• No results found

Earnings management in de kredietcrisis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Earnings management in de kredietcrisis"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Earnings management

in de kredietcrisis

Bewijs uit Duitsland en de VS

Master Thesis Accountancy

Leonie L. Nagelhout

31 mei 2013

(2)

Master Thesis Accountancy

Auteur:

Leonie L. Nagelhout

Studentnummer:

1611100

Onder begeleiding van:

Prof. Dr. R.L. Ter Hoeven RA

Tweede beoordelaar:

Mw. I.J. Kuiper MSc EMA RA

Universiteit:

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit:

Economie en bedrijfskunde

Opleiding:

MSc Accountancy & Controlling

Richting:

Accountancy

Datum:

31 mei 2013

Plaats:

Groningen

Earnings management

in de kredietcrisis

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie die ik heb geschreven ter afronding van de Master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Wat voor effect heeft de kredietcrisis gehad op ondernemingen? Ik was nieuwsgierig naar het fenomeen earnings management. Ook is de kredietcrisis een hot item geweest de laatste jaren dus leek het me interessant om deze twee onderwerpen te combineren. Uiteindelijk ben ik uitgekomen op een onderzoek om uit te zoeken in hoeverre de kredietcrisis van invloed is geweest op de mate van toepassing van earnings management.

Voor de totstandkoming van dit onderzoek dien ik nog een aantal mensen te bedanken. Allereerst wil ik mijn begeleider de heer Ter Hoeven bedanken voor zijn feedback. Met betrekking tot het statistische onderzoek wil ik graag Lammertjan Dam en Haiko de Jong bedanken voor hun hulp zonder deze hulp was het me niet gelukt. Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor de hulp en steun die zij mij hebben gegeven gedurende het schrijven van mijn scriptie.

Leonie Nagelhout

(4)

Samenvatting

De kredietcrisis was op zijn toppunt in 2009. In de jaren ervoor en vooral erna heeft het de wereldeconomie in zijn greep gehad. De kredietcrisis is interessant om nader naar te kijken maar omdat het zo’n omvangrijk onderwerp is dit onderzoek gericht op het gedrag van ondernemingen gedurende de kredietcrisis. Om te kijken of ondernemingen reageren op instabiele economische tijden is er gekeken naar de mate van earnings management. Earnings management is een manier voor ondernemingen om de financiële gegevens te beïnvloeden. Earnings management houdt in dat de financiële gegevens van een onderneming niet waarheidsgetrouw worden weergegeven. Er bestaat een viertal aan verschijningsvormen van earnings management. De verschijningsvorm is weer afhankelijk van de motieven van ondernemingen, er wordt gekozen voor een vorm die hen het beste uitkomt.

De hoofdvraag die met behulp van dit onderzoek zal worden beantwoord is:

Bestaan er verschillen in de mate van earnings management tussen de VS en Duitsland in de jaren 2007 - 2010 en zo ja/nee wat zijn hier de oorzaken van?

Om de hoofdvraag te beantwoorden is er een statistisch onderzoek uitgevoerd. Earnings management kan op verschillende manieren berekend worden er bestaan verschillende berekeningsmethoden voor. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de berekeningsmethode van Defond en Park.

Gekozen is om Duitsland en de VS nader te bekijken omdat deze landen internationaal gezien grote invloed hebben op de wereldeconomie. Daarnaast zijn beide landen belangrijke handelspartners van Nederland. Er was nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van de kredietcrisis op de wijze van rapporteren voor ondernemingen.

Binnen Duitsland en De VS is gekeken naar een drietal industrieën: de auto-industrie, de metaalindustrie en de voedingsindustrie. Omdat de auto- en metaalindustrie in Duitsland zwaar getroffen zijn in de kredietcrisis zijn deze nader bekeken. Daarnaast is de voedingsindustrie bekeken om zo een vergelijking te maken tussen zwaar getroffen industrieën en een minder zwaar getroffen industrie te maken. En zo kan ook gekeken worden of er meer, minder of in dezelfde mate earnings management wordt toegepast.

De belangrijkste conclusie die getrokken kan worden is dat er geen verschillen in mate van earnings management tijdens de kredietcrisis is aan te wijzen. De uitkomsten van het statistische onderzoek wijzen wel uit dat er in Duitsland meer earnings management wordt toegepast ten opzichte van de VS. Uit het literatuuronderzoek komt naar boven dat er meer earnings management zou worden toegepast bij Duitse ondernemingen, de uitkomsten van het statistische onderzoek bevestigen dit ook.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

Samenvatting ... 3

1. Inleiding ... 6

1.1 Motivatie voor het onderzoek ... 6

1.2 Relevantie van het onderzoek ... 7

1.3 Onderzoeksvraag ... 9

1.4 Onderzoeksopzet en onderzoekstructuur ... 10

2. Earnings management ... 12

2.1 Wat is earnings management? ... 12

2.1.1 Definities ... 12

2.1.2 Varianten in earnings management ... 13

2.2 Motieven voor toepassing earnings management ... 13

2.2.1 Agency probleem ... 13

2.2.2 De motieven ... 14

2.3 De berekening van earnings management ... 16

2.3.1 Berekeningsmethoden earnings management ... 17

2.3.2 Keuze berekeningsmethode ... 20

3. Verschillen tussen toepassing van earnings management in Duitsland en de VS ... 21

3.1 Culturele verschillen ... 21

3. 2 Verdere verschillen ... 23

3.2.1 Rechtsstelsels ... 23

3.2.2 Aanbieders van financiële middelen ... 23

3.2.3 Belastingwetgeving... 24

3.2.4 Het accountantsberoep en boekhoudregels ... 24

3.3 Verschillen in earnings management ... 25

3.3.1 Onderzoek naar algemene verschillen ... 25

3.3.3 Specifieke onderzoeken naar earnings management in Duitsland ... 26

3.3.4 Specifiek onderzoeken naar earnings management in de VS ... 28

3.4 Uitkomsten van het literatuuronderzoek ... 29

3.4.1 Wat wordt verstaan onder earnings management? ... 29

3.4.2 Wat zijn de motieven om earnings management toe te passen? ... 30

3.4.3 Welke berekeningsmethoden voor earnings management zijn er te onderscheiden? ... 30

3.4.4 Welke culturele en andere verschillen bestaan er tussen Duitsland en de VS? ... 32

3.4.5 Wat zijn de verschillen in toepassing van earnings management tussen de VS en Duitsland in economisch ‘stabiele tijden’? ... 33

(6)

4. Methodologische onderzoeksopzet ... 36

4.1 Hypotheses ... 36

4.2 Afbakening kwantitatief onderzoek ... 37

4.3 Analysemodel ... 38

4.3.1 Regressie analyse ... 38

4.3.2 Meetbare variabelen... 39

4.4 Data ... 40

5. Resultaten empirisch onderzoek ... 42

5.1 Wordt er meer earnings management in 2009 toegepast? ... 42

5.2 Wordt er meer earnings management in Duitsland toegepast? ... 43

5.3 Wordt er minder earnings management toegepast in de voedingsindustrie? ... 44

5.4 Meer earnings management bij een hoger leverage niveau? ... 45

5.5 Beantwoording van de deelvragen over het statistische onderzoek ... 45

6. Conclusie ... 49

6.1 Conclusies uit het literatuuronderzoek en het empirische onderzoek... 49

6.2 Beperkingen van dit onderzoek ... 51

6.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 51

Referenties ... 52

(7)

1. Inleiding

Het is belangrijk om een indruk te krijgen van de redenen waarom dit onderzoek is uitgevoerd. In dit eerste hoofdstuk wordt de motivatie om dit onderzoek uit te voeren beschreven. Vervolgens wordt de wetenschappelijke relevantie aangegeven. Het doel van het onderzoek is om een antwoord te geven op de hoofdvraag. De hoofdvraag wordt in dit hoofdstuk weergegeven evenals de deelvragen. Tot slot komt de onderzoeksopzet en onderzoekstructuur ter sprake.

1.1 Motivatie voor het onderzoek

Halverwege 2007 kwamen voor het eerst geluiden naar voren dat in de VS grote groepen mensen moeite hadden met het betalen van de hypotheeklasten. Amerikaanse hypotheekverstrekkers bleken op grote schaal hypotheken verstrekt te hebben aan mensen die niet bij machte waren om aan de betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, Wahlen (2008, p. 4). Een hypotheekcrisis is toen ontstaan.

Vanaf medio 2008 begonnen we de gevolgen van de hypotheekcrisis in de VS ook in Europa te merken. Grote banken kwamen in de problemen door het vastlopen van het bancaire systeem omdat de interbancaire geldmarkt grotendeels bevroren was. Er zijn zelfs een aantal banken omgevallen. Banken durfden geen geld meer uit te lenen aan andere banken omdat ze vreesden dat niet aan de betalingsverplichtingen kon worden voldaan: een kredietcrisis was ontstaan. In Europa hebben de overheden van onder meer Nederland, Duitsland, België en Groot-Brittannië ingegrepen om te voorkomen dat financiële instellingen om zouden vallen.

