• No results found

Zuiver Water in de Bommelerwaard. Uitvoering parels 2009

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zuiver Water in de Bommelerwaard. Uitvoering parels 2009"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zuiver Water in de Bommelerwaard

Uitvoering ‘parels’ 2009

(2)

Zuiver Water in de Bommelerwaard Uitvoering ‘parels’ 2009

A. Visser L.N.C. Vlaar P.C. Leendertse

I.s.m.

P.A.W.M. Aalbers (DLV Plant) H. Balkhoven (Fruitconsult) A.M.P.M. Bink (DLV Rundvee) A.J. Corsten (DLV Plant)

CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg, juni 2010

CLM 736 - 2010

(3)

Abstract Ook in 2009 hebben fruittelers, veehouders en glastuinders uit de

Bommelerwaard maatregelen genomen om het gebruik van gewasbescher- mingsmiddelen en de emissie richting het oppervlaktewater te verminderen.

Nieuwe technieken zijn succesvol toegepast met behulp van individueel ad- vies en studiegroepen. Middelgebruik, milieubelasting en probleemstoffen zijn geanalyseerd.

Oplage 15

(4)

Voorwoord

_____________________________________________________________________________

In 2009 is in het project Zuiver Water verder gewerkt aan verbetering van de waterkwaliteit in de Bommelerwaard. De projectgroep Zuiver Water heeft o.l.v. de heer L. Valstar de voortgang bewaakt. We bedanken deelnemers en project- en stuurgroepleden voor hun actieve bijdrage aan het project.

De auteurs

(5)
(6)

Inhoud

_______________________________________________________________________________________

Voorwoord Inhoud

1 Inleiding 1

1.1Aanleiding 1

1.2Doel van het project 1

1.3Leeswijzer 1

2 Werkwijze 3

2.1 Rundveehouderij 3

2.1.1

Studiegroep 3

2.1.2

Individueel advies 3

2.1.3

Onderwerpen 3

2.1.4

Nieuwe technieken 3

2.1.5

Communicatie 5

2.2 Fruitteelt 4

2.2.1 Studiegroep 4

2.2.2 Individueel advies 4

2.2.3 Onderwerpen 4

2.2.4 Nieuwe technieken 4

2.2.5 Proef residuvrije teelt 5

2.2.6 Communicatie 6

2.3 Glastuinbouw 6

2.3.1 Studiegroep 6

2.3.2 Individueel advies 6

2.3.3 Onderwerpen 7

2.3.4 Nieuwe technieken 7

2.3.5 Communicatie 7

3 Resultaten 9

3.1 Veehouderij 9

3.1.1 Maatregelen en innovaties 9

3.1.2 Milieubelasting 11

3.1.3 Probleemstoffen 12

3.1.4 Communicatie 13

3.2 Fruitteelt 13

3.2.1 Maatregelen en innovaties 13

3.2.2 Milieubelasting 14

3.2.3 Probleemstoffen 15

3.2.4 Proef residuvrije teelt 16

3.2.5 Communicatie 18

(7)

3.3 Glastuinbouw 18

3.3.1 Maatregelen en innovaties 18

3.3.2 Milieubelasting en ervaringen 23

3.3.3 Probleemstoffen 26

3.3.4 Communicatie 33

3.3.5 Overwegingen 35

4 Conclusies en aanbevelingen 37

Bijlage 1 meetpunten glastuinbouw 41

(8)

1 Inleiding

________________________________________________________________________________

1.1 Aanleiding

‘Zuiver Water’ is ook in 2009 voortgezet en heeft zich vooral gericht op succesvolle maatregelen. Dit was een van de aanbevelingen uit de projectevaluatie van de pe- riode 2001–2006. Het project heeft na de start succesvol maatregelen geïntrodu- ceerd in de maïsteelt, fruitteelt, op grasland en glastuinbouw. Dit heeft geresul- teerd in reductie van middelengebruik. De waargenomen reductie in

middelengebruik in 2006 lijkt gepaard te gaan met een daling van het aantal norm- overschrijdingen in 2006 op de monitoringslocaties. Na 2006 lijkt overigens weer een stabilisatie op te treden.

Om vermindering van middelengebruik en normoverschrijdingen in oppervlaktewa- ter te bereiken, is het noodzakelijk om de succesvolle maatregelen (‘de parels’) verder te stimuleren, te verspreiden en te verankeren.

‘Zuiver Water’ biedt verder een belangrijke kans om in het gehele gebied van de Bommelerwaard de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) te realiseren en ook de duurzame economische ontwikkeling van de land- en tuinbouw in combinatie met natuur en leefbaarheid vorm te geven.

1.2 Doel van het project

Het project heeft de volgende doelen voor 2009:

• De succesmaatregelen (de parels) voor de veehouderij, de fruitteelt en de glastuinbouw te versterken en nieuwe innovaties te stimuleren. Verder is het doel om bij de effectieve maatregelen ook de akkerbouw te betrekken.

• Het creëren van win-win-win situaties (maatregelen die milieuwinst, kostenbe- sparing en gebruiksgemak opleveren) voor een goede verankering.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt per sector de werkwijze besproken. Toegelicht wordt hoe in studiegroepen is gewerkt en hoe de individuele aanpak is geweest. In het maatre- gelenprogramma 2008 zijn per sector ‘parels’ benoemd. De ‘parels’ zijn maatrege- len en nieuwe technieken die zijn gedemonstreerd en uitgevoerd. Als laatste wordt de communicatie per sector toegelicht.

In hoofdstuk 3 worden de resultaten besproken. De uitvoering van de ‘parels’ komt aan bod. De milieubelasting naar het oppervlaktewater en de verandering ten op- zichte van voorgaande jaren is berekend. Het gebruik van probleemstoffen uit de monitoring van het oppervlaktewater in 2008 en 2009 wordt geanalyseerd.

De rapportage eindigt met conclusies en met aanbevelingen voor het maatregelen- programma 2010 (Hoofdstuk 4).

(9)
(10)

2 Werkwijze

____________________________________________________________________________

In het project onderscheiden we in 2009 drie doelgroepen: rundveehouderij (incl.

loonwerkers en akkerbouw), fruitteelt en glastuinbouw. Per doelgroep worden hier- na de subactiviteiten beschreven. Probleemstoffen die beschreven zijn door Visser

& van der Wal (2007) en die zijn aangetroffen in de monitoring 2008 en 2009 krij- gen speciale aandacht.

2.1 Rundveehouderij (incl loonwerkers en akkerbouw)

2.1.1 Studiegroep

De groep van 40 veehouders bestaat een studiegroep die zich richt op goed gras- landbeheer en duurzame maïsteelt. Deze studiegroep is twee keer per jaar bij el- kaar gekomen. In deze veldbijeenkomsten zijn de ervaringen van de diverse tech- nieken besproken en ook geanalyseerd. Na afloop van het seizoen zijn de

resultaten teruggekoppeld. Gezien de belangrijke rol die loonwerkers spelen, zijn zij ook uitgenodigd voor deze bijeenkomsten.

2.1.2 Individueel advies

Aan het begin van het seizoen zijn de deelnemers die in 2008 mee deden bena- derd. Percelen die afwateren op de Waal zijn niet meer opgenomen in het project.

De deelnemers kregen allemaal één uur begeleiding bij de teelt van maïs. De loon- werkers die meedoen kregen begeleiding bij de teelt van maïs (aanpassing, werken aan minder begeleiding) en bewerking van grasland en akkerbouw. Deze minimale individuele begeleiding was aanvullend op de veldbijeenkomsten, maar ook om nieuwe kennis etc over te dragen. De loonwerker die werkt met een spuit met GPS en luchtondersteuning heeft hierbij begeleiding gekregen. Een telefonische help- desk was beschikbaar voor probleem- en knelgevallen.

2.1.3 Onderwerpen

Grasland: goed beheer, inwaaien van onkruid, pleksgewijze bestrijding met rugs- puit en kleurstof, verbetering graslandbeheer waardoor sterkere grasmat ontstaat en dus minder onkruid ontwikkelt.

Maïs en akkerbouw: spuittechniek (luchtondersteuning), opschalen dmv loonwer- kers, nieuwe technieken (GPS), schoffelen in combinatie met rijenspuit, middelen- keuze afhankelijk van onkruiddruk en onkruidpopulatie.

Probleemstoffen waarvoor we aan reductie werken in maïs en grasland zijn o.a.

glyfosaat, MCPA, bentazon en dicamba tegen onkruiden. Belangrijke probleemstof- fen in de akkerbouw zijn: dimethomorf (Acrobat tegen schimmels), bentazon, imi- dacloprid (Gaucho) en tegen onkruiden (distels) glyfosaat en MCPA.

(11)

2.1.4 Nieuwe technieken

Het is nadrukkelijk de bedoeling dat nieuwe technieken en methoden verder ver- spreid worden onder de deelnemers. Te denken valt aan spuiten met luchtonder- steuning, spuiten met GPS, middelenkeuze afhankelijk van onkruiddruk en onkruid- samenstelling, inzet kleurstof bij bestrijding van ridderzuring, etc. Een loonwerker die investeert in een voor het gebied nieuwe techniek heeft begeleiding gekregen.

