• No results found

Vanwege persoonlijke interesse voor de business consultancy branche wil ik er graag voor kiezen om specifiek naar ondernemingen opererend in deze branche te kijken.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vanwege persoonlijke interesse voor de business consultancy branche wil ik er graag voor kiezen om specifiek naar ondernemingen opererend in deze branche te kijken. "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V OORWOORD

De intentie van het jaarverslag is om de gebruiker van het jaarverslag voldoende informatie omtrent de onderneming te geven, zodat de gebruiker van het jaarverslag een goed beeld van de onderneming krijgt. Echter, in hoeverre komt de werkelijkheid overeen met deze intentie?

Deze vraag was voor mij de aanzet voor dit onderzoek.

Vanwege persoonlijke interesse voor de business consultancy branche wil ik er graag voor kiezen om specifiek naar ondernemingen opererend in deze branche te kijken.

Bij deze maak ik graag van de gelegenheid gebruik om allen die aan de totstandkoming van dit verslag hebben meegewerkt te bedanken voor de ondersteuning die ik van hen ontvangen heb bij het schrijven van dit verslag. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar dhr. A. Smeenge, mijn begeleidend docent van de Rijks Universiteit Groningen, voor zijn inzet en begeleiding.

Tevens wil ik graag dhr. J. van Kesteren, tweede begeleidend docent van de Rijks Universiteit Groningen, bedanken voor zijn inzet en begeleiding.

Lelystad, juli 2009,

Jeroen L.M. Brink

(2)

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord II

Inhoudsopgave III

Hoofdstuk 1 Opzet onderzoek 1

1.1 Inleiding 1

1.2 Aanleiding 1

1.3 Globale probleemstelling 2

1.4 Hoofdstukindeling 2

Hoofdstuk 2 Probleemstelling 4

2.1 Centrale vraag 4

2.2 Deelvragen 4

Hoofdstuk 3 Theoretische beschouwing 5

3.1 Inleiding 5

3.2 Verwerking Onderhanden Werk 5

3.3 Accountantscontrole 8

3.4 Conclusie 8

Hoofdstuk 4 onderhanden werk bij consultancy ondernemingen 9

4.1 Inleiding 9

4.2 Wat is consultancy? 9

4.3 Soorten consultancy opdrachten 10

4.4 Performance based delivery 10

4.5 Conclusie 11

Hoofdstuk 5 Benodigde informatie voor bepaling van het Onderhanden Werk 12

5.1 Inleiding 12

5.2 Benodigde informatie voor bepaling Onderhanden Werk 12

5.3 Performance based 14

5.4 Toetsing door de accountant 14

5.5 Conclusie 15

Hoofdstuk 6 Opzet praktijkonderzoek 16

6.1 Inleiding 16

6.2 Selectie ondernemingen 16

(3)

Hoofdstuk 7 Resultaten van het praktijkonderzoek 18

7.1 Inleiding 18

7.2 Analyse methode 18

7.3 Analyse jaarrekeningen 19

7.4 Conclusie 26

Hoofdstuk 8 Resultaten interviews 27

8.1 Inleiding 27

8.2 Gehouden interviews 27

8.3 Uitkomsten interviews 27

8.4 Conclusie 29

Hoofdstuk 9 Slotconclusie 30

9.1 Inleiding 30

9.2 Slotconclusie 30

9.3 Verbeteringsmogelijkheden 30

9.4 Vervolgonderzoek 31

Bronvermelding 32

(4)
(5)

H OOFDSTUK 1 O PZET ONDERZOEK

1.1 Inleiding

Met de huidige jaarverslagregelgevingen is de accountant in de meeste gevallen goed in staat om, door middel van controletechnieken, met voldoende zekerheid een uitspraak te kunnen doen of de omvang en de samenstelling van het eigen vermogen alsmede het resultaat welke verantwoord zijn in de jaarrekening, een getrouw beeld weergeven.

Echter, er zijn situaties denkbaar waarin dit minder goed mogelijk is. Zo is het conform Nederlandse wet- en regelgeving toegestaan om, indien de winst op verantwoorde wijze vastgesteld kan worden, onderhanden werk volgens de zogeheten ‘percentage of completion’- methode te waarderen. In het kort komt deze waarderingsmethode erop neer dat een project gewaardeerd wordt tegen de contractwaarde maal het percentage gereed. Hierdoor is goed denkbaar dat een accountant met onvoldoende zekerheid deze waardering door een onderneming kan toetsen, bijvoorbeeld door gebrek aan kennis van de markt.

1.2 Aanleiding

Indien een bedrijf de neiging heeft tot het sturen van de omzet en/of het resultaat, lijkt op basis van bovenstaande dat een voor de hand liggende optie is om dit te doen met behulp van de waardering van het onderhanden werk. Immers, dit is één van de moeilijker te controleren jaarrekeningposten voor de accountant.

Wanneer bovenstaande situatie zich voordoet (een onderneming stuurt zijn omzet en/of resultaat met behulp van de waardering van het onderhanden werk en de accountant is niet in staat geweest om met behulp van de beschikbare controletechnieken deze sturing te

ontdekken), kan een fout van materieel belang

1

in de jaarrekening onopgemerkt blijven, waardoor deze niet een getrouw beeld van de werkelijkheid weergeeft en de gebruiker van de jaarrekening mogelijk een ander besluit neemt dan wanneer de fout gecorrigeerd zou zijn geweest.

Voorbeeld

Bedrijf X stelt dat éé n van zijn dienstverleningsprojecten 70% gereed is. In gunstige gevallen bestaan er bijvoorbeeld van te voren afgesproken milestones welke door de klant worden afgetekend. Hieruit zou een accountant iets kunnen afleiden omtrent de status van het project.

Maar het kan ook zijn dat deze er niet zijn en dat er verder ook geen tastbare feiten zijn die de

1

“Informatie is van materieel belang indien het weglaten of het onjuist weergeven daarvan de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen, kan

beïnvloeden. Het materieel belang van een post of een fout is afhankelijk van de omvang,

beoordeeld onder de specifieke omstandigheden waaronder het weglaten of onjuist weergeven

plaatsvindt. Het begrip materieel belang verschaft dus meer een drempel of kritische grens,

dan dat het een primair kwalitatief kenmerk is dat informatie moet bezitten om nuttig te zijn.”

(6)

claim van het bedrijf dat het project 70% gereed is kunnen bevestigen. In deze gevallen lijkt de zekerheid die de accountant kan geven omtrent de waardering van het onderhanden werk drastisch te dalen. In het ergste geval kan de afwijking tussen het opgenomen onderhanden werk en werkelijke onderhanden werk dermate groot zijn, dat bij correcte verwerking de omzet en het resultaat materieel zouden wijzigen. Dit kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat indien de accountant de te hoge onderhanden werkpositie accepteert, bank Z wel een lening aan bedrijf X verstrekt, waar bij het niet accepteren van de onderhanden werkpositie en het dus corrigeren van de fout bank Z geen lening verstrekt zou hebben.

1.3 Globale probleemstelling

Uit bovenstaande is af te leiden dat wanneer organisaties het onderhanden werk, bewust of onbewust, niet correct weergeven dit een risico is voor de totale juistheid van de totale

jaarrekening. Dit kan leiden tot het nemen van onjuiste beslissingen door de stakeholders

2

van de onderneming. Het is dus van essentieel belang dat de accountant een uitspraak kan doen omtrent het getrouwe beeld van de waardering van het onderhanden werk.

Op grond hiervan is de volgende probleemstelling geformuleerd:

“In hoeverre is de externe accountant in staat om een uitspraak te doen over het getrouwe beeld van de waardering van het onderhanden werk bij ondernemingen waar het

onderhanden werk een materieel belang in de jaarrekening vertegenwoordigt?”

1.4 Hoofdstukindeling

Nadat in hoofdstuk twee ‘Probleemstelling’ de probleemstelling en de deelvragen zullen worden geformuleerd, zullen in hoofdstuk drie ‘Theoretische beschouwing’ de verschillende jaarverslaggevingregels besproken en vergeleken worden.

In hoofdstuk vier ‘Onderhanden werk bij consultancy ondernemingen’ wordt ingegaan op de achtergrondinformatie omtrent het onderhanden werk bij deze organisaties, waaronder de wijze waarop deze ontstaat, berekend wordt en welke varianten te onderscheiden zijn.

Hoofdstuk vijf ‘Benodigde informatie voor bepaling van het onderhanden werk’ gaat in op welke informatie door de externe accountant benodigd is om een uitspraak te kunnen doen omtrent het getrouwe beeld van de waardering van het onderhanden werk.

Vervolgens wordt in hoofdstuk zes ‘Opzet praktijkonderzoek’ de opzet van het

praktijkonderzoek uiteen gezet. In dit hoofdstuk wordt een selectie van ondernemingen gemaakt waarvan in hoofdstuk zeven ‘Resultaten van het praktijkonderzoek’ de jaarverslagen beoordeeld worden.

