• No results found

Vraag naar visie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag naar visie"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

woord vooraf

Vraag naar visie

We leven in een visievacuüm. Dat is de di-agnose van psychiater Damiaan Denys, die voor deze idee werd geïnterviewd door be-stuurssocioloog Mark van Ostaijen. Denys ziet visie als een kijk op de maatschappij en op de mens. Eeuwenlang werd deze kijk ons aangereikt, met name vanuit religieu-ze hoek. Maar sinds de ontvoogding van de jaren zestig is de mens zelf verantwoor-delijk voor een visie op het leven. Volgens Denys is dat een onmogelijke taak. We gunnen onszelf de tijd namelijk niet meer om ons in een traditie te verdiepen en van daaruit een visie te ontwikkelen. Er dreigt een leeg pragmatisme over te blijven. In de politiek is dit ongemak zichtbaar. Het hebben van een herkenbare visie op de samenleving is in de politieke praktijk van alledag maar al te vaak een last. In zijn bijdrage stelt Merijn Oudenampsen dat er met name in Nederland een apart soort ta-boe rust op visie, met premier Mark Rutte als verpersoonlijking hiervan. ‘Visie is als een olifant die het uitzicht belemmert,’ is zijn lijfspreuk. In landen om ons heen is het vrij gebruikelijk dat politieke leiders een veelomvattende visie formuleren. Het biedt kiezers zicht op de partij, los van de koopkrachtplaatjes. Dat is goed, het draagt bij aan herkenbaarheid en afrekenbaarheid van de politiek. Maar in Nederland heeft

visie vaak een nare bijklank. Daarnaast is het een opgave om in een systeem van coa-lities een eigen visie neer te zetten. Volgens Oudenampsen is politieke visie overigens wel degelijk aanwezig in ons land, maar hult zij zich in apolitieke camouflage. D66, een partij die ontstaan is in tijden van ontvoogding, stond lange tijd be-kend om haar pragmatisme. Maar hoe verhoudt dit politieke uitgangspunt zich tot een sociaal-liberale visie op mens en samenleving? De Mr. Hans van Mierlo Stichting formuleerde de afgelopen jaren een sociaal-liberale visie aan de hand van vijf richtingwijzers. Toenmalig voorzitter van de Van Mierlo Stichting Joris Backer beschrijft in deze idee hoe de vijf richting-wijzers tot stand kwamen. Daarbij vroegen wij vier sociaal-liberalen te reflecteren op het sociaal-liberalisme in vier werkterrei-nen: onderwijs, migratie en integratie, de Europese Unie en democratische vernieu-wing. Valt er een sociaal-liberale visie te ontdekken op deze werkterreinen? Vraag naar visie. De titel is tweeledig, en beide aspecten komen terug in deze idee. Wij gaan allereerst in op de vraag, waar visie voor staat en hoe het zich ontwikkelt. En ten tweede op de vraag, of er binnen het sociaal-liberalisme inderdaad vraag is naar visie. Leven we in een visievacuüm? En als dat zo is, is dat erg? Moeten we dat wel willen, ons politiek handelen baseren op een afgebakende visie? Of is het beter om te acteren vanuit een leegte en om die ver-volgens te vullen met concrete en haalbare resultaten? Visie kan inderdaad een olifant zijn die het uitzicht belemmert. Maar zoals Denys terecht opmerkt, wie achter die oli-fant staat ziet inderdaad niks. ‘Maar als ik een visie heb ga ik voor de olifant staan, of op de olifant zitten. En dan kom ik een heel stuk verder.’ Ik hoop dat deze idee de vraag naar visie zal beantwoorden.

Joost Röselaers hoofdredacteur idee

joost.roselaers@d66.nl

Sociaal-liberalen staan voor vrijheid in verbondenheid. Maar wat betekent dat in de praktijk. De richtingwijzers in deze bundel zijn de basis van het politieke gedachtegoed van D66. Elke dag opnieuw geven deze uitgangs-punten richting aan het denken en handelen van D66’ers. Lokaal, regionaal, landelijk en in Europa. In dit boek zijn de vijf essays voor het eerst gebundeld.

€ 14,⁹⁵

Bestel het boek nu in onze webshop

(3)

idee april 2019

thema

@VMStichting #deidee vanmierlostichting.nl

08

‘We leven

in een

visie-vacuüm’

interview met

psychiater

Damiaan Denys

door Mark van Ostaijen

42

Trots op de

Europese droom

De Europese

Unie is ’s werelds

meest geslaagde

visieproject

door Lousewies van der Laan

21

Kanalen

graven,

ook in het

kapitalisme

Hoe gaat de

tegenmacht

in tijden van

mondiaal

kapitalisme

eruit zien?

door Thijs Kleinpaste

61

Klimaatverandering

is nog belangrijker

dan je al dacht

In reactie op ‘Wat is sociaal-liberalisme?’

door Willem Schramade

80

Een pleidooi

voor nuance

interview

Winnie Sorgdrager

Sociaal-liberaal buiten de politiek

door Piet van Mourik

38

Sociaal-liberale

Richtingwijzers

Hoe kwamen

deze tot stand?

door Joris Backer

Inhoudsopgave

Vraag

naar visie

06 Wat is visie?

door Martien Schreurs

08 interview Damiaan Denys

door Mark van Ostaijen

15 Visie als olifant: de kunst van camouflage

door Merijn Oudenampsen

21 Kanalen graven, ook in het kapitalisme

door Thijs Kleinpaste

28 Vele visies

feiten & cijfers

30 De waarde van denktanks

door Melanie Peters

34 Verbeelding in de politiek

door Martien Schreurs

38 Over het tot stand komen

van de richtingwijzers

door Joris Backer

42 Trots op de Europese droom

door Lousewies van der Laan

46 Hervorm het Nederlandse onderwijs!

door Marty Smits

52 Oprechte democratische bewogenheid

door Carinne Elion–Valter

56 Een visie op migratie, asiel en integratie

door Mpanzu Bamenga

61 Klimaatverandering is nog

belangrijker dan je al dacht

In reactie op ‘Wat is sociaal-liberalisme?’Willem Schramade

65 Meer markt, minder eigendom,

meer waarde

BoekrecensieHerman Beun

70 Van Verwaarlozing naar vertrouwen

Bericht uit de Eerste KamerHenk Pijlman

74 De morele plicht om lijden te voorkomen?

Sociaal-liberaal debatMartina Cornel vs. Gerard Adelaar

76 Het Koninkrijk blijft trans-Atlantisch

Postbus 66Gert Oostindie

80 interview Winnie Sorgdrager

Sociaal-liberaal buiten de politiekPiet van Mourik

88 Boven de bomen het bos zien

(4)

Vraag naar visie

idee april 2019 06 Martien Schreurs · Wat is visie? 07

Wie visie heeft, is in staat om te zien en te beoordelen wat er in de wereld

gebeurt en kán gebeuren. Visies spelen een cruciale rol in alle domeinen

van het leven. De filosoof Hans Vaihinger noemt visies ficties en laat zien

dat wij voortdurend mentale beelden, ideaalbeelden of ficties

gebrui-ken om ons in de wereld te oriënteren. Dat geldt zowel in de wiskunde,

de kunsten, de wetenschappen als in de politiek. In zijn magnum opus

De filosofie van het alsof (1911) legt Vaihinger uit hoe ficties ten grondslag

liggen aan visievorming in de politiek. Een politieke visie die expliciet op

ideaalbeelden is gebaseerd, wordt een utopie genoemd. Plato was de

eer-ste filosoof die een fictief en geïdealiseerd verhaal over de samenleving

vertelde, maar het concept ‘utopia’ kwam van de Britse humanist Thomas

More die in de hoogtijdagen van de Renaissance een nieuw

literair-fi-losofisch genre in het leven riep. Zijn boek Utopia uit 1516 is een fictief

reisverslag waarin een ideale samenleving wordt geschetst die ergens

op een eiland wordt ontdekt. Met zijn begrip ‘Utopia’ speelt More met de

ambiguïteit van de Griekse woorden ‘–ou–’ (ou=negatie), ‘–eu–’ (eu=het

goede). Utopia betekent in die zin een goede plaats (topos) die nergens

bestaat. In de voetsporen van Plato en More trad een lange reeks

utopi-sche schrijvers die blauwdrukken van de samenleving ontwierpen

waar-van sommigen ook daadwerkelijk geïmplementeerd werden. Zo loopt

een directe lijn van het utopische boek Walden van Henry David Thoreau

(1854) naar de commune die Frederik van Eeden in 1898 in Bussum onder

de naam ‘Walden’ stichtte. Als reactie op die utopische ficties zijn tal van

schrijvers opgestaan die erop hebben gewezen dat utopieën omslaan in

hun tegendeel wanneer die dromen over de ideale samenleving worden

verwezenlijkt. Denk aan de dystopische romans 1984, Brave New World

en Oorlog met de salamanders van George Orwell, Aldous Huxley en Karel

Capek. Utopieën en dystopieën spelen een grote rol bij de ontwikkeling

van politieke visies. Daarnaast kunnen ook ideologische ficties en sociale

verbeeldingen onderscheiden worden.

