• No results found

HOOFDSTUK 4 VOORBEREIDENDE WERKEN EN GRONDWERKEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HOOFDSTUK 4 VOORBEREIDENDE WERKEN EN GRONDWERKEN"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HOOFDSTUK 4 – VOORBEREIDENDE WERKEN EN GRONDWERKEN

1 VOORBEREIDENDE WERKEN

1.1 Beschrijving

Alle voorbereidende werken waarvoor in de (samenvattende) opmetingsstaat geen specifieke post is voorzien, worden geacht begrepen te zijn in de opgegeven prijzen voor alle overige in de opmetingsstaat vermelde posten.

Tot de voorbereidende werken behoort eveneens:

- het uitzetten van de assen en referentiepeilen;

- het afbakenen van de werkzone op private percelen met houten palen.

1.1.1 Verwijderen van houtachtige gewassen 1.1.1.A Algemeen

In het rooien van alle beplantingen is steeds inbegrepen: het afvoeren van het hout en afval buiten het terrein, het in de ontstane putten spreiden en verdichten van aanvullingsmateriaal, evenals de levering van het aanvullings- materiaal indien het niet beschikbaar is op de bouwplaats.

1.1.1.B Beschrijving

Omschrijving boom: een boom is elk houtachtig gewas waarvan, ongeacht zijn soort, op 1,3 m hoogte boven het maaiveld de stamomtrek minimum 50 cm bedraagt.

1.1.2 Op- en afbraakwerken, al of niet voor hergebruik

De aannemer moet alle bestratingen, bevloeringen en bekledingen met hun eventuele funderingen van de private opritten, toegangen en zo meer, welke zich op het tracé der werken bevinden omzichtig opbreken en de

uitkomende materialen zuiveren

A. Op- en afbraakmaterialen die dienen opgeslagen op de opslagplaats van de aanbestedende overheid.

De materialen te vervoeren naar depot Stad Gent.

De materialen mogen geen afval bevatten. De materialen moeten goed uitgeschud worden zodanig dat ze geen vreemde materialen (zand, zandcement, schraal beton, beton, KWS, steenslag, puin, grond, mortel,…) bevatten of dat er geen vreemde materialen aan kleven.

Indien aan bovenstaande niet voldaan wordt, zal de aannemer, nadat hij de nodige bewerkingen erop heeft uitgevoerd, ze opnieuw moeten aanbieden

Belangrijke noot:

- De bijzondere aandacht van de aannemer zal uitgaan naar de verkeersborden, verkeerspalen en anti- parkeerpalen. Deze dienen zo vlug als mogelijk opgebroken te worden en binnen gevoerd te worden. Iedere paal of bord dat door het toedoen van de aannemer beschadigd wordt (tijdens opbraak, transport of lossen) of verdwijnt, zal als nieuw moeten aangeleverd worden.

De palen en verkeersborden zijn ontdaan van hun betonnen sokkel.

richtlijn:

- verkeersborden en anti-parkeerpalen: indien niet te hergebruiken en nog in goede staat, zijn ze binnen te voeren.

Aan de hand van het definitieve signalisatieplan moet nagezien worden of verkeersborden niet kunnen hergebruikt worden en nog in goede staat zijn..

B. Op- en afbraakmaterialen, te hergebruiken in de aanneming.

De op- en afbraakmaterialen, te hergebruiken in de aanneming zijn: verkeersborden

De te hergebruiken materialen moeten ordelijk gestapeld / bewaard worden op een plaats te zoeken door de aannemer. Er mag geen schade berokkend worden aan de te herbruiken materialen. Is dit wel het geval, dan levert de aannemer op zijn kosten nieuwe materialen.

(2)

Richtlijn: aan de hand van het definitieve signalisatieplan: nazien of verkeersborden niet kunnen hergebruikt worden en nog in goede staat zijn..

C. De op- en afbraakmaterialen die niet dienen opgeslagen op de opslagplaatsen van de aanbestedende overheid of die niet dienen hergebruikt in de aanneming worden eigendom van de aannemer en dienen door en op kosten van de aannemer, inclusief de stortkosten/milieuheffingen, afgevoerd te worden.

De afvalstoffen worden voor rekening van de aannemer afgevoerd en verplichtend gestort op door het Vlaamse Gewest vergunde stortplaatsen.

Vooraleer de werken worden begonnen dient de aannemer aan het Bestuur de ligging van de vergunde stortplaatsen mede te delen.

Tevens zal de aannemer de nodige stukken voorbrengen waaruit blijkt dat de afvalstoffen werkelijk naar deze vergunde stortplaatsen werden afgevoerd.

In de ontstane putten wordt aanvullingsmateriaal volgens 3-5.1.2. gespreid en verdicht. Evenals inbegrepen is de levering van het aanvullingsmateriaal indien het niet beschikbaar is op de bouwplaats.

Aangevuld met:

Bodemsaneringsdecreet en haar uitvoeringsbesluit (VLAREA – VLAREBO hoofdstuk XIII voor post opbraak).

Bij de aanleg (destijds) van de op te breken of uit te graven materialen werden bouwstoffen aangewend en ook ten gevolge van het gebruik als bijvoorbeeld wegverharding zijn de materialen aangerijkt. Daarom bevindt zich in de op te breken of uit te graven materialen een hogere aanrijking dan in de onderliggende en/of omliggende uit te graven bodem in het kader van de aanleg van de nieuwe rioleringsinfrastructuur. Tevens kan aanrijking optreden door de (onzorgvuldige) uitvoering van de aannemer.

Voor de materialen die aangewend worden in het kader van het VLAREBO zorgt de aannemer voor een

selectieve uitgraving, stapeling (op een daarvoor geschikte werfgebonden locatie) en bemonstering. Ongeacht de al dan niet vermelding in het technisch verslag dat door de bouwheer werd ter beschikking gesteld en de

eventuele code die hieraan gegeven werd staat de aannemer zelf in voor de opmaak van een (addendum op het) technisch verslag, conformverklaring ervan en de aflevering van bodembeheerrapporten. De hieraan verbonden kosten zijn opgenomen in de posten voor opbraak.

1.1.2.3 Opbreken van verhardingen

De totale dikte van de uit te breken verhardingen, inclusief funderingen wordt geschat op:

- Voor bestratingen wordt een totale dikte met fundering en onderfundering van 30 cm aangenomen voor niet berrijdbare zones (bvb. voetpaden) en 60 cm voor berijdbare zones.

