• No results found

5.2 Sociale media governance

5.2.3 Verantwoordelijkheid voor de journalistiek

Het publieke debat is nou eenmaal opgerekt en voor het kunnen blijven uitoefenen van kwaliteitsjournalistiek en het behouden van onderscheidingskracht is het van belang dat de journalistiek zelf ook actie onderneemt. Zelfregulering is hier een goede tool voor. Zo kan de Leidraad voor de Journalistiek extra aandacht besteden aan de plichten en

verantwoordelijkheden van journalisten bij gebruikmaken van sociale media. Immers, zelfregulering vergroot verantwoording naar het publiek en vertrouwen.267 De Leidraad gaat

ervan uit dat journalistieke principes en uitgangspunten op ieder platform zeggings- en geldingskracht hebben. Dat is misschien wel zo, maar dit is een lege huls nu sociale media in grote mate het publieke debat bepalen. Daarom moet de journalistiek accepteren dat de journalistieke institutie zoals die traditioneel is vormgegeven niet noodzakelijk meer is. Ze moet bedrijfsmodellen aanpassen en inspelen op technologische veranderingen. Een taak die de Raad geeft aan vakbonden en journalistenverenigingen.268

Ook stelt de Raad een shared code of good practice on transparency voor waarbij

mediaorganisaties, nationale journalistenverenigingen en onafhankelijke maatschappelijke organisaties transparant moeten zijn over bijvoorbeeld hun missie en belangen.269 Hierin schemert toewijding aan ethiek door, wat de Raad vooral een verantwoordelijkheid voor de journalistiek zelf acht. Wel geeft het platforms de taak om kwaliteitsjournalistiek te promoten

265 Gillespie 2014, p. 192.

266 Gillespie, Georgetown Law Technology Review 2018, p. 214. 267 CM/Rec (2018)1, §3.

268 Draft CM/Rec (20XX)XX, §1.5.2. 269 Draft CM/Rec (20XX)XX, §2.1.2

41 boven andere content.270 Hierdoor krijgen platforms echter vooral extra macht de

discriminerende vraag te beantwoorden wie de publieke waakhond eigenlijk is terwijl toch iedereen kan bijdragen aan het publieke debat? Dit kan worden opgelost door een shared

code waarbij juist de relatie tussen journalistiek en sociale media wordt vastgelegd.

Samenwerking met sociale media is voor de journalistiek essentieel om onderscheidend te blijven ten aanzien van andere media-actoren die ook worden erkend in het publieke debat. Een initiatief in dit kader dat al gaande is, is het door facebook opgezette Facebook

Journalism Project, waarbij het aangaan van strakkere banden met de journalistiek en

mediageletterdheid centraal staan. Een goed initiatief, maar het geeft juist ook extra macht aan Facebook om het debat te domineren.271 Ook levert het extra bewijs op dat Facebook dezelfde redactionele verantwoordelijkheid voor de inhoud op haar platform zou moeten dragen als mediaorganisaties.272

5.3 Deelconclusie

Sociale media worden nog steeds niet erkend als mediabedrijven, terwijl alle pijlen die richting op wijzen. Vooral wanneer het gaat om bereik en verspreiding kan wel gezegd worden dat sociale media ten opzichte van massamedia de wedstrijd winnen. Het is belangrijk dat dit erkend wordt in beleidsinstrumenten met betrekking tot social media

governance. Sociale media zijn de technologische gatekeepers van het debat, een functie die

de journalistiek oorspronkelijk toekomt, al zij het redactioneel. Door het internet en sociale media is de scheidslijn tussen media en communicatie überhaupt vervaagd. De Raad erkent de gatekeeping functie voor sociale media, maar de Europese wetgever en het Hof aarzelen nog. Rechtspraak van het Hof baseert zich voornamelijk op het wel of niet hebben van redactionele controle, terwijl de Raad juist ook andere factoren ook in overweging neemt. Organisatorische en redactionele verantwoordelijkheid zijn moeilijk te onderscheiden. Daarom moeten sociale media verantwoordelijkheid nemen voor hoe zij content organiseren, aanbevelen of filteren als verschaffer van het publieke debat.

