• No results found

Journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden in de eenentwintigste eeuw. De invloed van sociale media op de journalistieke nieuwsvoorziening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden in de eenentwintigste eeuw. De invloed van sociale media op de journalistieke nieuwsvoorziening"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden in de

eenentwintigste eeuw

De invloed van sociale media op de journalistieke nieuwsvoorziening

Masterscriptie Informatierecht

Naam: Julia van der Veen

Studentnummer: 10597492

Datum: 20 november 2019

Begeleider: dr. T. McGonagle

(2)

Abstract

In deze masterscriptie is onderzocht welke invloed sociale media op de uitoefening van journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden hebben. Daarbij zijn aanbevelingen gedaan om de kwaliteitsjournalistiek op sociale media te kunnen blijven waarborgen. Die aanbevelingen zien op een samenwerking tussen alle betrokken partijen: overheden, sociale media, de journalistiek en het publiek. De bouwsteen van het onderzoek is de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (Hierna: Het Hof), aangevuld met nuttige inzichten uit de communicatiewetenschap en de journalistieke praktijk.

Wat blijkt uit deze masterscriptie is dat kwaliteitsjournalistiek online behalve door de professionele journalist ook door andere media-actoren uitgeoefend kan worden. Zowel het Hof als communicatiewetenschappers erkennen dat ook vele anderen nuttige bijdragen aan het publieke debat kunnen leveren waarbij toewijding aan journalistieke ethiek en dus plichten en verantwoordelijkheden online steeds belangrijker wordt.

Het probleem is dat het Hof plichten en verantwoordelijkheden voor andere media-actoren slecht uitwerkt in vergelijking met die voor de gevestigde journalist. Dit heeft implicaties voor de reguleringsleemte waarin sociale media zich bevinden. Zij, en haar gebruikers, hebben met name de gatekeeping functie van de journalistiek overgenomen waardoor ook zij zouden moeten voldoen aan met de journalistiek vergelijkbare plichten en

verantwoordelijkheden. Zeker nu het Hof zijn rechtspraak veelal baseert op de impact van het gebruikte medium. Laat het nou juist sociale media zijn die journalistieke productie,

distributie en ontvangst van nieuws zowel direct als indirect ernstig beïnvloeden. De journalistiek lijkt dit nog niet te vatten. Deze gebruikt journalistieke, niet juridisch afdwingbare codes die stoelen op de professionele journalist en mediumonafhankelijk zijn opgesteld, terwijl de journalistiek economisch en technologisch gezien steeds afhankelijker van sociale media wordt.

Regulering en beleid moeten zich meer focussen op distributie in plaats van productie en organisatorische verantwoordelijkheid voor sociale media erkennen. Daarbij is transparantie over algoritmes het begin. Om het uiteindelijke doel van het goed informeren van het publiek te bereiken moeten sociale media een ombudsman instellen waar het publiek terecht kan. Ook de journalistiek zelf moet verantwoordelijkheid nemen en samen met sociale media een

(3)

Inhoudsopgave

1 Introductie ... 1

1.1 Inleiding ... 1

1.2 Onderzoeksmethode en opzet ... 2

2 Juridisch kader... 4

2.1 Het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie ... 4

2.2 Het recht op het ontvangen van informatie ... 5

2.3 Positieve verplichtingen ... 6

2.4 Deelconclusie ... 7

3 Rollen, plichten en verantwoordelijkheden van journalistieke actoren... 8

3.1 Definiëren van ‘journalistiek’ ... 8

3.2 Journalisten versus andere actoren ... 10

3.3 Juridische rol van de journalistiek ... 12

3.4 Journalistieke ethiek en plichten en verantwoordelijkheden ... 13

3.4.1 Gedragscodes ... 14

3.4.2 Ethische journalistiek ... 15

3.4.3 Verantwoordelijke journalistiek ... 17

3.5 Deelconclusie ... 18

4 De invloed van sociale media op de journalistieke nieuwsvoorziening ... 20

4.1 De invloed van sociale media op de productie van nieuws ... 20

4.2 De invloed van sociale media op de distributie van nieuws ... 22

4.3 De invloed van sociale media op de ontvangst van nieuws ... 25

4.4 De invloed van sociale media op journalistieke plichten en verantwoordelijkheden ... 26

4.5 Deelconclusie ... 28

5 Sociale media in het mediareguleringsframework ... 29

5.1 De juridische positie van sociale media ... 29

5.1.1 Doel en onderliggende doelstellingen van media ... 30

5.1.2 Redactionele controle ... 31

5.1.3 Bereik en verspreiding van content ... 33

5.2 Sociale media governance ... 35

5.2.1 Handhaving van private ruimtes met een publiek karakter ... 35

5.2.2 Plichten en verantwoordelijkheden voor sociale media ... 38

5.2.3 Verantwoordelijkheid voor de journalistiek ... 40

5.3 Deelconclusie ... 41

6 Conclusie ... 43

(4)

1

1 Introductie

1.1 Inleiding

De motor van het geïnformeerde publieke debat. The Fourth Estate. De publieke waakhond die toeziet op overheidshandelen. Het zijn traditionele rolpercepties die bij de journalistieke institutie horen en waarin het publiek vertrouwen heeft. Vertrouwen om gebeurtenissen in de wereld te filteren en die gebaseerd op ethische waarden kant-en-klaar in een verhaal aan het publiek aan te bieden. Deze perceptie van de journalistiek hoort bij de massamedia, in een tijd van televisie en gedrukte kranten en een journalistieke monopolie op het nieuws.

Sinds de opkomst van het internet heeft het publieke debat en daarmee de nieuwsvoorziening ruimbaan gemaakt voor andere media actoren die allemaal nuttige bijdragen kunnen leveren. Door de ontelbare mogelijkheden van het zoeken, vinden, verspreiden en zelfs het

participeren in nieuws online vinden productie, distributie en ontvangst van nieuws in het huidige ‘nieuwsecosysteem’ plaats door een samenwerking van actoren. Sociale media bieden de uitgelezen mogelijkheid voor deelname aan dit publieke debat. De journalistiek heeft haar monopolie op het nieuws verloren nu ook andere actoren online journalistieke functies kunnen uitoefenen. De vraag is of ook deze actoren aan journalistieke rolpercepties, plichten en verantwoordelijkheden kunnen en moeten voldoen.

Met name Facebook en Twitter hebben veel invloed. Via hun newfeeds is journalistieke afhankelijkheid ernstig zichtbaar. De journalistiek is al jaren in crisis waardoor ze

genoodzaakt is uit te wijken naar sociale media waar algoritmes bepalen wat het publiek te zien krijgt. Zo lijkt het adagium all the news that is fit to share nieuwsvoorziening op sociale media te domineren.

Aan de ene kant kan via sociale media meer inhoud dan ooit verspreid worden, maar

tegelijkertijd kan vooral nieuwsdistributie via sociale media negatieve gevolgen hebben voor de uitoefening van juridische journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden. Deze laatsten reflecteren via de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens journalistieke ethische waarden uit de praktijk, de onderscheidingskracht van de

journalistieke institutie. Sociale media kunnen journalistieke plichten en

verantwoordelijkheden ondermijnen. Daarbij komt nog dat de rollen die sociale media in de praktijk uitoefenen niet overeenstemmen met de rollen die zij zelf stellen te hebben.

(5)

2 Door de wisselwerking tussen de journalistiek, het publiek en sociale media rijst de vraag hoe de journalistiek haar essentiële rollen en functies kan blijven uitoefenen. Is het voor haar tijd om oude rolpercepties los te laten nu het publieke debat verbreed is of moeten sociale media juist voor een goede uitoefening van journalistiek blijven zorgen en zelf journalistieke plichten en verantwoordelijkheden onder ogen komen?

Dit leidt naar de onderzoeksvraag, namelijk:

“Wat is de invloed van sociale media op de uitoefening van journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden in het kader van de vrijheid van meningsuiting en (hoe) moet

regulering plaatsvinden om deze rollen, plichten en verantwoordelijkheden te kunnen blijven waarborgen?”

1.2 Onderzoeksmethode en opzet

Dit onderzoek wordt verricht door zowel een intern als een extern perspectief te hanteren. Het bouwt zich primair op rechtspraak van het Hof, geanalyseerd binnen het kader van de vrijheid van meningsuiting. Dit wordt aangevuld met waardevolle inzichten uit de

communicatiewetenschappelijke literatuur en het journalistieke veld. Oplossingen worden daarbij niet enkel binnen het recht zelf gezocht. Er wordt een normatief oordeel gevormd over hoe en door wie journalistieke plichten en verantwoordelijkheden het beste kunnen worden gewaarborgd op sociale media.

Zo zal op de hoofdvraag antwoord worden gegeven aan de hand van de volgende deelvragen:

1. “Welke rollen en plichten en verantwoordelijkheden heeft de journalistiek in de productie, distributie en ontvangst van nieuws met het oog op het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie van artikel 10 EVRM?”

2. “Wat is de invloed van sociale media op de productie, distributie en ontvangst van nieuws in het online ‘nieuwsecocysteem?”

3. “Wat zijn de plichten en verantwoordelijkheden van sociale media in het online nieuwsecocysteem?”