In Duitsland is naar aanleiding van de kredietcrisis stevig ingegrepen. In september 2008 vond de grootste bankenfusie in tien jaar plaats tussen de Dresdner Bank en de Commerzbank. En in oktober 2008 is met behulp van een reddingsplan 480 miljard euro vrijgemaakt om financiële instellingen te redden. De Duitse overheid heeft in mei 2009 een wetsontwerp aangenomen voor banken om een ‘bad bank’ te creëren om de vrijwel waardeloze leningen daarin onder te brengen. Door de kredietcrisis kampten de Duitse banken met leningen en beleggingen die sterk in waarde gedaald waren. De waarde van dergelijke waardepapieren is moeilijk vast te stellen. Ook is het moeilijk aan te geven welke waardepapieren hun waarde behouden, in waarde zijn verminderd of zelfs waardeloos zijn geworden. De Duitse overheid heeft daarom een bankenreddingfonds opgezet. De overheid staat garant voor de schuldbewijzen waarvan de waarde onduidelijk is; vastgesteld op de laatste boekwaarde minus 10 procent. Dit leidde er bij banken toe dat er toch grote afschrijvingen dienden plaats te vinden.

De Duitse economie maakte in het laatste kwartaal van 2008 een krimp van 2,1% door ten opzichte van het voorgaande jaar. Door deze krimp nam de werkloosheid in Duitsland toe. Vanaf het tweede

(8)

kwartaal in 2009 groeide het consumentenvertrouwen echter weer en herstelde de Duitse economie met 0,3 %. Daarmee was de recessie officieel ten einde.

In de VS heeft men ook zwaar te leiden gehad onder de kredietcrisis. Gevolgen van de kredietcrisis zijn onder andere dat zakenbank Lehman Brothers failliet is gegaan. Andere grote financiële instellingen zoals Fannie Mae en Freddie Mac konden nog maar net gered worden. Miljoenen Amerikaanse huizenbezitters zijn tijdens de crisis hun huis uitgezet of liepen het gevaar hun huis te verliezen. Daarnaast is de werkloosheid ook toegenomen in de VS.

Met dit onderzoek wil ik gaan kijken naar de invloed van de kredietcrisis zowel in de VS als in Duitsland. Maar vanwege de grote impact van deze crisis zal ik me beperken tot de gevolgen ervan op de toepassing van earnings management.

Earnings management wordt door Healy en Wahlen (1999, p. 368) als volgt gedefinieerd: "Earnings management occurs when managers use judgment in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of a company or influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers."

In dit onderzoek zal worden onderzocht of de kredietcrisis de noodzaak van earnings management doet toenemen of juist afnemen. Daarnaast zijn er in ‘stabiele tijden’ verschillen aan te wijzen in toepassing ervan in de VS en Duitsland. Uiteraard is het de vraag of deze verschillen ook aanwezig zijn ten tijde van de kredietcrisis.

1.2 Relevantie van het onderzoek

Als we naar de eerder genoemde definitie van Healy en Wahlen (1999) kijken kunnen we stellen dat wanneer managers financiële rapportages van een onderneming bewust sturen of manipuleren, we van earnings management spreken. Toepassing daarvan heeft gevolgen voor de kwaliteit van de verslaggeving. Deze gevolgen zijn tweeledig. Aan de ene kant kan de kwaliteit van verslaggeving achteruitgaan vanwege het inboeten aan objectiviteit. Aan de andere kant verbetert het juist de kwaliteit doordat het een signaal naar het maatschappelijk verkeer kan afgeven.

Dit maatschappelijk verkeer is immers in hoge mate afhankelijk van de externe verslaggeving door organisaties. Door te zorgen dat accountants een zo juist mogelijk beeld krijgen van de accountingmotieven worden accountantscontroles zo doelgericht mogelijk.

Uit onderzoek is naar voren gekomen dat ondernemingen in de VS en Duitsland verschillen vertonen met betrekking tot toepassing van earnings management. Leuz et al. (2003, p. 24) concludeerden dat in

(9)

landen waar het common law systeem van toepassing is minder earnings management plaatsvindt. Dit in tegenstelling tot landen waar het code-law systeem van toepassing is. Daarnaast zijn verschillen in kapitaalmarktontwikkeling te bespeuren, in het feit dat bedrijven in de VS vaker beursgenoteerd zijn. En bovendien bestaat er verschil in het type aandeelhouders.

Daarnaast is er onderzoek gedaan door Goncharov et al. (2006) bij Duitse bedrijven die de US GAAP toepassen en bedrijven die de German GAAP hanteren. Daaruit is naar voren gekomen dat bij Duitse bedrijven die US GAAP hanteren minder earnings management voorkomt dan bij bedrijven die de German GAAP toepassen. De onderzoekers concludeerden daarom dat de US GAAP effectiever de toepassing van earnings management vermindert dan de German GAAP en IAS, Goncharov et al. (2006, p. 18).

In deze masterscriptie wordt gekeken of geconstateerde verschillen ook gelden ten tijde van de kredietcrisis. Voor het accountantsberoep is het belangrijk inzicht te krijgen in de mate waarin een crisis van invloed is op de accountingmotieven van ondernemingen in Duitsland en de VS. Er doen zich verschillende mogelijkheden voor. De mate van earnings management kan afnemen, toenemen, op andere wijze plaatsvinden of gelijk blijven.

Duitsland en de VS zijn belangrijk voor de Nederlandse economie. Dat blijkt uit de volgende gegevens. De Duitse economie is de vierde van de wereld en de grootste van Europa. De Nederlandse economie is voor een groot deel afhankelijk van de Duitse. Duitsland is de belangrijkste handelspartner voor Nederland. Het handelsvolume tussen Nederland en Duitsland is één van de grootste ter wereld en bedroeg in 2010 in totaal 132 miljard euro1. Door de grote afhankelijkheid van de Duitse economie is het voor het Nederlandse bedrijfsleven van belang om goed inzicht te hebben in gedragingen van managers van Duitse ondernemingen.

De Amerikaanse economie is de grootste economie van de wereld en alleen vanwege dit feit is het al interessant om accountinggedragingen van managers binnen de VS te onderzoeken. Buiten de EU is de VS de belangrijkste handelspartner van Nederland2. Daarom is het voor bestuurders van Nederlandse bedrijven ook van groot belang om inzicht te krijgen in de accountinggedragingen van Amerikaanse managers.

Er is onderzoek gedaan naar de mate van earnings management ten tijde van de Aziatische crisis. Uit dit onderzoek van Chai et al. (2007, p. 190) bleek dat income minimalization in de dienstverlenende sector toenam. Income minimalization houdt in het rapporteren van een zo laag mogelijk inkomen

1 http://www.dnhk.org/nl/niederlande/fakten/handel-met-nederland/ 2

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/internationale-handel/publicaties/artikelen/archief/2003/2003-1312-wm.htm

(10)

door een politiek zichtbaar bedrijf in een periode van hoge winstgevendheid, Scott (2011, p. 425). Hetgeen zal leiden tot lagere belastingafdrachten.

Uit ander onderzoek blijkt ook dat organisaties reageren op onzekere omstandigheden. Ghosh (2009, p. 202) heeft onder andere geconstateerd dat bedrijven in economisch onzekere tijden proberen een balans te vinden. Een dergelijke balans komt tot stand door te zorgen dat de opbrengsten niet te veel fluctueren. Ghosh (2009, p. 198 - 199) toonde aan dat bedrijven in een zeer onzekere omgeving een grotere omvang aan overlopende passiva en activa op de balans vertoonden. Wat op zijn minst de suggestie wekt dat managers de overlopende posten als buffer gebruiken.

Uit de twee hierboven aangehaalde onderzoeken blijkt dat bedrijven reageren op veranderingen in het economische milieu. Hoe reageren ondernemingen in economisch onzekere tijden? Daarnaar is echter nog geen concreet onderzoek geweest. Daarmee is ook de wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek aangegeven. Het is immers van belang inzicht te krijgen in de keuzes van ondernemingen en managers in tijden waarin het financieel niet voorspoedig loopt. De kredietcrisis onderscheid zich van andere eerdere crises doordat het een zeer complexe crisis is. Dergelijke complexiteit ten opzichte van voorafgaande crises is mede veroorzaakt omdat vele handelingen met behulp van computers worden verricht. Hierdoor hadden mensen vaak minder zicht op wat precies gaande was.

1.3 Onderzoeksvraag

Onderzoeksvraag

Dit onderzoek gaat over earnings management toegepast door het management en de invloed van de kredietcrisis op dit verschijnsel. Voor het onderzoek nemen we de VS en Duitsland in ogenschouw en nemen we jaarrekeningen van 2007 tot en met 2010 onder de loep. In 2007 zijn de eerste tekenen van de kredietcrisis waarneembaar maar zijn de gevolgen nog niet voelbaar. Vanaf 2008 begon de crisis daadwerkelijk voelbaar te worden in de EU. En het dieptepunt lag in 2009. En vanaf 2010 was er weer sprake van economisch herstel. Deze vier jaren worden dus als uitgangspunt genomen omdat zij het begin, midden en eind van de kredietcrisis vormen. De hoofdvraag van deze scriptie is als volgt geformuleerd:

Bestaan er verschillen in de mate van earnings management tussen de VS en Duitsland in de jaren 2007 - 2010 en zo ja/nee wat zijn hier de oorzaken van?

