• No results found

Bijlage 8 deel a. Reactie- en Antwoordnota op zienswijzen op Ontwerpbestemmingsplan respectievelijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage 8 deel a. Reactie- en Antwoordnota op zienswijzen op Ontwerpbestemmingsplan respectievelijk"

Copied!
233
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 8 deel a

Reactie- en Antwoordnota op zienswijzen op Ontwerpbestemmingsplan respectievelijk

Ontwerp omgevingsvergunningen Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

(2)

Reactie- en Antwoordnota op zienswijzen op Ontwerpbestemmingsplan respectievelijk Ontwerp omgevingsvergunningen Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding

Direct ten zuiden van het bestaande windpark Delfzijl-Zuid ligt een gebied dat de provincie Groningen in de Provinciale Omgevingsvisie heeft aangewezen voor windenergie. Er worden 16 windturbines opgericht, met een maximale masthoogte van 136 meter en een maximale tiphoogte van circa 204 meter. Het opwekkend vermogen van de turbines is per turbine circa 4 megawatt.

Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is onderdeel van een groter door de provincie aangewezen windconcentratiegebied, zich uitstrekkend vanaf de Schermdijk vóór de zeewering aan de noordgrens van het industriegebied Oosterhorn, tot het in 2014 aangewezen gebied Geefsweer aan de westzijde van het bestaande park in Zuid.

Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding ligt rondom de Zomerdijk. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door het bestaande windpark Delfzijl-Zuid, aan de westzijde door de Provinciale weg N362 (de weg van Delfzijl naar Scheemda) en aan de oostzijde door het Termunterzijldiep. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door een denkbeeldige kromme lijn van Overtocht tot aan het Termunterzijldiep.

MER

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om bij besluitvorming over een project/plan, zoals de herziening van een bestemmingsplan voor de realisatie van een windpark, het milieubelang op een volwaardige manier te onderzoeken. Het milieueffectrapport (MER) beschrijft en vergelijkt de milieugevolgen van verschillende uitvoeringsvarianten van het plan of project. Voor windenergie gaat het bijvoorbeeld om de vergelijking van de effecten van de alternatieven voor de opstelling en afmeting van windturbines.

In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is vastgelegd aan welke activiteiten, plannen en projecten een m.e.r.-(beoordelings)plicht is gekoppeld. In het Besluit m.e.r. zijn windparken opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het besluit, categorie D22.2. Voor windparken met een gezamenlijk opgesteld vermogen van 15 megawatt of meer, of bestaande uit 10 turbines of meer geldt voor de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een plan-m.e.r.-plicht en voor de vergunning een m.e.r.-beoordelingsplicht (project m.e.r.).

Beide procedures zijn gecombineerd uitgevoerd in de milieueffectrapportage voor dit windpark.

De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft het MER getoetst en op 20 juni een positief advies uitgebracht. De aanbevelingen en voorgestelde maatregelen in het MER worden in de considerans van de omgevingsvergunning(en) en in de Toelichting en of regels van het bestemmingsplan gemotiveerd en of geborgd.

Procedure

Op grond van artikel 3.22 Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt de provincie op als coördinerend bestuursorgaan voor het Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding. De gemeente is het bevoegd gezag voor het vaststellen van het bestemmingsplan en de provincie voor de vergunningen. Op grond van artikel 3.26 en 3.27 Awb worden alle ontwerpbesluiten (zowel

(3)

bestemmingsplan als omgevingsvergunningen met MER als bijlage) gezamenlijk bekendgemaakt en ter inzage gelegd.

De respectieve colleges (B&W c.q. GS) nemen bij hun besluit over bestemmingsplan en omgevingsvergunning de ontvangen zienswijzen en de reacties en antwoorden daarop in overweging.

Aanvullende terinzagelegging

De ontwerpbesluiten zijn van 5 mei t/m 16 juni 2017 voor een ieder ter inzage gelegd. Hierop zijn in totaal 34 zienswijzen ontvangen.

Besloten is tot een aanvullende openbare procedure omdat

1. Bij digitaal ter inzage gelegde ontwerp-omgevingsvergunning de vergunningaanvraag met bijbehorende bijlagen ontbrak. De provincie heeft de aanvraag alsnog zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden wordt in de periode van 26 juni t/m 6 augustus 2017 de gelegenheid geboden alsnog kennis te nemen van de inhoud en eventueel zienswijzen bij GS aan te leveren. Hierdoor liep de inzageperiode voor de omgevingsvergunning iets langer door. Dit had geen gevolgen voor de besluitvorming van het bestemmingsplan.

2. Bij digitaal ter inzage gelegde stukken voor het bestemmingsplan de twee bijlagen van

"Bijlage 2: Aanvulling MER Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding - Extra Alternatief"

ontbraken, te weten: (1) de passende beoordeling en (2) Invloed windturbines op PR van gastransportleidingen N-509-40 en N-509-90. De provincie heeft deze bijlagen alsnog twee weken ter inzage gelegd. Op basis van jurisprudentie blijkt twee weken een redelijke termijn, omdat de inhoud reeds is verwerkt in het MER en in het bestemmingsplan en het geen lijvige documenten zijn. Belanghebbenden zijn van 27 juni t/m 11 juli 2017 in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen en eventueel zienswijzen bij het college aan te leveren.

Onderstaand zijn de ontvangen zienswijzen op de ontwerpbesluiten Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding van antwoorden van de bevoegde gezagen voorzien.

De later ontvangen zienswijzen op de aanvraag plus bijlagen van de omgevingsvergunning en de bijlagen bij het MER zullen bij de besluitvorming van respectievelijk de omgevingsvergunning aan gedeputeerde staten en het bestemmingsplan aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

Overzicht ontvangen zienswijzen:

1. Inwoner Delfzijl

2. Dezernat Wasserstraßenüberwachung, Aurich Duitsland 3. Inwoner Wagenborgen

4. Veiligheidsregio Groningen 5. Inwoner Nieuwolda

6. Deutscher Wetterdienst, Offenbach Duitsland 7. Inwoner Nieuwolda

8. Inwoner Wagenborgen 9. Stichting Landschap Oldambt 10. Inwoner Wagenborgen

(4)

11. Inwoner Nieuwolda

12. Amt für Planung und Naturschutz, Landkreis Leer Duitsland 13. Inwoner Nieuwolda

14. Inwoner Nieuwolda

15. LW Advocaten Amsterdam, namens Stichting Oldambtwindmolenvrij, Nieuwolda Oost 16. Niedersächsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz

(NLWKN), Aurich Duitsland 17. Stadt Borkum Duitsland 18. Inwoner Nieuwolda

19. Amt für Wirtschaftförderung und Kreisentwicklung, Landkreis Aurich Duitsland 20. Inwoner Wagenborgen

21. Den Hollander Advocaten Middelharnis, namens: Wolt-Beek B.V./ HiNerg B.V./ BANC Holding B.V.

22. Inwoner Woldendorp 23. Inwoner Nieuwolda

24. Vereniging Dorpsbelangen Nieuw Scheemda en 't Waar 25. Inwoner Meedhuizen

26. Inwoner Scheemda 27. Inwoner Nieuwolda

28. De Windcentrale, Amsterdam

29. Vereniging Dorpsbelangen Nieuwolda 30. Inwoner Wagenborgen

31. Inwoner Woldendorp 32. Gemeente Oldambt 33. Nederlandse Gasunie NV 34. Waterschap Hunze en Aa's

(5)

Zienswijzen beantwoording: inhoudsopgave

1 Algemeen - thematische beantwoording 7

1.1 Nut en noodzaak windenergie 7

Kosten wind op zee dalen ... 7

1.2 Alternatieve vormen van duurzame energie 7 Werkgelegenheid duurzame energie ... 8

Verschil in kosten wind- en zonne-energie... 8

1.3 Locatie 9 Provinciaal beleid ... 9

1994 – Streekplan ... 9

2000 – Provinciaal Omgevingsplan (POP I) ... 9

2006 – Provinciaal Omgevingsplan (POP II) ... 10

2009 – Provinciaal Omgevingsplan (POP III) ... 10

2016 – Omgevingsvisie 2016-2020 (POV) ... 11

2017 – Structuurvisie-Eemsmond Delfzijl ... 11

Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl ... 12

Relatie met gaswinning / aardbevingen ... 12

1.4 Tijdelijkheid van windturbines/saneren van windturbines 13 1.5 Procedure algemeen 13 Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur ... 13

Notitie Reikwijdte en detailniveau (NRD) ... 13

Voorkeursalternatief ... 14

Bestemmingsplan ... 14

Verdrag van Aarhus ... 15

Inspraak / communicatie ... 15

1.6 Coördinatieregeling (en fair-play beginsel) 16 1.7 Draagvlak 18 Gebiedsfonds ... 18

2 Economische effecten (woningen, gebied, toerisme) en economische uitvoerbaarheid 19 2.1 Inleiding 19 2.2 Financiële baten 19 Inkomsten voor initiatiefnemer ... 19