- Voor groenzones wordt een totale dikte van 30cm aangenomen.

- Voor andere types verhardingen:

o Grind 10cm o Betontegels: 25cm.

o Betondallen: 30cm o Asfalt: 60cm

Indien de totale dikte van de bestaande verharding, fundering en onderfundering kleiner is dan voormelde aangenomen waarde, dan is het verschil inbegrepen in deze post en zal dit niet beschouwd worden als grondwerk.

Indien de totale dikte in werkelijkheid groter is dan voormelde aangenomen waarden en dient verwijderd, dan wordt deze overdikte, voor zover ze bestaat uit met cement of puzzolaan gebonden funderingen of

onderfunderingen, voorzien onder een afzonderlijke post. Overdikten uit ongebonden funderingen of onderfunderingen maken deel uit van het grondwerk.

1.1.2.7 Op- en afbreken van massieven, constructies, kleine kunstwerken en afsluitingen De eenheidsprijs voor deze op- en afbraakwerken omvat eveneens:

- alle kosten te wijten aan het lager rendement of stilstand;

- alle gebeurlijke kosten voor extra prestaties zoals zagen, branden, pikeren e.d.;

- de kosten voor het afvoeren van alle puin;

- de kosten voor bijkomende grondwerken, beschoeiing, bestempeling en grondwaterverlaging;

- de kosten voor aanvulling van de ontstane overdiepte en/of overbreedte.

Het opbreken en afbreken van ondergrondse massieven dat in rekening mag worden gebracht, moet groter zijn dan 0,5 m³. Voor kleinere massieven kan de aannemer ze slechts vergoed krijgen, indien ze een gedeeltelijke afbraak zijn van een massief dat op zijn eigen groter is dan 0,5 m³.

(3)

De bestaande massieven, constructies, kleine kunstwerken en afsluitingen dienen omzichtig op- of afgebroken te worden. Er dient rekening gehouden te worden met de werkwijze beschreven onder 2.1.2.2.

Het gebeurlijk opbreken van kleine kunstwerken op leidingen met een binnendiameter kleiner dan 300 mm m.i.v.

bijhorende inspectieputten, allerhande aansluitingen, e.d. is, tenzij andersluidende bepalingen in de meetstaat, begrepen in de betreffende post van het grondwerk. Het opbreken van kleine kunstwerken omvat eveneens de bepalingen van 4-1.1.2.4.

Verder aan te vullen als volgt:

- in principe worden alle oude kleine kunstwerken, gelegen binnen de begrenzing van de werken en die niet meer in dienst zijn of overtollig geworden zijn, opgebroken, tenzij op de plannen uitdrukkelijk vermeld staat om ze te behouden. Indien ze niet zijn opgenomen in een afzonderlijke post van de meetstaat of niet op het plan voorkomen, is de opbraak een last van de opdracht;

- Het opbreken van de eventuele fundering.

1.1.2.12 Meetmethode voor hoeveelheden van 1.1.2

In de eenheidsprijs voor op- en afbraakwerken is inbegrepen (bijkomend op alle beschrijvingen die onder 1.1.2 vallen) :

- alle kosten te wijten aan het lager rendement of stilstand;

- alle gebeurlijke kosten voor extra prestaties zoals zagen, branden, pikeren e.d.;

- de kosten voor het afvoeren van alle puin;

- de kosten voor bijkomende grondwerken, beschoeiing, bestempeling en grondwaterverlaging;

- de kosten voor aanvulling van de ontstane overdiepte en/of overbreedte In de eenheidsprijs voor het opbreken of opvullen van buizen is inbegrepen:

- het afvoeren en storten of verwerken van de reinigingsspecie tot een vullingsgraad van 20% (volume %) - het desgevallend aanvullen en verdichten van de vrijgekomen sleuf met zand 6.2.2 of een toegelaten

alternatief;

- de eventuele grond- en waterkering.

De kosten voor het afvoeren, het storten en/of het verwerken zullen pas betaald worden wanneer de aannemer de documenten voorlegt waaruit blijkt dat de afvalstoffen werkelijk naar deze erkende verwerkers werden afgevoerd.

1.1.2.8 Afbreken van gebouwen Het afbreken van gebouwen omvat ook:

- het zich in verbinding stellen met de concessiehoudende en/of nutsmaatschappijen (water, gas, elektriciteit, radio en TV-distributie, telefoon, …) om ze op de hoogte te brengen van de afbraak en hen toe te laten te gepasten tijde de leidingen door en tegen de gevels van de gebouwen te verwijderen. In afwachting dienen de nodige maatregelen genomen om beschadiging van de kabels en leidingen door de werken te voorkomen;

- het opruimen van de inhoud van de gebouwen (ontruimen gebouw);

- het leegmaken van putten, kelders en vergaarbakken;

- het selectief uitbreken en verwijderen van asbesthoudende materialen volgens 1.1.2.11 of conform het sloopopvolgingsplan;

- het selectief uitbreken en verwijderen van gevaarlijk afval en metaal;

- de ontmanteling van het gebouw: verwijdering van alle losse of in hun geheel verwijderbare elementen zoals los of demonteerbaar meubilair, verplaatsbare machines, handtoestellen, nog aanwezige voorraden, ...;

- structurele sloop: verwijdering van alle vaste toestellen en apart demonteerbare delen van gebouwen zoals verwarmings- en koeltoestellen, radiatoren, vaste apparaten en machines inclusief liften, valse plafonds, verlichtingsarmaturen, rookmelders, wand- en vloerbekleding, ... bij een selectieve sloop verwijdert de sloper bovendien eerst binnen- en buitenschrijnwerk (met inbegrip van de glaspartijen), hout- en dakwerk, leidingen en niet dragende, niet-inerte structuren (zoals binnenmuren van gips of karton), alvorens over te gaan tot de structurele sloop;

- het opbreken van de eventuele funderingen op volledige diepte; indien kelders niet volledig worden afgebroken, wordt dit gespecificeerd in de opdrachtdocumenten;

- het opbreken van koerverhardingen en bijhorende funderingen;

- het uitbreken van brandstoftanks; - het herstellen van alle beschadigingen, in de te behouden gemene muren;

- het uitbreken van o.a. putten, kelders, muurtjes en afsluitingen;

- het aanvullen en verdichten van de sleuven van de funderingen en van de ruimten van putten en kelders met een grondsoort volgens 3-5. Deze aanvulling gebeurt tot op de huidige maaiveldhoogte.