Als wij op visievorming in de politiek reflecteren, dienen wij dus

tus-sen verschillende betekenistus-sen van het begrip –‘visie’– onderscheid te

maken. Zo kan sprake zijn van ‘een ideologische visie’, ‘een utopische

visie’ en ‘de sociale verbeelding’. Een ideologische visie is vaak een

legiti-matie of een rechtvaardiging van de gevestigde orde in de samenleving.

In die specifieke zin is een ideologie per definitie verdacht en dit is de

reden waarom ideologie altijd gepaard gaat met ideologiekritiek (Marx,

Horkheimer, Adorno, Marcuse en Habermas). Waar ideologische visies

legitimaties zijn van de bestaande politieke orde, daar hebben utopische

visies tot doel om burgers naar een ideaalbeeld van de toekomstige

sa-menleving te modelleren. Wat ideologische visies en utopische visies

met elkaar gemeen hebben, is dat ze terug te voeren zijn op fantasieën.

Utopische en ideologische visies zijn met andere woorden ficties die

apri-ori, dat wil zeggen van tevoren, over de samenleving worden gevormd.

Daar-in onderscheiden ideologische en utopische ficties zich

fundamen-teel van sociale verbeeldingen, waarin een dynamische interactie tussen

de politieke visievorming en de verbeeldingskracht in de samenleving tot

stand komt.

De vraag is hoe ruim wij die sociale verbeeldingen kunnen en moeten

denken. Als niet-menselijke levensvormen ook bestaansrecht en

actor-schap hebben in de sociale verbeelding, kan de politieke visie worden

verbreed en verruimd van een antropocentrische visie naar een

kosmo-centrische visie (Latour, 2017). De politicus staat dus voor de vraag hoe

breed die politieke visie opgevat moet worden. Of gaat het in de politiek

juist om het zoeken naar focus?

Wat is visie?

Martien Schreurs

is universitair docent filosofie en educatie aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.

(5)

Vraag naar visie

idee april 2019 08 Mark van Ostaijen in gesprek met Damiaan Denys · ‘We leven in een visie vacuüm’ 09

Afspreken met Damiaan Denys op zijn kantoor, is

jezelf eerst bewapenen tegen het gevoel ziek te zijn.

Voordat je zijn afdeling Psychiatrie betreedt, moet

je eerst door ziekenhuisgangen en je een weg banen

langs tamelijk deprimerende wachtrijen en

zieken-huisloketten. Eenmaal bij Denys aangekomen,

ontvouwt zich een oase van rust. Ik tref Damiaan

in zijn werkkamer, waarin we aan een lange ovalen

tafel direct van wal steken, want ik wil weten wat

zijn visie is op visie.

Interview door Mark van Ostaijen

‘ We leven in

een visie-vacuüm’

Het valt mij

op dat in onze

samenleving

volkomen

vi-sieloos wordt

nagedacht

Is het nog mogelijk om een visie te hebben, op het persoonlijke leven of zelfs een politieke visie? In een eerder interview zei je: ‘’Als persoon zijn wij beperkt in onze visie op ons leven’’. Leg eens uit, wat is het belang van een visie op ons persoonlijke leven? ‘Volwassenheid werd lange tijd

gezien als het moment waarop je een visie ontwikkelt, hoe je een leven wil leiden en als de periode waarin je inzicht krijgt in de voorwaarden van een aangenaam, nuttig en interessant leven. Dat gaat terug tot de Griekse traditie. Die cultuur van opvoeding heeft te maken met het opbouwen van een visie. En het valt mij op dat in onze samenleving vol-komen visieloos wordt nagedacht. Weinig mensen nemen de moeite om voor zichzelf na te gaan: wat is interessant in mijn leven, wat wil ik be-reiken, waar liggen de beperkingen, wie ben ik als persoon, wat betekent het bestaan, wat betekent de dood, of wat betekent mijn familie voor me? Het stellen van dit soort van fundamentele vragen doen wij zelden.’

In je antwoord klinkt het alsof dat vroeger wel – misschien zelfs syste-matisch – werd gedaan? ‘Ik denk dat die vragen vroeger vaak ook niet

werden gesteld, maar dat de antwoorden wél werden aangereikt. Nu zitten wij echter met het probleem dat de antwoorden niet geaccepteerd worden, én dat de meest fundamentele vragen niet meer worden gesteld. Dat is, denk ik, dé reden dat we zo visieloos door het leven gaan. We accepteren de antwoorden niet meer, omdat we niet meer zijn geïnteres-seerd in religieuze systemen of politieke ideologieën. We willen graag zelf denken, maar als we geen enkel gemeenschappelijk antwoord meer accepteren, en ook niet meer geïnteresseerd zijn in de basisvragen zelf, dan belanden wij in een soort visie-vacuüm’

Is dat ook precies de reden waarom je in een NRC Handelsblad interview stelde dat de GGZ is overvraagd omdat er meer en meer cliënten bin-nenstromen met dat soort type existentiële vragen, die daar eigenlijk niet horen? ‘Exact. Je ziet dat de zingevingsvraag nog altijd relevant is.

(6)

11

Vraag naar visie 10

idee april 2019 Mark van Ostaijen in gesprek met Damiaan Denys · ‘We leven in een visie vacuüm’

Dus jij ziet visie op een continuüm tussen leegte en ideologie? En visie is een open manier om te bewegen tussen algehele existentiële leegte en een soort gestaalde vorm van ideologie?

‘Ja, inderdaad. een visie kan je aanpassen aan een veranderende werkelijkheid. Zo groeit een visie als een organisch iets dat afhankelijk is van inzichten die door de tijd gedeeld worden.’

Je zegt dat een visie open en flexibel is en dat Je het kan aanpassen. Maar neigt dat niet naar wat we juist verstaan onder pragmatisme?

‘Nee, want het verschil tussen visie en pragma-tisme is dat een visie zich niet hoeft te ver-werkelijken in een actie of een handeling. Bij pragmatiek staat de handeling voorop en niet het denken. Bij visie staat de reflectie voorop. En die hoeft zich niet te verwerkelijken’. Er valt een korte stilte … ‘En ja, veel heeft met tijd te maken. Er is gewoon geen tijd meer voor visie, dat is wat die fractiemedewerker eigenlijk zegt: ‘ik heb er geen tijd voor, want er zijn problemen die we moeten oplossen’. Maar die blik is al pro-blematisch, omdat we alles vanuit problemen definiëren. Migranten? Dat is een probleem en dus moeten we het oplossen. Dat is een pragma-tische vorm van framing waarin men voort-durend alles als probleem ziet dat nu opgelost moet worden en waarbij voortdurend tijdsdruk wordt gecreëerd.’

Zoals ook besloten ligt in de woorden migratie- crisis, vluchtelingencrisis en klimaatcrisis?

‘Exact, alles is een crisis, een paniek of een

pro-bleem. Dat komt omdat het succes van politieke partijen wordt afgeme-ten aan het aantal op te lossen problemen, niet aan een visie. Als je als partij een visie hebt maar je lost niks op, dan ben je niks waard. Je wordt afgerekend op het probleemoplossend vermogen.’

Terwijl politiek juist ook het domein is van het ontvouwen van een nieu-we visie. Wat je er ook inhoudelijk van vindt, maar FvD en PVV bereiken hun huidige electoraat niet door hun probleemoplossend vermogen, maar door hun appellerende visie. Dat lijkt jou tegen te spreken? ‘Zeker,

maar regeringspartijen versus oppositiepartijen staan tot de verhouding pragmatiek en visie. Regeringspartijen moeten leveren, moeten pragma-tisch zijn en kunnen het zich nauwelijks veroorloven om na te denken over een visie. Terwijl oppositiepartijen eigenlijk niet kunnen handelen en het moeten hebben van een visie. Dus dat is een belangrijk onder-scheid. Maar misschien mag ik een heel eenvoudig voorbeeld geven dat relateert aan D66. Met een promovendus was ik ooit geïnteresseerd in Maar ook dat mensen de vraag niet meer met precisie kunnen stellen

en het antwoord niet zelf kunnen formuleren. Daarvoor gaan ze meer en meer op zoek naar externe organisaties, dat is ook iets typisch voor onze samenleving, waarbij we voortdurend externaliseren. Wij vinden dat iemand dat voor ons individuele probleem moet bieden. En ik moet ook nog kunnen kiezen wie dat dan is. Een mindfullness-therapeut of psycholoog die mij op individuele basis persoonlijk gaat zeggen wat zingeving en betekenisgeving is.’

Vroeger werden die vragen ook niet gesteld maar hadden we wel de antwoorden, zeg je. Nu worden de bestaande antwoorden niet geaccep-teerd. Maar wie biedt nu die antwoorden? ‘We hebben ons vergist, want

na de ontvoogding van de jaren 60 zijn we nu zelf als persoon verant-woordelijk voor die visie en tja, dat is heel, heel moeilijk. Je kan het afbreken, maar er moet iets voor in de plaats komen. We hebben dat on-derschat. Zingeving zelf opbouwen, dat is voor het individu een volstrekt onmogelijke taak. We moeten ons realiseren dat zingeving het individu overstijgt. Wij zitten continue in de illusie dat wij dat zelf kunnen maar daarin schieten we altijd tekort.’