Rendement ... 19

SDE+ subsidie ... 19

Financieel voordeel gemeenschap/participatie ... 20

Inkomsten voor overheid ... 21

Leges... 21

Onroerende zaakbelasting ... 21

2.3 Bedrijfseconomische effecten 21 Toerisme en recreatie ... 21

Bedrijventerreinen, infrastructuur en landbouw ... 21

2.4 Schade en waardedaling 22 Planschade ... 22

Prijsvorming ... 22

Planschade bij woningen ... 23

Uitzicht/omgevingskarakteristiek ... 23

Veiligheid ... 23

(6)

Slagschaduw ... 23

Geluidshinder ... 23

Planschade bij bedrijven... 24

Beoordelingskader planschade ... 24

Waarde van onroerende zaken ... 24

2.5 Nadeelcompensatie en schadevergoeding 25 2.6 Financieel-economische uitvoerbaarheid 26 Kostenverhaal ... 26

Financiële uitvoerbaarheid/exploitatie ... 26

3 Milieueffectrapport 27 3.1 MER algemeen 27 Inhoudelijke en procedurele omissies ... 27

Alternatievenonderzoek ... 27

Commissie voor de milieueffectrapportage ... 27

Voorkeursalternatief ... 28

3.2 Locatiekeuze / keuze VKA 28 3.3 Nieuwe technologieën / hogere windturbines 29 Best beschikbare technieken ... 30

3.4 Flexibiliteit en eenvormigheid 30 4 Milieueffecten 31 4.1 Woon- en leefklimaat algemeen 31 Afstand tot woningen van derden ... 31

Woningen in de sfeer van de inrichting ... 31

4.2 Onderzoeken algemeen 32 Mitigerende maatregelen ... 32

Wet- en regelgeving ... 33

4.3 Geluid 33 Geluidnormen, piekgeluiden en laagfrequent geluid (LFG) ... 33

Mogelijke geluidhinder ... 35

Pulsgeluid ... 35

Cumulatie van geluid ... 35

Handhaving ... 36

4.4 Slagschaduw 36 4.5 Externe veiligheid 37 Algemeen ... 37

Gasleidingen ... 37

Bladbreuk, gondelval en mastfalen ... 38

4.6 Landschap 38 Waddengebied ... 39

Visueel één park met andere ontwikkelingen ... 39

Cultuurhistorie ... 39

4.7 Licht 39 Obstakelverlichting ... 39

Lichthinder (reflectie, schittering) ... 40

4.8 Luchtvaart 40

(7)

4.9 Bouw en aanleg 41 Trillingen ... 41

4.10 Gezondheid 41

Voorzorgbeginsel ... 42

5 Zienswijzen 1 t/m 5 44

6 Zienswijzen 6 t/m 10 48

7 Zienswijzen 11 t/m 15 58

8 Zienswijzen 16 t/m 20 65

9 Zienswijzen 21 t/m 25 72

10 Zienswijzen 26 t/m 30 75

11 Zienswijzen 31 t/m 34 82

12 Zienswijze 15g 85

13 Gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan 176

13.1 Naar aanleiding van zienswijzen 176

13.2 Ambtshalve aanpassingen 176

(8)

1 ALGEMEEN – THEMATISCHE BEANTWOORDING

1.1 Nut en noodzaak windenergie

Nederland heeft in Europees verband een doelstelling afgesproken van 14% duurzame energie in 2020. Voor het kabinet is windenergie één van de belangrijkste bronnen van duurzame energie, aangezien Nederland rijk is aan wind. Vanwege de klimatologische en geomorfologische kenmerken kunnen in Nederland andere bronnen van duurzame energie zoals zonne-energie en waterkracht relatief minder worden benut dan in andere Europese landen. Naast windenergie op land spelen ook andere duurzame energie-opties, zoals windenergie op zee, zonne-energie, bio-energie en aardwarmte, een belangrijke rol in de totale energietransitie. Windenergie op land is vergeleken met andere duurzame energieopties op dit moment kosteneffectief. Daarbij zijn voor het behalen van de doelstellingen meerdere bronnen van duurzame energie nodig, waardoor windenergie op land sowieso relevant blijft naast het behalen van andere doelstellingen zoals voor windenergie op zee. De geschikte gebieden voor grootschalige windenergie zijn door het Rijk na overleg met de provincies vastgelegd in de structuurvisie Windenergie op Land (SWOL).1 Het doel van de SWOL is om ruimte te reserveren voor grootschalige windenergie zodat tenminste 6.000 MW aan windturbines operationeel is in 2020.

De afspraak over het realiseren van ten minste 6.000 MW windenergie op land in 2020 is ook vastgelegd in het op 6 september 2013 door ruim 40 partijen ondertekende Nationaal Energieakkoord. In dit akkoord is overeengekomen om het aandeel hernieuwbare energie in de jaarlijkse energiemix te laten stijgen naar 14% in 2020, met een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. In bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en het IPO is vastgelegd welk aandeel elke provincie neemt in het totaal van de 6.000 MW. De provincie Groningen heeft zich hierbij gecommitteerd aan de realisatie van 855,5 MW windenergie in 2020. Het voorliggende bestemmingsplan is noodzakelijk om voorgenoemde doelstellingen tijdig te halen.

De provincie Groningen ligt goed op koers voor wat betreft de taakstelling om in 2020 855,5 megawatt aan windenergie op te wekken, zoals afgesproken met het Rijk. Delfzijl is nodig om de taakstelling te halen.

Kosten wind op zee dalen

In diverse tenders voor windenergie op zee (zoals voor de kavels I en II en ook III en IV voor windenergiegebied Borssele) blijkt dat de kosten voor windenergie op zee significant lager zijn dan een aantal jaar geleden. Nog steeds is windenergie op zee duurder dan windenergie op land en feit blijft dat naast windenergie op zee ook windenergie op land nodig is om de duurzaamheidsdoelstellingen te kunnen realiseren.

1.2 Alternatieve vormen van duurzame energie

Op dit moment ligt er geen keuze voor tussen windenergie en andere vormen van duurzame energie: Om de doelstelling met betrekking tot duurzame energie van 2020 en 2023 te halen

1 Vastgesteld op 28 maart 2014

(9)

zijn alle vormen van duurzame energie nodig (onder andere zonne-energie en windenergie).

Deze sluiten elkaar niet uit, maar zijn allemaal nodig om de doelstelling te behalen.

Dit bestemmingsplan gaat echter niet over andere projecten voor duurzame energie

Zonne-energie kost meer ruimte, vergt een grotere investering en heeft een hogere kostprijs per kWh in vergelijking met windenergie op land. Innovatieve vormen van het opwekken van duurzame energie, zoals getijdenenergie en blue-energy (energie uit het verschil tussen zoet en zout water) zijn nog nergens in Nederland op een grootschalige wijze succesvol toegepast. Dit zijn dan ook geen reële alternatieven voor het opwekken van duurzame energie zoals dat nu met dit windpark wordt voorgesteld.

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het ministerie van Economische Zaken een maatschappelijke-kosten-baten-analyse (MKBA) op nationaal niveau laten uitvoeren naar de huidige en verwachte ontwikkelingen van energieopwekking uit zonne-energie en windenergie op land. De resultaten zijn in januari 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd.2 Uit de analyse komt onder meer naar voren dat windenergie op land tot 2030 in Nederland de meest kosteneffectieve optie is van de twee.

Werkgelegenheid duurzame energie

In 2016 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfers gepubliceerd op basis van de Nationale Energie Verkenning (NEV). Daaruit blijkt dat de werkgelegenheid zowel bij conventionele als duurzame energie (vooral bij energiebesparing) groeide. Uit de cijfers uit de tabellenbijlage bij de NEV blijkt dat op tot 2010 de werkgelegenheid bij wind en zon vergelijkbaar was. Vanaf 2016 groeit de werkgelegenheid vooral bij windenergie en blijft die bij zonne-energie nagenoeg op hetzelfde peil. Die trend zal naar verwachting doorzetten.

Tabel 1: Uit bijlage NEV, Tabel A16: Totale bruto werkgelegenheid (vastgesteld en voorgenomen beleid) Uitgedrukt als arbeidsjaren in voltijdsequivalenten x 1.000

Realisaties Projecties

2008 2010 20151 2016 2017 2018 2020

Wind 3 3,3 - 6,1 7,4 9,3 8,0

Zon 2,3 2,9 - 4,3 3,7 3,8 3,9

Verschil in kosten wind- en zonne-energie

De kostprijs van duurzame energie is op dit moment hoger dan die van fossiele energie (o.a.

kolen, gas). Voor elke vorm van hernieuwbare energieopwekking is de kostprijs verschillend. Dit hangt af van de benodigde investeringen en het uiteindelijke exploitatieresultaat. Het is moeilijk om de kostprijs tussen wind- en zonne-energie één-op-één te vergelijken. Wat wel vergeleken kan worden is de hoeveelheid subsidie die het Rijk geeft voor de verschillende vormen van hernieuwbare energie. De hoogte van de subsidie, de SDE+, wordt jaarlijks voor zowel wind- als zonne-energie bepaald op basis van berekeningen door ECN3. Voor zon is die subsidie hoger dan voor wind (dus hogere kosten voor zonne-energie).

