• No results found

Alle provincies hebben op 31 januari 2013 een akkoord gesloten met het kabinet om ruimte te bieden aan 6.000 MW windenergie op land. Hierbij is de opgave aan windenergie in megawatts (MW) voor elke provincie in Nederland vastgelegd. De verdeling van de doelstelling over de provincies betekent voor Groningen een taakstellend vermogen van 855,5 MW. Tussen Rijk en provincies is de afspraak gemaakt dat provincies de locaties voor grootschalige windenergie aanwijzen. Deze provinciale afspraken komen voort uit de nationale belangen en bij de verdeling over de provincies is geen sprake van een onevenredige belasting van de provincie Groningen. Elke provincie draagt bij naar haar kunnen, mede afhankelijk van het windklimaat.

Provinciaal beleid

De provincie Groningen heeft de locaties Eemshaven, Delfzijl en de N33 aangewezen voor de invulling van de taakstelling. Kern van het provinciaal beleid is concentratie van windturbines waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande parken om de invloed die windturbines op het landschap hebben zoveel als mogelijk te beperken.

1994 – Streekplan

Reeds in het Streekplan van de provincie uit 1994 is bepaald dat bij Delfzijl en de Eemshaven windturbineparken zijn toegestaan. Op basis van onder andere het windaanbod, het omgevingskarakter en de capaciteit van het elektriciteitsnet werd de omgeving van deze beide zeehavengebieden als meest geschikt geacht voor de ontwikkeling van windturbineparken.

Sinds 1994 is dit beleid bestendigd en is het concentratiegebied bij Delfzijl aan de west- en zuidzijde uitgebreid.

2000 – Provinciaal Omgevingsplan (POP I)

In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) uit 2000 is een klein deel van het gebied waar nu het windpark Delfzijl uitbreiding Zuid wordt ontwikkeld al aangewezen. Destijds werd aangegeven dat de provincie de opwekking van windenergie ziet als een industriële activiteit die thuis hoort op industrieterreinen. De provincie wilde daarom kijken naar schaalvergroting van of uitbreiding van de bestaande windparken in Delfzijl en Eemshaven.

Daarnaast zag de provincie mogelijkheden voor grootschalige parken op of in aansluiting op enkele andere industrieterreinen in de provincie. Op de bij de POP behorende kaarten zijn globaal begrensde gebieden aangewezen als zoekruimte voor de ontwikkeling van windmolenparken (waaronder dus ook een deel van het gebied dat nu wordt ontwikkeld).

Er is aangegeven dat voor een goede ruimtelijke invulling van de zoekruimte een nadere uitwerking van het POP nodig is. Daarbij moet aandacht worden geschonken aan:

- benutting van de bestaande mogelijkheden inclusief eventuele vervanging van bestaande windmolenparken;

- de invloed van het Waddengebied;

- de Vogelrichtlijn;

- het Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzee;

- belangen van landbouw en natuur en landschap.

Tenslotte is van belang dat destijds al is aangegeven dat binnen de bestaande en toekomstige windparken de ashoogte van windturbines niet aan een maximum is gebonden.

2006 – Provinciaal Omgevingsplan (POP II)

In het daarop volgende POP uit 2006 is dit beleid bestendigd. De zoekruimte op de kaart is hierbij gelijk gebleven aan die uit 2000.

2009 – Provinciaal Omgevingsplan (POP III)

In het POP 2009-2013 wordt voor het eerst verwezen naar een bijdrage aan de nationale doelstelling. Voor de provincie bedroeg die destijds 750 MW. In dit POP wordt de lijn qua concentratie uit de eerdere POPs voortgezet. In dit POP heeft de provincie namelijk opgenomen dat zij, om het landschap te beschermen, de grootschalige productie van windenergie concentreert in een aantal windturbineparken.