Het balletje van verantwoordelijkheid kan echter niet alleen bij sociale media liggen. Ook overheden, journalistiek en het publiek moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Overheden moeten invulling gaan geven aan hun positieve verplichtingen waarbij de invloed van het gebruikte medium en dus sociale media, centraler moet gaan staan. Gradueel en differentieel

270 Idem, §2.2.3.

271 Van Dijck, Poell en De Waal 2018, p. 50. 272 Napoli en Caplan, First Monday 2017.

42 zoals de Raad in 2011 al voor ogen had met als uitgangspunt distributie in plaats van

productie. De journalistiek moet oude rolpercepties laten varen en een speciaal zelfregulerend beleid gaan maken voor journalistieke uitoefening op sociale media. Het gebruikte medium heeft nu eenmaal invloed op journalistieke plichten en verantwoordelijkheden, het is tijd dat de journalistiek dit zelf ook onderkent. Ook het publiek moet een afweging maken of het gaan betalen voor nieuws niet dé oplossing zal zijn. Voordat het zover is, moeten platforms transparanter te werk gaan om het publiek überhaupt op de hoogte te brengen van hoe zij bepalen wat ‘echt’ en ‘belangrijk’ is, waarbij het onderscheid tussen platform en

nieuwsproducent essentieel is. Samenwerking met de journalistiek en promotie van

mediageletterdheid zijn het startpunt, zonder een geïnformeerd publiek is journalistiek niets waard.

43

6 Conclusie

Dit onderzoek tracht door een analyse van juridische bronnen aangevuld met

communicatiewetenschappelijke literatuur de uitoefening van journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden op sociale media in kaart te brengen met het doel aanbevelingen te doen hoe deze veilig gesteld kunnen worden. Dit gebeurt door antwoord te geven op de hoofdvraag: “Wat is de invloed van sociale media op de uitoefening van journalistieke rollen,

plichten en verantwoordelijkheden in het kader van de vrijheid van meningsuiting en (hoe) moet regulering plaatsvinden om deze rollen, plichten en verantwoordelijkheden te kunnen blijven waarborgen?”

De assumptie die in dit onderzoek centraal staat is dat kwaliteitsjournalistiek essentieel is in een democratische samenleving, maar dit wordt ondermijnd op sociale media. Het

uiteindelijke doel van deze journalistiek is het publiek te voorzien van betrouwbare

informatie. Wie daarvoor verantwoordelijk is en via welk medium? Dat maakt niet zo veel uit. Als de journalistieke ethiek maar in acht wordt genomen.

Journalistieke rollen, plichten en verantwoordelijkheden worden al lang niet meer alleen door journalisten uitgeoefend. Sociale media en hun publiek hebben de gatekeeping functie

overgenomen en zowel in de communicatiewetenschappelijke literatuur als in de rechtspraak van het Hof wordt de verruiming van het publieke debat breed uitgelicht. Niet alleen

journalisten, maar ook bijvoorbeeld ngo’s, academici en individuen kunnen belangrijke bijdragen aan het publieke debat leveren. Belangrijk is dat dit zelfs voor ‘populaire’

socialemediagebruikers geldt. Want ja, die laatsten worden helaas ook door het Hof erkend als sociale waakhond.

Wat dit betekent voor de uitoefening van kwaliteitsjournalistiek online is onduidelijk. Het Hof legt plichten en verantwoordelijkheden niet duidelijk uit voor ‘andere media-actoren’ en oordeelt willekeurig over journalistieke privileges. Toch is het er stellig van overtuigd dat juist online toewijding aan de journalistieke ethiek extra belangrijk is, nu iedereen op bijvoorbeeld sociale media zomaar wat kan roepen. Die journalistieke ethiek komt overeen met de plichten en verantwoordelijkheden die het Hof aan de journalistiek toekent. Handelen te goeder trouw om het publiek van accurate en betrouwbare informatie te voorzien en ten minste met een feitelijke basis, dat staat centraal. Ook journalistieke codes erkennen deze plichten en verantwoordelijkheden. In pogingen om de journalistieke onderscheidingskracht te blijven behouden moeten journalisten hier aan voldoen. De codes zijn alleen niet juridisch

44 afdwingbaar. Daarbij zijn ze vooral van toepassing op professionele journalisten en zijn ze mediumonafhankelijk opgesteld, tegen beide tendensen van de plichten en

verantwoordelijkheden van het Hof in. Dit zorgt voor een leemte tussen de praktijk, literatuur en rechtspraak. Sociale media die in dit onderzoek centraal staan hebben immers

technologisch en economisch gezien grote invloed op de plichten en verantwoordelijkheden van journalisten en andere media-actoren.