2 Bijlage bij kamerstuk 31239 nr. 253, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-796959

3 https://www.ecn.nl/nl/samenwerking/sde/sde-2016-nl/

(10)

Het basisbedrag voor de subsidie voor windenergie bedroeg (in 2016) ca. 8,2 ct/kWh en die voor zonne-energie tussen de 9 en 12,8 ct/kWh. Dit betekent dat voor een zonnepark van gelijke energieopwekking meer subsidie nodig is. In deze meerkosten zijn de kosten voor de grond nog niet meegenomen. Op landbouwgrond waar zonnepanelen staan, kunnen geen gewassen worden verbouwd. De werkelijke kosten zullen dus hoger liggen. Zonne-energie is wel bezig met een inhaalslag; de kosten zijn de afgelopen jaren flink gedaald.

1.3 Locatie

Alle provincies hebben op 31 januari 2013 een akkoord gesloten met het kabinet om ruimte te bieden aan 6.000 MW windenergie op land. Hierbij is de opgave aan windenergie in megawatts (MW) voor elke provincie in Nederland vastgelegd. De verdeling van de doelstelling over de provincies betekent voor Groningen een taakstellend vermogen van 855,5 MW. Tussen Rijk en provincies is de afspraak gemaakt dat provincies de locaties voor grootschalige windenergie aanwijzen. Deze provinciale afspraken komen voort uit de nationale belangen en bij de verdeling over de provincies is geen sprake van een onevenredige belasting van de provincie Groningen. Elke provincie draagt bij naar haar kunnen, mede afhankelijk van het windklimaat.

Provinciaal beleid

De provincie Groningen heeft de locaties Eemshaven, Delfzijl en de N33 aangewezen voor de invulling van de taakstelling. Kern van het provinciaal beleid is concentratie van windturbines waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande parken om de invloed die windturbines op het landschap hebben zoveel als mogelijk te beperken.

1994 – Streekplan

Reeds in het Streekplan van de provincie uit 1994 is bepaald dat bij Delfzijl en de Eemshaven windturbineparken zijn toegestaan. Op basis van onder andere het windaanbod, het omgevingskarakter en de capaciteit van het elektriciteitsnet werd de omgeving van deze beide zeehavengebieden als meest geschikt geacht voor de ontwikkeling van windturbineparken.

Sinds 1994 is dit beleid bestendigd en is het concentratiegebied bij Delfzijl aan de west- en zuidzijde uitgebreid.

2000 – Provinciaal Omgevingsplan (POP I)

In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) uit 2000 is een klein deel van het gebied waar nu het windpark Delfzijl uitbreiding Zuid wordt ontwikkeld al aangewezen. Destijds werd aangegeven dat de provincie de opwekking van windenergie ziet als een industriële activiteit die thuis hoort op industrieterreinen. De provincie wilde daarom kijken naar schaalvergroting van of uitbreiding van de bestaande windparken in Delfzijl en Eemshaven.

Daarnaast zag de provincie mogelijkheden voor grootschalige parken op of in aansluiting op enkele andere industrieterreinen in de provincie. Op de bij de POP behorende kaarten zijn globaal begrensde gebieden aangewezen als zoekruimte voor de ontwikkeling van windmolenparken (waaronder dus ook een deel van het gebied dat nu wordt ontwikkeld).

Er is aangegeven dat voor een goede ruimtelijke invulling van de zoekruimte een nadere uitwerking van het POP nodig is. Daarbij moet aandacht worden geschonken aan:

(11)

- benutting van de bestaande mogelijkheden inclusief eventuele vervanging van bestaande windmolenparken;

- de invloed van het Waddengebied;

- de Vogelrichtlijn;

- het Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzee;

- belangen van landbouw en natuur en landschap.

Tenslotte is van belang dat destijds al is aangegeven dat binnen de bestaande en toekomstige windparken de ashoogte van windturbines niet aan een maximum is gebonden.

2006 – Provinciaal Omgevingsplan (POP II)

In het daarop volgende POP uit 2006 is dit beleid bestendigd. De zoekruimte op de kaart is hierbij gelijk gebleven aan die uit 2000.

2009 – Provinciaal Omgevingsplan (POP III)

In het POP 2009-2013 wordt voor het eerst verwezen naar een bijdrage aan de nationale doelstelling. Voor de provincie bedroeg die destijds 750 MW. In dit POP wordt de lijn qua concentratie uit de eerdere POPs voortgezet. In dit POP heeft de provincie namelijk opgenomen dat zij, om het landschap te beschermen, de grootschalige productie van windenergie concentreert in een aantal windturbineparken.

De provincie ziet de opwekking van windenergie nog steeds als een activiteit die thuishoort op of nabij bedrijventerreinen. In dit POP is het hele gebied waar nu het windpark Delfzijl uitbreiding Zuid wordt ontwikkeld aangewezen. Verder staat in dit POP dat bij de inrichting van de windturbineparken in het algemeen rekening moet worden gehouden met de volgende inrichtingseisen:

- optimale benutting van de plaatsingsmogelijkheden voor windturbines binnen de aangewezen parken;

- saneren en vervangen van bestaande windturbines in parken in verband met technische ontwikkelingen en schaalvergroting;

- natuurbelangen;

- landschappelijke inpassing;

- milieueffecten op de gebouwde omgeving;

- landbouwbelangen;

- aansluiting op het elektriciteitstransportnet.

Ook voor dit POP geldt dat de binnen de windturbineparken de ashoogte niet aan een maximum is gebonden.

In het bij dit POP behorende PlanMER is aangegeven dat de windturbineparken een grote invloed op het landschap hebben. Daarom moet voldoende zorg worden besteed aan de inpassing in het landschap. Het PlanMER stelt hier het positieve effect tegenover dat uitgaat van de concentratie van windturbines in een aantal parken.

Vervolgens heeft het eerder genoemde akkoord over de realisering van 6.000 MW wind op land ertoe geleid dat de taakstelling van de provincie is verhoogd van 750 MW naar 855,5 MW. Om

(12)

deze extra taakstelling van 105,5 MW te accommoderen heeft de provincie in 2014 extra gebieden aangewezen (Geefsweer en Eemshaven-West).

2016 – Omgevingsvisie 2016-2020 (POV)

Vervolgens is in 2016 de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. Hierin zijn de gebieden uit het POP uit 2009 en de gebieden die in 2014 zijn aangewezen herbevestigd. De eerdere gedachte van concentratie wordt in de Omgevingsvisie voortgezet. Zo geeft de provincie in de Omgevingsvisie aan dat bij de ruimtelijke inpassing van de taakstelling wordt gekozen voor concentratie in de vorm van drie grootschalige windparken. Vanuit zuinig ruimtegebruik wijst de provincie alleen de planologische ruimte aan die nodig is voor het behalen van de taakstelling.

Binnen die gebieden streeft de provincie naar een optimaal energetisch vermogen met daarbij nadrukkelijk aandacht voor het minimaliseren van de nadelige effecten op mens en omgeving.

2017 – Structuurvisie-Eemsmond Delfzijl

Na de Omgevingsvisie 2016-2020 is in 2017 de Structuurvisie-Eemsmond Delfzijl opgesteld.

Daarin zijn 15 grote plannen en projecten beoordeeld op haalbaarheid. Hierbij is gekeken of deze projecten zowel individueel als gezamenlijk passen binnen de beschikbare milieugebruiksruimte. In de Structuurvisie wordt voor het concentratiegebied Delfzijl onderscheid gemaakt in een aantal windparken (Delfzijl-Noord, Delfzijl-Midden (Oosterhorn), Delfzijl-Zuid, Delfzijl-West (Geefsweer) en Delfzijl-uitbreiding-Zuid).

Uit de Structuurvisie volgt onder meer dat de ruimte binnen de concentratiegebieden voldoende is voor de realisatie van de provinciale taakstelling. Uit oogpunt van zuinig en efficiënt ruimtegebruik is geen overcapaciteit binnen de aangewezen gebieden ingebouwd. Dat betekent dat de mogelijkheden om te schuiven binnen de aangewezen gebieden beperkt zijn gelet op de andere functies die zich hier binnen bevinden. Daarmee is ook de mogelijkheid beperkt om ten allen tijde voor plaatsingsvormen van de turbines te kiezen in de vorm van zuivere raster- of lijnopstellingen.

