V OORWOORD
De intentie van het jaarverslag is om de gebruiker van het jaarverslag voldoende informatie omtrent de onderneming te geven, zodat de gebruiker van het jaarverslag een goed beeld van de onderneming krijgt. Echter, in hoeverre komt de werkelijkheid overeen met deze intentie?
Deze vraag was voor mij de aanzet voor dit onderzoek.
Vanwege persoonlijke interesse voor de business consultancy branche wil ik er graag voor kiezen om specifiek naar ondernemingen opererend in deze branche te kijken.
Bij deze maak ik graag van de gelegenheid gebruik om allen die aan de totstandkoming van dit verslag hebben meegewerkt te bedanken voor de ondersteuning die ik van hen ontvangen heb bij het schrijven van dit verslag. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar dhr. A. Smeenge, mijn begeleidend docent van de Rijks Universiteit Groningen, voor zijn inzet en begeleiding.
Tevens wil ik graag dhr. J. van Kesteren, tweede begeleidend docent van de Rijks Universiteit Groningen, bedanken voor zijn inzet en begeleiding.
Lelystad, juli 2009,
Jeroen L.M. Brink
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord II
Inhoudsopgave III
Hoofdstuk 1 Opzet onderzoek 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Aanleiding 1
1.3 Globale probleemstelling 2
1.4 Hoofdstukindeling 2
Hoofdstuk 2 Probleemstelling 4
2.1 Centrale vraag 4
2.2 Deelvragen 4
Hoofdstuk 3 Theoretische beschouwing 5
3.1 Inleiding 5
3.2 Verwerking Onderhanden Werk 5
3.3 Accountantscontrole 8
3.4 Conclusie 8
Hoofdstuk 4 onderhanden werk bij consultancy ondernemingen 9
4.1 Inleiding 9
4.2 Wat is consultancy? 9
4.3 Soorten consultancy opdrachten 10
4.4 Performance based delivery 10
4.5 Conclusie 11
Hoofdstuk 5 Benodigde informatie voor bepaling van het Onderhanden Werk 12
5.1 Inleiding 12
5.2 Benodigde informatie voor bepaling Onderhanden Werk 12
5.3 Performance based 14
5.4 Toetsing door de accountant 14
5.5 Conclusie 15
Hoofdstuk 6 Opzet praktijkonderzoek 16
6.1 Inleiding 16
6.2 Selectie ondernemingen 16
Hoofdstuk 7 Resultaten van het praktijkonderzoek 18
7.1 Inleiding 18
7.2 Analyse methode 18
7.3 Analyse jaarrekeningen 19
7.4 Conclusie 26
Hoofdstuk 8 Resultaten interviews 27
8.1 Inleiding 27
8.2 Gehouden interviews 27
8.3 Uitkomsten interviews 27
8.4 Conclusie 29
Hoofdstuk 9 Slotconclusie 30
9.1 Inleiding 30
9.2 Slotconclusie 30
9.3 Verbeteringsmogelijkheden 30
9.4 Vervolgonderzoek 31
Bronvermelding 32
H OOFDSTUK 1 O PZET ONDERZOEK
1.1 Inleiding
Met de huidige jaarverslagregelgevingen is de accountant in de meeste gevallen goed in staat om, door middel van controletechnieken, met voldoende zekerheid een uitspraak te kunnen doen of de omvang en de samenstelling van het eigen vermogen alsmede het resultaat welke verantwoord zijn in de jaarrekening, een getrouw beeld weergeven.
Echter, er zijn situaties denkbaar waarin dit minder goed mogelijk is. Zo is het conform Nederlandse wet- en regelgeving toegestaan om, indien de winst op verantwoorde wijze vastgesteld kan worden, onderhanden werk volgens de zogeheten ‘percentage of completion’- methode te waarderen. In het kort komt deze waarderingsmethode erop neer dat een project gewaardeerd wordt tegen de contractwaarde maal het percentage gereed. Hierdoor is goed denkbaar dat een accountant met onvoldoende zekerheid deze waardering door een onderneming kan toetsen, bijvoorbeeld door gebrek aan kennis van de markt.
1.2 Aanleiding
Indien een bedrijf de neiging heeft tot het sturen van de omzet en/of het resultaat, lijkt op basis van bovenstaande dat een voor de hand liggende optie is om dit te doen met behulp van de waardering van het onderhanden werk. Immers, dit is één van de moeilijker te controleren jaarrekeningposten voor de accountant.
Wanneer bovenstaande situatie zich voordoet (een onderneming stuurt zijn omzet en/of resultaat met behulp van de waardering van het onderhanden werk en de accountant is niet in staat geweest om met behulp van de beschikbare controletechnieken deze sturing te
ontdekken), kan een fout van materieel belang
1in de jaarrekening onopgemerkt blijven, waardoor deze niet een getrouw beeld van de werkelijkheid weergeeft en de gebruiker van de jaarrekening mogelijk een ander besluit neemt dan wanneer de fout gecorrigeerd zou zijn geweest.
Voorbeeld
Bedrijf X stelt dat éé n van zijn dienstverleningsprojecten 70% gereed is. In gunstige gevallen bestaan er bijvoorbeeld van te voren afgesproken milestones welke door de klant worden afgetekend. Hieruit zou een accountant iets kunnen afleiden omtrent de status van het project.
Maar het kan ook zijn dat deze er niet zijn en dat er verder ook geen tastbare feiten zijn die de
1