Deelvragen

Om tot een beantwoording van de hoofdvraag te komen is een aantal deelvragen opgesteld. De eerste deelvragen zijn van belang om inzicht te krijgen wat betreft het uitgangspunt van het onderzoek, namelijk het fenomeen earnings management. Daarnaast dienen we duidelijk voor ogen te krijgen wat de motieven zijn om earnings management toe te passen.

(11)

 Wat wordt verstaan onder earnings management?

 Wat zijn de motieven om earnings management toe te passen?

 Welke berekeningsmethoden voor earnings management zijn er te onderscheiden?

De reden van dit onderzoek is gelegen in de kredietcrisis waarmee de wereld in 2008 en vooral in 2009 te maken heeft gekregen. Hierdoor is de wereldwijde economie in een andere financiële situatie terecht gekomen, afwijkend van de jaren daarvoor. Nu is het voor dit onderzoek belangrijk om te zien of er in economisch stabiele tijden verschillen zijn in toepassing van earnings management tussen de VS en Duitsland. Dan kan uiteindelijk ook vastgesteld worden of deze verschillen in earnings management ten tijde van de kredietcrisis aanwezig waren. En daarbij dient ook gekeken te worden naar de oorzaken van eventuele verschillen.

 Welke culturele en andere verschillen bestaan er tussen Duitsland en de VS?

 Wat zijn de verschillen in toepassing van earnings management tussen de VS en Duitsland in economisch ‘stabiele tijden’?

Vervolgens gaat het onderzoek in op de daadwerkelijke toepassing van earnings management in de kredietcrisis. Er wordt gekeken naar drie soorten industrieën. De metaalindustrie en de auto-industrie hebben beiden zwaar te lijden gehad onder de kredietcrisis. En daarnaast zal er in het onderzoek ook worden gekeken naar een sector waar dat niet aan de orde was namelijk de voedingsindustrie.

Is er verschil ten opzichte van economisch stabiele tijden? En zo ja, wat zijn de motieven van deze wijze van earnings management?

 Welke invloed heeft de kredietcrisis gehad op toepassing van earnings management in zowel Duitsland als in de VS?

 Wat zijn in de kredietcrisis de verschillen in toepassing van earnings management tussen de VS en Duitsland?

 Welke motieven liggen ten grondslag aan de verschillende wijze van toepassing van earnings management in de kredietcrisis ten opzichte van ‘stabiele tijden’?

 Zijn er verschillen in earnings management waarneembaar tussen de industrieën onderling van beide landen?

 Is er een verschil in earnings management tussen de auto-industrie in Duitsland en de VS?

 Is er een verschil in earnings management tussen de metaalindustrie in Duitsland en de VS?

 Is er een verschil in earnings management tussen de voedingsindustrie in Duitsland en de VS?

1.4 Onderzoeksopzet en onderzoekstructuur

Het onderzoek is opgezet om tot beantwoording te komen van de deelvragen en uiteindelijk de hoofdvraag. Het onderzoek bestaat uit twee fases die met elkaar samenhangen, namelijk:

(12)

 Literatuuronderzoek

 Kwantitatieve analyse

Literatuuronderzoek

Het literatuuronderzoek is een onderzoek waarbij op basis van wetenschappelijke artikelen getracht wordt antwoord te geven op de eerste vijf deelvragen. Daarnaast zijn diverse studieboeken gebruikt voor de theoretische onderbouwing van dit onderzoek. De eerste vijf deelvragen komen in de volgende twee hoofdstukken aan de orde. Namelijk wat is earnings management, wat zijn de motieven voor toepassing daarvan en hoe kan earnings management berekend worden; en vervolgens komen de verschillen in earnings management tussen Duitsland en de VS in stabiele tijden ter sprake. Daarnaast wordt er kort stilgestaan bij de metaalindustrie, de auto-industrie en de voedingsindustrie.

Kwantitatief onderzoek

De kwantitatieve analyse betreft een onderzoek op basis van financiële gegevens van Amerikaanse en Duitse beursgenoteerde organisaties. Op basis van een steekproef is getracht de eerdere constateringen in het literatuuronderzoek nader te onderbouwen en eventuele verschillen met de bestaande literatuur verder uit te diepen. De kwantitatieve analyse staat beschreven in de hoofdstukken 4 en 5.

Onderzoekstructuur

In hoofdstuk 2 komt de definitie van earnings management aan de orde. Tevens worden verschillende motieven om earnings management toe te passen gegeven. Tot slot wordt het hoofdstuk afgesloten met een aantal berekeningsmethoden van earnings management. Hoofdstuk 3 beschrijft de verschillen tussen toepassing van earnings management in Duitsland en de VS, gedurende economisch stabiele perioden. Daarnaast is er voor de te onderzoeken industrieën gekeken wat de statistieken waren voor, tijdens en na de kredietcrisis.

In hoofdstuk 4 wordt de methodologische opzet van het onderzoek weergegeven. Hoofdstuk 5 bevat een analyse van de economische instabiele tijden, zijnde de jaren 2007 tot en met 2010. Deze analyse bevat de cijfermatige gegevens inclusief een toelichting.

Tot slot bevat hoofdstuk 6 een vergelijking van de gegevens van hoofdstuk 2 en 3 met de uitkomsten van hoofdstuk 5. Bovendien komen in dit hoofdstuk de beperkingen van het onderzoek en kansen voor vervolgonderzoek aan de orde.

(13)

2. Earnings management

Dit hoofdstuk beschrijft wat earnings management inhoudt. Ter sprake komen de motieven voor managers om het toe te passen, wordt kort het agency probleem aangekaart en wordt beschreven hoe earnings management kan plaatsvinden. De mate ervan kan worden berekend en daarom komen aan het eind van dit hoofdstuk een aantal berekeningsmethoden aan de orde.

2.1 Wat is earnings management?

2.1.1 Definities

Waar hebben we het nou over als het over earnings management gaat? Verscheidene wetenschappers hebben zich gewaagd aan definities van dit verschijnsel. Om een beeld te creëren van wat earnings management inhoudt zijn hieronder twee definitie weergeven.

“Earnings management is the choice by a manager of accounting policies, or real actions, affecting earnings so as to achieve some specific reported earnings objective.” Scott (2011, p. 423)

Scott (2011, p. 422 – 423) onderkent twee manieren waarop earnings management gezien kan worden namelijk als:

1. ‘Opportunistic behavior’: Het gedrag van managers fungeert om het eigen ‘nut’ te maximaliseren met het oog op beloningen, schuldovereenkomsten en politieke kosten.

2. ‘Efficient contracting’: Managers verschaffen zichzelf en de onderneming flexibiliteit ten aanzien van de contractpartijen.

Earnings management bestaat volgens Scott (2011, p. 423) ook uit de keuze voor bepaalde grondslagen van financiële verslaggeving evenals uit concrete acties (real actions). Men kan bijvoorbeeld kiezen voor een lineaire of degressieve afschrijving van activa. Met real actions worden discretionaire accruals bedoeld. Een discretionaire accrual is een uitgave/actief dat is opgenomen in de boekhouding die nog wel moet worden gerealiseerd. Een voorbeeld hiervan is de bonus die managers ontvangen naast het vaste salaris.

"Earnings management occurs when managers use judgment in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of a company or influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers." Healy en Wahlen (1999, p. 6)

(14)

Healy en Wahlen (1999, p. 6)zien twee wijzen van toepassing van earnings management. Enerzijds willen managers stakeholders over de organisatieprestaties misleiden. Anderzijds willen managers contractuele uitkomsten beïnvloeden met de gepubliceerde cijfers.

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er overeenkomsten maar ook verschillen tussen de definities bestaan. Men is het er over eens dat earnings management in ieder geval inhoudt dat de financiële gegevens van een onderneming niet waarheidsgetrouw worden weergegeven. De meningen waarom de financiële gegevens niet juist worden weergegeven verschillen echter.

2.1.2 Varianten in earnings management

Het is belangrijk te kijken wat de verschillende varianten van earnings management zijn. Het belang van het onderscheid schuilt erin dat de motieven voor en de gevolgen ervan verschillen. Bij de ene variant worden de opbrengsten verhoogd en bij de andere juist verlaagd. Scott (2011, p. 425) onderkent een viertal verschijningspatronen:

 Taking a bath: Als een bedrijf dan toch een verlies moet rapporteren dan kan het net zo goed een groot verlies zijn. Er wordt veel afgeschreven op de activa waardoor toekomstige winsten op de bank komen te staan. Deze variant wordt vooral gebruikt in tijden waarin een organisatie in zwaar weer verkeert of in tijden van herstructurering.

 Income minimalization: Het rapporteren van een zo laag mogelijk inkomen door een politiek zichtbaar bedrijf in een periode van hoge winstgevendheid. Deze variant kenmerkt zich vooral door snelle afschrijvingen en hoge R&D- en reclame-uitgaven.