De journalistiek kan niet meer anders dan haar nieuws ook via sociale media verspreiden. Ze bevindt zich al jaren in een crisis en pogingen om het publiek naar haar eigen websites te trekken bieden weinig soelaas. Sociale media hebben echter grote invloed op productie, distributie en ontvangst van nieuws. Journalisten passen hun content aan om het geschikt te maken voor het platform waarbij ze geneigd zijn buiten de journalistieke ethiek te treden. Ze worden commercieel afhankelijk van sociale media en voorbeelden als ‘churnalism’ en het zo snel mogelijk moeten publiceren van content om een zo groot mogelijk publiek te bereiken maken het er niet beter op. Het publiek vertrouwt zijn eigen netwerk meer dan de

journalistiek en een technologische, niet neutrale logica vervangt de redactionele journalistieke logica. Zo vervullen sociale media de rol van publieke waakhond en

verschuiven rollen, plichten en verantwoordelijkheden van de journalistiek geleidelijk naar sociale media.

Die sociale media worden juridisch gezien niet gelijkgesteld met ‘media’ terwijl in ieder geval alle boxen uit de new notion of media aanbeveling van de Raad aangevinkt kunnen worden. Hierdoor is er een leemte tussen rolperceptie en de daadwerkelijke rol die sociale media vervullen in het nieuwsecosysteem. Met name door het modereren, aanbevelen en cureren van content sturen sociale media de publieke discours en zijn ze de nieuwe

verschaffers van publieke fora geworden. Het probleem is alleen dat ze private bedrijven zijn. Staten kunnen via de leer van de positieve verplichtingen private partijen wel reguleren, maar alleen wanneer het recht op vrijheid van meningsuiting daadwerkelijk wordt tegengehouden of wanneer de essentie van het recht is vernietigd. Of dat het geval is, is moeilijk te zeggen. Waar het in ieder geval om gaat, is dat het denkkader van het massamediatijdperk verlaten moet worden en de focus meer op distributie en minder op productie moet komen te liggen omdat communicatie en media steeds verder met elkaar verweven worden. Een goede informering van het publiek moet vooraan staan en dit vereist een actieve samenwerking tussen staten, sociale media, de journalistiek en het publiek. Daarbij gaat het niet om het

45 behoud van de journalistieke institutie an sich. Immers, rollen, plichten en

verantwoordelijkheden kunnen ook door andere actoren uitgevoerd worden.

De kern van sociale media is hun distributietechniek. Hierdoor oefenen ze tenminste

organisatorische controle uit over de content die zij verspreiden. Een goed idee zou zijn om op zijn minst te erkennen dat ook sociale media verantwoordelijk zijn voor de manier waarop zij content schikken op hun platform. Het is echter niet de bedoeling dat ‘kwalitatief goede’ journalistiek bovenaan moet komen, want wie bepaalt wat goed is? De basis moet in ieder geval duidelijke transparantie over algoritmes zijn. Zodat zowel het publiek als de

journalistiek zelf kan weten waar ze aan toe zijn. Ook het verplichten van het instellen van een publieke ombudsman zou helpen om kwaliteitsjournalistiek te waarborgen.

Een grote rol is echter ook weggelegd voor de journalistiek zelf. Daarom moeten zoals de Raad ook voorstelt vakbonden en journalistenverenigingen nadenken over hun

onderscheidingskracht. Door zich extra te wijden aan journalistieke ethiek kunnen zij die onderscheidingskracht misschien weer terug winnen. Daarnaast is een shared code tussen de journalistiek en sociale media het begin van een effectieve samenwerking. Bij dit alles staat het publiek centraal, die mediageletterd het platform van de journalistieke bron moet kunnen blijven onderscheiden om zo te kunnen oordelen wat ‘echt’ en ‘belangrijk’ is in de

46

Literatuurlijst

Regelgeving

Europese Unie

Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, 7 juni 2016, (PbEU 2016/C, 202/02).

