• No results found

Buiten behandeling WODC-Recidivestudies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Buiten behandeling WODC-Recidivestudies"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Buiten behandeling

WODC_230_7.indd 1

(2)
(3)

Buiten behandeling

Een cijfermatig overzicht van de strafrechtelijke recidive

van ex-terbeschikkinggestelden

B.S.J. Wartna

S. el Harbachi

L.M. van der Knaap

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

WODC_230_7.indd 3

(4)

Exemplaren van dit rapport kunnen worden besteld bij het distributiecentrum van Boom Juridische uitgevers:

Boom distributiecentrum te Meppel Tel. 0522-23 75 55

Fax 0522-25 38 64 E-mail bdc@bdc.boom.nl

Voor ambtenaren van het Ministerie van Justitie is een beperkt aantal gratis exemplaren beschikbaar.

Deze kunnen worden besteld bij: Bibliotheek WODC, kamer KO 14 Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

Deze gratis levering geldt echter slechts zolang de voorraad strekt. De integrale tekst van de WODC-rapporten is gratis te downloaden van www.wodc.nl.

Op www.wodc.nl is ook nadere informatie te vinden over andere WODC-publicaties.

© 2005 WODC

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-ming van de uitgever.

Voorzover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde ver-goedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloem-lezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

ISBN 90-5454-613-1 NUR 824

(5)

strafrechtelijke interventies op eenduidige wijze te meten. In dit rapport wordt ingegaan op de recidive onder ex-terbeschikkinggestelden. Alle personen van wie de tbs-maatregel tussen 1974 en 1998 is beëindigd, werden gevolgd. Nagegaan is welk deel van hen in de periode na het ontslag opnieuw met justitie in aanraking is gekomen naar aanleiding van het plegen van een (ernstig) delict.

Dit rapport is het eerste in een nieuwe reeks. De strafrechtelijke recidive van ex-terbeschikkinggestelden werd in de achterliggende decennia om de vijf jaar in kaart gebracht. Voortaan zal deze jaarlijks worden gepeild. Voor de twee andere sectoren van de Dienst Justitiële Inrichtingen geldt hetzelfde. Ook het verdere verloop van de strafrechtelijke carrière van ex-gedetineer-den en van ex-pupillen van justitiële jeugdinrichtingen zal met jaarlijkse metingen worden gevolgd. De monitorstudies bieden zicht op de ontwik-kelingen in het recidiveniveau en vormen – ook in methodische zin – een vertrekpunt voor meer gedetailleerd onderzoek naar de effectiviteit van justitiële interventies.

Prof. dr. Frans Leeuw Directeur WODC

WODC_230_7.indd 5

(6)

te kunnen brengen is in dit onderzoek een koppeling gemaakt tussen uitstroomgegevens van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de justi-tiële documentatie vastgelegd in de OBJD, het vaste bronbestand van de WODC-Recidivemonitor. Onze dank gaat uit naar Nol van Gemmert, die de uitstroomgegevens van de laatste groep ex-terbeschikkinggestelden heeft aangeleverd. De gegevens van de terbeschikkinggestelden van wie de maatregel voor 1994 werd beëindigd zijn afkomstig uit eerder WODC-onderzoek uitgevoerd door (oud-)collega’s onder wie Jos van Emmerik, Ed Leuw en Marisca Brouwers. Chris Breuer en Barbara Hoekstra-Schwarte spoorden de nummers op waaronder de respondenten in de OBJD te vinden zijn. Marita Kok heeft geholpen bij de opmaak van het uiteindelijke rapport. Katy de Kogel, Jacqueline Kuyvenhoven en Stefan Bogaerts deden waardevolle tekstbijdragen. Ad Essers was gedurende het gehele onder-zoekstraject van de partij en hielp ons tot het bittere eind. De voorzitter en leden van de begeleidingscommissie (zie bijlage 1) hebben het onderzoek als altijd kritisch gevolgd. Wij zijn hen en andere collega’s die eerdere versies van dit rapport van commentaar hebben voorzien, erkentelijk voor hun bijdrage.

(7)

1 Inleiding 17

2 Methode van onderzoek 21

2.1 Selectie van de onderzoeksgroep 21

2.2 Operationalisering van het recidivebegrip 26

2.3 Welke analyses vinden plaats? 27

3 Resultaten 29

3.1 De prevalentie van recidive 29

3.1.1 Speciale recidive 32

3.2 Overige facetten van de recidive 33

3.2.1 Frequentie 33

3.2.2 De aard en ernst van de recidivedelicten 36 3.2.3 De totale omvang van de recidive 37 3.3 Factoren die samenhangen met het vóórkomen van recidive 40

3.3.1 Persoonskenmerken 40

3.3.2 Kenmerken van het verloop van de tbs 42

3.4 Complexe samenhang 43 4 Slot 49 Summary 53 Literatuur 60 Bijlage 1 Begeleidingscommissie 63 Bijlage 2 De WODC-Recidivemonitor 64

Bijlage 3 Indeling van strafrechtelijke afdoeningen 73

Bijlage 4 Indeling van misdrijven naar aard en ernst 76

Bijlage 5 Tabellen 79

WODC_230_7.indd 7

(8)
(9)

gel is het beschermen van de samenleving tegen plegers van ernstige delicten bij wie sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwik-keling van de geestvermogens. Tijdens een gedwongen opname van de terbeschikkinggestelde in een van de daartoe aangewezen inrichtingen probeert men door behandeling het recidiverisico te verkleinen. Sinds midden jaren negentig van de vorige eeuw is het aantal tbs-gestelden sterk toegenomen. Jaarlijks legt de rechtbank ongeveer 200 maal een tbs-maatregel op, terwijl er circa 80 tbs-maatregelen worden beëindigd. In 2008 zal de benodigde intramurale capaciteit naar verwachting 1.700 plaatsen bedragen.

In dit rapport wordt ingegaan op de strafrechtelijke recidive onder ex-terbeschikkinggestelden. De uitstroomresultaten van de gehele sector worden in kaart gebracht. Om enig reliëf in de onderzoeksresultaten aan te brengen worden de uitkomsten op sommige plaatsen afgezet tegen de uitkomsten van soortgelijke metingen onder volwassen daders in het algemeen (zie Wartna, Tollenaar en Blom, 2005) en onder ex-gedetineer-den (zie Wartna, Tollenaar en Essers, 2005). Uiteraard zijn deze groepen niet in alle opzichten vergelijkbaar met de ex-terbeschikkinggestelden. Dit onderzoek beoogt dan ook niet de effectiviteit van de maatregel vast te stellen, maar levert slechts een beschrijving op van de uitstroomresulta-ten in de tbs-sector.

Onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep bestaat uit alle terbeschikkinggestelden van wie de (onvoorwaardelijke) tbs in de periode 1974-1998 formeel werd beëindigd. Het gaat om 1.798 unieke personen verdeeld over vijf groepen die elk een uitstroomperiode van 5 jaar bestrijken. Over de recidive van de eerste vier

cohorten

werd eerder verslag gedaan (Van Emmerik 1985, 1989; Leuw 1995, 1999). In dit onderzoek wordt een vijfde cohort aan het materiaal toegevoegd: de ex-terbeschikkinggestelden die in de periode 1994-1998 zijn uitgestroomd. Tabel a geeft de aantallen van de vijf cohorten en Tabel a Onderzoeksaantallen en enkele achtergronden van ex-terbeschikkinggestelden

uitgestroomd in de periode 1974-1998

Cohort

Aantal % man Gem. leeftijd % in Nederland geboren % geweld-/ zeden-delict % contrair beëindigd % veel-pleger Mediaan duur maatregel in dagen 1974-1978 497 91,75 36,09 92,29 61,57 19,14 52,08 1.520 1979-1983 394 95,94 32,96 89,31 80,34 40,05 60,85 1.461 1984-1988 371 94,61 33,76 86,14 93,53 48,86 65,67 1.826 1989-1993 312 96,47 34,93 75,81 96,47 63,92 70,19 1.842 1994-1998 275 94,55 34,77 75,36 97,83 58,65 56,16 2.131 Totaal 1.849* 94,43 35,42 85,11 82,94 42,82 60,90 1.808

* Dit zijn 1.798 unieke personen

WODC_230_7.indd 9

(10)

enkele achtergrondkenmerken van de ex-terbeschikkinggestelden. In de achtergronden van de vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden doen zich grote verschillen voor. De belangrijkste verschuivingen hebben zich voorgedaan in de duur van de maatregel, het uitgangsdelict en het aandeel ‘veelplegers’. Het aantal ex-terbeschikkinggestelde personen dat in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de tbs al minstens drie keer werd vervolgd, is in de loop der jaren gestegen maar in de laatste cohort weer scherp gedaald. Het percentage dat de maatregel kreeg opgelegd naar aanleiding van een geweld- of zedendelict is sterk toegenomen. Hetzelfde geldt voor de duur van de tbs en het aandeel contraire beëindigingen. Met deze verschillen dient bij de interpretatie van de uitkomsten van de recidivemeting rekening gehouden te worden.

Methode van onderzoek

Het onderzoek maakt deel uit van de WODC-Recidivemonitor, een doorlo-pend project waarin gestandaardiseerde metingen worden verricht onder uiteenlopende dadergroepen. Voor de metingen wordt gebruikgemaakt van gegevens uit de onderzoeks- en beleidsdatabase justitiële documen-tatie (OBJD). De OBJD is een geanonimiseerde versie van het justitiële documentatiesysteem (JDS) en bevat informatie over de criminaliteit die door het OM wordt vervolgd. Voor de berekening van de recidive gelden binnen de Recidivemonitor vaste criteria (zie tabel b).