En toch, hoe komen mensen nu aan houvast, aan betekenisgeving en een visie? ‘Niet! Veel mensen komen er niet aan toe. Als individu is het

überhaupt onmogelijk om zin te creëren die verder strekt dan mezelf. Dan moet je 2000 jaar cultuur gaan opbouwen en dat is wat mensen frus-treert. Wij zien pragmatiek tegenwoordig als een gemakkelijke oplossing voor het tekort aan zingeving.’

Wat bedoel je met ‘de pragmatiek’? ‘Je ziet dat politieke opinieleiders,

bijvoorbeeld Mark Rutte zelf, een heel koele vorm van Amerikaans pragmatisme prediken, waarbij het niet uitmaakt wat je denkt, als je maar doet, er moet een oplossing komen. Ik wil gewoon morgen een oplossing, maakt me niet uit hoe. Dat is een heel Angelsaksische manier van denken. (Hij zet een stemmetje op): ‘ik ben hier niet om te piekeren, ik ben niet betaald om mij onrustig te maken’. Terwijl ik dan denk: ja, eigenlijk wel dus.’

Je doelt op een soort van technocratische Realpolitik? Ik sprak laatst een D66 fractiemedewerker en die zei: ‘de huidige tijd laat zich niet vangen in ideologische schema’s’. Wat vind jij daarvan? ‘Met alle respect, maar ik

vind dat een heel onverstandig antwoord. Allereerst heeft visie niks met ideologie te maken, dat is al een misverstand. Ideologie is een gestolde manier van denken waaraan mensen zich enkel kunnen confirmeren. Vi-sie is een kijk op een samenleving, op de mens, op de toekomst of op de cultuur. Een visie huldig je en heeft een tijdelijk karakter. Kijk, een visie kan je ontwikkelen en veranderen. Je kan een visie verlaten én delen. Een visie heeft een open en flexibel karakter, maar je kan er wel mee in discussie treden omdat je een bepaald idee hebt. Visie zit tussen twee uitersten. Het ene uiterste is geen idee hebben, de visieloosheid of het visie-vacuüm. Het andere uiterste is dat er geen mogelijkheid is tot visie, omdat je geïncarneerd zit in een ideologie.’

Na de ontvoog-

ding van de

jaren 60 zijn

we nu zelf als

persoon

ver-antwoordelijk

voor die visie

(7)

13

Vraag naar visie 12

idee april 2019 Mark van Ostaijen in gesprek met Damiaan Denys · ‘We leven in een visie vacuüm’

de consequenties daarvan. Het versterkt het anticiperend vermogen. En het is toetsbaar. Het nadeel van pragmatisme is dat je nooit van een prag-matische uitspraak kan nagaan of het goed of slecht is. Je kan er nooit een waardeoordeel over vellen. Terwijl je een visie kunt toetsen, en kunt onderbrengen in een waardenschaal. Dat is het voordeel van pragmatiek, je ontsnapt aan enige vorm van morele verantwoordelijkheid, omdat het ‘nu eenmaal iets is dat moest gebeuren.’

Dus wij leven in een tijd zonder morele verantwoordelijkheid? ‘Ja, men is

heel bang voor morele verantwoordelijkheid, absoluut. Als je moreel ver-antwoordelijk bent word je persoonlijk verver-antwoordelijk voor een keuze die je maakt. En dat is heel lastig.’

Is dat ook iets wat je tegenkomt in jouw eigen psychiatrische praktijk? Dat jij dan degene bent die deze morele verantwoordelijkheid op tafel wil krijgen, en vraagt: wie was degene die verantwoordelijk was voor het handelen dat je nu in deze situatie heeft gebracht? ‘Ja, ik heb de indruk

dat heel veel mensen spartelen om van die verantwoordelijkheid af te komen. Dat vinden we heel ingewikkeld. Het individualisme verschaft ons veel vrijheid, maar als we voor die vrijheid verantwoordelijkheid moeten nemen, dan geven we niet thuis. Dan is het de overheid, het weer of de app die het niet goed doet. We vinden het extreem lastig om verantwoordelijkheid te hebben voor ons handelen. Ook omdat we in een samenleving leven waarin het je niet makkelijk wordt gemaakt zodra je een visie hebt. Je wordt meteen aangevallen.’

Is die pragmatiek van wikken en wegen, het organicisme, het verwijzen naar de grote machten om ons heen, consensuscultuur, is dat niet iets heel erg Nederlands? ‘Nederland leunt heel sterk tegen het

Angelsak-sische denken. Frankrijk is een enorm visie-gebonden land, daar voert men oorlogen op basis van visies. Dat is in Nederland wel anders. Ik denk dat die Nederlandse houding daarin tactisch slim is. Maar het is de vraag of het moedig is en moreel juist.’

Je bent expert op het gebied van angst. Kan angst de grondtrek vormen van een visie? En wat betekent dat, welke consequenties heeft dat dan?

‘Dat is één van de redenen waarom pragmatisme zo belangrijk is gewor-den, omdat we redeneren vanuit angst. Angst wordt zo’n belangrijke betekenisgever, omdat er geen visie is. Als je geen visie hebt, moet er iets voor in de plaats komen. Dat is angst, dat is een emotie. Dan wordt dat de grote betekenisgever. En handelen vanuit angst is nooit verstandig.’

Dus jij ziet visie als een manier om die angst te beteugelen? ‘Zeker, als

een noodzakelijk alternatief. Maar pas op, dikwijls zit in een visie ook angst verborgen. Dat is niet uitgesloten, zie de oude religies. De aantrek-kingskracht van een visie is dat het mensen in staat stelt verder te komen dan zichzelf. ‘Mijn individuele angst belemmert mij niet meer want ik weet dat er een God is’. En let wel, dat systeem houdt zich in stand door mensen angst aan te jagen om ervoor te zorgen dat ze zich confirmeren aan dat systeem. Maar dat is geen visie, maar ideologie.’

het concept van voltooid leven. Het viel me op dat in die discussie veel afhankelijk is van de impliciete mensbeelden die daarachter zitten. Dus ik stelde voor om eens Pia Dijkstra te bezoe-ken en haar te bevragen naar haar mensbeeld ter ondersteuning van haar idee van voltooid leven. Vervolgens zaten wij daar en euhm … ze was heus blij om ons te woord te staan, maar helaas was het gesprek van korte duur. Toen we haar daar namelijk op bevroegen zei ze: ‘ik weet echt niet waar je het over hebt’. Ze had geen idee bij die vraag. Dat was interessant voor ons omdat we geconfronteerd werden met een politieke partij die een zeer sterk ethisch principe voor-staat en als je dan navraagt wat voor mensbeeld daarachter schuilgaat, tja, dan wordt het stil. Ik vertel dit omdat juist ook in die pragmatiek beslissingen voortvloeien uit visie, maar men erkent of herkent die visie veelal niet, of niet meer. Ook Mark Rutte heeft een heel sterk mens-beeld, maar hij expliciteert het niet. Het is dus een schijnidee om te denken dat pragmatiek kan bestaan zonder visie’.

En wat zegt dit voorbeeld over jouw eerdere onderscheid tussen visie en pragmatiek, tussen oppositie en regeringspartij zijn? Want het standpunt van Pia Dijkstra kwam juist tot stand ten tijden van D66 als oppositiepartij, dan zou er toch juist ruimte moeten zijn geweest om die visie wél te hebben, zoals je net stelde? Wat zegt dat dan? ‘Dat zegt dat bepaalde onderwerpen

ergens gedropt worden, mediageniek zijn. Kijk, de menselijke vrijheid, waar D66 voor staat, het sociaal-liberalisme, is misschien minder goed doorwrocht door gebrek aan visie dan we aannemen. Maar dat is misschien kenmerkend voor de manier waarop wij met elkaar communiceren.’

Mark Rutte sprak ooit over ‘visie als de olifant die het uitzicht ontneemt’. Begrijp jij dat? ‘Nee, ik snap dat een visie een olifant kan zijn die op de

weg staat, maar het kan ook een olifant zijn die je op die weg iets verder brengt. Zijn metafoor is niet helemaal correct. Als hij namelijk achter die olifant staat dan ziet hij inderdaad niks. Maar als ik een visie heb ga ik vóór die olifant staan of op die olifant zitten en dan kom ik een heel stuk verder dan hij.’

Komt dat wellicht ook omdat jij visie niet ziet als een soort management-term, in de drie-eenheid ‘visie, missie en strategie’, maar als een belang-rijk betekeniskader voor het leven? ‘Exact. Het voordeel van een visie is

dat je -voordat die visie zich gaat verwerkelijken- je al kan nadenken over

Men is heel

bang voor

morele

verant-woordelijkheid

(8)

15

Vraag naar visie 14

idee april 2019 Merijn Oudenampsen · Visie als olifant: de kunst van camouflage

Wat is het verschil? ‘Een visie is een ideologie geworden op het moment

dat het angst nodig heeft om anderen zich daaraan te laten confirmeren.’

Wat betekent een visie op betekenisvol leven voor jou, wat is jouw visie op het persoonlijke leven? ‘Ik vind het heel belangrijk om die vragen

van zojuist te blijven stellen, maar ik ben erachter gekomen dat het heel ingewikkeld is om daar een antwoord op te formuleren.’

