Algemeen bestuur
Vergadering 14 december 2017
Agendapunt 4.5
Onderwerp Indexering begroting 2019 n.a.v. loon- en prijsontwikkeling
Korte samenvatting onderwerp:
Inleiding
In het traject van de totstandkoming van de begroting 2018 is de indexering nadrukkelijk onderwerp van discussie geweest. Om dit in de toekomst te voorkomen wordt in dit voorstel een systematiek uitgewerkt.
In dit voorstel wordt uiteengezet welke eisen gesteld zouden moeten worden aan een systematiek en welke systematiek aan de eisen voldoet. Daarnaast beschouwen we het voorstel dat door de Adviesfunctie is uitgebracht t.a.v. indexeringen van de Begrotingsrichtlijnen Regio Nijmegen 2019 (zie bijlage).
Eisen aan de systematiek
De index is bedoeld om loon- en prijsstijgingen te compenseren binnen de uniforme bijdrage die de GGD van de gemeenten ontvangt.
Aan de systematiek voor het bepalen van de indexen worden de volgende eisen gesteld:
Reëel: de uitgangspunten worden zodanig gekozen dat deze leiden tot een zo reëel mogelijk raming van de lasten in de begroting. Dit houdt in dat de ramingen zodanig zijn dat gedurende het begrotingsjaar zo min mogelijk wordt afgeweken in de realisatie.
Toekomstbestendig; de systematiek zou ook voor de langere termijn houdbaar moeten zijn en passend zijn binnen de ontwikkeling van de begroting van de gemeenten.
Transparant; door vooraf de kaders vast te stellen wordt een duidelijk en uitlegbaar systeem neergezet.
Eenduidig: de systematiek moet voor zowel de GGD als de gemeenten helder zijn en niet op meerdere wijze uitlegbaar.
Consistente basis: de grondslag voor de index moet rusten op een betrouwbare bron, die zowel voor gemeenten als GGD beschikbaar is over een periode van meerdere jaren. Het gaat hierbij vooral om beschikbaarheid van informatie over komende jaren.
Indexeringssystematiek
De GGD stelt voor (net als in het verleden) een tweetal indexen te hanteren; een loonindex en een materiële index. Cruciaal in de systematiek is het moment waarop de uitgangspunten worden bepaald. Voorgesteld wordt de uitgangspunten te bepalen in januari begrotingsjaar -1. In het verleden werd de begroting opgesteld 2 jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. Met de verandering in het begrotingsproces, kan nu de begroting worden opgesteld in februari voorafgaand aan het begrotingsjaar.
Loonindex
Voor de loonindex is het advies de Macro Economische Verkenning (MEV) gepubliceerd in
september begrotingsjaar -21 te gebruiken als basis voor indexering van het begrotingsjaar. Voor de begrotingsjaren -2 en -1 kan gebruik worden gemaakt van de werkelijke ontwikkeling. Die is gebaseerd op de werkelijke lastenontwikkeling zoals deze volgt uit:
de Cao voor gemeenteambtenaren
de pensioenpremies vanuit het ABP
de sociale premies vanuit het Rijk (loonbelasting en premies volksverzekeringen).
Voor de GGD blijft daarmee het risico beperkt tot de afwijking van de werkelijke loonontwikkeling in begrotingsjaar ten opzichte van de verwachte ontwikkeling. Deze (normaal gesproken) beperkte
1 De Macro Economische Verkenning (MEV) gepubliceerd in september wordt gebruikt als basis voor indexering.
Het gaat dan om de bijlage Middelen en Bestedingen t+2, in het jaar t (publicatiejaar), genoemd MEV t+1.
(voorbeeld t.b.v. begroting 2019: MEV 2018, gepubliceerd in september 2017, bijlage Middelen en Bestedingen 2019). Uit de genoemde bijlage wordt genomen: "beloning werknemersoverheidssector, prijsmutatie” uit de kolom bestedingen als indexering voor het loondeel.
afwijkingen zullen binnen de algemene reserve opgevangen (kunnen) worden. De loonindex is voor de GGD heel belangrijk, gezien de hoge personele component binnen de GGD.