Tabel b Recidivecriteria binnen de WODC-Recidivemonitor

Criterium Omschrijving

Algemene recidive Alle nieuwe justitiecontacten ongeacht de aard en ernst van de gepleegde misdrijven, behalve de strafzaken die eindigen in vrijspraak, een technisch sepot of een andere technische uitspraak

Ernstige recidive Nieuwe, geldige justitiecontacten n.a.v. een misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 4 jaar of meer*

Zeer ernstige recidive Nieuwe, geldige justitiecontacten n.a.v. een misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 8 jaar of meer

Speciale recidive Nieuwe, geldige justitiecontacten n.a.v. hetzelfde soort misdrijf als in de uitgangszaak

* Delicten met een lagere strafdreiging waarvoor wel voorlopige hechtenis kan worden opgelegd, vallen ook in deze categorie.

Met behulp van deze criteria wordt de recidive in de diverse onderzoeks-groepen beschreven. De respondenten uit de eerste cohort konden 25 tot 30 jaar worden gevolgd en de ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort 5 tot 10 jaar. Omdat de beschikbare gegevens beperkt zijn, biedt dit rapport geen verklaring voor het optreden of uitblijven van de recidive.

(11)

Het gaat niet in op de achtergronden en oorzaken ervan, maar geeft slechts een cijfermatig overzicht. De volgende vragen komen daarbij aan de orde:

– de prevalentie van recidive; welk deel van de (sub)groep heeft

gerecidi-veerd?

– de snelheid waarmee men recidiveerde; op welk moment vond de

recidive plaats?

– de frequentie van de recidive; hoeveel nieuwe justitiecontacten heeft de

recidivist na de uitgangszaak opgebouwd?

– de aard en ernst van de recidivedelicten; welk type delict werd gepleegd

en hoe werd de nieuwe strafzaak afgedaan?

– de omvang van de recidive; hoe omvangrijk is de totale recidive in de

(sub)groep?

Prevalentie van recidive onder ex-terbeschikkinggestelden

Figuur a toont het vóórkomen van ernstige recidive in de vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden. De ernstige recidive maakt 80 à 90% uit van de algemene recidiveprevalentie. Beide vormen van recidive zijn in de loop der jaren afgenomen. Uit de laatste cohort is na 10 jaar 34% van de ex-terbe-schikkinggestelden opnieuw voor een middelzwaar of zwaar delict vervolgd. In de drie oudste cohorten bedraagt dit percentage 57 tot 61. De ernstige recidive van de ex-terbeschikkinggestelden die tussen 1994 en 1998 zijn uitgestroomd, is lager dan onder ex-gedetineerden. Na 6 jaar is 57% van Figuur a Prevalentie van ernstige recidive onder vijf cohorten van

ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1974-1998

0 10 20 30 40 50 60 70 80 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 observatieperiode in jaren percentage recidivisten 1974-1978 (n=497) 1979-1983 (n=394) 1984-1988 (n=371) 1989-1993 (n=312) 1994-1998 (n=275) WODC_230_7.indd 11 WODC_230_7.indd 11 14-6-2005 15:15:4814-6-2005 15:15:48

(12)

de ex-gedetineerden vervolgd voor een misdrijf met een strafdreiging van 4 jaar of meer. Bij ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort is het percentage dat ernstig heeft gerecidiveerd na 6 jaar 28%. Onder volwassen daders in het algemeen bedraagt dit percentage 24.

Figuur b toont het verloop van de verschillende vormen van recidive voor de geweldplegers en zedendelinquenten uit de laatste cohort van ex-terbe-schikkinggestelden. Samen maken deze twee groepen 98% uit van alle ex-terbeschikkinggestelden die in periode 1994-1998 zijn uitgestroomd. Naast de algemene, ernstige en zeer ernstige recidive zijn ook de percen-tages speciale recidive vermeld. Bij de geweldplegers maakt de speciale recidive een veel groter deel uit van de totale recidive. Na 10 jaar is 27% voor een nieuw geweldsdelict vervolgd. Bij de zedendelinquenten is de speciale recidive lager: na 10 jaar heeft 11% een nieuw justitiecontact in verband met een zedenmisdrijf.Overige facetten van de recidive

De recidivisten onder de ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort hebben 5 jaar na het einde van de maatregel gemiddeld 3,8 nieuwe justi-tiecontacten opgebouwd, waarvan 2,5 naar aanleiding van delicten met een strafdreiging van 4 jaar of meer. De recidivezaken worden relatief vaak met een gevangenisstraf van meer dan 6 maanden afgedaan. De recidivefrequentie onder ex-terbeschikkinggestelden is in de afgelopen decennia gedaald. Deze is nu vergelijkbaar met de recidivefrequentie in de totale daderpopulatie. In de eerdere cohorten was het aantal recidi-vecontacten veel hoger. Figuur c geeft voor elk van de vijf cohorten weer welke aantallen recidivezaken er volgden in de periode na de

beëin-geweld 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 observatieperiode in jaren percentage recidivisten algemene recidive ernstige recidive speciale recidive zeer ernstige recidive

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 zeden 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 observatieperiode in jaren percentage recidivisten algemene recidive ernstige recidive zeer ernstige recidive speciale recidive

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur b Prevalentie van verschillende vormen van recidive onder ex-terbeschikkinggestelden

veroordeeld voor een geweldsmisdrijf (n=233) of een zedenmisdrijf (n=57) en uitgestroomd in de periode 1994-1998

(13)

diging van de maatregel. De zaken zijn uitgesplitst naar de ernst van de gepleegde delicten.1 De aantallen worden uitgedrukt per groep van honderd ex-terbeschikkinggestelden. 100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 cohort 1974-1978 observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

relatief licht

0 1 2 3 4 5

cohort 1979-1983

observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

cohort 1984-1988

observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

cohort 1994-1998

observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

cohort 1989-1993

observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

middelzwaar zwaar relatief licht middelzwaar zwaar

relatief licht middelzwaar zwaar

relatief licht middelzwaar zwaar

relatief licht middelzwaar zwaar

1 Dit onderscheid is gebaseerd op de maximale strafdreiging van de delicten; zie tabel b.

Figuur c Omvang van de recidive in vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1974-1998; uitgesplitst naar ernst van de gepleegde delicten

WODC_230_7.indd 13

(14)

Figuur c laat zien dat de omvang van de recidive onder ex-terbeschik-kinggestelden in de laatste decennia sterk is afgenomen. Na 1978 nam de recidiveomvang eerst licht toe, maar sinds 1983 daalt het niveau gestaag. In de eerste cohort zorgden 100 ex-terbeschikkinggestelden in 5 jaar tijd nog voor 344 nieuwe strafzaken. Bij de ex-terbeschikkinggestelden uit 1994 tot 1998 bedraagt het aantal zaken 125. De afname van de zeer ernstige recidive is minder spectaculair. In de laatste cohort kwamen in de eerste 5 jaar na het ontslag per 100 ex-terbeschikkinggestelden 12 strafzaken voor naar aanleiding van misdrijven met een strafdreiging van meer dan 8 jaar; in de eerste cohort waren dat er 17. De omvang van de recidive in de laatste groep ex-terbeschikkinggestelden is veel kleiner dan onder volwassen ex-gedetineerden. In 5 jaar tijd is het totale aantal recidi-vezaken naar verhouding 3,5 keer zo klein.

Factoren die samenhangen met het vóórkomen van recidive

De kans op recidive onder ex-terbeschikkinggestelden hangt samen met een aantal factoren. Binnen de groep zijn sterke verschillen te zien. De beste voorspeller van ernstige recidive is het aantal eerdere (zware) justi-tiecontacten: hoe groter het aantal eerdere justitiecontacten, hoe groter de kans dat men in de periode na het ontslag opnieuw in de fout gaat. Ook spelen een rol: geslacht (mannelijke ex-terbeschikkinggestelden recidive-ren vaker dan vrouwelijke), geboorteland (het recidiverisico is het hoogst onder personen geboren in Nederland) en leeftijd (hoe jonger men bij uitstroom is, hoe groter de kans op een nieuw justitiecontact).

Daarnaast blijkt een aantal verblijfskenmerken samen te hangen met de kans op recidive. Als er tijdens de tbs sprake is geweest van ongeoorloofde afwezigheid, is er meer kans op recidive. Eindigde de maatregel met een periode van proefverlof, dan zijn de vooruitzichten beter. De duur van de maatregel lijkt geen verschil te maken en de wijze van beëindiging van de maatregel evenmin. Bij gelijke scores op de overige gemeten kenmerken, maakt het geen verschil of de maatregel contrair of conform het advies van de inrichting werd beëindigd. Wel speelt het type uitgangsdelict nog een rol. Bij ex-terbeschikkinggestelden die werden veroordeeld voor een geweld- of zedendelict werden over het algemeen de beste resultaten gehaald. Het is niet duidelijk waaraan deze resultaten moeten worden toegeschreven. De afname van de recidive onder ex-terbeschikkingge-stelden zou het gevolg kunnen zijn van demografische veranderingen; er worden bijna geen frequent recidiverende vermogensdelinquenten (de zogeheten ‘veelplegers’) meer in de tbs opgenomen. Maar er zou ook sprake kunnen zijn van een verbeterde behandeling, of van een selectiever beleid bij het beëindigen van de maatregel: alleen de terbeschikkingge-stelden met gunstige vooruitzichten worden in vrijheid gesteld. Dit laatste zou ook een verklaring kunnen bieden voor de toenemende duur van de tbs-maatregel.

(15)

Slot

In dit rapport zijn de uitstroomresultaten van de tbs-sector in kaart gebracht. De recidive onder ex-terbeschikkinggestelden is inmiddels vergelijkbaar met die van een gemiddelde groep van volwassen daders en veel lager dan in de groep ex-gedetineerden. De vergelijking met andere daderpopulaties kan worden gemaakt omdat metingen in het kader van de WODC-Recidivemonitor altijd op dezelfde manier worden uitge-voerd. Dit onderzoek vormt het eerste in een nieuwe reeks. Met jaarlijkse metingen zullen de ontwikkelingen in het recidiveniveau van ex-terbe-schikkingestelden worden bijgehouden. Ook in de andere sectoren van DJI zal deze opzet worden gevolgd.