Er heeft tevens monitoring en evaluatie van deze vernieuwingen plaatsgevonden.

2.1.5 Communicatie

CLM en DLV verzorgden voor de veehouders twee Nieuwsflitsen met actualiteiten, bij cruciale momenten in de teelt. Zaken als middelenkeuze, onkruiddruk, weers- omstandigheden en nieuwe technieken komen aan bod.

2.2 Fruitteelt

2.2.1 Studiegroep

De studiegroep zoals deze al een aantal jaren draait heeft zelf nagedacht over te behandelen onderwerpen, zodat vraaggestuurd is gewerkt. De studiegroep is vijf keer per jaar bij elkaar gekomen. In het voorjaar is een startbijeenkomst gehouden waar ideeën uitgewisseld zijn en de aanpak en thema voor 2009 zijn vastgesteld.

2.2.2 Individueel advies

De fruittelers kregen individueel advies rond gewasbescherming. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is verwerkt in een analyse van de milieubelasting. De knelpunten zijn in beeld gebracht.

2.2.3 Onderwerpen

Windschermen, wanner- en tunnelspuit (afgeschermd spuiten), aanpak bewaarrot (biologische bestrijding). Probleemstoffen waarvoor we aan reductie werken zijn o.a. cyprodinil (Chorus tegen schimmels), imidacloprid (Admire tegen insecten) en dicamba.

2.2.4 Nieuwe technieken

Technieken en methoden komen aan de orde zoals biologische bestrijding vrucht- rot, bestrijding vruchtrot zodat minder bespuitingen nodig zijn, aandacht voor kalkmelk, spuittechnieken en vermindering van residuen op het fruit (aanpak zie hieronder). Afhankelijk van de ideeën voor innovaties vindt een demonstratie plaats van een of meerdere technieken. De doelgroep hiervoor zijn naast de deelnemers ook nadrukkelijk de nietdeelnemers.

(12)

2.2.5 Proef residuvrije teelt

Residuen van gewasbeschermingsmiddelen staan sterk in de aandacht. Rusland en supermarktketens stellen bovenwettelijke eisen die bovendien verschillen. Dit maakt de gewasbeschermingsstrategie voor de fruitteler extra complex. In de stu- diegroep Bommelerwaard is dit aan de orde geweest.

In het project Zuiver Water hebben de adviseurs en twee telers een proef uitge- voerd met residuvrije teelt van appels en peer, in samenwerking met Veiling Zalt- bommel. Doel is een aanpak te ontwikkelen voor zuiver water én zuiver fruit.

De proefopzet was als volgt:

Appel

Gewas: Appel, perceel Elstar, circa 1 ha, plantjaar 2000, 2003 en 2004.

Bedrijf: Wim & Thijs Verhoeven, Rossum.

Uitgangspunten:

• perceelskeuze: bij voorkeur Elstar < 10 jaar, lage ziekte- en plaagdruk;

• bewaring in overleg, bij extreem lange bewaring is risico voor bewaarrot gro- ter.

Sommige fungiciden worden teruggevonden bij de oogst, zeker afspuitmiddelen.

Aanpak:

• captan tot eind mei;

• Delan tot 20 juli;

• Switch in de zomer;

• vervangende middelen in afspuitschema, (Sentry P, Sentry R);

• meeldauwmiddelen tot 28 dagen voor de oogst.

Insecticiden

• bij voorkeur geen Insegar tegen fruitmot;

• fruitmotvirus vanaf uitkomen larven;

• bij bloedluis, Teppeki heeft matige werking, geeft geen residu;

• bij veel aantasting Pirimor inzetten bij overschrijding residunorm, proef stop- zetten;

• fruitspint en roestmijt bij voorkeur met roofmijten bestrijden, indien nodig Vertimec Gold inzetten;

• overige inzet van middelen in overleg.

Bemesting

• geen beperkingen, (giften binnen Mestwet);

• streef naar normale waarden, N niet te hoog, ivm ziektedruk;

• winter 2009 is 400 kg Kali-60 gestrooid;

• voorjaar 2009 is 70 kg N gestrooid.

Residumetingen: Op enkele tijdstippen is van de residuvrije teelt en van de gang- bare teelt een residumonster genomen. Bij de start (eind juni), begin augustus en bij de oogst. Dit betekent in totaal 6 analyses.

Het perceel is in de periode eind juni t/m pluk gemonitord.

Peer

Gewas: Peer, perceel conference, circa 0,5 ha.

Bedrijf: Dirk van Hees, Hedel.

(13)

Uitgangspunten:

• bewaring in overleg, bij extreem lange bewaring is risico voor bewaarrot gro- ter;

• eind juni stoppen met spuiten;

• fruitmotvirus en voeding doorspuiten.

Residumetingen: Op enkele tijdstippen is de residuvrije teelt en van de gangbare teelt een residumonster genomen. Bij de start (eind juni), begin augustus en bij de oogst. Dit betekent 3x2 = 6 analyses. Het perceel is in de periode eind juni t/m pluk gemonitord.

2.2.6 Communicatie

Nieuwsflitsen met actualiteiten zijn opgesteld door CLM. Deze Nieuwsflitsen ver- schijnen voor de fruitteelt twee keer per jaar. Zaken als middelenkeuze, onkruid- druk, weersomstandigheden en nieuwe technieken komen aan bod.

2.3 Glastuinbouw

2.3.1 Studiegroep

In 2009 is de studiegroep chrysant gecontinueerd. Deze groep komt enkele keren per jaar bij elkaar en bestaat uit 15 deelnemers. Tijdens deze bijeenkomsten wor- den verschillende punten besproken. In 2009 stonden de volgende agendapunten op het programma:

• Resultaten en bevindingen Trianum-proef.

• Gewasbescherming; zowel chemie als biologie; zowel verbruik in werkzame stof in kg per m2 of ha als kosten per m2.

• Bemesting; mineralen verbruik per hectare + de kosten hiervan per m2.

• Watergift in l/m2.

• Drainagewater in l/m2.

De meeste telers registreren via MPS (Milieu Project Sierteelt). Hierbij wordt aange- sloten. MPS levert de basisoverzichten van de telers aan. De overzichten bestaan uit bovenstaande gegevens per deelnemer per periode van 4 weken uitgesplitst.

Door bovenstaande gegevens te vergelijken ontstaat er discussie op de punten die voor het Waterschap Rivierenland en Dunea centraal staan:

• Verbruik gewasbeschermingsmiddelen in kaart brengen en kijken waar reduc- ties mogelijk zijn.

• Verbruik meststoffen (met name stikstof en fosfaat) in kaart brengen en kijken waar reducties mogelijk zijn.

• Optimalisatie watergift en hergebruik drainwater.

Voor de telers is de meerwaarde van deze bijeenkomsten:

• Waar sta ik met mijn verbruik en hoe kan ik kosten en het milieu sparen.

• Zicht krijgen in hoeverre het bedrijf aan het toekomstige Besluit landbouw- activiteiten kan voldoen. Het toekomstige Besluit landbouwactiviteiten heeft als doel een nul-emissie in 2027.

• Kennis over gewasbescherming, bemesting en watergift opdoen door de dis- cussie tijdens de bijeenkomsten.

Daarnaast worden innovaties en ervaringen ingebracht en besproken.

(14)

2.3.2 Individueel advies

2008 was een jaar waarbij de groep gestart is en een zogenaamde nulsituatie is neergezet. Daar waar tuinders uit de groepen tegen knelpunten aanlopen, konden ze via advies op vraag bij de DLV-Plant-adviseur terecht. In 2009 is met elke deel- nemer een bedrijfschecklist doorlopen om na te gaan waar verbeteringen mogelijk zijn.

In 2009 geeft de teler globaal aan welke doelstellingen ten aanzien van de reductie van gewasbeschermingsmiddelen (incl. probleemstoffen) en meststoffen ver- bruik/uitstoot hij denkt te kunnen realiseren. Dit kan in 2010 met de resultaten van 2009 worden vergeleken.

2.3.3 Onderwerpen

Onderwerpen die aan bod zijn gekomen tijdens de activiteiten: Gebruik van Tria- num als vervanging van etridiazool, gebruik van middelen en emissiebeperking van middelen en mineralen. Probleemstoffen waarvoor aan reductie gewerkt is, zijn o.a.

tolclofos-methyl (Rizolex tegen schimmels), imidacloprid (Admire) en etridiazool (Aaterra). Aan de hand van onderzoek in oppervlaktewater worden probleemstoffen elk jaar geactualiseerd. Hiernaast worden mogelijke maatregelen geïnventariseerd voor de nutriënten stikstof en fosfaat.

2.3.4 Nieuwe technieken

Een aantal innovaties zijn bij enkele deelnemers van de studiegroep toegepast, dit geeft een goed leereffect. In de studiegroep worden nieuwe technieken uitgevoerd.

In 2009 stonden de volgende zaken centraal:

• Trianum; een biologisch middel ter vervanging van AAterra, Rizolex, Topsin/Carbendazim.

