• No results found

Op basis van de in 2007 uitgevoerde evaluatie is voor 2008 en verder een aantal parels voor de glastuinbouw gedefinieerd.

Tabel 3.9 Parels voor de glastuinbouw en de uitvoering in 2009.

Effect op

zuiver water Praktische

toepasbaarheid Baten Demonstratie

in 2009 Toegepast bij deelnemers

Optimalisatie bemesting + + +

Optimalisatie watergift + 0 0

Hergebruik drainwater + 0 0

l.t. betekent niet uitgevoerd

lange termijn uitgevoerd

Binnen de reguliere bedrijfsvoering en advisering o.a vanuit DLV wordt de toepas-sing van biologische middelen waar mogelijk sterk gepropageerd. De vraagstukken bemesting en watergift komen tijdens de bijeenkomsten aan de orde. Het blijkt dat het beeld tussen telers een behoorlijke bandbreedte vertoont. Zo kan het gebruik aan nutriënten wel een factor 2 schelen tussen telers. Bij één van de telers heeft de aanschaf van een bepaalde spuitboom geleid tot een halvering van het gewasbe-schermingsmiddelengebruik. Recirculatie van drainagewater blijkt een groot aan-dachtspunt te zijn. Een deelnemer recirculeert nu helemaal niets vanwege het grote risico op Verticilium. Het komt echter voor dat er nooit gerecirculeerd wordt en dat er toch veel Verticilium aanwezig is. Ook het omgekeerde komt overigens voor, veel recirculatie en geen problemen met Verticilium.

Bij één van de deelnemers is een proef met een lysimeter aangelegd (ingegraven opvangbak in de grond voor water). Hiermee kan informatie worden verkregen over de waterhuishouding/stromen en nutriëntenstromen/emissies. De eerste resultaten hiervan komen op dit moment los, maar zijn nog vertrouwelijk. Het betreft dan met name onderzoek dat kijkt naar welke bestrijdingsmiddelen in het drainwater terecht komen. In de loop van 2010 komen deze resultaten vanuit Telen met Toekomst beschikbaar.

Trianum

Bij een teler is de trianumproef van 2008/2009 voortgezet. In de proefopzet 2008/2009 is Trianum na het stomen in een proefvak in het zaaibed gebracht via een granulaatstrooier in een dosering van 5 kg per 1000 m2. Bij deze dosering is de dosering van AAterra gehalveerd (van 0,5 liter per 1000 m2 naar 0,25 liter).

Van beide behandelingen zijn steeds 50 takken gewogen. Deze takken zijn voor bij de machine voor het inhoezen van de oogstband gehaald. Gewichtmetingen is de makkelijkste en voor chrysant meest efficiënte manier om te meten of een behan-deling wel of niet effectief is.

Uit de resultaten van de periode juni 2008 t/m juni 2009 werd duidelijk dat:

• De Trianum schimmel zich aan de wortels van chrysant hecht. De schimmel werd teruggevonden op de wortel van de chrysanten in het betreffende vak.

De hechting van de schimmel aan de wortels van chrysant is goed.

• De Trianum behandeling in de 1e van 3 teelten van de proef gelijkwaardig was, soms zelfs net iets beter dan de standaard behandelingen.

• De Trianum behandeling in de 4e en 5e teelt minder leek te zijn dan de stan-daardbehandeling.

Een voorlopige conclusie op basis van deze resultaten was: een behandeling met 5 gram Trianum +  cc Aaterra per m2 lijkt voor de 1e 3 teelten na het stomen zeker een net zo goed teeltresultaat te geven als een standaardbehandeling met  cc Aaterra per m2.

In de discussie die hieruit volgde, werd duidelijk dat chrysantentelers toch nog hui-verig bleven om het middel Trianum toe te gaan passen. Uitsluiten van financiële oogstrisico’s, plus dat dit type middel zich altijd extra moet bewijzen, waren hierin belangrijke punten. Om deze reden is in het voorjaar van 2009 besloten om de proef voor 2009/2010 ruimer en gerichter op te zetten op 2 bedrijven. Het betreft hier 2 rassen: het ras Euro en het ras Reagen Dark Splendid.

