het beroep van advocaat. Op 35-jarige leeftijd werd hij tot hoogleraar i n L u i k benoemd om het vak staatswetenschappen te doceren. In zijn inaugurele rede 'Over het nut van het bezoeken van vreemde landen voor de geschiedvorsing en staathuishoudkunde' sprak hij de overtuiging uit dat het reizen behoorde tot de middelen van wetenschappelijk onderzoek. Het was hem niet voldoende landen en volken te leren kennen uit boeken. H i j wilde zich door eigen waarneming ter plaatse op de hoogte stellen van wat hem interesseerde. Z i j n uitgangspunt luidde dan ook dat zonder nauwkeurige kennis van de werkelijkheid de toepassing van theorie niet mogelijk was.

(3)

Ondertussen had hij als gevolg van de Belgische opstand z i j n leerstoel i n L u i k geruild voor Utrecht, waar hij é é n van de eerste beoefenaren i n Nederland werd van de wetenschappen der staathuishoudkunde en statistiek. Naast het academisch werk mengde hij zich i n de politieke kwesties van z i j n tijd met vlugschriften over onderwerpen zoals de handelsvrijheid, de s t a a t s f i n a n c i ë n , de muntontwaarding en de koloniale hervormingen. H i j propageerde h i e r i n steeds een klassiek-liberaal standpunt. H i j was echter niet dogmatisch, wat bleek uit de bereidheid vroegere standpunten te herzien i n het licht van nieuwe ontwikkelingen.

Zoals gezegd, was het reizen voor A c k e r s d i j c k een belangrijke bijdrage tot de wetenschappelijke kennis over vreemde staten. T o c h aarzelde h i j lang om het verslag van z i j n grootste reis, die naar R u s l a n d , openbaar te maken. Z i j duurde van j u n i tot september 1835. Het dagverhaal van deze reis verscheen pas v i j f jaar later i n twee delen. In de ' V o o r r e d e ' zegt hij dat hij besloten heeft tot uitgave vanwege de groeiende belangstelling voor Rusland en het algemene gebrek aan kennis over dit land. De v o r m van het reisverhaal verraadt dat het oorspronkelijk niet voor het publiek geschreven werd en dat het later niet voldoende voor dit doel is aangepast. De dagboekaantekeningen van de reis naar Petersburg, M o s k o u , N i z j n i j N o v g o r o d en K a z a n , met her en der verspreide uitweidingen, zijn nauwelijks herschreven, maar l i j k e n letterlijk afgedrukt. De 'Slotsom' aan het eind is i n een aantrekkelijker stijl geschreven. H i e r i n vat de reiziger z i j n ervaringen samen en komt hij tot enkele beschouwende opmerkingen. Het reisverhaal van A c k e r s d i j c k is geen succes geworden bij het grote publiek, maar het boek w e r d w e l beschouwd als é é n der voornaamste bronnen voor de kennis over R u s l a n d .

(4)

vermeld hebben om te zien of hun beschrijving correct is. De brede straten van Petersburg, de versierde kerken, de granieten kaden en het houten huisje van tsaar Peter worden bijvoorbeeld 'gecontroleerd' zonder er een eigen observatie aan toe te voegen. A c k e r s d i j c k is nieuwsgierig naar de feiten en voorzichtig i n z i j n oordeel. ' D e w i j l het mij toescheen, dat vele andere reizigers i n hun oordeel te gunstig of te ongunstig z i j n , veel goeds en groots miskennen o f wel te uitbundigen l o f uitspreken. Ik dacht onpartijdig te zijn; doch wellicht heb i k h i e r i n gedwaald, en heb ik juist den misslag begaan, dien i k bij anderen meende op te merken; dit zoude niet de eerste maal z i j n , dat men zichzelven misleidt.'

A c k e r s d i j c k doet z i j n best om de Russen op zichzelf te beschouwen. N e e m bijvoorbeeld z i j n commentaar op een voorstelling van acrobaten: T k vond daarin toch w e i n i g behagen, want het bleek m i j d u i d e l i j k , dat hetgeen onnatuurlijk is, ook veraf van schoon te zijn; en het k w a m m i j inderdaad akelig voor, zoo vele verdraaingen van het menschelijk ligchaam te zien. B i j andere toeschouwers vond dit alles veel b i j v a l , en de maatstaf daarvoor was, zoo als m i j bleek, dat z i j , hetgeen de wondermenschen deden, voor meer o f minder onmogelijk gehouden hadden. V a n dat standpunt uit was hun bijval verdiend.' D e acrobaten staan hem tegen, maar hij probeert toch begrip op te brengen voor het enthousiasme van het publiek.

A c k e r s d i j c k gaat grondig te werk i n het verzamelen van kennis. H i j heeft zich van tevoren i n Rusland verdiept en noemt ook z i j n bronnen. H i j bezoekt weeshuizen, ziekenhuizen, scholen, universiteiten, legerplaatsen, rechtbanken en kerken. H i j is bijzonder geïnteresseerd i n de gang van zaken i n fabrieken en op marktplaatsen. Z i j n verhaal bevat veel statistische gegevens, zoals de jaarlijkse aantallen vondelingen i n Petersburg of de stroom ballingen naar Siberië.

(5)

vrolijke menigte is, dat de reiziger het meest zijne eenzaamheid gevoelt. D i t gevoel is evenwel minder p i j n l i j k i n rijperen leeftijd dan i n de jeugd; de overtuiging, dat het gemis, dat w i j ondervinden, niet kan vervuld worden, verschaft eene gelatenheid, die i n de leeftijd der begoochelingen ontbreekt.' E n later, gedurende een donkere nacht i n een somber posthuis aan de weg naar Siberië, denkt h i j aan de dierbaren thuis: 'Waarom ging i k zoo ver van hen af; waarom getroost i k m i j zoo veel ongemak en ontbering? N i e t anders dan om mijne weetgierigheid te voldoen; o m zoo veel mogelijk met eigen oogen te zien, hoe i n deze landen de toestand der menschen is. A l l e s wat tot de maatschappij betrekking heeft, is voor m i j belangrijk.' A c k e r s d i j c k was een gedreven wetenschapsman, maar een gelaten mens.