Uit het voorgaande volgt dat de provincie bij de ruimtelijke inpassing van de windtaakstelling al geruime tijd kiest voor concentratie. Dat heeft uiteindelijk geleid tot drie grootschalige windparken: rondom de Eemshaven, bij Delfzijl en langs de N33, Vanuit zuinig ruimtegebruik heeft de provincie alleen de planologische ruimte aangewezen die nodig is voor het behalen van de taakstelling van 855,5 MW. Binnen deze gebieden streeft de provincie naar een optimaal energetisch vermogen met daarbij nadrukkelijk aandacht voor het minimaliseren van de nadelige effecten op mens en omgeving.

Eén van de redenen om te kiezen voor het concentreren van de windturbines is de bescherming van het landschap. De grootschalige productie van windenergie vindt plaats in drie gebieden zodat de rest van de provincie gevrijwaard blijft.

Binnen het concentratiegebied bij Delfzijl is sprake van een gefaseerde ontwikkeling. Voor dit concentratiegebied geldt dat Delfzijl dat Delfzijl-Zuid eerst is ontwikkeld, gevolgd door Delfzijl- Noord en nu Delfzijl Zuid Uitbreiding. Hierna volgen nog Delfzijl-Midden (Oosterhorn) en Delfzijl- West (Geefsweer). Deze gefaseerde ontwikkeling is onder meer het gevolg van het feit dat het concentratiegebied in verschillende stappen is uitgebreid en de grondposities. Dit leidt ertoe dat er weliswaar sprake is van één concentratiegebied, maar dat daar binnen sprake is van

(13)

verschillende windparken met turbines van verschillende afmetingen en vormgeving. Het beleid van de provincie verzet zich hier niet tegen.

Buiten deze aangewezen concentratiegebieden biedt de provincie geen ruimte voor windenergie. In de m.e.r. Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zijn derhalve geen locatiealternatieven voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding onderzocht.

Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl

De Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl is een ruimtelijke visie voor het Eemsdeltagebied. Daarin zijn 15 grote plannen en projecten beoordeeld op haalbaarheid en zowel individueel als gezamenlijk passend binnen de beschikbare milieugebruiksruimte. De ontwikkelingen kunnen gezamenlijk belastend zijn voor mens, natuur en milieu en in cumulatie met elkaar een groter deel van de milieugebruiksruimte innemen. Daarbij kan het voorkomen dat ontwikkelingen onderling strijdigheden vertonen, waardoor (bovenregionale) keuzes moeten worden gemaakt.

Doel van de Structuurvisie is het bepalen van een ruimtelijk kader en milieubeleidsregels voor verder planvorming met het uitgangspunt dat de omgevingseffecten van de projecten individueel en cumulatief passen binnen de beschikbare milieugebruiksruimte waarbij er nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De windconcentratiegebieden, en dus ook Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zijn beoordeeld.

Voor de structuurvisie is een apart planMER4 opgesteld. Het oordeel van de Commissie voor de milieueffectrapportage is dat de structuurvisie een goed en te verantwoorden effecten weergeeft van de toekomstige ontwikkelingen in het gebied.

Voor de windprojecten geeft de Structuurvisie normen op het gebied van geluid en externe veiligheid. De ontwikkeling van het windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding voldoet aan deze normen.

Relatie met gaswinning / aardbevingen

Een windpark veroorzaakt geen aardbevingen. Tussen de realisatie en/of het in gebruik hebben van een windpark met de daarbij behorende voorzieningen en het optreden van aardbevingen is nooit een relatie aangetoond.

De windturbines zijn als bouwwerk getoetst aan de veiligheidsnorm van de Nationale Praktijk Richtlijn (NPR) voor aardbevingsbestendig bouwen. Deze veiligheidsnorm is bedoeld om de kans op slachtoffers als gevolg van instorten van een gebouw te beperken. In dit geval hoeft de NPR voor aardbevingsbestendig bouwen niet toegepast te worden, omdat er geen langdurige aanwezigheid van personen binnen de eventuele effectafstand bij schade door aardbevingen wordt verwacht. De menselijke veiligheid is daarom in relatie tot de mogelijke effecten van aardbevingen niet in het geding bij de bouwconstructie van de windturbines.

Het risico op schade aan een windturbine door aardbevingen is verwaarloosbaar. Windturbines zijn er op gebouwd om zonder problemen de trillingen te verduren die ontstaan tijdens het normaal functioneren. Deze trillingen zijn veel groter dan de trillingen die kunnen optreden als

4 PM verwijzing planMER structuurvisie Eemsmond-Delfzijl

(14)

gevolg van een door gaswinning geïnduceerde aardbeving in Noord- Groningen. In het ontwerp van windturbines is rekening gehouden met het mogelijk optreden van aardbevingen.

1.4 Tijdelijkheid van windturbines/saneren van windturbines

Voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding is in het bestemmingsplan een voorlopige bestemming opgenomen van 30 jaar vastgesteld na inwerkingtreding van het plan op basis van artikel 7o Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet.

Binnen de bestemming „Bedrijf – Windturbinepark Voorlopig‟ zijn regels voor de voorlopige bestemming van de windturbines en regels voor de definitieve bestemming opgenomen. De definitieve bestemming geldt na die dertig jaar. Deze definitieve bestemming „Agrarisch- Wegdorpenlandschap‟ is gelijk aan de nu geldende bestemming ter plaatse in het bestemmingsplan “Buitengebied-Zuid” voor zo ver gelegen buiten een bouwperceel. De bestemming van gronden waaraan een voorlopige bestemming voor een windturbine is toegekend dient vervolgens binnen een periode van vijfendertig jaar opnieuw vastgesteld te worden waarbij de voorlopige bestemming weggenomen kan worden.

In het bestemmingsplan is ook opgenomen dat een omgevingsvergunning voor een windturbine met het oog op de voorlopige bestemming als bedoeld in artikel 3.1 (voorlopige bestemming) van het bestemmingsplan als tijdelijk bouwwerk dient te worden verleend. De omgevingsvergunning dient als voorwaarde te hebben dat de turbine wordt verwijderd inclusief de bijbehorende voorzieningen, zoals grondplaten en hekwerken, na verloop van de gestelde termijn. Deze voorwaarde is dan ook opgenomen in de omgevingsvergunning voor het windpark.

1.5 Procedure algemeen

Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur

Gedurende de hele procedure hebben en nemen de bevoegd gezagen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB) in acht. Zowel in de belangenafweging voor het provinciaal beleid, de locatiekeuze, de toepassing van de Crisis- en herstelwet, het MER, onderzoek naar slagschaduw en alle andere relevante bij de ontwikkeling van Windpark Uitbreiding Windpark Delfzijl Zuid betrokken belangen. Dit wordt in het hiernavolgende toegelicht in de reactie op de specifieke gronden die betrekking hebben op de ABBB.

Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de doorlopen procedure tot nu toe. Zie ook de uitleg over het Energie-akkoord, SVIR en SWOL in paragraaf 1.1 en 1.3.

Notitie Reikwijdte en detailniveau (NRD)

In 2012 is een m.e.r.-procedure gestart ten behoeve van het bestemmingsplan. Van 30 augustus tot en met 11 oktober 2012 heeft de „concept Notitie reikwijdte en detailniveau Windpark Uitbreiding Windpark Delfzijl Zuid‟ ter inzage gelegen. Een ieder is gedurende de genoemde periode in de gelegenheid gesteld zienswijzen daarop in te dienen. Op 3 oktober 2011 is de gemeente op haar digitale nieuws- en informatiepagina (Gemeenteberichten) in een paginagroot artikel uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingen van windenergie in de gemeente (https://www.delfzijl.nl/document.php?m=45&fileid=23129&f=0fd0d820d7f878085dad1f424f99be 37&attachment=0&c=45125).

(15)

Tevens zijn de betrokken bestuursorganen geraadpleegd en is de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie voor de m.e.r.) om advies gevraagd. Het advies is verschenen op 5 november 2012 (rapport nummer 2667-47). Het advies is te vinden op de website van de Commissie voor de m.e.r. (http://www.commissiemer.nl).

Voorkeursalternatief

Op basis van alle gemaakte afspraken en beleidsdocumenten, het MER en onderliggende onderzoeken is na afweging van alle belangen door het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl het VKA (vast te leggen opstellingsvariant in het bestemmingsplan) voor het Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding vastgesteld. Het VKA is op 5 mei 20175 door middel van de publicatie van de kennisgeving uitbreiding Windpark Delfzijl Zuid in de Staatscourant Nr. 26365 aan alle betrokkenen (gemeenten, provincie, bewoners en initiatiefnemers) gecommuniceerd. Het besluit en de bijbehorende verbeelding hebben tussen 5 mei 2017 tot en met 16 juni 2017 ter inzage gelegen op de gemeentehuis van Delfzijl, gemeentehuis van Oldambt, provinciehuis van Groningen, de openbare bibliotheek te Delfzijl en de bibliotheek ‟t Hamrik te Nieuwolda. De ontwerpbesluiten waren ook digitaal in te zien.