De eerste beschrijvende deelvraag is primair juridisch van aard en focust zich op de ontwikkeling van de journalistieke rechtspraak op grond van artikel 10 EVRM. Ze wordt beantwoord in hoofdstuk twee en drie en analyseert de tendens van de eens zo krachtige

(6)

3 journalistieke institutie naar de verbreding van het publieke debat voor andere actoren. De analyse wordt ondersteund door communicatiewetenschappelijke literatuur en voorbeelden uit de praktijk.

Via de tweede beschrijvende deelvraag wordt in hoofdstuk vier de journalistieke

afhankelijkheid van sociale media geanalyseerd uit zowel technologisch als economisch oogpunt. Via communicatiewetenschappelijke literatuur wordt een brug geslagen tussen jurisprudentie van het Hof over journalistieke plichten en verantwoordelijkheden en de uitoefening daarvan op sociale media.

De derde normatieve deelvraag die wordt beantwoord in hoofdstuk vijf gaat in op de juridische positie van sociale media in de nieuwsvoorziening. Rollen en rolpercepties van sociale media worden vergeleken en geanalyseerd. Dit gebeurt aan de hand van jurisprudentie van het Hof in samenhang met belangrijke beleidsdocumenten, aanbevelingen en regelgeving om zo tot de conclusie te komen hoe sociale media, wellicht in samenwerking met andere partijen, gereguleerd zouden moeten worden.

(7)

4

2 Juridisch kader

Allereerst wordt het juridisch kader waarin de journalistiek opereert geanalyseerd. Dit is noodzakelijk om de journalistieke plichten en verantwoordelijkheden te bepalen die horen bij de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting.

2.1 Het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie

Vrijheid van meningsuiting is gebaseerd op minstens drie argumenten. Het eerste argument ziet op de democratie en gaat uit van vrijheid van meningsuiting met als doel het publiek te informeren over de activiteiten van de regering en als een drukmiddel voor het publiek om zonder angst kritiek te leveren op de overheid. Het tweede argument is het vrijheidsargument voor zelfontplooiing. Vrijheid van meningsuiting is onderdeel van iemands autonomie, het is iemands recht om zich te uiten op een manier die hij zelf voor ogen heeft. Het derde

argument ziet op het kunnen voeren van een open discussie met als uiteindelijk en ultiem doel het vinden van de waarheid.1

Het recht op vrijheid van meningsuiting is onder andere neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna: EVRM) en artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) Het omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken zonder inmenging van enig openbaar gezag, inclusief

eerbiediging van mediavrijheid en mediapluriformiteit. Vrijheid van meningsuiting is een van de essenties van een democratische samenleving en een van de basiscondities voor de

vooruitgang en ontwikkeling van zo’n samenleving. Het is een voorwaarde voor een samenhangend, pluralistisch, tolerant en ruimdenkend publiek debat waaraan iedereen kan deelnemen.2 Het recht op vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. De uitoefening ervan brengt bepaalde plichten en verantwoordelijkheden met zich mee en beperkingen op het recht zijn mogelijk, maar alleen zolang deze voorzien zijn bij wet, een legitiem doel nastreven en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.3 Vooral het noodzakelijkheidsvereiste is vaak een kritiek punt van debat. De inmenging moet proportioneel zijn ten opzichte van het doel dat met de inmenging wordt nagestreefd. Daarnaast moet er een dringende

maatschappelijke behoefte (‘pressing social need’) voor de inmenging zijn.4

1 Barendt 2005, p 7.

2 EHRM 7 december 1967 (Handyside/Verenigd Koninkrijk), §49. 3 Artikel 10 lid 2 EVRM.

(8)

5 Het EVRM viert volgend jaar zijn zeventigste verjaardag. In die zeventig jaar hebben onder andere veranderde ethische standaarden en technologische ontwikkelingen de rechtspraak van het Hof continu beïnvloed.5 Om de tekst van het verdrag toepasselijk te laten zijn onder hedendaagse normen en waarden, hanteert het Hof twee interpretatietechnieken. De practical

and effective doctrine stelt dat het EVRM geen rechten garandeert die louter illusoir zijn,

maar dat die rechten daadwerkelijk dienen ter uitoefening ervan.6 De living instrument

doctrine bepaalt dat het EVRM moet worden geïnterpreteerd in het licht van de huidige

omstandigheden van de lidstaat waar zij wordt toegepast.7 Zo blijkt uit de jurisprudentie van het Hof dat het recht op vrijheid van meningsuiting door de jaren heen is verbreed, versterkt, opgewaardeerd en bijgewerkt onder invloed van artikel 10 EVRM.8

2.2 Het recht op het ontvangen van informatie

Al doet de bewoording ‘vrijheid van meningsuiting’ vermoeden dat artikel 10 EVRM enkel het ‘recht van spreken’ beschermt, het omvat ook het ‘recht om te weten’. Immers, de wettekst stelt dat eenieder het recht heeft om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen. Volgens het Hof heeft het publiek inderdaad het recht om ideeën en informatie te ontvangen.9 Daarnaast omvat het recht op vrijheid van informatie het recht op toegang tot informatie.10 Dit laatste recht is door het Hof erkend als een instrumenteel recht, een recht dat afhankelijk is van het specifieke belang van de aanvrager van de informatie11 en ziet vooral op een recht op toegang tot publieke documenten.12 De uitwerking van dit recht is niet relevant voor dit

onderzoek en wordt daarom buiten beschouwing gelaten.

Ontvangst van nieuws is een essentiële functie van de nieuwsmedia en de pers heeft de taak om ideeën en informatie van publiek belang te verspreiden.13 Het recht op het ontvangen van informatie omhelst een verplichting voor de Staat om een persoon niet ervan te weerhouden informatie te ontvangen die anderen aan hem of haar willen of kunnen geven.14 Dit recht is net zo fundamenteel als het recht van een spreker tot vrijheid van meningsuiting,15 al is het

5 Mowbray, Human Rights Law Review 2005, p. 79.

6 EHRM 9 oktober 1979 (Airey/Ierland), §24 in combinatie met artikel 1 EVRM. 7 EHRM 25 april 1978 (EHRM 25 april 1978 (Tyrer/Verenigd Koninkrijk), §31. 8 Voorhoof, RSCAS 2014, p 1.

9 EHRM 26 april 1979 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk) §65. 10 Zie bijvoorbeeld EHRM 19 februari 1998 (Guerra en anderen/Italië). 11 Oster 2017, p. 62.

12 Zie bijvoorbeeld EHRM 7 juli 1989 (Gaskin/Verenigd Koninkrijk); EHRM 14 april 2009 (Társaság A

Szabadságjogokért/Hongarije) en EHRM 25 juni 2013 (Youth Initiative for Human Rights/Servië).

13 EHRM 7 juni 2012 (Guerra en anderen/Italië), §53; EHRM 20 mei 1999 (Bladet/Tromsø), § 62. 14 EHRM 31 maart 2009 (Faccio/Italië).

(9)

6 wel minder uitgewerkt in de literatuur dan het algemene recht op vrijheid van

meningsuiting.16 Iedere inmenging in het recht van vrijheid van meningsuiting van

journalisten en ‘andere media-actoren’ heeft maatschappelijke gevolgen. Het is een inmenging in het recht van anderen om informatie en ideeën te ontvangen en het is een inmenging in het publieke debat.17

2.3 Positieve verplichtingen

De vraag is hoe het recht op vrijheid van meningsuiting effectief kan gelden tussen private partijen. Artikel 10 EVRM schrijft immers voor dat staten zich moeten weerhouden van het inmengen in de vrijheid van meningsuiting, wat een negatieve verplichting gericht tot overheden impliceert. Daarnaast refereert ook artikel 1 EVRM naar de ‘Hoge

Verdragsluitende Partijen’, waardoor de indruk wordt gewekt dat het verdrag alleen geldt tussen staten onderling. Deze beide interpretaties van het EVRM blijken door rechtspraak van het Hof, sterk beïnvloed door de living instrument doctrine en de practical and effective

doctrine, genuanceerder te liggen. Zo onderkent het Hof dat staten een positieve verplichting

hebben een inclusief en pluralistisch publiek debat te faciliteren18 wat mede een effectieve uitoefening van de vrijheid van meningsuiting inhoudt jegens private partijen. In de zaak

Manole benadrukte het Hof dat een democratie niet functioneert zonder een pluralistisch

nieuwsaanbod.19 De staat heeft als ultimate guarantor of pluralism20 een verplichting om mediagebruikers gebalanceerd nieuws te verschaffen door ze via radio en televisie toegang te bieden tot accurate informatie en gevarieerde opinies.21 Voorkomen moet worden dat

machtige economische of politieke groeperingen een dominante positie krijgen ten opzichte van de media en druk uitoefenen op hun redactionele vrijheid.22

Om te beoordelen of er een positieve verplichting bestaat, moet een redelijk evenwicht gevonden worden tussen het algemene belang van de maatschappij en de belangen van het individu. De staat moet een effectieve uitoefening van de vrijheid van meningsuiting

garanderen door adequate beschermingsmaatregelen te bieden.23 Zo moet hij een doeltreffend

16 Eskens, Helberger en Moeller, Journal of Media Law 2017, p. 260. 17 CM/Rec (2016)4, §2.

18 EHRM 14 september 2010 (Dink/Turkije), §137.

19 EHRM 17 september 2009 (Manole en anderen/Moldavië), §95.

20 EHRM 24 november 1993 (Informationsverein Lentia en anderen/Oostenrijk), §38. 21 EHRM 17 september 2009 (Manole en anderen/Moldavië), §100-101.