(7)

Met diverse personen met een financiële achtergrond in zes landen verspreid over de hele wereld zijn interviews gehouden waarvan in hoofdstuk acht ‘Resultaten interviews’ de belangrijkste uitkomsten gepresenteerd worden.

Tot slot zal in hoofdstuk negen ‘Slotconclusie’ een antwoord gegeven worden op de

probleemstelling.

(8)

H OOFDSTUK 2 P ROBLEEMSTELLING

2.1 Centrale vraag

Er zal een onderzoek naar de waardering van het onderhanden werk in het jaarrapport van consultancy ondernemingen worden ingesteld. Dit onderzoek is nodig om een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag en de daaruit voortvloeiende deelvragen.

De centrale vraag bij dit onderzoek luidt:

“In hoeverre is de externe accountant in staat om een uitspraak te doen over het getrouwe beeld van de waardering van het onderhanden werk bij ondernemingen waar het

onderhanden werk een materieel belang in de jaarrekening vertegenwoordigt?”

2.2 Deelvragen

De deelvragen bij dit onderzoek luiden:

1. Wat zijn de waarderingsvoorschriften in de meest vooraanstaande landen als het om waarderingsgrondslagen gaat?

2. Komen de waarderingsvoorschriften van de meest vooraanstaande landen in afdoende mate onderling met elkaar overeen om internationale vergelijkingen mogelijk te maken?

3. Wat is over de waardering van onderhanden werk vastgelegd in de meest vooraanstaande jaarverslaggevingregels?

4. Lijkt de accountant op basis van de verslaggevingregels in staat te zijn om de juistheid van het onderhanden werk te controleren?

5. Hoe ontstaat onderhanden werk bij consultancy ondernemingen en welke varianten kunnen onderscheiden worden?

6. Welke informatie is benodigd om een uitspraak te kunnen doen over het getrouwe beeld van de waardering van het onderhanden werk?

7. Bestaan er aanwijzingen dat het onderhanden werk gebruikt wordt om de omzet en het

resultaat van de onderneming te sturen?

(9)

HOOFDSTUK 3 THEORETISCHE BESCHOUWING

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op hoe het onderhanden werk gewaardeerd dient te worden conform de verschillende jaarverslaggevingregels. Daarnaast zullen de

jaarverslaggevingregels onderling vergeleken worden. Hiermee zullen de volgende deelvragen in dit hoofdstuk beantwoord worden:

• Wat zijn de waarderingsvoorschriften in de meest vooraanstaande landen als het om waarderingsgrondslagen gaat? (deelvraag één)

• Komen de waarderingsvoorschriften van de meest vooraanstaande landen in afdoende mate onderling met elkaar overeen om internationale vergelijkingen mogelijk te maken?

(deelvraag twee)

• Wat is over de waardering van onderhanden werk vastgelegd in de meest vooraanstaande jaarverslaggevingregels? (deelvraag drie)

• Lijkt de accountant op basis van de verslaggevingregels in staat te zijn om de juistheid van het onderhanden werk te controleren? (deelvraag vier)

Nadat in een overzicht de hoofdpunten van de waarderingsgrondslagen naast elkaar zijn gezet, zullen de verschillen en overeenkomsten besproken worden. Gekeken zal worden naar de meest vooraanstaande jaarverslaggevingregels US GAAP (United States Generally Accepted Accounting Principles) en IFRS (International Financial Reporting Standards).

US GAAP is een van de meest gebruikte jaarverslaggevingregels in de wereld en wordt door de meerderheid van de wereldwijd ‘grote’ consultancy ondernemingen gehanteerd.

Één van de andere meest gebruikte jaarverslaggevingregels in de wereld is IFRS. Vanwege de opmars van IFRS de afgelopen jaren en de verplichting om deze verslaggevingregels toe te passen voor ondernemingen genoteerd aan één van de Europese aandelenbeurzen is ervoor gekozen om IFRS te betrekken in dit onderzoek

3.2 Verwerking Onderhanden Werk

Op de volgende pagina’s is een tabel opgenomen waarin de waarderingsgrondslagen naast

elkaar zijn gezet.

(10)

IFRS US GAAP Verwerking Wanneer de uitkomst van een constructiecontract

betrouwbaar vastgesteld kan worden, dienen de contract omzet en hieraan gerelateerde kosten verantwoord te worden als omzet en kosten op basis van het percentage dat het gecontracteerde werk gereed is per eind van de

rapporteringsperiode.

Een verwacht verlies op het contract dient direct genomen te worden.

Omzet wordt genomen zodra gerealiseerd. Omzet wordt gerealiseerd zodra producten (goederen of dienstverlening) worden omgezet in liquide middelen dan wel de claim op liquide middelen. Realisatie van omzet kan plaatsvinden als de

producten redelijkerwijs omgezet kunnen worden tegen bekende bedragen aan liquide middelen dan wel claims hierop.

Wanneer een product gecontracteerd wordt voor

productiedatum, dient de omzet verantwoord te worden op basis van het percentage gereed wanneer goede schattingen omtrent de resultaten bij finalisering van het project en betrouwbare

metingen van de status van het project beschikbaar zijn.

Een verwacht verlies op het contract dient direct genomen te worden.

Waardering Waardering van het onderhanden werk geschiedt tegen het percentage gereed maal de gecontracteerde omzetten minus de reeds gefactureerde bedragen.

Verwachte verliezen dienen direct in mindering op het onderhanden werk genomen te worden.

Waardering van het onderhanden werk geschiedt tegen het percentage gereed maal de gecontracteerde omzetten minus de reeds gefactureerde bedragen.

Verwachte verliezen dienen direct in mindering op het onderhanden werk genomen te worden.

Tabel 1 Wet- en regelgeving

(11)

Wanneer IFRS en US GAAP naast elkaar gezet worden, valt op dat deze in zeer grote mate met elkaar overeen komen. É én van de primaire doelen van beide verslaggevingregels is om zo exact mogelijk vast te stellen hoe de diverse posten van de jaarrekening verwerkt en gewaardeerd dienen te worden. Echter, ondanks dit primaire doel bestaat er wel degelijk ruimte voor interpretatieverschillen als het gaat over de verwerking en waardering van onderhanden werk, welke hieronder verder zullen worden toegelicht.

3.2.1 Betrouwbaar

Door beide verslaggevingregels wordt gesteld dat de omzet enkel op basis van de zogeheten

‘percentage of completion’ methode mag worden verantwoord, indien deze omzet betrouwbaar kan worden vastgesteld. Echter, wat is betrouwbaar?

Als voorbeeld kijken we naar wat als betrouwbaar gezien kan worden bij fixed price

projecten. Een fixed price project is een project waarbij een vooraf gesteld doel bereikt moet worden om de vooraf vastgestelde prijs te kunnen factureren. Bij dergelijke fixed price projecten kan betrouwbaar bijvoorbeeld gedefinieerd worden als volgt: de projectmanager acht het op basis van de huidige voortgang, status, bereikte resultaat en zijn

toekomstverwachting voldoende zeker dat het vooraf gestelde doel gehaald wordt. In dit geval zou de volgende vraag zijn: wanneer typeert een projectmanager de kans van slagen als voldoende zeker? Deze methode is aanzienlijk subjectief van aard, aangezien er geen vaste regels zijn vastgelegd over wat voldoende zeker is en het dus afhangt van de interpretatie van de projectmanager over wat hij onder voldoende zeker verstaat.

Als gekeken wordt naar andere mogelijkheden zou bijvoorbeeld ook gesteld kunnen worden dat op basis van het voorzichtigheidsprincipe een bedrijf het pas voldoende zeker acht dat het vooraf gestelde doel behaald wordt indien dit ook daadwerkelijk gehaald is.

Er zijn nog vele andere methoden denkbaar zoals de omzetname op basis van afgeronde milestones, op basis van aantal bestede uren ten opzichte van totaal gebudgetteerde uren voor het totale project, etcetera.

3.2.2 Verwachte verliezen

Beide verslaggevingregels stellen dat verwachte verliezen direct genomen dienen te worden.

Feitelijk wordt hierin de ruimte voor interpretatie reeds weergegeven, aangezien gesproken wordt over verwachte verliezen, hetgeen dus een verwachting is waarbij verwachtingen per definitie subjectief van aard zijn.

Ter illustratie een voorbeeld: bedrijf X voert een consulting opdracht uit bij bedrijf Y met als doel de processen van bedrijf Y zodanig aan te passen dat deze in aanmerking komen voor een ISO certificering. Afgesproken is dat de projectprijs enkel gefactureerd mag worden indien de ISO certificering behaald wordt. Gesteld kan worden dat tot het moment dat de ISO- audit plaatsvindt feitelijk geen zekerheid verkregen kan worden of de ISO-certificering verkregen zal worden en dat dus de te nemen omzet op basis van de ‘percentage of

completion’ methode weer direct afgewaardeerd dient te worden in het kader van verwacht

verlies. Echter, aangezien er vanuit gegaan mag worden dat bedrijf X de opdracht enkel heeft

aangenomen met de verwachting deze met goed gevolg te kunnen afronden, kan ook het

tegenovergestelde gesteld worden. Er zijn uiteraard nog meerdere interpretaties denkbaar.