Dus het gaat niet om het antwoord? ‘Het gaat niet per se om het

ant-woord, het gaat erom dat je de vraag blijft stellen. Dat is volledig contra-dictoir met het pragmatisme. Je moet leren leven in de onzekerheid, dat is iets wat wij niet normaal vinden. Het lastige van visie is dat je voort-durend op zoek moet blijven naar het stellen van de vraag, in de weten-schap dat er geen antwoord is. En daarom is visie flexibel.

Het is alsof je in een snel stromende rivier van steen naar steen springt. Maar elke steen biedt voldoende comfort om te rusten, je wankelt voortdurend, maar je wordt gedwongen om te springen. Je moet tempo maken, anders val je erin, en je weet dat je nooit een rustpunt vindt. Er is een tijdelijk antwoord, van een enkele steen steeds.’

Je omschrijft visie als reflexief denken en pragmatiek als direct handelen. Maar die metafoor die je gebruikt behelst beiden: handelen en denken. En partijpolitiek gaat niet alleen over het stellen van vragen, maar ook over het bieden van antwoorden. ‘Daarom is het voor partijen zo

belang-rijk om een visie te hebben, zoals een Van Mierlo Stichting, waar je je pragmatiek aan toetst. Zodra je geconfronteerd wordt met een probleem, dan zou je graag hebben dat op basis van visie verschillende standpunten worden gehuldigd. En dat die visie de mensen in de partij ook beschut-ting geven. Dat stukje wordt nu vaak overgeslagen, men gaat onmiddel-lijk naar de oplossing. Want het vertraagt. Een visie huldigen en blijven huldigen brengt een vertragingsproces teweeg in je besluitvorming. Maar je krijgt er iets voor terug: een zekere consistentie in beleid. Als je een goede visie hebt zou je als buitenstaander kunnen voorspellen hoe iemand gaat denken, maar die consistentie is weg. Een land heeft baat bij consistente besluitvorming. Een bevolking heeft baat bij een scherpe visie van politieke partijen.’

Of hebben politieke partijen baat bij een scherpe visie van kiezers? Zo zei Van Mierlo ooit: ‘de kiezer doet maar wat’. Is die kiezer nog te vertrou-wen? ‘Tja, die moet je winnen door een consistente visie te ontwikkelen.

Als je dat kan en daartoe in staat bent, is die kiezer wél te vertrouwen.’

1

Damiaan Denys studeerde filosofie en geneeskunde in Leuven en promoveer-de in Utrecht. Sinds 2007 is hij hoogleraar psychiatrie aan de Uni-versiteit van Amster-dam. Tot vorig jaar was hij voorzitter van de Nederlandse Vereni-ging voor Psychiatrie.

Er rust in Nederland een apart soort taboe op visie.

Waarschijnlijk de bekendste uitdrukking van dit

fascinerende stigma is het dictum van Mark Rutte uit

zijn H.J. Schoo-lezing van 2013: ‘Visie is als de olifant

die het uitzicht belemmert’. Klopt deze observatie, of

valt er bij Nederlandse politici toch stiekem een visie

te ontdekken?

Door Merijn Oudenampsen

Visie als

olifant:

de kunst

van camouflage

Een bevolking

heeft baat bij

een scherpe

visie van

poli-tieke partijen

(9)

17

Vraag naar visie 16

idee april 2019 Merijn Oudenampsen · Visie als olifant: de kunst van camouflage

kon rekenen op smalende reacties in de media. ‘Dat we inhoudelijk geen wonderen van hem mochten verwachten, maakte hij in zijn eerste zinnen al duidelijk,’ schreef een correspondent van de Volkskrant. Maar het was zeker geen uit de lucht gegrepen stelling. Het vormde onderdeel van een principiële kritiek op visionair leider-schap: ‘Als visie een blauwdruk voor de toekomst betekent, dan verzet al-les wat liberaal is in mij zich daartegen,' zo stelde Rutte toentertijd. ‘Een land, een samenleving past niet in een mal,’ liet hij daar nog op volgen. Wat Rutte lijkt te bedoelen met visie is een ideaalbeeld van mens en samenleving, vervat in een politieke theorie zoals in de klassieke ideo-logische stromingen liberalisme, socialisme of conservatisme. In veel samenlevingen is het vrij gebruikelijk dat politiek leiders een derge-lijke veelomvattende visie naar voren schuiven, of zich in ieder geval daartoe verhouden. Het is niet hun bedoeling om een blauwdruk voor de toekomst te presenteren waar de samenleving voor de eeuwigheid aan gebonden is, maar eerder om kiezers een indicatie te geven van de grotere idealen van hun partij, los van de punten achter de komma op de koopkrachtplaatjes. Een uitgesproken visie helpt kiezers bij het uitbren-gen van hun stem.

In de Nederlandse politiek heeft visie voor velen echter een nare bij-klank. ‘Wie visie zoekt moet naar de oogarts,’ stelt Rutte desgevraagd. De minister-president is zeker niet de enige met een negatieve waardering. De gevierde NRC-columnist Jérôme Heldring vond ‘visionaire politici een beetje griezelig’. Frits Bolkestein beschreef visie al eerder als ‘ijdel ge-theoretiseer dat het zicht op de werkelijkheid blokkeert’. En de vooraan-staande socioloog en PvdA’er Cees Schuyt heeft eveneens weinig op met maatschappijvisies: ‘elke poging om de inrichting van een rechtvaardige samenleving positief te formuleren, zal het gevaar in zich dragen een ideologie te worden, die het ontwerp doet stollen in handhaving van een alsdan bereikte status quo’. Nederlandse politici profileren zich liever als nuchtere ‘pragmatici’ of doorgewinterde ‘realisten’ dan als uitgesproken voorstanders van een politieke visie. ‘Niemand zit meer op grote verha-len te wachten,’ schreef Volkskrant-commentator Martin Sommer.

Nederlandse politici worden dan ook vaak als visieloos afgeschilderd. Ze zouden lijden aan een chronische ideeënarmoede, een soort ideo-logische anemie. Het is een aambeeld waar NRC-columnist Bas Heijne geregeld op hamert in zijn boeken en columns. Heijne hekelt het ontbre-ken van vergezichten, het gebrek aan richting en visie, de afwezigheid van een ethische overtuiging. Politici doen geen water meer bij de wijn, zo stelt Heijne. Het water heeft de wijn al lang vervangen. Politiek is het mengen van kleurloze substanties. Wie enige naspeuring doet, ontdekt al snel dat dergelijke beschuldigingen van visieloosheid al decennia het Nederlandse debat bepalen.

Mark Rutte is natuurlijk een geliefd doelwit van die kritiek. Op zijn beurt beschuldigde Rutte zijn voorganger Balkenende van een gebrek aan visie. ‘Rustig aan, dan breek het lijntje niet,’ zo omschreef Rutte de politiek van Balkenende. Ad Melkert stelde weer dat zijn voorganger Wim Kok geen visie had laten zien. En wijlen Ruud Lubbers werd in een in memoriam in NRC ervan beschuldigd dat hij met zijn nieuwe zakelijkheid een tijd-perk van visieloosheid had ingeluid: ‘Nog altijd draagt de Nederlandse politiek hier sporen van. Het gebrek aan visie is een terugkerende klacht.’ De beschuldiging van visieloosheid was tevens een favoriet aanvalswa-pen van oud-leider van D66, Alexander Pechtold. Alleen is zijn partij sinds het afscheid van de zogenoemde ‘kroonjuwelen’ net zo goed doel-wit van dat verwijt. Zo bezien zijn er de afgelopen dertig jaar maar weinig prominente politici die wél de verdenking op zich hebben geladen, een politieke visie te hebben.

Stiekem toch een visie

Een dergelijke alomtegenwoordige retoriek van visieloosheid wekt ech-ter argwaan. Hoe kan het land bestuurd worden als het alle politici conti-nu aan visie ontbeert? En na enige studie van lezingen en publicaties van politici rijst toch het vermoeden dat de zaken wat genuanceerder liggen. In zijn H.J. Schoo-lezing deed Rutte zijn befaamde uitspraken over visie, om vervolgens erbij te vermelden dat hij wel degelijk gelooft in ‘visie als perspectief voor mensen’. En wie goed oplet, kan naast de waslijst aan beleidsmaatregelen toch een verhaal ontwaren dat verdomd veel op een visie lijkt. Dat verhaal heeft alleen de media niet gehaald, in tegenstel-ling tot zijn antipathie richting olifanten. Rutte begon zijn verhaal met een referentie naar een bundel van het SCP in 1983 – meer specifiek een bijdrage van de toen nog jonge socioloog (en latere SCP-directeur) Paul Schnabel. In zijn bijdrage boog Schnabel zich over de uitdijende ver-zorgingsstaat, en stelde dat deze had geleid tot de bureaucratisering en verstatelijking van het maatschappelijk initiatief. De staat had taken op zich genomen die eerder vanuit de (verzuilde) samenleving zelf werden geklaard. Een fundamentele inperking van de verzorgingsstaat zou weer ruimte bieden aan de samenleving zelf om initiatieven te nemen. De analyse van Schnabel uit 1983 vertoont veel gelijkenissen met de visie die het CDA ontvouwde toentertijd. In tegenstelling tot Reagan en That-cher, verdedigde het CDA haar bezuinigingsbeleid met een communita-ristische visie. Terwijl in de VK en het VS de verzorgingsstaat met

collec-In de

(10)

19

Vraag naar visie 18

idee april 2019 Merijn Oudenampsen · Visie als olifant: de kunst van camouflage

Merijn Oudenampsen is politicoloog en socioloog en werkt als postdoc-onderzoeker aan de UvA. Hij pro-moveerde in 2018 op een ideeëngeschiede-nis van de Fortuyn-re-volte. De Nederlandse handelseditie, getiteld De conservatieve revolte, verscheen afgelopen herfst bij uitgeverij VanTilt.

