• No results found

Welke analyses vinden plaats?

Aan de hand van bovenstaande criteria zal de recidive van de ex-terbe-schikkinggestelden uit de vijf uitstroomcohorten worden beschreven. We onderscheiden hierbij de volgende facetten:

– de prevalentie van recidive; welk deel van de (sub)groep heeft

gerecidi-veerd?

– de snelheid waarmee men recidiveerde; op welk moment vond de

recidive plaats?

– de frequentie van de recidive; hoeveel nieuwe justitiecontacten heeft de

recidivist na de uitgangszaak opgebouwd?

– de aard en ernst van de recidivedelicten; welk type delict werd gepleegd

en hoe werd de nieuwe strafzaak afgedaan?

– de omvang van de recidive; hoe omvangrijk is de totale recidive in de

(sub)groep?

In bijlage 2 wordt nader omschreven hoe de verschillende facetten van het recidivebegrip worden gemeten. De recidive onder de terbeschikking-gestelden kon worden nagegaan tot het moment dat de dataverzameling van het onderzoek werd afgesloten. Deze liep door tot 1 augustus 2004. Dit betekent dat de observatieperiode minimaal 5,5 en maximaal 30,5 jaar heeft geduurd. De respondenten uit de eerste cohort konden 26,5 tot 30,5 jaar worden gevolgd en de ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort 5,5 tot 10,5 jaar. Het begin van de observatieperiode valt voor iedere respondent samen met de einddatum van de maatregel. We bereke-nen dus de recidive die optreedt na beëindiging van de tbs.

In het volgende hoofdstuk zal eerst worden ingegaan op de prevalentie van recidive en vervolgens op de overige facetten van het begrip. Per uitstroomcohort gaan we na welk percentage van de onderzoeksgroep in de jaren na het einde van de tbs opnieuw in aanraking is gekomen met justitie. De uitkomsten zullen worden afgezet tegen de resultaten van soortgelijke recidivemetingen onder twee andere dadergroepen: volwas-sen daders vervolgd in 1997 en volwasvolwas-sen ex-gedetineerden uitgestroomd in de periode 1996-1999. Uiteraard gaat de vergelijking met deze twee dadergroepen niet in alle opzichten op. De ex-terbeschikkinggestelden vormen een specifieke groep daders met een geheel eigen karakter. Maar de vergelijking wordt alleen gemaakt om enig reliëf aan de uitkomsten van dit onderzoek te geven, niet om de effectiviteit van de tbs-maatregel vast te stellen.

De frequentie van de recidive wordt besproken in paragraaf 3.2.1. Deze wordt uitgedrukt in het gemiddelde aantal recidivecontacten dat de ex-terbeschikkinggestelden die na de tbs werden vervolgd, in die periode hebben opgebouwd. In paragraaf 3.2.2 gaan we in op de aard van de recidivedelicten en de wijze waarop deze werden afgedaan. De totale omvang van de recidive brengen we in beeld in paragraaf 3.2.3.

WODC_230_7.indd Sec2:27

Paragraaf 3.3 handelt over de samenhang tussen de recidive en de achtergrondkenmerken zoals vermeld in tabel 2. Uit nationaal en inter-nationaal onderzoek blijkt dat factoren als sekse, leeftijd, geboorteland en de omvang van het strafrechtelijke verleden sterk van invloed zijn op de kans op latere recidive (zie bijvoorbeeld Lloyd, Mair en Hough, 1994; Piquero, Farrington en Blumstein, 2003; Wartna, Tollenaar en Blom, 2005). In paragraaf 3.3 gaan we na of dit ook voor ex-terbeschikkinggestelden geldt. Ook wordt ingegaan op het verband tussen de recidive en een aantal kenmerken van het verblijf. Onderzocht wordt welke verschillen er zijn in het niveau van de recidive indien de maatregelen worden uitgesplitst naar duur, de wijze van beëindiging (contrair of conform het advies van de inrichting), de vraag of de maatregel eindigde met een periode van proefverlof en de vraag of er tijdens de looptijd van de maatregel op enig moment sprake was ongeoorloofde afwezigheid.