(12)

3.3 Accountantscontrole

Uit de vorige paragraaf blijkt dat er bij zowel US GAAP als IFRS ruimte bestaat voor

interpretatieverschillen. Logischerwijs wordt hierdoor de accountantscontrole bemoeilijkt. Het is (relatief) eenvoudig om vast te stellen dat bijvoorbeeld de afschrijvingen op materiële vaste activa juist zijn verantwoord aangezien dit via een vaste wijze van berekening plaatsvindt.

Echter, daar waar de wijze van verwerking en waardering onderhevig is aan subjectiviteit (zoals uit de voorbeelden uit de voorgaande paragraaf blijkt), wordt de controle bemoeilijkt.

Om de uitgangspunten, die door de onderneming zijn gehanteerd om het Onderhanden Werk te bepalen, te kunnen toetsen, zal de accountant gedegen kennis dienen te hebben van de activiteiten van de onderneming en de markt waarop deze onderneming zich begeeft. In de praktijk lijkt het dat deze situatie niet altijd haalbaar zal zijn, sowieso aangezien de accountant naar alle waarschijnlijk niet dezelfde kennis van een business en markt zal hebben als de onderneming zelf. Daarnaast kunnen nog andere zaken meespelen, zoals bijvoorbeeld de beschikbaarheid van accountants die deze kennis wel (tot bepaalde hoogte) bezitten. En zelfs indien de onderneming en accountant dezelfde kennis omtrent de activiteiten van de

onderneming en de markt waarop deze zich begeeft bezitten, is er ruimte voor discussie.

Immers, een interpretatie van een gegeven (zoals de verwachting dat in de toekomst verlies zal worden geleden op een bepaald project) is per definitie subjectief. Hoewel een accountant de beschikking heeft over vele controletechnieken om de juistheid van het onderhanden werk vast te stellen, lijkt het op basis van vorenstaande toch de vraag of een accountant wel in staat is een gedegen uitspraak te doen omtrent de juistheid van de waardering van het onderhanden werk.

3.4 Conclusie

De meest vooraanstaande jaarverslaggevingregels komen in de basis zeer sterk met elkaar overeen. Feitelijk kan gesteld worden dat er geen belemmeringen zijn om vergelijkingen te maken tussen deze jaaverslaggevingregels.

Wel bestaat er bij beide jaarverslaggevingregels ruimte voor interpretatieverschillen. Op basis

hiervan kan gesteld worden dat het onderhanden werk één van de ‘softere’ posten van de

jaarrekening is. Met een ‘softere’ post bedoelen we in dit kader een jaarrekeningpost waarbij

de wijze waarop deze gewaardeerd dient te worden niet keihard uit de jaarverslaggevingregels

blijkt. Direct gevolg is dat het onderhanden werk ten opzichte van de meer recht-toe-recht-aan

jaarrekeningposten (bijvoorbeeld de crediteuren) relatief eenvoudig gebruikt lijkt te kunnen

worden om de omzet en het resultaat van de onderneming te sturen. Dit blijkt eens te meer uit

de moeilijkheden die de accountant ondervindt bij de controle van het onderhanden werk. Het

zal dan ook interessant zijn om te zien of, met behulp van dit onderzoek, indicaties gevonden

kunnen worden die er op duiden dat ondernemingen gebruik maken van het feit dat het

onderhanden werk eenvoudiger dan andere jaarrekeningposten te beïnvloeden lijkt, met als

doel om de omzet en het resultaat van de onderneming te sturen.

(13)

H OOFDSTUK 4 O NDERHANDEN WERK BIJ CONSULTANCY ONDERNEMINGEN

4.1 Inleiding

Consultancy diensten zijn geen tastbare producten die verkocht worden aan een klant.

Verkoop van consultancy diensten kan gezien worden als de verkoop van kennis. Er wordt een bepaalde, vooraf gedefinieerde, dienst verkocht om een voorafgesteld doel te bereiken.

Deze dienst vormt de omzet van de opdracht. De omvang en de duur van de opdracht kan zeer sterk verschillen, van één week tot meerdere jaren. Van belang is dat de omzet van de

opdrachten die over meerdere financiële boekjaren worden uitgevoerd correct wordt verantwoord in deze verschillende financiële boekjaren.

In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de achtergrondinformatie betreffende het onderhanden werk bij consultancy ondernemingen. Hiermee zal de volgende deelvraag beantwoord worden:

• Hoe ontstaat onderhanden werk bij consultancy ondernemingen en welke varianten kunnen onderscheiden worden? (deelvraag vijf)

4.2 Wat is consultancy?

Consultancy is een breed begrip en er zijn vele verschillende definities van het begrip

‘consultancy’ bekend. De definitie welke het beste bij dit onderzoek past, luidt:

“The work done by a consulting firm which focuses on advising companies on the best ways to manage and operate their business. The firm will give advice on concepts like their business strategy and operational techniques, and also skills like time management, depending upon the needs of the company.”

3

Feitelijk omvat ‘consultancy’ alle mogelijke adviesdiensten die aan ondernemingen en instellingen verkocht kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan een ‘relatief simpel’

advies over welke bank men het best als huisbankier kan gebruiken tot zeer ‘complexe’

adviezen over bijvoorbeeld hoe een complete organisatie het beste (her)ingericht kan worden om een optimaal resultaat, gericht op de doelstellingen van de organisatie, te bewerkstelligen.

(14)

Dergelijke ‘complexe’ adviezen hebben over het algemeen een langlopend karakter. Als gevolg hiervan zullen consultancy ondernemingen per jaareinde lopende projecten hebben.

Hiervoor dient op adequate wijze en in overeenstemming met geldende

jaarverslaggevingregels de omzet van het lopende boekjaar en daarmee het onderhanden werk van dit project per jaareinde vastgesteld te worden.

4.3 Soorten consultancy opdrachten

De meest traditionele vormen van consultancy opdrachten zijn de zogeheten ‘hourly rate’ en

‘fixed price’ projecten.

4.3.1 Hourly rate projecten

Hourly rate projecten zijn projecten waarbij van te voren met de opdrachtgever een vast tarief voor de opdracht wordt afgesproken. Er wordt een uurtarief overeengekomen voor de

ingehuurde consultant(s) en de projectprijs wordt bepaald op basis van het werkelijk aantal gewerkte uren door de consultant(s).

Het onderhanden werk van dergelijke projecten is ‘relatief’ eenvoudig te calculeren. Deze bestaat namelijk uit de nog niet gefactureerde uren maal het overeengekomen uurtarief.

4.3.2 Fixed price projecten

Fixed price projecten zijn projecten waarbij van te voren met de opdrachtgever een vast tarief voor het uitvoeren van het project wordt afgesproken. Dit tarief wordt niet beïnvloed door het aantal daadwerkelijk gewerkte uren door de ingehuurde consultant(s), maar is reeds bekend bij het verkrijgen van de opdracht.

De calculatie van het onderhanden werk van dergelijke projecten is een stuk gecompliceerder dan bij hourly rate projecten. Er moet namelijk bepaald worden hoe ver de oplevering van het project per jaareinde gevorderd is, waarbij de omzetname gelijk is aan de totale projectprijs maal het percentage gereed. Het onderhanden werk hierbij is het verschil tussen de te verantwoorden omzet minus het reeds gefactureerde deel van het project.

4.4 Performance based delivery

Naast de in de vorige paragraaf vermelde ‘traditionele’ consultancy opdrachten, is in het recente verleden een opmars begonnen van een type opdracht met een andersoortige insteek, de zogeheten performance based delivery opdrachten.

In beginsel is een performance based delivery opdracht een fixed price opdracht. Echter, belangrijk verschil is dat bij performance based delivery opdrachten zeer concrete

doelstellingen omtrent de uitkomsten van de opdracht worden vastgelegd. Waar men bij een

‘normale’ fixed price opdracht bijvoorbeeld als doelstelling ‘het verbeteren van de response tijd bij een supportmelding’ kan hebben, zou dit bij een performance based opdracht

bijvoorbeeld als volgt vertaald kunnen worden: ‘het verkorten van de response tijd bij een

(15)

Om ervoor te zorgen dat bovenstaande concretisering niet een schijnzekerheid is over wat het exacte resultaat van de opdracht zal zijn, wordt de fixed price fee veelal afhankelijk gemaakt van het daadwerkelijke resultaat van de opdracht. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een basisprijs af te spreken die mag worden gefactureerd bij het behalen van de doelstelling om de responsetijd te verkorten tot 2 dagen, waarbij een extra bonus gefactureerd mag worden indien de responsetijd verkort wordt tot 1 dag en een korting op de basisfee van toepassing is indien de responsetijd ‘slechts’ tot 3 dagen wordt verkort.

Op deze manier is de klant ervan verzekerd dat de consultancy onderneming haar uiterste best zal doen om de opdracht zo goed mogelijk uit te voeren. Het risico voor de consultancy onderneming is licht hoger, maar er wordt een aanzienlijke kans gecreëerd op extra bonussen en dus hogere marges.