WODC_230_7.indd 15

(16)
(17)

schikkingstelling (tbs) op te leggen aan daders van ernstige delicten bij wie sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze daders zijn niet, of in mindere mate toereke-ningsvatbaar verklaard. De tbs met verpleging is een strafrechtelijke maatregel ter beveiliging van de samenleving. Ten eerste doordat de terbeschikkinggestelde gedwongen wordt opgenomen in één van de daartoe aangewezen inrichtingen en op de tweede plaats doordat men via behandeling het risico van recidive na afloop van de maatregel verkleint. Het tbs-veld heeft zich in de afgelopen tien jaar sterk ontwikkeld. Sinds midden jaren negentig van de vorige eeuw is het aantal tbs-gestel-den toegenomen van 500 naar ongeveer 1.600 (DJI, 2004). De meeste tbs-gestelden, circa 1.400, verblijven in 8 tbs-klinieken en 3 forensisch-psychiatrische klinieken. De tbs-populatie blijft groeien; momenteel legt de rechtbank jaarlijks ongeveer 200 maal een tbs-maatregel op, terwijl er jaarlijks circa 80 maatregelen worden beëindigd. Naar verwachting zal de benodigde intramurale capaciteit in 2008 zijn gestegen tot ongeveer 1.700 plaatsen (Leertouwer en Huijbrechts, 2004).

De tbs-sector kampt al langere tijd met capaciteitsproblemen. In het recente verleden zijn naar aanleiding van twee interdepartementale beleidsonderzoeken verschillende initiatieven ontplooid tot verbete-ring van de effectiviteit en efficiëntie van de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel (Werkgroep ‘doelmatig behandelen’, 1996; Werkgroep IBO-tbs, 1998). Er zijn twee hoofddoelen: het terugdringen van de recidive onder ex-terbeschikkinggestelden en het verbeteren van de in-, door- en uitstroom. De initiatieven behelzen onder meer het verbeteren van de behandeling, maar ook het invoeren van financiële prikkels ter bekorting van de behandelduur en maatregelen ter verbetering van de doorstroom van tbs-gestelden naar de algemene geestelijke gezondheidszorg (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 452, nr. 1). Recentelijk is bovendien een vereenvoudigd verlofkader ingevoerd, waarbij de aandacht sterker dan voorheen gericht is op taxatie van het recidiverisico en risicomanagement (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 452, nr. 10).

Een aantal tbs-gestelden komt om veiligheidsredenen niet in aanmerking voor doorstroming naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg of terug-keer in de samenleving, omdat hun recidiverisico ondanks langdurige verpleging en behandeling niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. Voor tbs-gestelden die vermoedelijk blijvend intramu-rale zorg van een tbs-kliniek nodig hebben, zijn er inmiddels 2 ‘long stay’-afdelingen ingericht. Onlangs is de behoefte aan dit soort plaatsten geïnventariseerd (De Kogel, Verwers en Den Hartogh, 2005). Daarnaast is onderzoek gestart naar de achtergronden van ‘contraire beslissingen’.

WODC_230_7.indd 17

(18)

De rechter lijkt de tbs-maatregel steeds vaker tegen het advies van de behandelaars in te beëindigen en er zijn aanwijzingen dat de recidive in dergelijke gevallen hoger is (Van Emmerik, 1989; Leuw, 1999).

Welke recidive volgt er op de tbs-maatregel? Het antwoord op deze vraag kan met behulp van de Recidivemonitor worden gegeven. De Recidivemonitor is een doorlopend project van het wetenschappelijk onderzoek- en documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie. In dit project worden gestandaardiseerde metingen verricht onder uiteenlopende dadergroepen. De gegevens voor de metingen worden onttrokken aan de onderzoeks- en beleidsdatabase justitiële documentatie (OBJD). Dit bestand is een geanonimiseerde kopie van het justitiële documentatiesysteem (JDS). Het JDS registreert de afdoenin-gen registreert van alle justitiecontacten van personen die in Nederland werden verdacht van een strafbaar feit.

De OBJD maakt het mogelijk om op grote schaal onderzoek te doen naar het verdere verloop van criminele carrières. Op basis van gegevens uit dit bestand zijn overzichten verschenen over ‘veelplegers’ (Wartna en Tollenaar, 2004) en over de recidive die volgt op de belangrijkste sancties die in Nederland worden opgelegd (Wartna, Tollenaar en Blom, 2005). Voorts is onderzoek verricht onder ex-gedetineerden (Wartna, Tollenaar en Essers, 2005) en ex-pupillen van justitiële jeugdinrichtingen (Wartna, El Harbachi en Van der Laan, 2005).

In dit rapport zal worden ingegaan op de recidive onder ex-terbeschik-kinggestelden. Het gaat in totaal om een groep van 1.798 unieke personen die verspreid over de periode 1974-1998, werden ontslagen uit een tbs-kliniek. Nagegaan is welk deel van hen na de formele beëindiging van de maatregel opnieuw wegens het plegen van een (ernstig) misdrijf in aanra-king is gekomen met justitie.

Het tbs-veld kent in feite al een recidivemonitor. In de achterliggende 20 jaar zijn 4 opeenvolgende onderzoeksrapporten verschenen waarin de uitstroomresultaten van de gehele sector in kaart worden gebracht (Van Emmerik, 1985 en 1989; Leuw 1995 en 1999). Daarnaast zijn enkele recidivestudies verricht die betrekking hebben op de populatie van één tbs-kliniek (o.m. Hilterman, 2000 en 2002; De Vogel e.a., 2004). Het huidige onderzoek is een vervolg op de studies van Van Emmerik en Leuw. Zij volgden de terbeschikkinggestelden die vanaf 1974 in 4 opeenvolgende perioden van 5 jaar uit de tbs zijn uitgestroomd. In dit onderzoek wordt daar nog een vijfde cohort aan toegevoegd: de ex-terbeschikkinggestelden waarvan de maatregel in de periode 1994-1998 werd beëindigd.

(19)

Dit onderzoek geeft een historisch overzicht van de uitstroomresultaten van de tbs-sector. Het levert een beschrijving op van de recidive, maar het biedt geen verklaring voor het optreden of uitblijven ervan en gaat niet in op de effecten van de behandeling. De effectiviteit van de maatregel kan alleen worden vastgesteld als men zicht heeft op de psychopathologie van de personen in het onderzoek en men de details kent van de behandeling van de problemen waar zij mee te maken hebben. Dat is in dit onderzoek niet het geval, diagnostische gegevens en informatie over de behandeling zijn niet voorhanden. Om uitspraken te kunnen doen over de effecten van de behandeling dienen de resultaten bovendien te worden vergeleken met de uitkomsten in een groep die in alle relevante opzichten vergelijkbaar is. Ook dat is in dit onderzoek niet haalbaar. Om enig reliëf aan de uitkom-sten te geven zullen de resultaten op sommige plaatsen worden afgezet tegen de uitkomsten van soortgelijke recidivemetingen onder volwas-sen daders in het algemeen (Wartna, Tollenaar en Blom, 2005) en onder volwassen ex-gedetineerden (Wartna, Tollenaar en Essers, 2005). Het zal echter duidelijk zijn dat deze twee daderpopulaties in belangrijke opzich-ten verschillen van de groep die in dit onderzoek centraal staat. Valt de recidive onder ex-terbeschikkinggestelden lager uit dan in de dader- of gedetineerdenpopulatie, dan wijst dit niet noodzakelijk op de effectiviteit van de behandeling in de tbs. Het omgekeerde is evenmin het geval. In het volgende hoofdstuk zetten we uiteen hoe de recidivemeting onder de ex-terbeschikkinggestelden is uitgevoerd. De resultaten van het onder-zoek worden beschreven in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 volgt een korte slotbeschouwing.

WODC_230_7.indd Sec1:19

(20)
(21)

Bijlage 2 bevat een meer uitgebreide beschrijving van de methoden en technieken die in het kader van de Recidivemonitor worden gehanteerd.

2.1 Selectie van de onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep bestaat uit de onvoorwaardelijk terbeschikking-gestelden van wie de maatregel in de periode 1974-1998 is beëindigd. De totale groep is verdeeld in vijf groepen of cohorten, die elk een uitstroom-periode van 5 jaar beslaan. De uitstroomgegevens van de personen uit de eerste vier cohorten zijn afkomstig uit eerder WODC-onderzoek (Van Emmerik, 1985 en 1989; Leuw 1995 en 1999). De uitstroomgegevens van de laatste cohort (1994-1998) werden aangeleverd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

In tabel 1 worden de onderzoeksaantallen weergegeven. De kolom met de brutoaantallen geeft aan hoeveel personen uit de oorspronkelijke studies in dit onderzoek verder kunnen worden gevolgd. Voor de vijfde cohort is dit het aantal dat door DJI werd aangeleverd.2 De rechterkolom van de tabel geeft de aantallen waarop de analyses in dit rapport uitein-delijk gebaseerd zijn. De vijfde cohort is het kleinst. De afname in de onderzoeksaantallen laat zien dat hoewel het aantal personen in de tbs-inrichtingen toeneemt, er steeds minder personen de tbs verlaten. Van alle personen in het onderzoek werd bij de Centrale Justitiële Documentatiedienst (CJD) in Almelo het versleutelde nummer

opgevraagd waaronder zij in de OBJD te vinden zijn. De koppeling bij de CJD vindt plaats op basis van het parketnummer van de uitgangszaak, d.i. de strafzaak die leidde tot het opleggen van de tbs. Is het parketnummer niet voorhanden, dan worden de personalia gebruikt om identificatie in de OBJD tot stand te brengen. De OBJD biedt zicht op de opeenvolging van alle justitiecontacten van personen die in Nederland verdacht werden van het plegen van een strafbaar feit. Van een aantal personen uit de eerste twee cohorten ontbreken echter de strafzaken die voorafgaand aan de tbs hebben plaatsgevonden. Van deze personen hebben we geen compleet beeld van de justitiële voorgeschiedenis, althans niet op een werkbare manier.3 Een klein aantal personen uit de eerste en de tweede cohort kon niet worden teruggevonden in de OBJD. Van deze personen is de voor geschiedenis bekend, maar het verdere verloop van de strafrechtelijke carrière niet. Besloten is deze laatste groep uit het onderzoek te verwijde-ren. De groep waarvan we alleen de voorgeschiedenis niet kennen, blijft bij een deel van de analyses buiten beschouwing.