Van 's Gravenweert

M r . Jan van 's Gravenweert is tweemaal i n Rusland geweest. A l s diplomaat i n buitengewone dienst maakte hïj i n 1835 een v a k a n -tiereisje naar Petersburg en tussen 1837 en 1839 ondernam h i j een grote reis die van S k a n d i n a v i ë door Rusland voerde en v e r -volgens v i a K l e i n - A z i ë en Palestina door Z u i d - E u r o p a weer i n Nederland eindigde. Over die grote reis heeft hij i n de jaren 1840 en 1841 een driedelig boek uitgegeven.

De i n 1790 geboren V a n 's Gravenweert was de zoon van een Amsterdams koopman-regent en een Gelderse dame van aanzien. H i j was als jonge man veelbelovend. H i j behaalde ereprijzen op school, studeerde met l o f af, kreeg een gedegen letterkundige v o r m i n g en promoveerde op 20-jarige leeftijd i n de rechten. Onder invloed van z i j n leermeesters Jacob van L e n n e p en H e r m a n Bosscha stond de letterkundige opleiding van V a n 's Gravenweert geheel i n de klassieke traditie. Later zou h i j gewaardeerde vertalingen maken van antieke drama's en van de werken v a n Homerus. O o k verwierf hij enige faam als dichter en schrijver. Z i j n c a r r i è r e bouwde hij echter op z i j n juridische opleiding.

(6)

H i j genoot het vertrouwen van de k o n i n g , die hem de titel 'staatsraad i n buitengewone dienst' verleende. In die hoedanigheid volbracht hij enige diplomatieke missies i n het buitenland. V a n 's Gravenweert werd geen beroepsschrijver, noch een beroepsdiplo-maat. Het bescheiden fortuin dat het Westindisch handelshuis van zijn vader hem naliet, stelde hem i n staat te gaan rentenieren. Z o kon hij ook, met een grote reis door E u r o p a en A z i ë , z i j n jeugddroom verwezenlijken.

In de jaren na 1840 - hij was de vijftig gepasseerd - v o n d een omslag plaats i n het leven van V a n 's Gravenweert. H i j trok zich terug op een landgoed i n Oosterbeek, waar z i j n letterkundige en diplomatieke ambities naar de achtergrond verschoven. U i t z i j n geschriften valt op te maken dat hij enigszins teleurgesteld was. H i j had een sterk vertrouwen gehad i n vooruitgang, maar dan op 'vaste bodem'. H i j geloofde i n de rechten van de mens, maar ook i n de plichten. H i j had het gevoel overrompeld te worden door de snelle ontwikkelingen van z i j n t i j d . Daarom keerde h i j het openbare leven de rug toe en koos hij voor de rust van het landleven. Tot aan zijn dood i n 1870 zou h i j v e r b l i j v e n i n Oosterbeek, waar hij g e ë e r d werd als bekwaam staatsburger en een goed mens.

In de o n t w i k k e l i n g van de veelbelovende jongeman tot een teleurgestelde conservatief is het moeilijk één keerpunt aan te wijzen. M a a r een belangrijk moment i n die o n t w i k k e l i n g was de grote reis en met name de mislukte poging daarvan een literair werkstuk te maken. De laatste woorden van het derde deel van het i n totaal 900 bladzijden tellende Het Noorden en het Oosten luiden: 'Gerust kan i k hier ... het misschien reeds te lang gerekt verhaal van mijnen uitgebreiden reistogt besluiten, en w e l l i c h t een nieuw vaarwel toeroepen aan een V a d e r l a n d , waar, van der jeugd af tot heden, onverschilligheid en miskenning m i j veelal, i n stede van deelneming en bemoedigende w e l w i l l e n d h e i d z i j n te beurt gevallen.' Vanwaar die wrokkige aanklacht?

(7)

volken van het N o o r d e n en het Oosten 'stilstaande beschavingen', dus een reisverhaal van heden verschilt i n weinig van een 100 jaar oude. Tenslotte zijn reisverhalen door h u n 'uitgestrektheid' geen aantrekkelijke literaire v o r m , zo redeneert de schrijver. Desondanks hebben twee positieve overwegingen hem doen besluiten het boek toch uit te geven. T e n eerste is h i j doordrongen van een 'edele' nationale trots. H i j vindt het een gebrek dat er weinig Nederlandse reisverhalen over het Oosten gepubliceerd z i j n en hij w i l deze leemte helpen opvullen. D e andere, voornaamste, reden is de 'eigenliefde' van V a n 's Gravenweert. H i j erkent dat hij door zijn boek hoopt zijn jongste reis van de vergetelheid te redden. H i j voelt zich gestreeld door de hoge verwachtingen die men i n Nederland koestert van z i j n relaas.

Het verhaal is geschreven i n een ouderwetse en plechtige stijl. De verteller geeft willekeurige opsommingen van namen, plaatsen, data en gebeurtenissen, zonder de achtergrond o f de samenhang aan te geven. H i j weet niet goed waar te beginnen en te eindigen, en verkiest daarom maar een reisgids o f een buitenlands reisverhaal te volgen. Z i j n geringe waarnemingsver-mogen maakt dat i n zijn verhaal v r i j w e l geen belevenissen noch levensechte mensen voorkomen. Bovendien komt hij door z i j n beperkte belangstelling niet verder dan het opdissen van oppervlakkige informatie.

De toon van het verhaal wordt sterk gekleurd door de per-soonlijke instelling van V a n 's Gravenweert. Z i j n beschrijving van R u s l a n d staat i n het licht van de verveling. H e t landschap en de dorpen z i j n eentonig, het reizen is er ongeriefelijk, i n de provinciesteden is niets te doen en zelfs i n de hoofdsteden wordt hij niet enthousiast. Onverschillig voor al het andere is er slechts één reisdoel dat hem hevig boeit en waarnaar h i j ijverig streeft: het ontmoeten van aanzienlijke personen. De hoogtepunten van de reisherinneringen zijn de ontmoetingen met ambtsbekleders, leden van de adel en zelfs met de tsaar.