22 Idem §95-98 en 107.

(10)

7 systeem voor de bescherming van auteurs en journalisten opzetten24 en heeft hij de

verplichting een regelgevende instantie in het leven te roepen om de vrijheid van meningsuiting van journalisten online te waarborgen.25 Het Hof doet enkel declaratoire uitspraken,26 lidstaten moeten zelf de middelen kiezen om invulling aan de uitspraken te geven. Ze staan hier echter niet helemaal alleen voor, want de Raad van Europa (Hierna: de Raad) biedt belangrijke richtsnoeren voor het invullen van zo’n verplichting. Zo is afgelopen september de belangrijke conceptaanbeveling over het scheppen van een gunstig klimaat voor uitoefening van kwaliteitsjournalistiek verschenen. Verderop in dit onderzoek zal hierop ingegaan worden. Lidstaten moeten redelijke en gepaste maatregelen nemen om de rechten uit het EVRM te waarborgen, 27 de Raad kan hen een steuntje in de rug geven.

Via deze leer van positieve verplichtingen van staten in combinatie met de acceptatie van de indirecte horizontale werking van rechten uit het EVRM tussen private partijen28 kan het recht op vrijheid van meningsuiting ook effect sorteren tussen journalisten, burgers, bedrijven en andere private partijen onderling. Zo hebben staten dus in bepaalde gevallen een positieve verplichting om het recht op vrijheid van meningsuiting voor private partijen effectief te faciliteren. Hieruit volgt dat het mogelijk is om staten regels op te laten leggen die er voor zorgen dat mediaorganisaties ook het recht op het ontvangen van informatie van

nieuwsconsumenten waarborgen.29

2.4 Deelconclusie

Het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie omvat zowel het ontvangen als het zenden van informatie. Staten hebben positieve verplichtingen het recht te faciliteren, waardoor het indirect werking heeft tussen private partijen onderling. Bij invulling van deze verplichtingen helpt de Raad lidstaten met haar politieke aanbevelingen. Wanneer het gaat om kwaliteitsjournalistiek en de uitoefening van vrijheid van meningsuiting door journalisten en wellicht andere media-actoren gelden bepaalde journalistieke privileges. Die privileges gaan echter gepaard met plichten en verantwoordelijkheden. Deze plichten en

verantwoordelijkheden worden in het volgende hoofdstuk geanalyseerd.

24CM/Rec(2016)4, Appendix, Principles, onder 12; EHRM 10 januari 2019 (Khadija Ismayilova/Azerbeidzjan), §158.

25 EHRM 5 mei 2011 (Editorial Board of Pravoye Delo en Shtekel/Oekraïne), §64. 26 EHRM (Marckx/Belgie), §58.

27 McGonagle, 2015a, p. 12.

28 Zie bijvoorbeeld EHRM 29 februari 2000 (Fuentes Bobo/Spanje), §38; EHRM 16 december 2008 (Khursid

Mustafa en Tarzibachi/Zweden) en EHRM 30 juni 2009 (VGT/Zwitserland).

(11)

8

3 Rollen, plichten en verantwoordelijkheden van journalistieke actoren

Om rollen, plichten en verantwoordelijkheden van journalistieke actoren te onderzoeken is het nodig zowel de communicatiewetenschappelijke als de juridische positie van de

journalistiek te analyseren. Wat onderscheidt de journalistiek van andere actoren in het nieuwsecosysteem en wat is de relatie tussen plichten en verantwoordelijkheden en ethische journalistiek?

3.1 Definiëren van ‘journalistiek’

Once upon a time, toen massamedia nog de enige verspreiders van journalistieke verhalen en

nieuws waren, werd de journalistieke institutie gezien als de primaire zingever in een moderne samenleving.30 Onlosmakelijk was ze verbonden met democratische normen en waarden31 waarbij vrijheid van meningsuiting fungeerde als de rode draad in het verhaal.32 De journalistiek is de ‘Fourth Estate’, de vierde onafhankelijke macht die toeziet op de andere drie machten van de trias politica van Montesquieu. Als publieke waakhond op overheidshandelen kunnen journalisten machthebbers verantwoording laten afleggen aan het publiek.33 Het publiek heeft het recht die informatie te ontvangen, anders kan de journalistiek haar vitale rol als publieke waakhond überhaupt niet uitoefenen.34

Geen andere institutie dan de journalistiek heeft het gezag om te bepalen welke verhalen worden gefilterd uit de overvloed aan nieuws in de wereld.35 De journalist is hierbij de

verschaffer van het publieke debat met gatekeeping als centrale rol in het openbare leven,36

want het is de gatekeeper die bepaalt welk nieuws zich verspreidt via

communicatiekanalen.37 Journalistiek heeft als doel mensen van informatie te voorzien zodat

ze zich vrij en autonoom kunnen voelen waarbij het ze de mogelijkheid geeft om verder te kijken dan hun eigen ervaring reikt.38 Ze is een dominante factor in het creëren van een publieke constructie van gemeenschappelijke ervaringen, waardoor het publiek een gevoel krijgt van wat ‘echt’ en ‘belangrijk’ is39 onder de norm van nauwkeurigheid een

30 Hartley, 1996, p. 12. 31 Fenton 2010, p. 3. 32 Josephi 2015, p. 11.

33 EHRM 25 maart 1985 (Barthold/Duitsland), §58; Oosterveld en Oostveen, Mediaforum 2013, p. 146 34 EHRM 23 september 1994 (Jersild/Denenmarken), §31.

35 Bruns, Media International Australia Incorporating Culture and Policy, 2003, p. 71. 36 Vos en Shoemaker 2009, p. 1.

37 Lewin in Kuczerawy 2018, p. 19. 38 Kovach en Rosenstiel 2001, p. 9 en 12. 39 Schudson 2003, p. 13.

(12)

9 geloofwaardigheid.40 Dit alles geeft het publiek een zeker vertrouwen in de journalistiek als

instituut, wat essentieel is voor een goed functionerende democratie.

Journalisten werden vroeger gedefinieerd door hun lidmaatschap van een professionele organisatie of door het in dienst zijn van een bepaalde mediaorganisatie.41 “Een journalist is dan een redacteur of verslaggever die werkt voor pers of omroep.”42 Toch is er geen

consensus over een echte definitie van journalistiek43 en ook over het concept ‘journalist’ is geen eenduidigheid.44 Breed gedragen waarden kunnen de journalistiek in een bepaald kader plaatsen waarin de journalist een verzamelaar en verspreider van informatie is met

objectiviteit, neutraliteit, eerlijkheid en geloofwaardigheid, autonomie en ethiek hoog in het vaandel,45 maar de journalistiek is geen gesloten beroep zoals de advocatuur of de chirurgie dat is. De journalistiek en de gehele nieuwsindustrie zijn kwetsbaar voor economische en technologische veranderingen en het feit dat ‘amateurs’ of citizen journalists tegenwoordig nuttige bijdragen aan het publieke debat kunnen leveren heeft ervoor gezorgd dat de journalistiek continu moet vechten voor haar bestaansrechten.46 Nieuwe spelers in de informatiewereld eisen dezelfde rechten als journalistieke professionals, terwijl ze zich niet gebonden voelen aan journalistieke waarden.47 Ook de Raad, die het preserveren van kwaliteitsjournalistiek als zijn missie ziet, erkent dit.48 Het publieke debat is echter door de komst van het internet toegankelijker geworden en de zoektocht naar wat een journalist is, is meer en meer een filosofisch argument geworden.49 Het vertrouwen in de journalistiek daalt

en traditionele nieuwsorganisaties verliezen hun lezerspubliek.50 De journalistiek zou kansen

kunnen grijpen om samen te werken met andere actoren die bijdragen aan het publieke debat om democratische impact te versterken, maar de relaties in het nieuwsecosysteem zijn complex.51

40 Josephi 2016, p. 16. 41 White 2015a, p. 202.

42 Dikke van Dale, https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/journalist#.XXenmigza00 [geraadpleegd 10 september 2019]. 43 Josephi 2015, p. 15. 44 White 2015a, p. 202. 45 Deuze, Journalism 2005, p. 447. 46 Schudson, Daedalus 2013, p. 166. 47 White, 2015b, p. 365. 48 CM/Rec(20XX)XX.

49 Schudson en Dokoupil, Columbia Journalism Review 2007, p. 63. 50 Draft CM/Rec(20XX)XX, p. 6; Reuters Digital News Report 2019, p. 10. 51 Idem, p. 172.