2 Exclusief degenen die zijn overleden tijdens de tbs.

3 In de eerste twee recidivestudies werden gegevens over de justitiële voorgeschiedenis niet per strafzaak, maar in aantallen zaken vastgelegd.

WODC_230_7.indd Sec2:21

(22)

Tabel 2 geeft enkele achtergronden van de ex-terbeschikkinggestelden weer, per cohort en in de laatste kolom voor de totale onderzoeksgroep. De laatste kolom geeft als het ware het gemiddelde over de vijf cohor-ten. Het aandeel vrouwelijke ex-tbs’ers schommelt rond 6%. Het aantal ex-terbeschikkinggestelden dat niet in Nederland is geboren neemt in de loop der jaren toe, maar blijft met circa 25% in de laatste cohort relatief gering. In de totale gedetineerdenpopulatie bedraagt dit percentage 45. Verder valt op dat het percentage 'veelplegers' onder de ex-terbeschik-kinggestelden sinds 1974 is toegenomen, maar na 1994 weer scherp is gedaald.4 In de laatste cohort bedraagt het percentage daders dat in de periode van 5 jaar voor de uitgangszaak al minstens drie keer eerder met justitie in aanraking is gekomen, 56%. In de vierde cohort was dit nog 70%.

Ook in het type delict en een aantal verblijfskenmerken hebben zich mede als gevolg van wetswijzigingen belangrijke verschuivingen voorgedaan die mogelijk van invloed zijn op het niveau van de latere recidive. Het aandeel van de ex-terbeschikkinggestelden die werden veroordeeld voor vermo-gensdelicten zonder gebruikmaking van geweld is sterk gedaald, terwijl het aandeel geweldplegers is gestegen. De proportie zedendelinquen-ten is met ca. 22% relatief stabiel.5 De overige delicttypen (Opiumwet, verkeer en overig) komen veel minder vaak voor en meestal in combinatie met andere delicten. Zij zullen in de rest van dit rapport worden

samen-Tabel 1 Onderzoeksaantallen recidivemeting ex-terbeschikkinggestelden 1974-1998

Cohort

Uitstroom-periode

Bruto- aantal

Justitiële voorgeschiedenis niet compleet beschikbaar

Recidivezaken niet compleet beschikbaar Netto-aantal 1 1974-1978 523 139 26 497 2 1979-1983 417 62 23 394 3 1984-1988 371 0 0 371 4 1989-1993 312 0 0 312 5 1994-1998 275 0 0 275 totaal 1974-1998 1.898* 201 49 1.849**

* Dit zijn 1.847 unieke personen ** Dit zijn 1.798 unieke personen

4 Veelplegers, althans dat deel dat bekend is bij justitie, zijn daders die minstens drie keer zijn vervolgd in een periode van 5 jaar. Binnen deze groep is verder onderscheid mogelijk. Laagfrequente veelplegers hebben in die periode 3 of 4 justitiecontacten, hoogfrequente 5 tot 10 en zeer hoogfrequente meer dan 10 (Wartna en Tollenaar, 2005).

5 Hoewel zedendelicten vrijwel altijd gepaard gaan met geweld, worden in dit rapport de terbeschikkinggestelden die werden veroordeeld voor niet-seksuele agressiedelicten of vermogensdelicten met gebruikmaking van geweld, ‘geweldplegers’ genoemd. Voor degenen die seksuele delicten hebben gepleegd, wordt de term ‘zedendelinquent’ gebruikt.

(23)

gevoegd. De percentages in de tabel tellen op tot meer dan 100%. Dat komt omdat binnen één strafzaak meer één soort delict voor kan komen. De laatste cohort bestaat voor 98% uit terbeschikkingestelden met een zeden- en/of een geweldsdelict. In de eerdere cohorten kwamen er meer ‘pure’ vermogensdelinquenten voor. In de eerste cohort bedraagt het percentage zeden- en/of geweldsdelinquenten 62%.

De duur van de tbs is in de loop der jaren duidelijk toegenomen. In de laatste cohort duurde het merendeel van de maatregelen 5 tot 10 jaar. Ook het aandeel van de maatregelen die 10 tot 15 jaar duurden, is ten opzichte van de tussenliggende cohorten gestegen. Het aantal beëindigde maatre-gelen met een duur van meer dan 15 jaar is gedaald, maar deze komen over het algemeen niet vaak voor. De mediane duur van de tbs-maatregel in de vijfde cohort bedraagt 2.131 dagen. In de eerste cohort was dit 1.520 dagen.

Ook de andere verblijfskenmerken laten verschuivingen zien. Het aandeel tbs-maatregelen dat eindigt na een periode van proefverlof is in de laatste cohort weer gestegen, nadat het sinds 1974 was gedaald. Het percentage ongeoorloofde afwezigheid is in de loop der jaren sterk afgenomen. In de vijfde cohort bedraagt het percentage personen dat zich op enig moment tijdens de tbs aan het toezicht van de behandelaars onttrok nog slechts 8,7. We weten niet of dit grote verschil alleen mag worden toegeschre-ven aan wijzigingen in het verlofbeleid. Wellicht hebben zich ook in de registratie van dit gegeven veranderingen voorgedaan.

De wijze van beëindiging van de maatregel ten slotte, vertoont ook een belangrijke ontwikkeling. In de eerste cohort bedraagt het percentage maatregelen dat conform het advies van de tbs-inrichting werd beëindigd 81%. Na 1974 neemt het aantal ‘contraire beëindigingen’ toe. In de periode 1989-1993 werd 64% van de maatregelen tegen het advies van de behan-delaars in afgesloten. In de laatste uitstroomperiode is het percentage contraire beëindigingen weer iets gedaald. De categorie ‘anders’ omvat de gevallen waarin geen advies is uitgebracht, bijvoorbeeld omdat de termijn van de tbs gelimiteerd was.

WODC_230_7.indd Sec2:23

(24)

Tabel 2 Achtergrondkenmerken van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1974-1998 (%) Cohort 1 2 3 4 5 Uitstroomperiode 1974-1978 1979-1983 1984-1988 1989-1993 1994-1998 totaal n=497 n=394 n=371 n=312 n=275 n=1.849 Geslacht Man 91,75 95,94 94,61 96,47 94,55 94,43 Vrouw 8,25 4,06 5,39 3,53 5,45 5,57

Leeftijd bij instroom

tot 20 jaar 6,85 9,18 9,09 5,77 10,29 8,12 20-24 jaar 30,85 33,67 32,23 24,04 28,68 30,25 25-29 jaar 21,37 22,96 23,14 29,17 22,79 23,60 30-39 jaar 24,40 22,19 24,79 31,41 28,68 25,83 40-49 jaar 10,08 8,93 8,26 6,73 6,99 8,45 50 jaar en ouder 6,45 3,06 2,48 2,88 2,57 3,76

Leeftijd bij uitstroom

tot 20 jaar 0,00 0,25 0,00 0,00 0,00 0,05 20-24 jaar 10,26 10,94 8,89 5,77 6,16 8,76 25-29 jaar 27,97 33,33 27,76 22,12 26,81 27,91 30-39 jaar 32,39 36,39 40,97 47,12 39,13 38,45 40-49 jaar 15,90 11,45 16,17 19,55 22,83 16,66 50 jaar en ouder 13,48 7,63 6,20 5,45 5,07 8,17 Geboorteland Nederland 92,29 89,31 86,14 75,81 75,36 85,11 Ned. Antillen/Aruba 0,20 1,27 1,09 3,23 3,99 1,68 Suriname 1,01 4,58 8,70 10,65 6,88 5,82 Overig Europa 2,23 1,27 1,36 1,94 3,26 1,96 Marokko 0,00 0,25 1,09 2,26 3,99 1,25 Turkije 0,00 0,76 0,27 2,26 2,54 0,98 Overig elders 4,26 2,54 1,36 3,87 3,99 3,21 Dadertype*

Incidentele dader (1-2 zaken) 47,92 39,15 34,23 29,81 43,84 39,10

Laagfrequente veelpleger (3-4 zaken) 19,79 21,13 17,52 23,72 22,83 20,79

Hoogfrequente veelpleger (5-10 zaken) 19,53 22,25 26,68 27,24 17,75 22,79

Zeer hoogfrequente veelpl. (>10 zaken) 12,76 17,46 21,56 19,23 15,58 17,31

Type delict van de uitgangszaak**

Vermogen geen geweld 42,83 28,54 18,87 13,78 15,94 26,33

Vermogen met geweld 7,46 10,31 10,78 12,18 14,86 10,58

Agressie 34,42 53,00 65,77 68,59 72,46 55,77

Zeden 22,18 20,86 22,91 26,28 20,65 22,49

(25)

Tabel 2 geeft een overzicht van de beschikbare achtergrondgegevens. Zoals eerder aangegeven, zijn er geen gegevens voorhanden over de psychopathologie van de terbeschikkinggestelden bij opname in de kliniek, noch over de behandeling tijdens het verblijf. Met de verschui-vingen op de achtergrondkenmerken moet bij de interpretatie van de uitstroomresultaten rekening worden gehouden. Als de recidive in een cohort lager is dan in een ander, hoeft dit niet te betekenen dat er zich als gevolg van de behandeling ontwikkelingen hebben voorgedaan in het recidiveniveau. Het kan ook zijn dat het resultaat moet worden toege-schreven aan (gemeten of ongemeten) verschuivingen in de tbs-populatie. Wellicht zijn er in een bepaald jaar meer terbeschikkinggestelden

uitgestroomd die, gelet op hun achtergronden, een lager recidiverisico vertoonden. Tabel 2 (vervolg) Cohort 1 2 3 4 5 Uitstroomperiode 1974-1978 1979-1983 1984-1988 1989-1993 1994-1998 totaal n=497 n=394 n=371 n=312 n=275 n=1.849 Overig 3,44 3,60 4,58 5,13 3,62 4,00 Verkeer 2,10 1,44 1,35 2,56 0,72 1,69