 Income maximalization: Het inkomen wordt zo gerapporteerd dat de manager de hoogst mogelijke bonus krijgt of zo dat de voorwaarden van een schuldovereenkomst niet worden overschreden.

 Income smoothing: De inkomsten zo rapporteren dat de bonussen voor de managers zo min mogelijk fluctueren. Deze variant wordt voornamelijk door managers afkerig van risico toegepast. Daarnaast kan een onderneming er juist voor zorgen dat het netto inkomen zo min mogelijk fluctueert voor externe rapporteringdoeleinden. Zo kan een onderneming de verwachte winstpotentie aanhouden.

2.2 Motieven voor toepassing earnings management

2.2.1 Agency probleem

De reden om earnings management toe te passen is het feit dat er een agency probleem bestaat. Onder andere Leuz et al. (2002, p. 5) zijn hier in hun onderzoek op gestuit. Dit probleem bestond al eerder dan het laatste decennium. Jensen en Meckling (1976) hebben het geformuleerd als het probleem dat

(15)

ontstaat als leiding en eigendom van een organisatie worden gescheiden. Hoe zorgen de eigenaren (principaal) ervoor dat de leiding (agent) de taken uitvoert in het belang van de eigenaren? Bijvoorbeeld door een bepaald beloningsplan toe te passen waardoor de agent dezelfde prioriteiten als de principaal krijgt.

Aan de ene kant kan een beloningsplan zorgen voor een oplossing van het agency probleem maar aan de andere kant kan het juist ook de een bron van het probleem zijn. Het kan zorgen voor een oplossing doordat de agent ook wil dat het bedrijf een zo goed mogelijk resultaat behaalt. Zo krijgt hij zelf ook een zo hoog mogelijke beloning. Daarnaast kan een beloningsplan juist een bron zijn van het probleem. In de jaren ’90 was er sprake van economische hoogtijdagen. Beleggingen werden in die jaren steeds aantrekkelijker. Hierdoor leenden heel veel mensen geld om te kunnen profiteren van de economische voorspoed. Aandelen werden op de beurs meer waard dan dat ze in werkelijkheid waard waren, dus alle beleggingsactiviteiten zorgden voor een overwaardering van de aandelen. Een beloningsplan kan onder meer opties inhouden. Managers zullen daardoor geneigd zijn om de aandelenkoers nog meer op te drijven om een hogere beloning binnen te halen. Het opdrijven van de aandelenkoers is een korte termijnactie wat ten koste gaat van de waarde creatie op de lange termijn.

2.2.2 De motieven

Het agency probleem laat zien dat er verschillende motieven kunnen bestaan om financiële gegevens te rapporteren. Het belang om onderscheid te maken in de motieven waarom men earnings management toepast schuilt zich in het feit dat uit onderzoek is gebleken dat het motief invloed heeft op de manier van toepassing van earnings management. Motieven voor earnings management zijn:

1. Contracting: bonusplans

Healy (1985, p. 106) heeft uit onderzoek geconcludeerd dat managers het netto inkomen zullen manipuleren om zo de eigen bonus te maximaliseren. Dit is van toepassing binnen organisaties waar compensatieplannen gelden. Deze conclusie is gebaseerd op de positive accounting theory.

De positive accounting theory (PAT) richt zich op het voorspellen van acties. Deze acties kunnen onder andere zijn de keuze van de grondslagen voor financiële verslaggeving door managers maar ook hoe managers reageren op nieuw voorgestelde accounting standaarden. Op basis van de PAT zijn de voorspellingen veelal gebaseerd op drie hypotheses opgesteld door Watts en Zimmerman (1990). Voor het earnings management motief bonusplans is de bonusplan hypothese van de PAT van toepassing. De bonusplan hypothese houdt in dat: managers van bedrijven waarbij de beloning gedeeltelijk uit bonussen bestaan zullen eerder geneigd zijn de winst te manipuleren. Dit in tegenstelling tot managers die geen variabele beloning krijgen. Managers zullen proberen om hun beloning zo hoog mogelijk te laten zijn, dus de inkomsten van de toekomst naar het heden te verschuiven.

(16)

2. Contracting: Schuldovereenkomsten

Naast bonusplans zijn ook schuldovereenkomsten een voorbeeld van een contractuele motivatie. Earnings management is een middel om te voorkomen dat de voorwaarden van een schuldovereenkomst in termen van financiële ratio’s niet wordt overschreden. Uit onderzoek van Dechow et al. (1995) komt naar voren dat managers sneller geneigd zijn earnings management toe te passen wanneer men vlakbij de randvoorwaarden van een schuldovereenkomst komt. Wat betreft de PAT opgesteld door Watts en Zimmerman (1990) is op dit motief voor earnings management de schuldovereenkomst hypothese van toepassing. De schuldovereenkomst hypothese houdt in: hoe dichter een bedrijf zit bij het overschrijden van de schuldovereenkomst, hoe meer een manager geneigd zal zijn om de inkomsten van de toekomst naar het heden te verschuiven.

3. Politieke motieven

Earnings management wordt gebruikt om de nettowinst te minimaliseren vooral in periodes van voorspoed en om de ‘zichtbaarheid’ van de onderneming te verminderen. Healy et al. (1999, p. 378) hebben hier onderzoek naar gedaan. Daar is uit voortgekomen dat politieke motieven vooral door grote ondernemingen worden toegepast. Industriële bedrijven, zoals gasbedrijven en olieraffinaderijen, proberen industriële wetgeving te ontduiken. Monopolistische ondernemingen, zoals vliegtuigmaatschappijen en elektriciteitsbedrijven, passen earnings management toe om het risico van onderzoek en interventie door toezichthouders te verminderen. Een laatste reden tot toepassing, dat valt onder politieke motieven, bestaat met het oog op belastingvoordelen. Ook voor politieke motieven is er bij de PAT een hypothese opgesteld, de politieke kosten hypothese, Watts en Zimmerman (1990). De politieke kosten hypothese houdt in dat: hoe hoger de politieke kosten (bijv. belastingen) waarmee een organisatie te maken heeft, hoe meer managers geneigd zullen zijn om de inkomsten te verlagen en dus naar de toekomst uit te stellen. Voor bedrijven met hoge winsten zal het toepassen van winst verlagende accruals ervoor zorgen dat belastingen ontlopen worden.

4. Belastingmotieven

Ondernemingen worden beperkt in hun vrijheid van verslaggeving doordat autoriteiten wetten uitvaardigen voor de berekening van de belastbare winst. Zo dient men in de VS als men het LIFO-systeem toepast voor belastingdoeleinden deze waardering eveneens toe te passen in de commerciële jaarrekening. Dit motief blijkt ook uit onderzoek van Balaciu en Pop Cosmina (2008, p. 939) ondernemingen gebruiken het mogelijk minder betalen van belasting als motief gebruiken voor het toepassen van earnings management.

5. Veranderingen van de leiding

Naar veranderingen van de leiding is al vele jaren terug onderzoek gedaan. Onder andere Pourciau (1993, p. 334) kwam tot de conclusie dat bij veranderingen in de leiding van een bedrijf er meer

(17)

gebruik wordt gemaakt van earnings management. Wanneer leidinggevenden plaatsmaken voor nieuwe dan zijn die nieuwe geneigd in het eerste jaar dat ze in dienst zijn accruals en afschrijvingen in te zetten. Het nieuwe management zorgt daarmee dat in het eerste jaar een dalende winst plaatsvindt. In het daarop volgende leidt het juist tot een stijgende winst.

6. Initial Public Offerings (beursgang)

Wanneer een bedrijf voor het eerst op de beurs gaat is er nog geen vastgestelde marktprijs voor de aandelen. Financiële informatie in de prospectus is een bruikbare informatiebron voor de eerste waardering van de aandelen. Managers van ondernemingen die naar de beurs gaan hebben de neiging earnings management toe te passen om een hogere aandelenprijs te ontvangen. Xie et al. (2001, p. 297) zeggen in hun onderzoek dat earnings management zorgt voor misleidende informatie in financiële overzichten aan beleggers. Door de misleidende informatie wordt de efficiëntie van de kapitaalmarkten verminderd. Immers de aandeelkoersen komen tot stand op basis van misleidende informatie.

2.3 De berekening van earnings management

Het gerapporteerde resultaat van een onderneming is opgebouwd uit operationele kasstromen en de totale accruals. Elke periode wordt er bepaald welke kasstromen wel tot kosten en opbrengsten hebben geleid en welke niet. De kosten en opbrengsten die niet tot een operationele kasstroom hebben geleidt, betreffen de totale accruals. Accruals zijn kosten of opbrengsten waar in dezelfde periode geen geldtransacties tegen overstaan.

Totale accruals (TA) = Discretionaire accruals (DA) + Niet-discretionaire accruals (NDA) (1)

Zoals uit de formule blijkt zijn accruals onder te verdelen in discretionaire en niet-discretionaire accruals. Niet-discretionaire accruals betreffen het verwachte deel van de accruals en zijn moeilijk aan te passen door managers. Dit zijn bijvoorbeeld afschrijvingskosten. Discretionaire accruals betreffen het onverwachte deel van de accruals en zij kunnen juist gemakkelijk door managers aangepast worden. Voorbeelden van discretionaire zijn voorzieningen, waardeverminderingen en uitzonderlijke afschrijvingen. Om te kijken of een onderneming earnings management toepast is de mate van discretionaire accruals van belang om te meten.