• Middelen van Bayer Crop Science; deze fabrikant heeft een aantal middelen in het pakket die in te hoge concentraties in het oppervlakte water van de Bom- melerwaard worden gevonden (AAterra, Rizolex, Admire). Op basis van onder- zoek van waterschappen en Bayer wordt een aanpak voor Admire opgesteld.

• In overleg met Ton Smit en Wim Petersen van Bayer en Ruud Maaswinkel van WUR Glastuinbouw wordt afstemming rond acties ten aanzien van het reduce- ren van de uitspoeling van middelen naar het oppervlaktewater gerealiseerd.

Ten aanzien van de Trianum wordt samengewerkt met de firma Koppert (producent van het middel). De aanpak ten aanzien van het middel Trianum is te vinden in het maatregelenprogramma 2008 (opgesteld in overleg met Koppert).

2.3.5 Communicatie

DLV Plant stuurt 1 keer per week een fax actua naar de glastuinders. Samen met CLM heeft DLV Plant in 2009 ‘special editions’ van de fax (nieuwsflitsen) verzorgd, gericht op Zuiver water, bij cruciale momenten in de teelt, zowel voor de telers als voor het waterschap. Ook heeft communicatie plaatsgevonden via de groepsbijeen- komsten.

(15)
(16)

3 Resultaten

___________________________________________________________________________

3.1 Rundveehouderij

In 2009 doen 38 deelnemers met 357 ha maïs mee aan het project (ongeveer een derde van het areaal maïs in de Bommelerwaard). Dat is iets minder dan vorig jaar (zie figuur 3.1), omdat één deelnemer met 22 ha de onkruidbestrijding weer zelf is gaan uitvoeren. Het deelnemend areaal grasland is sinds 2005 ongeveer 200 ha.

Figuur 3.1 Deelnemend areaal maïs.

3.1.1 Maatregelen en innovaties

Tijdens bijeenkomsten is aandacht besteed aan het spuiten met luchtondersteuning en GPS. Een loonwerker in het gebied heeft een spuit met GPS aangeschaft. Een tweede is bezig met de aankoop. Voordelen van het werken met GPS zijn:

• Evenwijdige en kaarsrechte werkgangen. Toe te passen bij grondbewerking, zaaien, schoffelen, spuiten en (kunst)mest aanwending;

• Met de stuurautomaat is er meer tijd en controle over de andere machineta- ken;

• Verhoging productiviteit en rendement door:

- een betere verdeling van planten (‘geen dubbele planten’);

- bemesten op de juiste afstand zonder overlap, waardoor de plant minera- len beter kan benutten;

- automatische sectieafsluiting bij het spuiten, waardoor geen overlap in de geer ontstaat en bespuiting van slootkanten wordt voorkomen.

Kortom een hogere precisie met als gevolg meer werkplezier, minder belasting van het oppervlaktewater en besparing van kosten.

(17)

Tabel 3.1 Parels voor de veehouderij en de uitvoering in 2009.

Maïs

Individueel hebben de deelnemers aandacht besteed aan het gebruiken van alter- natieve middelen in de maïs. Op meerdere percelen is een bespuiting met Merlin in combinatie met Dual Gold of Frontier Optima toegepast. Doel was om met een be- spuiting voor opkomst van de maïs de onkruidbestrijding rond te hebben. Ondanks de gunstige omstandigheden was op beide percelen een tweede bespuiting nodig.

Een perceel is volvelds bespoten, het tweede 30% van de oppervlakte.

Voor zo ver de grond en de weersomstandigheden het toelieten is er geschoffeld.

Bij volveldsbespuitingen is het gebruik van luchtondersteuning gestimuleerd. De volgende maatregelen zijn uitgevoerd:

• 82 ha (23%) van het oppervlakte is door middel van rijenbespuiting onkruid- vrij gehouden. Op 146 ha is het rijenspuiten gecombineerd met schoffelen.

Vrijwel alle percelen zijn twee keer geschoffeld. Door de snelle groei van de maïs was een tweede keer schoffelen niet op alle percelen uitvoerbaar.

• Op 254 ha (71%) is de spuit met luchtondersteuning en GPS ingezet.

• Op een beperkt areaal, 21 ha (6%) is een traditionele spuit gebruikt.

De vergoedingen die de deelnemers ontvangen voor de maatregelen zijn verlaagd ten opzichte van 2009. Daardoor was het animo om te schoffelen dit jaar lager.

Onkruidbestrijding is daardoor vaker chemisch uitgevoerd. Ook het areaal met vol- velds bespuitingen nam toe, waardoor het middelgebruik ten opzichte van andere jaren relatief hoog is.

63 ha (18%) is gerold voor een vlakker zaaibed en regelmatige kieming van het onkruid, waardoor spuitresultaat beter is. Het met een rol aandrukken van percelen middels een ‘cambridgerol’ vindt steeds vaker plaats. Als gevolg van de mestwet- geving vindt steeds meer grondbewerking in het voorjaar plaats. Een hoofdgrond- bewerking in het voorjaar op kleigrond vergroot de kans op een kluiterig zaaibed, waardoor de maïs slechter kan kiemen en onregelmatig opkomt. Met een vlak zaai- bed komt ook het onkruid egaler op.

58 ha (16%) is voor opkomst van de maïs geëgd. Wiedeggen is dit jaar ook weer met goed resultaat toegepast. Een nadeel is dat wiedeggen in een korte periode moet plaatsvinden, tot 7 à 10 dagen na het zaaien. De weersomstandigheden en beschikbare arbeidskrachten beperken de toepassing.

Effect op zuiver water

Praktische

toepasbaarheid Baten

Demonstratie in 2009

Toegepast bij deelnemers Veehouderij (maïs)

Schoffelen icm rijenspuit ++ + +

Middelkeuze ++ ++ +

Elektronische doppentester + + 0

Spuittechniek:

Luchtondersteuning ++ + + (l.t)

GPS + + + (l.t)

Sleepdoek ++ + + (l.t)

Aanleggen randen ++ + +-

Veehouderij (gras)

Goed graslandbeheer ++ + +

Robot tegen ridderzuring + + +

Rugspuit met kleurstof + - +

(18)

Grasland

Goed graslandbeheer kan bijdragen aan vermindering van onkruidbespuitingen in de veehouderij. De deelnemers in de Bommelerwaard hebben in 2009 op 85% van het grasland geen bespuitingen uitgevoerd (82% in 2008). Voor probleemonkruiden zoals ridderzuring vindt deels pleksgewijze bestrijding met de rugspuit plaats (10%, in 2008 7%).

Alle veehouders die deelnemen aan het project hebben een fles rode kleurstof ont- vangen. Door het toevoegen van de kleurstof aan de rugspuit kan bij het bespuiten van ridderzuring in grasland het dubbel spuiten van planten worden voorkomen.

3.1.2 Milieubelasting

Bij onkruidbestrijding in maïs is zoveel mogelijk rekening gehouden met de milieu- belasting van middelen. Toch neemt de milieubelasting voor waterleven toe (zie figuur 3.2). In 2009 is de vergoeding die deelnemers ontvangen voor maatregelen gedaald. Meer veehouders dan andere jaren hebben de schoffel laten staan en heb- ben een chemische bestrijding uitgevoerd. Dit leidt tot een hoger gemiddeld ge- bruik aan werkzame stof (zie figuur 3.3). Bij de bespuitingen is wel gebruik ge- maakt van luchtondersteuning en GPS.

Figuur 3.2 Milieubelasting van het grond- en oppervlaktewater door middelgebruik in maïs (bij 3-6% organische stof).

(19)

Figuur 3.3 Hoeveelheid gebruikte werkzame stof per ha per jaar in maïs.

3.1.3 Probleemstoffen

Uit de evaluatie van ‘Zuiver Water in de Bommelerwaard’ over de periode 2000- 2006 kwamen een aantal probleemstoffen naar voren. Probleemstoffen zijn gedefi- nieerd als stoffen die minimaal een keer per jaar de drinkwater- en/of MTR over- schrijden (op minimaal een locatie). Waterschap Rivierenland en Dunea hebben de monitoringsgegevens van 2009 geanalyseerd. In deze paragraaf kijken we in hoe- verre de probleemstoffen worden toegepast door veehouders in de Bommeler- waard. In tabel 3.2 staan de stoffen die een probleem vormen en die toegepast worden in de veehouderij. In de laatste kolommen staat het gebruik van de stoffen.

Het gebruik is in de jaren afgenomen, maar neemt in 2009 weer wat toe. De daling van het gebruik van glyfosaat zet in 2009 wel door. Het gebruik van bentazon en terbutylazin, werkzame stoffen uit Laddok N neemt licht toe. De werkzame stof terbutylazin komt ook voor in Calaris, maar dit middel is niet gebruikt door de deel- nemende maïstelers. Concentraties glyfosaat en bentazon in het oppervlaktewater overschrijden in 2009, net als in voorgaande jaren de drinkwaternorm op verschil- lende locaties in de Bommelerwaard. Terbutylazin daarentegen is sinds 2005 niet meer in overschrijding aangetroffen in het oppervlaktewater.

Sulcotrione (Mikado) en nicosulfuron (Milagro/Samson) zijn in tegenstelling tot vorig jaar in 2009 niet meer in overschrijding in het oppervlaktewater aangetroffen.