De verhulling van visie

Typisch aan de Nederlandse politiek echter is dat dergelijke politieke vi-sies niet al te expliciet als visie worden gepresenteerd. Ze worden eerder op gedepolitiseerde wijze aan de man gebracht als noodzakelijke aanpas-singen aan een snel veranderende wereld. De politieke taal in Nederland, zo schrijft de historicus James Kennedy, is ‘doordrenkt van het passieve gebruik van werkwoorden waarbij gewezen wordt op overkoepelende en onvermijdelijk politieke en sociale ontwikkelingen, waar de politiek weinig meer aan kan doen dan zich aan te passen’. In de Nederlandse be-stuurlijke en politieke retoriek lijken grote onpersoonlijke machten het land onder controle te hebben: ‘Nederlandse elites, of we het nu hebben over politici of bestuurders, zijn blijkbaar overgeleverd aan krachten die hen te boven gaan: “de veranderende samenleving”, “de eisen van de tijd”, “de onvermijdelijke ontwikkelingen”, et cetera.’ Kennedy noemt dit de retoriek van de overmacht.

Eenzelfde depolitiserende omhulling van zijn politieke visie zien we bij Rutte. De H.J. Schoo-lezing heeft als titel ‘Nederland bij de tijd brengen’. De uitstraling is eerder die van achterstallig onderhoud dan van am-bitieus politiek ingrijpen. Verder stelt Rutte: ‘Wij beheersen de wereld niet, dat is de realiteit. En we krijgen te maken met grote, haast radicale veranderingen, sommige nu al zichtbaar, andere worden zichtbaar; economisch, maatschappelijk en geopolitiek.’ Die veranderlijke wereld ‘betekent dat we ons steeds opnieuw aan moeten passen aan nieuwe om-standigheden.’ Kennedy stelt dat een dergelijk depolitiserend discours een strategische functie heeft: het faciliteert het polderen. Het is immers makkelijker om overeenstemming te vinden met andere partijen als je de eigen politieke agenda presenteert als een onvermijdelijke ontwikkeling die van buitenaf wordt afgedwongen dan als een ideologisch programma dat doelbewust over de samenleving wordt uitgerold. Zo is politieke visie wel degelijk aanwezig in Nederland, al betreedt zij vaak in een apolitieke camouflage het toneel en gaat haar verschijning vaak gepaard met een kritiek op visie.

1

tivisme werd geassocieerd, was de christendemocratische kritiek eerder dat de verzorgingsstaat een motor van individualisering was. Daardoor was het aloude christelijke verzuilde middenveld weggevaagd, om plaats te maken voor een op consumptie gericht individualisme.

De christendemocratische sociologen Hans Adriaansens en Anton Zij-derveld stelde dat de verzorgingsstaat had geleid tot de ontwikkeling van een decadent ‘immoralistisch ethos’. Dat zou geheel in het teken staan van de ‘consumptie hier-en-nu’: ‘Niet alleen geproduceerde goederen worden geconsumeerd, ook menselijke relaties, ideeën, theorieën, ervaringen: men nuttigt ze tot zij beginnen te vervelen, waarna men ze inruilt voor ander consumptiemateriaal. In het maatschappelijk verkeer zullen dan ook loyaliteit en verantwoordelijkheidsgevoel laag genoteerd staan: wanneer een relatie (huwelijk, vriendschap) niet meer “goed zit”, ruilt men haar in voor een andere, wat daarvan dan ook de consequen-ties mogen zijn.’ De keerzijde van dit argument is dat het terugdringen van de verzorgingsstaat weer kan resulteren in een herwaardering van gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsgevoel.

Ruud Lubbers, de man die eveneens met een gebrek aan visie wordt geas-socieerd, droeg een dergelijke christelijke communitaristische visie hel-der en duidelijk uit in zijn vele lezingen. In een Tweede Kamer-toespraak uit 1982 poneerde Lubbers dat mensen niet kunnen leven ‘in de anoni-miteit van de centrale overheid die hun verantwoordelijkheid ontneemt’. Het individualisme was geen alternatief: ‘Mensen kunnen evenmin leven bij zichzelf en zullen opstandig worden indien de overheid het daarop aanstuurt.’ Zijn voorstel was een overheid die een ‘draagt-elk-anders-lasten’ oriëntatie zal ‘uitlokken en bevorderen’. De overheid is volgens deze visie een actieve aanjager van gemeenschapszin. Bij het aantreden van het kabinet Lubbers I, in november 1982, kondigde de regeringsverklaring dan ook aan dat Nederland zou ‘overgaan van een verzorgingsstaat, die onbetaalbaar en drukkend dreigt te worden, naar een zorgzame samenleving waarin mensen voor elkaar opkomen’. In zijn H.J. Schoo-lezing lezing prees Rutte de bezuinigingspolitiek van Lubbers, die Nederland ‘opnieuw in de grondverf’ had gezet. Zonder de christelijke connotaties over te nemen, presenteerde Rutte zijn eigen bezuinigingsbeleid als een voortzetting van het werk van Lubbers. Een vergelijkbare draag-elkanders-lasten oriëntatie klonk door in zijn be-toog. In het Nederland dat Rutte voor zich zag, ‘wonen mensen die alles wat zij zelf organiseren ook zoveel mogelijk zelf regelen, samen met de mensen in hun omgeving. Dat is goed voor de mensen zelf, maar het levert ook een hechtere samenleving op, waarin het bezielde verband uit mensen zelf komt.’ Rutte nam hier een voorschot op de aankondiging van de participatiesamenleving – de kernvisie van het kabinet Rutte II. Twee weken later zou immers de troonrede door koning Willem-Alex-ander worden uitgesproken, waarin de geste van Lubbers uit 1982 in iets andere bewoordingen werd herhaald: de verzorgingsstaat zou plaatsma-ken voor een participatiesamenleving, waar mensen weer zelf het heft in handen zouden nemen. Onder sociologen staat deze politiek bekend als neoliberaal communitarisme.

Ze worden

eerder op

ge-depolitiseerde

wijze aan de

man gebracht

als

noodzakelij-ke aanpassingen

aan een snel

veranderende

wereld

(11)

21

Vraag naar visie 20

idee april 2019 Thijs Kleinpaste · Kanalen graven, ook in het kapitalisme

Dat weerwoord

is energiek en op een prettige manier onverzet-telijk, met zowel politieke urgentie als moreel gelijk aan haar zijde, en heropent de vraag die sommigen nog maar drie decennia geleden als gesloten dachten te kunnen beschouwen. Alle uitdagers van de op kapi-talistische leest geschoeide liberale democratie waren toen immers ver-slagen of politiek failliet, en politiek en bestuur zou (in de woorden van een invloedrijke commentator), nu de grote ideologische vragen waren beslecht en de geschiedenis ten einde was gekomen, verworden tot klein bestuurlijk handwerk: het oplossen van economische puzzels en vervul-len van consumentenwensen binnen de ideologische grenzen die nu als universeel gezien mocht worden. Alle economische, maatschappelijke en bestuurlijke problemen waren, dankzij de historische triomf van de liberale en kapitalistische democratie, apolitiek geworden.

‘In Frankrijk’ echter, merkte een scherpzinnige observator op, hebben we een voorproefje gehad van wat een fundamenteel gebrek aan invloed van de bevolking op de sociale en economische omstandigheden die hun

Is het nodig om in groot detail uit de doeken te doen

hoe het kapitalisme, sinds men het halverwege de

jaren ’80 begon van de leibanden van politieke en

maatschappelijke controle te ontdoen, de planeet

op de rand van een klimatologische ramp heeft

ge-bracht, en in samenlevingen sociale verwoestijning

heeft aangericht? Als de feiten, met grimmige

wan-hoop door critici, journalisten en onderzoekers

gedo-cumenteerd, niet voor zich spreken, dan ten minste

het feit dat oude politieke tegenstellingen waarvan

men misschien dacht dat ze in de twintigste eeuw

waren achtergebleven weer overal in de Atlantische

wereld terug zijn. Het kapitalisme krijgt – zij het nog

niet overal – weer weerwoord.