Paragraaf 3.3 behandelt de enkelvoudige verbanden tussen de diverse grootheden en de kans op recidive. In paragraaf 3.4 komen de resultaten van een meer complexe analyse aan bod. Met behulp van een speciale regressietechniek (een Cox model) is nagegaan welke samenhang de achtergrondkenmerken als groep vertonen met de kans dat er zich na het verblijf in de inrichting (nieuwe) justitiecontacten voordoen. De uitkom-sten van deze analyse maken duidelijk welke grootheden de belangrijkste invloed hebben en of er zich in de loop van de tijd ontwikkelingen in het recidiveniveau van ex-terbeschikkinggestelden hebben voorgedaan die niet verklaard kunnen worden door de verschuivingen op de gemeten achtergrondkenmerken. Bovendien kan met deze techniek worden onder-zocht of er bij bepaalde verblijfskenmerken los van de overige verschillen tussen de ex-terbeschikkinggestelden, betere uitstroomresultaten zijn behaald dan bij andere.

terbeschikkinggestelden. We gaan eerst in op de prevalentie van de recidive (3.1), vervolgens komen de overige facetten van het begrip aan bod (3.2). In 3.3 wordt de recidive uitgesplitst voor een aantal subgroe-pen van ex-terbeschikkinggestelden. Dit gebeurt aan de hand van de beschikbare achtergrondkenmerken. Paragraaf 3.4 ten slotte, behandelt de complexe samenhang tussen deze kenmerken en het vóórkomen van recidive.

3.1 De prevalentie van recidive

Figuur 1 toont het vóórkomen van algemene recidive in de vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden.8 De algemene recidive is in de loop der jaren afgenomen. Leuw (1999) constateerde dit al eerder in zijn tweede onderzoek, de vierde in de reeks van grootschalige metingen in de tbs-sector. Nu blijkt dat de afname van de algemene recidive zich versterkt heeft voortgezet. Afgaand op de resultaten in figuur 1, mogen we stellen dat de recidive onder ex-terbeschikkinggestelden na 1974 eerst licht is gestegen en daarna fors is gedaald. In de laatste cohort is 10 jaar na beëin-diging van de maatregel 41% van de ex-terbeschikkinggestelden opnieuw vervolgd wegens het plegen van enig misdrijf. In de vierde cohort bedroeg dit percentage 57 en in de oudere cohorten tussen 66 en 73%.

De recidive onder de laatste groep van ex-terbeschikkinggestelden is veel lager dan onder ex-gedetineerden. 6 jaar na ontslag uit de peniten-tiaire inrichting heeft 71% van de ex-gedetineerden één of meer nieuwe justitiecontacten (Wartna, Tollenaar en Essers, 2005). Bij de ex-terbeschik-kinggestelden is dit 36%. De kans dat ex-terbeschikex-terbeschik-kinggestelden uit de laatste cohort recidiveren, is zelfs iets lager dan het gemiddelde in de totale daderpopulatie. Van alle volwassen daders heeft 42% na 6 jaar een nieuw justitiecontact (Wartna, Tollenaar en Blom, 2005).

De tbs-maatregel kan alleen worden opgelegd naar aanleiding van delic-ten met een strafdreiging van 4 jaar of meer. Daarom is men bij onderzoek naar de uitstroomresultaten van de tbs vaak primair geïnteresseerd in de ernstige recidive (Leeuw, 1999). De ontwikkeling van de ernstige recidive (zie figuur 2) lijkt op die van de algemene recidive. In de oudere cohor-ten is de recidive het hoogst, in de laatste cohort verreweg het laagst. Na 10 jaar is 34% van de ex-terbeschikkinggestelden uit de vijfde cohort voor een middelzwaar of zwaar delict vervolgd. In de drie oudste cohorten

8 De onderliggende cijfers van deze en andere figuren zijn te vinden in bijlage 5. De resultaten in laatste 5 jaar van de observatieperiode van elke cohort zijn gebaseerd op een deel van de respondenten. Survivalanalyse (zie bijlage 2) houdt rekening met de verschillen in de termijn dat personen kunnen worden gevolgd.

WODC_230_7.indd Sec3:29

bedraagt dit percentage 57 tot 61. Vergelijken we de resultaten met die van figuur 1, dan blijkt dat de ernstige recidive vanaf het vierde jaar na uitstroom ongeveer 80 tot 90% uitmaakt van de totale recidive. Bij andere dadergroepen die te maken kregen met intramurale sancties