(18)

2.3.1 Berekeningsmethoden earnings management

Er zijn verschillende berekeningsmethoden van earnings management in de loop van de jaren ontwikkelt. Hieronder volgt een korte uitleg en beschrijving van een vijftal die veel worden toegepast in onderzoeken naar earnings management.

Healy

In de jaren ´80 zijn voor het eerst onderzoeken naar earnings management uitgevoerd waarbij men naar de accruals keek. Healy (1985) is een van de eersten die een methode heeft ontwikkeld om door middel van accruals earnings management te meten.

𝐷𝐴t = 𝑇𝐴t – ΣTAt (2) Waarbij:

TA = Totale accruals

DA = Discretionaire accruals t = het jaar in de ‘event’ periode

T = de hoeveelheid jaren opgenomen in de schattingsperiode ΣTA = gemiddelde totale accruals in een bepaalde periode

Healy stelt met zijn methode dat de discretionaire accruals worden vastgesteld als de fluctuatie tussen de gemiddelde totale accruals in de periode waarin earnings management wordt vermoed en het gemiddelde van de totale accruals over periodes waarin geen earnings management wordt vermoed. Het gemiddelde van de totale accruals in het verleden worden gezien als schatting voor de niet-discretionaire accruals.

Uit de hiervoor genoemde veronderstellingen van Healy blijkt dat zijn methode zich enkel richt op de mutaties in de totale accruals. De methode gaat er vanuit dat de niet-discretionaire accruals ongewijzigd blijven. Dat is noodzaak wil een methode efficiënt werken aldus Dechow et. al (1995, p. 197).

DeAngelo

DeAngelo (1985) kijkt specifiek naar kortlopende accruals, dit in tegenstelling tot het model van Healy (1985) die uitging van de gemiddelde totale accruals over een langere periode. De methode van DeAngelo neemt de totale accruals van de voorgaande periode als uitgangspunt voor het niveau van de niet-discretionaire accruals in de huidige periode.

(19)

𝐷𝐴t = 𝑇𝐴t − 𝑇𝐴t-1 (3)

De discretionaire accruals van de huidige periode worden vastgesteld door het verschil tussen de totale accruals van de huidige periode minus de totale accruals van de voorafgaande periode.

Wanneer de discretionaire accruals gedurende een aantal periodes enigszins constant blijven dan zal deze methode minder betrouwbare metingen geven dan die van Healy. Wanneer echter de discretionaire accruals flink fluctueren binnen een aantal periodes dan is het model van DeAngelo een betere methode om earnings management te meten. Met eventuele wijzigingen van de niet-discretionaire accruals gedurende de perioden wordt binnen het model van DeAngelo geen rekening gehouden. Dus wanneer de niet-discretionaire accruals ongewijzigd blijven zal het model efficiënt werken, anders geeft de meting van earnings management een vertekend beeld aldus Dechow et. al (1995, p 198).

Jones

De methode van Jones (1991) om earnings management te meten is gericht op de kortlopende accruals. Jones veronderstelt dat niet-discretionaire accruals muteren bij wijzigende marktomstandigheden. In het berekeningsmodel van Jones zijn daarom ook economische omstandigheden van de betreffende organisatie meegenomen.

DAt = TAt – [ β1 (1/At-1) + β2 (ΔREV) + β3 (PPE) ] (4)

Waarbij:

TA = Totale accruals te berekenen als de netto winst minus de operationele kasstroom ΔREV = Verandering in netto omzet t.o.v. het voorgaande jaar

PPE = Materiële vaste activa

At-1 = Totale activa van het voorgaande jaar β1, β2 en β3 = Bedrijfsspecifieke parameters

Jones’ model houdt rekening met veranderingen in de opbrengsten en materiële vaste activa omdat dit veranderingen van de totale accruals tot gevolg heeft. Er is meer werkkapitaal nodig als de omzet stijgt en meer materiële vaste activa leiden tot hogere afschrijvingen. Door met al deze factoren rekening te houden geeft het model van Jones een beter inzicht dan het model van DeAngelo.

Er is ook kritiek op het model van Jones. Zo zou de methode opbrengsten als niet-discretionair toerekenen. Dus als managers earnings management toepassen door het creëren van discretionaire opbrengsten, dan zal Jones dit aanmerken als niet-discretionaire accruals aldus Dechow et al. (1995, p. 199). Daarom was er een aanpassing van het model van Jones gemaakt, waarbij bij veranderingen van de netto opbrengsten rekening wordt gehouden met de veranderingen in het debiteurensaldo.

(20)

DAt = TAt – [ β1 (1/A t-1) + β2 (ΔREV –ΔREC) + β3 (PPE) ] (5)

Waarbij:

Δ𝑅𝐸𝐶 = Verandering in vorderingen van de onderneming

Maar ook deze methode is niet waterdicht omdat bij de berekening van de discretionaire accruals geen rekening is gehouden met de prestaties van de organisatie.

Defond en Park

Evenals de modellen van DeAngelo (1985) en Jones (1991) heeft het model van Defond en Park (2001) als uitgangspunt de kortlopende accruals. Defond en Park richten zich in het bijzonder op de werkkapitaal accruals van een organisatie. Er wordt dus niet gekeken naar langlopende accruals, zoals afschrijvingen. Defond en Park (2001) veronderstellen evenals Jones (1991) dat discretionaire accruals wijzigen, wanneer de marktomstandigheden veranderen.

AWCAt = WCt + [ (WCt-1 / St-1) * St ] (6)

Waarbij:

AWCAt = ‘abnormal working capital accruals’ in het huidige jaar WCt = Werkkapitaal eind huidig jaar

WCt-1 = Werkkapitaal eind vorig jaar

WC = ( Vlottende activa – Liquide Middelen) – [ (Schulden met looptijd van minder dan 1 jaar + Overlopende rekeningen) – (Financiële schulden van een looptijd langer dan 1 jaar die binnen het jaar vervallen) ]

St = Omzet van het huidige jaar St-1 = Omzet van het vorige jaar

Een beperking van de methode is dat aan het werkkapitaal gerelateerde accruals alleen gecorrigeerd worden met de werkkapitaal accruals van de voorgaande periode. Er wordt dus geen rekening gehouden met de werkkapitaal accruals uit de volgende periode. Bij de methode van Dechow en Dichev (2002) wordt hier wel rekening mee gehouden.

Dechow en Dichev

Bij de methode van Dechow en Dichev (2002) wordt voor het bepalen van de werkkapitaal accruals naar drie achtereen volgende perioden gekeken. Naast de operationele kasstromen in de huidige

(21)

periode houdt de methode ook rekening met de operationele kasstromen in de periode ervoor en erna. Dechow en Dichev gaan er vanuit dat de accruals schattingen zijn van toekomstige kasstromen.

Δ𝑊𝐶𝐴t = 𝛼0 + 𝛼1 * 𝐶𝐹𝑂t-1 + 𝛼2 * 𝐶𝐹𝑂t + 𝛼3 * 𝐶𝐹𝑂t+1 + 𝜀t (7) Waarbij:

𝐶𝐹𝑂 = Operationele kasstromen α = Regressiecoëfficiënten 𝜀t = Restterm voor jaar t

Een nadeel van het model van Dechow en Dichev is dat zij geen scheiding in accruals maken. Waardoor de accruals als een geheel gezien worden en niet in discretionaire en niet-discretionaire accruals worden onderscheiden.

2.3.2 Keuze berekeningsmethode

Voor het empirisch gedeelte van mijn onderzoek ga ik gebruik gaan maken van de methode van Defond en Park (2001). De volgende overwegingen hebben ten grondslag gelegen aan mijn keuze. Allereerst is de kredietcrisis in korte tijd ontstaan daarom lijkt het mij het verstandigst om een methode te kiezen waarbij men zich richt op de kortlopende accruals. Kortlopende accruals zijn gemakkelijk door managers te beïnvloeden en door de snelle ontwikkeling van de kredietcrisis ga ik er vanuit dat managers eerder kortlopende accruals zullen gebruiken om de winsten te manipuleren. Daarnaast is het voor de uitvoering van deze masterscriptie van belang om rekening te houden met de beschikbaarheid van data. Bij het verzamelen van data zal gebruik worden gemaakt van de internetdatabase ORBIS. Voor de methode van Defond en Park moet het werkkapitaal en de omzet 2006 tot en met 2010 beschikbaar zijn. Via de internetdatabase ORBIS is het werkkapitaal en de omzet van de geselecteerde ondernemingen in de betreffende jaren goed te achterhalen.

Tot slot houdt de methode van Defond en Park rekening met het feit dat discretionaire accruals wijzigen wanneer marktomstandigheden veranderen. Daarbij wordt er een scheiding gemaakt tussen discretionaire en niet-discretionaire accruals. Er was sprake van verschillende marktomstandigheden voor, tijdens en na de kredietcrisis. Vandaar mijn keuze voor een berekeningsmethode die hier rekening mee houdt.