Door Thijs Kleinpaste

Kanalen graven,

ook in het kapitalisme

fo

to Herm

(12)

23

Vraag naar visie 22

idee april 2019 Thijs Kleinpaste · Kanalen graven, ook in het kapitalisme

collectieve welvaart was bereikt, en elke verdere toename van producti-viteit en rijkdom zou worden gebruikt voor het verbeteren van het alge-meen welvaren, of het verbeteren van de werk- en leefomstandigheden van alle burgers. En tot halverwege de twintigste eeuw (hoewel de term ‘politieke economie’ toen al even in onbruik was geraakt) zou de gedach-te dat het de enige taak van de politiek zou zijn om de economie niet teveel in de weg te zitten, in plaats van de economie te beschouwen als een instrument voor het verwezenlijken van politieke en maatschappe-lijke ambities. In plaats daarvan zijn wij het, inwoners van het heden, die de historische uitzondering zijn wanneer we denken dat economische en politieke vragen op discrete afstand van elkaar horen te staan. Het feit dat zoveel mensen tegenwoordig niet over economie als een politiek vraagstuk denken is deels het resultaat van de verkaveling en specialise-ring van academische disciplines die met name in de tweede helft van de twintigste eeuw op gang kwam. Anderzijds is het een reflectie van de dogma’s van het historische tijdperk dat begon tegen het einde van de twintigste eeuw en dat nu ten einde loopt, maar die nog altijd hardnek-kig in het heden doorwerken – de dogma’s die zo vanzelfsprekend, zo na-tuurlijk overkomen, dat ze door de meeste mensen niet eens als dogma worden herkend.

Opnieuw is het wellicht nuttig om de woorden van Van Mierlo uit zijn toespraak over het maken van revolutie voordat die uitbreekt in herinne-ring te roepen:

“Het slop waar de Nederlandse politieke partijen in zitten is eigenlijk maar een symptoom, een klein onderdeel van de crisis van de hele maatschappij in West-Europa en misschien zelfs van de maatschappij in de rijke wereld. Als je die crisis in een paar woorden wilt samenvatten, dan is het dat de machthebbers in de samenleving steeds meer macht krijgen, en dat er een steeds hogere en steeds ondoordringbaarder muur groeit tussen die machthebbers aan de ene kant en de gewone mensen aan de andere. Die machthebbers zien er anders uit dan vroeger: ze staan niet meer zelfbewust midden op het toneel, met een aureooltje van god-delijk recht om hun hoofd; nee, je ziet hen nauwelijks meer. Er zijn erbij die verschrikt zouden ontkennen als je zou zeggen dat ze machtheb-bers zijn. Ze zijn alleen maar deskundigen, nederige dienaren van hun vakkennis. Ze hebben nu eenmaal meer verstand van hun stukje terrein dan leken, of dat terreintje nu economie is, of politiek, of techniek, of management of bestuurskunde.”

Ruim vijftig jaar later blijven Van Mierlo’s woorden belangrijk (en buitengewoon actueel). Het probleem waar Van Mierlo de aandacht op vestigde is de onzichtbare, maar voor wie aan haar tucht onderwor-pen wordt onmiskenbare, macht die rust bij experts – bij de “nederige dienaren van hun vakkennis”. De grootste schok voor die dienaren komt wanneer men ze confronteert met het feit dát ze macht uitoefenen. De gedachte dat wat experts doen slechts het dienstvaardig toepassen is van hun kennis op het een of andere onderwerp is bedwelmend, en maakt dat men doorgaans met kalm gemoed de taak uitvoert die men is toebe-leven bepalen kan veroorzaken. Een ogenschijnlijk stabiele maatschappij

kan, ‘als er een vonk in schiet’, in chaos verzanden. En het ergste aan die situatie is dat een revolutie – die op zulke momenten ineens denkbaar is – waarschijnlijk maar weinig zal oplossen, omdat in tijden van revolutie altijd vooral de autoritair ingestelde leiders boven komen drijven. Daar-om, stelde de observator, was het nodig een revolutie te maken ‘voordat die uitbreekt’ – ‘een stille revolutie, die kanalen graaft van de burgers en hun frustraties naar de centra van de macht, en dat met vreedzame middelen.’

De observator, dat moet inmiddels duidelijk zijn, was Hans van Mierlo, en de toestand in Frankrijk betrof niet die van de gilets jaunes anno 2019, maar de Parijse protesten uit 1968. Zijn woorden over de revolutie die ge-maakt moest worden voordat ze zou uitbreken zijn, sinds hij ze uitsprak op het partijcongres twee jaar na de oprichting van Democraten ’66, ech-ter langer blijven hangen dan de context waarin ze gesproken werden. Toch is die context onontbeerlijk. Zonder ‘het verleden in de rug’, zoals Daniel Boomsma opmerkte in zijn nawoord bij De Keuze van D66 is het niet mogelijk om vooruit te kijken. Dat wat men dikwijls visie noemt, is niet zelden de herontdekking in het heden van dat wat om welke reden dan ook in de mist van de tijd was weggezakt. Wat moet D66 met het ongetemde kapitalisme van de eenentwintigste eeuw? Uit welke traditie kan het putten?

Er zijn twee voor de hand liggende denkrichtingen voor een antwoord op die vraag. Allereerst zijn er de dingen die denkende D66’ers door de par-tijgeschiedenis heen hebben gezegd; daarnaast is er de geschiedenis van het sociaal-liberalisme als onderscheidende politieke stroming, waarin de partij zich na verloop van tijd in heeft gepositioneerd.

Om met de laatste te beginnen – voor zover D66 zich, in Nederland althans, inderdaad met recht een sociaalliberale partij noemt, valt al-lereerst op hoe smal de partij die erfenis het afgelopen decennium zelf in sommige domeinen heeft geïnterpreteerd. Als er één kritiek is op de koers van D66 in het recente decennium, dan is het dat de partij vragen van economische aard te vaak heeft beschouwd als zuiver technische vragen, die niet zozeer om een politiek oordeel, als om het oordeel van ter zake deskundige economen (of zelfs van de directe belanghebbenden) vragen, omdat zij – halfgoden vrij van elk belang en iedere invloed die ze zijn – daar het best over kunnen beslissen.

Dat standpunt is echter, in een wat langer historisch perspectief, niet de norm, maar de uitzondering.

De gedachte dat economie buiten het domein van de politiek staat zou door elke negentiende-eeuwse liberale denker, bijvoorbeeld, als tame-lijk curieus zijn ervaren. Liberale denkers zagen de economie als een instrument ter verwezenlijking van de liberale idealen. John Stuart Mill, bijvoorbeeld, voorzag een ‘stationaire staat’, waar een basisniveau van

Wat moet D66

met het

onge-temde

kapita-lisme van de

eenentwintigste

eeuw? Uit welke

traditie kan het

putten?

(13)

25

Vraag naar visie 24

idee april 2019 Thijs Kleinpaste · Kanalen graven, ook in het kapitalisme

Kapitalisme is een systeem van sociale en economische macht, met de machtigste kapitalisten – zij die beschikken over miljarden, die het recht hebben verworven om de natuurlijke grondstoffen van de planeet uit te buiten, of die de kapitaalgoederen bezitten waarvan een lokale gemeen-schap afhankelijk is – in de rol van kleine soevereinen in hun eigen (extraterritoriale) heerlijkheden. En dat systeem concentreert die macht bovendien, aan zichzelf overgelaten, dikwijls in de handen van een steeds kleinere groep, met een steeds onevenredigre invloed op het leven van miljoenen mensen tegelijk. Het probleem van kapitalisme is niet uitsluitend het feit dat het bezit van kapitaal ongelijk verdeeld is tussen de klassen, en dat de daaruit voortvloeiende sociale ongelijkheid zijn eigen perversiteit vertegenwoordigt. Het probleem is ook dat de macht dikwijls maar amper gecontroleerd, laat staan beteugeld kan worden, waardoor mensen overgeleverd zijn aan uitbuiting en willekeur. Kapita-lisme zonder tegenmacht is een democratisch probleem.

De politieke traditie waar D66’ers zich doorgaans in thuis voelen heeft, anders dan het marxisme, geen ultieme tegenstelling die moet worden opgelost. Geen strijd die, zodra die eenmaal is beslecht, een nieuwe harmonie doet aanbreken waarbij aan de noodzaak tot politiek zelf een einde komt. Het verlangen naar een punt voorbij de horizon van de geschiedenis hebben (sociaal-)liberalen niet. De geschiedenis hoeft niet ten einde te komen. Macht blijft altijd bestaan, en blijft vermoedelijk ook altijd ongelijk verdeeld. Maar die ongelijkheid mag, omwille van de de-mocratie, niet te extreem worden, en moet daarom gedempt worden. Te extreme verschillen tussen mensen ondergraaft hun gelijkwaardigheid, en schept een standenmaatschappij, waar een kleine groep zich dankzij haar weelde kan onttrekken aan het democratische samenleven. Daar-mee loopt de democratie zelf gevaar. Macht moet, ook daarom, altijd van tegenmacht worden voorzien. Niet om, zoals de marxisten ooit voorstel-den, de ene klasse het instrumentarium te geven om zich te ontpoppen tot executeur van een historische profetie op weg naar het aanbreken van de utopie. Wél om de politieke strijd over de manier waarop die macht uitgeoefend wordt, en waaraan wel nooit een einde zal komen, op een meer gelijkwaardige en eerlijke wijze te organiseren. Waar tegenmacht georganiseerd wordt, waar mensen de mogelijkheid krijgen om op een democratische manier de economische macht waaraan ze bloot staan weerwoord te bieden en hun belangen te behartigen, daar wordt ook de positie van het individu sterker.