(8)

voor de lagchende toekomst van dit jeugdige, nog niet ontze-nuwde, reuzenrijk, en met onbegrensde hoogachting en eerbied voor den grooten K e i z e r Nikolaas, die er den vaderlijken scepter zwaait'. Het Westen, met F r a n k r i j k voorop, is 'ontzenuwd' als gevolg van liberale grillen. Rusland wordt door V a n 's G r a v e n -weert geïdealiseerd als een conservatief model van vaderlijk gezag, milde tucht en b i l l i j k e v r i j h e i d . V o o r hem is het bovendien heel wezenlijk dat i n R u s l a n d iedereen een gevoel van eigenwaarde hebben kan.

De eigenwaarde van de schrijver werd hevig gekrenkt door de onvriendelijke ontvangst van zijn boekdelen i n Nederland. Weliswaar moet het hem aangenaam geweest z i j n dat het werk i n enige buitenlandse vertalingen verscheen, de k r i t i e k i n eigen land ergerde hem zozeer dat hij een afkeer kreeg van de pen en nooit meer iets publiceerde. Ondanks de goede reputatie van V a n 's Gravenweert en de welwillende beoordeling i n sommige bladen, verscheen i n het gezaghebbende tijdschrift De Gids i n 1842 een honende recensie. Het reisverslag behoort tot 'de boeken, waarin van alles wat, en niets volledigs staat'. De reis door R u s l a n d steekt i n haar schraalheid af tegen het doorwrochte werk van A c k e r s d i j c k , volgens de recensent. ' V a n 's Gravenweert l i j k t te zweven i n een balletglans' en is onveranderlijk het middelpunt van de beschrijving. De conclusie: ' E e n boek, voor welks v o r m geene zorg is gedragen, v o l van oppervlakkigheid, die nergens te verschoonen is, i n eene stijl zonder kracht o f oorspronkelijk-heid, zonder iets dichterlijks, ofschoon van eenen would be poet, o m kort te gaan, riekend van hoflucht, walgelijk van subjec-tiviteit, arm van geest, flaauw van u i t d r u k k i n g , te onbeduidend voor eenen geleerde, te laf voor eenen man van smaak, te arm voor eene ondervinding van twee jaren.' Z u l k e woorden konden niet anders dan de schrijver kwetsen.

(9)

deels een w r o k k i g protest. In Rusland was hij een g e ë e r d e gast, t e r w i j l hij i n Nederland niet serieus genomen werd.

Dijkema

B i j n a een jaar lang, i n 1840 en 1841, reisde de G r o n i n g e r H e m m o D i j k e m a door Rusland. H i j trok van noord naar z u i d . B i n n e n -gekomen i n de haven van R e v a l (tegenwoordig T a l l i n ) , ging h i j vervolgens over Petersburg, Jaroslaw, M o s k o u en C h a r k o w naar een landgoed i n de steppe van Z u i d - R u s l a n d , o m tenslotte v i a Odessa en Constantinopel naar Nederland terug te keren. N a thuiskomst publiceerde hij over z i j n reis met tussenpozen van enkele jaren drie afzonderlijke boeken.

Dijkema's tocht door Rusland was gedeeltelijk een plezierreis, maar had ook tot doel aldaar een w e r k k r i n g te vinden. H e e l vastomlijnd was zijn plan niet. H i j begon met een bezoek aan een hooggeplaatste contactpersoon i n Rusland: admiraal V a n H e i d e n . Deze Nederlander i n dienst van de tsaar, gouverneur van R e v a l en beroemd o m zijn aandeel i n de zeeslag van Navarino tegen de T u r k e n (1827), werd de beschermheer van D i j k e m a , die z i j n reisverslagen ook aan hem heeft opgedragen. Eerst probeerde D i j k e m a een baan te bemachtigen als leerkracht op een school i n R e v a l . D i t ketste af omdat hij niet over de benodigde papieren beschikte. Daarna besloot hij werk te zoeken als rentmeester op een landgoed van de zoon van de admiraal. De overeenkomst was bijna rond, maar ketste weer af. D i t m a a l omdat de verplichte contractsduur van vele jaren wat te lang was i n de ogen van de Groninger. Het aanbod wat niettemin verleidelijk en met gemengde gevoelens mijmerde hij over hoe het geweest zou z i j n o m als kleine dwingeland de scepter te zwaaien over een honderdtal Russische lijfeigenen. Hoe anders dan de Nederlandse verhoudingen en hoe aantrekkelijk toch! U i t e i n d e l i j k bleef h i j als inspecteur een paar maanden te gast op het landgoed met de opdracht o m de achteruitgang van het b e d r i j f een halt toe te roepen en de produktie te vergroten. Naar eigen zeggen werd deze taak niet zonder succes uitgevoerd.

(10)

formele gegevens uit de archieven van de gemeente en de provincie G r o n i n g e n . H e m m o werd i n 1799 gedoopt i n Baflo. Z i j n ouders waren landbouwers te Rasquert en kwamen uit welgestelde boerenfamilies. Z i j n vader liet i n 1824 een vermogen van 30.000 gulden na en zijn moeder verkocht enige tijd later haar boerderij. H e m m o had twee jongere broers, maar over de verdeling van het geld is niets bekend. In 1829 meldde hij zich aan b i j de universiteit van Groningen; het is onduidelijk voor welk vak en gepromoveerd is h i j nooit. V a n a f 1829 woonde hij i n G r o n i n g e n en verbleef hij enkele malen 'tijdelijk buitenlands'. A l s v r i j w i l l i g e r trok h i j i n 1830 'voor het vaderland ten heilige strijde' tegen de Belgische opstandelingen. H i j maakte daarna nog enige reizen, waaronder die naar R u s l a n d . Z i j n beroep blijft i n het vage. Het Groningse bevolkingsregister vermeldt eerst 'student' en later 'landhuishoudkundig schrijver'. In 1853 verhuisde hij naar de gemeente M a r u m , waar hij op 13 j u l i b e ë d i g d werd als burgemeester. Deze functie k o n h i j niet erg lang uitoefenen, want hij stierf op 4 september 1853 i n z i j n nieuwe woonplaats. H i j was ongehuwd en liet v r i j w e l geen bezittingen na. Behalve over z i j n Ruslandreizen heeft hij ook geschreven over de landhuishoudkunde, zoals een geschiedenis van de landhuishouding en beschaving i n G r o n i n g e n (1851) en een bijdrage tot de verspreiding van landbouwkundige verbeteringen (1852).