Met gebouw wordt bedoeld alle bouwwerken op één perceel (1 perceel = 1 stuk).

(4)

Op de plaatsen waar een uitgraving nodig is om de voorgeschreven profielen te verwezenlijken, volstaat een aanvulling tot aan het peil van het toekomstig baanbed of de afdekking.

Indien de gemene muren verder dienen afgewerkt, dan wordt deze afwerking omschreven in de opdrachtdocumenten.

1.1.3 Werken voor de bescherming van de beplanting (*: ook toekomstige)

1.1.3.1 Tijdelijke omheining 1.1.3.1.A BESCHRIJVING

De beschrijving wordt aangevuld met:

De zone van de nog te realiseren groeiplaats dient beschermt te worden, van bij de aanvang van de werken tegen onnodige verdichting van de grond door de tijdelijk omheining.

1.1.3.6 Voorzien van rijplaten ter bescherming van grond in de plantvakken tegen grondverdichting.

1.1.3.6.C UITVOERING

Instandhouding gebeurt tot het einde van de werken.

2 DROOG GRONDVERZET

Tijdens transport op openbare wegen moet de aannemer de gemorste grond dagelijks opruimen. Indien gemorste grond gevaar kan opleveren voor het verkeer moet dit direct worden opgeruimd.

2.1. Beschrijving

Het droog grondverzet omvat:

- de afgraving;

- de uitgraving;

- de ophoging;

- de afdekking;

- de werken en de leveringen die afhangen van, of samenhangen met bovengenoemde werken, zoals:

o het drooghouden;

o het ruimen van te dempen sloten en vijvers;

o het geschikt maken van bodem, voortkomend van uitgraving van deze aanneming, indien deze o wordt gebruikt als ophogingsmateriaal ter vervanging van aan te voeren ophogingsmateriaal;

o de ongeschonden bewaring, verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen die niet door o toedoen van de aanbestedende overheid dienen verplaatst.

In het algemeen grondverzet is eveneens inbegrepen:

- Verwijdering, vervoer en wegbrengen van materialen;

- Leveren, vervoer en aanbrengen van materialen.

Afvoer en verwerking van gronden is overeenkomstig 4-13.

In huidig bestek is voorzien om alle af- en uitgegraven grond af te voeren, en indien nodig te verwerken. Er wordt geen rekening gehouden met herbuik van grond. Het staat de aannemer vrij om, indien mogelijk, de af- en uitgegraven grond te herbruiken indien het technisch verslag dit toelaat en de mechanische eigenschappen van de grond voldoen. In ieder geval dient de herbruikte aanvulgrond te voldoen aan de eisen, zoals beschreven in de posten voor afdekking en ophoging, 4-2.1.2.3 en 4-2.1.2.4. Bijkomende werken voor het geschikt maken van de uitgegraven grond volgens 4-2.1.2.7 zijn een last van de aanneming. Ook indien de inschrijver ervoor kiest om de uitgegraven grond te herbruiken zal de afrekening gebeuren volgens de meetstaat. De aannemer dient hiermee rekening te houden bij zijn prijszetting.

De aannemer wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat de opbraak van verhardingen (tot op een diepte van 20, 40 of 50 cm volgens de bepalingen van 4-1.1.2.3) valt onder de bepalingen van het VLAREMA. Er dient van uitgegaan dat binnen deze lagen een aanrijking aan vervuilende stoffen is ontstaan ten gevolge de vroeger gebruikte materialen. In de uitvoeringsfase dient er op toegezien dat er geen vermenging optreedt van de onderliggende uit te graven gronden en resten asfalt of puin (granulaten). Vermenging door het onzorgvuldig omgaan bij de opbraak zijn als last van de aanneming te zeven.

Indien grond wordt aangevoerd, dan moet deze ook voldoen aan VLAREBO hoofdstuk XIII en de lijst van bouwkundig bodemgebruik. Een kopie van de grondtransporttoelating moet afgegeven worden. Na de uitvoering van de werken zullen hiervoor ook de nodige bodembeheerrapporten worden afgeleverd.

(5)

2.1.1 Materialen Aangevuld met:

- Het ophogings- en aanvullingsmateriaal is volgens 3-5.1.1 of 3-5.1.2;

- Het zand is zand voor onderfunderingen volgens 3-6.2.2.

2.1.2 Uitvoering

De overtollige uitgegraven bodem die een te hoog gehalte aan stenen, die niet op natuurlijke wijze aanwezig zijn (meer dan 5 gewichtprocent) bevat en/of te grote stenen, die niet op een natuurlijke wijze aanwezig zijn (met afmetingen groter dan 50 mm) bevat om als bodem buiten de kadastrale werkzone te worden gebruikt ondergaat een fysische scheiding volgens de best beschikbare technieken (zeving,…)waarbij alle stenen, die niet op natuurlijke wijze aanwezig zijn of andere bodemvreemde materialen met afmetingen groter dan 50 mm worden verwijderd en het totaal gehalte aan stenen, die niet op natuurlijke wijze aanwezig zijn, lager wordt dan 5 gewichtprocent.

De aannemer verwittigt steeds voorafgaand aan de fysische scheiding de leidend ingenieur.

Het fysisch scheiden omvat tevens:

- Tijdelijk afzonderlijk stapelen van de bodem met inerte materialen (inclusief inrichten van de stapelzone) buiten de grenzen van de aanneming op en hiervoor vergunde plaats te zoeken op kosten van de aannemer;

- Alle andere kosten voor noodzakelijke bewerken – zoals daar zijn het eventueel verkrijgen van een milieuvergunning, het inzetten van een sproei installatie te voorkoming van stofhinder in bewoonde gebieden, maatregelen ter voorkoming van geluidshinder,…

2.1.2.1 Afgraving

Herbruikgrond wordt steeds gezeefd op kaliber 30/20 mm.

Niet geschikte teelaarde/stenen wordt afgevoerd.