Richtlijn inzake elektronische handel / eCommerce-richtlijn

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt.

Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten

Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de raad 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie.

Raad van Europa

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 4 april 1950.

Parlementaire stukken

Kamerstukken II 2014/2015, 34032, 3

Kamerstukken II 2014/2015, 34032, 3 (MvT). Verklaringen en aanbevelingen

Raad van Europa

Declaration of 7 December 2011

Declaration by the Committee of Ministers, On the protection of freedom of expression and

freedom of assembly and association with regard to privately operated Internet platforms and online service providers, 7 December 2011.

47

Declaration Decl(13/02/2019)2

Declaration by the Committee of Ministers, On the financial sustainability of quality

journalism in the digital age, 13 februari 2019, Decl(13/02/2019)2. Recommendation CM.Rec (2007)16

Recommendation of the Committee of Ministers to member States, On measures to promote

the public service value of the internet, 7 november 2007, CM/Rec(2007)16. Recommendation CM/Rec(2011)7

Recommendation of the Committee of Ministers to member States, On a new notion of

media, 21 september 2011, CM/Rec (2011)7. Recommendation CM/Rec (2012)4

Recommendation of the Committee of Ministers to member States, On the protection of

human rights with regard to social networking services, 4 april 2012, CM/Rec(2012)4. Recommendation CM/Rec(2016)3

Recommendation of the Committee of Ministers to member States, On human rights and

businesses, 2 maart 2016, CM/Rec(2016)3. Recommendation CM/Rec(2016)4

Recommendation of the Committee of Ministers to member States, On the protection of

journalism and safety of journalists and other media actors, 13 april 2016, CM/Rec(2016)4. Recommendation CM/Rec(2016)5

Recommendation of the Committee of Ministers to member States, On Internet freedom, 13 april 2016, CM/Rec(2016)5.

Recommendation CM/Rec(2018)1

Recommendation of the Committee of Minsters to member States, On media pluralism and

transparency of media ownership, 7 maart 2018 CM/Rec(2018)1. Recommendation CM/Rec(2018)2

Recommendation of the Committee of Ministers to member States, On the roles and

responsibilities of internet intermediaries, 7 maart 2018, CM/Rec(2018)2. Draft Recommendation CM/Rec(20XX)XX

Draft Recommendation CM/Rec(20XX)XX of the Committee of Ministers to member states,

48 september 2019, CM/Rec(20XX)XX. Beschikbaar via https://rm.coe.int/msi-joq-2018-rev7- e-draft-recommendation-on-quality-journalism-finalis/168098ab76.

Verenigde Naties

HRC, ‘General Comment Nr. 34’, (2011) UN Doc CCPR/C/GC/34.

Artikelen

Annany en Crawford, Digital Journalism 2015, p. 192-208

M. Annany en K. Crawford, ‘A Liminal Press: Situating news app designers within a field of networked news production’, Digital Journalism 2015 vol. 3(2), p. 192-208.

Broekstra, Mediaforum 2015, p. 2-11

R. Broekstra, ‘Private communicatiemachthebbers en onze uitingsvrijheid’, Mediaforum 2015-1, p. 2-11.

Braun en Gillespie, Journalism Practice 2011, p. 383-398

J. Braun en T. Gillespie, ‘Hosting the Public Discourse, Hosting the Public’, Journalism

Practice 2011, vol. 5(4), p. 383-398.

Bruns, International Australia Incorporating Culture and Policy 2003, p. 31-44

A. Bruns, ‘Gatewatching, Not Gatekeeping: Collaborative Online News’, Media

International Australia Incorporating Culture and Policy 2003, vol. 107(1), p. 31-44. Dahlgren, Javnost – The public 1996, p. 59-72

P. Dahlgren, ‘Media Logic in Cyberspace: Repositioning Journalism and its Publics’, Javnost

– The Public 1996, 3(3), p. 59-72. Deuze, Journalism 2005, p. 442-464

M. Deuze, ‘What is journalism?: Professional identity and ideology of journalists reconsidered, Journalism 2005, vol 6(4), p. 442-464

Deuze, Westminister Papers in Communication and Culture 2008, p. 4-23

M. Deuze, ‘Understanding journalism as newswork: How it changes, and how it remains the same’, Westminster Papers in Communication and Culture, vol. 5(2), p. 4-23.