(11)

kennismaking met de lagere standen brengt hem i n contact met het ware volkskarakter. De gedachten en gevoelens van een vreemd volk kunnen leiden tot herbezinning op de eigen zekerheden, zo zegt h i j . T o c h blijven i n z i j n geval die zekerheden onwankelbaar.

D i j k e m a richt zich tot z i j n publiek afwisselend als s c h o o l -meester en causeur. O m de mensen te onderrichten, geeft hij ze overzichten van de Russische landbouw en klimatologie en drukt hij ze wijze lessen op het hart over vroomheid, gehoorzaamheid en ijver. H i j vermaakt de mensen met levendige beschrijvingen van de toestanden i n dorpen en steden en hij vertelt met enige overdrijving van z i j n eigen avonturen o f dist een sterk verhaal uit de tweede hand op. H i j toont zich nauwgezet en deskundig als het gaat o m z i j n specialiteit: de landbouw. In het derde boek beschrijft hij i n detail de landbouwsituatie i n Z u i d - R u s l a n d en van ' z i j n ' landgoed i n de steppe. In die beschrijving zien we hem als een praktisch manager aan het werk. H i j past zich snel i n het vreemde m i l i e u aan en voert verbeteringen door. Ook van belang is het overzicht van het klimaat dat D i j k e m a geeft en waarmee hij naar eigen zeggen vernieuwend werk levert. Daarnaast komt hij met uitvoerige opsommingen van de voortbrengselen van het land, zoals delfstoffen en landbouwprodukten. K o r t o m , D i j k e m a heeft een bijdrage geleverd aan de agrarische kennis van R u s l a n d i n ruime z i n . H i j voorzag hiermee misschien i n een behoefte aan informatie van Nederlandse boeren die overwogen naar R u s l a n d te verhuizen. Z u l k e landverhuizingen waren niet ongewoon i n deze periode. De intekenlijsten voor Dijkema's boeken vermelden een aanzienlijk aantal 'landbouwers'.

(12)

'opsmuk' af te wijzen, aan de buitenkant van het onderwerp blijft.

Het oordeel van D i j k e m a over R u s l a n d wordt dan ook niet erg duidelijk. H i j doet veel wisselvallige en tegenstrijdige uitspraken over de Russen, nu eens lovend, dan weer lakend. H i e r u i t spreekt een zelfde tweeslachtigheid als uit D i j k e m a ' s beweegredenen. H i j wordt heen en weer geslingerd tussen een aanlokkelijke positie i n R u s l a n d en de banden met thuis. Net zo wordt hij heen en weer geslingerd tussen enthousiasme over Rusland en kritiek. E r is misschien é é n centraal begrip i n z i j n denken aan te wijzen waaraan hij alles poogt te meten. Dat centrale begrip is de 'deugd': de schrijver en z i j n gastheer, graaf V a n H e i d e n , overnachten i n een dorpje op h u n weg naar het zuiden. De dorps-oudste biedt hun onderdak aan en presenteert d e volgende dag een bescheiden rekening. D i j k e m a schrijft: ' O n d e r den versleten morsigen pels klopte een hart, g e l u k k i g i n 't bewustzijn van edel te handelen. Z ó ó arm, en niet geldgierig; steeds met ontberingen kampende, en dan nog van den r i j k e n edelman niet meer te willen ontvangen, dan die schuldig is; een onbeschaafd mensch bewijst zóó veel achting voor de deugd; O! hoe groot moet dan haar loon zijn. Ook i n de vergeten stulp, i n de verachte krot zetelt de deugd!'

D i j k e m a heeft zijn Ruslandreizen beschreven met boeren-verstand. H i j presenteert een mengsel van praktische informatie, luchtig gebabbel en moraliserende opmerkingen. H i j prijst orde, netheid, zedelijkheid en gehoorzaamheid overal waar hij die maar aantreft als voorbeelden van deugd. Z i j n boeken vertellen de lezer misschien weinig over R u s l a n d , maar geven wel een goed inzicht i n de wijze waarop een vakbekwaam, ondernemend en vooral deugdzaam man de wereld beziet.

Een beeldengalerij

(13)

plaats wordt gekeken naar dat wat de auteurs belangrijk vinden: welke vragen stellen zij zichzelf? In de tweede plaats naar de beoordeling van die aspecten: welke antwoorden gaven zij de lezer? Zes thema's komen aan de orde: het Russische geloof, de tsaar en de lijfeigenschap geven een i n d r u k van de visie op de maatschappij. Het volkskarakter en de graad van beschaving vertellen iets over de visie op het volk. Tenslotte is Ruslands plaats i n de wereld het thema waarin de toekomstverwachting tot uiting komt.

De schrijvers voelen zich verplicht iets over de godsdienst te vertellen. Z e vragen zich af wat er anders is aan de Russische v o r m van christendom, maar tegelijkertijd is geen enkele schrijver werkelijk g e ï n t e r e s s e e r d i n de achtergronden en de inhoud van de orthodoxe leer en eredienst.

De nuchtere A c k e r s d i j c k begint met de beschrijving van een kerk. H i j ziet geen beelden, maar wel schilderijen. Zitgelegenheid ontbreekt. ' H e t is als het ware een heilige plaats, alleen voor de priester bestemd. E v e n w e l is het aan leken niet volstrekt verboden om die te betreden, mits gaande door een der zijdeuren ... E r was, toen ik deze kerk bezocht, gene dienst, maar vele lieden kwamen hun gebed verrigten, en daarbij viel m i j de gewoonte der Russen i n het oog om zich ter aarde te werpen, zodat zij d i k w i j l s den grond raken met het voorhoofd.' V e e l waardering hiervoor heeft hij niet.

(14)

een plechtig ritueel op. E l f dagen later valt er pas regen, t e r w i j l de boeren al die tijd kalm gebleven z i j n .