(13)

10 3.2 Journalisten versus andere actoren

De terechte vraag is of de journalistiek als institutie nog wel stand kan houden in een tijd van culturele en technologische veranderingen52 want mede door deze ontwikkelingen is de professionele onderscheidingskracht van de journalistiek vervaagd.53 Online rollen,

identiteiten en activiteiten van mensen die ingedeeld zijn in de categorieën ‘journalisten’ en ‘amateurs’ veranderen continu.54 De term journalist wordt steeds vaker gebruikt voor wie dan

ook die zich met enige regelmaat bezighoudt met het verzamelen en verspreiden van informatie aan een publiek,55 zoals bloggers.56 Zelfs de Verenigde Naties benadrukken dat “journalistiek een functie is die gedeeld wordt door een grote groep actoren, waaronder fulltime reporters en analisten, maar ook bloggers en anderen die zich bezighouden met het publiceren van stukken in geprinte vorm of op internet.”57 Terwijl de Raad professionele

journalistiek hoog in het vaandel heeft erkent hij ook bijdragen van ‘andere media-actoren’: diegenen die bijdragen aan het publieke debat en die journalistieke activiteiten uitoefenen als publieke waakhond. Ook zij moeten bepaalde vrijheden kunnen genieten.58 Met

vooropgesteld het recht van het publiek om goed geïnformeerd te worden is de primaire vraag dan ook niet wat de journalistiek definieert, maar welke activiteiten moeten gelden als van journalistieke aard, oftewel: welke activiteiten dragen bij aan het publieke debat?

Het Hof gaat mee met deze tendens. Individuen kunnen bijdragen aan het publieke debat door informatie en ideeën te verspreiden over bijvoorbeeld gezondheid en het milieu.59 Ngo’s

verdienen gelijkwaardige bescherming als journalisten als ‘sociale waakhond.60 Ook

academische onderzoekers ondervinden een hoge mate van bescherming onder artikel 10 EVRM.61 Hetzelfde geldt voor literaire auteurs die schrijven over zaken van publiek belang.62 Zelfs bloggers en populaire gebruikers van sociale media kunnen de status van publieke waakhond toebedeeld krijgen.63 De relevantie van de boodschapper heeft in Straatsburg dus plaatsgemaakt voor de boodschap zelf. Het Hof bekijkt de privileges die horen bij pers- of

52 Deuze, Journalism 2005, p. 444. 53 Steel 2012, p. 63.

54 Deuze 2008, p. 861. 55 White 2015, p. 203

56 Oosterveld en Oostveen, Mediaforum 2013, p. 146. 57 HRC, ‘General Comment Nr. 34’, 2011 §44. 58 CM/Rec (2016)4, §4.

59 EHRM 15 februari 2005 (Steel en Morris/Verenigd Koninkrijk), §89.

60 EHRM 14 april 2009 (Társaság A Szabadságjogokért/Hongarije), §27 en EHRM 25 juni 2013 (Youth

Initiative for Human Rights/Servië), §20.

61 EHRM 25 augustus 1998 (Hertel/Zwitserland), §44.

62 EHRM 22 oktober 2017 (Lindon, Otchakovsky-Laurens en July/Frankrijk), §48. 63 EHRM 16 november 2016 (Magyar Helsinki Bizottság/Hongarije), §168.

(14)

11 mediavrijheid, een uitvloeisel van het recht op vrijheid van meningsuiting, op een

functionelere manier in plaats van journalisten in een vast kader te duwen. Een bijdrage aan het publieke debat levert bescherming op onder artikel 10 EVRM. Of het dan gaat om een uiting van een journalist of niet, dat maakt niet zo veel uit.64 Nu zelfs de ‘populaire’ sociale mediagebruiker nuttige bijdragen kan leveren, wordt het nog moeilijker om categorieën sprekers te omschrijven. Is het aantal volgers, vrienden of retweets van belang? Terwijl de Raad waarschuwt dat kwaliteitsjournalistiek op sociale media sterk concurreert met andere content65 lijkt het dat het Hof door populariteit te erkennen juist kwantiteit boven kwaliteit vooropstelt. Hierdoor wordt kwaliteitsjournalistiek online des te meer ondermijnd.

Ook in het verzamelen, voorbereiden en verspreiden van informatie is de journalistiek haar monopolie aan het verliezen.66 Het publiek bestaat niet meer uit traditionele passieve ontvangers van informatie ingepakt door nieuwsprofessionals.67 Het publiek kan

tegenwoordig door gatewatching zelf bepalen wat het interessant vindt en welk online nieuws het waard is om te lezen en online te delen.68 Open and networked journalism focust op veranderende relaties tussen journalisten en het publiek, de spanning tussen professionele controle en open participatie, datagedreven praktijken en de genetwerkte publieke sfeer.69 De wisselwerking tussen de verschillende actoren in dit netwerk wordt beschreven als het

‘nieuwsecocysteem’.70 Journalisten zijn nog wel steeds de dominante spelers in het publieke

debat,71 maar dit gaat vooral om situaties buiten de online sfeer. Zo benadrukte het Hof de

noodzaak en cruciale rol van de pers om uit eerste hand en vanuit directe kennis verslag te doen van parlementaire wanorde. De verwijdering van journalisten van de Macedonische perstribune was daarom in strijd met artikel 10 EVRM.72 Ook bijvoorbeeld de toegang tot persvakken bij demonstraties is enkel voorbehouden aan professionele journalisten.73

64 Voorhoof, Mediaforum 2008/5, p. 203. 65 Draft CM/Rec(20XX)XX, p. 2. 66 White 2015, p. 197

67 Hermida, Fletcher, Korell en Logan, Journalism Studies 2012, p. 816. 68 Vos en Shoemaker 2009, p. 7.

69 Russel 2016, p. 152.

70 Anderson in Josephi 2016, p. 15. 71 McGonagle 2015b, p. 20.

72 EHRM 9 februari 2017 (Selmani en anderen/Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië), §84. 73 Zie bijv. https://www.nvj.nl/nieuws/nvj-protesteert-tegen-gebruik-persvakken-politie [geraadpleegd 12 november 2019].

(15)

12 3.3 Juridische rol van de journalistiek

Enerzijds erkent het Hof de bijdragen van andere media-actoren aan het publieke debat, anderzijds hecht het nog steeds grote waarde aan klassieke rolpercepties en benadrukt het in zijn rechtspraak telkens weer de vitale rol van de pers in een democratische samenleving. Die rol omhelst met inachtneming van bepaalde plichten en verantwoordelijkheden, het

verspreiden van informatie en ideeën over alle zaken van publiek belang74 en van actuele gebeurtenissen.75 Journalistieke vrijheid is mede gebaseerd op het creëren of modereren van fora voor het informeren van het publieke debat, al komt dit in toenemende mate ook aan anderen met een waakhondfunctie toe.76 De pers is een van de middelen waardoor politiek en de publieke opinie rechters kunnen controleren.77 Daarnaast legt ze via haar waakhondfunctie overheidshandelen onder een vergrootglas.78 Belangrijk hierbij is dat journalisten bepaalde privileges hebben zoals de mogelijkheid tot publicatie van geheime informatie79 en

bronbescherming.80 Ook bij onderzoeksactiviteiten zoals het voorbereiden van een publicatie worden journalisten verregaand beschermd onder artikel 10 EVRM.81 Uit Karman/Rusland blijkt uit de lijn van Handyside dat ook journalisten informatie kunnen verspreiden die beledigt, shockeert of verontrust,82 al moeten ze zich wel aan de wet houden.83

Al vindt het Hof het belangrijk de hoedanigheid van de spreker mee te wegen, het heeft er grote moeite mee. Zo postte de populaire Azerbeidzjaanse journalist Eynulla Fatullayev vergaande statements over de moord op honderden Azerbeidzjanen door het Armeense leger op een vrij toegankelijk internetforum. Het Hof kon niet zeggen of Fatullayev de statements had gemaakt in zijn professionele hoedanigheid van journalist of als een gewone burger die zijn persoonlijke mening gaf en zo bijdroeg aan een online debat.84 Het Hof woog mee dat Fatullayev zijn identiteit niet verborgen hield door onder zijn eigen naam te posten op een populair internetforum, waardoor hij zijn journalistieke vrijheid om enigszins te overdrijven

74Zie bijv. EHRM 26 april 1979 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk), §65; EHRM 24 februari 1997 (De Haes

en Gijsels/België), §37; EHRM 3 juli 2007 (Flux no. 2/Moldavië), §42.

75EHRM 29 maart 2001 (Thoma/Luxemburg), §64.

76 EHRM 14 april 2009 (Társaság A Szabadságjogokért/Hongarije), §27. 77 EHRM 26 april 1995 (Prager en Oberschlick/Oostenrijk), §34.

78 EHRM 25 maart 1985 (Barthold/Duitsland), §58; EHRM 23 april 1992 (Castells/Spanje), §46. 79 Oosterveld en Oostveen, Mediaforum 2013, p. 147.

80 EHRM 15 december 2009 (Financial Times Ltd. e.a./Verenigd Koninkrijk) §59; EHRM 27 maart 1996 (Goodwin/Verenigd Koninkrijk), §39.

81 EHRM 25 april 2006 (Dammann/Zwitserland), §53; EHRM 12 februari 2008 (Flux no. 4/Moldavië). 82 EHRM 14 december 2006 (Karman/Rusland), §43.