(ex-gedetineerden en ex-pupillen van justitiële jeugdinrichtingen) vinden we ongeveer dezelfde verhoudingen tussen de ernstige en de algemene recidive terug. De ernstige recidive onder ex-terbeschikkinggestelden is lager dan onder ex-gedetineerden. Na 6 jaar is 57% van de ex-gedetineer-den vervolgd voor een misdrijf met een strafdreiging van 4 jaar of meer. Bij ex-terbeschikkinggestelden uit de laatste cohort is de ernstige recidive na 6 jaar 28%. Onder volwassen daders in het algemeen bedraagt dit percentage 24. De ernstige recidive onder ex-terbeschikkinggestelden is dus iets hoger dan gemiddeld.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 observatieperiode in jaren percentage recidivisten 1974-1978 (n=497) 1979-1983 (n=394) 1984-1988 (n=371) 1989-1993 (n=312) 1994-1998 (n=275) Figuur 1 Prevalentie van algemene recidive onder vijf cohorten van

Figuur 2 Prevalentie van ernstige recidive onder vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1974-1998

De zeer ernstige recidive staat afgebeeld in figuur 3. De zwaarste vorm van recidive komt veel minder vaak voor dan algemene of ernstige recidive. Het gaat hier om delicten met een strafdreiging van minstens 8 jaar, zoals diefstal met geweld, verkrachting of zware mishandeling (zie bijlage 4). Het beeld van de zeer ernstige recidive is anders dan dat van de algemene en ernstige recidive. De recidive in de vierde cohort is nu ongeveer even hoog als de recidive in de tweede en derde cohort. De zeer ernstige recidive in de eerste cohort is lager. De laagste recidivepercen-tages vinden we echter nog steeds in de laatste cohort. Na 6 jaar is nog geen 10% van de ex-terbeschikkinggestelden uit de periode 1994-1998 opnieuw met justitie in aanraking gekomen voor een zeer ernstig misdrijf. Dit is veel minder dan ex-gedetineerden. In de gedetineerdenpopulatie ligt het percentage op 25. Wel moet worden opgemerkt dat het aantal ex-terbeschikkinggestelden dat zeer ernstig recidiveert aan het eind van de observatieperiode sterker toeneemt dan het aantal recidivisten dat het houdt bij relatief lichte en middelzware misdrijven. Bij de algemene en ernstige recidive is de toename van recidivisten in het eerste jaar na uitstroom het grootst, daarna neemt de aanwas van nieuwe recidivisten snel af. Bij de zeer ernstige recidive neemt het aantal recidivisten gelei-delijker toe. We mogen dus aannemen dat er de komende jaren nog meer bijkomen. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 observatieperiode in jaren percentage recidivisten 1974-1978 (n=497) 1979-1983 (n=394) 1984-1988 (n=371) 1989-1993 (n=312) 1994-1998 (n=275) WODC_230_7.indd Sec3:31 WODC_230_7.indd Sec3:31 14-6-2005 15:15:5214-6-2005 15:15:52

Figuur 3 Prevalentie van zeer ernstige recidive onder vijf cohorten van ex-terbeschikkinggestelden uitgestroomd in de periode 1974-1998

3.1.1 Speciale recidive

In deze paragraaf richt de aandacht zich op de geweldplegers en de zeden-delinquenten uit de laatste cohort. Samen maken deze twee groepen 98% uit van alle ex-terbeschikkinggestelden die zijn uitgestroomd in de periode 1994-1998. In figuur 4 is het verloop van de verschillende vormen van recidive afgebeeld. Naast de algemene, ernstige en zeer ernstige recidive zijn nu ook de percentages speciale recidive aan het beeld toege-voegd. Het niveau van de algemene en ernstige recidive in beide groepen is ongeveer even hoog. Bij de speciale recidive is er wel verschil. We zien dat bij de geweldplegers de speciale recidive een veel groter deel van de totale recidive uitmaakt dan bij de zedendelinquenten. Na 10 jaar is 11% van de zedendelinquenten onder de ex-terbeschikkinggestelden opnieuw vervolgd voor de zedendelict. Het percentage speciale recidive onder de geweldplegers is na 10 jaar 27. De zeer ernstige recidive onder terbeschik-kinggestelde zedendelinquenten is relatief hoog: 24% na 10 jaar, tegen 16% bij de geweldplegers. Het verschil met de speciale recidive is vrij groot. Kennelijk plegen de zedendelinquenten onder de ex-terbeschikkinggestel-den ook zware niet-seksuele geweldsdelicten, zoals zware mishandeling en diefstal met geweld.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 observatieperiode in jaren percentage recidivisten 1974-1978 (n=497) 1979-1983 (n=394) 1984-1988 (n=371) 1989-1993 (n=312) 1994-1998 (n=275)