• No results found

Methodologische onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk komt de methode van onderzoek aan de orde. De methode van onderzoek wordt gebruikt ter beantwoording van de hoofdvraag. De hoofdvraag zoals deze in de inleiding geformuleerd is luidt:

Bestaan er verschillen in de mate van earnings management tussen de VS en Duitsland in de jaren 2007 - 2010 en zo ja/nee wat zijn hier de oorzaken van?

Allereerst komen hypotheses aan de orde die voor het uitvoeren van het kwantitatieve onderzoek verondersteld werden. Vervolgens wordt de afbakening van het onderzoek aangegeven. Daarna worden de analyses beschreven die in dit onderzoek toegepast worden om de hypotheses te testen. En tot slot wordt de gebruikte data van het onderzoek toegelicht.

4.1 Hypotheses

Uit de het literatuuronderzoek blijkt dat er in stabiele tijden verschillen in earnings management aan te wijzen zijn tussen Duitsland en de VS. In de inleiding is een onderzoek ter sprake gekomen waarbij naar voren kwam dat ondernemingen in onstabiele tijden overlopende balansposten als buffer gebruiken. Dit leidt tot de eerste hypothese.

Hypothese 1

H0: In het jaar 2009 wordt er niet meer earnings management toegepast dan in Duitsland en de VS in de jaren 2007, 2008 en 2010.

H1: In het jaar 2009 wordt er meer earnings management toegepast dan in Duitsland en de VS in de jaren 2007, 2008 en 2010.

Uit onderzoeken beschreven in hoofdstuk 3 blijkt dat Duitse ondernemingen overwegend meer earnings management zouden toepassen dan Amerikaanse ondernemingen. Hypothese 2 zou dan ook een logische verwachting zijn als gekeken wordt naar deze eerdere onderzoeken.

Hypothese 2

H0: Organisaties in Duitsland passen niet meer earnings management toe dan organisaties in de VS.

H1: Organisaties in Duitsland passen meer earnings management toe dan organisaties in de VS.

Op basis van eerdere onderzoeken kan niet worden vastgesteld of er meer earnings management toe wordt gepast in de metaal- en auto-industrie ten opzichte van de voedingsindustrie. Het is echter wel

zo dat de metaal- en auto-industrie meer te lijden hebben gehad onder de kredietcrisis dan de voedingsindustrie. Het lijkt waarschijnlijk dat bedrijven die in zwaar weer zitten eerder earnings management zullen toepassen, uit deze veronderstelling volgt hypothese 3.

Hypothese 3

H0: Organisaties binnen de metaalindustrie en de auto-industrie passen niet meer earnings management toe dan organisaties binnen de voedingsindustrie.

H1: Organisaties binnen de metaalindustrie en de auto-industrie passen meer earnings management toe dan organisaties binnen de voedingsindustrie.

Met leverage kijken we hoeveel van het eigen vermogen betaald is met vreemd vermogen. Met behulp van de laatste hypothese bekijken we of het leverage ratio van organisaties van invloed is op mate van toepassing van earnings management.

Hypothese 4

H0: Organisaties met een hoog leverage ratio laten niet meer earnings management zien. H1: Organisaties met een hoog leverage ratio laten meer earnings management zien.

De vier hierboven genoemde hypotheses zullen worden getest. Bij elke hypothese zal worden gekeken of er significante resultaten voor of tegen de hypothese te vinden zijn.

