• No results found

Billijker bestuursrecht met minder formele rechtskracht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Billijker bestuursrecht met minder formele rechtskracht"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NEDERLANDS JURISTENBLAD − 15-11-2019 − AFL. 39

2931

Vooraf

Reageer op njb.nl/njblog op het Vooraf

2415

Billijker bestuursrecht met minder

formele rechtskracht

De recente uitspraken van de Hoge Raad over de Groningse aardbevingsschade en die van de Afdeling bestuursrechtspraak over het terugvor-deren van toeslagen voor kinderopvang hebben meer met elkaar te maken dan menigeen op voorhand zal denken. Zowel de Hoge Raad als de Afdeling kiest daarin namelijk – terecht – voor een verdere versoepeling van de leer van de formele rechtskracht van besluiten. Een leer die vaak wordt bekritiseerd vanwege de onnodig onbillijke uitkomsten daarvan in sommige zaken.

Op basis van de leer van de formele rechtskracht moeten – kort gezegd – niet (tijdig) of zonder succes bij de bestuursrechter aangevochten besluiten rechtmatig en onaantastbaar worden geacht. Dit geldt ook wanneer later blijkt dat deze besluiten qua inhoud of wijze van totstand-koming een rechtmatigheidstoets niet (meer) zouden door-staan. Ratio daarvan is met name de rechtszekerheid van bij dergelijke besluiten betrokken (derde) partijen (zij moe-ten vanaf enig moment kunnen vertrouwen op een besluit) en de rechtsmachtverdeling tussen bestuursrechter en civiele rechter (het is ongewenst wanneer de civiele rechter zich in het kader van een rechtmatigheidstoets op het ter-rein van de bestuursrechter begeeft die bovendien vaak meer gespecialiseerd is).

Er zijn altijd wel uitzonderingen aangenomen op de leer van de formele rechtskracht maar deze waren lange tijd zeer beperkt. Daarbij moet worden gedacht aan de situatie waarin het de belanghebbende niet kan worden aangere-kend dat hij geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aan-wendde, bijvoorbeeld omdat hij over het bestaan daarvan door de overheid op het verkeerde been werd gezet (PHR:1986:AC9347). Een andere uitzondering is aan de orde wanneer de overheid erkent dat een niet aangevochten besluit rechtens onjuist is (HR:1993:ZC1006). Recent werden op grond van het evenredigheidsvereiste eveneens uitzon-deringen aanvaard in geval van ketenbesluitvorming (RVS:2019:466). Op basis daarvan leidt het niet opkomen tegen een sanctiebesluit er niet meer automatisch toe dat ook het latere, daarop gebaseerde terugvorderingsbesluit rechtmatig moet worden geacht.

Geen uitzondering op de leer van de formele rechts-kracht werd aangenomen in een procedure ter verkrijging van schadevergoeding van de staat aangespannen door slachtoffers van de Enschedese vuurwerkramp. Zij hadden de betreffende vergunning voor de opslag van vuurwerk bij de verlening niet aangevochten zodat de rechtmatigheid daarvan vaststond. Dit terwijl na de explosie was gebleken dat deze vergunning vanwege veiligheidsrisico’s niet had mogen worden verleend (GHSGR:2010:BN4316). Evenmin werd een uitzondering aangenomen voor gedupeerden van de strenge en – in combinatie met bestuurlijke boetes – zeer kostbare verplichting een alcoholslot in te bouwen. Hoewel de Afdeling, na vele jaren de betreffende besluiten rechtmatig te hebben geacht, uiteindelijk omging en nieu-we besluiten vernietigde nieu-wegens onevenredigheid, konden de oude gevallen daarvan niet profiteren (RVS:2015:622). De Afdeling sloot namelijk de deur voor herziening van de desbetreffende besluiten en de Hoge Raad omarmde dat in

feite door geen uitzondering op de formele rechtskracht aan te nemen (HR:2017:58). Daarmee bleven naar de nieuwe maatstaven evident onrechtmatige besluiten in stand zonder dat de gedupeerden hun schade konden ver-halen. Een en ander bleef vanwege de onbillijkheid daarvan terecht niet zonder kritiek (vgl. Drion, NJB 2017/308; VAR Preadviezen 2019; Kortmann, NTB 2019/19).