Eerst indruk Trianumproef 2009/2010

In het teeltjaar 2009/2010 is voor de volgende proefopzet gekozen:

Bedrijf 1

De proefopzet (behandeling trianum en controle) vindt plaats binnen 1 vak en 6 bedden.

De helft van het vak wordt behandeld met 5 gr Trianum per m2 en  cc Aaterra per m2. De andere helft wordt behandeld met een standaard toepassing van 0,5 cc Aaterra per m2. In 1 bed per behandeling wordt in 4 proefvelden verspreid in de bedden 25 takken gemeten. Het gaat dus om 100 takken die per behandeling be-oordeeld worden. In tegenstelling tot het 1e jaar vinden de metingen direct in het veld plaat, zodat ook eventueel 2e trek in de metingen wordt meegenomen.

Bedrijf 2

In bedrijf 2 is de proefopzet identiek. Het verschil is echter dat bij dit bedrijf de helft van het vak behandeld wordt met 5 gram Trianum per m2 en de andere helft met Trianum (5 gr per m2) en Aaterra ( cc per m2).

De resultaten tot nu toe lijken er op te wijzen dat op bedrijf 1 de takken behandeld met Trianum en Aaterra zwaarder zijn dan de takken behandeld met alleen Aaterra en op bedrijf 2 dat de takken behandeld met Trianum en Aaterra zwaarder zijn dan de takken behandeld met enkel Trianum. De voorzichtige conclusie kan getrokken worden dat een combinatie van beide behandelingen de voorkeur lijkt te hebben boven een behandeling met een van beide middelen. In beide gevallen heeft de toevoeging van Aaterra of Trianum een positief effect op het gewicht. Belangrijk aspect is dan wel dan de prijs voor Trianum concurrerend is t.o.v. de prijs voor Aaterra.

Trianum heeft ook positieve effecten op andere ziektes. Het kent een preventieve werking door het vormen van een ‘rootshield’ waarbij ziektes geweerd kunnen wor-den. Het toepassen bij de opkweek zou daarom een goede optie zijn. Vrijlevende Trianum is niet mogelijk. Mogelijke andere manieren in de keten is het gebruik bij de opkweekbedrijven (veredelaars/vermeerderaars). Indien bij beworteling toege-past is er wellicht ook een positief effect op Verticilium en Fusarium. (“ snellere”

chrysantenrassen zijn wat gevoeliger voor Fusarium). Er worden bij verede-laars/vermeerderaars proeven bij de beworteling gedaan.

Individuele checklist voor bedrijfsadvisering

Op basis van elementen van bedrijfsmilieuzorg is gestart met de opzet van een individuele bedrijfschecklist. Dit is een instrument waarbij o.b.v. specifieke bedrijfs-gegevens er inzicht kan worden verkregen in het gebruik van water, gewasbe-schermingsmiddelen, meststoffen en inzicht in mogelijke verbeteringen (maatrege-len). Uitgangspunten daarbij zijn dat het werkbaar voor teler en adviseur moet zijn, gebruik moet maken van en integreerbaar moet zijn in bestaande registratiesyste-men en bewustwording en handelen in zowel in investeringen als

‘good-housekeeping moet bevorderen.

Individuele bedrijfsbezoeken

De checklist is gebruikt i.r.t. individuele bedrijfsbezoeken die zijn afgelegd.

Uit deze bedrijfsbezoeken kwamen de volgende zaken naar voren:

Bedrijfsregistraties

Alle bedrijven hebben hun (MPS) registratie van zowel gewasbescherming, bemes-ting als waterstromen goed in orde. Het advies wordt ook gegeven hier blijvend aandacht aan te schenken.

Gewasbescherming

Ten aanzien van gewasbescherming zijn de volgende adviezen uitgebracht:

• Probeer het gebruik van Admire te beperken. Dit naar aanleiding van de resul-taten van de metingen van de waterkwaliteit (zie paragraaf 3.3). Admire komt bij deze metingen altijd boven de MTR uit. Reden om de uitspoeling/emissie van dit middel te beperken. Dit advies is naar alle bezochte bedrijven uitge-bracht.