(22)

3. Verschillen tussen toepassing van earnings management in Duitsland en

de VS

In dit hoofdstuk komen de verschillen in earnings management tussen Duitsland en de VS aan de orde. Alvorens de verschillen in earnings management te benoemen komen eerst de culturele en andere verschillen tussen beide landen aan de orde. Deze verschillen zijn van belang omdat ze ten grondslag liggen aan het gebruik van earnings management. Het onderscheid in toepassing van earnings management is al door menigeen onderzocht en zal ook in dit hoofdstuk aan de orde komen. Tot slot wordt er een overzicht weergegeven van de uitkomsten van het literatuuronderzoek.

3.1 Culturele verschillen

Om verschillen in toepassing van earnings management te onderzoeken is het belangrijk om de grondslag van deze verschillen eerst helder te hebben. Earnings management is niet enkel afhankelijk van de keuzes van het management. Deze keuzes staan niet op zichzelf maar zijn diepgeworteld in de cultuur en de boekhoudkundige traditie van een land; Hofstede (1980) en Gray (1988) hebben hier onderzoek naar gedaan.

Allereerst het onderzoek van Hofstede. Hij heeft een viertal culturele dimensies opgesteld, Doupnik et al. (2012, p. 37):

 Individueel versus collectief

Individualisme staat voor een voorkeur van een los gebreid sociaal netwerk waarbij individuen worden verondersteld alleen voor zichzelf en de directe familie te zorgen. Het fundamentele probleem van deze dimensie is de mate van onderlinge afhankelijkheid dat een samenleving handhaaft voor individuen. Collectivisme staat juist voor een hechte sociale structuur.

 Grote versus kleine machtsafstand

Machtsafstand is de mate waarin leden van een samenleving accepteren dat de macht binnen instellingen en organisaties ongelijk verdeeld is. Mensen in samenlevingen met een grote machtsafstand accepteren een hiërarchische orde waarbinnen iedereen een plaats heeft die geen verdere rechtvaardiging nodig heeft. Het fundamentele probleem van deze dimensie is hoe de samenleving omgaat met ongelijkheid tussen mensen wanneer zich dat voordoet.

 Grote versus kleine risicovermijding

Onzekerheidsvermijding is de mate waarin de leden van een samenleving zich ongemakkelijk voelen met onzekerheid. Sterke onzekerheidsvermijding houdt in dat samenlevingen starre codes van geloof en gedrag gehandhaafd worden en zijn intolerant naar afwijkende personen en ideeën. Bij zwakke onzekerheidsvermijding handhaven samenlevingen een meer ontspannen sfeer waarin meer dan enkel bepalingen en afwijkingen worden getolereerd.

(23)

 Mannelijkheid versus vrouwelijkheid

Mannelijkheid staat voor een voorkeur in de samenleving voor de prestatie, heldendom, assertiviteit en materieel succes. Vrouwelijkheid staat daarentegen voor een voorkeur voor relaties, bescheidenheid, de zorg voor de zwakken en de kwaliteit van het leven.

Deze vier dimensies dienen als graadmeter voor de culturele verschillen. Ze zouden moeten helpen bij het overbruggen van de communicatie tussen ondernemingen van verschillende culturen.

Ook Gray heeft onderzoek gedaan naar culturele verschillen maar dan vooral gericht op boekhoudkundige waarden. Gray (1988) ontwikkelde de volgende paren van contrasterende boekhoudkundige waarden, Doupnik et al. (2012, p. 37):

 Professionaliteit versus statutaire controle;

Een voorkeur voor de uitoefening van individuele professioneel oordeel en het behoud van professionele zelfregulering in tegenstelling tot de naleving van de voorgeschreven wettelijke vereisten (statutaire controle).

 Uniformiteit versus flexibiliteit van boekhoudkundige standaarden;

Een voorkeur voor de handhaving van uniforme boekhoudkundige praktijken van ondernemingen en voor het consistente gebruik van dergelijke praktijken in de loop van tijd in tegenstelling tot flexibiliteit bij waargenomen omstandigheden van individuele bedrijven.

 Conservatisme versus optimisme ten opzichte van risico;

Een voorkeur voor een voorzichtige aanpak om, om te gaan met de onzekerheid van toekomstige gebeurtenissen, in tegenstelling tot een meer optimistische en het nemen van risico’s.

 Geheimhouding versus transparantie van openbaarheid van informatie.

Een voorkeur voor de vertrouwelijkheid en de beperking van de openbaarmaking van privé-informatie over het bedrijf in tegenstelling tot een meer transparante, open en doorzichtige benadering.

Het Anglo-Saksische culturele gebied karakteriseert zich door een grote mate van individualisme, lage risicovermijding, kleine machtsafstand en gemiddelde mannelijkheid. Gray (1988) stelde daarbij dat landen uit het Anglo-Saksische gebied een relatief geringe mate van conservatisme en geheimhouding hebben. In het Germaanse culturele gebied bestaat juist wel een grote mate van geheimhouding en conservatisme, Doupnik et al. (2012, p. 39).

Han et al. (2010) hebben onderzoek gedaan naar de mate waarin earnings management beïnvloed wordt door de cultuur en de rechtsstelsels die binnen een bepaald land van toepassing zijn.

Uit het onderzoek van Han et al. (2010) komt naar voren dat risicovermijding en individualisme, twee van de culturele dimensies van Hofstede (1980), de toepassing van earnings management door

(24)

managers verklaren. Deze verklaring voor het gebruik van earnings management door managers is wel afhankelijk van de mate van bescherming van beleggers binnen een bepaald land. Er bestaat een positief verband tussen individualisme en discretionaire accruals in landen met rechtstelsels die een sterke bescherming van de beleggers inhouden. Daarbij komt dat het gemiddeld negatieve verband tussen risicovermijding en discretionaire accruals positief worden in landen waar een zeer sterke bescherming van beleggers van toepassing is, Han et al. (2010, p. 137-138). Een positief verband houdt in dat er minder van discretionaire accruals gebruik wordt gemaakt. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat ook al zouden overal dezelfde accountingstandaarden van toepassing zijn, dan zou het alsnog voorkomen dat de toepassing per land verschilt vanwege de culturele verschillen. Uit het onderzoek blijkt dat culturele verschillen in de hedendaagse globale internationale omgeving er nog steeds toe doen. In paragraaf 3.3.1 wordt het onderzoek van Leuz (2003) aangehaald waarbij nog wat dieper op de verschillende rechtsstelsels wordt ingegaan.

3. 2 Verdere verschillen

3.2.1 Rechtsstelsels

Er bestaan twee rechtsstelsels namelijk het common law en het code law stelsel. Een common law regel zoekt naar een antwoord op een specifieke casus in tegenstelling tot het formuleren van een algemene regel voor de toekomst. Dit stelsel vindt zijn oorsprong in Engeland maar het komt ook voor in andere landen die beïnvloed zijn door Engeland bijvoorbeeld ten tijde van het kolonialisme. Hierbij is te denken aan onder andere Ierland, India, Australië en de VS.

Het code law stelsel is gebaseerd op het Romeins burgerlijk recht. In dit stelsel worden regels gekoppeld aan ideeën van moraliteit en rechtvaardigheid; ze worden een doctrine3, Nobes et al. (2008, p. 28). Bij het code law stelsel worden juist wel algemene regels voor de toekomst geformuleerd waaraan ondernemingen zich moeten houden. Landen waar dit stelsel van toepassing is zijn onder andere: Frankrijk, Nederland en Duitsland.

Common law landen kennen een sterke juridische bescherming van beleggers dit in tegenstelling tot landen waar code law stelsels van toepassing zijn, Nobes et al. (2008, p. 30). In de VS is dus sprake van het common law stelsel terwijl Duitsland valt onder het code law stelsel.

3.2.2 Aanbieders van financiële middelen

Er zijn ook verschillen aan te wijzen in geldverstrekkers en eigenaarschap van ondernemingen. In Duitsland wordt geld vooral verstrekt door financiële instellingen en daar bestaan veel kleine familieondernemingen. In tegenstelling tot Duitsland zijn er in de VS juist relatief veel ondernemingen die afhankelijk zijn van geld geïnvesteerd door beleggers. Dit blijkt uit het verschil van het aantal

3

(25)

beursgenoteerde ondernemingen in Duitsland en de VS. In 2012 waren 1023 ondernemingen in Duitsland beursgenoteerd versus 15.126 in de VS. In Duitsland is de meerderheid van de beursgenoteerde ondernemingen eigendom van of staat onder controle van financiële instellingen en dan vooral banken. Nobes (2008) maakt in zijn boek onderscheid tussen ‘equity’- en ‘credit’-landen waarbij Amerika tot de eerste en Duitsland tot de tweede wordt gerekend.