Gelet op deze kritiek is het mooi dat de Hoge Raad en de Afdeling recent belangrijke versoepelingen van de leer van de formele rechtskracht hebben geïntroduceerd, waarbij het van belang is dat zij waken over de rechtszekerheid van betrokken derden, niet overheidspartijen. In de uitspraak over de Groningse aardbevingsschade introduceert de Hoge Raad een verschil tussen de rechtsgeldigheid van een besluit en de rechtmatigheid daarvan (HR:2019:1278). Dit om daarmee in deze zaak de slachtoffers, ondanks het feit dat zij de aardgaswinningsbesluiten niet (met succes) aan-vochten, toch perspectief te bieden op schadevergoeding van de overheid. Daarbij is voor de Hoge Raad relevant dat burgers moeten kunnen vertrouwen op een zorgvuldige belangenafweging door de overheid ten aanzien van de win-ningsbesluiten ook wanneer zij geen rechtsmiddelen aan-wenden. Verder speelt een rol dat een grote groep gedupeer-den niet kon opkomen tegen de desbetreffende besluiten omdat zij toen nog niet in het gebied woonden. En in de toeslagenzaak kiest de Afdeling de nieuwe lijn dat oude gevallen eveneens moeten kunnen profiteren van nieuwe jurisprudentie waarin de wet op een andere, voor met terug-vordering geconfronteerde burgers, veel gunstigere manier wordt uitgelegd dan daarvoor (RVS:2019:3535; vgl. eerder CRVB:2019:659). Niet langer betekent een kleine fout in de administratie automatische terugvordering van de hele toeslag. Dat zou namelijk onevenredig kunnen uitpakken.

En mogelijk blijft het niet bij deze versoepelingen. AG-Wattel wijst in de aardbevingszaak ook nog op twee categorieën van doorbreking van formele rechtskracht, die in het Nederlandse recht nog geen voet aan de grond kre-gen maar in het EU- en EVRM-recht wel (PHR:2019:496). Dit betreft gevallen waarin het instellen van beroep zinloos zou zijn geweest omdat bij voorbaat zou hebben vastge-staan dat het afgewezen zou worden of waarin redelijker-wijs niet van de belanghebbende kon worden gevergd dat hij mogelijke schade zou proberen te beperken door rechts-middelen in te stellen. Mogelijk biedt het Hof van Justitie hierover binnen afzienbare tijd meer duidelijkheid naar aanleiding van vragen van de Afdeling in de Purmerend-zaak (RVS:2019:260).

De versoepeling van de leer van de formele rechts-kracht betekent met name voor de overheid en de rechtspraak meer werk aan de winkel. Vaker zullen bestuursorganen en rechters zich in al eerder afgesloten procedures moeten buigen over de vraag of een bepaald besluit al dan niet toch moet worden herzien of dat er schadevergoeding moet worden betaald. Dat kan onder omstandigheden ook in de papieren lopen. Maar dat is een prijs die een billijker bestuursrecht waard is.

Tom Barkhuysen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Jy moet jou sterk – wen swak punte kan identifiseer en noem. - Dink aan dinge waarvan jy hou om te doen - Dink aan dinge waarvan jy nie

In het arrest Loosdrechtse Plassenschap, dat wordt behandeld in deze bundel in de noot bij Guldemond-Noordwijkerhout heeft de Hoge Raad beslist, dat de burgerlijke rechter

het minimaal te behalen percentage vermeldingen bij de poststemming voor plaatsing op de kandidatenlijst ingevolge de Kieswet;.. het maximale aantal kandidaten dat geplaatst wordt

De verwachtingen voorafgaand aan de mentoring relatie van de protegés met een vast schema zijn niet allemaal uitgekomen, maar deze protegés hebben zich aangepast aan de

15 Subsidiere- geling Jeugdzorg Zuid-Holland (hierna: de Subsi- dieregeling) is bepaald dat verweerder bij over- schrijding van de inkomensgrens de subsidie lager kan

Montessori-opvattingen dit wellicht even- zeer hebben gedaan. De inbreng van het vrijz. onderwij- zers en onderwij:~~eressen werken in de openbare school en men moet

Uit de jurispmdentie blijkt dat latere rechtspraak, al dan niet afkomstig van Europese rechters, tot nu toe niet als een novum in de zin van artike14:6 Awb wordt aangemerkt zoda-

Cliënt Receptionist Adviseur algemeen Adviseur werkintake Adviseur uitkering Adviseur bemiddeling Administrateur Verwerver Beoordelaar Adviseur reïntegratie