Is de grondhouding van de reizigers schouderophalend en instemmend, het ontbreekt hen toch niet aan scherpe uitvallen van kritiek. De overheersende plaats van de priesters en de grote nadruk op rituelen vinden bij de protestantse bezoekers geen goedkeuring. A c k e r s d i j c k zegt bijvoorbeeld dat hem 'de kinderlijke godsdienstigheid der Russen' dagelijks opvalt. ' Z i j hechten zeer aan stoffelijke voorwerpen. V o o r priesters hebben zij den grootsten eerbied, wanneer die i n plegtgewaad verschijnen, doch ook alleen i n dat geval.' E n hij hekelt onder meer de vroomheid van de Russen gedurende de vastentijd. 'Onze Russische kooplieden z i j n vrome vasters; hun maal bestaat uit rauwe rapen met brood en visch; en toch maken z i j , voor en na het gebruik daarvan, driemaal een kruis. Trouwens dit herhalen zij zeer d i k w i j l s , zoo als bij het afvaren en aankomen, als w i j eene kerk voorbij varen; als zij niezen, geeuwen, ... inderdaad belachelijk veel. De vrome pligtplegingen z i j n hier als overal niet zelden een surrogaat voor pligtsbetrachting, bij de kooplieden vooral voor eerlijkheid.'

(15)

dweept met de tsaar. ' H e t is tsaar Nicolaas die den grootschen arbeid van Peter weder heeft opgevat. H i j begrijpt z i j n vaderland, hij bemint en beschaaft het meer en meer, niet door t h e o r i e ë n , maar inderdaad ... H i j boezemt al wie onbevooroordeeld is i n E u r o p a , door zijne wijze bedaardheid, gestrengheid van beginselen en vastheid van karakter, een diepen eerbied i n . ' In zakelijker termen zet A c k e r s d i j c k uiteen dat vreemden de ware toestand i n Rusland miskennen, want: 'Beperkingen van de magt des Keizers zouden gewis niet i n het belang der v r i j h e i d z i j n , zeer d i k w i j l s zouden zij hem beletten de vrijheid te bevorderen.'

De bewondering voor de tsaar en z i j n prestaties is groot. Niettemin is ook kritiek op het regeringsbestel te horen. Net als bij de godsdienst betreft dit meer aanmerkingen op misstanden dan een fundamentele kritiek. D e ergste misstanden z i j n de gebrekkige handhaving van de wet en de parasitaire ambtenarij. Iemand die zich over dit laatste werkelijk boos maakt, is A c k e r s d i j c k . V o o r hem zijn de uren bij de douane een k w e l l i n g . Eenmaal i n Rusland kost hem een pas voor de reis naar K a z a n veel tijd, moeite en smeergeld. V e e l v u l d i g kritiseert hij het grote aantal ambtenaren dat niet o f onhandig en traag werkt. Corruptie, i n de hand gewerkt door de lage bezoldiging, vormt een last voor de hele bevolking. D e ambtenarij zit A c k e r s d i j c k zo hoog dat hij zijn slotwoord eraan wijdt. ' H e t zoude te bejammeren z i j n , indien de Russische natie, welke zich met zoo veel jeugdige ontwikkelt, i n wier karakter de vreemdeling zoo vele goede trekken opmerkt, dit verderf, dat hare zedelijkheid ondermijnt, en eene oorzaak van haar ontijdig verval worden k a n , niet van zich afweerde. Het zal, geloof i k , grootendeels hiervan afhangen, welke plaats dit groote volk i n de geschiedenis vervullen zal.'

(16)

maakt. In de beschrijvingen van maatschappelijke toestanden ligt het accent op het meest afwijkende: de lijfeigenschap. D e reizigers zoeken naar het antwoord op twee impliciete vragen. Z i j n de lijfeigenen nuttig als arbeidskracht en z i j n ze g e l u k k i g als mens?

V a n 's Gravenweert heeft een rooskleurige voorstelling van de lijfeigenschap. ' B u i t e n eenige weinigen, die gereisd o f veel gelezen hebben [sic], of wier hoofd door andere E u r o p e ë r s op den hol is gebracht, door hen voor te prediken dat zij slaven z i j n en als menschen verguisd worden, z i j n zij allen volkomen tevreden, gezond en v r o l i j k , als andere l a n d - en ambachtslieden overal elders, j a , misschien onbezorgder dan dezen, en zelfs trotsch op hunne nationaliteit.' Het volk is nog k i n d e r l i j k . De Russische boer wordt l u i zonder dwang, dus moet h i j onder voogdij gehouden worden.

A c k e r s d i j c k is voorzichtiger. De lijfeigenschap is een 'Maatschappelijke misstand ... Het is, dunkt m i j , een merkwaardig voorbeeld van de beperktheid ook van de anders onbegrensden magt des K e i z e r s , wanneer zulk een beginsel algemeen aangenomen is. De adel houdt het regt op zijn lijfeigenen voor zoo onschendbaar, dat de regering dit niet kan verkorten ... Het is alleen van de beschaving, dat men verwachten mag eene zoo stuitende instelling te zien verdwijnen. Het is een verwijt tegen de natie, of, zoo men w i l , tegen de adel; maar niet tegen den regering, welke door andere maatregelen genoeg heeft getoond, dat zij het opkomen van een v r i j e n burgerstand verlangt'. Lijfeigenen functioneren niet goed en het lijkt het verstandigste hun de v r i j h e i d te schenken. M a a r , zo spreekt A c k e r s d i j c k z i j n twijfel uit, z i j n de boeren hier wel r i j p voor?

(17)

ik; vooral van belang als men niet veel tijd te verliezen heeft. E n ik nam i n dit onvrije land de vrijheid o m hem op een paar oorvegen te vergasten; men moet zich immers wat naar de landswijze schikken!' M a a r wanneer op het landgoed een herder door de opzichter gestraft wordt, reageert D i j k e m a geschrokken. ' D e jammerkreet ... gaat alle voorstellingen van smeekbeden te boven ... N o o i t hoorde i k u i t d r u k k i n g e n , zóó onbetamelijk en zóó schandelijk uitgesproken van mensch tot mensch, afgesmeekt door een mensch v a n een mensch, en toegesmeekt als tot een ontzaggelijken en verpletterenden dondergod.' Vervolgens dringt D i j k e m a er bij de heer van het landgoed op aan dat het geselen van boosdoeners vervangen wordt door het belonen van voorbeeldig gedrag. Deze hervorming blijkt goed te werken. O n d e r voorwaarde van een billijke behandeling is de lijfeigenschap w e l aanvaardbaar, want de R u s schikt zich i n z i j n lot. ' D e mensch, die over geen vrijen w i l beschikken kan, die heeft aan het geloof, gebouwd op 't fondament van gehoorzaamheid, genoeg; want bij gemis aan den beweeggrond tot handelen [beginselen], is die moraal voor hem slechts een onding, eene c h i m è r e die hem i n de war brengt. V r i j m a g t i g gebieden, dat is de moraal van den edelman, en b l i n d gehoorzamen die van den boer; zoo deze zich al eens i n het hoofd mogt zetten om anders te moraliseren, i k denk dat de ongenadige geeselroeden, hem van die ziekte w e l spoedig zouden genezen.' D i j k e m a lijkt het ene moment met deze stand van zaken i n te stemmen, terwijl hij op een ander moment verzucht: ' D e Russische boer is inderdaad ook een mensch, schoon hij er i n z i j n Vaderland niet voor erkend wordt, daar hem de regten van den mensch worden ontzegd.'