Deuze, International Journal of Communication 2008, p. 848-865

M. Deuze ‘The Changing Context of News Work: Liquid Journalism and Monitorial Citizenship’, International Journal of Communication 2008(2), p. 848-865.

49

Deuze, Social Media and Society 2019, p. 1-4

M. Deuze, ‘What journalism is (not)’, Social media and society 2019, p. 1-4.

Domingo. Masip en Costera Meijer, Digital Journalism 2014

D. Domingo, P. Masip en I. Costera Meijer, ‘Tracing Digital News Networks’, Digital

Journalism 2014, 3(1), p. 53-67.

Van Dijck en Poell, Media and Communication 2013, p. 2-14

J. van Dijck en t. Poell, ‘Understanding Social Media Logic’, Media en Communication 2013, 1(1), p. 2-14.

Van Dijck en Poell, Journalistieke Cultuur in Nederland 2015

Van Dijck en Poell, ‘Democratisering van het nieuws? Sociale media en de onafhankelijkheid van de journalistiek’. In J. Bardoel, en H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 343-359.

Domingo en Heinonen, Nordicom Review 2009, p. 3-15

A. Domingo en A. Heinonen, ‘Weblogs and Journalism: A Typology to Explore the Blurring Boundaries’, Nordicom Review 2008, 1, p. 3-15.

Domingo, Quandt, Heinonen (red.) e.a., Journalism Practice 2008, p. 326-342

D. Domingo, T. Quandt, T. Heinonen (red.) e.a., ‘Participatory Journalism Practices in the Media and Beyond, an International Comparative Study of Initiatives of Online Newspapers’,

Journalism Practice 2008, 2, 3, p. 326-342.

Eskens, Helberger en Moeller, Journal of Media Law 2017, p. 259-284

S. Eskens, N. Helberger en J. Moeller, ‘Challenged by news personalisation: five

perspectives on the right to receive information’, Journal of Media Law 2017, 9(2), p. 259- 284.

Gillespie, New Media and Society 2010, p. 347-364

T. Gillespie, ‘The Politics of ‘Platforms’, New Media en Society 2010, vol. 12 (3), p. 347- 364.

Gillespie 2014

T. Gillespie, ‘The Relevance of Algorithms’, in T. Gillespie, P. Boczkowski en A. Foot,

Media Technologies: Essays on Communication, Materiality, and Society. Cambridge,

50

Gillespie 2017, p. 254-278

T. Gillespie, ‘Regulation of and by platforms’, In J. Burgess, A.E. Marwick en T. Poell, Sage

Handbook of Social Media, Londen: Sage 2017, p. 254-278. Gillespie, Georgetown Law Technology Review 2018, p. 198-216

T. Gillespie, ‘Platforms are not intermediaries’, Georgetown Law Technology Review 2018, p. 198-216.

Helberger, Kleinen-von Köningslöw en Van der Noll, Info 2015, p. 50-71

N. Helberger, K. Kleinen-von Köningslöw en R. van der Noll, ‘Regulating the new

information intermediaries as gatekeepers of information diversity’, Info 2015, vol. 17(6), p. 50-71.

Helberger, Pierson en Poell, The Information Society 2018, p. 1-14

N. Helberger, J. Pierson en T. Poell, ‘Governing online platforms: From contested to cooperative responsibility’, The Information Society 2018, vol. 34(1), p. 1-14.

Hermida 2016

A. Hermida ‘Social Media and the News’, in T. Witschge e.a. (red.), 2016, p. 81-94.

Hermida 2018

A. Hermida, ‘Social Media and Journalism’, In J. Burgess, A.E. Marwick en T. Poell, Sage

Handbook of Social Media, Londen: Sage 2017, p. 498-511.

Hermida, Fletcher, Korell en Logan, Journalism Studies 2012, p. 815-824

A. Hermida, F. Fletcher, D. Korell en D. Logan, ‘Share, Like, Recommend: Decoding the social media news consumer’, Journalism Studies 2012, vol. 13(5), p. 818-824.