Bestemmingsplan

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient de Raad uit te gaan van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient de Raad alle belangen op een zorgvuldige en evenredige wijze tegen elkaar af te wegen. De gemeente heeft ingestemd met extra informatiebijeenkomsten in plaats van gemeentelijke inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan. Daarbij heeft de gemeente waarborgen geëist van de projectontwikkelaar in de vorm van een communicatieplan, opdat de omgeving zorgvuldig zou worden geïnformeerd over het voornemen en er niet zou worden ingeleverd op zorgvuldigheid.

De argumenten waren dat:

1. De gemeentelijke inspraakverordening een beleidsregel is die het gemeentebestuur bindt Er kan gemotiveerd van worden afgeweken. Een van de mogelijkheden is spoedeisendheid (artikel 2.3.e). De tijd is niet alleen krap voor de SDE+ subsidieronde van najaar 2017, maar ook voor de eis van het rijk dat uiterlijk 2020 de windparken operationeel zijn.

Rekening houdend met het feit dat het in de regel 2-3 jaar duurt voordat na vergunningverlening het park operationeel is, is met de versnelling minimaal een half jaar gewonnen.

2. De gemeente in plaats van een voorontwerpfase een extra informatiebijeenkomst heeft geëist, naast de reeds ingezette communicatiemiddelen (website, Nieuwsbrief, keukentafelgesprekken, etc.). De omwonenden hebben daarvoor een persoonlijke uitnodiging ontvangen; ook via facebook en de dorpsbelangenorganisaties en andere belangengroepen zijn attent gemaakt op de bijeenkomst.

3. Op de informatiebijeenkomst de mogelijkheid zou worden geboden om opmerkingen te maken over het voornemen. Daarvan is een opmerkingennotitie opgesteld voor bij het ontwerpbestemmingsplan. Er zou ook informatie worden gegeven over het op te richten gebiedsfonds.

5 Aanvankelijk 4 -15 mei, maar omdat de kennisgeving pas 5 mei in de Staatscourant is gepubliceerd, is de inzagetermijn verlengd tot en met 16 mei.

(16)

Het voorontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1., eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de overleginstanties toegezonden (op 6 februari 2017). Tegelijkertijd zijn de betrokken gemeenteraden en provinciale staten gehoord ingevolge artikel 3:28 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Naar aanleiding van het Bro-overleg hebben de gemeenten Oldambt, Hulpverleningsdienst Groningen en Waterschap Hunze en Aa‟s een overlegreactie op het bestemmingsplan naar voren gebracht. Deze reacties zijn beantwoord in de reactie- en antwoordnota in bijlage 8 van het (ontwerp)bestemmingsplan. Waar nodig hebben de overlegreacties en opmerkingen geleid tot aan passing van het ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan inclusief het milieueffectrapport als bijlage heeft (gelijktijdig met de ontwerpbeschikkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van 5 mei tot en met 16 juni 2017 ter inzage gelegen, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld hierop zijn of haar zienswijze te geven.

Verdrag van Aarhus

Uit het Verdrag van Aarhus vloeit voort dat de bij het Verdrag aangesloten staten waarborgen dat overheidsinstanties milieu-informatie in de zin van het Verdrag ter beschikking stellen aan het publiek. Ten behoeve van ieder afzonderlijk onderdeel in de besluitvorming zijn in voldoende mate inspraakprocedures gevolgd zoals voorgeschreven door het Verdrag van Aarhus (artikel 7 in samenhang met artikel 6 lid 4), daargelaten de vraag of aan artikel 7 rechtstreekse werking toekomt (zo ook bepaald door de Afdeling in ECLI:NL:RVS:2016:1228).

Inspraak / communicatie

Vanaf het begin van het traject van totstandkoming van het windpark heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Groningen, de gemeente Delfzijl, (later) de gemeente Oldambt en de initiatiefnemers van het windpark, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau.

Daarnaast heeft in het kader van de m.e.r. en het besluitvormingsproces overleg plaatsgevonden met andere betrokken organisaties waaronder de Gasunie.

De inspraakreacties in kader van artikel 3.1.1. Bro zijn terecht gekomen en beantwoord in een Antwoordnota. Daarin zijn ook de opmerkingen die omwonenden op de informatieavonden hebben gemaakt, meegenomen. Ook diverse brieven van inwoners naar raad en college gestuurd hebben, zijn beschouwd voor het opstellen van het ontwerp.

De zienswijzen uit de formele inspraak zijn verwerkt in deze thematische beantwoording en de bijgevoegde zienswijzen nota.

De omgeving is op regelmatige basis geïnformeerd over de voortgang van het project en de formele stappen in de procedure door middel van kennisgevingen in de lokale huis-aan- huisbladen en op de websites van overheden. Ook hebben de initiatiefnemers vanaf 2015 in een periodieke nieuwsbrief de omwonenden informatie verstrekt over het de ontwikkelingen met betrekking tot het windpark.

Vanaf medio 2016 hebben initiatiefnemers op de projectwebsite http://delfzijlzuiduitbreiding.nl informatie over het project beschikbaar gesteld.

(17)

Tijdens verschillende fasen in het project zijn informatieavonden georganiseerd, hebben stukken ter visie gelegen en heeft de Commissie voor de m.e.r. geadviseerd over het project, deze momenten zijn hierna weergegeven.

- 14 augustus 2012: indiening schriftelijke mededeling voornemen bij Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen;

- 30 augustus tot en met 11 oktober 2012: Concept notitie reikwijdte en detailniveau ter inzage (gemeente Delfzijl en provincie Groningen);

- 5 november 2012: Advies van de Commissie voor de m.e.r over reikwijdte en detailniveau van het MER Windpark Delfzijl Zuid (rapport nummer 2667-42);

- 17 mei 2016: informatiemarkt Woldendorp - 23 mei 2016: informatiemarkt Wagenborgen - 9 januari 2017: informatiemarkt Wagenborgen - 14 maart 2017: informatiemarkt Nieuwolda;

- 16 mei 2017: informatiebijeenkomst Nieuwolda, met toelichting procedure, ontwerpbestemmingsplan en indienen zienswijzen;

- 5 mei tot en met 16 juni: ontwerpbestemmingsplan, ontwerp omgevingsvergunning en MER Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding ter visie.

Naast bovengenoemde ter inzagen hebben de initiatiefnemers met verschillende directe omwonenden gesprekken gevoerd.

Zowel voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding als voor de SVIR, de SWOL, de opeenvolgende provinciale omgevingsplannen, de omgevingsvisie en de Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl zijn de wettelijke procedures gevolgd met de daarbij behorende inspraakmogelijkheden.

1.6 Coördinatieregeling (en fair-play beginsel)

Het Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zal een totaal vermogen hebben van ongeveer 75 MW.

Op grond van artikel 9f Elektriciteitswet is de provinciale coördinatieregeling van toepassing.

Om dat het wettelijk niet mogelijk is een ruimtelijkplan en een omgevingsvergunning door de provincie te laten coördineren, tenzij de provincie een inpassingsplan maakt, hebben provincie en gemeente besloten tot een coördinatie op grond van de Awb, artikel 3:21, lid 1,sub en art 3:22. De coördinatie houdt in dat alle besluiten (bestemmingsplan, omgevingsvergunning en andere vergunningen) tegelijkertijd ter inzage worden gelegd én gezamenlijk opengesteld voor beroep.

Via de toepasselijkheid van de provinciale coördinatieregeling, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing op de verschillende besluiten.

Dit tezamen betekent dat alle besluiten die betrekking hebben op het Windpark gelijktijdig worden genomen en gelijktijdig ter inzage liggen.

Omdat het Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding een totaal vermogen van ongeveer 75 MW zal hebben is de Crisis- en herstelwet van toepassing op grond van artikel 1.1 lid 1 sub a jo. bijlage I categorie 1.2 van die wet. Dit betekent dat alleen beroep ingesteld kan worden bij de Afdeling

(18)

Bestuursrechtspraak van de Raad van State en dat binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak moet worden gedaan.

De versnelde toepassing door de Crisis- en herstelwet biedt afdoende ruimte voor inspraak, onder andere via de mogelijkheid tot indienen van zienswijzen en het instellen beroep, zie ook hierboven. De Crisis- en herstelwet ontslaat de bevoegde gezagen niet van hun verplichting hun besluiten zorgvuldig en zonder vooringenomenheid (het fair play beginsel) te nemen. Alle relevante belangen bij de betrokken besluiten zijn dan ook tegen elkaar afgewogen.

In het concentratiegebied Delfzijl zijn verschillende windparken in verschillende stadia van ontwikkeling (zie ook figuur 1 voor de verschillende parken).