Duur van de maatregel

Minder dan 5 jaar 63,31 67,95 52,89 46,15 35,42 55,19

5-10 jaar 25,20 26,67 40,22 48,72 57,56 37,28

10-15 jaar 6,05 4,87 4,68 3,85 6,64 5,24

Meer dan 15 jaar 5,44 0,51 2,20 1,28 0,37 2,29

Beëindiging na proefverlof Ja 64,37 59,14 50,14 44,23 52,17 55,19 Nee 35,63 40,86 49,86 55,77 47,83 44,81 Ongeoorloofde afwezigheid Ja 61,77 60,66 54,82 40,38 8,70 48,59 Nee 38,23 39,34 45,18 59,62 91,30 51,41

Wijze van beëindiging

Conform advies 80,86 59,95 51,14 36,08 41,35 57,18

Contrair advies 19,14 40,05 48,86 63,92 58,65 42,82

Anders 6,88 7,36 1,70 6,19 13,92 6,78

* Gebaseerd op het aantal justitiecontacten in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de uitgangszaak ** Telt op tot meer dan 100% omdat in één strafzaak meer dan één type delict kan voorkomen

WODC_230_7.indd Sec2:25

(26)

2.2 Operationalisering van het recidivebegrip

Het gebruik van de OBJD impliceert dat bij het meten van de recidive alleen de criminaliteit die het Openbaar Ministerie te verwerken krijgt, in kaart wordt gebracht. Delicten die niet worden opgespoord en vervolgd, blijven buiten beeld. Ook het deel van de criminaliteit dat door de kantonrechter wordt afgedaan – het gaat dan vooral om verkeersover-tredingen – blijft in dit onderzoek buiten beschouwing. Voorts gaat het alleen om strafzaken met een ‘geldige’ afdoening. Zaken die eindigen in vrijspraak, een technisch sepot of een andere technische uitspraak tellen niet mee. Zaken die bij een andere zaak worden gevoegd wel, evenals transacties en beleidssepots.6

Voor het vaststellen van de recidive worden binnen de Recidivemonitor vaste criteria gehanteerd. In tabel 3 worden deze omschreven. Het onderscheid tussen de eerste drie – algemene, ernstige en zeer ernstige recidive – wordt bepaald door de ernst van de gepleegde delicten. Deze wordt uitgedrukt in termen van de maximale duur van de vrijheidsstraf die bij deze delicten kan worden opgelegd.7 De betekenis van het vierde criterium, speciale recidive, hangt af van de aard van de uitgangszaak. Bij geweldplegers is speciale recidive een nieuw justitiecontact vanwege een agressie- of een vermogen-met-gewelddelict. Bij zedendelinquenten is er sprake van speciale recidive wanneer zij opnieuw worden vervolgd voor een zedenmisdrijf.

Tabel 3 Recidivecriteria binnen de WODC-Recidivemonitor

Criterium Omschrijving

Algemene recidive Alle nieuwe justitiecontacten ongeacht de aard en ernst van de gepleegde misdrijven, behalve de strafzaken die eindigen in vrijspraak, een technisch sepot of een andere technische uitspraak

Ernstige recidive Nieuwe (geldige) justitiecontacten n.a.v. een misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 4 jaar of meer*

Zeer ernstige recidive Nieuwe (geldige) justitiecontacten n.a.v. een misdrijf met een wettelijke strafdreiging van 8 jaar of meer

Speciale recidive Nieuwe (geldige) justitiecontacten n.a.v. hetzelfde soort misdrijf als in de uitgangszaak

* Delicten met een lagere strafdreiging waarvoor wel voorlopige hechtenis kan worden opgelegd, vallen ook in deze categorie. Bijlage 4 bevat een indeling van delicten naar strafdreiging.

6 Zie bijlage 2 voor een volledige opsomming van de strafzaken die bij het bepalen van de recidive worden meegeteld.

7 Bijlage 4 bevat een indeling van misdrijven op grond van de strafdreiging. Bijlage 4 bevat een indeling van misdrijven op grond van de strafdreiging.

(27)

2.3 Welke analyses vinden plaats?

Aan de hand van bovenstaande criteria zal de recidive van de ex-terbe-schikkinggestelden uit de vijf uitstroomcohorten worden beschreven. We onderscheiden hierbij de volgende facetten:

– de prevalentie van recidive; welk deel van de (sub)groep heeft

gerecidi-veerd?

– de snelheid waarmee men recidiveerde; op welk moment vond de

recidive plaats?

– de frequentie van de recidive; hoeveel nieuwe justitiecontacten heeft de

recidivist na de uitgangszaak opgebouwd?

– de aard en ernst van de recidivedelicten; welk type delict werd gepleegd

en hoe werd de nieuwe strafzaak afgedaan?

– de omvang van de recidive; hoe omvangrijk is de totale recidive in de

(sub)groep?

In bijlage 2 wordt nader omschreven hoe de verschillende facetten van het recidivebegrip worden gemeten. De recidive onder de terbeschikking-gestelden kon worden nagegaan tot het moment dat de dataverzameling van het onderzoek werd afgesloten. Deze liep door tot 1 augustus 2004. Dit betekent dat de observatieperiode minimaal 5,5 en maximaal 30,5 jaar heeft geduurd. De respondenten uit de eerste cohort konden 26,5 tot 30,5 jaar worden gevolgd en de ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort 5,5 tot 10,5 jaar. Het begin van de observatieperiode valt voor iedere respondent samen met de einddatum van de maatregel. We bereke-nen dus de recidive die optreedt na beëindiging van de tbs.

In het volgende hoofdstuk zal eerst worden ingegaan op de prevalentie van recidive en vervolgens op de overige facetten van het begrip. Per uitstroomcohort gaan we na welk percentage van de onderzoeksgroep in de jaren na het einde van de tbs opnieuw in aanraking is gekomen met justitie. De uitkomsten zullen worden afgezet tegen de resultaten van soortgelijke recidivemetingen onder twee andere dadergroepen: volwas-sen daders vervolgd in 1997 en volwasvolwas-sen ex-gedetineerden uitgestroomd in de periode 1996-1999. Uiteraard gaat de vergelijking met deze twee dadergroepen niet in alle opzichten op. De ex-terbeschikkinggestelden vormen een specifieke groep daders met een geheel eigen karakter. Maar de vergelijking wordt alleen gemaakt om enig reliëf aan de uitkomsten van dit onderzoek te geven, niet om de effectiviteit van de tbs-maatregel vast te stellen.

De frequentie van de recidive wordt besproken in paragraaf 3.2.1. Deze wordt uitgedrukt in het gemiddelde aantal recidivecontacten dat de ex-terbeschikkinggestelden die na de tbs werden vervolgd, in die periode hebben opgebouwd. In paragraaf 3.2.2 gaan we in op de aard van de recidivedelicten en de wijze waarop deze werden afgedaan. De totale omvang van de recidive brengen we in beeld in paragraaf 3.2.3.

WODC_230_7.indd Sec2:27

(28)

Paragraaf 3.3 handelt over de samenhang tussen de recidive en de achtergrondkenmerken zoals vermeld in tabel 2. Uit nationaal en inter-nationaal onderzoek blijkt dat factoren als sekse, leeftijd, geboorteland en de omvang van het strafrechtelijke verleden sterk van invloed zijn op de kans op latere recidive (zie bijvoorbeeld Lloyd, Mair en Hough, 1994; Piquero, Farrington en Blumstein, 2003; Wartna, Tollenaar en Blom, 2005). In paragraaf 3.3 gaan we na of dit ook voor ex-terbeschikkinggestelden geldt. Ook wordt ingegaan op het verband tussen de recidive en een aantal kenmerken van het verblijf. Onderzocht wordt welke verschillen er zijn in het niveau van de recidive indien de maatregelen worden uitgesplitst naar duur, de wijze van beëindiging (contrair of conform het advies van de inrichting), de vraag of de maatregel eindigde met een periode van proefverlof en de vraag of er tijdens de looptijd van de maatregel op enig moment sprake was ongeoorloofde afwezigheid.

Paragraaf 3.3 behandelt de enkelvoudige verbanden tussen de diverse grootheden en de kans op recidive. In paragraaf 3.4 komen de resultaten van een meer complexe analyse aan bod. Met behulp van een speciale regressietechniek (een Cox model) is nagegaan welke samenhang de achtergrondkenmerken als groep vertonen met de kans dat er zich na het verblijf in de inrichting (nieuwe) justitiecontacten voordoen. De uitkom-sten van deze analyse maken duidelijk welke grootheden de belangrijkste invloed hebben en of er zich in de loop van de tijd ontwikkelingen in het recidiveniveau van ex-terbeschikkinggestelden hebben voorgedaan die niet verklaard kunnen worden door de verschuivingen op de gemeten achtergrondkenmerken. Bovendien kan met deze techniek worden onder-zocht of er bij bepaalde verblijfskenmerken los van de overige verschillen tussen de ex-terbeschikkinggestelden, betere uitstroomresultaten zijn behaald dan bij andere.

(29)

terbeschikkinggestelden. We gaan eerst in op de prevalentie van de recidive (3.1), vervolgens komen de overige facetten van het begrip aan bod (3.2). In 3.3 wordt de recidive uitgesplitst voor een aantal subgroe-pen van ex-terbeschikkinggestelden. Dit gebeurt aan de hand van de beschikbare achtergrondkenmerken. Paragraaf 3.4 ten slotte, behandelt de complexe samenhang tussen deze kenmerken en het vóórkomen van recidive.