(18)

beloften, van schijn heiligheid zijn de Russen in het algemeen, van valsche voorkomendheid en trotschheid en woedende drift z i j n de aanzienlijken meestal niet v r i j te pleiten.' O p de markt 'leert men den geringen R u s i n alle zijne v r o l i j k h e i d , onbeschaafdheid en sluwheid kennen'.

A c k e r s d i j c k ziet i n het uiterlijk van de Rus een weerspiege-ling van het algemene volkskarakter. E e n stevige lichaamsbouw, hoewel enigszins verwaarloosd, b r u i n haar en bruine ogen met een open en listige u i t d r u k k i n g z i j n typerend voor de M o s k o v i e t . 'Dezelfde vlugheid en geschiktheid, die men i n hunnen ligchamelijken aanleg opmerkt, schijnt hunnen geest eigen te z i j n en toont zich i n de groote gemakkelijkheid en het overleg waarmede zij zich i n alle omstandigheden weten te gedragen.' H i j vervolgt: ' Z i j z i j n levendig i n woorden, maar komen zeldzaam tot dadelijkheden, en zijn nooit haatdragend. Gastvrij uit gewoonte, hulpvaardig uit neiging; v o l kinderlijke liefde, hoogachting voor den ouderdom, hebben zij eene gehechtheid aan hunnen vorst, die op overlevering van eerbied en gezag gegrond is.'

Gastvrijheid is wel de meest geprezen karaktertrek. D i j k e m a spreekt vol bewondering: T n gastvrijheid wordt de Russische natie voorzeker door geen volk van E u r o p a overtroffen; men vindt dit evenzoo bij den lijfeigenen; schoon hij zichzelf niet toebehoort, deelt hij toch gaarne het weinige met z i j n naasten.' 'In Rusland veroorzaakt een onverwachte gast ook niet die i n c o m m o d i t é s , als bijvoorbeeld wel eens i n ons Vaderland.' De goedaardigheid van de Russen blijkt ook uit hun liefdadigheid. 'Menschlievendheid en mededeelzaamheid behooren tot de karaktertrekken der Russische natie; daaraan moet men het toeschrijven, dat hier zoo vele en zoo uitgebreide inrigtingen van weldadigheid bestaan', zegt A c k e r s d i j c k . E n D i j k e m a vult aan dat deze inrichtingen de 'geringere klassen de hand reiken en opbeuren'. De Russen vertonen een karakter van weldadigheid, dat 'bij andere volken i n die mate schaars wordt aangetroffen'.

(19)

z i j n , ze z i j n ook onbekommerd en het ontbreekt h u n aan volharding. Z e d r i j v e n graag handel maar gooien de winst gelijk over de balk en slagen er zo niet i n om spaarzaam en voorzichtig een fortuin op te bouwen. Bovendien lijden de Russen onder een aantal eigenschappen waar alle auteurs zich aan storen. H e t gebrek aan h y g i ë n e kan nog door de vingers gezien worden. E c h t hinderlijk is de oneerlijkheid van de Russen. D i j k e m a vertelt het verhaal van een Nederlandse waterbouwkundige die al 46 jaar i n R u s l a n d werkt en leeft. H i j is een aanzienlijk en welgesteld man. M a a r nooit heeft hij i n dit land een gelukkig uur doorgebracht. Dat komt doordat het voor een fatsoenlijk mens niet uit te houden i& met de Russische p r a k t i j k e n van steekpenningen, vleierijen, list en bedrog. A c k e r s d i j c k moet tijdens z i j n reis regelmatig zwichten voor afpersing om aan verse paarden o f een paspoort te komen. T o c h is i n zijn ogen de slechtste eigenschap van de Russen hun drankzucht. V o l afschuw beschrijft h i j de ziekte 'sapoi', waarbij de p a t i ë n t zich een onafgebroken roes d r i n k t totdat hij na enige dagen ineens geen trek meer heeft i n drank. D i j k e m a ziet een boerin die haar zuigeling met een fles jenever voedt en hij waarschuwt haar voor de gevaren. Z i j antwoordt: 'Genadige heer! de jongen moet het w o d k a - d r i n k e n toch leeren.'

(20)

beschaafdheid? Wat is de 'waarheid' omtrent de Russische beschaving? D i e vraag stellen de auteurs met k l e m , want als het volkskarakter is beschreven, rijst de vraag o f dit volk nu wel o f niet tot de beschaafde wereld gerekend mag worden.

D i j k e m a begint bij de oorsprong van Ruslands beschaving en geeft dan een overzicht van de opeenvolgende bijdragen van de G r i e k e n , het christendom, de Moskovische vorsten en hun Duitse of Italiaanse adviseurs. M e t Peter de Grote treedt R u s l a n d toe tot de beschaafde wereld en het z i j n de Nederlanders die de tsaar daarbij helpen. Nederland staat aan 'de wieg der grootheid van R u s l a n d ' , zegt D i j k e m a trots. T o c h loopt R u s l a n d i n é é n opzicht achter bij de rest van Europa: het heeft niet de vruchten kunnen p l u k k e n van de vrije o n t w i k k e l i n g van 'de intellectuele en morele mensch'. H i j besluit: ' U i t een en ander b l i j k t alzoo, dat R u s l a n d i n z i j n bedrijvig leven thans met de vorderingen der wetenschappen benevens de verbeteringen der kunst even zeer is toegerust als het beschaafde E u r o p a ook. N i e t tegenstaande dezen vooruitgang op den weg der beschaving, levert de staatkundige inrigting van dit land nog steeds voortdurende hinderpalen op, welke de algemeene lotsverbeteringen van het eigenlijk gezegde volk i n den weg staan. E n wat kan men daarvan ook ten goede verwachten, zoo lang millioenen de eigendom z i j n van eenige weinigen? Onder een sla venvolk kan de nijverheid zich niet weldadig voor 't geheel ontwikkelen.'