83 EHRM 10 mei 2016 (Salihu/Zweden), §53.

(16)

13 of provoceren niet had overschreden.85 Frappant is dat het Hof Fatullayev beschermt onder de

mantel van journalistieke vrijheid terwijl het zijn journalistieke identiteit niet kon bevestigen. Dit laat zien dat het Hof onzorgvuldig omgaat met journalistieke privileges en zich steeds vaker baseert op het medium waarop de uiting is gedaan. Als verspreiding van nieuws in de toekomst wellicht enkel nog online plaatsvindt, zou vrijwel iedereen journalistieke privileges kunnen genieten, wat gevaarlijk is voor het behoud van kwaliteitsjournalistiek.

3.4 Journalistieke ethiek en plichten en verantwoordelijkheden

Omdat journalistieke privileges zijn uitgebreid naar andere media-actoren rijst de vraag wat de onderscheidingskracht van de journalistiek nog is. Vaak wordt betoogd dat dit een toewijding aan professionele en ethische standaarden is86 met als doel de uitoefening van de publieke waakhondfunctie,87 al wordt dit door het vastleggingsproces van het journalistieke bronbeschermingsprivilege in de Nederlandse wet gerelativeerd: degenen die “als journalist of publicist in het kader van nieuwsgaring” optreden komt een beperkt verschoningsrecht toe.88 Door het opnemen van het woord ‘publicist’, waarbij de wetgever zich aansloot bij de gezaghebbende woorden van de Dikke van Dale: “iemand die schrijft over (politieke of) actuele aangelegenheden,” neemt de wet een ruime definitie van journalisten in acht. In het kader van de controlerende en informerende media moeten ook personen die journalistiek niet als hoofdberoep uitoefenen, zoals beheerders van bijvoorbeeld websites waar

maatschappelijke issues worden besproken onder de definitie vallen.Wel moet volgens de wetgever de op bronbescherming beroepende ‘publicist’ zich houden aan zogenaamde zorgvuldigheidseisen en professionele standaarden uit de journalistieke praktijk.89 Zo zouden dus ook niet-professionele journalisten, zoals beheerders van socialemediawebsites zich moeten houden aan professionele en ethische standaarden waardoor het onderscheid in journalistieke status eigenlijk niet meer bestaat.90 De vraag is of de Wetgever dit voor ogen had.

Het Hof vult ethische normen in de plichten en verantwoordelijkheden die horen bij de

uitoefening van de vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 10 lid 2 EVRM in. Hierbij zijn zowel de status van de spreker als het gebruikte medium essentieel. “Whoever exercises

85 Idem, §100.

86 White 2015a, p. 197.

87 Draft CM/Rec(20XX)XX, p. 2.

88Artikel 218a Sv en Kamerstukken II 2014/2015, 34032, 3, p. 7. 89 Kamerstukken II 2014/2015, 34032, 3, p. 8-10.

(17)

14

his freedom of expression undertakes "duties and responsibilities" the scope of which depends on his situation and the technical means he uses.” 91 Het Hof stelde in 2005 al dat

plichten en verantwoordelijkheden ook gelden voor anderen dan journalisten,92 tegenwoordig beter ‘andere media-actoren genoemd’, maar de reikwijdte daarvan is onduidelijk. Daarnaast meent het Hof dat audiovisuele media vanwege hun “immediate and powerful effect” meer effect hebben op plichten en verantwoordelijkheden dan gedrukte media. 93 Hetzelfde geldt voor een vrij toegankelijk populair internetforum, zoals blijkt uit Fatullayev. De inhoud van de plichten en verantwoordelijkheden ziet vooral op het ter goeder trouw handelen om het publiek van accurate en betrouwbare informatie te voorzien in overeenstemming met de journalistieke ethiek94 en met tenminste een feitelijke basis.95

3.4.1 Gedragscodes

Een verminderd vertrouwen in journalistiek en media is op zich niets nieuws. In 1947 al besloot de Hutchins Commission dat de Amerikaanse pers door een concentratie van media-eigendom en onverantwoordelijk handelen ernstig in gevaar was. Het besloot een code of

media ethics te maken die de massamedia een sociale verantwoordelijkheid gaf om de

belangen van de maatschappij in acht te nemen bij het maken van journalistieke beslissingen. Ethische eisen en standaarden zijn vaak neergelegd in zulke gedragscodes en om

geloofwaardigheid te verdienen, moeten journalisten hieraan voldoen.96 Op internationaal

gebied is parallel aan de professionalisering van de journalistiek in de twintigste eeuw in 1954 door de Internationale Federatie van Journalisten (IFJ) de Bordeaux Declaration opgesteld.97 Afgelopen juni is deze vernieuwd om mee te gaan in een tijd van “gepolariseerd

debat en technologische veranderingen”.98 Ethiek in het publieke belang is belangrijker dan ooit en sociale media ondermijnen kwaliteitsjournalistiek volgens de IFJ. De nieuwe code gaat uit van een journalistieke professie die tijd en middelen vergt voor uitoefening, wat essentieel is voor onafhankelijkheid en het uiteindelijke doel van het dienen van het publiek. Het gaat om het gedrag van journalisten in alle stadia van nieuwsgaring: onderzoek, redactie, verspreiding en commentaar van nieuws, onafhankelijk van welk medium is

gebruikt.“Journalists worthy of the name” zullen alle plichten in het verdrag zorgvuldig

91 EHRM 7 december 1976 (Handyside/Verenigd Koninkrijk), §49. 92 EHRM 15 februari 2005 (Steel en Morris/Verenigd Koninkrijk), §89. 93 EHRM 23 september 1994 (Jersild/Denenmaken), §31.

94 EHRM 21 januari 1999 (Fressoz & Roire/Frankrijk), §54.

95 EHRM 29 juli 2008 (Flux no. 6/Moldavië);EHRM 17 april 2014 (Brosa/Duitsland). 96 White 2015b, p. 364.

97 IFJ Declaration of Principles on the Conduct of Journalists ‘The Bordeaux Declaration’, 1954. 98 IFJ Global Charter of Ethics for Journalists, 2019.

(18)

15 moeten observeren. Deze plichten omhelzen onder andere waarheidsvinding, vrijheid in het eerlijk selecteren en publiceren van nieuws waarbij het belangrijk is journalistieke status te vermelden, factchecken, brongeheim en het tegengaan van beroepsfouten zoals plagiaat. Het verdrag noemt expliciet dat journalisten ervoor moeten zorgen dat zij statements gemaakt door niet-publieke personen op sociale media getrouw weergeven.

In Nederland is de Leidraad voor de Journalistiek het meest gezaghebbende document. Het gaat uit van goede journalistiek die waarheidsgetrouw en nauwgezet, onpartijdig, fair, controleerbaar en integer is. De Raad voor de Journalistiek bepaalt op basis van

zelfregulering of en in hoeverre er sprake is van zorgvuldige journalistiek. Regels kunnen niet tuchtrechtelijk of überhaupt juridisch worden afgedwongen. De Leidraad veronderstelt

journalistieke professionaliteit op basis van een journalistieke gedraging ongeacht welk medium gebruikt is.99

Het is de vraag wat de relevantie van zulke codes is omdat ze sterk uitgaan van de journalistiek als professie. De Nederlandse Leidraad geldt alleen voor beroepsmatige

journalisten dan wel diegenen die regelmatig en tegen betaling werkzaamheden verrichten100 en alsnog levert voldoen aan een code nog niet het ultieme gezag als journalist op. 101

Daarnaast hangen plichten en verantwoordelijkheden af van het gebruikte medium. De Nederlandse Leidraad negeert dit.

3.4.2 Ethische journalistiek

Het Hof gaat wisselend om met het behandelen van verschillende typen media waarbij het stelt dat toewijding aan ethiek online steeds belangrijker wordt. Journalisten zouden vrij moeten zijn in het kiezen van het medium, aangezien het recht op vrijheid van meningsuiting ook de vorm van de uiting beschermt,102 maar in de controversiële Stoll-uitspraak vond het Hof dat juist online schending van de ethiek zwaarder moest wegen dan de uitoefening van de publieke waakhondfunctie.103 Het Hof nam hierbij sterk de vorm van het relevante artikel, waarin geheime overheidsinformatie was gepubliceerd, in overweging, al waren vijf van de twaalf rechters het hier in de lijn van Jersild104 en de Haes en Gijsels105 sterk mee oneens. Ook nam het Hof – wederom tot ongenoegen van de vijf rechters – rechtsreeks een beslissing

99 Leidraad voor de Journalistiek, 2018

100 Artikel 4 lid 1 Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek. 101 Hins, Mediaforum 2008, p. 190.

102 EHRM 23 mei 1991 (Oberschlick/Oostenrijk), §57. 103 EHRM (GK) 10 december 2007 (Stoll/Zwitserland). 104 EHRM 23 september 1994 (Jersild/Denenmarken), §31. 105 EHRM 24 februari 1997 (De Haes en Gijsels/Belgie), §48.