Het afgraven van bodem omvat ook:

- het vooraf selectief afgraven van de zones invasieve duizendknoop;

- het selectief afgraven;

- het laden van de afgegraven bodem, het vervoeren naar de plaats van gebruik binnen de werfzone - en het lossen;

- het laden van de afgegraven bodem per soort, het vervoeren naar de tijdelijke opslagplaats binnen - de werfzone, het lossen en het stapelen per soort;

- het laden, afvoeren, eventueel reinigen en/of storten van de uitgegraven bodem naar één of meerdere bestemmingen buiten de bouwplaats (een TOP, een reinigingsbedrijf, een vergunde stortplaats of voor gebruik buiten de werf).

De afgegraven bodem die niet of niet volledig gebruikt kan worden binnen de werfzone wordt eigendom van de aannemer. Het transport, eventueel reinigen of verwerken en de stortkosten zijn inbegrepen in deze post. De afvoer en verwerking van grondoverschotten gebeurt volgens 4-13.

De nominale dikte van de af te graven laag buiten de wegbaan (= bovenste bodemlaag of teelaarde) bedraagt 30 cm.

2.1.2.2 Uitgraving

De uitgraving van bodem en rots omvat ook:

- het vooraf selectief afgraven van de zones invasieve duizendknoop;

- het selectief uitgraven;

- het profileren van de oppervlakken;

- het aan de oppervlakte verdichten;

- het laden van de uitgegraven bodem, het vervoeren naar de plaats van gebruik binnen de werfzone en het lossen;

- het laden van de uitgegraven bodem per soort, het vervoeren naar de tijdelijke opslagplaats binnen de werfzone, het lossen en het stapelen per soort;

- het laden, afvoeren, eventueel reinigen en/of storten van de uitgegraven bodem naar één of meerdere bestemmingen buiten de bouwplaats (een TOP, een reinigingsbedrijf, een vergunde stortplaats of voor gebruik buiten de werf).

De uitgegraven bodem die niet of niet volledig gebruikt kan worden binnen de werfzone wordt eigendom van de aannemer. Het transport, eventueel reinigen of verwerken en de stortkosten zijn inbegrepen in deze post. De afvoer en verwerking van grondoverschotten gebeurt volgens 4-13.

2.1.2.3 Ophoging

Het bodembeheerrapport impliceert dat de grond minimaal voldoet aan de eisen voor grond met concentraties

(6)

aan verontreinigde stoffen beneden de herbruikwaarden zoals vastgesteld in het bodemsaneringsdecreet van het Vlaamse Gewest in zijn meest recente versie. Deze regeling geldt onafhankelijk van het gewest waarin de werken worden uitgevoerd of de locatie van de herkomst van de gronden.

Voor werken uitgevoerd in het Vlaams Gewest dient de aannemer voor de aan te voeren uitgegraven bodem aan te tonen door middel van een bodembeheerrapport dat de aangevoerde bodem voldoet aan de voorwaarden voor het beoogde gebruik.

De aannemer dient 14 kalenderdagen voor de aanvang van de eerste graafwerkzaamheden aan de

Bodemsaneringsdeskundige, het studiebureau en aan de opdrachtgever de herkomst van de gronden mee te delen d.m.v. het voorlopig bodembeheerrapport.

De aannemer staat in voor het overdragen van het bodembeheerrapport aan de opdrachtgever en vrijwaart de opdrachtgever voor alle verliezen, schades en nadelen welke voor haar voortvloeien uit achteraf gebleken onjuistheid van de certificaten.

De te leveren grond dient te zijn onderzocht conform de bepalingen van de Code van Goede Praktijk voor het werken met uitgegraven bodem (OVAM, 23/01/2004 en addenda).

Op 01/06/2008 werd het nieuwe bodemsaneringsdecreet van kracht. De vermelde code van goede praktijk is vervangen door nieuw opgestelde standaardprocedures. Op de OVAM-site is de standaardprocedure

‘Opmaak van een technisch verslag’ van 01/04/2008 beschikbaar.

De opdrachtgever behoudt zich voor de geleverde grond te controleren. Wordt aan de eisen voor opdrachtgever niet voldaan, dan verplicht de aannemer zich de grond op eigen kosten te verwijderen en door grond dewelke wel voldoet, te vervangen incl. alle hiermee samenhangende kosten.

De ophoging kan bestaan uit gewone ophoging of uit demping.

Met demping wordt de aanvulling in de waterloop bedoeld.

De ophoging en/of demping omvat in volgorde:

- het aan de oppervlakte verdichten van de zate van de ophoging en/of van de demping;

- het aanbrengen en spreiden;

- het verdichten;

- de afwerking van de oppervlakken bestaande uit:

o het profileren van de oppervlakken;

o het aan de oppervlakte verdichten;

- het laden, het vervoeren en het lossen van de aan te voeren uitgegraven bodem, geleverd door de aannemer of afkomstig uit een ander project aangeduid door de aanbestedende overheid.

2.1.2.3 G Controles Aangevoerde bodem

Als de proeven niet voldoen aan de milieu-hygiënische eisen, dan moet de aangevoerde uitgegraven bodem, die afkomstig is van dezelfde locatie van herkomst, verwijderd en vervangen worden.

Plaatproeven

De samendrukbaarheidsmodulus op de aanvulling moet minstens 17 Mpa bedragen.

De samendrukbaarheidsmodulus M1 wordt gecontroleerd door in elk vak op een willekeurige plaats één plaatproef uit te voeren op volgende plaatsen:

- de zate van de ophoging na het verdichten van de bodem en/of het aanvullingsmateriaal;

- elke gespreide en verdichte onderlaag in de ophoging;

- het baanbed en de wegbermen in ophoging;

- het baanbed en de wegbermen in uitgraving, na het verdichten.

De vakken worden vooraf afgebakend als volgt:

- elk van de totale oppervlakten van minstens 1500 m2 wordt verdeeld in opeenvolgende vlakken.

- het aantal vakken per oppervlak wordt verkregen door afronding van het quotiënt verkregen door deling door

- 1000 m2 van elk oppervlak. De grootte van de vakken wordt verkregen door deling van elk oppervlak door het aantal vakken.

- elke totale oppervlakte kleiner dan 1500 m2 wordt als deel uitmakend van één vak beschouwd.