4.2 Afbakening kwantitatief onderzoek

Type organisaties

De Duitse economie is de grootste economie van de Europese Unie en de Amerikaanse economie is wereldwijd de grootste economie. Duitsland is de belangrijkste handelspartner van Nederland en de VS is de belangrijkste handelspartner van Nederland buiten de EU. Voor Nederlandse organisaties is het daarom om te zien wat een crisis voor invloed heeft op de rapportering van financiële gegevens binnen deze beide landen. Voor het onderzoek wordt gekeken naar Duitse en Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven. Deze selectie is uiteraard veel te breed. In de VS en Duitsland zijn in de kredietcrisis zowel de metaalmarkt als de automarkt zwaar getroffen. Daarom is gekozen om dit onderzoek te richten op de metaal- en auto-industrie. Om een beter beeld te geven van de mate van earnings management in beide landen is ook een industrie gekozen die veel minder te leiden heeft gehad onder de kredietcrisis, namelijk de voedingsindustrie. Binnen de groep van beursgenoteerde bedrijven in Duitsland en de VS wordt er zodoende gekeken naar drie industrieën namelijk de metaalindustrie, de auto-industrie en de voedingsindustrie. Voor gedetailleerde informatie over de

geselecteerde industrieën is er een overzicht weergegeven in bijlage 1 Auto-industrie, metaalindustrie en de voedingsindustrie.

Periode van onderzoek

Het onderzoek gaat over de verrichtingen van ondernemingen in de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010. In 2007 was er nog niet veel te merken van de aankomende crisis. In 2008 en 2009 was de crisis in volle gang waarbij het zwaartepunt in 2009 lag. En in 2010 is te zien dat binnen de voor dit onderzoek geselecteerde industrieën sprake is van herstel. 2007, 2008, 2009 en 2010 worden derhalve als uitgangspunt genomen omdat zij het begin, midden en eind van de kredietcrisis vormen.

Model van earnings management

Zoals in hoofdstuk 2 al is aangegeven wordt in dit onderzoek gebruikgemaakt van de berekeningsmethode van Defond en Park voor de berekening van earnings management. Defond en Park maken gebruik van de volgende formule:

AWCAt = WCt + [(WCt-1 / St-1) * St] (8)

Er is gekozen voor de berekeningsmethode van Defond en Park (2001) omdat er bij deze berekeningsmethode een scheiding is gemaakt tussen discretionaire en niet-discretionaire accruals. Ook de toegankelijkheid van gegevens is een belangrijke reden om voor de berekeningsmethode van Defond en Park te kiezen. Bij deze berekeningsmethode is het werkkapitaal en de omzet nodig en deze gegevens zijn met behulp van Orbis goed te achterhalen.

4.3 Analysemodel

4.3.1 Regressie analyse

De regressie analyse wordt gebruikt om de waarde van een variabele te voorspellen met behulp van een andere variabele(n). De analyse toetst of onafhankelijke variabele invloed heeft op de afhankelijke variabele en of dit een positief of negatief effect is.10 De formule van enkelvoudige regressie is als volgt:

Meestal wordt de storingsterm U normaal verdeeld verondersteld met verwachting 0.

In paragraaf 4.3.2 komen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen van dit onderzoek naar voren. Voor toepassing van de regressie analyse dienen de variabelen normaal verdeeld te zijn. Omdat de

gegevens van de verschillende organisaties niet normaal verdeeld waren zijn, zijn de logaritmen van deze gegevens berekend met behulp van het statistische programma SPSS.

4.3.2 Meetbare variabelen

Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag te komen is het belangrijk om te kijken welke variabelen invloed kunnen hebben op de mate van earnings management binnen Duitsland en de VS.

Afhankelijke variabele

Discretionaire accruals

Discretionaire accruals kunnen in dit onderzoek gezien worden als de afhankelijke variabelen. Deze variabele wordt berekend met behulp van het berekeningsmodel van Defond en Park. In paragraaf 4.2 is het berekeningsmodel nader toegelicht. Het model maakt gebruik van discretionaire accruals. Volgens Jones (1991) zijn discretionaire accruals een graadmeter voor de kwaliteit van de jaarverslaggeving en daardoor een bruikbare maatstaf voor de toepassing van earnings management.

Onafhankelijke variabelen

Kredietcrisis

In 2008 waren de eerste gevolgen van de hypothekencrisis in de VS ook in Europa waarneembaar. Grote banken uit de VS en Europa kwamen in de problemen en verschillende overheden hebben moeten ingrijpen om te voorkomen dat sommige banken ‘om zouden vallen’. Niet overal kwam deze hulp op tijd en dus zijn er ook enkele banken omgevallen. Door de onzekerheid op de geldmarkt durfden banken geen geld meer uit te lenen aan elkaar, een kredietcrisis was ontstaan.