(19)

16 van het Zwitserse private orgaan voor zelfregulering van de journalistieke beroepsethiek over. Het Hof stelt: “These considerations play a particularly important role nowadays,

given the influence wielded by the media in contemporary society: not only do they inform, they can also suggest by the way in which they present the information how it is to be

assessed. In a world in which the individual is confronted with vast quantities of information circulated via traditional and electronic media and involving an ever-growing number of players, monitoring compliance with journalistic ethics takes on added importance.” Het Hof

gaat hiermee erg ver. Het stelt grote waarde te hechten aan de publieke waakhondfunctie, maar zodra de journalistieke ethiek geschonden wordt, moet deze functie wijken. Het internet is hét medium waar de functie tegenwoordig uitgeoefend kan worden, juist ook door andere actoren dan professionele journalisten. Het doel van journalistieke ethiek en gedragscodes is niet juridische afdwingbaarheid, maar zelfverantwoordelijkheid. Het Hof gebruikt het echter als een middel om de persvrijheid in te perken, een rare paradox. Vooral in de omgeving van sociale media, waar het gaat om het suggereren van hoe informatie gepresenteerd wordt, kan dit ernstige gevaren voor de vrijheid van meningsuiting opleveren. Het is niet aan de rechter om te beslissen over rapportagetechnieken, maar het lijkt het gebruik van internet toch sterk af te raden. Een onrealistisch beeld, ook in 2007 al.

In Jersild en Radio France gebruikte het Hof de krachtige impact van de audiovisuele media ook al als een extra argument om de uitingsvrijheid te beperken.106 Dit terwijl het feit dat iets

beledigend in een live-uitzending op televisie wordt gezegd zonder mogelijkheid tot herformuleren, verfijnen of zelfs intrekken juist positief kan uitwerken voor de

uitingsvrijheid.107 Uitlatingen op internetportalen neemt het Hof dan weer minder serieus, terwijl het internet juist zo’n krachtig effect heeft en de journalistieke ethiek zoals blijkt uit

Stoll zwaarder online moet wegen.108 Daarbij is een platform als YouTube vanwege zijn karakteristieken, toegankelijkheid en mogelijke impact uitermate belangrijk voor citizen

journalism. Zelfs zo belangrijk dat het Hof vindt dat er geen vergelijkbare alternatieven zijn

voor het verspreiden van politieke meningen die ‘genegeerd’ worden door de pers.109 Dit

terwijl eerdere internetuitspraken vaak spaak liepen op het subsidiariteitsvereiste.110 Het Hof

106 EHRM 23 september 1994 (Jersild/Denenmaken), §31; EHRM 30 april 2004 (Radio France en

anderen/Frankrijk), §39.

107 EHRM 4 december 2003 (Gündüz/Turkije), §49; EHRM 29 februari 2000 (Fuentes Bobo/Spanje), §46. 108 EHRM 2 februari 2016 (MTE en Index/Hongarije) §77.

109 EHRM 1 december 2015 (Cengiz en anderen/Turkije), §52.

110 Bijvoorbeeld EHRM 22 april 2013 (Animal Defenders/Verenigd Koninkrijk), §124. Nader besproken in hoofdstuk 5.

(20)

17 gunt hier in lijn van eerdere uitspraken andere actoren dan journalisten hun bijdrage aan het publieke debat, maar het geeft ook indirect verregaande verantwoordelijkheid en macht aan een privaat bedrijf doordat het politieke content verspreid op YouTube van hetzelfde belang acht als politieke content verspreid door de pers. Hiermee is de waakhondfunctie van gebruikers van het platform, maar ook het platform zelf als essentiële verschaffer van deze functie een feit.

Voor de plichten en verantwoordelijkheden voor journalisten én andere media-actoren online zijn dit belangrijke analyses. Het uiteindelijke doel van de journalistiek is het publiek te voorzien van informatie, waarbij het Hof uitingen op internet enerzijds niet en anderzijds juist wel zeer serieus neemt. Dit zorgt voor de nodige rechtsonzekerheid wat een chilling effect op de vrijheid van meningsuiting kan hebben. Theoretisch gezien zijn journalisten vrij in het kiezen van het medium, maar in de praktijk oordeelt het Hof juist op basis van de impact van het ‘gekozen’ medium. Dit heeft grote invloed op de vrijheid van meningsuiting, vooral in het geval van afhankelijkheid van sociale media voor journalistieke nieuwsvoorziening.

3.4.3 Verantwoordelijke journalistiek

Naast journalistieke ethiek hanteert het Hof via verantwoordelijke journalistiek of

‘responsible journalism’, letterlijk en figuurlijk een aparte route, waarbij het inconsistent

oordeelt.111 Zo liet het in Flux no. 6 journalistiek onprofessioneel gedrag, het handelen in

strijd met responsible journalism zwaarder wegen dan de journalistieke taak om corruptie te onthullen. Een materialisering van het chilling effect volgens vier van de zeven rechters.112 Het Hof gebruikt de term als een legitieme manier om de vrijheid van meningsuiting van journalisten in te perken. Dit terwijl de uitoefening van plichten en verantwoordelijkheden juist onderdeel is van journalistieke autonomie.

Bij responsible journalism hoort volgens het Hof het objectief reflecteren van de opinie van degenen die in het publiek debat betrokken zijn en het tegengaan van pure sensatie

verslaggeving.113 Het Hof verbindt dit veelal met het beschermen van de goede naam en reputatie van anderen, wat op de inhoud van journalistieke publicaties ziet.114 Daarnaast moet journalistieke berichtgeving betrouwbaar zijn. Omdat nieuws snel zijn waarde verliest,

111 Voorhoof, Mediaforum 2010, p. 195.

112 EHRM 29 juli 2008 (Flux no. 6/Moldavië), §34 en dissenting opinion, §10-17. 113 EHRM 28 maart 2013 (Novaya Gazeta en Borodyansky/Rusland), §37. 114 Zie bijvoorbeeld EHRM 25 juni 2002 (Colombani/Frankrijk).

(21)

18 moeten journalisten snel kunnen publiceren.115 Toch eist the best journalistic practice116 dat

het raadplegen van betrouwbare bronnen boven de voorkeur om snel te publiceren moet staan.

In Pravoye Delo achtte het Hof persvrijheid online juist weer van groot belang. Hier ging het om het hergebruik door een lokale krant van een anoniem geposte brief op internet. Het Hof citeert de aanbeveling van de Raad van Europa over de public service value van het

internet117 en een Joint Declaration uit 2005 en stelt dat de vrijheid van meningsuiting en informatie op het internet strikt moet gelden. Omdat het internet een grote rol speelt in de context van media-activiteiten was het feit dat het Oekraïense recht geen adequate

waarborgen bood voor journalisten die informatie hergebruiken een ernstige bedreiging van de functie van de pers als publieke waakhond en een ongerechtvaardigde inmenging in de persvrijheid.118 Bij het hyperlinken naar materiaal waarvan een journalist ‘constructief weet’ dat het lasterlijk zou kunnen zijn, hanteert het Hof “the due diligence obligations of

responsible journalism which are based on the ethics of journalism”. Hierin lijkt het Hof het

begrip nog ruimer te interpreteren, een journalist kan pas aansprakelijk zijn wanneer hij te

kwader trouw heeft gehandeld.119

3.5 Deelconclusie

Kwaliteitsjournalistiek is van essentieel belang in een democratische samenleving, maar de journalistieke institutie verliest haar monopolie op het nieuws. Zowel haar functie van het modereren van het publieke debat als het toezien op overheidshandelen moet ze delen met andere media-actoren in het nieuwsecocysteem. Het Hof gaat steeds minder uit van de journalistiek als institutie en stelt de bijdrage aan het publieke debat centraal, al blijft het belang van de journalistiek essentieel. Dit lijkt echter vooral in offline situaties op te gaan. Online vervaagt de traditionele onderscheidingskracht van de journalistiek meer en meer. Journalistieke plichten en verantwoordelijkheden, gebaseerd op de journalistieke ethiek kent het Hof ook toe aan andere media-actoren, maar een uitwerking blijft nog achter. Daarbij trekt het Hof geen duidelijke lijn in het spanningsveld tussen journalistieke ethiek en persvrijheid. Voor journalisten is toewijding aan plichten en verantwoordelijkheden soms

115 EHRM 12 juli 1990 (Observer and Guardian/Verenigd Koninkrijk), §60. 116 EHRM 14 februari 2008 (Rumyana Ivanova/Bulgarije), §64.

117 CM/Rec(2007)16.

118 EHRM 5 mei 2011 (Editorial Board of Pravoye Delo en Shtekel/Oekraïne), §29-32 en 64-66. 119 EHRM 4 december 2018 (Magyar Jeti Zrt/Hongarije).

(22)

19 zelfs zo belangrijk dat het leidt tot een inperking van hun vrijheid waardoor er een

onwenselijke catch 22-situatie ontstaat.