• Daarnaast zijn alternatieven voor Admire naar voren gebracht. Chemisch zijn dit: Actara, Calypso, Gazelle of Tepeki. Niet chemische alternatieven zijn Bota-nigard, Nemasys/Entonem of Neemazal.

• Zo’n 33% van de kwekers gebruikt nog geen biologie. De anderen gebruiken de roofmijt Phytoseiulus voor de spint. Met degene die nog geen biologie ge-bruiken, is doorgesproken of dit eventueel een optie is voor de voorjaarsperio-de van 2010. Dit is het moment dat behalve spint er nog geen anvoorjaarsperio-dere proble-men op het gebied van gewasbescherming spelen in de teelt.

• Geen van de kwekers voert een ingangscontrole van het plantmateriaal uit.

Terwijl de druk vanuit het plantmateriaal de afgelopen jaren wel is toegeno-men. Een goede ingangscontrole van het plantmateriaal kan dus veel proble-men voorkoproble-men, en er voor zorgen dat er tijdig wordt ingegrepen.

• Spuittechniek. Tijdens één van de bijeenkomsten is laten zien dat spuiten met luchtondersteuning mogelijk een goede oplossing is om het middelen verbruik te reduceren. Struikelblok voor veel kwekers is op dit moment nog het investe-ringsbedrag van  35.000,-. Hierdoor is de houding: eerst zien, dan geloven.

De MPS registraties van de bedrijven die met een spuitboom met luchtonder-steuning werken, moet dit dus duidelijk gaan maken. Dit effect zal in de cijfers 2009 al zichtbaar moeten zijn.

• Voor bedrijven die dit interessant vinden, is het mogelijk om de verdeling van middel door middel van fluorescerend spuitpoeder te controleren. Bij één be-drijf is dit gebeurd. Het kan inzicht geven over de verdeling van het middel in het gewas met de techniek die op het bedrijf aanwezig is. In dat opzicht kan het verhelderend zijn.

• Qua grondmiddelen is het met name voor 2010 kijken naar de ervaringen met Trianum. Dit lijkt perspectief te bieden voor meer bedrijven dan de bedrijven die dit op dit moment toepassen. Medio 2009 was het nog te vroeg om dit ac-tief te promoten. Nu lijkt de tijd daar wel rijp voor.

Waterstromen

• Een zwak punt bij de meeste bedrijven is nog de recirculatie van drainwater.

Dit terwijl uit het waterkwaliteitsmodel1 naar voren is gekomen dat recirculatie juist één van de kernpunten kan zijn voor verbetering van de waterkwaliteit.

1 In 2007/2008 is door een overleg groep glastuinbouw gewerkt aan een waterkwaliteits-model. Aan dit overleg namen onder andere deel: Waterschap Rivierenland, de gemeente Zaltbommel, de provincie Gelderland, DLV en enkele chrysantentelers. Tijdens dit overleg

Redenen waarom nog niet volop gerecirculeerd wordt zijn:

- Financieel gezien zijn de besparingen van recirculatie van drainwater ge-ring ( 0,10 per m2), terwijl de risico’s in de teelt (mindere groei) groot kunnen zijn ( 2 – 4 per m2).

- Enkele van de bedrijven geven aan dat ze best wel willen recirculeren, maar dat problemen met Verticillium/Fusarium en/of (wortelknobbel)aaltjes een belemmering is. Is het veilig om drainwater te recirculeren? Kunnen pro-blemen met deze ziekten c.q. plagen via recirculatie van drainwater worden verspreid? Onderzoek in 2010 moet hierin duidelijkheid geven.

- Enkele van de bedrijven geven ook gewoon simpel aan: “ik ga pas volledig recirculeren op het moment dat dit verplicht is.”