4.5 Conclusie

Er zijn verschillende soorten consultancy opdrachten te onderscheiden. Bij de meer

traditionele vormen, hourly rate en fixed price, ontstaat er onderhanden werk op het moment

dat een fixed price opdracht over een jaar heen loopt. Daarnaast worden in toenemende mate

performance based opdrachten geleverd. Dit zijn in feite fixed price projecten waarbij de

uiteindelijke projectprijs afhangt van de kwaliteit van de geleverde prestatie en de resultaten

daarvan.

(16)

H OOFDSTUK 5 B ENODIGDE INFORMATIE VOOR BEPALING VAN HET ONDERHANDEN WERK

5.1 Inleiding

In hoofdstuk vier is ingegaan op de verschillende soorten onderhanden werk bij consultancy ondernemingen. Hierbij komt de vraag naar voren welke informatie benodigd is om de waardering van het onderhanden werk te kunnen toetsen en daarmee een uitspraak te doen omtrent het getrouwe beeld van de waardering van het onderhanden werk. Dit hoofdstuk zal hier op ingaan en daarmee de volgende deelvraag beantwoorden:

• Welke informatie is benodigd om een uitspraak te kunnen doen over het getrouwe beeld van de waardering van het onderhanden werk? (deelvraag zes)

5.2 Benodigde informatie voor bepaling Onderhanden Werk

In hoofdstuk vier is beschreven welke typen consultancy opdrachten onderscheiden kunnen worden en wat deze inhouden. De vraag die hierbij naar boven komt is welke informatie benodigd is om bij de fixed price en performance based delivery opdrachten het onderhanden werk te kunnen bepalen.

In essentie is dit een simpele vraag. Conform wet- en regelgeving dienen de totale omzet en kosten van het project op basis van de procentuele voortgang aan die periode toegewezen te worden waarin de omzet gerealiseerd is. Maar hoe kan die procentuele voortgang bepaald worden?

In de basis kan de procentuele voortgang berekend worden zodra er iets tastbaars herkend kan worden. Hierbij dient bij projectstart bekend dan wel gebudgetteerd te zijn hoeveel eenheden van dat tastbare product gedurende de looptijd van het project geconsumeerd dan wel behaald zullen worden. In onderstaande tabel worden een aantal van deze mogelijke tastbaarheden genoemd gevolgd door de manier waarop voor deze tastbaarheden de procentuele voortgang bepaald kan worden.

Variabelen Calculatie procentuele voortgang

Uren Totaal geconsumeerde uren ten opzichte van totaal gebudgetteerde uren

Kosten Totaal gemaakte kosten ten opzichte van totaal gebudgetteerde kosten Milestones Totaal behaalde milestones ten opzichte van totaal aantal

projectmilestones

Tabel 2 Soorten variabelen ten behoeve van calculatie procentuele voortgang

Aangezien voor consultancy opdrachten één van de grootste kostenposten de salarissen van de

consultants zijn waarbij deze kosten over het algemeen lastiger te bepalen (denk aan

(17)

liggend dat één van deze twee laatstgenoemden gebruikt zal worden om het onderhanden werk te bepalen.

5.2.1 Uren

In beginsel lijkt dit een eenvoudige manier om het onderhanden werk te bepalen. Zodra het aantal geconsumeerde uren en het totaal aantal gebudgetteerde uren bepaald kan worden, kan de procentuele voortgang berekend worden. Echter, stemt deze berekende voortgang wel overeen met de daadwerkelijke voortgang? Het is goed denkbaar dat naargelang het project vordert het aantal gebudgetteerde uren bijgesteld moet worden door bijvoorbeeld verkeerde inschattingen bij projectaanname dan wel onvoorziene omstandigheden.

In dit geval is de berekende voortgang niet in lijn met de werkelijke voortgang en zou bij gebruik van deze methode te veel dan wel te weinig omzet en kosten aan een bepaalde periode toegewezen kunnen worden. In het ergste geval kan dit leiden tot een fout van materieel belang in de jaarrekening. Het is dus van essentieel belang om verder onderzoek te doen of de berekende voortgang accuraat en in lijn met de werkelijkheid is. Dit kan

geschieden door bijvoorbeeld ook één van de andere in tabel twee beschreven

calculatiemethoden toe te passen. In geval geen enkele van deze calculatiemethoden toegepast kan worden, zal gekeken moeten worden naar andere methoden om meer zekerheid te

verkrijgen. Deze zoektocht zal al snel richting methoden die niet met harde feiten

onderbouwd kunnen gaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan methoden zoals het interviewen van de projectmanager omtrent de actuele voortgang en zijn inschatting over welk percentage van het project gereed is. Doordat deze methoden niet minder ‘hard’ zijn dan een

berekeningswijze van het percentage gereed en het goed denkbaar is dat verschillende projectmanagers tot verschillende uitkomsten komen, dienen deze methoden bij voorkeur vermeden te worden. Temeer aangezien het voor een accountant moeilijker zal zijn om dergelijke methoden te toetsen (zie paragraaf 4.3) dan methoden waarbij gecontroleerd kan worden dat de gehanteerde tastbaarheden correct bepaald zijn

5.2.2 Milestones

Ten opzichte van ‘uren’ lijkt de bepaling van de voortgang op basis van het aantal behaalde milestones zekerder. Immers, er mag vanuit gegaan worden dat tijdens het project het aantal milestones van het project niet zal wijzigen, tenzij de hele scoping van het project en daarmee ook de fixed price aangepast wordt.

Het is in dit geval dus van belang om kennis te hebben van het totaal aantal milestones van

het project alsmede het aantal behaalde milestones in de periode waarover gerapporteerd

wordt. De vraag die hierbij direct naar boven komt is ‘hoe kan de accountant zekerheid

verkrijgen worden over welke milestones behaald zijn’? Het antwoord hierop moet gezocht

worden in het verkrijgen van informatie van de klant van de te controleren onderneming

waaruit blijkt welke milestones behaald zijn en wat de status en voortgang van het project

volgens de klant is. In paragraaf 5.4 zullen we hier verder op ingaan.

(18)

5.3 Performance based

Bovenstaande berekeningswijze kan toegepast worden op de traditionele fixed price opdrachten. Er kan echter afgevraagd worden of deze ook wel bruikbaar zijn voor de meer moderne variant van de fixed price opdracht, de performance based opdracht. Hier wordt namelijk een extra variabele in het leven geroepen: de fixed price hangt af van de uiteindelijke resultaten van het project (zie ook hoofdstuk 4.4).

In dit geval is dus ook informatie benodigd omtrent de actuele verwachting van het resultaat van de opdracht. Verwachtingen zijn subjectief van aard en het zal dus ook erg lastig zijn om met een hoge betrouwbaarheid een verwachting uit te kunnen spreken. Als voorbeeld kunnen we terugvallen op het voorbeeld uit paragraaf 3.2 omtrent de ISO certificering. De

verwachting kan zijn dat de ISO certificering met goed gevolg afgerond wordt, maar in de praktijk kan dit heel anders uitpakken, simpel doordat verwachtingen anders kunnen

uitpakken dan voorspeld. Wel zijn er diverse methoden denkbaar om de betrouwbaarheid van de verwachting te vergroten. In het geval van de ISO certificering kan dit bijvoorbeeld gebeuren door zelf ook een ISO audit uit te voeren voordat de daadwerkelijk ISO audit plaats vindt. Dit kan gezien worden als generale repetitie waarbij nog aanpassingen gedaan kunnen worden waar nodig. Er zijn uiteraard meer mogelijkheden denkbaar, zo worden

verwachtingen bijvoorbeeld ook betrouwbaarder naarmate de tijd vordert. Denk bijvoorbeeld aan de weersvoorspellingen. Op het moment dat een voorspelling wordt gedaan over het weer over zeven dagen is de kans groter dat de voorspelling niet uitkomt dan wanneer een

voorspelling over het weer voor de komende dag gedaan wordt.

5.4 Toetsing door de accountant

In paragraaf 5.2 zijn verschillende berekeningswijzen van het onderhanden werk behandeld waarbij per berekeningswijze verschillende informatie nodig is om deze berekeningswijze te kunnen toetsen op juiste toepassing. Zoals echter al in hoofdstuk drie geconcludeerd is, is het maar de vraag of de accountant wel in staat is om deze informatie accuraat te kunnen toetsen.

In geval van toepassing van de calculatiemethode met behulp van de uren zal de accountant allereerst het aantal gebudgetteerde en aantal bestede uren moeten kunnen vaststellen. Op het eerste gezicht lijkt het dat dit in de meeste gevallen goed mogelijk zal zijn. Het aantal

gebudgetteerde uren dat opgegeven wordt door de onderneming kan bijvoorbeeld getoetst worden door de uurprijs op basis van het aantal gebudgetteerde uren en de projectprijs te toetsen aan de gemiddelde uurprijs. Het aantal bestede uren lijkt ook goed bepaald te kunnen worden, bijvoorbeeld door de sluitende urenadministratie te analyseren en te controleren.