De provincie ziet de opwekking van windenergie nog steeds als een activiteit die thuishoort op of nabij bedrijventerreinen. In dit POP is het hele gebied waar nu het windpark Delfzijl uitbreiding Zuid wordt ontwikkeld aangewezen. Verder staat in dit POP dat bij de inrichting van de windturbineparken in het algemeen rekening moet worden gehouden met de volgende inrichtingseisen:

- optimale benutting van de plaatsingsmogelijkheden voor windturbines binnen de aangewezen parken;

- saneren en vervangen van bestaande windturbines in parken in verband met technische ontwikkelingen en schaalvergroting;

- natuurbelangen;

- landschappelijke inpassing;

- milieueffecten op de gebouwde omgeving;

- landbouwbelangen;

- aansluiting op het elektriciteitstransportnet.

Ook voor dit POP geldt dat de binnen de windturbineparken de ashoogte niet aan een maximum is gebonden.

In het bij dit POP behorende PlanMER is aangegeven dat de windturbineparken een grote invloed op het landschap hebben. Daarom moet voldoende zorg worden besteed aan de inpassing in het landschap. Het PlanMER stelt hier het positieve effect tegenover dat uitgaat van de concentratie van windturbines in een aantal parken.

Vervolgens heeft het eerder genoemde akkoord over de realisering van 6.000 MW wind op land ertoe geleid dat de taakstelling van de provincie is verhoogd van 750 MW naar 855,5 MW. Om

deze extra taakstelling van 105,5 MW te accommoderen heeft de provincie in 2014 extra gebieden aangewezen (Geefsweer en Eemshaven-West).

2016 – Omgevingsvisie 2016-2020 (POV)

Vervolgens is in 2016 de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. Hierin zijn de gebieden uit het POP uit 2009 en de gebieden die in 2014 zijn aangewezen herbevestigd. De eerdere gedachte van concentratie wordt in de Omgevingsvisie voortgezet. Zo geeft de provincie in de Omgevingsvisie aan dat bij de ruimtelijke inpassing van de taakstelling wordt gekozen voor concentratie in de vorm van drie grootschalige windparken. Vanuit zuinig ruimtegebruik wijst de provincie alleen de planologische ruimte aan die nodig is voor het behalen van de taakstelling.

Binnen die gebieden streeft de provincie naar een optimaal energetisch vermogen met daarbij nadrukkelijk aandacht voor het minimaliseren van de nadelige effecten op mens en omgeving.

2017 – Structuurvisie-Eemsmond Delfzijl

Na de Omgevingsvisie 2016-2020 is in 2017 de Structuurvisie-Eemsmond Delfzijl opgesteld.

Daarin zijn 15 grote plannen en projecten beoordeeld op haalbaarheid. Hierbij is gekeken of deze projecten zowel individueel als gezamenlijk passen binnen de beschikbare milieugebruiksruimte. In de Structuurvisie wordt voor het concentratiegebied Delfzijl onderscheid gemaakt in een aantal windparken (Delfzijl-Noord, Delfzijl-Midden (Oosterhorn), Delfzijl-Zuid, Delfzijl-West (Geefsweer) en Delfzijl-uitbreiding-Zuid).

Uit de Structuurvisie volgt onder meer dat de ruimte binnen de concentratiegebieden voldoende is voor de realisatie van de provinciale taakstelling. Uit oogpunt van zuinig en efficiënt ruimtegebruik is geen overcapaciteit binnen de aangewezen gebieden ingebouwd. Dat betekent dat de mogelijkheden om te schuiven binnen de aangewezen gebieden beperkt zijn gelet op de andere functies die zich hier binnen bevinden. Daarmee is ook de mogelijkheid beperkt om ten allen tijde voor plaatsingsvormen van de turbines te kiezen in de vorm van zuivere raster- of lijnopstellingen.

Uit het voorgaande volgt dat de provincie bij de ruimtelijke inpassing van de windtaakstelling al geruime tijd kiest voor concentratie. Dat heeft uiteindelijk geleid tot drie grootschalige windparken: rondom de Eemshaven, bij Delfzijl en langs de N33, Vanuit zuinig ruimtegebruik heeft de provincie alleen de planologische ruimte aangewezen die nodig is voor het behalen van de taakstelling van 855,5 MW. Binnen deze gebieden streeft de provincie naar een optimaal energetisch vermogen met daarbij nadrukkelijk aandacht voor het minimaliseren van de nadelige effecten op mens en omgeving.