3.1 De prevalentie van recidive

Figuur 1 toont het vóórkomen van algemene recidive in de vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden.8 De algemene recidive is in de loop der jaren afgenomen. Leuw (1999) constateerde dit al eerder in zijn tweede onderzoek, de vierde in de reeks van grootschalige metingen in de tbs-sector. Nu blijkt dat de afname van de algemene recidive zich versterkt heeft voortgezet. Afgaand op de resultaten in figuur 1, mogen we stellen dat de recidive onder ex-terbeschikkinggestelden na 1974 eerst licht is gestegen en daarna fors is gedaald. In de laatste cohort is 10 jaar na beëin-diging van de maatregel 41% van de ex-terbeschikkinggestelden opnieuw vervolgd wegens het plegen van enig misdrijf. In de vierde cohort bedroeg dit percentage 57 en in de oudere cohorten tussen 66 en 73%.

De recidive onder de laatste groep van ex-terbeschikkinggestelden is veel lager dan onder ex-gedetineerden. 6 jaar na ontslag uit de peniten-tiaire inrichting heeft 71% van de ex-gedetineerden één of meer nieuwe justitiecontacten (Wartna, Tollenaar en Essers, 2005). Bij de ex-terbeschik-kinggestelden is dit 36%. De kans dat ex-terbeschikex-terbeschik-kinggestelden uit de laatste cohort recidiveren, is zelfs iets lager dan het gemiddelde in de totale daderpopulatie. Van alle volwassen daders heeft 42% na 6 jaar een nieuw justitiecontact (Wartna, Tollenaar en Blom, 2005).

De tbs-maatregel kan alleen worden opgelegd naar aanleiding van delic-ten met een strafdreiging van 4 jaar of meer. Daarom is men bij onderzoek naar de uitstroomresultaten van de tbs vaak primair geïnteresseerd in de ernstige recidive (Leeuw, 1999). De ontwikkeling van de ernstige recidive (zie figuur 2) lijkt op die van de algemene recidive. In de oudere cohor-ten is de recidive het hoogst, in de laatste cohort verreweg het laagst. Na 10 jaar is 34% van de ex-terbeschikkinggestelden uit de vijfde cohort voor een middelzwaar of zwaar delict vervolgd. In de drie oudste cohorten

8 De onderliggende cijfers van deze en andere figuren zijn te vinden in bijlage 5. De resultaten in laatste 5 jaar van de observatieperiode van elke cohort zijn gebaseerd op een deel van de respondenten. Survivalanalyse (zie bijlage 2) houdt rekening met de verschillen in de termijn dat personen kunnen worden gevolgd.

WODC_230_7.indd Sec3:29

(30)

bedraagt dit percentage 57 tot 61. Vergelijken we de resultaten met die van figuur 1, dan blijkt dat de ernstige recidive vanaf het vierde jaar na uitstroom ongeveer 80 tot 90% uitmaakt van de totale recidive. Bij andere dadergroepen die te maken kregen met intramurale sancties

(ex-gedetineerden en ex-pupillen van justitiële jeugdinrichtingen) vinden we ongeveer dezelfde verhoudingen tussen de ernstige en de algemene recidive terug. De ernstige recidive onder ex-terbeschikkinggestelden is lager dan onder ex-gedetineerden. Na 6 jaar is 57% van de ex-gedetineer-den vervolgd voor een misdrijf met een strafdreiging van 4 jaar of meer. Bij ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort is de ernstige recidive na 6 jaar 28%. Onder volwassen daders in het algemeen bedraagt dit percentage 24. De ernstige recidive onder ex-terbeschikkinggestelden is dus iets hoger dan gemiddeld.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 observatieperiode in jaren percentage recidivisten 1974-1978 (n=497) 1979-1983 (n=394) 1984-1988 (n=371) 1989-1993 (n=312) 1994-1998 (n=275) Figuur 1 Prevalentie van algemene recidive onder vijf cohorten van

(31)

Figuur 2 Prevalentie van ernstige recidive onder vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1974-1998

De zeer ernstige recidive staat afgebeeld in figuur 3. De zwaarste vorm van recidive komt veel minder vaak voor dan algemene of ernstige recidive. Het gaat hier om delicten met een strafdreiging van minstens 8 jaar, zoals diefstal met geweld, verkrachting of zware mishandeling (zie bijlage 4). Het beeld van de zeer ernstige recidive is anders dan dat van de algemene en ernstige recidive. De recidive in de vierde cohort is nu ongeveer even hoog als de recidive in de tweede en derde cohort. De zeer ernstige recidive in de eerste cohort is lager. De laagste recidivepercen-tages vinden we echter nog steeds in de laatste cohort. Na 6 jaar is nog geen 10% van de ex-terbeschikkinggestelden uit de periode 1994-1998 opnieuw met justitie in aanraking gekomen voor een zeer ernstig misdrijf. Dit is veel minder dan ex-gedetineerden. In de gedetineerdenpopulatie ligt het percentage op 25. Wel moet worden opgemerkt dat het aantal ex-terbeschikkinggestelden dat zeer ernstig recidiveert aan het eind van de observatieperiode sterker toeneemt dan het aantal recidivisten dat het houdt bij relatief lichte en middelzware misdrijven. Bij de algemene en ernstige recidive is de toename van recidivisten in het eerste jaar na uitstroom het grootst, daarna neemt de aanwas van nieuwe recidivisten snel af. Bij de zeer ernstige recidive neemt het aantal recidivisten gelei-delijker toe. We mogen dus aannemen dat er de komende jaren nog meer bijkomen. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 observatieperiode in jaren percentage recidivisten 1974-1978 (n=497) 1979-1983 (n=394) 1984-1988 (n=371) 1989-1993 (n=312) 1994-1998 (n=275) WODC_230_7.indd Sec3:31 WODC_230_7.indd Sec3:31 14-6-2005 15:15:5214-6-2005 15:15:52

(32)

Figuur 3 Prevalentie van zeer ernstige recidive onder vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1974-1998

3.1.1 Speciale recidive

In deze paragraaf richt de aandacht zich op de geweldplegers en de zeden-delinquenten uit de laatste cohort. Samen maken deze twee groepen 98% uit van alle ex-terbeschikkinggestelden die zijn uitgestroomd in de periode 1994-1998. In figuur 4 is het verloop van de verschillende vormen van recidive afgebeeld. Naast de algemene, ernstige en zeer ernstige recidive zijn nu ook de percentages speciale recidive aan het beeld toege-voegd. Het niveau van de algemene en ernstige recidive in beide groepen is ongeveer even hoog. Bij de speciale recidive is er wel verschil. We zien dat bij de geweldplegers de speciale recidive een veel groter deel van de totale recidive uitmaakt dan bij de zedendelinquenten. Na 10 jaar is 11% van de zedendelinquenten onder de ex-terbeschikkinggestelden opnieuw vervolgd voor de zedendelict. Het percentage speciale recidive onder de geweldplegers is na 10 jaar 27. De zeer ernstige recidive onder terbeschik-kinggestelde zedendelinquenten is relatief hoog: 24% na 10 jaar, tegen 16% bij de geweldplegers. Het verschil met de speciale recidive is vrij groot. Kennelijk plegen de zedendelinquenten onder de ex-terbeschikkinggestel-den ook zware niet-seksuele geweldsdelicten, zoals zware mishandeling en diefstal met geweld.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 observatieperiode in jaren percentage recidivisten 1974-1978 (n=497) 1979-1983 (n=394) 1984-1988 (n=371) 1989-1993 (n=312) 1994-1998 (n=275)

(33)

3.2 Overige facetten van de recidive

Naast de vraag óf de ex-terbeschikkinggestelden opnieuw in de fout zijn gegaan, is het ook van belang de hoeveelheid recidive vast te stellen. In deze paragraaf gaan we in op het aantal nieuwe justitiecontacten dat de recidivisten onder de respondenten hebben opgebouwd (3.2.1) en de aard en ernst van de gepleegde recidivedelicten (3.2.2). Tevens wordt de totale omvang van de recidive onder de ex-terbeschikkinggestelden in beeld gebracht (3.2.3).

3.2.1 Frequentie

Als er sprake is van recidive, hoeveel nieuwe justitiecontacten zijn er dan? In tabel 4 staan voor de vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden de gemiddelde aantallen nieuwe strafzaken vermeld, cumulatief in de tijd. De gemiddelden zijn steeds berekend over de personen die tot op dat moment hadden gerecidiveerd. Alle (geldige) justitiecontacten zijn daarbij meege-teld, dus ook de contacten naar aanleiding van relatief lichte delicten. We beperken de observatieperiode bij deze analyse tot maximaal 5 jaar.9 De recidivefrequentie vertoont hetzelfde beeld als de prevalentie van de algemene recidive. In de tweede cohort is het aantal recidivezaken iets hoger dan in de eerste. Daarna neemt de recidivefrequentie af. Het aantal

geweld 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 observatieperiode in jaren percentage recidivisten algemene recidive ernstige recidive speciale recidive zeer ernstige recidive

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 zeden 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 observatieperiode in jaren percentage recidivisten algemene recidive ernstige recidive zeer ernstige recidive speciale recidive

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

9 In bijlage 5 is de recidivefrequentie na een langere observatieperiode te zien.

Figuur 4 Prevalentie van verschillende vormen van recidive onder ex-terbeschikkinggestelden veroordeeld voor een geweldsmisdrijf (n=233) of een zedenmisdrijf (n=57) en uitgestroomd in de periode 1994-1998

WODC_230_7.indd Sec3:33

(34)

nieuwe justitiecontacten is in de laatste cohort het laagst. 5 jaar na het einde van de maatregel hebben de recidivisten onder de ex-terbeschik-kinggestelden die in 1994-1998 zijn uitgestroomd, gemiddeld 3,75 nieuwe justitiecontacten naar aanleiding van enig misdrijf opgebouwd.