Echter, de verwachting of het aantal gebudgetteerde uren nog actueel is, is veel moeilijker door de accountant te controleren. Immers, het gaat om een verwachting en niet om feiten.

Bij de calculatie op basis van aantal behaalde milestones zal de accountant op informatie

moeten steunen die aantoont welke milestones behaald zijn. Meest voor de hand liggend lijkt

dat dit gebeurt op basis van ondertekende milestoneverklaringen door de klant van de

(19)

(nagenoeg) niet in staat zal zijn om de echtheid van de ondertekeningen te controleren. Wat meer zekerheid verschaft is dat de accountant rechtstreeks de klant verzoekt om de

ondertekende milestoneverklaring rechtstreeks aan de accountant terug te sturen. Hoewel dergelijke bevestigingen voor met name de debiteuren in veel landen gebruikelijk zijn (in Nederland is dit overigens minder gebruikelijk) wijst de praktijk echter uit dat dit geen gebruikelijke controlemethode is voor het onderhanden werk. Dit lijkt een gemiste kans.

Aangezien bij de bepaling van het onderhanden werk van performance based projecten altijd verwachtingen gebruikt zullen worden (zie hiervoor ook paragraaf 5.3), zal de accountant ook bij alle performance based projecten op de reeds beschreven moeilijkheden stuiten bij het toetsen van deze verwachtingen.

5.5 Conclusie

De beschikbare controletechnieken om de diverse opdrachtsoorten te kunnen controleren lijken in de meeste gevallen een redelijke mate van zekerheid te kunnen verschaffen omtrent de juiste calculatie van het onderhanden werk. Echter, doordat over het algemeen niet enkel op harde feiten en tastbare bewijzen gesteund kan worden, lijkt het moeilijk om de

betrouwbaarheid te kunnen verkrijgen die benodigd is voor het afgeven van een goedkeurende

accountantsverklaring. Dit als gevolg van de impact die kan ontstaan doordat de moeilijk

toetsbare verwachtingen, die veelal om de hoek komen kijken bij de berekening van het

onderhanden werk, niet juist blijken te zijn geweest.

(20)

H OOFDSTUK 6 O PZET PRAKTIJKONDERZOEK

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de gehanteerde selectiemethode voor het

praktijkonderzoek. Deze selectie is benodigd om in hoofdstuk zeven op zoek te kunnen gaan naar aanwijzingen dat het onderhanden werk gebruikt wordt om de omzet en het resultaat van de onderneming te sturen.

6.2 Selectie ondernemingen

Om gericht onderzoek te kunnen doen dat een antwoord geeft op de globale probleemstelling is het nodig om een onderzoekselectie van goed met elkaar vergelijkbare ondernemingen te maken. Deze ondernemingen dienen aan een aantal randvoorwaarden te voldoen die het mogelijk maken om dit onderzoek uit te kunnen voeren.

De eerste selectie is gemaakt op basis van ‘The Top 50 Most Prestigious Consulting Firms in 2009’ volgens www.vault.com. Deze lijst wordt jaarlijks opgesteld door een enquête onder meer dan 4.000 consultants welke de toonaangevende consulting firms in de wereld moeten ranken op prestige. In totaal zijn er 50 consultancy ondernemingen in ‘The Top 50 Most Prestigious Consulting Firms in 2009’opgenomen.

Middels de internetsites van deze ondernemingen is uitgezocht of deze ondernemingen enkel op de consultancymarkt opereren. Dit is nodig om verder in dit onderzoek een antwoord te kunnen geven op de vraag of er aanwijzingen zijn dat het onderhanden werk gebruikt wordt om de omzet en het resultaat van de onderneming te sturen (deelvraag zeven). Uit de analyse van de websites blijkt dat 40 ondernemingen op meerdere markten actief zijn. De cijfers van deze ondernemingen zullen mede beïnvloed worden doordat zij gedurende de jaren meer of minder op andere markten dan de consultancy-markt actief zullen zijn. Derhalve is besloten om het onderzoek te beperken tot de tien ondernemingen welke enkel op de consultancy markt opereren, zodat de uitkomsten van dit onderzoek niet beïnvloed kunnen worden door andere bedrijfsactiviteiten welke ontplooid worden door de ondernemingen.

Wat verder nodig is om antwoord te kunnen geven op de vraag of er aanwijzingen zijn dat het onderhanden werk gebruikt wordt om de omzet en het resultaat van de onderneming te sturen, is dat uit de jaarrekeningen van deze ondernemingen de omzet, operationeel resultaat en de onderhanden werkpositie over de periode 2004 tot en met 2008 blijkt. Van één van de

overgebleven tien ondernemingen is uit de jaarrekeningen niet de onderhanden werkpositie te achterhalen doordat deze gecombineerd wordt weergegeven met andere balansposten.

Derhalve kan de analyse of het onderhanden werk wordt gebruikt om de omzet en het

resultaat van de onderneming te sturen, niet uitgevoerd worden en wordt deze onderneming

uitgesloten voor dit onderzoek.

(21)

In dit onderzoek zullen derhalve de financiële cijfers van de in tabel 3 opgenomen

ondernemingen geanalyseerd worden, welke voldoen aan de in deze paragraaf beschreven criteria. Tevens zal voor elke onderneming de waarderingsgrondslag waaronder deze onderneming rapporteert worden weergegeven.

Onderneming Waarderingsgrondslag

Accenture (US) US GAAP

BearingPoint Inc. (US) US GAAP

Watson Wyatt (US) US GAAP

Huron Consulting Group (US) US GAAP

The Advisory Board Company (US) US GAAP

FTI Consulting Inc. (US) US GAAP

Hewitt Associates Inc. (US) US GAAP

Navigant Consulting Inc. (US) US GAAP

Cap Gemini (FR) IFRS

Tabel 3 Selectie ondernemingen

(22)

H OOFDSTUK 7 R ESULTATEN VAN HET PRAKTIJKONDERZOEK

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de mogelijkheden die de accountant heeft om de waardering van het onderhanden werk te controleren besproken. Hieruit blijkt dat vraagtekens gezet kunnen worden bij de vraag of de accountant op dit moment wel in staat is om de waardering van het onderhanden werk te toetsen.

In dit hoofdstuk zullen de jaarrekeningen van negen ondernemingen, geselecteerd in hoofdstuk zes, geanalyseerd worden. Specifiek zal gekeken worden of hieruit aanwijzingen blijken die erop kunnen duiden dat deze ondernemingen de waardering van het onderhanden werk gebruiken om omzet dan wel resultaat te sturen. Dit zou een belangrijke aanwijzing zijn dat de accountant inderdaad niet in staat is geweest om de waardering van het onderhanden werk te toetsen. Hiermee zal de volgende deelvraag beantwoord worden:

• Bestaan er aanwijzingen dat het onderhanden werk gebruikt wordt om de omzet en het resultaat van de onderneming te sturen? (deelvraag 7)

7.2 Analyse methode

Allereerst zullen de posten ‘onderhanden werk’, ‘omzet’ en ‘resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening (hierna: bedrijfsresultaat)’ voor de afgelopen vijf jaar schematisch

weergegeven worden. Vervolgens zal gekeken worden of er verbanden gelegd kunnen worden tussen stijgingen en dalingen in het onderhanden werk en de omzet en/of het resultaat. Hierbij wordt rekening gehouden met stijgingen en dalingen welke het gevolg zijn van stijgingen en dalingen in de hoeveelheid operaties van de ondernemingen. Er zal derhalve met name getracht worden een analyses uit te voeren naar stijgingen en dalingen van het onderhanden werk en het resultaat die niet in lijn zijn met stijgingen en dalingen in de omzet. Hierbij zal gezocht worden naar verklaringen die hieraan mogelijk ten grondslag liggen.

De reden dat naar de jaarrekeningpost ‘omzet’ wordt gekeken is dat deze direct in relatie tot de jaarrekeningpost ‘onderhanden werk’ staat en dus eventuele stijgingen in het onderhanden werk direct doorwerken in de hoogte van de omzet.

Daarnaast is ervoor gekozen om naar de jaarrekeningpost ‘bedrijfsresultaat’ te kijken. Dit aangezien deze jaarrekeningpost over het algemeen als één van de belangrijkste key indicators van een onderneming gezien kan worden en dus verwacht wordt dat de neiging van de

onderneming zal zijn om erop te sturen dat het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening in lijn

is met de verwachting (van directie, stakeholders, etcetera).