Eén van de redenen om te kiezen voor het concentreren van de windturbines is de bescherming van het landschap. De grootschalige productie van windenergie vindt plaats in drie gebieden zodat de rest van de provincie gevrijwaard blijft.

Binnen het concentratiegebied bij Delfzijl is sprake van een gefaseerde ontwikkeling. Voor dit concentratiegebied geldt dat Delfzijl dat Zuid eerst is ontwikkeld, gevolgd door Noord en nu Delfzijl Zuid Uitbreiding. Hierna volgen nog Midden (Oosterhorn) en Delfzijl-West (Geefsweer). Deze gefaseerde ontwikkeling is onder meer het gevolg van het feit dat het concentratiegebied in verschillende stappen is uitgebreid en de grondposities. Dit leidt ertoe dat er weliswaar sprake is van één concentratiegebied, maar dat daar binnen sprake is van

verschillende windparken met turbines van verschillende afmetingen en vormgeving. Het beleid van de provincie verzet zich hier niet tegen.

Buiten deze aangewezen concentratiegebieden biedt de provincie geen ruimte voor windenergie. In de m.e.r. Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zijn derhalve geen locatiealternatieven voor Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding onderzocht.

Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl

De Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl is een ruimtelijke visie voor het Eemsdeltagebied. Daarin zijn 15 grote plannen en projecten beoordeeld op haalbaarheid en zowel individueel als gezamenlijk passend binnen de beschikbare milieugebruiksruimte. De ontwikkelingen kunnen gezamenlijk belastend zijn voor mens, natuur en milieu en in cumulatie met elkaar een groter deel van de milieugebruiksruimte innemen. Daarbij kan het voorkomen dat ontwikkelingen onderling strijdigheden vertonen, waardoor (bovenregionale) keuzes moeten worden gemaakt.

Doel van de Structuurvisie is het bepalen van een ruimtelijk kader en milieubeleidsregels voor verder planvorming met het uitgangspunt dat de omgevingseffecten van de projecten individueel en cumulatief passen binnen de beschikbare milieugebruiksruimte waarbij er nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De windconcentratiegebieden, en dus ook Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding zijn beoordeeld.

Voor de structuurvisie is een apart planMER4 opgesteld. Het oordeel van de Commissie voor de milieueffectrapportage is dat de structuurvisie een goed en te verantwoorden effecten weergeeft van de toekomstige ontwikkelingen in het gebied.

Voor de windprojecten geeft de Structuurvisie normen op het gebied van geluid en externe veiligheid. De ontwikkeling van het windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding voldoet aan deze normen.

Relatie met gaswinning / aardbevingen

Een windpark veroorzaakt geen aardbevingen. Tussen de realisatie en/of het in gebruik hebben van een windpark met de daarbij behorende voorzieningen en het optreden van aardbevingen is nooit een relatie aangetoond.

De windturbines zijn als bouwwerk getoetst aan de veiligheidsnorm van de Nationale Praktijk Richtlijn (NPR) voor aardbevingsbestendig bouwen. Deze veiligheidsnorm is bedoeld om de kans op slachtoffers als gevolg van instorten van een gebouw te beperken. In dit geval hoeft de NPR voor aardbevingsbestendig bouwen niet toegepast te worden, omdat er geen langdurige aanwezigheid van personen binnen de eventuele effectafstand bij schade door aardbevingen wordt verwacht. De menselijke veiligheid is daarom in relatie tot de mogelijke effecten van aardbevingen niet in het geding bij de bouwconstructie van de windturbines.

Het risico op schade aan een windturbine door aardbevingen is verwaarloosbaar. Windturbines zijn er op gebouwd om zonder problemen de trillingen te verduren die ontstaan tijdens het normaal functioneren. Deze trillingen zijn veel groter dan de trillingen die kunnen optreden als

4 PM verwijzing planMER structuurvisie Eemsmond-Delfzijl

gevolg van een door gaswinning geïnduceerde aardbeving in Noord- Groningen. In het ontwerp van windturbines is rekening gehouden met het mogelijk optreden van aardbevingen.