Onderaan de tabel zijn de totaalgemiddelden toegevoegd voor volwas-sen daders in het algemeen en voor ex-gedetineerden. Deze resultaten zijn afkomstig uit andere deelprojecten van de Recidivemonitor. In het eerste geval gaat het om de daders van achttien jaar of ouder die in 1997 een sanctie kregen opgelegd (Wartna, Tollenaar en Blom 2005). De cijfers met betrekking tot de ex-gedetineerden zijn afkomstig van een recidive-meting onder nagenoeg alle gedetineerden die in de periode 1996-1999 zijn ontslagen uit een penitentiaire inrichting voor volwassenen (Wartna, Tollenaar en Essers, 2005). De recidivefrequentie onder ex-terbeschik-kinggestelden uit de laatste cohort is vergelijkbaar met het niveau in de totale daderpopulatie. De recidivefrequentie onder ex-gedetineerden is veel hoger.

Tabel 4 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten naar aanleiding van een misdrijf (=algemene recidive) voor de recidivisten in vijf uitstroomcohorten van ex-terbeschikkinggestelden, in de populatie van volwassen daders en in een uitstroomcohort van

ex-gedetineerden

Cohort Observatieperiode in jaren

1 2 3 4 5 Tbs 74-78 2,12 3,11 3,98 4,87 5,58 Tbs 79-83 2,14 3,44 4,44 5,27 6,37 Tbs 84-88 2,00 2,94 3,79 4,54 5,36 Tbs 89-93 2,11 2,95 3,96 4,47 5,13 Tbs 94-98 1,37 2,10 2,77 3,26 3,75 Volwassen daders 97 1,93 2,51 2,97 3,36 3,72 Ex-gedetineerden 96-99 2,65 3,77 4,73 5,61 6,39

Tabel 5 geeft de frequentie van de ernstige recidive weer. De aantallen zijn 25 tot 35% lager dan de aantallen in tabel 4, maar het beeld komt overeen. De aantallen zijn in de tweede cohort het hoogst, dus eerst is er een lichte stijging en vervolgens een afname van het aantal recidivezaken. In de laatste cohort, bij de ex-terbeschikkinggestelden die tussen 1994 en 1998 zijn uitgestroomd, bedraagt de gemiddelde frequentie van de ernstige recidive 5 jaar na het einde van de maatregel 2,48. Dit aantal is vergelijk-baar met de frequentie van ernstige recidive in de totale populatie van volwassen daders. Bij ex-gedetineerden is de frequentie van de ernstige recidive hoger.

(35)

Tabel 5 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten naar aanleiding van een misdrijf met een strafdreiging van 4 jaar of meer (=ernstige recidive) voor de recidivisten in vijf uitstroomcohorten van

ex-terbeschikkinggestelden, in de populatie van volwassen daders en in een uitstroomcohort van ex-gedetineerden

Cohort Observatieperiode in jaren

1 2 3 4 5 Tbs 74-78 1,41 1,99 2,48 3,00 3,47 Tbs 79-83 1,43 2,43 3,20 3,85 4,76 Tbs 84-88 1,44 2,11 2,59 3,18 3,82 Tbs 89-93 1,55 1,98 2,65 3,00 3,56 Tbs 94-98 0,85 1,35 1,87 2,14 2,48 Volwassen daders 97 1,24 1,60 1,88 2,11 2,32 Ex-gedetineerden 96-99 2,06 2,90 3,60 4,23 4,80

De frequentie van de zeer ernstige recidive wordt weergegeven in tabel 6. Deze vorm van recidive komt veel minder vaak voor. De zeer ernstige recidive is in de eerste cohort het laagst. Daarna stijgt het niveau, maar in de laatste cohort is weer een vrij scherpe daling te zien. Bij de ex-terbe-schikkinggestelden die tussen 1994 en 1998 zijn uitgestroomd ligt het gemiddelde aantal zware recidivezaken na 5 jaar op 0,36; hoger dan in de totale daderpopulatie, maar lager dan bij ex-gedetineerden.

Tabel 6 Gemiddeld aantal nieuwe justitiecontacten naar aanleiding van een misdrijf met een strafdreiging van 8 jaar of meer (=zeer ernstige recidive) voor de recidivisten in vijf uitstroomcohorten van ex-terbeschikkinggestelden, in de populatie van volwassen daders en in een uitstroomcohort van ex-gedetineerden

Cohort Observatieperiode in jaren

1 2 3 4 5 Tbs 74-78 0,12 0,18 0,23 0,25 0,27 Tbs 79-83 0,16 0,24 0,32 0,36 0,42 Tbs 84-88 0,31 0,36 0,41 0,52 0,57 Tbs 89-93 0,29 0,37 0,51 0,59 0,67 Tbs 94-98 0,04 0,12 0,24 0,28 0,36 Volwassen daders 97 0,10 0,14 0,17 0,20 0,22 Ex-gedetineerden 96-99 0,22 0,32 0,40 0,48 0,54 WODC_230_7.indd Sec3:35 WODC_230_7.indd Sec3:35 14-6-2005 15:15:5314-6-2005 15:15:53

(36)

3.2.2 De aard en ernst van de recidivedelicten

Tabel 7 geeft per cohort en voor de totale onderzoeksgroep de aard van de gepleegde recidivedelicten weer. Het percentage vermogensdelicten zonder geweld is in de loop der jaren teruggelopen. Dit zal te maken hebben met de afname van het aantal vermogensdelinquenten in de tbs-populatie. Het aandeel zedendelicten is licht gedaald. In de laatste cohort bedraagt het percentage zedendelicten 2,3; tegen 4,0 in de gehele onder-zoeksgroep. Het relatieve aandeel van de geweldsdelicten is in de loop van de tijd gestegen. Dit zal te maken hebben met de sterke toename van het aantal geweldplegers in de tbs (zie tabel 2).

Ter vergelijking zijn in de tabel ook de percentages vermeld van de populatie van volwassen daders en de populatie van ex-gedetineerden. De verdeling van delicttypen in de laatste cohort van ex-terbeschikking-gestelden lijkt op de verdeling van delicttypen in de totale daderpopulatie. Bij de recidive van ex-gedetineerden komen meer vermogensdelicten en minder verkeersdelicten voor.

In de vijfde rij van tabel 8 is te zien hoe de recidivecontacten van de ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort zijn afgedaan. Het gaat hier dus niet om de gehele onderzoeksgroep, maar alleen om de ex-terbeschik-kinggestelden van wie de maatregel tussen 1994 en 1998 is beëindigd. In vergelijking met de totale daderpopulatie en de populatie van ex-gedeti-neerden werden de recidivezaken van deze ex-terbeschikkinggestelden vaker met een lange gevangenisstraf afgedaan. Dit kan erop wijzen dat het om relatief zware zaken gaat, maar ook dat de recidive deze personen zwaar wordt aangerekend.

Tabel 7 Verdeling van delictsoorten in de recidivezaken uit de eerste 5 jaar na ontslag in vijf uitstroomcohorten van ex-terbeschikkinggestelden, in de populatie van volwassen daders en in een uitstroomcohort van ex-gedetineerden (in %)*

Dadergroep Vermogen

geen geweld

Vermogen met geweld

Agressie Zeden Opium Overig Verkeer Totaal aantal zaken Tbs 74-78 54,64 1,93 17,75 4,32 1,34 8,70 18,10 1.713 Tbs 79-83 66,43 2,71 14,91 4,20 3,10 4,58 11,49 1.549 Tbs 84-88 56,50 4,39 25,38 5,20 3,59 2,96 11,12 1.115 Tbs 89-93 53,92 6,33 26,58 1,65 3,16 6,84 13,16 790 Tbs 94-98 51,59 6,67 33,91 2,32 1,16 8,41 10,43 345 Totaal 58,04 3,57 20,77 3,96 2,54 6,10 13,64 5.512 Volwassen daders 97 52,10 3,96 21,46 0,66 4,93 12,17 17,93 Ex-gedetineerden 96-99 68,13 5,66 20,45 0,59 4,88 4,87 8,53

(37)

In de tabel staan ook de afdoeningen vermeld van de recidivezaken van enkele subgroepen van ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort. Degenen van wie de maatregel tegen het advies van de behandelaars in werd beëindigd, hebben – afgaand op de totalen in de tabel10 – de meeste recidivezaken opgebouwd. De afdoeningen van strafzaken van deze groep zijn over het algemeen zwaarder dan die van ex-terbeschikkinggestelden van wie de maatregel conform het advies van de inrichting werd beëin-digd. De recidivezaken van de geweldplegers en de zedendelinquenten worden ongeveer in de helft van de gevallen met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf afgedaan.

3.2.3 De totale omvang van de recidive

Tot dusver hebben we laten zien welk deel van de ex-terbeschikking-gestelden heeft gerecidiveerd, hoeveel nieuwe contacten de recidivisten onder hen na beëindiging van de maatregel hebben opgebouwd, om welke typen delicten het daarbij ging en hoe deze delicten zijn afgedaan. In figuur 5 worden de verschillende facetten van de recidive in één beeld samengevat. De figuur geeft de totale omvang van de recidive in de vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden weer voor de periode tot 5 jaar na beëindiging van de tbs. Per cohort worden de aantallen recidivezaken gegeven, oplopend in de tijd en uitgesplitst naar de ernst van de gepleegde delicten.11 Om een vergelijking mogelijk te maken worden de aantallen uitgedrukt per groep van 100 daders.

Tabel 8 Verdeling van de afdoening van recidivezaken uit de eerste 5 jaar na ontslag van enkele subgroepen van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1994-1998 (in %); afgezet tegen de afdoening van recidivezaken van volwassen daders en van een uitstroomcohort van ex-gedetineerden

Dadergroep/uitgangsdelict Maat-regel Onvw. vrij > 6 mnd Onvw. vrij ≤ 6 mnd Taak-straf Vw. vrij Geld-straf Beleids-sepot Trans-actie overig Totaal aantal zaken Tbs 94-98/geweld (n=233) 0,00 17,27 30,12 12,85 11,65 20,08 7,63 0,40 249 Tbs 94-98/zeden (n=57) 0,00 15,38 35,38 9,23 6,15 30,77 3,08 0,00 65 Tbs 94-98/Conform (n=98) 0,00 3,80 27,85 20,25 16,46 27,85 3,80 0,00 79 Tbs 94-98/Contrair (n=139) 0,00 24,34 31,22 10,58 8,47 17,99 7,41 0,00 189 Totaal tbs 94-98 0,00 17,59 31,60 11,73 10,75 20,85 7,17 0,33 307 Volwassen daders 97 0,23 6,79 39,77 14,52 7,58 24,73 6,19 0,19 Ex-gedetineerden 96-99 0,36 8,72 58,89 11,08 5,49 10,18 5,15 0,13

10 De totalen van de ex-terbeschikkinggestelden zijn berekend over een periode van 5 jaar. 11 Zie bijlage 4 voor een indeling van de ernst van de delicten.