(23)

7.3 Analyse jaarrekeningen

In deze paragraaf zal per onderneming de in paragraaf 7.2 beschreven analyse uitgevoerd worden. Allereerst zullen de kengetallen schematisch weergegeven worden waarna de analyse uitgevoerd zal worden

7.3.1 Accenture

USD x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 1.015.000 1.354.000 1.350.000 1.290.000 1.519.000 Omzet 15.113.000 17.094.000 18.228.000 21.453.000 25.314.000 Bedrijfsresultaat 1.759.000 2.111.000 1.841.000 2.493.000 3.012.000 Procentuele mutatie

onderhanden werk

- 33,4% -0,3% -4,4% 17,8%

Procentuele mutatie omzet - 13,1% 6,6% 17,7% 18,0%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat

- 20,0% -12,8% 35,4% 20,8%

Tabel 4 Kengetallen Accenture

In tabel vier zien we dat in 2005 de omzet van Accenture met 13,1% stijgt, waar het onderhanden werk met 33,4% stijgt, een verschil van 20%. Dit zou kunnen betekenen dat bijvoorbeeld het onderhanden werk in 2004 relatief laag was, maar als we verder kijken valt op dat de omzet in 2006 en 2007 verder stijgt, maar het onderhanden werk zelfs licht daalt. In 2008 zijn de stijging van de omzet en onderhanden werk met elkaar in lijn. Op basis hiervan kan ook als mogelijkheid gezien worden dat het onderhanden werk in 2005 mogelijk te hoog gewaardeerd is geweest.

Kijkend naar het bedrijfsresultaat valt op dat dit in 2006 daalt bij een stijgende omzet waarbij in de overige jaren het bedrijfsresultaat met de omzet meestijgt dan wel verder stijgt. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat omzet en resultaat niet worden gestuurd. Echter, het kan ook een aanwijzing dat het onderhanden werk in 2005 inderdaad te hoog gewaardeerd (al dan niet bewust) is geweest waarbij deze afwaardering ten laste van het resultaat van 2006 kwam dat in dat jaar één van de voornaamste oorzaken is geweest voor de daling van het

bedrijfsresultaat.

7.3.2 BearingPoint Inc.

USD x 1.000.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 382.000 355.000 341.000 319.000 229.000 Omzet 3.376.000 3.389.000 3.444.000 3.456.000 3.197.000 Bedrijfsresultaat (494.000) (562.000) (199.000) (233.000) 128.000 Procentuele mutatie

onderhanden werk

- -7,0% -3,9% -6,5% -28,3%

Procentuele mutatie omzet - 0,4% 1,6% 0,3% -7,5%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat

- -13,6% 64,5% -16,8% 155,2%

(24)

Kijkend naar de mutatie van de omzet en het onderhanden werk (zie tabel vijf) zien we dat deze over de jaren 2004 tot en met 2008 in het algemeen redelijk in lijn is met elkaar, behalve in 2008 waar de omzet met 7,5% en de onderhanden werkpositie met 28,3% daalt. Wat daarbij verder opvalt is dat het bedrijfsresultaat van een negatieve startpositie gedurende de jaren verbetert (met een piek in 2006) en in 2008 voor het eerst positief is. Dit kan een

belangrijke aanwijzing zijn dat in het verleden een hoge onderhanden werkpositie gecreeërd is om het toch al slechte resultaat enigszins verbeterd weer te gegeven, waarbij deze in 2008 afgewaardeerd is toen het resultaat voor het eerst positief werd.

7.3.3 Watson Wyatt

USD x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 63.000 63.000 123.000 110.000 126.000

Omzet 702.000 737.000 1.272.000 1.487.000 1.760.000

Bedrijfsresultaat 68.000 81.000 132.000 179.000 227.000 Procentuele mutatie onderhanden

werk

- 0,0% 95,8% -10,8% 15,0%

Procentuele mutatie omzet - 5,0% 72,5% 16,9% 18,4%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat

- 18,0% 63,9% 35,4% 26,5%

Tabel 6 Kengetallen Watson Wyatt

Bij Watson Wyatt (zie tabel zes) vallen met name de mutaties van het onderhanden werk in relatie tot de omzet in 2006 en 2007 op. In 2006 zien we dat Watson Wyatt een enorme groeistuip doormaakt met een omzetstijging van 72,5% waarbij het onderhanden werk zelfs met 95,8% stijgt. In het jaar daarop stijgt de omzet verder door (met 16,9%) waarbij het onderhanden werk weer wat daalt (met 10,8%). Hoewel dit opvallend te noemen is, lijkt het onlogisch dat hier sprake zou zijn van enige manipulatie van de cijfers. Het lijkt op het eerste gezicht logischer dat de omzet in 2006 al een dermate mooie groei vertoonde dat

Watson Wyatt er verder geen belang bij zou hebben om deze nog verder te verhogen door middel van de waardering van het onderhanden werk.

Als we verder kijken naar het bedrijfsresultaat valt op dat deze in 2006 een mooie groei laat zien, maar toch achter blijft bij de omzetgroei. Dit laat mogelijkerwijs weer een ander licht op het vorenstaande schijnen. Immers, het lijkt ook goed mogelijk dat de directie van

Watson Wyatt geen cijfers met een hoge omzetgroei maar juist een tegenvallende

bijbehorende groei van het bedrijfsresultaat wil laten zien. Indien doorgerekend en gekeken

wordt wat er zou gebeuren met de stijging van het bedrijfsresultaat indien het onderhanden

werk gelijk mee zou groeien met de omzet kan er geconcludeerd worden dat deze met circa

45% zou groeien ten opzichte van de 73% van de omzet. Het lijkt dus goed mogelijk dat het

onderhanden werk toch te hoog gewaardeerd is geweest in 2006. Dit verklaart dan ook direct

de daling van het onderhanden werk in 2007 bij een stijgende omzet en een nog groter

stijgend bedrijfsresultaat.

(25)

7.3.4 Huron Consulting Group

USD x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 11.000 18.000 23.000 28.000 43.000

Omzet 160.000 207.000 289.000 504.000 615.000

Bedrijfsresultaat 20.000 32.000 48.000 84.000 92.000 Procentuele mutatie onderhanden

werk

- 67,9% 24,4% 24,8% 52,6%

Procentuele mutatie omzet - 29,9% 39,3% 74,7% 22,0%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat - 60,4% 50,4% 76,3% 9,4%

Tabel 7 Kengetallen Huron Consulting Group

Wat bij de Huron Consulting Group opvalt (zie tabel zeven) is dat in 2005 het onderhanden werk en bedrijfsresultaat redelijk in lijn met elkaar stijgen waar de omzetstijging (relatief) tegenvalt. Indien het onderhanden werk in 2005 gelijk op was gegaan met de omzetmutatie zou ook de resultaatmutatie met een stijging ad circa 40% redelijk in lijn zijn geweest met de omzetstijging. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat er in 2005 een verwachtingspatroon aanwezig was van een hoger resultaat (bijvoorbeeld door een afgegeven budget) waarbij getracht is om via de waardering van het onderhanden werk dit verwachtingspatroon waar te maken.

Wat verder opvalt is dat in 2006 en 2007 de omzet en bedrijfsresultaat redelijk in lijn met elkaar stijgen, waar het onderhanden werk achter blijft. Ook dit duidt erop dat mogelijkerwijs het onderhanden werk gebruikt is om (in dit geval) met name het bedrijfsresultaat te sturen.

Immers, indien het onderhanden werk gelijk gestegen was met de omzet, was het bedrijfsresultaat nog veel verder gestegen. Hierbij kan, gelet op de stijgingspercentages, aangenomen worden dat deze stijgingen het verwachtingspatroon te boven zouden gaan en de directie dus de neiging had om deze te beperken om zo een soort van reserve op te bouwen voor komende jaren. Ook zou de lagere onderhanden werk stijging in deze jaren te maken kunnen hebben met de afwaardering van de mogelijkerwijs in 2005 te hoog gewaardeerde onderhanden werkpositie zoals hiervoor besproken.

In 2008 stijgt het onderhanden werk relatief hard vergeleken met de omzet. Daarnaast valt de stijging van het resultaat tegen ten opzichte van diezelfde omzetstijging. Indien het

onderhanden werk gelijk zou zijn gestegen met de omzet zou het resultaat op hetzelfde niveau als 2007 gebleven zijn. Het is goed denkbaar dat het niet wenselijk is een gelijkblijvend resultaatsniveau bij stijgende omzetten te laten zien en dat derhalve het onderhanden werk te hoog gewaardeerd is om ook het resultaat deels met de omzet mee te laten stijgen.

Als we kijken naar het hele tijdschema 2004-2008 zien we dat de omzet in totaal met 285%

stijgt, het onderhanden werk met 290% stijgt en het bedrijfsresultaat met 360% stijgt. De

stijgingspercentages over de gehele vijf jaar tussen de omzet en onderhanden werk zijn dus

met elkaar in lijn, waar het bedrijfsresultaat wat harder stijgt. Echter, in de individuele jaren

zien we grote verschillen. Zoals al eerder geconcludeerd lijkt het dus goed denkbaar dat hier

sprake is van het bewust aanpassen van de waardering van het onderhanden werk naar het

gewenste niveau om (met name) bepaalde resultaten te laten zien.

