• No results found

IS HET „LIFO-STELSEL”, ZOALS DE MINISTER VAN FINAN­ CIËN HET NAAR VOREN HEEFT GEBRACHT, BEVORDERLIJK VOOR DE TOEPASSING VAN DE LEER VAN DE VERVAN­ GINGSWAARDE?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IS HET „LIFO-STELSEL”, ZOALS DE MINISTER VAN FINAN­ CIËN HET NAAR VOREN HEEFT GEBRACHT, BEVORDERLIJK VOOR DE TOEPASSING VAN DE LEER VAN DE VERVAN­ GINGSWAARDE?"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IS H E T „LIFO -STELSEL”, ZO A LS DE M IN ISTER V A N FIN A N ­ CIËN H E T NAAR V O R E N H E E FT GEBRACHT, BEVORDERLIJK V O O R DE TO EPA SSIN G V A N DE LEER V A N DE V E R V A N ­

G IN G SW A A RD E?

door K. Baarsen

De methode van fiscale winstbepaling, welke door de M inister van Financiën met zijn nota van 22 M aart 1951 naar voren is gebracht en welke nader is uitgewerkt in de resolutie van 7 November 1951 biedt gelegenheid tot beschouwingen van verschillende aard.

In dit artikel wil ik enkele gezichtspunten naar voren brengen met betrekking tot de vraag of de geopende mogelijkheden tot wijziging van de fiscale winstbepaling bevorderlijk dan wel nadelig zijn voor de toe­ passing van de vervangingswaardeleer in het bedrijfsleven.

Ik vestig de aandacht op de volgende passage, welke in de gewisselde stukken voorkomt.

,,In de eerste plaats dient de belastingplichtige te onderzoeken ,,of in zijn geval bijzondere omstandigheden een afwijking van de ,,tot dusverre gevolgde gedragslijn rechtvaardigen en in de tweede „plaats moet hij nagaan, of de door hem te kiezen nieuwe methode „op zichzelf in overeenstemming met goed koopmansgebruik is. „Voor deze vragen vindt de ondernemer in wetenschap, juris­ prud entie en ervaringskennis echter niet steeds een vast richt- „snoer. W el zijn belangrijke algemene beginselen ontwikkeld, doch „deze denkbeelden zijn nog betrekkelijk weinig aan de praktijk „getoetst.”

Deze regels houden naar mijn mening een aanmoediging in voor allen, theoretici en practici, die ijveren voor toepassing van de leer van de vervangingsw aarde. Immers de M inister geeft met deze uiting te kennen, dat de Overheid niet de ogen sluit voor nieuwe denkbeelden, welke de theorie ontwikkelt. M en kan het echter de M inister niet euvel duiden, dat hij de methode van fiscale winstbepaling niet afhankelijk wil maken van algemene beginselen, welke nog betrekkelijk weinig aan de praktijk zijn getoetst. De methode van fiscale winstbepaling is van te groot belang om afhankelijk te worden gemaakt van denkbeelden, welke zich nog in het experimentele stadium bevinden. De aanmoediging, welke men uit de aangehaalde passage kan putten is dus: „Zorg dat de toe­ passing van de vervangingswaardeleer uit het experimentele stadium komt en zorg dat zich in de praktijk een hecht systeem ontwikkelt, dat haar bruikbaarheid heeft bewezen. Dan zult U bij de Overheid een open oor vinden.”

Voorts is het van niet te onderschatten betekenis, dat de Minister met de introductie van het bedoelde „lifo-stelsel” het heilige huisje van de „gulden-is-gulden-theorie” geducht heeft aangetast. Deze „theorie” was het grote obstakel op de weg van de aanhangers van de vervangings­ waardeleer en het feit, dat in dit bolwerk een bres is geslagen kan de aanvallers moed geven om verder door te tasten.

(2)

Er is echter ook een belangrijk nadeel voor de ontwikkeling van de toepassing van de leer van de vervangingswaarde aan de invoering van het fiscale „lifo-stelsel” verbonden. Indien in een onderneming door de toegewijde zorgen van administrateur en accountant bij de administratie van de goederenbeweging de vervangingswaardeleer wordt toegepast, waardoor door middel van permanente waarderegistratie op de wijze zoals Professor A. M ey dit kort geleden in dit blad op zo voortreffelijke wijze heeft uiteengezet, een zuivere winstbepaling is tot stand gekomen, dan zal de directie van deze onderneming tot de ontdekking komen, dat na afloop van het jaar opnieuw een omvangrijk werk moet worden ver­ richt om de fiscale winst te berekenen. Dit omvangrijke werk zal kost­ baar zijn en de directie zou geen goede directie zijn, inzien zij niet de vraag zou stellen, waarom niet ook voor de interne winstberekening het „lifo-stelsel” wordt gevolgd. Zij zal des te meer reden vinden om deze vraag met klem te stellen, indien na lange berekeningen blijkt, dat het resultaat van de fiscale winstbepaling volgens het lifo-stelsel ongeveer gelijk is aan het resultaat van de „eigen” methode. En in vele gevallen, nl. bij ongeveer gelijkblijvende voorraadgrootte en ook indien de positieve en negatieve invloeden van verschillende voorraad- grootten en van speculatieve elementen elkaar opheffen, zal het resul­ taat ongeveer gelijk zijn.