3.2.3 Belastingwetgeving

In Duitsland staat in de belastingwetgeving duidelijk beschreven wat voor afschrijvingspercentages voor bepaalde activa gebruikt mogen worden. Deze afschrijvingspercentages zijn vaak gebaseerd op de economische levensduur van de verschillende activa. De Duitse belastingregels zijn tevens de boekhoudregels. In de VS zijn belastingregels niet altijd gelijk aan de boekhoudkundige standaarden. Dit heeft tot gevolg dat in Duitsland de commerciële jaarrekening gelijk aan de fiscale jaarrekening. In de VS is dit niet het geval. In de VS geeft de fiscale jaarrekening enkel een beeld van de belastbare winst en de commerciële jaarrekening geeft een beeld van de gang van zaken van de onderneming. De twee jaarrekeningen in de VS hebben dus duidelijk een andere functie dan die in Duitsland waar de jaarrekeningen overeenkomen en dus dezelfde functie hebben, Nobes et al. (2008, p. 33-34).

3.2.4 Het accountantsberoep en boekhoudregels

Zowel in Duitsland als in de VS zijn accountants actief, maar er bestaan verschillen in werkwijze. Beide landen hebben een beroepsorgaan. In de VS is dit de AICPA4 en in Duitsland de IdW5. In beide landen is lidmaatschap van het beroepsorgaan niet verplicht. Wel is in Duitsland lidmaatschap van de Wirtschaftsprüferkammer een wettelijke verplichting voor accountants. De Wirtschaftsprüferkammer heeft als doel het observeren van de accountantsstandaarden en is verantwoordelijk voor de opleiding van accountants in Duitsland. In Duitsland mogen slechts accountants die werkelijk in de accountantspraktijk werkzaam zijn lid worden van de IdW. De VS kent deze regel niet. Bij de AICPA mogen ook accountants buiten de accountantspraktijk lid worden. Het gaat in dit geval om accountants werkzaam binnen het onderwijs, de overheid en dergelijke. Duitsland kent een 4 jaar durende theorieopleiding gevolgd door 6 jaar praktijkervaring. Daarna mag men zich accountant noemen.

De Duitse manier van boekhouden staat bekend als conservatief. Duitse boekhoudregels zijn opgesteld aan de hand van Commercial Code en accountingstandaarden zijn opgesteld door accountants. Voor de boekhoudregels is vooral de belastingwetgeving van belang. Waardering tegen historische kostprijs

4 AICPA staat voor American Institute of Certified Public Accountants. Dit beroepsorgaan voor accountant is opgericht in 1887.

5

IdW staat voor Institut der Wirtschaftsprüfer. Dit beroepsorgaan voor accountants in Duitsland is opgericht in 1932.

(26)

en conservatisme met betrekking tot uitgaven en provisies spelen ook een belangrijke rol binnen de Duitse boekhoudkundige regels. In de VS gelden geen wettelijke vereisten voor de boekhouding maar wel is daar sprake van de SEC6. De SEC ziet erop toe dat beleggers verzekerd zijn van voldoende informatie om goede beleggingsbeslissingen te nemen. Slechts een klein gedeelte van de Amerikaanse ondernemingen is SEC geregistreerd en moeten voldoen aan de controle en boekhoudkundige regels van deze organisatie. De SEC heeft een toezichthoudende rol en bemoedigt de private sector om zelf de leiding te houden in het regelgevende proces door middel van de FASB. De FASB7 zorgt binnen de particuliere sector voor het vaststellen van standaarden voor financiële administratie en rapportage. De FASB bestaat uit zeven leden en wordt in de VS als even gezaghebbend gezien als de SEC. Niet SEC geregistreerde ondernemingen dienen wel door accountants gecontroleerde rapportages te publiceren maar hoeven zich hierbij niet te houden aan de regels van de SEC.

Bartov et al. (2005) hebben onderzoek gedaan naar Duitse ondernemingen omdat deze bedrijven in de jaren voorafgaand aan 2005 de keuze hadden uit drie verschillende rapporteringmodellen, de US GAAP, IAS en German GAAP. Dit onderzoek heeft in tegenstelling tot andere onderzoeken het voordeel dat het bedrijven in hetzelfde land onderzoekt met dezelfde juridische en politieke cultuur. Bartov et al. (2005) maken onderscheid tussen twee modellen waaronder accounting systemen zijn ontwikkeld: het shareholder model wat zijn oorsprong vindt in landen met het common law systeem en het stakeholder model dat zijn oorsprong vindt in landen met het code-law systeem, Bartov et al. (2005, p. 98). De belangrijkste bevinding van het onderzoek is dat financiële overzichten opgesteld volgens het shareholder model (US GAAP of IAS) betere informatie verschaffen dan wanneer deze opgesteld zijn volgens het stakeholder model (German GAAP).

3.3 Verschillen in earnings management

3.3.1 Onderzoek naar algemene verschillen

Bij bedrijven uit code law landen komt vaker earnings management en verlies mijdend gedrag voor, Leuz et al. (2003, p. 24 - 25). Uit dit onderzoek blijkt dat de voor- en nadelen voor managers met betrekking tot earnings management voor code law landen en common law landen verschillen. In code law landen lijken de voordelen van earnings management de nadelen te overtreffen. Duitsland is een land met code law en kent relatief weinig beschermingsrechten voor beleggers, La Porte et al. (2000, p. 8).

Leuz et al. (2003) hebben daarnaast gekeken naar het effect van de juridische bescherming van externe beleggers ten aanzien van interne prikkels om gerapporteerde winst te manipuleren. Het onderzoek

6

SEC staat voor Securities Exchange Commission. 7 FASB staat voor Financial Accounting Standards Board.

(27)

geeft aan dat het management van een organisatie de behoefte heeft om bepaalde informatie niet te verschaffen. Landen zijn in drie groepen ingedeeld namelijk, Leuz et al. (2003, p. 3):

1. Outsider economies with strong legal enforcement (o.a. het Verenigd Koninkrijk en de VS) 2. Insider economies with strong legal enforcement (o.a. Duitsland en Japan)

3. Insider economies with weak legal enforcement (o.a. Italië en India)

Met ‘outsider economies’ worden economieën bedoeld waarbij de wetgeving in eerste instantie uitgaat van bescherming van de rechten van externe beleggers. ‘Insider economies’ betreffen economieën waarbij de wet- en regelgeving in eerste instantie uitgaat van de rechten van organisaties.

Aan de hand van data uit 31 verschillende landen over de periode van 1990 - 1999 is het onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek maakt duidelijk dat ‘outsider economies with strong legal enforcement’ het minst earnings management vertonen. Terwijl er in ‘insider economies with weak legal enforcement’ het meeste sprake is van earnings management, Leuz et al. (2003, p. 24 - 25). Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat earnings management het minst plaatsvindt in economieën met sterke juridische bescherming voor de rechten van externe beleggers, grote aandeelmarkten, gespreide eigendomsrechten en strenge juridische handhaving.

Strenge en goed gehandhaafde rechten van externe beleggers geven het management van een organisatie minder mogelijkheden tot het achterhouden van informatie. Uit het onderzoek van Leuz et al. (2003, p. 24) kan dus worden afgeleid dat voor het toepassen van earnings management, bescherming van beleggers leidend is. Leuz et al. laten zien dat er een belangrijk verband is tussen juridische handhaving en kwaliteit van rapportage.

Glaum et al. (2004) hebben een vergelijking gemaakt tussen ondernemingen uit de VS en Duitsland. Bij deze vergelijking is gekeken hoe ondernemingen hun earnings managen, namelijk door verliezen te vermijden, door winsten te verminderen of door winsten positiever voor te stellen dan de voorspellingen van analisten. Het onderzoek is uitgevoerd onder 38.714 Amerikaanse ondernemingen en 3.524 Duitse, gedurende de jaren1991 tot en met 2000.

Zowel Duitse als Amerikaanse ondernemingen passen earnings management toe om verliezen te mijden en om winsten te verminderen. Hoewel er institutionele verschillen bestaan tussen de VS en Duitsland blijkt er geen significant verschil te bestaan in het vermijden van verliezen en het verminderen van winsten. Maar wat het onderzoek wel als uitkomst geeft is dat het tegengaan van verrassende negatieve resultaten vaker wordt toegepast in de VS dan in Duitsland. In Duitsland daarentegen komt het fenomeen van vermijden van verliezen vaker voor bij grote ondernemingen.

3.3.3 Specifieke onderzoeken naar earnings management in Duitsland

Naast de kenmerken voor toepassing van earnings management in het algemeen, genoemd in de eerder aangehaalde onderzoeken van Leuz et al. (2003), Glaum et al. (2004) en Nobes et al. (2008) zijn er

(28)

ook nog onderzoeken die zich specifiek richten op earnings management in Duitsland. En deze onderzoeken komen nu aan bod.

Maijoor et al. (2002) hebben onderzoek gedaan naar het effect van internationale verschillen in audit kwaliteit, de audit omgeving en de invloed van deze factoren op de toepassing van earnings management. Dit onderzoek is dus uitgevoerd in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Uit het onderzoek komt naar voren dat ondernemingen uit de drie genoemde landen er de voorkeur aan geven om het rapporteren van kleine verliezen tegen te gaan en juist kleine winsten te rapporteren. Ook blijkt dat ondernemingen in Duitsland, waar het minst strikte audit kwaliteitsstelsel van kracht is in vergelijking met de twee andere landen van dit onderzoek, aanzienlijk hogere absolute waarden van discretionaire accruals laten zien, Maijoor et al. (2002, p. 49). Wat opvallend is, is dat Duitse organisaties ten opzichte van de andere twee landen aanzienlijk meer earnings management toepassen, Maijoor et al. (2002, p. 44). Als Duitse bedrijven aan buitenlandse beurzen zijn gevestigd zorgt dit wel voor een beperking van het gebruik van earnings management.