WODC_230_7.indd Sec3:37

(38)

In figuur 5 is goed te zien hoe de omvang van de recidive onder ex-terbe-schikkinggestelden in de loop der tijd is afgenomen. In de eerste cohort zorgden 100 ex-terbeschikkinggestelden in 5 jaar tijd nog voor 344 nieuwe

100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 100 200 300 400 500 0 cohort 1974-1978 observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

relatief licht

0 1 2 3 4 5

cohort 1979-1983

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

cohort 1984-1988

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

cohort 1994-1998

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

cohort 1989-1993

n zaken per 100 daders

0 1 2 3 4 5

middelzwaar zwaar

observatieperiode in jaren relatief licht middelzwaar zwaar

observatieperiode in jaren relatief licht middelzwaar zwaar

observatieperiode in jaren relatief licht middelzwaar zwaar

observatieperiode in jaren relatief licht middelzwaar zwaar Figuur 5 Omvang van de recidive in vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd

(39)

strafzaken. Bij de ex-terbeschikkinggestelden van wie de maat regel eindigde tussen 1994 en 1998 bedraagt het vergelijkbare aantal zaken 125. Na 1978 neemt de recidiveomvang eerst licht toe, maar na 1983 daalt het niveau gestaag. Dit geldt voor de algemene recidive (dit zijn alle delicten bij elkaar) en ook voor de ernstige recidive (de middelzware en zware delicten). De afname van de zeer ernstige recidive is minder spectacu-lair. In de laatste cohort kwamen in de eerste 5 jaar na het ontslag per 100 ex-terbeschikkinggestelden 12 strafzaken voor naar aanleiding van misdrijven met een strafdreiging van meer dan 8 jaar. Dit is ongeveer 10% op het totaal. In de eerste twee cohorten was het aandeel zeer ernstige recidive niet hoger dan 7%. In absolute zin is er echter ook bij de meest ernstige vorm van recidive sprake van een afname.

Figuur 6 geeft de recidiveomvang in de populatie van volwassen daders en in de populatie van ex-gedetineerden weer. Ook in termen van de omvang is de recidive onder ex-terbeschikkinggestelden van de laatste cohort vergelijkbaar met de recidive in de totale daderpopulatie. Het totale aantal nieuwe justitiecontacten van de ex-terbeschikkinggestelden is zelfs iets lager. Het aantal zeer ernstige recidivezaken na 5 jaar is wel hoger; maar nog altijd veel lager dan onder ex-gedetineerden (12,0 tegen 37,5). De totale recidive onder ex-gedetineerden is 3,5 keer zo groot als onder de ex-terbeschikkinggestelden uit de periode 1994-1998.

ex-gedetineerden 1996-1999

observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

relatief licht middelzwaar zwaar 100 200 300 400 500 0 0 100 200 300 400 500 0 1 2 3 4 5

volwassen daders vervolgd in 1997

observatieperiode in jaren

n zaken per 100 daders

relatief licht middelzwaar zwaar

0 1 2 3 4 5

Figuur 6 Omvang van de recidive in de populatie van volwassen daders met een strafzaak afgedaan in 1997 en in de populatie van ex-gedetineerden uitgestroomd in de periode 1996-1999; uitgesplitst naar ernst van de gepleegde delicten

WODC_230_7.indd Sec3:39

(40)

3.3 Factoren die samenhangen met het vóórkomen van recidive

Waar hangt het optreden van recidive na beëindiging van de tbs mee samen? In paragraaf 3.1.1 zagen we al dat de kans op algemene en ernstige recidive voor de geweldplegers onder de ex-terbeschikkinggestelden ongeveer even groot is als onder de zedendelinquenten (zie figuur 4). Het type delict van de uitgangszaak maakt op het niveau van deze vormen van recidive dus geen verschil. Hoe zit dat met de andere achtergrondkenmer-ken? In deze paragraaf gaan we in op de rol van een aantal persoons- en verblijfskenmerken. We richten ons daarbij op het verband met de ernstige recidive en beperken het beeld tot de laatste cohort van ex-terbeschik-kinggestelden.

3.3.1 Persoonskenmerken

In figuur 7 zijn de percentages ernstige recidive uitgesplitst naar sekse, geboorteland, leeftijd bij uitstroom en aantal eerdere justitiecontacten in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de tbs. Van alle mannelijke ex-terbeschikkinggestelden heeft 34% binnen 10 jaar een nieuw justi-tiecontact naar aanleiding van een middelzwaar of zwaar misdrijf. Het verloop van de ernstige recidive onder vrouwelijke ex-terbeschikkingge-stelden is erg grillig. Dit heeft te maken met het lage aantal vrouwen in de onderzoeksgroep. Bij lage aantallen is het beeld niet stabiel en kan men geen harde conclusies aan de uitkomsten verbinden.

De percentages ernstige recidive bij ex-terbeschikkinggestelden die in Nederland zijn geboren zijn hoger dan bij ex-terbeschikkinggestelden met een ander geboorteland. Dit blijkt uit figuur 7. Bij de meeste andere dader-groepen is dit andersom (Wartna, Tollenaar en Blom, 2005). De rol van leeftijd komt wel overeen met de resultaten in andere onderzoeksgroepen. De kans dat ex-terbeschikkinggestelden opnieuw in de fout gaan, is op jonge leeftijd het grootst. Na 6 jaar heeft ongeveer de helft van de ex-terbe-schikkinggestelden jonger dan 25 een ernstig misdrijf gepleegd. Na het zesde jaar wordt het beeld instabiel. In de overige leeftijdsgroepen is de kans op ernstige recidive aanmerkelijk lager.12

Uit nationale en internationale studies blijkt dat de kans op recidive groter is als men al eerder met justitie in aanraking is gekomen.13 Dit is ook het geval bij ex-terbeschikkinggestelden. Voor de meeste van hen was de strafzaak die aanleiding gaf tot de tbs niet het eerste justitiecontact.

12 Van de personen die bij het einde van de maatregel de 50 al waren gepasseerd recidiveerde niemand. Het ging hier slechts om 13 man, daarom staat deze groep niet afgebeeld in de figuur. Bij een toename van het aantal observaties kan het beeld gemakkelijk veranderen.

13 Voorbeelden van grootschalige recidivestudies in binnen- en buitenland zijn: Van der Werff (1983), Block en Van der Werff (1991), Lloyd, Mair en Hough (1994) en Wartna, Tollenaar en Blom (2005). Piquero, Farrington en Blumstein (2003) geven een overzicht van internationaal onderzoek naar het verloop van criminele carrières.

(41)

Uit figuur 7 blijkt dat de kans op ernstige recidive groter is naarmate men vaker in aanraking is geweest met justitie. De kans op recidive is verreweg het grootst bij de zogeheten ‘zeer hoogfrequente veelplegers’, personen die in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de tbs-maatregel al meer dan tien keer in aanraking kwamen met justitie. 10 jaar na het verstrijken van de maatregel is 66% van deze groep opnieuw vervolgd wegens een middel-zwaar of middel-zwaar misdrijf. De kans op ernstige recidive is het kleinst onder ‘incidentele’ daders, daders die met inbegrip van de uitgangszaak in 5 jaar tijd niet meer dan twee keer met justitie in aanraking kwamen. De andere groepen nemen een middenpositie in.

sekse observatieperiode in jaren 30 40 50 60 70 0 20 10 0 30 40 50 60 70 20 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 geboorteland observatieperiode in jaren vrouwen (15) mannen (260)

leeftijd bij uitstroom

observatieperiode in jaren 30 40 50 60 70 0 20 10 0 30 40 50 60 70 20 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

aantal eerdere contacten

observatieperiode in jaren 20-24 jaar (17)

25-29 jaar (74) 30-39 jaar (108) 40-49 jaar (63)

11 of meer eerdere justitiecontacten (43) 5-10 eerdere justitiecontacten (49) 3-4 eerdere justitiecontacten (63) 1-2 eerdere justitiecontacten (120) Nederland (207)

overig (68)

percentage recidivisten percentage recidivisten

percentage recidivisten percentage recidivisten

Figuur 7 Prevalentie van ernstige recidive onder ex-terbeschikking gestelden uitgestroomd in de periode 1994-1998; naar sekse, geboorteland, leeftijd bij uitstroom en aantal eerdere justitiecontacten

WODC_230_7.indd Sec3:41

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bereken dit exact (met behulp van logaritmen), en rond daarna je antwoord af op de seconde nauwkeurig. Op “warme-truiendag” wordt om 7u ’s morgens de

Men zal dan weten dat er geen heil te zoeken valt in de “sterren”, de New-Age dwaling, de afgoden, de dwaalgeesten 13 , maar dat God Zelf op het punt staat het énige Licht van

De ene groep kreeg de internationaal voorgeschreven standaardbehandelingen met chemo en alle bijbehorende zorg, de andere groep kreeg die behan- delingen ook, maar kreeg daaren-

bestek nr:.

bestek nr:.

Deze doen zich voor bij het opstellen van de onderzoeksagenda (poli- tieke keuzes bij de financiering van onderzoek, onwenselijke beïnvloe- ding door de financier), bij de

Omdat er enige tijd sporen van radioactiviteit in uw botten aanwezig blijven, mogen patiënten behandeld met Quadramet ® gedurende 13 dagen na de toediening

Met de projecten werken we toe naar een dienstverlenende organisatie, waarin de klant centraal staat en waarin we continu leren en onszelf verbeteren.. Binnen de projecten zijn