Bescherming van de rechten van beleggers

Bescherming van beleggers is afhankelijk van het rechtsstelsel dat van toepassing is. Er zijn twee rechtsstelsels te onderscheiden namelijk het common law stelsel en het code law stelsel. Het common law stelsel is gebaseerd op het gewoonterecht en vindt zijn oorsprong in het Verenigd Koninkrijk. Dit rechtsstelsel kent een hoge mate van bescherming voor beleggers. Het common law stelsel wordt in de VS toegepast. Het code law stelsel daarentegen wordt toegepast in Duitsland en is gebaseerd op het Romeins burgerlijk recht. Binnen het code law stelsel zijn wetten en regels veelal voorgeschreven en bij het code law stelsel is er sprake van een veel minder sterke bescherming van beleggers in vergelijking met de VS. Ondernemingen in landen met een sterkere mate van beleggers bescherming maken minder gebruik van abnormale accruals.

Industrieën

In dit onderzoek worden er drie industrieën onder de loep genomen, de metaalindustrie, voedingsindustrie en de auto-industrie. Waarom juist deze drie zijn gekozen is omdat voornamelijk de metaalindustrie en de auto-industrie zwaar geraakt zijn door de kredietcrisis in Duitsland en de VS. De voedingsindustrie is gekozen omdat ook al bevind men zich in een economische crisis men neemt wel voeding tot zich. In bijlage 1 zijn de marktcijfers van alle drie de industrieën opgenomen en hieruit blijkt dat de omzetcijfers van supermarkten gedurende kredietcrisis nagenoeg gelijk zijn gebleven met de cijfers in de jaren ervoor en het jaar erna.

Leverage

Leverage wordt gemeten met behulp van de volgende formule:

Ondernemingen met een hoge leverage ratio kunnen geneigd zijn de inkomsten hoger te rapporteren om te voorkomen dat de voorwaarden van schuldovereenkomsten worden geschonden. Daarentegen is het leverage ratio een indicator van ondernemingen in financieel zwaar weer en dit kan juist weer het gedrag van managers ontplooien om de inkomsten naar beneden toe te manipuleren.

4.4 Data

Alle benodigde data van Duitse en Amerikaanse ondernemingen is verkregen met behulp van de database ORBIS samengesteld door Bureau Van Dijk. Deze database bevat bedrijfsinformatie van 75 miljoen organisaties wereldwijd. Er is slechts gebruikgemaakt van één database omdat zo de cijfers het meest vergelijkbaar zijn. Er bestaat altijd de kans dat gegevens niet op dezelfde manier in een database worden weergegeven waardoor de gegevens niet meer een getrouw beeld geven bij vergelijking van de cijfers.

Gebruikte data

Om tot een berekening van de discretionaire accruals te komen dienen van de onderzochte ondernemingen de jaarrekeningen van de jaren 2006 tot en met 2010 beschikbaar te zijn. Voor de berekeningsmethode zijn namelijk ook gegevens uit het voorafgaande jaar nodig. Dus enkel ondernemingen waar de bedrijfsinformatie van deze vijf jaar bekend zijn kwamen in aanmerking voor het onderzoek.

Het aantal ondernemingen per industrie zijn hieronder in de tabel weergegeven. Zoals uit de tabel 1 blijkt zijn er in totaal 54 Duitse en Amerikaanse ondernemingen die in ORBIS staan die de schifting van dit onderzoek hebben doorstaan.

Tabel 1: Aantal beursgenoteerde ondernemingen dat in de kwantitatieve analyse worden meegenomen. Land Industrie Duitsland VS Totaal Auto-industrie 7 6 13 Metaalindustrie 5 22 27 Voedingsindustrie 2 12 14 Totaal 14 40 54