Materiële index
Voor de materiële index is de voorkeur de Macro Economische Verkenning (MEV) gepubliceerd in september begrotingsjaar -22 te gebruiken als basis voor indexering. Dit is een basis die door veel lokale overheden wordt gebruikt.
Verhouding loon en materieel
Op basis van de gewijzigde begroting 2017 is de verhouding tussen loon- en materiële kosten 78/223. Voorgesteld wordt om het verhoudingsgetal vast te stellen op 75% loonindex en 25%
materiële index. De hiervoor beschreven indexen worden met de 75/25 weging samengevoegd tot één index.
BRN index
Momenteel komt de Adviesfunctie Rijk van Nijmegen ieder jaar met een voorstel voor de index. De Adviesfunctie richt zich in eerste aanleg op het Rijk van Nijmegen. In het verleden is door het DB het advies ook – ter kennisname – doorgeleid naar de overige gemeenten binnen het werkgebied van de GGD.
Na de discussie over de BRN 2018 is door de Adviesfunctie een nieuwe systematiek uitgewerkt.
Deze is voorgelegd aan de gemeenten en ligt nu voor – ter advies – bij de gemeenschappelijke regelingen in het Rijk van Nijmegen. De reactie van de GGD zal worden meegenomen in het portefeuille-overleg wethouders Financiën (januari 2018), waarna een besluit wordt genomen over de BRN 2019.
In de bijlage treft u de (concept) Begrotingsrichtlijnen Regio Nijmegen 2019 aan.
De beschreven methodiek komt deels overeen met de hierboven beschreven methodiek. Het belangrijkste verschil betreft het moment waarop de indexen worden vastgesteld. De GGD stelt voor de loonkostencomponenten te bepalen in januari voorafgaand aan het begrotingsjaar. Op dat moment kan op basis van werkelijke ontwikkeling worden geraamd. De BRN wil gebruik maken van prognoses voor de begrotingsjaren -1 en -2 op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV).
Het gebruik van de werkelijke ontwikkelingen vormt een betere basis vormt voor de begroting. Op deze manier wordt zo reëel mogelijk begroot. Dit is op de volgende pagina schematisch
weergegeven.
Daarnaast wijkt de verhouding die de BRN voorstelt voor loon/materieel (70/30) af van de 75/25- verhouding die de GGD voorstelt. Het verhoudingsgetal van de GGD sluit beter aan bij de
werkelijke lastenopbouw (hoge personele component binnen de GGD).
In financiële zin kan nog geen vertaling worden gemaakt van de verschillen tussen de
methodieken, omdat de werkelijke ontwikkeling van de loonkostencomponenten in januari 2018 beschikbaar komt. Op dat moment kunnen we de grondslagen voor 2017 en 2018 herijken en doorvertalen naar de begrotingsbasis voor 2019. De loonontwikkeling over 2019 wordt wel gebaseerd op de MEV evenals de BRN voorstelt. De prijsontwikkeling leidt niet tot verschillen tussen de door de GGD voorgestelde systematiek en de BRN.
Voorstel te beslissen:
1. Instemmen met de indexeringsmethodiek van de GGD die afwijkt van de BRN methodiek ten aanzien van:
- de actualisatie van de loonindex en - de verhouding loon en materiële index.
2. De Adviesfunctie en de wethouders Financien van Rijk van Nijmegen informeren over de door de GGD voorgestelde systematiek.
2Conform publicatie loonindex. Uit de genoemde bijlage wordt genomen: "bruto binnenlands product marktprijzen, prijsmutatie” als indexering voor het materiële deel.
3 Loonkosten afgezet tegen de totale lasten. Totale lasten zijn exclusief; 1. Doorstorting GGD (inkomsten zijn altijd gelijk aan kosten en hebben dus geen relatie met indexen) 2. Doorbelasten kosten vanuit VRGZ (deze kosten bestaan uit zowel loon als materiële kosten. Door deze uit de totale lasten te halen wordt het verhoudingsgetal niet beïnvloed.