(26)

7.3.5 The Advisory Board Company

USD x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 72.000 81.000 99.000 117.000 144.000

Omzet 122.000 142.000 165.000 190.000 219.000

Bedrijfsresultaat 29.000 36.000 43.000 35.000 42.000 Procentuele mutatie onderhanden

werk

- 12,1% 22,2% 17,9% 23,2%

Procentuele mutatie omzet - 16,3% 16,5% 15,0% 15,3%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat - 25,8% 19,0% -19,0% 21,1%

Tabel 8 Kengetallen The Advisory Board Company

De mutatie van het onderhanden werk ten opzichte van de mutatie van de omzet verloopt bij The Advisory Board Company zeer gelijkmatig gedurende de afgelopen vijf jaar (zie tabel acht). Voor wat betreft de mutatie van het bedrijfsresultaat zien we dat deze in de meeste jaren ook gelijkmatig met de omzet muteert, behalve in 2007, waar het bedrijfsresultaat met 19,0%

daalt terwijl de omzet met 15,0% stijgt.

Op basis van deze cijfers komen geen directe aanwijzingen naar voren dat het onderhanden werk bij The Advisory Board Company wordt gebruikt om de omzet en/of het resultaat te sturen.

7.3.6 FTI Consulting Inc.

USD x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 31.000 57.000 56.000 85.000 98.000

Omzet 427.000 540.000 708.000 1.001.000 1.293.000

Bedrijfsresultaat 78.000 114.000 106.000 187.000 239.000 Procentuele mutatie onderhanden

werk

- 85,5% -1,1% 50,7% 16,0%

Procentuele mutatie omzet - 26,4% 31,2% 41,4% 29,2%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat - 44,9% -6,6% 76,1% 27,6%

Tabel 9 Kengetallen FTI Consulting Inc.

Als eerste valt bij de cijfers van FTI Consulting Inc. op (zie tabel 9) dat hoewel de omzet in 2005 met ‘slechts’ 26,4% stijgt, het onderhanden werk en bedrijfsresultaat met respectievelijk 85,5% en 44,9% stijgen. Indien het onderhanden werk gelijkmatig mee gestegen zou zijn met de omzet, zou ook het resultaat ongeveer gelijk met de omzet mee gestegen zijn, echter uit de cijfers blijkt dat dit niet het geval is. Dit zou dus een aanwijzing kunnen zijn dat in 2005 met behulp van de waardering van het onderhanden werk het bedrijfsresultaat gestuurd is naar het gewenste niveau.

Uit de cijfers blijkt ook dat in 2006 de mutatie van het onderhanden werk en bedrijfsresultaat

achterblijven ten opzichte van de omzet. De omzet stijgt namelijk met 31,2%, terwijl het

onderhanden werk en het bedrijfsresultaat met respectievelijk 1,1% en 6,6% dalen.

(27)

aanwijzing kunnen zijn dat het onderhanden werk in 2005 onbewust te hoog gewaardeerd is geweest, wat gecorrigeerd is gedurende 2006. In dit geval zouden wel vraagtekens gezet kunnen worden of de accountant wel voldoende in staat was om een betrouwbare uitspraak te doen omtrent de juiste waardering van het onderhanden werk in 2005. Er zijn natuurlijk ook andere verklaringen denkbaar. Zo zou het bijvoorbeeld ook kunnen zijn dat het onderhanden werk in 2005 wel degelijk bewust gebruikt is om het resultaat te sturen, waarbij de accountant dat in 2005 gemist heeft, maar toen dit herhaald werd in 2006 dit wel opgemerkt is door de accountant. Hierdoor zou dan de daling van het onderhanden werk en bedrijfsresultaat in 2006 het gevolg zijn geweest van de correctie van het in 2005 te hoog gewaardeeerde onderhanden werk.

Vanaf 2006 laten de cijfers zien dat het onderhanden werk en het resultaat redelijk in lijn met de omzet meestijgen. Hierbij valt wel op dat het resultaat in 2007 met 76,1% stijgt ten opzichte van een omzetstijging van 41,4%. Ook dit lijkt een duidelijke aanwijzing dat het resultaat in 2006 een dip vertoonde door een correctie op het te hoog gewaardeerde onderhanden werk per eind 2005.

7.3.7 Hewitt Associates Inc.

USD x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 184.000 211.000 214.000 231.000 241.000 Omzet 2.200.000 2.832.000 2.789.000 2.921.000 3.151.000 Bedrijfsresultaat 223.000 234.000 -64.000 -143.000 313.000 Procentuele mutatie

onderhanden werk

- 14,7% 1,4% 7,9% 4,3%

Procentuele mutatie omzet - 28,7% -1,5% 4,7% 7,9%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat

- 4,9% -127,4% -123,4% 318,9%

Tabel 10 Kengetallen Hewitt Associates Inc.

De onderhanden werkpositie bij Hewitt Associates loopt zeer geleidelijk op gedurende de periode 2004 tot en met 2008 (zie tabel 10). De omzet loopt, met uitzondering van 2005, redelijk in lijn mee. In 2005 is de omzetstijging bijna het dubbele van de stijging van het onderhanden werk (28,7% ten opzichte van 14,7%). Echter, er lijkt geen duidelijke

aanwijzing aanwezig dat dit te maken heeft met het sturen van de omzet en/of het resultaat.

Het resultaat daalt scherp in 2006 en 2007. In 2004 en 2005 is het operationeel resultaat nog ongeveer 8% tot 10% van omzet, maar in 2006 en 2007 is deze negatief (tot 5% negatief in 2007). In 2008 herstelt het resultaat zich weer en bedraagt deze weer circa 10% van de omzet.

Ondanks deze scherpe daling in 2006 en 2007 van het resultaat kan in die jaren niet eenzelfde trent in het onderhanden werk en/of de omzet gevonden worden. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat de negatieve resultaten in 2006 en 2007 veroorzaakt zijn door incidentele kosten in die jaren.

Er lijken dus geen duidelijke aanwijzingen dat het onderhanden werk is gebruikt om de omzet

en/of het resultaat te sturen.

(28)

7.3.8 Navigant Consulting Inc.

USD x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 45.000 58.000 53.000 51.000 49.000

Omzet 427.000 509.000 605.000 681.000 727.000

Bedrijfsresultaat 70.000 89.000 98.000 73.000 89.000 Procentuele mutatie onderhanden

werk

- 28,9% -8,6% -3,8% -3,9%

Procentuele mutatie omzet - 18,2% 18,9% 12,6% 6,8%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat - 27,1% 10,1% -25,5% 21,9%

Tabel 11 Kengetallen Navigant Consulting Inc.

Kijkend naar het totaal van de mutaties van het onderhanden werk, omzet en resultaat in de periode 2004 tot en met 2008 van Navigant Consulting (zie tabel 11), valt op dat er over het algemeen geen duidelijke verbanden te zien zijn tussen schommelingen in deze

jaarrekeningposten.

In 2005 stijgt de omzet met 18,2% waarbij zowel het onderhanden werk als het

bedrijfsresultaat met circa 10% meer stijgen. In de daaropvolgende jaren blijft de omzet stijgen (hoewel de procentuele stijging in de loop der jaren wel afneemt), terwijl het

onderhanden werk elk jaar enkele procenten daalt en het resultaat in 2006 en 2008 stijgt (met 10,1% en 21,9%). In 2007 daalt het resultaat weer met 25,5%.

Dat er totaal geen relatie bestaat tussen de mutaties in het onderhanden werk, omzet en resultaat lijkt onwaarschijnlijk. Dit blijkt ook bij een dieperere analyse van de cijfers. In 2005 stijgt de omzet met 18,2%, maar stijgt de onderhanden werkpositie met 28,9%, dus 10,7%

meer. Het resultaat stijgt hierbij met 27,1%. Dit zou kunnen betekenen dat in 2005 een

bepaald bedrijfsresultaat verwacht werd, wat bewerkstelligd is door het onderhanden werk (en daarmee het resultaat) bewust te hoog te waarderen.

De daling van het onderhanden werk in 2006 ten opzichte van de stijgingen in dat jaar van de omzet en het bedrijfsresultaat kan erop duiden dat het te hoog gewaardeerde onderhanden werk in 2005 in 2006 gecorrigeerd is toen de omzet en het resultaat op het gewenste niveau zaten danwel dat niveau overstegen.

Het is opmerkelijk te noemen dat in 2007 de omzet stijgt met 12,6%, waarbij het onderhanden werk met 3,8% en het bedrijfsresultaat met 25,5% dalen. Indien bewust het onderhanden werk gebruikt zou worden om de omzet en/of het resultaat te sturen zou verwacht worden dat het onderhanden werk in 2007 minimaal naar een stijging gelijk aan de omzet gebracht zou worden. Op deze manier kan het tegenvallende resultaat (ten opzichte van de mutatie van de omzet) verbeterd worden. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat in 2007 sprake was van

incidentele kosten welke goed uitlegbaar waren aan de stakeholders, waardoor Navigant

Consulting geen aanleiding zag om het resultaat te verbeteren door het overwaarderen van het

onderhanden werk. Dit kan zelfs de reden zijn dat het onderhanden werk in 2007 daalt (met

3,8%) bij de stijging van de omzet met 12,6%, waarbij dan de gedachte is om, in een toch al

slecht jaar, het resultaat zoveel mogelijk te ‘drukken’ zodat in toekomstige jaren betere

(29)

Tot slot valt het op dat in 2008 het onderhanden werk met 3,8% daalt, waarbij het

bedrijfsresultaat een stuk sterker stijgt dan de omzet (21,9% ten opzichte van 6,8%). Dit kan een aanwijzing zijn dat het onderhanden werk in 2008 bewust lager gewaardeerd is aangezien het resultaat toch al erg goed was. Aan de andere kant is het resultaat in 2008 nog circa 10%

lager dan in 2006 terwijl de omzet in 2008 circa 20% hoger is dan in 2006. Indien het lagere resultaat in 2007 de oorzaak was van incidentele kosten is het weer onwaarschijnlijk dat het onderhanden werk in 2008 bewust lager gewaardeerd is aangezien het resultaat in 2008 nog niet op het niveau van 2006 is (zeker niet ten opzichte van de gestegen omzet in 2008 ten opzichte van 2006).