Vanaf 2005 is een groot aantal ondernemingen in Duitsland overgegaan op verslaggeving van de financiële cijfers aan de hand van de IFRS8 in plaats van de German GAAP. Van Tendeloo en Vanstraelen (2011) hebben onderzoek gedaan naar de vraag of deze overstap heeft geleid tot vermindering van toepassing van earnings management. IFRS betreft een hoge kwaliteitsstandaard die zorgt voor kwalitatief hoogwaardige informatie. Er wordt dus gekeken of IFRS een afname van earnings management tot gevolg heeft.

Uit het onderzoek komt naar voren dat organisaties die zijn overgestapt op IFRS (geheime reserves9 buiten beschouwing gelaten) meer earnings management door middel van discretionaire accruals toepassen. Dergelijke organisaties passen meer income smoothing toe. Deze toename van income smoothing neemt significant af wanneer de organisatie wordt gecontroleerd door een Big Four accountantskantoor. Wanneer de geheime reserves niet buiten beschouwing gelaten worden dan bestaan er geen significante verschillen tussen organisaties die de German GAAP of IFRS toepassen, Van Tendeloo en Vanstraelen (2011, p. 177). Dus er is relatief gezien geen verschil van earnings management bij toepassing van IFRS en de German GAAP. Bovendien is er geen sprake van afname van earnings management.

In de inleiding is het onderzoek van Goncharov et al. (2006) al kort ter sprake gekomen. Hierin wordt gekeken naar de boekhoudkundige invloed van een de US GAAP en de German GAAP op de winst.

8 IFRS staat voor International Financial Reporting Standards. 9

Een geheime reserve is een reserve waarvan het bestaan niet uit de jaarrekening blijkt. Voorbeelden van geheime reserves zijn het overwaarderen van schulden en voorzieningen en onderwaardering van activa.

(29)

Het onderzoek is uitgevoerd onder Duitse organisaties die of de US GAAP of de German GAAP gebruiken.

Uit het onderzoek kwam naar voren dat organisaties die de US GAAP gebruiken minder income smoothing toepassen. En daaruit kan zoals ook al is aangegeven in hoofdstuk 1, de conclusie getrokken worden dat de US GAAP de toepassing van earnings management effectiever vermindert dan de German GAAP, Goncharov et al. (2006, p. 18).

3.3.4 Specifiek onderzoeken naar earnings management in de VS

Behalve de kenmerken die eerder in dit hoofdstuk zijn benoemd bij behandeling van de wetenschappelijke literatuur van Leuz et al. (2003) en Nobes et al. (2008) zijn er ook nog onderzoeken die verder ingaan op de toepassing van earnings management in de VS.

In het onderzoek van Lang et al. (2006) worden de winsten van Amerikaanse ondernemingen vergeleken met cross-listed organisaties. Dit zijn niet-Amerikaanse ondernemingen die genoteerd zijn aan de Amerikaanse beurs. Willen bedrijven aan de Amerikaanse beurs genoteerd worden dan dienen zij hun netto inkomen en eigen vermogen te rapporteren volgens de regels van de US GAAP. De Securities and Exchange Commission (SEC) stelt deze eisen zodat beleggers toegang krijgen tot informatie van deze niet-Amerikaanse ondernemingen die wel handelen op Amerikaanse beurzen. Zo kunnen beleggers beschikken over kwalitatief vergelijkbare informatie.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat cross-listed organisaties meer earnings management vertonen en vaker latere verliestoekenning toepassen dan Amerikaanse ondernemingen. Ook blijkt dat cross-listed ondernemingen meer income smoothing toepassen, omdat de winsten aanzienlijk minder fluctueren dan bij Amerikaanse ondernemingen. Daarnaast is uit de cijfers gebleken dat cross-listed ondernemingen earnings management meer gebruiken om naar positieve doelen toe te werken. Als de gegevens van de afzonderlijke ondernemingen worden opgedeeld per land dan komen de resultaten overeen met die van Leuz et al. (2003, p. 24 - 25). Ondernemingen uit landen met een lage mate van beleggersbescherming passen het meest earnings management toe. Geconcludeerd wordt dat de SEC-regels het effect van de lokale omgeving, zoals bestuurlijke prikkels, de juridische omgeving en handhaving van wet- en regelgeving, niet verdringen, Lang et al. (2006, p. 281 – 282).

Dechow et al. (2007) hebben ook onderzoek gedaan naar ondernemingen die aan de Amerikaanse beurs genoteerd zijn. Uit een controle van de SEC blijkt er bij 677 ondernemingen sprake is van manipulatie van kwartaalcijfers of de jaarcijfers.

De meest voorkomende vormen van earnings management bleken overwaardering van inkomsten en reserves te zijn. De manipulatie van de cijfers is bedoeld om een neergang van het financiële prestaties te verbergen.

(30)

Wright et al. (2006) hebben onderzoek gedaan naar zowel Amerikaanse als Engelse ondernemingen. In de wetenschappelijke literatuur worden de VS en het Verenigd Koninkrijk vaak als gelijkwaardige landen gezien als het gaat om earnings management. Nu bestaan er wel degelijk culturele en organisatorische verschillen tussen beide landen. Het onderzoek spitst zich toe op het verschil in gedrag van managers bij managementovernames. Er wordt specifiek naar managementovernames gekeken omdat hier sprake is van tegengestelde belangen tussen de interne en externe belanghebbenden van een onderneming.

Het blijkt dat managers earnings management toepassen om de winsten aanzienlijk te verlagen. En ook blijkt dat managers in de VS agressiever zijn in deze verlaging ten opzichte van hun Engelse collega’s, Wright et al. (2006, p. 38). Deze resultaten zijn tegengesteld aan de uitkomsten van Leuz et al. (2003). Leuz gaat uit van het feit dat overeenkomsten in de juridische omgeving van de VS en het Verenigd Koninkrijk leiden tot vergelijkbare vormen van earnings management. Dit blijkt echter niet het geval te zijn.

Lee et al. (2011) hebben een internationaal onderzoek gedaan naar earnings management met behulp van discretionaire accruals. In het onderzoek worden de VS, Canada, Hong Kong, Japan, Taiwan en Korea nader bekeken met betrekking tot dit onderwerp. Ook wordt het effect van belastingregime meegenomen op earnings management beslissingen.

Uit het onderzoek blijkt dat ondernemingen met grotere potentiële fiscale besparingen meer geneigd zullen zijn om earnings management toe te passen door discretionaire uitgaven te versnellen. Doordat discretionaire aftrekposten een inkomen verlagend effect hebben blijkt dat de inkomensbelasting een stimulerend effect heeft op de resultaten. Het belastingeffect blijkt enkel van toepassing te zijn in de VS en Canada. In Hong Kong, Japan, Taiwan en Korea heeft de inkomensbelasting geen invloed op beslissingen met betrekking tot discretionaire accruals, Lee et al. (2011, p. 261).

3.4 Uitkomsten van het literatuuronderzoek

Het literatuuronderzoek is uitgevoerd om antwoord te kunnen geven op de in hoofdstuk 1 gestelde deelvragen. Hieronder volgt een korte samenvatting van het literatuuronderzoek en daarbij wordt ook het antwoord op de deelvragen geformuleerd.

3.4.1 Wat wordt verstaan onder earnings management?

Earnings management is door vele wetenschappers geprobeerd te definiëren. In dit onderzoek zijn twee definities aangehaald welke overeenkomsten en verschillen laten zien. Scott (2011) en Healy en Wahlen (1999) zijn het er over eens dat het in ieder geval inhoudt dat de financiële gegevens niet waarheidsgetrouw worden weergegeven. De redenen om het toe te passen verschillen. Managers

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de industrieën Industrials en Technology is binnen de bedrijfstak een nadere opsplitsing gemaakt, omdat sommige activiteiten binnen deze industrieën producerend dan wel

The general objective of this research is to compare and contrast the level of job satisfaction of physiotherapists in private and public health facilities in

certificates (including certificate chains) and store additional information: issuing CA, time of issuance, and domain for which the certificate was issued.. Logs maintain a list

Hoe dan ook bestaat thans onvoldoende bewijs voor een gunstig effect van percutane sluiting van van een PFO bij patiënten met een cryptogeen herseninfarct, zelfs in aanwezigheid

These are the proceedings of the 10th International Conference on Advances in Computer Entertainment (ACE 2013), hosted by the Human Media Interaction research group of the Centre

[r]

The Use stage of the information flow lifecycle represents federal taxes on land and the setting of overnight bank rates that require market transaction information at

Zo zijn nog niet zo lang geleden de belangrijke standaarden IFRS 9 (finan- ciële instrumenten), IFRS 15 (omzetverantwoording) en IFRS 16 (leases) goedgekeurd door de Europese