Tabel 3.2 Gebruik probleemstoffen in de maïs.

Probleemstof MTR Drinkwaternorm Middelnaam Gebruikt gehalte werkzame stof (kg/ha)

Laatst aangetroffen* 2004 2005 2006 2007 2008 2009

sulcotrione 2008 Mikado 0,120 0,090 0,102 0,080 0,114 0,108

glyfosaat 2009 Round-Up 0,050 0,185 0 0,111 0,098 0,041

bentazon 2009 Laddok N 0,005 0 0 0 0,001 0,014

nicosulfuron 2008 Milagro/ Samson 0,002 0,0004 0,002 0,001 0,0005 0,002

dicamba 2006 2006 Banvel 4 S 0,006 0,005 0,016 0,011 0,005 0,019

terbutylazin 2005 2005 Calaris, Laddok N 0,005 0,003 0 0 0,001 0,007

*resultaten monitoring 2007 niet meegenomen

(20)

3.1.4 Communicatie

Tijdens de veldbijeenkomst in juli konden de aanwezigen meer informatie krijgen over het gebruik van het Global Positioning System (GPS) bij het zaaien, bemesten en bespuiten. De meeste kennen GPS alleen van het navigatiesysteem in de auto.

In de landbouw wordt het systeem gebruikt om tot 2 cm nauwkeurig te werken.

Het beste spuitresultaat wordt behaald als het zaaien ook met GPS gebeurd. Met GPS kunnen ook secties of individuele doppen automatisch worden gesloten bij het berijden van een deel dat al bespoten is of langs de spuitvrije zone. Bij het over- steken van de kopakker kan ook de hoofdkraan afgesloten worden. Hans van Ooij- en van loonbedrijf Gebr. Struijk demonstreerde de GPS-gestuurde spuit op gras- land. Tevens demonstreerde hij het regelen van de druppelgrootte door middel van luchtondersteuning. Bij de afsluiting kregen de deelnemers door Dunea een fles rode kleurstof aangeboden als hulpmiddel bij pleksgewijze bespuitingen.

Tussentijds is er regelmatig telefonisch contact geweest tussen deelnemers en de DLV-adviseur.

In de ‘Nieuwsflits’ zijn de volgende onderwerpen besproken: gewasbeschermingsre- sultaten in de maïs, GPS en actualiteiten uit de veldbijeenkomsten. Verder zijn er tips gegeven.

Op de website van het project staan de verslagen van de veldbijeenkomsten en de Nieuwsflitsen.

3.2 Fruitteelt

3.2.1 Maatregelen en innovaties

In de fruitteelt hebben 15 telers deelgenomen. Enkele telers passen nieuwe spuit- systemen toe (Wanner- en tunnelspuit) en een aantal hanteren Venturi-doppen op bestaande spuiten. Alle spuiten zijn getest met de doppentester en de versleten doppen zijn vervangen. Een aantal telers heeft kalkmelk toegepast en bij de midde- lenkeuze is rekening gehouden met de milieubelasting en de probleemstoffen voor oppervlaktewater (tabel 3.3).

Tabel 3.3 Parels voor de fruitteelt en de uitvoering in 2009.

Effect op zuiver water

Praktische

toepasbaarheid Baten

Demonstratie in 2009

Toegepast bij deelnemers Fruitteelt

Windschermen + + 0

Tunnelspuit + + 0

Venturidoppen + + 0

Wannerspuit ++ + + (l.t)

Aanpak bewaarrot

(biologische bestrijding) + + +

Waarschuwingsmodel

zwartvruchtrot ++ 0 +

Elektronische doppentester + + 0

Kalkmelk ++ + 0

Middelkeuze ++ ++ +

l.t. betekent niet uitgevoerd

lange termijn uitgevoerd

(21)

3.2.2 Milieubelasting

Van de appeltelers zijn alleen de bespuitingen van 2008 en 2009 beschikbaar. Bij perentelers zijn vanaf 2005 de bespuitingen geregistreerd. De afgelopen jaren zijn nieuwe spuitsystemen geïntroduceerd (wanner- en tunnelspuit) die minder drift veroorzaken. Ook zijn de etiketten voor het toepassen van middelen strenger ge- worden. Daarom wordt vanaf 2008 bij het berekenen van de milieubelasting rich- ting het oppervlaktewater een gemiddeld driftpercentage van 2% gehanteerd.

In appels is de milieubelasting van het oppervlaktewater gestegen vanwege de hogere schurftdruk in vergelijking met 2008. De milieubelasting van het grondwa- ter is afgenomen (tabel 3.4).

Tabel 3.4 Gemiddelde milieubelasting, hoeveelheid werkzame stof en kosten van bespuitingen in appel in 2008 en 2009. Gemiddelde van 12 telers.

In de perenteelt blijft de hoeveelheid werkzame stof die wordt gebruikt vrij con- stant. De milieubelasting voor het waterleven is in 2009 lager dan in 2008 (tabel 3.5.)

Tabel 3.5 Gemiddelde milieubelasting, hoeveelheid werkzame stof en kosten in peer in 2005 t/m 2009. Gemiddelde van 12 telers.

2 0 0 8 waterleven bodemleven grondwater werkzame stof kosten kg/ ha euro/ha

herbiciden 4 8 1 1 9 . 2 1 3 1 2 7

insecticiden 3 4 8

acariciden 6 5

fungiciden 1 . 6 0 2 4 0 9 2 . 1 6 1 2 2 5 1 7

overige middelen 2 1 0 1

totaal 1 . 8 4 6 7 5 4 6 . 8 8 3 2 5 1 . 0 5 8

2 0 0 9 waterleven bodemleven grondwater werkzame stof kosten kg/ ha euro/ha

herbiciden 5 6 1 3 2 . 2 8 5 4 7 8

insecticiden 3 9 8

acariciden 5 1

fungiciden 2 . 2 8 6 6 6 2 1 . 2 9 5 1 8 5 6 5

overige middelen 1 4 1 6 8

totaal 2 . 6 1 0 1 . 1 9 8 3 . 6 0 1 3 6 1 . 2 3 6 1

mbp/ha 2 2 4

mbp/ha

3 3 4 8 7 1

2 9 4 4 7 9 6 2 1 1

2005 2006 2007 2008 2009

Gebruik werkzame stof kg/ha tot 1

sept. 2 9 2 5 2 3 2 6 2 8

Gebruik werkzame stof in

fungiciden kg/ha 3 4 3 0 3 2 2 1 1 9

Milieubelasting waterleven door fungiciden

mbp/ha tot 1

sept. 1 6 . 4 0 6 1 0 . 4 3 9 1 0 . 6 4 2 3 . 8 8 2 * 2 . 6 4 6 * Milieubelasting

waterleven door thiram

mbp/ha tot 1

sept. 1 5 . 0 8 6 9 . 6 7 2 9 . 6 7 3 2 . 5 6 0 * 2 . 4 8 5 * Kosten fungiciden euro/ha tot 1

sept. 4 2 2 4 0 8 3 9 3 4 9 2 * * 4 8 5 * *

* berekening bij 2% drift, andere jaren bij 3% drift

** 2008 hele seizoen

(22)

Het jaar 2009 startte en eindigde kouder dan gemiddeld. Desondanks was 2009 net als de voorgaande jaren gemiddeld weer iets warmer dan het langjarig gemiddelde.

In april en november lag de gemiddelde temperatuur ruim boven het langjarig ge- middelde. De hoeveelheid regen in 2009 (meetstation de Bilt) was iets minder dan het langjarig gemiddelde. De verdeling over het jaar week echter sterk af. Het voorjaar en de nazomer waren droog, daarentegen viel in juli en november juist relatief veel regen. De omstandigheden in de bloei (2e helft april) van de appels en de peren waren zeer goed (relatief hoge temperaturen en droog). Dit gaf de aanzet tot een grote oogst van goede kwaliteit. Ook een groot deel van de pluk (septem- ber) vond onder optimale omstandigheden plaats.

Wat betreft de gewasbescherming vielen de volgende zaken op in 2009 : Ondanks het relatief droge weer in het voorjaar ontstond er op veel bedrijven al vroeg schurftaantasting op appel, vooral op het ras Jonagold. Het was met name de schurftinfectie van 7/8 april die de aantasting veroorzaakte. Eind april werden de eerste aangetaste kortlotbladeren gevonden. Begin mei was duidelijk dat het een moeizaam schurftjaar zou worden. Om schurft in toom te houden was het nodig een strak preventief schema te hanteren. Desondanks is er bij de oogst toch re- gelmatig spatschurft gevonden.

Veel supermarkten en ook Rusland stellen uiteenlopende eisen ten aanzien van de middelen en de hoeveelheid middel (% van de MRL) die op het fruit mag worden teruggevonden. Dit is buitengewoon complex en heeft grote invloed op het spuitge- drag van de fruittelers. Veel telers proberen in principe een spuitschema te hante- ren waarmee het mogelijk blijft het fruit naar zoveel mogelijk partijen te vermark- ten. Dit lukt echter niet altijd. Zo waren veel telers niet van plan om na de bloei op appel Pirimor tegen appelbloedluis te spuiten zodat het fruit ‘Rusland-waardig’

bleef. Op veel percelen kwam appelbloedluis in de zomer echter zo sterk opzetten dat toch een correctie met Pirimor nodig was.