Voor de vroege D66’ers sprak het daarom voor zich dat men een partij zou zijn tussen de ideologische tegenpolen van liberalisme enerzijds, en die van het socialisme (of de sociaaldemocratie) anderzijds. De eerste was niet bereid haar leerstellingen over de onaantastbaarheid van het privébezit en het gebod dat de staat zich niet zou bemoeien met markt en kapitaal op te geven; de tweede zag onvoldoende voorbij de wetten van de klassenstrijd. Pragmatisme was een woord dat op de lippen van alle eerste D66’ers bestorven lag. Men wilde bovenal niet ideologisch zijn. deeld. De macht die zulke experts uitoefenen is bovendien maar zelden

door henzelf geschapen of begeerd. Dat de wetenschap dat ze macht uitoefenen de experts zelf ook min of meer overvalt maakt het feit dat er macht wordt uitgeoefend echter niet minder waar – en die macht blijft zonder betekenisvolle tegenmacht zolang men collectief overtuigd blijft van de gedachte dat men slechts dienstbaar kennis toepast. Om bij de scheiding tussen economische en politieke vragen (door Van Mierlo niet voor niets als eerste genoemd) te blijven: het losweken van economische problemen van hun politieke en maatschappelijke aspecten heeft er aan bijgedragen dat de schijnbare objectiviteit van de economische discipli-ne als een soort wapen wordt ingezet tegen iedereen die wel aandacht vraagt voor de politieke kant van de zaak – alsof de ene positie een verlicht en onbaatzuchtig streven naar de zuivere toepassing van kennis inhoudt, en de andere op een nare manier ideologisch is.

Van Mierlo begreep echter als geen ander dat het organiseren van tegen-macht bij uitstek de kern is van het democratisch project. En hij begreep ook dat het identificeren en bekritiseren van de verschillende verschij-ningsvormen van macht daarvan een integraal onderdeel is – niet alleen politieke macht, maar ook sociale en economische macht.

Hoe ziet een sociaalliberale en democratische kritiek op economische macht eruit? Is er een democratische kritiek op het kapitalisme?

Te extreme

verschillen

tussen mensen

ondergraaft hun

gelijkwaardig-heid, en schept

een

standen-maatschappij

Van Mierlo

begreep echter

als geen ander

dat het

organi-seren van

te-genmacht bij

uitstek de kern

is van het

demo-cratisch project

fo

to Herm

(14)

27

Vraag naar visie 26

idee april 2019 Thijs Kleinpaste · Kanalen graven, ook in het kapitalisme

Thijs Kleinpaste is ideeënhistoricus, gespecialiseerd in het politieke denken van de negentiende en twintigste eeuw. Hij promoveert aan de Georgetown University in Washington D.C. ste te zeggen hebben. In een werkende democratie is altijd constructieve

tegenspraak—als ze niet gehoord wordt, dan is dat het signaal dat ze nog onvolledig is.

Het uitdagen van de macht is echter zelden een gezellige aangelegen-heid. Van Mierlo merkte al op dat mensen met macht er zelden van houden om geconfronteerd te worden met het feit dat zij macht hebben en bovendien uitoefenen. En macht houdt er nog minder van om aan macht in te boeten. Maar wie serieus is over het organiseren van tegen-macht in een kapitalistische economie moet principiële keuzes maken, en bijvoorbeeld beseffen dat noch de belangenorganisaties van het bedrijfsleven, noch de specialisten, noch de lobbyisten en de vertegen-woordigers van de in Nederland gevestigde multinationals die schermen met hoe goed ze wel niet zijn voor de samenleving, terwijl ze met de fiscus afspraken maken over hoe ze zo min mogelijk belasting af hoeven te dragen over hun winst – dat die partijen niet de partijen zijn waarmee men broederlijk om tafel zou moet willen zitten. Het scheppen van de-mocratische tegenmacht is het scheppen van instituties die aan politiek conflict tussen machthebbers en zij die aan macht bloot staan structuur geeft. Niet om die macht met eerbied en deemoedigheid te behagen, maar om haar te bevragen, tegengas te geven, belangen te dienen die anders genegeerd worden, en waar nodig dwars te zitten. Tegenmacht is pas betekenisvol als het kan uitdagen én winnen.

Wat betekent dat? Over vorm en invulling kan men vruchtbaar twisten. Maar dat debat kan niet plaatsvinden voordat er iets anders gebeurt, iets belangrijkers. Eerst moet het principe erkend worden dat ook in het economisch domein tegenmacht georganiseerd moet worden om de belangen van burgers te dienen. Die opdracht is het grootst, omdat daarvoor iets moet gebeuren binnen de partij zelf. Op zijn woorden over het maken van revolutie voordat die uit zou breken, en het graven van kanalen naar de macht, liet Van Mierlo destijds een sombere waarschu-wing volgen. Het was dé grote opgave voor D66 en iedereen die de nieu-we politiek een warm hart toedroeg. De oude partijen konden simpelnieu-weg niet aan die opgave voldoen: “Ze staan – voor de kiezer – aan de verkeer-de kant van verkeer-de muur.” Waar het haar eigen voortdurenverkeer-de gehechtheid aan de economische dogma’s van gisteren betreft neemt het D66 van nu de positie in van de oude partijen van toen. Ze staat, lijkt het, aan de verkeerde kant van de muur, en het is nog maar de vraag of men aan de opgave om opnieuw de kant van de burger te kiezen kan voldoen. Er kan en moet gediscussieerd worden over hoe tegenmacht in tijden van mon-diaal kapitalisme eruitziet. Maar als D66 daarin een rol wil spelen, dan is het eerste wat moet veranderen de partij zelf.

1

Maar dat maatschappelijke vragen niet ideologisch benaderd zouden worden betekende, zoals men destijds ook steeds benadrukte, niet dat ze daarmee ook apolitiek waren. Het verschil tussen beiden is subtiel, maar belangrijk. Een te grote afhankelijkheid van ideologie wijst op het onver-mogen te denken dat de realiteit verder reikt dan de abstracties waarmee die te lijf wordt gegaan; een te grote afhankelijkheid van ‘expertise’, die van zichzelf denkt apolitiek te zijn, wijst op het onvermogen te zien dat macht zich ook doet gelden in domeinen buiten die van het politieke in enge zin. Dat is wat Van Mierlo begreep toen hij zijn congresrede hield. Toen de Democraten hun oorspronkelijke Appèl presenteerden, waren daarin vier punten uitgewerkt. De eerste drie waren voorstellen voor een staatsrechtelijke hervorming van Nederland, het laatste punt een bredere (en vager) geformuleerde ambitie voor de “democratisering van de samen-leving op alle mogelijke niveaus”. Maar na anderhalf jaar als politieke partij te hebben bestaan stelde Van Mierlo dat het vierde punt misschien het eerste had moeten zijn: “Nú zien we beter dan twee jaar geleden dat deze vier punten sterk samenhangen. Maar, zoals ik al zei, misschien in een iets andere verhouding tot elkaar, in een iets andere volgorde. […] Dat vierde punt, de democratisering van de samenleving, blijkt steeds meer het éérste punt te zijn, het eerste waar alles uit voortvloeit, en waar al het andere een uitwerking van is.”

Hoe democratiseer je een samenleving? En hoe democratiseer je een economie, zodat die werkt voor de samenleving? Veel hangt af van de voorstelling die men maakt over wat die democratie precies inhoudt en zou moeten doen. Socialisten zijn niet zelden geneigd om de democra-tie al te vlug te vereenzelvigen met de instrumenten van de staat, en die staat vervolgens de regie te laten voeren, waarmee in het slechtste geval de macht van hand wisselt – van privaat naar publiek – maar er uiteinde-lijk weinig verandert, omdat ook de staat onvoldoende responsief is. Dat kan het antwoord niet zijn.

Daar tegenover staat echter Van Mierlo, voor wie democratisering allereerst een poging is om het individu meer invloed te geven over de omstandigheden van zijn eigen bestaan. Het is niet zozeer de poging om macht uit private handen over te hevelen naar de staat als verte-genwoordiger van het publieke belang, maar om macht, waar die zich voordoet, van tegenmacht te voorzien. In dat scenario is het de staat die de instituties schept en de randvoorwaarden waarborgt, maar niet zelf regisseert. Het project van Van Mierlo is om elke vorm van ten onrechte als vanzelfsprekend ervaren macht (de macht die zich met een onei-genlijk ‘aureooltje’ tooit) te bevragen. Wat houdt dat in? Een blauwdruk is er niet – en dat past ook niet bij het project dat Van Mierlo voorzag. Wellicht is het goed om de vakbonden, ook al kampen die met hun eigen verkalkte machtsstructuur, aan een herwaardering te onderwerpen. Maar meer in het algemeen is het nodig om de economische dogma’s van de afgelopen decennia te herzien. Om de gedachte dat economisch beleid een belangenvrije discipline is op te doeken. Om het primaat van de democratie over de vraag voor wie de economie zou moeten werken te herstellen. Tegenmacht is het versterken van de stem van zij die het

min-Meer in het

algemeen is

het nodig om

de economische

dogma’s van

de afgelopen

decennia te

herzien

(15)

29 28

idee april 2019 Vraag naar visie feiten & cijfers · Vele visies

Bijna alle politieke partijen uit de Tweede Kamer hebben een

wetenschap-pelijk bureau, die de partij van visie voorziet. Alleen PVV heeft geen

denk-tank gekoppeld aan de partij.

Vaak hebben wetenschappelijke bureaus maar weinig medewerkers.

Zo telt de Mr. Hans van Mierlo Stichting momenteel zeven (parttime en

fulltime) medewerkers en twee stagiairs. Dit weerspiegelt het sentiment

in Nederland over visie goed.