• Richtlijn voor de recirculatie is dat er naar het idee van Rene Corsten als DLV-adviseur altijd  0,05 drainwater moet kunnen worden gerecirculeerd, zonder dat dit groeiverlies geeft. Streven moet zijn om 0,8 EC voorregeling drainwater mee te nemen. Bij bedrijven die nog niet of gedeeltelijk recirculeren is dit naar voren gebracht.

• Qua bemetering werkt bij ‘veel’ bedrijven de literteller voor het drainwater niet meer correct. Deze meter is wel geïnstalleerd, maar in de loop van de tijd meet deze niet meer goed. Reden: de organische vervuiling in het drainwater.

Voor een correcte verslaglegging richting het Waterschap is een goed werken-de literteller essentieel. Door een enkel bedrijf is toegezegd om werken-de literteller aan te passen. Anderen geven aan dat dit weinig zin heeft, “binnen enkele maanden is de meting weer net zo slecht, dus wat is het nut”. Een oplossing hiervoor is het voorkomen van organische verstoppingen van de literteller. Het is echter ook zo dat de huidige kwaliteit van de litertellers onvoldoende is om goed langdurig te functioneren bij drainwater (te veel organische vervuiling, te veel ijzer).

• In een enkel geval was aanpassing van de condenswater opvang nodig. Het condenswater wordt altijd opgevangen, maar wanneer dit in de drainsilo ge-beurt, kan er vervolgens uitspoeling naar het oppervlakte water plaatsvinden op het moment dat de drainsilo overloopt. Een oplossing is dat er voldoende ruimte beschikbaar blijft om het condenswater altijd op te vangen. Een betere oplossing is om het condenswater apart van het drainwater op te vangen.

Watergift en bemesting

• Op bijna alle bedrijven wordt nog op gevoel gegoten. Beter is het om stra-lingsafhankelijk te gieten. 500 Joules per cm2 instraling geeft een verdamping van 1 liter per m2. Door dit als richtlijn te hanteren moet het mogelijk zijn om de uitspoeling te beperken. Hierdoor komen er ook minder bestrijdingsmidde-len in het oppervlakte c.q. grondwater terecht. Daarnaast kan een betere af-stemming van de watergift door een betere grondvochtigheid en daardoor be-tere wortels een bebe-tere groei opleveren. Controleer stralingsafhankelijk gieten met een regelmatig gebruik van de grondboor. Op de middellange termijn is mogelijk ook het gebruik van wetsensoren (moderne tensiometers) mogelijk.

Eerste ervaringen hiermee worden in het Westland opgedaan.

• In de loop van 2010 zal bij de bedrijven die de MPS gegevens in combinatie met de bedrijfsregistratie aanleveren nog een mineralenbalans worden opge-steld. Aan de hand van de productie in kg/m2 kan worden uitgerekend of er te veel, precies genoeg, of te weinig stikstof (N) en fosfaat (P) is gegeven. Hier-door is een betere afstemming van de bemesting op de groei mogelijk.

Onderzoek naar verticilium en aaltjes in drainwater

In 2010 is ook een start gemaakt met het meten van ziektekiemen in het drainwa-ter. Het gaat dan o.a. om sporen van de schimmelziekten Verticillium, Fusarium, Rhizoctonia, Pythium en om vrijlevende wortelaaltjes en wortelknobbelaaltjes. Hier-voor zijn 4 bedrijven vanuit Zuiver Water geselecteerd – 2 bedrijven met proble-men met Verticillium, 1 bedrijf met probleproble-men met Verticillium en wortelknobbe-laaltje en 1 bedrijf dat geen problemen ondervindt. In totaal zal het drainwater van deze 4 bedrijven 6x worden bemonsterd. Inmiddels is elk bedrijf 3x bemonsterd, van de 1e 2 rondes zijn de resultaten bekend. Hieruit blijkt dat in 1x Fusarium (nauw verwant van Verticillium) is gevonden, in de andere gevallen is niets gevon-den.

Doel van dit onderzoek is kijken of recirculatie van drainwater bij grondgebonden problemen zoals Verticillium en/of (wortelknobbel)aaltjes) wel of niet mogelijk is.