2.1.2.4 Afdekking

In het kader van het ketenzorgsysteem, dient de aannemer voor de aan te voeren uitgegraven bodem aan te tonen dat door middel van een bodembeheerrapport deze uitgegraven bodem voldoet aan de voorwaarden voor het beoogde gebruik.

De afdekking omvat het spreiden, het profileren en het licht verdichten (met banden, rupskettingen of

(7)

stampers) van teelaarde volgens 3-4 voor de verwezenlijking van de groenzone – met inbegrip van het wegnemen van alle stenen met een afmeting groter dan 50 mm, van alle afval en van alle grove plantaardige resten uiterlijk vóór het profileren – op de volgens 2.1.2.2 en 2.1.2.3 afgewerkte wegbermen (sloten

uitgezonderd), steunbermen (sloten uitgezonderd) en taluds en overige groenzones.

Het laden, het vervoeren en het lossen van het aan te voeren teelaarde, geleverd door de aannemer is eveneens inbegrepen in de eenheidsprijs.

De nominale dikte van de afdekking bedraagt 30 cm.

De tolerantie in min op de nominale dikte van de afdekkingslaag is 5 cm voor de individuele dikten en 0 cm voor de gemiddelde dikten.

De oneffenheden van de wegbermen (sloten uitgezonderd), de steunbermen (sloten uitgezonderd) en de taluds en de overige groenzones na het afdekken, zijn:

- voor de wegbermen en de steunbermen: hoogstens 5 cm;

- voor de taluds: hoogstens 10 cm;

- voor de overige groenzones: hoogstens 2 cm.

Per levering van 100 m3 zullen 2 monsternemingen plaatsvinden voor analyse in het labo waarvan de aannemer het verslag zal overhandigen aan de bouwheer.

Monsternemingen, verzendingen en proeven ten laste van de aannemer.

2.1.2.7 Geschikt maken van uitgegraven bodem als ophogingsmateriaal 2.1.2.7.A. Mengen van grond met bindmiddel

Het geschikt maken van grond met een bindmiddel zal niet binnen de werfzone worden uitgevoerd.

2.1.2.8 Ongeschonden bewaring, verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen bij uitgraving Als aanvulling op de ‘praktische leidraad voor werken in de omgeving van nutsinfrastructuur op het openbaar domein in Vlaanderen’ en als risico-analyse wordt onderstaande meegegeven:

- De gekende vergunninghouders zijn terug te vinden op de KLIP/KLIM databank.

- In de coordinatieverslagen staat te lezen:

- of de nutsmaatschappijen voorafgaand aan de aanleg van de nieuwe wegenis- en

rioleringsinfrastructuur kabels en/of leidingen verplaatsen of bijkomend (ondergronds) aanleggen.

- of er gelijktijdig met de werken nog aanpassingwerken aan de nutsvoorzieningen uitgevoerd moeten worden.

- welke leidingen/ kabels tijdens de werken in stand moeten gehouden worden en beschermd.

- welke leidingen en installaties terug te plaatsen zijn na de werken door de vergunninghouder.

- Welke leidingen mogen verwijderd worden.

- De bijzondere voorschriften die nagekomen moeten worden met het oog op de veiligheid van de installaties (voor zover deze niet vervat zijn in de bijzondere richtlijnen van de vergunninghouders).

- De algemene richtlijnen en opname van de eventuele bijzondere richtlijnen van de vergunninghouders zijn rechtstreeks bij de vergunninghouders te krijgen.

- Er zijn altijd meer nutsleidingen aanwezig dan op de plannen aangegeven. Dit ingevolge de vernieuwing waarbij de buiten dienst gestelde kabels niet werden opgebroken, uitbreiding, ontdubbeling,…. Dit heeft tot gevolg dat er anderhalf tot tweemaal zoveel kabels of leidingen aanwezig zijn en moeten gedwarst worden. De aannemer kan hiervoor noch voor de aanleg van de riolering noch voor de huisaansluitingen aanspraak maken op een meerprijs of termijnsverlenging.

- Aanvullend op de leidraad (3.2.6 Plaatsbepaling van ondergrondse nutsleidingen)

Na raadpleging van de as built plannen mag met de uitvoering van een werk slechts begonnen worden na lokalisatie van de leidingen die zich in de werfzone bevinden en door middel van

uitvoeringsproefsleuven.

Die dienen tijdig gemaakt te worden, zodat de nodige schikkingen of eventuele verplaatsingen of knippen van ongekende leidingen nog kunnen plaatsvinden, zonder oponthoud van het wegen- en rioleringswerk. Hier wordt verwezen naar de bepalingen van 2-14.1.

De delicate plaatsen waar minstens peilingen moeten uitgevoerd worden (los van de kruisingen van ondergrondse leidingen of installatie) worden hieronder beschreven:

- ter hoogte van alle bouwputten (voor riolering, boomplantsubstraat,….).

- ter hoogte van alle sleuven: de exacte ligging dient gecheckt te worden ter controle van de gekozen uitvoeringmethode.

- De diepteligging van de alle leidingen dient gecheckt tot worden, Is er voldoende dekking na aanleg nieuwe wegenis.

Deze vaststellingen worden nauwkeurig op een grondplan ingetekend en opgemeten t.o.v. vaste constructies.

Deze peilingen worden tijdig verricht zodat de daarbij eventueel ontdekte tegenstrijdigheden het vlotte verloop van de werf niet kunnen hinderen en eventueel noodzakelijke aanpassingswerken nog tijdig kunnen uitgevoerd worden.

Indien de nutsmaatschappijen voorafgaand aan de aanleg van de rioleringsinfrastructuur maar binnen de uitvoeringstermijn van deze opdracht de kabels of leidingen moeten verplaatsen of bijkomend (ondergronds)

(8)

aanleggen, kan het zijn dat het noodzakelijk is de grenzen van de zone waar de rioleringsstructuur komt landmeetkundig af te bakenen. Deze afbakening dient te gebeuren door markering op de verharding en/of door het plaatsen van piketten. Deze afbakening dient minimum om de 10,00 m te gebeuren en ter hoogte van hoekverdraaiingen.

De aannemer staat in voor deze afbakening en wordt hiervoor vergoed via VH 1 stuk per fase waarin afbakening effectief gebeurt.

Het afbakenen van kunstwerken (ter plaatse gestorte inspectieputten, overstorten, pompstations, ..) en verbindings- en toezichtsputten,… die aansluiten op bestaande leidingen of waarop een bestaande riolering aansluit is een last van de aanneming.