Verder bleef de aantasting van zwartvruchtrot en fruitmot beperkt. Dit jaar viel op veel plekken weer hagel. De zomerbestrijding van perenbladvlo verliep uitermate moeizaam. De omstandigheden begin juni waren niet optimaal voor een toepassing met Vertimec. Ook in het najaar waren er weer percelen met teveel aantasting.

Mogelijk is er een verband met de kankertjes die vooral bij Conference optreden.

Op sommige bedrijven is plaatselijk een probleem met appelzaagwesp en appel- bloesemkever geconstateerd. Dit probleem lijkt iets toe te nemen.

3.2.3 Probleemstoffen

Uit de evaluatie van ‘Zuiver Water in de Bommelerwaard’ over de periode 2000- 2006 kwamen een aantal probleemstoffen naar voren. Probleemstoffen zijn gedefi- nieerd als stoffen die minimaal een keer per jaar de drinkwater- en/of MTR over- schrijden (op minimaal een locatie). Waterschap Rivierenland en Dunea hebben de monitoringsgegevens van 2008 geanalyseerd.

Een probleemstof die sinds een aantal jaar wordt aangetroffen in het oppervlakte- water is imidacloprid (tabel 3.6). Deze stof wordt gebruikt in de fruitteelt en glas- tuinbouw. Ook kresoxim-methyl is een probleemstof wat betreft de MTR en wordt in meerdere teelten gebruikt (o.a. fruitteelt (Stroby) en akkerbouw (Allegro)). Cypro- dinil en pyrimethanil worden alleen in de fruitteelt gebruikt. Cyprodinil overschrijdt net als voorgaande jaren de drinkwaternorm, maar pyrimethanil in 2009 niet meer.

Pirimicarb was sinds 2006 niet meer in overschrijding aangetroffen, in 2009 op één monitoringsmoment wel. Positief is dat triadimenol en dichlobenil niet meer worden aangetroffen in het oppervlaktewater.

(23)

Tabel 3.6 In 2009 gebruikte probleemstoffen in de fruitteelt.

3.2.4 Proef residuvrije teelt

In de Bommelerwaard is onderzocht of het mogelijk is om residuvrije appels en peren te telen. Hiervoor is op een appelperceel (Elstar) en een perenperceel (Con- ference) ruim voor de oogst gestopt met het spuiten van chemische gewasbe- schermingsmiddelen. Wel zijn biologische middelen toegepast (o.a. virus tegen fruitmot) en bladvoeding.

Op diverse momenten in het seizoen zijn vruchtmonsters genomen die door het Zeeuws-Vlaamse laboratorium op residu zijn onderzocht. Zodra het fruit uit de be- waring komt wordt het percentage vruchtrot bepaald.

Appel

In tabel 3.7 staan de resultaten van de residu-analyses op Elstar. Op 22 juli is er aan de noord- en zuidzijde van de boom een vruchtmonster genomen. Er zijn twee werkzame stoffen gevonden, dithianon en dodine. Er was nauwelijks verschil tussen de noord- en zuidkant van de boom.

Op 18 augustus zijn twee werkzame stoffen gevonden, dithianon en captan. Opval- lend was dat captan bij de eerste analyse niet werd gevonden.

Op 3 september waren dezelfde twee werkzame stoffen nog aanwezig. Hierbij viel op dat de hoeveelheid dithianon licht was gestegen. Waarschijnlijk komt dit doordat een deel van de (buitenste) vruchten al was geoogst en de tweede pluk vruchten minder aan het zonlicht waren blootgesteld. Mogelijk waren ze ook iets kleiner.

Tabel 3.7 Resultaten van de residu-analyses van Elstar.

De laatste datum waarop dithianon (Delan) is toegepast was 11 juli, voor dodine (Syllit) was dit 8 mei en voor captan 19 mei. De andere gebruikte middelen (Exact, Nimrod, Insegar) zijn niet teruggevonden. Het is al met al niet gelukt een volledig

‘residuvrije’ Elstar te telen. Het is wel gelukt een residu-arme Elstar te telen die vrijwel aan alle residu-eisen voldoet.

Stof

Toegepaste merknamen

Laatste bespuiting

22 juli (noordzijde)

22 juli

(zuidzijde) 18 aug

3 sept (2e pluk)

captan Captosan, Merpan 19 mei - - 0,03 0,02

dithianon Delan 11 juli 0,28 0,3 0,11 0,23

dodine Syllit Flow 8 mei 0,02 0,02 -

triadimenol Exact - - - -

bupirimaat Nimrod - - - -

fenoxycarb Insegar - - - -

Datum residu-analyse Probleemstof MTR Drinkwaternorm Gebruikte middelen

Laatst aangetroffen

imidacloprid 2009 2009 ADMIRE (O-TEQ) kresoxim-methyl 2009 2009 STROBY WG

cyprodinil 2006 2009 SWITCH

pyrimethanil 2006 2008 SCALA

glyfosaat 2009 ROUNDUP

MCPA 2009 MCPA VLB 500

pirimicarb 2009 2009 PIRIMOR

triadimenol 2005 EXACT VLB

dichlobenil 2003 CASORON G

(24)

Helaas is het niet gelukt deze oogst met een meerprijs voor residu-arme appels te vermarkten. De appels zijn bewaard tot en met mei. Tot en met april was het % rot van de residu-arme appels vergelijkbaar met de gangbare. In mei was het % rot echter aanzienlijk hoger (9% t.o.v. 2% gangbaar). Residu-arme teelt van appels kan, maar het is wel nodig de bewaartijd te beperken.

Op het ‘residuvrije’ perceel zijn vanaf half augustus tot na de oogst geen bespuitin- gen meer uitgevoerd. Dat is 7 bespuitingen minder dan op het gangbare perceel.

De milieubelasting van het oppervlaktewater is daardoor op het ‘residuvrije’ perceel 17% lager dan op het gangbare perceel.

Peer

In tabel 3.8 staan de resultaten van de residu-analyses op Conference. Op 20 juli is aan de rechter- en linkerzijde van de boom een vruchtmonster genomen. In totaal zijn vier werkzame stoffen gevonden (fenoxycarb, dithianon, dithiocarbamaten en cyprodinil). Tussen de rechter- en linkerzijde van de boom zijn verschillen gevon- den. Op 17 augustus was er nog één werkzame stof over, fenoxycarb. Bij de oogst op 3 september waren de vruchten ‘residuvrij’.

De laatste datum waarop Insegar is toegepast was 30 juni, voor Delan was dit 20 mei, voor TMTD 30 juni en voor Switch 3 juni. De andere gebruikte middelen (cap- tan, Vertimec) zijn niet teruggevonden.

Tabel 3.8 Resultaten van de residu-analyses van Conference.

De laatste bespuiting op het ‘residuvrije’ perenperceel is uitgevoerd op 30 juni met Insegar en TMTD. Op het praktijkperceel is doorgespoten met chemische middelen.

Bij de oogst is ook hiervan een residu-monster genomen. Hierop werden beide werkzame stoffen van het middel Bellis gevonden (boscalid 0,04 en pyraclostrobin 0,04). Ook deze vruchten voldeden aan alle residu-eisen.

Op het ‘residuvrije’ perceel zijn na 30 juni tot na de oogst geen bespuitingen meer uitgevoerd. Dat is 7 bespuitingen minder dan op het gangbare perceel. De milieu- belasting van het oppervlaktewater is daardoor op het ‘residuvrije’ perceel 31%

lager dan op het gangbare perceel.

Stof

Toegepaste merknamen

Laatste bespuiting

20 juli (rechterzijde)

20 juli

(linkerzijde) 17 aug 3 sept

cyprodinil Switch 3 juni 0,02 - - -

dithianon Delan 20 mei 0,03 0,02 - -

dithiocarbamaten TMTD 30 juni - 0,09 - -

fenoxycarb Insegar 30 juni 0,04 0,03 0,01 -

deltamethrin Decis micro - - - -

dodine Syllit Flow - - - -

mancozeb Tridex - - - -

captan Malvin - - - -

triadimenol Exact - - - -

abamectin Vertimec - - - -

methoxyfenozide Runner - - - -

thiram Thiram - - - -

Datum residu-analyse

(25)

3.2.5 Communicatie

De studiegroep is verschillende keren in het seizoen bij elkaar gekomen. In mei is schurfbestrijding en het gebruik van imidacloprid tegen kommaschildluis aan de orde geweest. Ook is een start gemaakt met de residuproef.

In juli werd de volgende vraag beantwoord: Aanpassing van de rijsnelheid, welke winst levert dat op? Tijdens de bijeenkomst is Surround gespoten met een rijsnel- heid variërend van 6 tot 10 km per uur. Surround is een kleibevattend middel waarmee je de bedekking mooi kunt demonstreren. Cees Looyen voerde het expe- riment uit in jonge (3 jaar) en oude aanplant (23 jaar). In de oude aanplant kon de rijsnelheid minder hoog worden opgevoerd door de dichte begroeiing. In de jonge aanplant is de 10 km per uur gehaald. De indringing van het middel was bij deze snelheid groter dan bij lagere snelheid. De bedekking wordt lager bij hogere snelheid. In jonge aanplant lijkt een hogere snelheid dan tot nu toe gebruikelijk mogelijk. De winst is dat het spuiten minder tijd en middel kost.