Ik behoef hier niet de argumenten op te sommen, die de aanhangers van de vervangingswaardeleer hiertegenover kunnen stellen. Ik zou hierdoor vervallen in herhaling van wat in dit blad reeds eerder naar voren is gebracht. Ik wijs slechts op het feit, dat door de invoering van het fiscale „lifo-stelsel” een nieuw contra-argument is ontstaan.

Ik meen, dat de moedgevende uitlatingen van officiële zijde en de aantasting van de „gulden is gulden theorie” per saldo hoger moeten wor­ den aangeslagen dan de invloed van het genoemde contra-argument tegen de toepassing van de vervangingswaarde in de administratie. De invoering van het fiscale „lifo-stelsel” kan dus als een stap vooruit wor­ den beschouwd. Het komt er dus op aan om van deze stap een zo groot mogelijk gebruik te maken.

Dit zal in de eerste plaats moeten geschieden door te trachten te voorkomen, dat men in de commerciële administraties het „lifo-stelsel” gaat toepassen. M aar daarnaast mogen de aangehaalde feiten een aan­ sporing zijn voor administrateurs en accountants om op zo groot moge­ lijke schaal in het bedrijfsleven tot toepassing van de leer van de ver­ vangingswaarde te komen. T ot dusverre is veelal de mening vernomen, dat de toepassing van de leer van de vervangingswaarde in de admini­ stratie wordt geremd door het feit, dat deze toepassing door de fiscus niet wordt aanvaard.

Ik meen echter, dat wij de rollen moeten omdraaien en niet de admi­ nistraties in de bedrijven moeten aanpassen aan de fiscale regelen, maar er voor moeten zorgen, dat in een zo groot aantal administraties de leer van de vervangingsw aarde wordt toegepast, dat de fiscus kan worden overtuigd van de practische bruikbaarheid van het stelsel. W ij weten nu immers, dat de Overheid de deur openlaat voor hervormingen, mits deze maar voldoende aan de praktijk zijn getoetst.

Te dezer plaatse zij voorts de medewerking ingeroepen van de Rijks­ accountants, die de opdracht hebben gekregen om zich speciaal bezig te houden met de behandeling van aangiften, waarbij het „lifo-stelsel” is gevolgd. Zij krijgen de gelegenheid om in de bedrijven, waar men fiscaal

(3)

het „lifo-stelsel” volgt, maar w aar de administratie op de leer van de vervangingsw aarde is gebaseerd, beide stelsels met elkaar te vergelijken. Zij kunnen daarbij tevens constateren of en in welke mate de „vervan- gingswaarde-adm inistraties” bezwaren voor de controle opleveren en zij zijn in de gelegenheid om de Overheid er van op de hoogte te stellen hoe de leer van de vervangingsw aarde haar weg vindt in het bedrijfs­ leven.

Moge het bedrijfsleven er voor zorgen, dat in zeer veel gevallen ge­ rapporteerd kan worden, dat de leer van de vervangingsw aarde met vrucht wordt toegepast en dat het voor een Rijksaccountant geen be­ zwaar zou zijn om op basis van de betrokken administraties gedane aan­ giften te controleren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Investeren in aangepast werk dus, inzetten op maat- regelen die het mogelijk maken de eigen loopbaan vorm te geven (het aanmoedigen van tijdskrediet, landingsbanen), het

Wij zijn niet onder de wet, maar onder de genade en deze komt er door in Christus te zijn, door het nieuwe verbond, niet door het oude verbond.. 2 Korinthiërs 3:6-7 “Hij heeft

Wel spoort de Schrift ons aan vrijgevig te zijn (zie o.a. 2 Ko 8), maar God legt ons geen gebod op en zeker niet het gebod om tienden te geven, zoals de Joden werd voor- geschreven

Vandaag de dag worden ouders met hoge verwachtingen geconfronteerd: de ideale baan vinden, evenwichtig samenwonen, voorbeeldige kinderen hebben die de beste zijn

Vele vluchtelingen vonden nog geen onderdak, ten- ten blijken niet bestand tegen de stortbuien, kinderen kampen met bronchitis en longontste- king en er dreigt

De vraag van het begin – ‘wat moeten wij doen?’ – vat ik in dit artikel op als het in- nerlijke moeten dat patiënten en hun naas- ten kunnen ervaren in een grenssituatie,

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,