Ook het journalistieke veld erkent dat kwaliteitsjournalistiek online onder druk staat. Sociale media hebben hier een grote rol in. Hoe kan het dan dat het Hof de waakhondfunctie toekent aan ‘populaire’ socialemediagebruikers? Het debat zou in de toekomst meer en meer door hen gedomineerd kunnen worden, maar plichten en verantwoordelijkheden voor hen blijven vaag. De Raad voor de Journalistiek en de Raad van Europa hechten in verwoede pogingen om de journalistiek te redden nog steeds waarde aan de professionele rol van de journalist, onafhankelijk van het gebruikte medium. Uit de rechtspraak van het Hof blijkt echter dat de impact van het gekozen medium sterke invloed heeft op de journalistiek. Zo kan YouTube worden gezien als de essentiële verschaffer van de waakhondfunctie. Hebben sociale media juist niet dezelfde invloed als ‘media’ omdat “they can suggest by the way in which they

present the information how it is to be assessed?” Dan zouden journalistieke ethische

waarden ook voor hun moeten gelden. Dat zullen we zien in het volgende hoofdstuk waar op basis van communicatiewetenschappelijke literatuur de invloed van sociale media op de journalistiek geanalyseerd wordt.

(23)

20

4 De invloed van sociale media op de journalistieke nieuwsvoorziening

Omdat de plichten en verantwoordelijkheden die horen bij de uitoefening van vrijheid van meningsuiting naast de status van de spreker zien op het gebruikte medium is het de vraag of en hoe de journalistiek afhankelijk is geworden van sociale media voor haar

nieuwsvoorziening. Om dit in kaart te brengen en om te analyseren wat voor effect dit heeft op de vrijheid van meningsuiting moet de vraag beantwoord worden welke invloed sociale media technologisch en economisch gezien hebben op productie, verspreiding en ontvangst van nieuws.

4.1 De invloed van sociale media op de productie van nieuws

De komst van het internet in de jaren ’90 en de economische crisis vanaf 2008 hebben de gevestigde nieuwsmedia op zijn zachtst gezegd ernstig geraakt. De papieren oplage van alle Nederlandse dagbladen daalt al jaren. Een groeiend aantal mensen neemt weliswaar een abonnement op de digitale krant, maar dit ondervangt het verlies niet. Omdat het idee van gratis toegang tot het internet diepgeworteld zit bij het publiek, zijn mensen op grote schaal nog steeds niet bereid om te betalen voor online nieuws. Zo kon slechts 11 procent van de Nederlanders zich in het afgelopen jaar herinneren een betaalde online nieuwsdienst te hebben gebruikt.120 Sociale media zijn zowel onderdeel van de oplossing als van het probleem. Het meest gelezen, gedeelde en bediscussieerde nieuws op sociale media wordt door professionele mediaorganisaties geproduceerd,121 waardoor nieuwsorganisaties een

groot publiek kunnen bereiken. Nieuwsorganisaties verdienen echter niets aan aanwezigheid op sociale media want die laatsten strijken de reclame- en marketinginkomsten op. De journalistiek probeert zich te redden door betaalmuren te installeren voor toegang tot nieuws, maar dit werkt averechts. Websites met betaalmuren worden minder gedeeld waardoor zichtbaarheid en daarmee inkomsten weer afnemen.122 Zo fungeren sociale media als katalysator in de afname van nieuwsabonnementen123 en zijn ze met hun meedogenloos efficiënte reclameactiviteiten journalistieke machthebbers geworden.

Op sociale media maken mediaorganisaties en dus journalisten gebruik van een gemixte

network en native strategy. Een deel van door journalisten geproduceerde inhoud wordt direct

gehost op sociale media (native) en tegelijkertijd posten journalisten links op sociale media

120 Mediamonitor 2019, p. 69. 121 Bruns 2018, p. 191. 122 Idem, p. 161.

(24)

21 naar dit nieuws op hun eigen nieuwswebsite (network).124 Nieuwsvoorziening via een native strategy levert vooral het probleem op dat journalistieke content moeilijk te onderscheiden is

van niet-journalistieke content. Bovendien genereert het geen inkomsten. Daarnaast hebben de onderliggende technologie van en gebruikersactiviteit op sociale media grote invloed op hoe journalisten en media hun nieuws selecteren dat verspreid en ontvangen wordt via sociale media. Het vermogen om nieuws te produceren, selecteren en verspreiden verschuift van professionele journalisten naar sociale media en hun gebruikers.125

De productie van nieuws is normaliter gebaseerd op professionele, journalistieke oordelen waar een traditionele redactionele logica achter schuilgaat. Journalisten denken bij de

productie na over hun professionele rol als verschaffer van informatie.126 Hierbij speelt media

logic een grote rol. Media logic is een term die traditioneel verbonden is met massamedia,

maar al in het beginstadium van het internet betoogde Dalhgren dat het concept kan helpen om na te gaan hoe de omstandigheden van het internet de manier waarop journalistiek online wordt gedreven vorm te geven. Media logic ziet op de manier waarop het gebruikte medium technologisch en organisatorisch is ingericht.127 De productie van inhoud is gerelateerd aan de competenties en eigenschappen van dat bepaalde medium.128 In het internettijdperk passen journalisten hun inhoud aan om het geschikt te maken voor het platform waar het op wordt aangeboden. Zo beschrijven Van Dijck en Poell social media logic waaraan ook journalisten onderhevig zijn. Programmeerbaarheid, populariteit, connectiviteit en dataficatie beïnvloeden sociale interactie. Zo zullen sociale media net als de massamedia in de vorige eeuw de sociale orde hervormen.129

De inrichting van sociale media om nieuws te delen zoals de mogelijkheden om hashtags te gebruiken, te liken, delen of retweeten heeft ervoor gezorgd dat sociale media zijn

omgedoopt tot real-time nieuwsnetwerken.130 De snelheid van sociale media zet journalisten onder druk, waardoor ze sneller geneigd zijn berichten van anderen over te nemen. Dit is het fenomeen van ‘churnalism’.131 Zo beïnvloeden journalisten de beoordeling van nieuws door

andere journalisten.132 Mensen verwachten originele content van de journalisten die zij

124 Van Dijck, Poell en De Waal 2018, p. 61.

125 Van Dijck en Poell, Journalistieke Cultuur in Nederland 2015, p. 348. 126 Idem.

127 Dahlgren, Javnost – The Public 1996, p. 63. 128 Altheide en Snow 1991, p. 7.

129 Van Dijck en Poell, Media and Communication 2013, p. 11.

130 Van Dijck en Poell, Journalistieke Cultuur in Nederland 2015, p. 348. 131 Siapera 2015, p. 239-240.

(25)

22 volgen op sociale media.133 Om aan deze verwachting te voldoen moeten journalisten

balanceren tussen enerzijds snelheid, volume en zichtbaarheid en anderzijds accuraatheid.134

Het gevaar heerst dat journalisten nieuws produceren op basis van wat likeable, shareable of

commmentable is, in plaats van wat nieuwswaardig en relevant is.135

Journalisten kiezen enerzijds zelf voor het gebruik van sociale media voor productie van hun content en het publieke debat kan door sociale media juist actief worden gestimuleerd. Anderzijds worden journalisten uit economisch oogpunt gedwongen sociale media te gebruiken om hun bijdragen zichtbaar te maken voor het publiek. Ook wordt productie van nieuws sterk beïnvloed door de onderliggende technologie van en gebruikersactiviteit op sociale media. Prepublicatie bouwt op een sterke social media logic en de journalistieke vrijheid om nieuws te selecteren heeft een directe link met de inrichting van sociale media en de grote rol van hun gebruikers. Het real-time karakter van sociale media in combinatie met de mogelijkheden van het creëren van bijvoorbeeld trending topics versterkt dit.

Journalistieke ethische waarden, met name de geloofwaardigheid van journalisten in accurate, betrouwbare en geloofwaardige nieuwsverslaggeving, zijn hier in het geding,136 terwijl

journalistieke ethiek juridisch gezien online steeds belangrijker wordt. In lijn van de

rechtspraak van het Hof zou het dus zomaar kunnen dat journalisten onder invloed van social

media logic hun waakhondfunctie niet kunnen uitoefenen op sociale media en tegelijkertijd

worden gestraft voor niet-ethisch handelen. Een gevaarlijke gedachte in een democratische samenleving.

4.2 De invloed van sociale media op de distributie van nieuws

Niet alleen productie van nieuws wordt beïnvloed door sociale media, ook bij de distributie van journalistieke inhoud spelen sociale media een grote rol.137 De onderliggende technologie van sociale media is complex en roept fundamentele vragen op over de relatie tussen

journalistiek, techniek en het publiek, omdat de integratie van sociale media in nieuwsvoorziening niet neutraal is.138

Doordat het publiek optreedt als gatewatchers ontstaat volgens Van Dijck en Poell een heterogene en op ‘toeval’ gebaseerde inhoud. Dit ondermijnt de geprivilegieerde positie van 133 Cozma en Chen 2013, p. 43. 134 Hermida 2016, p. 88. 135 Hermida 2018, p. 503; Siapera 2015, p. 252. 136 White 2015a, p. 200. 137 Siapera 2015, p. 239.