Na dit experiment is met Johan van Haarlem van NFO gediscussieerd over de visie van NFO op de residu-eisen.

In de twee Nieuwsflitsen zijn de actualiteiten uit de bijeenkomsten besproken, zijn de resultaten van de residu-metingen toegelicht en is op verschillende momenten in het seizoen (schimmel-, insectenbestrijding, afspuitschema) de middelkeuze aan de orde geweest.

3.3 Glastuinbouw

In 2009 is gewerkt met een studiegroep binnen de chrysantenteelt. Het betreft een groep van 15 chrysantentelers, variërend in bedrijfsgrootte en teelt (tros- en pluischrysant en santini’s). Het areaal van de deelnemende telers komt in 2009 uit op zo’n 60% van het totale areaal aan chrysant van zo’n 170 ha in 2009. Het totale netto teeltareaal aan glas in de Bommelerwaard betreft 310 ha. Hiermee komt de dekkingsgraad uit op zo’n 27% van het totale glasareaal. Het betreft vanuit het oogpunt van (de effecten van) emissie wel een belangrijke teelt.

3.3.1 Maatregelen en innovaties

Op basis van de in 2007 uitgevoerde evaluatie is voor 2008 en verder een aantal parels voor de glastuinbouw gedefinieerd.

Tabel 3.9 Parels voor de glastuinbouw en de uitvoering in 2009.

Effect op

zuiver water Praktische

toepasbaarheid Baten Demonstratie

in 2009 Toegepast bij deelnemers Glastuinbouw

Inzet Trianum + + 0

Inzet biologische middelen

tegen trips en spint + + 0

Middelkeuze ++ ++ +

Optimalisatie bemesting + + +

Optimalisatie watergift + 0 0

Hergebruik drainwater + 0 0

l.t. betekent niet uitgevoerd

lange termijn uitgevoerd

(26)

Binnen de reguliere bedrijfsvoering en advisering o.a vanuit DLV wordt de toepas- sing van biologische middelen waar mogelijk sterk gepropageerd. De vraagstukken bemesting en watergift komen tijdens de bijeenkomsten aan de orde. Het blijkt dat het beeld tussen telers een behoorlijke bandbreedte vertoont. Zo kan het gebruik aan nutriënten wel een factor 2 schelen tussen telers. Bij één van de telers heeft de aanschaf van een bepaalde spuitboom geleid tot een halvering van het gewasbe- schermingsmiddelengebruik. Recirculatie van drainagewater blijkt een groot aan- dachtspunt te zijn. Een deelnemer recirculeert nu helemaal niets vanwege het grote risico op Verticilium. Het komt echter voor dat er nooit gerecirculeerd wordt en dat er toch veel Verticilium aanwezig is. Ook het omgekeerde komt overigens voor, veel recirculatie en geen problemen met Verticilium.

Bij één van de deelnemers is een proef met een lysimeter aangelegd (ingegraven opvangbak in de grond voor water). Hiermee kan informatie worden verkregen over de waterhuishouding/stromen en nutriëntenstromen/emissies. De eerste resultaten hiervan komen op dit moment los, maar zijn nog vertrouwelijk. Het betreft dan met name onderzoek dat kijkt naar welke bestrijdingsmiddelen in het drainwater terecht komen. In de loop van 2010 komen deze resultaten vanuit Telen met Toekomst beschikbaar.

Trianum

Bij een teler is de trianumproef van 2008/2009 voortgezet. In de proefopzet 2008/2009 is Trianum na het stomen in een proefvak in het zaaibed gebracht via een granulaatstrooier in een dosering van 5 kg per 1000 m2. Bij deze dosering is de dosering van AAterra gehalveerd (van 0,5 liter per 1000 m2 naar 0,25 liter).

Van beide behandelingen zijn steeds 50 takken gewogen. Deze takken zijn voor bij de machine voor het inhoezen van de oogstband gehaald. Gewichtmetingen is de makkelijkste en voor chrysant meest efficiënte manier om te meten of een behan- deling wel of niet effectief is.

Uit de resultaten van de periode juni 2008 t/m juni 2009 werd duidelijk dat:

• De Trianum schimmel zich aan de wortels van chrysant hecht. De schimmel werd teruggevonden op de wortel van de chrysanten in het betreffende vak.

De hechting van de schimmel aan de wortels van chrysant is goed.

• De Trianum behandeling in de 1e van 3 teelten van de proef gelijkwaardig was, soms zelfs net iets beter dan de standaard behandelingen.

• De Trianum behandeling in de 4e en 5e teelt minder leek te zijn dan de stan- daardbehandeling.

Een voorlopige conclusie op basis van deze resultaten was: een behandeling met 5 gram Trianum +  cc Aaterra per m2 lijkt voor de 1e 3 teelten na het stomen zeker een net zo goed teeltresultaat te geven als een standaardbehandeling met  cc Aaterra per m2.

In de discussie die hieruit volgde, werd duidelijk dat chrysantentelers toch nog hui- verig bleven om het middel Trianum toe te gaan passen. Uitsluiten van financiële oogstrisico’s, plus dat dit type middel zich altijd extra moet bewijzen, waren hierin belangrijke punten. Om deze reden is in het voorjaar van 2009 besloten om de proef voor 2009/2010 ruimer en gerichter op te zetten op 2 bedrijven. Het betreft hier 2 rassen: het ras Euro en het ras Reagen Dark Splendid.

(27)

Eerst indruk Trianumproef 2009/2010

In het teeltjaar 2009/2010 is voor de volgende proefopzet gekozen:

Bedrijf 1

De proefopzet (behandeling trianum en controle) vindt plaats binnen 1 vak en 6 bedden.

De helft van het vak wordt behandeld met 5 gr Trianum per m2 en  cc Aaterra per m2. De andere helft wordt behandeld met een standaard toepassing van 0,5 cc Aaterra per m2. In 1 bed per behandeling wordt in 4 proefvelden verspreid in de bedden 25 takken gemeten. Het gaat dus om 100 takken die per behandeling be- oordeeld worden. In tegenstelling tot het 1e jaar vinden de metingen direct in het veld plaat, zodat ook eventueel 2e trek in de metingen wordt meegenomen.

Bedrijf 2

In bedrijf 2 is de proefopzet identiek. Het verschil is echter dat bij dit bedrijf de helft van het vak behandeld wordt met 5 gram Trianum per m2 en de andere helft met Trianum (5 gr per m2) en Aaterra ( cc per m2).

De resultaten tot nu toe lijken er op te wijzen dat op bedrijf 1 de takken behandeld met Trianum en Aaterra zwaarder zijn dan de takken behandeld met alleen Aaterra en op bedrijf 2 dat de takken behandeld met Trianum en Aaterra zwaarder zijn dan de takken behandeld met enkel Trianum. De voorzichtige conclusie kan getrokken worden dat een combinatie van beide behandelingen de voorkeur lijkt te hebben boven een behandeling met een van beide middelen. In beide gevallen heeft de toevoeging van Aaterra of Trianum een positief effect op het gewicht. Belangrijk aspect is dan wel dan de prijs voor Trianum concurrerend is t.o.v. de prijs voor Aaterra.

Trianum heeft ook positieve effecten op andere ziektes. Het kent een preventieve werking door het vormen van een ‘rootshield’ waarbij ziektes geweerd kunnen wor- den. Het toepassen bij de opkweek zou daarom een goede optie zijn. Vrijlevende Trianum is niet mogelijk. Mogelijke andere manieren in de keten is het gebruik bij de opkweekbedrijven (veredelaars/vermeerderaars). Indien bij beworteling toege- past is er wellicht ook een positief effect op Verticilium en Fusarium. (“ snellere”

chrysantenrassen zijn wat gevoeliger voor Fusarium). Er worden bij verede- laars/vermeerderaars proeven bij de beworteling gedaan.

Individuele checklist voor bedrijfsadvisering

Op basis van elementen van bedrijfsmilieuzorg is gestart met de opzet van een individuele bedrijfschecklist. Dit is een instrument waarbij o.b.v. specifieke bedrijfs- gegevens er inzicht kan worden verkregen in het gebruik van water, gewasbe- schermingsmiddelen, meststoffen en inzicht in mogelijke verbeteringen (maatrege- len). Uitgangspunten daarbij zijn dat het werkbaar voor teler en adviseur moet zijn, gebruik moet maken van en integreerbaar moet zijn in bestaande registratiesyste- men en bewustwording en handelen in zowel in investeringen als ‘good-

housekeeping moet bevorderen.

Individuele bedrijfsbezoeken

De checklist is gebruikt i.r.t. individuele bedrijfsbezoeken die zijn afgelegd.