Figuur 1 Concentratiegebied Delfzijl

Deze windparken vormen zelfstandige projecten en zijn ook als zodanig benoemd in de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl. Dat deze windparken als één groot geheel te zien zijn doet hier niet aan af.

(19)

Voor het antwoord op de vraag of de verschillende windparken binnen het concentratiegebied, als één windpark moeten worden beschouwd is de vraag of deze organisatorisch, functioneel, of technisch met elkaar samenhangen doorslaggevend. Ingevolge het vierde lid van artikel 1 van de Wet milieubeheer worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.

Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding heeft een eigen aansluiting, een eigen financiering en eigen inrichtinghouders. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van samenhang, in de zin zoals de wet dat uitlegt, tussen de windparken Delfzijl-zuid, Delfzijl Zuid Uitbreiding, Geefsweer, Oosterhorn en Delfzijl-Noord. Dat er sprake is van (deels) dezelfde initiatiefnemers doet daar niets aan af. Voor de windparken Geefsweer en Oosterhorn zijn afzonderlijke worden individuele milieueffectrapportages opgesteld. Ook is er geen sprake van gezamenlijke vergunningaanvragen of het samen delen van voorzieningen tussen de parken.

1.7 Draagvlak

Vanaf het begin van de procedure heeft er overleg plaatsgevonden tussen de provincie Groningen, de gemeenten Delfzijl en (later) Oldambt en de initiatiefnemers van het windpark, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau. Een belangrijk doel van deze overleggen was om gezamenlijk het proces vorm te geven en de andere overheden al in een vroeg stadium over de plannen mee te laten denken.

Werken aan draagvlak is onlosmakelijk onderdeel van het zorgvuldige proces geweest om te komen tot de planontwikkeling, waarbij een ieder invloed heeft kunnen uitoefenen. Elementen die bijdragen aan draagvlak ontwikkeling zijn onder andere:

-

informatieavonden (zie ook onder 1.5);

-

informatievoorziening (via een website zijn alle betrokkenen geïnformeerd over de voortgang c.q. nieuwsfeiten en kan iedereen in contact treden met de initiatiefnemers);

-

zorgvuldig onderzoek in het MER;

-

de reguliere inspraak- en beroepsmogelijkheden;

-

gebiedsfonds (zie ook hierna).

Gemeente en provincie, als ook de initiatiefnemers hebben getracht zo zorgvuldig mogelijk invulling te geven aan het planproces door invulling te geven aan de hiervoor genoemde aspecten.

Gebiedsfonds

Voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zal gedurende de periode dat het windpark operationeel is, jaarlijks € 1050 per MW opgesteld vermogen in een gebiedsfonds worden gestort. Het te plaatsen turbinetype is nog niet bekend, maar uitgaande van circa 3,4 MW per turbine betekent dit een bedraag van €78.750 per jaar.

De opzet van het gebiedsfonds ligt in handen van de provincie en de gemeente.

(20)

2 ECONOMISCHE EFFECTEN (WONINGEN, GEBIED, TOERISME) EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

2.1 Inleiding

Het realiseren van een windenergieproject heeft economische effecten op de omgeving. Deze effecten kunnen zowel positief als negatief zijn en ze zijn in geringe mate specifiek locatieafhankelijk. De economische effecten zijn echter geen milieueffecten die in een MER beschouwd dienen te worden. De op te treden (positieve en negatieve) effecten zijn te onderscheiden in de volgende categorieën:

• inkomsten voor initiatiefnemers en overheid;

• werkgelegenheid;

• schade en waardedaling, waaronder planschade;

• bedrijfseconomische effecten, waaronder effecten op toerisme.

Voor de specifieke thema‟s wordt verwezen naar onderstaande paragrafen.

2.2 Financiële baten

Inkomsten voor initiatiefnemer

Het realiseren van een windpark levert in een bepaalde mate een positieve bijdrage aan de economie van het gebied in de vorm van inkomsten (winst) voor de initiatiefnemers uit het windpark. De hoogte van deze inkomsten is afhankelijk van het aantal en het type turbine, de elektriciteitsprijs, et cetera. Omdat dit pas in een later stadium bekend is, is het op dit moment niet exact te kwantificeren. Voor de procedure van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning is deze bedrijfsinformatie niet relevant.

Rendement

Voor de berekening van de verwachte elektriciteitsopbrengst wordt gebruik gemaakt van langjarige data van het KNMI over de afgelopen 30 jaar en actuele windmeetgegevens op ashoogte in het projectgebied van Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding. Op basis van deze gegevens wordt de verwachte elektriciteitsopbrengst berekend. Hierbij wordt voor de economische haalbaarheid altijd gerekend met een 90% betrouwbaarheidspercentiel. Dit betekent dat er 90% kans is dat deze energieopbrengst gehaald wordt. Alleen bij uitzonderlijk hoge windsnelheden, bij windstilte of bij erg lage windsnelheden en bij onderhoud- en reparatiewerkzaamheden gaat de windturbine uit bedrijf. Op basis van de berekeningen blijkt dat het windpark rendabel kan worden gerealiseerd.

SDE+ subsidie

Het Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding komt in aanmerking voor de SDE+ subsidie (Stimulering Duurzame Energieproductie). Dit is een instrument van de Rijksoverheid om de opwekking van duurzame energie te stimuleren, door een vergoeding van de onrendabele top van duurzame energie (het verschil in kosten en elektriciteitsopbrengst met grijze stroom). Het is een subsidie die voor de verschillende vormen van duurzame energie beschikbaar is. Naast windenergieprojecten komen bijvoorbeeld ook zonne-energie en biomassaprojecten hiervoor in aanmerking.

(21)

Op het moment dat de vergunningen verleend zijn, kan de SDE+ worden aangevraagd door de initiatiefnemers. In de voorliggende besluitvorming speelt de toekenning van subsidie dan ook geen rol, maar slechts in het kader van de economische haalbaarheid. Het uiteindelijke subsidiebedrag is nog niet bekend en is onder andere afhankelijk van het op het moment van indienen van de subsidie aanvraag geldende subsidie regime en de elektriciteitsprijs.

De uiteindelijk uit te keren subsidie is gelijk aan het basisbedrag minus de inkomsten uit de verkoop van elektriciteit. Omdat de elektriciteitsprijs van jaar tot jaar kan verschillen, zal ook de subsidie van jaar tot jaar verschillen. De keuze van de rijksoverheid voor deze systematiek staat in het kader van deze besluitvormingsprocedure voor het windpark niet ter discussie. De SDE+

is een subsidieregeling die zodanig is vormgegeven dat ze binnen de Europese staatssteunregels past en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Van ongeoorloofde staatssteun is dus geen sprake.

Verstrekken van SDE+ leidt niet tot oneerlijke concurrentie (Evaluatie van de SDE+regeling, bijlage bij Kamerbrief dd. 23-12-2016, kenmerk DGETM-EI/16181201). Elke initiatiefnemer die voor het aanvragen van SDE+ voor zijn of haar categorie duurzame energie de benodigde vergunningen heeft en verder voldoet aan de in de ministeriële regeling gestelde voorwaarden, kan een aanvraag doen voor SDE+ subsidie. Het SDE+-beleid is gericht op het stimuleren van innovatie en mede daardoor op een zo goedkoop mogelijke productieprijs. Daartoe worden de SDE bedragen jaarlijks aangepast. De mogelijkheid voor eventuele te ruime vergoedingen wordt daardoor ingeperkt. In de jaarlijkse bepaling van de hoogte van de SDE+ wordt een aanname gedaan voor de grondvergoeding. In 2014 heeft de Minister van Economische Zaken besloten om de aanname voor de grondvergoeding in de SDE+ stapsgewijs te verlagen, om zo een stimulans te geven voor verlaging van de grondprijzen.

De hoogte van grondvergoedingen wordt in concurrentie door de markt bepaald en niet door de initiatiefnemers. Een grondeigenaar krijgt een vergoeding voor het laten gebruiken van zijn of haar grond. Een grondeigenaar kan ook (mede-)initiatiefnemer zijn van een windpark.

Financieel voordeel gemeenschap/participatie

De initiatiefnemers hebben toegezegd bij te dragen aan het gebiedsfonds. Zij dragen jaarlijks een bedrag van € 1.050 per MW af gedurende de periode dat het windpark operationeel is.

De juridische entiteit van het gebiedsfonds zal door de gemeente worden opgericht (een stichting). Het bestuur van het fonds zal worden gevormd door vertegenwoordigers van de omringende dorpen. De bemoeienis van initiatiefnemers zijn beperkt tot het doen van de jaarlijkse bijdrage.

Het windpark heeft verder betekenis voor tijdelijke werkgelegenheid tijdens de bouw en blijvende werkgelegenheid in de exploitatie fase en het onderhoud (circa 1 fte op 3 turbines6).