Alles bij elkaar lijkt het onwaarschijnlijk dat alle verschillen in mutaties van het onderhanden werk, de omzet en het resultaat een ‘natuurlijke’ oorzaak hebben. Het lijkt dus waarschijnlijk dat het onderhanden werk door Navigant Consulting aangewend wordt om de omzet en/of het resultaat te sturen.

7.3.9 Cap Gemini

EUR x 1.000 2004 2005 2006 2007 2008

Onderhanden werkpositie 481.000 494.000 629.000 790.000 820.000 Omzet 6.235.000 6.954.000 7.700.000 8.703.000 8.710.000 Bedrijfsresultaat -281.000 214.000 334.000 493.000 586.000 Procentuele mutatie

onderhanden werk

- 2,7% 27,3% 25,6% 3,8%

Procentuele mutatie omzet - 11,5% 10,7% 13,0% 0,1%

Procentuele mutatie bedrijfsresultaat

- 176,2% 56,1% 47,6% 18,9%

Tabel 12 Kengetallen Cap Gemini

Wat direct opvalt bij de analyse van de kengetallen van Cap Gemini over de periode 2004 tot en met 2008 (zie tabel 12), is dat het bedrijfsresultaat over de hele periode zeer sterk stijgt en veel harder stijgt dan het onderhanden werk en de omzet (jaarlijkse stijging bedrijfsresultaat is minimaal 15% hoger dan de stijgingen in omzet en onderhanden werk). Dit is uiteraard veel meer een indicator dat het erg goed gaat met Cap Gemini dan dat er sprake is van sturing van de financiële cijfers.

Toch valt wel op dat, over de gehele vijf jaar genomen, het onderhanden met 70% veel harder stijgt dan de omzet die met 40% stijgt. Echter, indien de onderhanden werk stijging in lijn zou zijn met de stijging van de omzet, zou deze aan het eind van 2008 circa EUR 150 miljoen lager uitkomen dan werkelijk. Verwerking van dit verschil in het resultaat over de afgelopen vijf jaar levert niet een dermate ander beeld op. Op basis hiervan lijkt het niet waarschijnlijk dat het onderhanden werk bewust te hoog gewaardeerd is om omzet en/of resultaat te sturen.

Verdere duidelijke aanwijzingen dat het onderhanden werk door Cap Gemini wordt

aangewend om de omzet en/of het resultaat te sturen kunnen op basis van de kengetallen in

tabel 12 niet gevonden worden.

(30)

7.4 Conclusie

Uit analyse van de laatste vijf jaarverslagen van negen consultancy ondernemingen kunnen bij zes consultancy ondernemingen aanwijzingen onderscheiden worden welke erop duiden dat mogelijkerwijs het onderhanden werk gebruikt is om de omzet en/of het resultaat te sturen.

Hierbij lijkt het alsof het sturen van de omzet en/of het resultaat met verschillende motieven op verschillende manier geschiedt. Zo bestaan er bijvoorbeeld bij BearingPoint Inc.

aanwijzingen dat het onderhanden werk gedurende de verliesjaren kunstmatig hoog gehouden is om het onderhanden werk vervolgens direct af te waarderen toen BearingPoint Inc. in de zwarte cijfers terecht kwam. In andere gevallen zijn stijgingen van resultaten te zien die achter blijven bij de stijging van de omzet. In die gevallen zijn er duidelijke aanwijzingen aanwezig die erop duiden dat het onderhanden werk gestuurd is om het verschil tussen omzetgroei en resultaatgroei te verkleinen. Kortom, op basis van de verrichte analyses lijkt de kans zeer waarschijnlijk dat het onderhanden werk gebruikt is om de omzet en/of het resultaat te sturen.

Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de gevonden aanwijzingen in veel belangrijkere mate wijzen op het sturen van het resultaat dan op het sturen van de omzet.

Hoewel er uiteraard ook andere verklaringen mogelijk zijn voor de opvallende mutaties waarbij het onderhanden werk niet gebruikt is voor het sturen van de omzet en/of het resultaat, lijkt het onwaarschijnlijk dat dit bij zes van de negen ondernemingen het geval is.

Zoals reeds gesteld, lijkt het dan dus ook zeer waarschijnlijk dat in ieder geval bij een aantal

van deze negen ondernemingen het onderhanden werk aangegrepen is om de omzet en/of het

resultaat te sturen.

(31)

H OOFDSTUK 8 R ESULTATEN INTERVIEWS

8.1 Inleiding

Uit de voorgaande hoofdstukken blijkt dat er grote vraagtekens gezet kunnen worden bij de vraag of de accountant wel in staat is om het onderhanden werk bij consultancy

ondernemingen te controleren. Diverse interviews zijn gehouden met personen, die een financiële achtergrond hebben en welke actief zijn binnen de consultancy markt, over de hele wereld over hun gedachten over dit onderwerp en hoe men hiermee omgaat in het

desbetreffende land. In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste uitkomsten van deze interviews gepresenteerd worden.

8.2 Gehouden interviews

De interviews zijn gehouden met behulp van open vraagstellingen, zonder gebruik te maken van een vast vragenschema. Op deze manier is getracht een zo open mogelijk gesprek te creëren en zoveel mogelijk informatie over dit onderwerp te verzamelen.

Gelet op de gevoeligheid van dit onderwerp alsmede de verklaringen die gedaan zijn zullen de namen van de geïnterviewde personen niet kenbaar gemaakt worden. Wel is hieronder een overzicht opgenomen in welke landen een interview gehouden is en wat de functie van de geïnterviewde is:

• Italië (boekhouder A)

• Spanje (boekhouder B)

• India (accountant C)

• Maleisië (accountant D)

• Brazilië (accountant E)

• Nederland (controller F)

8.3 Uitkomsten interviews

Centrale vraag tijdens de interviews was of de geïnterviewde op de hoogte was dan wel aanwijzingen had dat, in het land waar de geïnterviewde werkzaam is, het onderhanden werk werd gebruikt door ondernemingen om omzet en/of resultaat te sturen. Wat opvalt is dat de aanlevering van boekhoudgegevens aan de overheid en/of lokale belastingdienst zeer verschilt per land. Zo moet bijvoorbeeld in Spanje een uitdraai gemaakt worden van elke

grootboekmutatie gedurende het hele jaar en in boekvorm (voor grotere bedrijven digitaal)

aangeleverd worden aan de Spaanse fiscus. Dit terwijl in bijvoorbeeld Maleisië alleen in geval

van een onderzoek documentatie aangeleverd dient te worden. Volgens accountant D hanteert

de lokale belastingdienst in Maleisië standaard richtlijnen voor winstpercentages per soort

onderneming. In het geval een onderneming een winstpercentage laat zien die ‘te’ ver onder

deze richtlijn zit wordt een boekenonderzoek ingesteld. Zolang de winst en dus de inkomsten

van de vennootschapsbelasting op het door de overheid gewenste niveau zit, hoeft men zich

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de inwerkingtreding van de Participatiewet in 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de arbeidstoeleiding van verschillende groepen mensen met een kleine

Als je denkt dat iets niet goed gaat bij je vriendje of vriendinnetje, een klasgenootje of iemand uit je buurt, dan is er voor jou het.

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

En het zijn geen hooligans (hoewel, als je sommigen van ons tekeer zag gaan...), geen plantengekken en zeker geen.. heiligen: het zijn meer dan 100 WTKG-ers tijdens

(In de gevallen van specialisatie, produkt- dan wel marktontwikkeling, resp. differentiatie blijft de onderneming er formeel binnen. Deze worden dus niet behandeld.)

Hierbij zijn de verschillen tussen de doelgroepen niet groot, alleen de doelgroep van de huurtoeslag is vaker verhuisd omdat het vaker om starters op de woningmarkt en huurders

Gescheiden ouders die hun kin- deren ondersteunen tijdens de opvoeding (leuke dingen doen samen, luisteren naar de problemen van het kind,…) en weinig tot geen ruzie maken over

Uit de SiV-gegevens blijkt dat kinderen een hogere levens- tevredenheid hebben wanneer ouders samen spreken over de kinderen en weinig of geen ruzie maken. Uit de SiV-gegevens van