Uit deze bedrijfsbezoeken kwamen de volgende zaken naar voren:

(28)

Bedrijfsregistraties

Alle bedrijven hebben hun (MPS) registratie van zowel gewasbescherming, bemes- ting als waterstromen goed in orde. Het advies wordt ook gegeven hier blijvend aandacht aan te schenken.

Gewasbescherming

Ten aanzien van gewasbescherming zijn de volgende adviezen uitgebracht:

• Probeer het gebruik van Admire te beperken. Dit naar aanleiding van de resul- taten van de metingen van de waterkwaliteit (zie paragraaf 3.3). Admire komt bij deze metingen altijd boven de MTR uit. Reden om de uitspoeling/emissie van dit middel te beperken. Dit advies is naar alle bezochte bedrijven uitge- bracht.

• Daarnaast zijn alternatieven voor Admire naar voren gebracht. Chemisch zijn dit: Actara, Calypso, Gazelle of Tepeki. Niet chemische alternatieven zijn Bota- nigard, Nemasys/Entonem of Neemazal.

• Zo’n 33% van de kwekers gebruikt nog geen biologie. De anderen gebruiken de roofmijt Phytoseiulus voor de spint. Met degene die nog geen biologie ge- bruiken, is doorgesproken of dit eventueel een optie is voor de voorjaarsperio- de van 2010. Dit is het moment dat behalve spint er nog geen andere proble- men op het gebied van gewasbescherming spelen in de teelt.

• Geen van de kwekers voert een ingangscontrole van het plantmateriaal uit.

Terwijl de druk vanuit het plantmateriaal de afgelopen jaren wel is toegeno- men. Een goede ingangscontrole van het plantmateriaal kan dus veel proble- men voorkomen, en er voor zorgen dat er tijdig wordt ingegrepen.

• Spuittechniek. Tijdens één van de bijeenkomsten is laten zien dat spuiten met luchtondersteuning mogelijk een goede oplossing is om het middelen verbruik te reduceren. Struikelblok voor veel kwekers is op dit moment nog het investe- ringsbedrag van  35.000,-. Hierdoor is de houding: eerst zien, dan geloven.

De MPS registraties van de bedrijven die met een spuitboom met luchtonder- steuning werken, moet dit dus duidelijk gaan maken. Dit effect zal in de cijfers 2009 al zichtbaar moeten zijn.

• Voor bedrijven die dit interessant vinden, is het mogelijk om de verdeling van middel door middel van fluorescerend spuitpoeder te controleren. Bij één be- drijf is dit gebeurd. Het kan inzicht geven over de verdeling van het middel in het gewas met de techniek die op het bedrijf aanwezig is. In dat opzicht kan het verhelderend zijn.

• Qua grondmiddelen is het met name voor 2010 kijken naar de ervaringen met Trianum. Dit lijkt perspectief te bieden voor meer bedrijven dan de bedrijven die dit op dit moment toepassen. Medio 2009 was het nog te vroeg om dit ac- tief te promoten. Nu lijkt de tijd daar wel rijp voor.

Waterstromen

• Een zwak punt bij de meeste bedrijven is nog de recirculatie van drainwater.

Dit terwijl uit het waterkwaliteitsmodel1 naar voren is gekomen dat recirculatie juist één van de kernpunten kan zijn voor verbetering van de waterkwaliteit.

1 In 2007/2008 is door een overleg groep glastuinbouw gewerkt aan een waterkwaliteits- model. Aan dit overleg namen onder andere deel: Waterschap Rivierenland, de gemeente Zaltbommel, de provincie Gelderland, DLV en enkele chrysantentelers. Tijdens dit overleg

(29)

Redenen waarom nog niet volop gerecirculeerd wordt zijn:

- Financieel gezien zijn de besparingen van recirculatie van drainwater ge- ring ( 0,10 per m2), terwijl de risico’s in de teelt (mindere groei) groot kunnen zijn ( 2 – 4 per m2).

- Enkele van de bedrijven geven aan dat ze best wel willen recirculeren, maar dat problemen met Verticillium/Fusarium en/of (wortelknobbel)aaltjes een belemmering is. Is het veilig om drainwater te recirculeren? Kunnen pro- blemen met deze ziekten c.q. plagen via recirculatie van drainwater worden verspreid? Onderzoek in 2010 moet hierin duidelijkheid geven.

- Enkele van de bedrijven geven ook gewoon simpel aan: “ik ga pas volledig recirculeren op het moment dat dit verplicht is.”

• Richtlijn voor de recirculatie is dat er naar het idee van Rene Corsten als DLV- adviseur altijd  0,05 drainwater moet kunnen worden gerecirculeerd, zonder dat dit groeiverlies geeft. Streven moet zijn om 0,8 EC voorregeling drainwater mee te nemen. Bij bedrijven die nog niet of gedeeltelijk recirculeren is dit naar voren gebracht.

• Qua bemetering werkt bij ‘veel’ bedrijven de literteller voor het drainwater niet meer correct. Deze meter is wel geïnstalleerd, maar in de loop van de tijd meet deze niet meer goed. Reden: de organische vervuiling in het drainwater.

Voor een correcte verslaglegging richting het Waterschap is een goed werken- de literteller essentieel. Door een enkel bedrijf is toegezegd om de literteller aan te passen. Anderen geven aan dat dit weinig zin heeft, “binnen enkele maanden is de meting weer net zo slecht, dus wat is het nut”. Een oplossing hiervoor is het voorkomen van organische verstoppingen van de literteller. Het is echter ook zo dat de huidige kwaliteit van de litertellers onvoldoende is om goed langdurig te functioneren bij drainwater (te veel organische vervuiling, te veel ijzer).

• In een enkel geval was aanpassing van de condenswater opvang nodig. Het condenswater wordt altijd opgevangen, maar wanneer dit in de drainsilo ge- beurt, kan er vervolgens uitspoeling naar het oppervlakte water plaatsvinden op het moment dat de drainsilo overloopt. Een oplossing is dat er voldoende ruimte beschikbaar blijft om het condenswater altijd op te vangen. Een betere oplossing is om het condenswater apart van het drainwater op te vangen.

Watergift en bemesting

• Op bijna alle bedrijven wordt nog op gevoel gegoten. Beter is het om stra- lingsafhankelijk te gieten. 500 Joules per cm2 instraling geeft een verdamping van 1 liter per m2. Door dit als richtlijn te hanteren moet het mogelijk zijn om de uitspoeling te beperken. Hierdoor komen er ook minder bestrijdingsmidde- len in het oppervlakte c.q. grondwater terecht. Daarnaast kan een betere af- stemming van de watergift door een betere grondvochtigheid en daardoor be- tere wortels een betere groei opleveren. Controleer stralingsafhankelijk gieten met een regelmatig gebruik van de grondboor. Op de middellange termijn is mogelijk ook het gebruik van wetsensoren (moderne tensiometers) mogelijk.

Eerste ervaringen hiermee worden in het Westland opgedaan.

• In de loop van 2010 zal bij de bedrijven die de MPS gegevens in combinatie met de bedrijfsregistratie aanleveren nog een mineralenbalans worden opge- steld. Aan de hand van de productie in kg/m2 kan worden uitgerekend of er te veel, precies genoeg, of te weinig stikstof (N) en fosfaat (P) is gegeven. Hier- door is een betere afstemming van de bemesting op de groei mogelijk.

(30)

Onderzoek naar verticilium en aaltjes in drainwater

In 2010 is ook een start gemaakt met het meten van ziektekiemen in het drainwa- ter. Het gaat dan o.a. om sporen van de schimmelziekten Verticillium, Fusarium, Rhizoctonia, Pythium en om vrijlevende wortelaaltjes en wortelknobbelaaltjes. Hier- voor zijn 4 bedrijven vanuit Zuiver Water geselecteerd – 2 bedrijven met proble- men met Verticillium, 1 bedrijf met problemen met Verticillium en wortelknobbe- laaltje en 1 bedrijf dat geen problemen ondervindt. In totaal zal het drainwater van deze 4 bedrijven 6x worden bemonsterd. Inmiddels is elk bedrijf 3x bemonsterd, van de 1e 2 rondes zijn de resultaten bekend. Hieruit blijkt dat in 1x Fusarium (nauw verwant van Verticillium) is gevonden, in de andere gevallen is niets gevon- den.

Doel van dit onderzoek is kijken of recirculatie van drainwater bij grondgebonden problemen zoals Verticillium en/of (wortelknobbel)aaltjes) wel of niet mogelijk is.

3.3.2 Milieubelasting en ervaringen

Binnen het project worden de gebruikscijfers van MPS gebruikt. De gebruikscijfers voor het gehele jaar 2008 zijn voorjaar 2009 ter beschikking gekomen voor de telers. De cijfers van 2009 zijn in voorjaar 2010 ter beschikking gekomen. In de tabellen 3.10 en 3.11 zijn geaggregeerde verbruikscijfers aan gewasbescher-

mingsmiddelen en nutriënten van een aantal telers (10 voor cijfers 2008 en 11 voor cijfers 2009) binnen de zuiver water groep opgenomen.

Tabel 3.10 Het gebruik aan werkzame stof (in kg/ha) van een aantal typen gewas- beschermingsmiddelen in 2008 binnen een groep telers (10 datasets), hoogste en laagste waarde, gemiddeld gebruik en spreiding.