De grondvergoedingen en exploitatierendementen van de lokale agrarische bedrijven kunnen leiden tot besteding ervan in de regio en dragen dus bij aan de regionale economie. Lokale bedrijven kunnen onder meer opdrachten verwerven voor ontwikkeling van de turbinelocaties en de infrastructuur van het windpark.

6 Spin-off windenergie”, ACRESS – Wageningen UR, 2009 (in opdracht van voormalig Ministerie van LNV en provincie Flevoland)

(22)

Inkomsten voor overheid

Leges

Voor de bouw van het windpark zijn diverse vergunningen nodig, waarvoor de initiatiefnemer op basis van de provinciale legesverordening legeskosten verschuldigd is aan het bevoegd gezag die de vergunning afgeeft. Ook zal in de regel leges verschuldigd zijn aan de gemeente voor de bestemmingsplanprocedure.

Onroerende zaakbelasting

Naast eenmalige legeskosten voor vergunningen wordt door de gemeente jaarlijks onroerende zaakbelasting (OZB) geheven over de waarde van de onroerende zaken in de gemeente op basis van de Wet onroerende zaken (WOZ). De windturbines leveren dus voor de gemeente jaarlijkse inkomsten op uit de OZB.

2.3 Bedrijfseconomische effecten

Toerisme en recreatie

Er zijn beperkt toeristische en recreatieve voorzieningen in het plangebied aanwezig. Er zijn geen grootschalige vormen van toeristische voorzieningen aanwezig in de directe nabijheid van het plangebied. Het gebied rondom het windpark is niet direct aangewezen voor recreatieve doeleinden. De recreatie die plaatsvindt binnen het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit wandelen of fietsen over bestaande wegen en paden. De vraag of er informatie bekend is die aanleiding geeft om potentiële effecten vanwege het windpark op het toerisme en recreatie in de omgeving van het windpark te verwachten wordt beantwoord in paragraaf 5.8.10 van de toelichting van het bestemmingsplan. De vraag die in deze paragraaf gesteld wordt is of er informatie bekend is die aanleiding geeft om potentiële effecten vanwege het windpark op het toerisme en recreatie in de omgeving van het windpark te verwachten.

Geconcludeerd kan worden dat landschap één van de aspecten is die relevant is voor toeristen die een gebied bezoeken, naast andere aspecten. Moderne windturbines in een windpark kennen een dermate grote schaal, dat ze van grote afstand zichtbaar zijn in het bestaande landschap. De relatie tussen windturbines en toerisme is moeilijk te voorspellen. Onderzoek vooraf op basis van het verkennen van de intentie (verwacht gedrag) van toeristen is niet voldoende betrouwbaar. Onderzoek naar de effecten die zijn opgetreden bij gerealiseerde windparken zijn relatief schaars maar laten een eenduidig beeld zien7. Er zijn geen waarneembare negatieve effecten gerelateerd aan de windturbines.

Bedrijventerreinen, infrastructuur en landbouw

Effecten op bedrijventerreinen, infrastructuur en landbouw zijn over het algemeen beperkt.

Doordat turbines een relatief gering ruimtegebruik kennen, zijn combinaties in ruimtegebruik mogelijk. Landbouw kan normaal plaatsvinden nabij een windturbine en ook infrastructuur ondervindt meestal geen invloed. De voor windturbines benodigde infrastructuur in de vorm van verharde ontsluitingswegen kan gecombineerd worden met het belang van verbetering van de logistiek naar en van agrarische percelen en de aan- en afvoer van producten.

7 Zie onder meer “Onderzoek effecten van windpark Fryslân op het toerisme langs de Friese

IJsselmeerkust”. ZKA in opdracht van provincie Fryslân, 2014. In dit onderzoek is zowel ex-ante onderzoek uitgevoerd als literatuuronderzoek naar ex-post resultaten.

(23)

Op bedrijventerreinen kan het ruimtegebruik worden beperkt indien er sprake is van de aanwezigheid risicovolle bedrijven. Dit is voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding niet aan de orde.

2.4 Schade en waardedaling

Naast positieve financiële en economische effecten kunnen er ook negatieve effecten optreden.

Zo kan sprake zijn van:

• „planschade‟ als gevolg van de vaststelling van een bestemmingsplan voor de windturbines;

• nadeelcompensatie;

• waardedaling van onroerende zaken;

• bedrijfseconomische schade en inkomstenderving.

Planschade

Het „planschade-artikel‟ 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bedoeld voor schade die kan ontstaan wanneer een bestemmingsplan wordt herzien. Door een herziening kan omliggende bebouwing, in planologisch opzicht, in een verslechterde positie komen te verkeren en ten gevolge daarvan kan de waarde van een onroerende zaak worden aangetast. Er dient dus sprake te zijn van een planologisch nadeel. Door SAOZ is een onderzoek uitgevoerd8 naar planschade door windturbines.

Prijsvorming

De prijsvorming bij planschade wordt verondersteld plaats te vinden louter aan de hand van objectief bepaalbare, ruimtelijk relevante factoren zoals uitzicht, situeringswaarde, slagschaduw en geluid. Factoren van niet ruimtelijke, meer emotionele aard die „in de markt‟ een rol kunnen spelen bij dienen geheel buiten beschouwing te worden gelaten. Dit maakt taxaties op basis van andere wetgeving, met name de WOZ, in zijn algemeenheid minder geschikt om als referentiekader te dienen, zo blijkt ook uit toepasselijke jurisprudentie. Ook is het gebruik van referentie-objecten, wat zeer kenmerkend is voor de WOZ-taxaties, in planschadesfeer minder goed mogelijk nu ten aanzien van deze referentie-objecten de planologische omstandigheden wezenlijk verschillend kunnen zijn.

Uit jurisprudentie blijkt dat indien er geen sprake is van planologisch nadeel, aan een WOZ- taxatie in elk geval geen betekenis toekomt. Een en ander betekent, dat het enkele feit dat de WOZ-waarde wordt verlaagd in verband met de plaatsing van windturbines niet met zich meebrengt, dat sprake is van een (gelijkwaardige) waardevermindering ten titel van planschade. Andersom hoeft het vaststellen van waardevermindering ten titel van planschade niet in alle gevallen te leiden tot een aanpassing van de WOZ-waarde. Planschade en WOZ zijn dus twee totaal verschillende taxatieregimes die goed gescheiden moeten worden. Hieronder wordt kort in gegaan op de invloed van windturbines op de waarde van onroerend goed.

8 “Onderzoek Planschade door windturbines”, SAOZ, oktober 2012 (in opdracht van RVO, voorheen Agentschap NL)

(24)

Planschade bij woningen

Voor eigenaren van omliggende woningen kan de realisering van een windpark in beginsel nadelige gevolgen hebben voor de aspecten uitzicht, situeringswaarde, geluid- en of (slag)schaduwwerking. Het aantal ingediende planschade-aanvragen in verband met plaatsing van windturbines is zeer klein en de tot op heden uitgekeerde bedragen in verband met de plaatsing van windturbines zijn relatief laag9. Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nog nooit een uitspraak gedaan aangaande de plaatsing van windturbines en de gevolgen daarvan voor omliggende woningen10.

Uitzicht/omgevingskarakteristiek

Windturbines zijn markante elementen in het landschap. In veel gevallen wordt gekozen voor plaatsing van windturbines in een gebied, dat zich tot dan toe liet karakteriseren als een relatief open agrarisch gebied. De komst van windturbineparken leidt daardoor tot een duidelijke doorbreking van het landelijke karakter. Door de maatvoering van windturbines zal in beginsel sprake kunnen zijn van een aantasting van het uitzicht van omliggende objecten, alsmede van een aantasting van de situeringswaarde. Het aspect „situeringswaarde‟ is met name van betekenis, indien er geen andere factoren zijn die het „aangezicht‟ van de omgeving beïnvloeden, zoals grote infrastructurele knooppunten, industrieterreinen et cetera. Om deze reden blijkt plaatsing van windturbines op of nabij bedrijventerreinen in de regel tot lagere planschade te leiden dan bij windturbines die in open agrarisch gebied worden geplaatst.

Veiligheid

Aangezien bij de plaatsing van windturbines voldaan moet worden aan alle normen is een relevante planologische verslechtering ten aanzien van het aspect veiligheid in de regel niet aan de orde.

Slagschaduw

Ondanks dat een windpark ten aanzien van slagschaduw dient te voldoen aan de wettelijke normen zal zich in voorkomende gevallen hinder voor doen die op basis van het „oude‟

planologische regime niet mogelijke is omdat het geldende bestemmingsplan de plaatsing van winturbines niet toe laat. Een en ander leidt er mogelijk voor eigenaren van bepaalde objecten tot een zeker planologisch nadeel. De mate van hinder is individuele gevallen sterk afhankelijk van de afstand en wederzijdse oriëntatie van het object tot het windpark. De aanwezigheid van tussenliggende bebouwing (bijvoorbeeld eigen bedrijfsopstallen) of structureel opgaand groen zijn factoren waarmee rekening mag worden gehouden.