(21)

maar er wordt aan gewerkt, is de boodschap. Het verschil tussen R u s l a n d en het beschaafde E u r o p a zal verdwijnen. In tegenstelling tot het Westen, waar het initiatief voor o n t w i k k e l i n g is uitgegaan van verlichte onderdanen, wordt i n R u s l a n d het initiatief genomen door de tsaar. Het is z i j n taak de onderdanen op te voeden zoals een vader z i j n kinderen. De eerbied voor hem is groot en daarom kan hij z i j n invloed aanwenden voor de o n t w i k k e l i n g van de natie, meent A c k e r s d i j c k en hij geeft een reeks voorbeelden o m dit te illustreren. T o c h merkt hij op: ' H e t is de regering die alles bezielt, en buiten hare invloed is nog w e i n i g wetenschappelijk leven.'

R u s l a n d i s i n de ogen van de reizigers niet meer barbaars, maar evenmin volledig gelijkwaardig aan het Westen. V o o r de o n t w i k k e l i n g v a n Ruslands beschaving zien zij geen andere mogelijkheid dan dat deze vroeg o f Iaat het Westen navolgt. M a a r hoe zullen de feitelijke machtsverhoudingen dan liggen?

De reizigers z i j n onder de i n d r u k v a n Ruslands grootheid en z i j n toekomstige r o l . 'Hoe vele gewaarwordingen verdringen z i c h niet ...', schrijft V a n 's Gravenweert, 'wanneer men z i c h voor den geest brengt, wat dit R u s l a n d binnen een paar eeuwen o f vroeger voor de gehele beschaafde wereld zal moeten worden en welke ongerijmde denkbeelden het Fransche en Engelsche vooroordeel omtrent deze gewesten i n E u r o p a verspreid heeft.' O m welke gewaarwordingen het precies gaat, zegt de schrijver niet. H i j roemt de grootte van het land, z i j n vele inwoners en z i j n rechtvaardige tsaar. R u s l a n d ontwikkelt zich dagelijks met toenemende 'reuzenkracht'. ' D o c h wederkeerig gelooven w i j dat schrikbeelden, die De Pradt en anderen i n hun geschriften, omtrent het bedreigende van Rusland voor het westelijk E u r o p a verspreid hebben, immers voor misschien nog wel een halve eeuw, tenminste overdreven z i j n , en dat die mogendheid alleen en opzichzelve, zonder medewerking van Oostenrijk en Pruissen, weinig slagen zoude i n eene Europeesche overheersing.'

(22)

onderscheidt ... B i j eene oppervlakkige beschouwing heeft dit iets schrikbarends voor andere staten; geen r i j k heeft i n latere tijden zulke groote veroveringen gemaakt.' H i j vervolgt dat de veroveringen niet schrikbarend z i j n , maar een zaak van Russische belangen en verspreiding van beschaving. De Russen z i j n 'edelmoedige overwinnaars' en koesteren geen 'nationaalhaat'. E u r o p a heeft niets te vrezen zolang het zelf vreedzaam blijft ten aanzien van Rusland. De gebiedsuitbreidingen vinden plaats i n T u r k i j e en Perzië, die ernstig verzwakt z i j n . R u s l a n d kan niet gedogen dat Engeland zijn invloed i n dit gebied zou uitbreiden en zo de Russische greep op de Zwarte Zee zou hinderen. Dat grensvolken hiervoor onderworpen worden, is geen bezwaar: ' H e t is merkwaardig, hoe eenige Engelsche schrijvers trachten te betogen, dat z i j , om de belangen van E u r o p a , die te groote magt van Rusland gevaarlijk achten; en met welke teedere belangstelling zij spreken van de Circassiërs i n den Caucasus, wier nationaliteit zij vreezen, dat verloren zoude gaan, wanneer die zich met de Russische regering verzoenden, en i n plaats van de reizigers te plunderen het land bebouwden; - zoude het Engelsche eigenbelang deze schrijvers, of wel zij hunne lezers misleiden?' Tegenover zulke misleiding stelt A c k e r s d i j c k een idealistisch beeld van Ruslands expansie: ' E r is i n die aanhoudende uitbreiding van het Russische rijk toch iets anders op te merken dan eene bloote zucht tot verovering; men kan een groot plan, waarvan nationaal zelfsbehoud en de mogelijkheid van ontwikkeling i n welvaart en beschaving den grondslag uitmaken, daarin niet miskennen.' Z i j n hoge verwachting van de toekomst van Rusland wordt door A c k e r s d i j c k s afscheidswoorden getypeerd: kost het mij toch moeite M o s k o u vaarwel te zeggen. Deze schoone hoofdstad heeft voor m i j veel aanlokkends; zij is als het hart van een groot volk, dat gewis bestemd is, o m i n de geschiedenis eene gewigtige plaats te beslaan.'

(23)