(26)

23 journalisten als moderator of gatekeeper van het publieke debat.139 Voor journalisten is het

van groot belang dat gebruikers binnen hun eigen netwerk het nieuws verder verspreiden.140

Zonder de reguliere steun van de media is de verspreiding van nieuws afhankelijk van collectieve, maar ongecoördineerde inspanningen van miljoenen individuele

socialemediagebruikers.141 Een continue newsfeed op sociale media wordt zo geconstrueerd buiten de controle van de nieuwsorganisatie om.142 Hierdoor vindt op sociale media

unbundling plaats. De directe relatie tussen de lezer en de producent van nieuws wordt

verbroken door sociale media zelf en er ontstaat een nieuwe relatie, namelijk tussen de lezer en de verspreider van informatie, bijvoorbeeld Twitter of Facebook.143

Algoritmes, de winst gedreven communicatietechnologieën achter sociale media144 spelen bij de verspreiding van nieuws een grote rol. Gillespie ziet algoritmes als een nieuwe

communicatietechnologie, vergelijkbaar met het uitzenden door een omroeporganisatie of het uitgeven van een publicatie.145 Een vaak geciteerd fenomeen in de literatuur is de

verschuiving van een redactionele logica naar een algoritmische logica.146 Journalisten modelleren zich in feite naar die algoritmes van sociale platforms. Dit levert een spanning op tussen redactionele en datagedreven nieuwsdistributie. De rol van de professionele journalist, degene die bepaalt wat het publiek moet weten en wanneer, verzwakt nu de stroom van nieuws wordt bepaald door gebruikers en algoritmes.147 De journalist op sociale media moet

daarom niet alleen weten in wat voor inhoud het publiek geïnteresseerd is, maar ook welke inhoud het zal doorgeven. Dit heeft invloed op hoe nieuwsberichten worden samengesteld of op welke nieuwsverhalen überhaupt gedekt worden.148 Dit terwijl journalisten niet onder druk

horen te staan om bepaalde informatie op te nemen of uit te sluiten of een bepaalde redactionele route te volgen.149 Een illustratie van de journalistieke afhankelijkheid van algoritmes is het feit dat Facebook in 2018 besloot het algoritme aan te passen waardoor nieuwscontent plaats moest maken voor “posts that spark conversations and meaningful

139 Van Dijck, Poell en De Waal 2018, p. 53 140 Hermida 2016, p. 89 en Singer 2014, p. 66. 141 Bruns 2018, p. 365.

142 Idem, p. 367.

143 Newman, Levy en Nielsen 2015, p. 15. 144 Russell 2016 p. 155

145 Gillespie 2014, p. 169. 146 Idem, p. 197.

147 Hermida, Fletcher, Korell en Logan 2012, Journalism Studies, p. 817.

148 Olmstead, Mitchell en Rostenstiel, Pew Research Center’s Project for Excellence in Journalism, p. 1. 149 CM/Rec (2016)5, principles onder 2.3.1.

(27)

24

interactions between people.”150 Nieuwsorganisaties maakten zich grote zorgen over hun

digitale strategie en het aantal interacties met hun nieuws, zowel native als networked gehost daalde, maar wel minder apocalyptisch dan gedacht.151 Het feit dat nieuwsorganisaties zich bleven concentreren op Facebook152 laat de grote macht van Facebook op journalistieke nieuwsdistributie zien.

Ook hebben commerciële belangen van sociale media een directe rol in nieuwsdistributie,153 al werd het medialandschap voor de komst van sociale media ook al beïnvloed door

commercialisering en een bedrijfseconomische logica. Het gedrag van de consument was ook daar leidend. Immers, alles wat direct aanslaat bij het publiek heeft succes.154 In de context van sociale media zetten Van Dijck, Poell en de Waal echter vraagtekens bij de

veronderstelling van een democratisering van het nieuwsproces via sociale media omdat deze laatste in tegenstelling tot massamedia door niets anders worden gedreven dan advertentie-inkomsten.155 Hierdoor kunnen algoritmes worden beïnvloed voor het behalen van

commerciële of politieke winst.156 Hét voorbeeld is hier het Cambridge Analytica-schandaal waar op basis van verkochte Facebookgebruikersdata algoritmes werden ontwikkeld om persoonlijkheidskenmerken en stemgedrag aan elkaar te koppelen.157 Twitter heeft zich overigens onlangs teruggetrokken uit deze discussie door geheel te stoppen met politiek adverteren.158 Qua commercie zit het probleem in het feit dat algoritmische selectie van

bijvoorbeeld statupdates van vrienden of aanbevolen links sterk verweven is met elementen die geplaatst zijn op basis van een sponsorrelatie met het platform zoals banners en apps van derde partijen.159 De consument kan hierin geen onderscheid meer maken en adverteren op

sociale media wordt zo extra aantrekkelijk waardoor het distribueren van content meer wordt beloond dan het produceren ervan.160

Nieuwsdistributie via sociale media heeft drastische gevolgen voor de relatie tussen journalist als producent en het publiek. Het publieke debat wordt door sociale media als extra

150 Zuckerberg, 2018 https://www.facebook.com/zuck/posts/10104413015393571 [geraadpleegd 13 november 2019].

151 Cornia e.a., 2018, p. 6. 152 Reuters Institute 2018, p. 17.

153 Van Dijck en Poell, Journalistieke Cultuur in Nederland 2015, p. 344. 154 WRR 2005, p. 57.

155 Van Dijck, Poell en De Waal 2018, p. 61. 156 Gillespie 2014, p. 176.

157https://www.theguardian.com/news/2018/mar/17/cambridge-analytica-facebook-influence-us-election [Geraadpleegd 15 november 2019].

158https://bit.ly/2Xe6AGu [Geraadpleegd 15 november 2019]. 159 Gillespie 2014, p. 177.

(28)

25 distributielaag bepaald en geprivatiseerd. 161 Hierdoor kunnen journalistieke plichten en

verantwoordelijkheden in het geding komen. Journalisten kunnen dan namelijk niet meer onafhankelijk van commerciële invloeden opereren. Daarnaast zorgt het design van sociale media dat een technologische logica de journalistieke logica vervangt. Dit zou problematisch zijn omdat sociale media geen neutrale platforms zijn. Gillespie merkt in dit kader echter op dat informatieprocessen niet altijd enkel gedreven worden door relevantie. Altijd al speelden kwesties van economische eigendom en commercie maar ook geïnstitutionaliseerde

zelfinteresse of politieke winst een rol.162 Het is waar dat journalistieke rolpercepties worden beïnvloed door verspreiding van nieuws op sociale media, maar de logica van sociale media kan journalistiek juist ook buiten haar institutionele kader brengen. De journalistiek is nog steeds ook zelf verantwoordelijk voor ethisch handelen. Het probleem met algoritmes is echter het mysterieuze karakter ervan. Ze zijn ondoordringbaar, ontworpen om dat te zijn en ze vergen een hoog begripsniveau. Volgens Gillespie moeten we ons voorbereiden op een enigszins dystopische toekomst met fundamentele onzekerheid over met wie we

converseren.163

4.3 De invloed van sociale media op de ontvangst van nieuws

Ontvangst van nieuws is een essentiële functie van de nieuwsmedia,164 maar op sociale media

is het moeilijk een onderscheid te maken tussen verschillende fasen van

nieuwsvoorziening.165 Door digitalisering en de toenemende rol van het publiek vindt er een

verschuiving plaats van news-as-product naar news-as-process.166 De problemen die horen

bij de ontvangst van nieuws op sociale media vloeien dan ook voort uit de hiervoor besproken (problemen van) productie en distributie van nieuws op sociale media. In de literatuur is de ‘filterbubbel’ vaak onderwerp van debat geweest. De angst dat door algoritmische nieuwspersonalisatie op sociale media mensen enkel nog nieuws in hun eigen bubbel zouden zien, waardoor de vrijheid van ontvangst van nieuws in het geding zou zijn.167 Inmiddels weten we dat er (nog) geen bewijs is voor het bestaan van filterbubbels in

Nederland, maar dit betekent niet dat er geen risico’s in de toekomst zullen zijn.168

161 OESCE, Open Journalism, p. 33. 162 Gillespie 2014, p. 192.

163 Idem.

164 EHRM 7 juni 2012 (Guerra en anderen/Italië), §53. 165 Hermida 2018, p. 499.

166 Bruns 2018, p. 206. 167 CM/Rec (2018)1, §6.

168 Rapport ‘Filterbubbels in Nederland’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In onze huidige westerse samenleving worden aan het verschijnsel arbeid tegenstrijdige waarden toegekend, die door Hans Achte~huis onder de loep genomen worden. Hij laat eerst

[r]

Dit komt doordat voor een goede gewaspro- duktie niet alleen het gewas moet worden bemest, maar dat ook de fosfaat- toestand van de bodem een bepaald niveau moet hebben bereikt

De laagste en de hoogste HGP-PSE rug waarden bedragen respectievelijk 38,l en 43,7. De laagste HGP-PSE rug waarde en de laagste commerciële HGP-PSE-waarde zijn door

De minimum buis wordt 's morgens ingezet om het gewas op te warmen maar niet om natslaan te voorkomen.. Om natslaan van het gewas te voorkomen is de uitwisseling van de binnen-

Door de sterke binding aan organische stof of klei wordt kwik niet snel dieper in de bodem getransporteerd, hierdoor kan de gebonden kwik bij erosie (als gevolg van

In de boomkwekerij is het gebruikelijk om alleen in de kwetsbare eerste opkweekjaren onkruid mechanisch te bestrijden, bijvoorbeeld in het eerste jaar van de teelt van

According to the first hypothesis, the preference for European integration originates from national and supranational interest groups, which express their