3 GRONDWERK VOOR BOUWPUTTEN

3.1. Beschrijving

Het grondwerk voor een bouwput omvat in onderhavige eveneens:

Afvoer en verwerking van de gronden is overeenkomstig 4-13.

3.1.1 Materialen

- zandcement volgens 9-1;

- zand volgens 3-6.2.2.

- aanvullingsmaterialen volgens 3-5.1.2. (m.u.v. grondsoort 3-3.2.1.12 t.e.m. 3-3.2.1.14) of geschikt gemaakte aanvullingsmaterialen volgens 4-5 (ophogings- en aanvullingsmaterialen volgens 3-5.1.2.

(m.u.v. grondsoort 3-3.2.1.12 t.e.m. 3-3.2.1.14)) 3.1.2 Uitvoering

3.1.2.1 Uitgraving

Het grondwerk voor uitgraving van de bouwput omvat eveneens:

- het laden en het afvoeren van de uitgegraven grond met milieuhygiënische eigenschappen zoals ze zijn aangegeven in het bij dit bestek horende technisch verslag opgesteld door een erkende

bodemsaneringsdeskundige, inclusief de verwerkingskosten op basis van definitieve overname en de kosten voor het zeven.

- het op private percelen gescheiden laagsgewijs afgraven van de gronden en het gescheiden stapelen van de te onderscheiden gronden (zie ook tekening 1):

o afgraven bovenste bodemlaag van 30 cm;

o afgraven eerste onderlaag over een dikte van 1 m;

o afgraven van de beneden de 1,30 m gelegen diepere grondlagen;

o het ter plaatse op het perceel stapelen van de voor herbruik geschikte bodemlaag en eerst uitgegraven meter.

- het opbreken van massieven en constructies van ongewapend beton, natuursteen, gewapend beton, metselwerk, hout e.d. met een volume kleiner dan 0,5 m³;

- het gebeurlijk opbreken van leidingen met een binnendiameter kleiner dan 300 mm m.i.v. bijhorende toegangs- en/of verbindingsput, allerhande aansluitingen e.d.

- het uitgraven en verwijderen van eventueel aanwezige verlaten kabels;

- het in stand houden van bestaande ontwatering en afwatering m.i.v. de omlegging indien nodig;

3.1.2.2 Aanvulling

De aanvulling van de bouwputten met zand 3-6.2.2. geschiedt tot 30cm boven de hoogste kruin van de aangesloten buizen indien het een bouwput voor inspectieput betreft.

Verdere aanvulling der bouwputten gebeurt met aanvullingsmaterialen volgens 3-5.1.2. (m.u.v. grondsoort 3- 3.2.1.12 t.e.m. 3-3.2.1.14) of geschikt gemaakt aanvullingsmaterialen volgens 4-5 (ophogings- en

aanvullingsmaterialen volgens 3-5.1.2. (m.u.v. grondsoort 3-3.2.1.12 t.e.m. 3-3.2.1.14)) voor de werken die beschreven zijn in de meetstaat.

3.1.2.3 Drooghouden

De bepalingen van 7-1.1.2.7 zijn eveneens van toepassing.

3.1.2.4 Instandhouding

De bepalingen van 7-1.1.2.8 zijn eveneens van toepassing.

Van elke belangrijk kunstwerk is door de aannemer een uitvoeringsplan van de beschoeiing van de bouwput te leveren, samen met de bijhorende stabiliteitsberekeningsnota.

3.1.2.5 Ongeschonden bewaring, eventuele verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen De aanvullende bepalingen van 4-2.1.2.8 zijn eveneens van toepassing.

(9)

3.2 Meetmethode

Het grondwerk, bemaling e.d. is inbegrepen in de totale prijs van het te bouwen kunstwerk, tenzij hiervoor afzonderlijke posten in de meetstaat voorkomen.

Voor het bepalen van het grondwerk voor bouwputten gemeten in m³ wordt gerekend met de minimale afmetingen zoals omschreven is in 3.1.2.1

De afvoer en verwerking van de grondoverschotten van bouwputten zit vervat in de posten voor de Afvoer en verwerking van gronden is overeenkomstig 4-13.

5 GESCHIKT MAKEN VAN DE ZATE VAN DE OPHOGING EN VAN HET BAANBED IN UITGRAVING

5.1. Beschrijving

Afvoer en verwerking van grond is overeenkomstig 4-13.

Het geschikt maken van de zate van de ophoging en van het baanbed in uitgraving kan in onderhavige opdracht eveneens bestaan uit:

- het geschikt maken door uitgraving en het aanbrengen van zand en verdichten.

5.1.4.B. GESCHIKT MAKEN, NA UITGRAVING, DOOR AANBRENGEN VAN ZAND (bijgevoegd artikel)

Geschikt maken, na uitgraving, door aanbrengen van zand is volgens 5.1.4., met volgende gewijzigde bepalingen:

5.1.4.1.A. MATERIALEN

Het in onderhavige opdracht aan te wenden materiaal is zand voor onderfunderingen volgens 3-6.2.2.

Het alternatief uit hoofdstuk 1 is NIET toegelaten.

5.1.4.1.B. UITVOERING a) Uitgraving

De uitgestrektheid en de diepte van de uitgraving worden ter plaatse tegensprekelijk vastgesteld door het Bestuur en de aannemer.

Het afvoeren van de steenachtige materialen en/of van bodemvreemde materialen wordt opgenomen in de respectievelijke posten van het grondverzet.

10. VERWERKEN VAN TEELAARDE EN SCHRALE GROND

10.1. Beschrijving Aanvulling op de beschrijving:

Het verwerken van teelaarde/ schrale grond omvat eveneens het beschermen van de teelaarde/ schrale grond tegen ongewilde verdichting (door bv stapeling van goederen, overrijden,….).

Stalen of kunststoffen Rijplaten op tijdelijke omheining (3-78) 10.3. Uitvoering

Alvorens de plantvakken opgevuld worden met teelaarde/ schrale grond, dient de goedkeuring van het bestuur gegeven te worden inzake het ‘ rein zijn van de plantvakken = vrij zijn van stenen/ afval/ te grote stutten/ ….’.

Zonder deze goedkeuring mag het plantvak niet opgevuld worden.