Gemiddeld gebruik st.dev

Hoogste gebruik

Laagste gebruik

Verschil tussen hoogste-laagste kg/ha* kg/ha kg/ha kg/ha

Insecticiden 5 3 13 2 7

Araciden 1 1 4 0,4 9

Bodemfungiciden 26 9 39 12 3

Bladfungiciden 7 5 10 1 28

Groeiregulatoren 24 12 43 4 12

Herbiciden 1 0,4 1 0 79

Overig 2 2 5 0 163

Totaal 66 16 87 48 2

Totaal insecticiden en

fungiciden 40 13 56 23 3

* kg/ha of l/ha (dichtheid middel op 1 kg/l gesteld)

(31)

Gemiddeld gebruik st.dev

Hoogste gebruik

Laagste gebruik

Verschil tussen hoogste-laagste kg/ha kg/ha kg/ha kg/ha

Stikstof 1225 206 1447 786 2

Fosfaat 42 66 161 1 161

Gemiddelde waarde kg/ha

st.dev kg/ha

Hoogste waarde kg/ha

Laagste Waarde kg/ha

Verschil tussen hoogste-laagste waarde

Stikstof 1055 354 1912 460 4,2

Fosfaat 75 90 276 0

Tabel 3.11. Het gebruik aan werkzame stof (in kg/ha) van een aantal typen gewas- beschermingsmiddelen in 2009 binnen de groep telers (11 datasets), hoogste en laagste waarde, gemiddeld gebruik en spreiding.

Tabel 3.12 Het gebruik aan stikstof en fosfaat (in kg/ha) in 2008 binnen een groep telers (10 datasets), hoogste en laagste waarde, gemiddeld gebruik en spreiding.

Tabel 3.13 Het gebruik aan stikstof en fosfaat (in kg/ha) in 2009 binnen een groep telers (10 datasets), hoogste en laagste waarde, gemiddeld gebruik en spreiding.

Gewasbeschermingsmiddelen 2008

Uit de gebruikscijfers 2008 blijkt dat voor alle onderscheiden categorieën de sprei- ding rond het gemiddelde aanzienlijk is. De kleinste factor tussen het hoogste en laagste verbruik per eenheid oppervlak is al bijna 2. Voor subcategorieën als ge- bruik aan insecticiden zijn deze factoren zelfs aanzienlijk groter. Gezien het kleine geografische gebied waarin de bedrijven zich bevinden, kan de invloed van weers- omstandigheden waarschijnlijk geen grote rol spelen. Ook factoren als bedrijfs- grootte, type grond, cultivar en verschil in technische installaties hebben een in- vloed op verbruik maar kunnen waarschijnlijk ook de grote bandbreedte aan verbruik niet geheel verklaren. Een aanvullende verklaring is de invloed van de

Gemiddeld gebruik kg/ha*

st.dev kg/ha

Hoogste waarde kg/ha

Laagste Waarde kg/ha

Verschil tussen hoogste-laagste waarde

Insecticiden 6,5 3,6 13,8 2,8 4,9

Acaraciden 1,5 1,3 4,3 0,1 69,3

Bodemfungiciden 18,9 3 , 0 23,7 14,6 1 , 6

Bladfungiciden 7 , 0 4 , 9 12,9 0

Groeiregulatoren 21,5 12,0 37,7 4,0 9,4

Herbiciden 0,7 0,7 1,9 0

Overig 0,3 0,5 1,5 0

totaal in kg per ha** 56 9,5 75,8 43,6 1,7

* Kg/ha of l/ha (dichtheid middel op 1 kg/l verondersteld).

** (gegevens biologische bestrijders zijn hier nog niet in meegenomen)

(32)

ondernemer en gewasbeschermingshandel op het gebruik. De verschillen worden in de studiegroep in 2009 gebruikt ter vergelijking en verbetering.

Gewasbeschermingsmiddelen 2009

Bij de cijfers van 2009 is de eerste signalering dat het gebruik van biologische be- strijders bij verschillende bedrijven ontbreekt. Een aantal heeft in 2009 geen biolo- gie gebruikt en een deel heeft het gebruik niet opgegeven binnen de MPS registra- tie. De kosten van gewasbescherming variëren van  1,05 tot  2,05 per m2 per jaar. Er is een aantal middelen die relatief veel kosten: Vertimec, Actara, Neem- azal, Cantack,/Milbeknock. Aaterra/Rizolex, Alar/Dazide. Een teler die biologie ge- bruikt, geeft aan op ongeveer 0,6 /m2 per jaar aan kosten te zitten. In 2008 is door trips-druk bij een bedrijf de biologie gestopt is en is men volledig chemisch gaan bestrijden. De totale hoeveelheid gebruikte werkzame stof varieerde in 2009 van 44 kg tot 75 kg per ha. Stoffen met een hoog kg gebruik zijn Mesurol (35,6%

van totale hoeveelheid werkzame stof binnen de subgroep insecticiden/acariciden) Aaterra (40,8% binnen subgroep fungiciden) Rizolex (23,8% binnen subgroep fun- giciden) , Daconil 27% binnen subgroep fungiciden en Alar/Dazide (99,6% binnen subgroep groeiregulatoren). Andere stoffen met een hoog verbruik binnen hun sub- groep zijn Actara (11,4%), Admire 9,11% en Cantac 10,2% Als het totaal aan werkzame stof van de subgroepen insecticiden/acariciden en fungiciden worden opgeteld, zijn de grootverbruikers Daconil (werkzame stof Chloorthalonil) met 31,6

% van het totaal, Rizolex (tolclofos-methyl) met 20,9%, Aaterra (etridiazool) met 18,4% en mesurol ( (methiocarb) met 8,7%.

Verschillen 2008-2009

Wat opvalt is dat het gemiddeld gebruik aan totale actieve stof in 2009 met 15% is gedaald t.o.v. 2008. Het hoogste gebruik is met 13% gedaald en het laagste ge- bruik met 9%. De spreiding is ook minder. Overigens is zonder kennis van factoren als klimatologische omstandigheden, ziekte- en plaagdruk etc het trekken van har- de conclusies niet zinvol. Bovendien betreft het een meetreeks van 2 jaar, een te korte periode voor het concluderen van trends.

De “winst” lijkt met name in te zetten in het verbruik van bodemfungiciden. Deze is qua gemiddelde en hoogste verbruik aanzienlijk gedaald. Ook het gebruik aan groeiregulatoren is gedaald maar de milieubelasting van deze stoffen is over het algemeen lager dan de fungiciden en insecticiden/acariciden.

Meststoffen 2009

Bij de meststoffen valt in 2009 op dat de kosten variëren van  0,30 tot  1,15 per m2 per jaar. Er zit dus een grote bandbreedte in. Grote kostenposten hier zijn Ka- li(salpeter), IJzer en andere (spoor)elementen. Het gebruik aan stikstof varieert van 460 kg tot 1911 kg/ha met een gemiddeld gebruik van 1055 kg. De gemiddel- de behoefte van het gewas is 900 kg/ha.jaar. Bij de lage gift kan sprake zijn van incorrecte cijfers of is er sprake van een grote bodemstikstofvoorraad of zijn andere N-leverende stoffen (compost) gebruikt. Bij fosfaat loopt de bandbreedte in gebruik uiteen van 0 tot 275 kg/ha.jaar en een gemiddeld gebruik van 75 kg ha.jaar. De behoefte is gemiddeld zo’n 100 kg per ha per jaar. Bij fosfaat kan er echter wel sprake zijn van een aanwezige bodemvoorraad.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het netwerk heeft onder andere het actieplan ‘Monitoring hormoonverstoorders, geneesmiddelen en overige nieuwe stoffen’ opgesteld.. Hierin wordt een overzicht gegeven van

Op welke wijze heeft Pearls in Policing de afgelopen zeven jaar gestalte gekregen, op welke wijze zijn de middelen ingezet, welke prestaties zijn geleverd, hoe wordt het

The findings of this study indicate that South African Generation Y students have statistically significant positive attitudes toward alcohol consumption as well

The risk factor analysis indicated that financial, government effectiveness, foreign trade and payments, infrastructure, labour market, legal and regulatory and tax policy

 dŽĞŬŽŵƐƚƐĐĞŶĂƌŝŽ͛ƐƉĂƚŝģŶƚĞƌǀĂƌŝŶŐĞŶ͕ĚĞĐĞŵďĞƌϮϬϭϳͲsĞƌƐůĂŐ ϲ  ŝƐĐƵƐƐŝĞ

In mijn vorige brief (Kamerstuk 33 576 nr. 3) heb ik u een drietal randvoorwaarden voor een succesvolle introductie van het nieuwe stelsel genoemd, te weten goedkeuring van de

In het kader van het onderzoek naar het voorkomen van Chlamydia psittaci bij wilde vogels zijn in 2013 117 vogels onderzocht, waarvan er 2 positief zijn bevonden op de

In deze nota werden de resultaten van het voortgezette onderzoek naar de water- en mineralenhuishouding op een glastuinbouwbedrijf be- sproken. De resultaten van het onderzoek en