‘ Ook het hart van onze democratie, waar visie wordt verdedigd, legt het af qua ondersteuning tegenover technocratische ministeries. De gemiddelde lobbyist die in de Kamer langskomt, heeft tegenwoordig meer ondersteu-ning dan Kamerleden zelf. Anderhalve medewerker heb je, en daar moet je het mee doen tegenover ministeries met duizenden ambtenaren. Zo hol je de democratie langzaam uit.’

— Alexander Pechtold in zijn afscheidsinterview in Vrij Nederland

Traditioneel kende Nederland de vier ideologische stromingen

liberalis-me, conservatisliberalis-me, antirevolutionair en katholiek. Nu onderscheiden we

zeven hoofdvisies: christendemocratie, sociaaldemocratie, liberalisme,

neoliberalisme, neonationalisme, populisme en ecologisme.

Deze visies, in ons geval genuanceerd tot sociaal-liberalisme, zijn sinds

1879 vertolkt door diverse politieke partijen. Sinds 1989, toen politieke

partijen zich moesten registreren, heeft Nederland 327 politieke partijen

gehad. Slechts 6,1% ervan is ook tot de Tweede Kamer toegetreden.

1888 1891 1894 1897 1901 1905 1909 1913 1917 1918 1922 1925 1929 1933 1937 1946 1948 1952 1956 1959 1963 1967 1971 1972 1977 1981 1982 1986 1989 1994 1998 2002 2003 2006 2010 2012 2017 Socialistische Partij

GroenLinks Pacifistisch Socialistische Partij

Communistische Partij Nederland Communistische Partij Holland

Christen-Democratisch Appèl Boerenpartij

Partij van de Vrijheid

Gereformeerd Politiek Verbond

Reformatorische Politieke Federatie

Partij voor de Vrijheid

Sociaal-Democratische Arbeiderspartij Christelijk-Historische Kiezersbond

Radicale Bond Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen Vrije Liberalen

Liberale Unie Vrijheidsbond

Bond van Vrije Liberalen

Liberale Staatspartij Staatkundig Gereformeerde Partij

Christelijk-Historische Unie

Rooms-Katholieke Staatspartij Plattelandsbond

Rooms-Katholieke Volkspartij

Katholiek Democratische Partij

Hervormd Geref. Staatspartij

Christelijk-Democratische Unie

Sociaal Democratische Partij Bond van Christen-Socialisten

Forum voor Democratie Centrumdemocraten

Lijst Pim Fortuyn Leefbaar NL

50PLUS

Partij voor de Dieren ChristenUnie

Democraten ’66

Politieke Partij Radikalen

DENK Christelijk Historische Partij

Vrije Anti–Revolutionaire Partij

Partij van de Arbeid Anti-Revolutionaire Partij

Katholieken Katholieke Volkspartij

VVD

Politieke Partijen Nederland

Tweede Kamerverkiezingen 1888 — 2017

Bron: Harmenator, 2017

(16)

31

Vraag naar visie 30

idee april 2019 Melanie Peters · De waarde van denktanks

Het Rathenau Instituut

is een onafhankelijke ‘denktank’ die werkt voor de politiek en voor de samenleving als geheel. Met als op-dracht kennis te ontwikkelen over wetenschap en technologie, voor poli-tieke besluitvorming en publieke meningsvorming. De rapporten van het Rathenau Instituut zijn politiek neutraal. Ze zijn geschreven om te laten zien hoe het maatschappelijk belang in het geding kan zijn, dan wel be-vorderd kan worden door ontwikkelingen in wetenschap en technologie. Onderzoek heeft de laatste jaren laten zien dat Nederlanders veel ver-trouwen hebben in wetenschap, en dat zij verwachten dat politici en beleidsmakers wetten, regels en besluiten baseren op wetenschappelijke inzichten. Dat is ook de achtergrond van ons instellingsbesluit. Daarin staat dat we de dialoog met kennis ondersteunen. En als er nog geen dia-loog is, dan moeten we die organiseren met betrokkenen en de samenle-ving als geheel, en nieuwe issues agenderen.

Onafhankelijkheid in een snel veranderende omgeving

De onafhankelijke positie van het Rathenau Instituut is de kern van ons instellingsbesluit. Ze wordt ook beschermd door een groot bestuur, en door het feit dat we beheersmatig zijn ondergebracht bij de Koninklijke Nederlandse Akademievan Wetenschappen (KNAW). Daardoor ontstaat

Melanie Peters is directeur van het Rathenau

Insti-tuut, een denktank over de impact van wetenschap,

innovatie en technologie op de maatschappij.

In dit artikel schetst ze hoe denktanks een aanvulling

zijn op het democratische debat en de publieke

besluitvorming.

Door Melanie Peters

afstand tussen ons en zowel het ministerie dat ons heeft opgericht, als de actuele politiek. Dat is niet bepaald ‘agile’: Waarom zou je in een zo snel veranderende wereld baat hebben bij zo’n institutionele omgeving? Omdat in zo’n instituut de ruimte ontstaat om stil te staan bij de effecten van snelle ontwikkelingen. Ook is er de rust om die systematisch in kaart te brengen. Toch is het heel belangrijk te benadrukken dat denktanks, hoe goed ze ook georganiseerd zijn, altijd een aanvulling moeten zijn op het democratische debat en de politieke besluitvorming. Ze mogen die nooit vervangen. Kennis is nodig voor besluitvorming, maar het zijn po-litici die verantwoordelijkheid dragen voor de samenleving die we willen met z’n allen.

Liever ‘evidence informed’ dan ‘evidence based’ policy

Een tijd lang was ‘evidence based policy’ een populaire term. Sommigen hoopten moeilijke ethische kwesties of een langdurige belangenstrijd te kunnen beslechten met ‘het juiste antwoord’ uit de wetenschap: ‘Zo zit het en niet anders’. Maar onze rationele kennis kan ons niet vertel-len wat het goede leven is. Of hoe we als samenleving moeten omgaan met tegenstrijdige belangen. Niemand heeft het monopolie op kennis. Bovendien zijn heel veel zaken – zoals de toekomst – niet ‘kenbaar’ of bewijsbaar.

We spreken daarom tegenwoordig liever van ‘evidence informed policy’ als we het over besluitvorming hebben. Kennis kan namelijk wel helpen de uiteenlopende belangen in kaart te brengen, zodat betere afwegingen gemaakt kunnen worden. Het gaat er dus ook om duidelijk te maken wat precies is onderzocht als we ‘evidence’ bekijken en welke onzekerheden er zijn. Wetenschappers zijn het niet altijd eens en ook dat moet in dat geval duidelijk gedeeld worden met beslissers en de samenleving.

Een voorbeeld uit de diepte

Een voorbeeld is het werk van het Rathenau Instituutrondom geother-mie (aardwarmte), als mogelijke, toekomstige energiebron in Brabant. Ons onderzoek liet zien dat stakeholders, bedrijven, NGO’s, bewoners en bestuurders er in principe positief tegenover staan. Maar het onderzoek liet nog technische onzekerheden zien. We kennen bijvoorbeeld de on-dergrond op deze diepte niet. Dat betekent dat we slecht kunnen inschat-ten wat de risico’s zijn op verzakking of bijvoorbeeld aantasting van het grondwater. Ook kunnen we slecht inschatten wat de financiële kosten en baten zijn. Dit voorbeeld geeft aan dat er technische, onderzoekbare vragen zijn, en vragen over welke belangen een rol spelen, wie wat moet betalen en wie risico’s draagt als het mis loopt.

Die laatste vragen zijn politieke vragen waarvoor verantwoordelijkheid genomen moet worden. Het Rathenau Instituut weet nooit alles van een bepaalde techniek of van bepaalde wetenschapsgebieden. Daarvoor werken we samen met andere denktanks, in dit geval onder anderen afdelingen van TNO. Onze toegevoegde waarde is dat we de vaardigheid en voldoende eigen kennis in huis hebben om de juiste vragen te stellen. We zorgen dat de kennisvragen opgelost worden waar dat kan, eventueel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij gaf Zichzelf voor onze zonden, niet enkel opdat onze verleden zonden zouden vergeven worden, en niet enkel opdat wij voor Hem gerechtvaardigd mochten staan, maar ook opdat

Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar te zoeken... Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar

‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’... een dienst bewijst. Ik wacht nu op een brief van jou voor ik me hierover een opinie vorm, en in

We doen dit onder meer als een gratis service voor de groenwereld, zodat je ook zonder uitgebreide groenkennis uit een breed palet bomen kunt kiezen, als je maar weet wat

Voor hulpverleners onderscheiden we vier essentiële invalspoorten om veilige gehechtheid tussen jonge kin- deren en hun ouders te bevorderen en zo de kinderen een betere start

Wij hebben vanuit de IIA steeds aangegeven dat de internal auditor meer nadruk verdient in de code.. Voorheen zat de internal auditor een beetje verscholen achter de externe

De brief van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramen- ten die de verheffing van Maria Magdalena’s herdenkingsdag tot

Volgens [eiseres] hebben de gedragingen van de Staat en de Stichting ertoe geleid dat zij geadopteerd heeft kunnen worden op de door haar gestelde (illegale) wijze, dat zij