Na het plaatsen van de teelaarde/ schrale grond, wordt deze beschermd tegen ongewilde verdichting door rijplaten of een tijdelijke omheining, zodat bij het einde van de werken de vooropgestelde indringingsweerstand, ( zie 4-10.1) niet overschreden wordt.

10.4. Meetcode voor de hoeveelheden

Het beschermen met rijplaten of een tijdelijke omheining is in de prijs inbegrepen.

(10)

12. GESCHIKT MAKEN VAN DE SLEUFBODEM NA UITGRAVING, DOOR AANBRENGEN VAN AANVULLINGSMATERIAAL ONDER DE FUNDERING BIJ BOUWSLEUVEN EN BOUWPUTTEN

12.1. Geschikt maken van de sleufbodem, na uitgraving, door aanbrengen van aanvullingsmateriaal onder de fundering

12.1.1. Beschrijving

Op plaatsen waar de ondergrond beneden de funderingsaanzet van rioolsleuven of bouwputten onvoldoende draagvermogen heeft, dient mits uitdrukkelijk bevel van de leidend ambtenaar, de aannemer de bodem van de funderingsaanzet van sleuven en bouwputten verder uit te diepen tot op de vaste ondergrond.

Afvoer en verwerking van gronden is overeenkomstig 4-13.

12.1.1.A. Materialen

Het zand is zand voor onderfunderingen volgens 3-6.2.2.

Het zandcement volgens 9-1.

Het steenslag volgens 3-7.1.2.8.

Het geotextiel voor verbetering van de fundering onder rioolsleuven is volgens 3-13.2 12.1.1.B. Uitvoering

De omvang en de diepte van de uitgraving worden bepaald door de leidend ambtenaar.

Op plaatsen waar de ondergrond beneden de funderingsaanzet van rioolsleuven of bouwputten onvoldoende draagvermogen heeft dient, op uitdrukkelijk bevel van het bestuur, de aannemer de bodem van de funderingsaanzet verder uit te graven tot op een vaste ondergrond.

Het verder uitdiepen van de rioolsleuf kan tot max. 2m onder de funderingsaanzet van de buizen of kunstwerken zijn.

Alle uitgravingsmaterialen worden op aanduiding van het bestuur vervangen door zand of zandcement of steenslag.

Eveneens kan de aannemer worden opgelegd gebruik te maken van het geotextiel.

Het laagsgewijs aanvullen en verdichten van de aanvullingsmaterialen is volgens 7-1.1.2.4.A., 7-1.1.2.4.B. en 7- 1.1.2.2.D. (voor zandcement).

12.2. Geotextiel 12.2.1. Beschrijving

Op plaatsen waar het bestuur zulks nodig oordeelt en waar de natuur van de ondergrond zulks vereist, kan de aannemer worden opgelegd een geotextiel in de bouwsleuf of de bouwput aan te brengen.

12.2.2. Uitvoering

Het aan te brengen geotextiel in sleuven en bouwputten wordt aangelegd op de bodem, langs de zijwanden van de uitgegraven sleuf en/of bouwput en bovenaan dichtgeplooid met een overlapping van minimum 1m in de breedte- en in de lengterichting.

12.3. Meetmethode van hoeveelheden

Teneinde de hoeveelheid minder draagkrachtige gronden en de geleverde hoeveelheden te kunnen nagaan, zal de aannemer het bestuur verwittigen alvorens de aanvullingen te beginnen. Door opmeting en waterpassing op de werf zal het volume van de uitgraving en van de aanvulling nagegaan worden, om aldus de werkelijke hoeveelheid uitgraving en geleverde aanvullingsmaterialen te bepalen.

Geotextiel in sleuven en bouwputten wordt gemeten per m² ontwikkeld oppervlak.

De kosten m.b.t. de in gebruik zijnde grondwaterverlaging en bijkomende beschoeiing, bestempeling,

rendementverlies e.d. dienen te zijn begrepen in de eenheidsprijs voor de uitgravingen beneden het voorziene uitgravingsniveau van baanbed, sleuven en bouwputten. Overdiepten welke te wijten zijn aan een fout van de aannemer dienen als last van de aanneming te worden aangevuld met zand 3-6.2.2. of zandcement volgens 9-1.

De afvoer en verwerking van de grondoverschotten van bouwputten zit vervat in de posten voor de afvoer en verwerking van bodem afkomstig van sleuven en bouwputten van de riolering volgens 7-1.2.

(11)

Voor de posten m.b.t. het grondverzet: zie 4-13.2

13. AFVOER EN VERWERKING VAN UITGEGRAVEN BODEM

13.1. Beschrijving

De opdrachtnemer dient de behandeling van uit te graven en aan te voeren grond te organiseren, volgens het ketensysteem van een erkende bodembeheersorganisatie. Hij moet zich schikken naar de bepalingen in de respectievelijke technische verslagen en bodembeheerrapporten. De ‘Code van goede praktijk voor werken met uitgegraven bodem’ van OVAM is van kracht en de bepalingen van 4-4.1.2.2.D Afgraven /Uitgraven van zones invasieve duizendknoop.

De opdrachtnemer dient desgevallend te werken volgens de principes van ‘selectieve uitgraving’, eventueel onder toezicht van een erkende bodemsaneringsdeskundige.

De afvoer en verwerking van uitgegraven bodem is overeenkomstig het bodemsaneringdecreet en haar uitvoeringsbesluiten (Vlarebo hoofdstuk XIII). en de bepalingen van 4-4.1.2.2.D Afgraven /Uitgraven van zones invasieve duizendknoop.

De verwerking van uitgegraven bodem (naar aanleiding van o.m. droog grondverzet en het grondwerk van bouwputten) omvat eveneens:

- Het zeven van uitgegraven bodem, dit is de fysische scheiding volgens Art. 161 (VLAREBO), zal niet gebeuren binnen de grenzen van de aanneming, maar op een hiervoor vergunde plaats te zoeken en op kosten van de aannemer

- Alle steenachtige materialen die door handelingen van de aannemer tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden terechtkomen in de bodem mogen niet in rekening worden gebracht voor het bepalen van de hoeveelheden zoals opgegeven in VLAREBO art. 161. Het zeven is in dit geval een last van de aanneming

De bouwheer voegt bij de aanbestedingsdocumenten het technisch verslag met aanduiding van het aantal (m³) en mogelijkheid tot gebruik van de uitgegraven bodem (als bodem, als bouwkundig bodemgebruik, noch als bodem noch als bouwkundig bodemgebruik) van de grondoverschotten per bemonsteringszone.