krachtsontwikkeling van innerlijke volksgrootheid bij geen volk van E u r o p a behoeft achter te staan', beweert D i j k e m a i n z i j n eerste reisverslag (1845). In zijn derde reisverslag (1853) b l i j k t hij zich echter minder illusies te maken over de goede bedoelingen van Ruslands buitenlandse politiek dan A c k e r s d i j c k . E r schuilt dreiging i n de woorden: ' O m ... de politiek naar buiten respect te verschaffen, en inzonderheid om de geheime oogmerken der f i j n gewevene ver uitziende, en steeds raadselachtige buitenlandsche staatkunde te bereiken, daartoe heeft R u s l a n d vooral een krijgsmagt noodig.' D i j k e m a beschrijft é é n van die oogmerken verderop als het Panslavisme. D i e politiek is niet gericht op de vereniging van alle Slavische volken, maar op Russische overheersing van buurlanden. Naast de militaire middelen dient ook de verspreiding van de G r i e k s - o r t h o d o x e godsdienst dat doel. De Russische regering gaat zo ver dat z i j spionnen i n dienst heeft die buitenlandse regeringen bespieden, en zij betaalt zelfs dagbladschrijvers om misleidende informatie te verspreiden. M e t zulke middelen wordt Petersburg goed g e ï n f o r m e e r d en kan het tijdig maatregelen nemen, t e r w i j l de Europese staten alleen de verschijnselen van deze politiek waarnemen en slechts naar de achterliggende bedoelingen kunnen gissen. De waarschuwende woorden van D i j k e m a verschijnen pas twaalf jaar na z i j n reis. Het is best mogelijk dat hij i n die periode i n toenemende mate b e ï n v l o e d is door de anti-Russische geschriften i n het buitenland, die ten tijde van de K r i m o o r l o g een hoogtepunt bereiken. D i j k e m a maakt zich echter geen grote zorgen. Ruslands succes i n T u r k i j e heeft geen verstrekkende gevolgen. Zelfs veroorlooft hij zich de grap dat wanneer het onmetelijke Rusland oorlog w i l voeren, het eerst een vloot naar het kleine Nederland moet sturen o m geld te lenen.

Conclusie

(24)

een afkeer van fictie. Z e willen de lezer de feiten vertellen. Dientengevolge is het niet altijd eenvoudig hun persoonlijke reacties vast te stellen. Niettemin hebben zij een mening, en die varieert van neutraal tot erg welwillend. G e e n schrijver heeft een hekel aan de Russen, anderzijds is er ook geen die tot verheerlijking van de Russen overgaat. E e n houding waarbij goede en kwade zaken vermeld worden en waarbij de sympathie de overhand heeft, is voor de drie reizigers vanzelfsprekend.

T e r w i j l i n het midden van de negentiende eeuw i n de ons omringende landen een anti-Russische literatuur opbloeit, waarin Rusland afgeschilderd wordt hetzij als bedreiger van de westerse beschaving, hetzij als redder en nieuwe heerser van de christelijke wereld, wordt i n het werk van de hier besproken Nederlanders een dergelijke toekomstvisie niet aangetroffen. De Russische natie zal een belangrijke rol gaan spelen i n het stelsel van Europese machtspolitiek, zo verwachten de auteurs. M a a r er is geen angst, noch vermoeden, dat Rusland de verhoudingen fundamenteel dreigt te wijzigen. De toekomst van E u r o p a staat niet op het spel.

M a g op grond hiervan geconcludeerd worden dat Nederland onaangeroerd bleef door de identiteitscrisis waarmee de rest van E u r o p a te kampen had? Het is niet mogelijk aan de hand van een druppel zeewater een voorstelling te maken van de oceaan. E v e n m i n kunnen drie heren i n het Rusland van Nicolaas I model staan voor een hele natie. T o c h kan de druppel informatie bevatten over de samenstelling, helderheid en temperatuur van de oceaan. Net zo goed kunnen drie reizigers ons attent maken op de bijzondere gematigdheid en vooral de nuchterheid van Nederlandse waarnemers.

Literatuuropgave

Uitgangspunt voor dit artikel en een belangrijke secundaire bron over het beeld van Rusland is: D . G r o h , Russland und das

Selbst-verständnis Europas. Ein Beitrag zur europäischen Geistesgeschichte ( N e u w i e d 1961).

(25)

reize in Rusland in het jaar 1835 (2 delen; G r o n i n g e n 1840), H . D i j k e m a , Aanteekeningen gehouden op eene reis over Noord-Duitschland en Denemarken naar St. Petersburg, in het jaar 1840 (Groningen 1845), Winterreis door Rusland, gedaan in het jaar 1841 (Groningen 1849) en Rusland geschetst zoo als het is naar eigen aanschouwing (herz, ed.; G r o n i n g e n 1855), alsmede J . van 's Gravenweert, Het Noorden en het Oosten. Reisherinneringen (3 delen; A m s t e r d a m 1840-1841).

E e n algemeen overzicht van het leven en werk van A c k e r s d i j c k staat in: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek IV. P . C . M o l h u y s e n en P . J . Blok ed. (Leiden 1918) 9-10. E e n diepgaandere levensbeschrijving door een collega is: O . van Rees, ' D e wetenschappelijke werkzaamheid van M r . J . A c k e r s d i j c k ' , Utrechtsche studentenalmanak 1862 (Utrecht 1862) 170-212.

Over D i j k e m a is geen literatuur voorhanden. Wel z i j n er enige bijzonderheden over hem te vinden i n de bevolkingsregisters van de gemeenten G r o n i n g e n , Baflo en M a r u m , alsmede i n het archief van de Commissaris des K o n i n g s i n G r o n i n g e n . Voorts staat h i j vermeld i n het Album studiosorum van de U n i v e r s i t e i t van G r o n i n g e n .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo schrijft Menno ter Braak in 1940: ‘Hij behoort tot die dichters, wier werk door sommige vereerders tot de hoogste toppen der poëzie wordt gerekend, terwijl anderen, minder

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de

Een ondernemingsstrategie bestaat volgens Heijnsdijk & van der Sar (1999) uit een missie, organisatiedoelstellingen en de keuze voor bepaalde product-marktcombinaties. Door deze

Proberen we de plaats van Dirk Struik in de geschiedschrijving van de wiskunde te bepa- len, dan moeten we zowel vragen naar zijn betekenis voor vakgenoten als naar zijn be-

De opbouw van het rapport sluit aan bij de onderzoeksvragen. Hoofdstuk 2 bevat het antwoord op de eerste twee deelvragen die betrekking hebben op het Europese

De juridische machtsverhouding is in Duitsland grondig gewijzigd ten voordele van de wetgevende en de rechterlijke macht (wat deze laatste betreft, mede door de

Dat e(nddoel, is eenvoudig, wereldrevolutie. Want, evenals Amerika, is Sowjet-Rusland idealistisch. Doch, evenals het Amerikaanse, is zijn idealisme van slecht

Dit spiegelhuis biedt de hoofdpersoon een vlucht uit de werkelijkheid, een boosaardige wereld waarin de door een oorlog beschadigde vader zijn zoon steeds meer betrekt bij