Hins, Mediaforum 2008, p. 189-190

W. Hins, ‘Wat is een journalist?’, Mediaforum 2008/5, p. 189-190.

Josephi 2016

B. Josephi, ‘Digital Journalism and Democracy’, in: T. Witschge e.a. (red.), 2016, p. 9-24.

McGonagle 2015a, p. 9-35

T. McGonagle, ‘Positive obligations concerning freedom of expression: mere potential or real power?’, in: O. Andreotti (red.), Journalism at risk: Threats, challenges and perspectives, Strasbourg: Council of Europe Publishing 2015, p. 9-35.

51

McGonagle 2015b, p. 1-54

T. McGonagle, ‘The Development of Freedom of Expression and Information within the UN: leaps and bounds or fits and starts?’, in: T. McGonagle en Y. Donders, The United Nations

Freedom of Expression and Information: Critical Perspectives, Cambridge: Cambridge

University Press 2015, p. 1-54.

Mombray, Human Rights Law Review 2005, p. 57-79

A. Mowbray, ‘The Creativity of the European Courts of Human Rights’, Human Rights Law

Review 2005, vol. 5(1), p. 79.

Napoli, Telecommunications Policy 2015, p. 275-295.

P.M. Napoli, ‘Social media and the public interest: Governance of news platforms in the realm of individual and algorithmic gatekeeper’, Telecommunications Policy 2015, vol. 13(9), p. 751-760.

Napoli en Caplan, First Monday 2017, p. 1-16

P. Napoli en R. Caplan, ‘Why media companies insist they’re not media companies, why they’re wrong, and why it matters’, First Monday 2017, vol. 22(5), p. 1-16.

Oosterveld en Oostveen, Mediaforum 2013, p. 146-153

M. Oosterveld en M. Oostveen, ‘Van ‘public watchdog’ naar ‘public watchblog’: het EHRM en journalistieke weblogs’, Mediaforum 2013-6, p. 146-153.

Olmstead, Mitchell en Rosenstiel, Pew Research Center’s Project for Excellence in

Journalism, p. 1-30.

K. Olmstead, A. Mitchell en T. Rostenstiel, ‘Navigating News Online: Where People Go, How They Get There and What Lures Them Away’, Pew Research Center’s Project for

Excellence in Journalism, p. 1

O’Sullivan en Heinonen, Journalism Practice 2008, p. 357-371

J. O’Sullivan en A. Heinonen, ‘Old Values, New Media. Journalism role perceptions in a changing world’, Journalism Practice, 2, p. 357-371.

Ramsay, Legal Theory 2012, p. 31-68

M. Ramsay, ‘The Status of Hearers’ Rights in Freedom of Expression’, Legal Theory 2012, 18, p. 31-68.

52

Russell 2016

A. Russell, ‘Networked Journalism’, in T. Witschge e.a. (red.), 2016, p. 149-163.

Russel, Frank, Michael (red.) e.a. Digital Journalism 2015, p. 925-943

F. Russell, M. Michael, ‘Who sets the news agenda on twitter? Journalists’ posts during the 2013 US Government Shutdown’, Digital Journalism 2015, 3(6), p. 925-943.

Saltzis en Dickinson, Aslib Proceedings 2008, p. 216-228

K. Saltzis en R. Dickinson, ‘Inside the Changing Newsroom: Journalists’ responses to media convergence, Aslib Proceedings, 2008, 60(3), p. 216-228.

Schudson, Daedalus 2013, p. 159-176

M. Schudson, ‘Reluctant Stewards: Journalism in a Democratic Society’, Daedalus 2013, vol. 142(2), p. 159-176

Schudson en Dokoupil 2007, p. 63.

M. Schudson en T. Dokoupil, ‘A Long View of Layoffs’, Columbia Journlaism Review 2007, vol. 45(6), p. 63.

Siapera 2015

E. Siapera, ‘Journalism’s Dilemmas: Internet Challenges for Professional Journalism and Media Sustainability’, In Journalism at risk. Threats, challenges and perspectives, Strasbourg: Council of Europe Publishing 2015, p. 223-260.

Singer, Convergence 1997, p. 72-89

J.B. Singer, ‘Still guarding the gate? The newspaper journalist’s role in an online world’,

Convergence 1997, vol. 3(1), p. 72-89.

Strijbos en Verhulst, Mediaforum 2019, p. 43-47