Geluidshinder

Het enkele feit dat wordt voldaan aan de geluidsnormen betekent niet dat er geen sprake kan zijn van planschade. Ook hier geldt dat in voorkomende gevallen zich hinder zal voor doen die op basis van het „oude‟ planologische regime niet mogelijk is omdat het geldende bestemmingsplan de plaatsing van winturbines niet toe laat. Op grond van jurisprudentie en kan de komst van een windpark in voorkomende gevallen in beginsel leiden en daarmee mogelijk tot enig planologisch nadeel.

9 Bron: SAOZ, oktober 2012

10 Bron: SAOZ, oktober 2012

(25)

Planschade bij bedrijven

Bedrijfsopstallen ontlenen hun waarde primair aan de eigen aanwendingsmogelijkheden. Indien en voor zover deze door een planologische wijziging niet worden beperkt, zal van schade in de zin van waardevermindering (afgenomen exploitatiemogelijkheden) geen sprake zijn. Van een directe beperking van exploitatiemogelijkheden is in elk geval geen sprake; de komst van de windturbines leidt niet tot beperkingen in de bedrijfsvoering.

Beoordelingskader planschade

Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met een 'normaal maatschappelijk risico' van 2%

(6.2 lid 1 Wro). Dit betekent dat in ieder geval vermindering van 2% van de waarde van de onroerende zaak, of 2% van het inkomen voor eigen rekening is.

Een ander 'eigen risico' is de voorzienbaarheid. Als de ontwikkeling reeds lang in beleid was aangekondigd, zal er geen planschade worden vergoed als de eigenaar het onroerend goed daarna verworven heeft.

Het college beslist over planschade door een bestemmingsplan (op basis van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Delfzijl), nadat een onafhankelijke beoordelingscommissie een advies heeft uitgebracht. Een verzoek om planschade kan pas worden ingediend nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is. Dit wil zeggen dat het planologische besluit niet meer kan worden gewijzigd door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het verzoek om planschade moet binnen 5 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan worden ingediend, anders verjaart de schadeclaim.

Waarde van onroerende zaken

Door Bosch & Van Rijn is in Nederland onderzoek gedaan naar het werkelijke effect van windturbineprojecten op de waarde van onroerend goed. In dit onderzoek zijn de jurisprudentie uitspraken geanalyseerd waarin de rechter het aannemelijk acht dat de nabijgelegen windturbine(s) een waarde drukkend effect hebben vanwege geluidhinder, slagschaduw en/of invloed op het uitzicht. In geen van deze zaken is de uitspraak onderbouwd met werkelijke transactiecijfers van woningen of ander onroerend goed.

De waardebepaling in het kader van de WOZ is van een geheel andere aard en dient een compleet ander doel dan een waardebepaling in het kader van een planschadebeoordeling. In het kader van de WOZ is sprake van een referentiestelsel van woningen waarbij soortgelijke woningen aan elkaar gekoppeld zijn. Bij het bepalen van de WOZ-waarde wordt niet, zoals in de planvergelijking, gekeken naar de (fictieve) maximale invulling van het planologisch regime, maar is vooral de feitelijke situatie bepalend. Als gevolg hiervan kan de waarde van een onroerende zaak vastgesteld in het kader van een planschadeprocedure dan ook (behoorlijk) afwijken van de WOZ-waarde.

Het vorenstaande is ook meerdere malen in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald (zie o.a. ABRS d.d. 4 november 2009, LJN BK0823). Strekking van deze uitspraken is dat de bepaling van een WOZ-waarde niet plaatsvindt aan de hand van criteria die van belang zijn voor de beoordeling van een aanvraag om (tegemoetkoming in) vergoeding van planschade (zie ook ABRS d.d. 24 december 2008, LJN BG8247 en ABRS d.d.

14 januari 2009, LJN: BG9781). Op grond hiervan kan dan ook worden aangegeven dat een

(26)

WOZ-waardering in beginsel géén rol speelt in het kader van een planschadebeoordeling. Op basis hiervan wordt een door een aanvrager om tegemoetkoming in planschade overgelegde WOZ-waardering al snel ter zijde geschoven.

Of nabijgelegen windturbines wel of geen effect op de waarde van onroerend goed hebben is op basis WOZ-waarden en op basis van de geanalyseerde jurisprudentie niet te concluderen.

Daarvoor is onderzoek naar werkelijke, gerealiseerde onroerendgoedtransacties nodig. In slechts één casus is een analyse uitgevoerd op basis van werkelijke transactiecijfers. Daaruit bleek geen invloed van een nabijgelegen windpark op de waarde van het onroerend goed.

Uit een grootschalig onderzoek in Amerika11 blijkt eveneens geen (blijvend) effect op waardedaling van woningen door windturbines in de nabijheid. Eerder bleek dat ook al uit een Amerikaans onderzoek in 200912.

Een studie van het Tinbergen Instituut van september 201413 laat een ander beeld zien. De resultaten van onderzoek tonen een negatief effect door de realisatie van windturbines op huizenprijzen. De waardedaling zet al in voordat het windpark operationeel is. Dit onderzoek is echter uitgevoerd op basis van beschikbare getallen, zoals een groot aantal transactiegegevens van woningen in relatie tot afstand, omvang van het windpark en de windturbines. Belangrijke kanttekening die bij het onderzoek gemaakt moet worden dat géén rekening is gehouden met nuancerende omstandigheden waardoor niet herleidbaar is of de geconstateerde waardedaling als gevolg van het windpark optreedt, of dat andere factoren een rol spelen.

2.5 Nadeelcompensatie en schadevergoeding

Op 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten in werking getreden als onderdeel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Anders dan de naam van de wet doet vermoeden bevat deze wet bepalingen over schadevergoeding bij zowel rechtmatig als onrechtmatig overheidshandelen. Het deel van de wet dat toeziet op het aspect nadeelcompensatie (rechtmatig overheidshandelen) treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking.

Deze algemene wettelijke grondslag voor nadeelcompensatie zal bestaande bijzondere wetten en specifieke buitenwettelijke regelingen vervangen, zo ook de planschaderegeling. De nadeelcompensatieregeling heeft veel gelijkenis met de huidige planschaderegeling maar de schadeoorzaken die voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking komen verdwijnen.

De nieuwe wet ondervangt ook situaties waarbij schade die optreedt door rechtmatig handelen van de overheid in de situatie niet wettelijke verhaalbaar is, maar waar de overheid in praktijk wel de schade vergoedt omdat deze niet ten laste van een specifieke burger mogen komen14.

11 “A Spatial Hedonic Analysis of the Effects of Wind Energy Facilities on Surrounding Property Values in the United States”, Ernest Orlando Lawrence Berkeley National Laboratory, August 2013.

12 The Impact of Wind Power Projects on Residential Property Values in the United States: A Multi-Site Hedonic Analysis, Ernest Orlando Lawrence Berkeley National Laboratory, December 2009.

13 Renewable Energy and Negative Externalities: The Effect of Wind Turbines on House Prices, Tinbergen Instituut, september 2014.

14 Hier wordt bijvoorbeeld omrijschade van een agrariër bedoeld, omdat hij zijn agrarische percelen via een omweg moet benaderen door de ontwikkeling van een plan. Planschade wordt hieronder niet begrepen omdat deze regeling zijn wettelijk basis vindt in artikel 6.1 Wro,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samengevat beperkt artikel 11.5 Tw in de door mij verdedigde interpretatie niet de mogelijk- heden op basis van de Wbp om verkeersgegevens te verwerken, doch bevat de bepaling

TenneT stelt in haar tweede zienswijze dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) ACM niet volgt in haar betoog dat het gebruikte model in STENA2012 robuust

Naar mening van Liander geeft de voorgestelde methode geen volledige vergoeding voor de kosten van het ORV lokale heffingen zoals door het CBb is opgedragen.. Liander krijgt door

Al met al is de verwachting dan ook dat de toename van het verkeer op en rondom het kruispunt Reitdiephaven – Zijlsterried slechts zeer beperkt is en voor sluipverkeer niet behoeft

In de kadernota geeft u aan dat de incidentele beleidscapaciteit beleidsmedewerker Jeugd voor 2018 noodzakelijk is en aan het eind van 2018 wordt bezien of deze beleidscapaciteit

Vanwege deze diversiteit moet ook voor starters voorzien worden in een gedifferen- tieerd woningaanbod. 19 Het programma voor de locatie Deken van Hout moet worden afgestemd op

Zoals ik hierboven heb aangegeven, heb ik een brede verantwoordelijkheid voor het stelsel van de medische zorg in Nederland en kijk ik steeds integraal naar alle aspecten die

3 GGD opdracht te geven om voor 1 september 2018 met een plan te komen (inhoudelijk en financieel) op welke wijze de negatieve reserve ingelopen zal worden en de financiële