Alle grondoverschotten waarvoor uit het milieuhygiënisch onderzoek blijkt dat deze grondoverschotten kunnen aangewend worden voor vrij hergebruik als bodem of in of als bouwkundig bodemgebruik dienen door de aannemer te worden afgevoerd en verwerkt volgens de geldende wetgeving overeenkomstig de hiervoor voorziene post in de meetstaat.

Deze posten worden uitbetaald a rato van de vooruitgang der werken ( aantal verstreken werkdagen t.o.v. de totale uitvoeringstermijn). Ook indien deze grondoverschotten herbruikt worden of geschikt gemaakt worden voor herbruik worden deze posten uitbetaald.

Alle grondoverschotten waarvan uit het milieuhygiënisch onderzoek blijkt dat deze grondoverschotten noch voor vrij hergebruik als bodem, noch als bouwkundig bodemgebruik, kunnen aangewend worden, worden eigendom van de aannemer (cfr. 2.1.2.1. en 2.1.2.2.), inclusief de gronden met duizendknoop. De aannemer voert deze grondoverschotten af naar de ermee overeenstemmende eindbestemming (grondreinigingscentrum, TOP of andere) overeenkomstig de hiervoor voorziene post in de meetstaat.

Er worden supplementaire posten voorzien voor de afvoer en verwerking van grondoverschotten voor vrij hergebruik als bodem, voor bouwkundig bodemgebruik of geen van beide, op de plaatsen waar grondverbetering (onder het baanbed of onder de rioolsleuf) wordt toegepast. Alle kosten die hiermee verbonden zijn

(aansluitingsbijdrage bodembeheersorganisatie, verzekeringsbijdrage, kosten voor afleveren van

bodembeheerrapporten, kosten voor transportdocumenten,…) dienen in de eenheidsprijzen of globale prijzen te zijn opgenomen.

De bouwheer laat de technische verslagen goedkeuren door een erkende bodembeheerorganisatie. Als de aannemer op een andere bodembeheerorganisatie een beroep wenst te doen zijn de eventuele

bijkomende kosten voor het (opnieuw) goedkeuren van het technisch verslag ten laste van de aannemer.

De aannemer staat in voor het opmaken van de vrachtbrieven (grondverzettoelating, gebruiksbrief of aanvraag bestemming en transport, vrachtbon, …) en het afleveren van het bodembeheerrapport door een

bodembeheerorganisatie.

13.1.1. Uitvoering

(12)

De bepalingen van het standaardbestek (droog grondverzet en bouwputten) worden in onderhavige opdracht verder uitgebreid met het volgende:

- het laden van de uitgegraven bodem per soort ( gronden met 1000knoop is ook een soort) op de werf, het vervoeren naar een tijdelijke opslagplaats ( = vergunde plaats voor zeven) buiten de werfzone en het lossen van de bodem per soort; Dit met inbegrip van wachttijden.

o het eventueel noodzakelijk fysisch scheiden van bodem en inerte materialen

o het zeven van de bodem kan en zal niet gebeuren binnen de grenzen van de aanneming, maar op een hiervoor vergunde plaats te zoeken en op kosten van de aannemer;

o het zeven van de bodem (fysische scheiding volgens Art. 161 (VLAREBO)) en het stapelen van de gezeefde bodem per soort;

- het zeven omvat tevens alle andere kosten en bijkomende handelingen voor noodzakelijke bewerkingen – zoals daar zijn het eventueel verkrijgen van een milieuvergunning, het inzetten van een sproei- installatie ter voorkoming van stofhinder in bewoonde gebieden, maatregelen ter voorkomen van geluidshinder,…

- het laden van de gezeefde bodem per soort en het afvoeren en verwerken van de overtollige (gezeefde) bodem van de bodem naar een bestemming te zoeken door en op kosten van de aannemer incl.

verwerkingskosten op basis van definitieve overname. Dit met inbegrip van wachttijden.

- het afvoeren en verwerking van de uitgezeefde stenen en puin en/of het afvoeren van de bodemvreemde materialen naar een hergebruikcentrale of naar een erkende stortplaats - de eventuele stort- en reinigingskosten

13.2. Meetmethode en hoeveelheden

De afvoer en verwerking omvat: zie 13.1 en 13.1.1

Voormelde hoeveelheden voor afvoer en verwerking van bodem zijn indicatief en zijn afhankelijk van de gekozen toegelaten alternatieven. Deze posten worden uitbetaald à rato van de vooruitgang der werken. Ook indien deze grondoverschotten herbruikt worden of geschikt gemaakt worden voor herbruik worden deze posten uitbetaald.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze post omvat alle infrastructuren die vereist zijn voor een uitvoering van de werken in de beste omstandigheden en in overeenstemming met de van kracht zijnde reglementen

De heer __ ________ heeft Econsultancy opdracht verleend voor het uitvoeren van een milieuhygi- enisch vooronderzoek bodem op de locatie ____ _____ ____________ __ te Ospel.

denken we dat we elke keer de oplossing en de ware hebben gevonden, komen er achter dat ze allemaal wel iets ‘mankeren’ en hebben niet door dat we bezig zijn ons hele leven

De Voortuin van Woerden wordt de begrenzing van het bedrijventerrein Polanen, de entree van Woerden en gaat de overgang markeren van een waardevolle landschappelijke zone naar het

Veel insecten zijn nuttig, ze zorgen voor de bloemen en planten in je tuin en zijn voedsel voor vogels en kleine zoogdieren. In de afgelopen 50 jaar zijn al 80% van

Er zou een heel (bachelor)onderzoek aan het onderwerp kunnen worden geweid. Daarnaast kunnen de maatregelen ook worden doorgerekend. Tenslotte verdient het onderwerp van

Het betreft een onderzoek naar meer uniformiteit met betrekking tot de omgang met arbeidsmiddelen op landelijk niveau binnen de business groep Bodem

Voor volledige uitwerkingen verwijs ik je door naar het filmpje dat op de site staat.. Zorg dat je eigen uitwerkingen