• No results found

Kennis – en innovatieprogramma Vakkundig aan het werk 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kennis – en innovatieprogramma Vakkundig aan het werk 2"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Kennis – en innovatieprogramma Vakkundig aan het werk 2

ZonMw programma

2 juni 2020

(3)

Colofon

ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie.

Vooruitgang vraagt om onderzoek en ontwikkeling. ZonMw financiert gezondheidsonderzoek én stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren.

ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers het ministerie van VWS en NWO.

Het kennis- en innovatieprogramma Vakkundig aan het werk 2 wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van SZW.

Voor meer informatie over het programma Vakkundig aan het werk 2 kunt u contact opnemen met het secretariaat via e-mail vakkundigahwerk@zonmw.nl.

ZonMw

Laan van Nieuw Oost-Indië 334 Postbus 93245

2509 AE Den Haag Tel. 070 349 51 11 www.zonmw.nl

info@zonmw.nl Sociale media

www.facebook.com/zonmwNL www.twitter.com/zonmw

www.linkedin.com/company/zonmw www.youtube.com/ZonMwTV

(4)

Inhoud

Samenvatting ... 5

1 Inleiding ... 7

1.1 Achtergrond ... 7

1.2 Actualiteit ... 7

1.3 Verzoek aan ZonMw ... 8

1.4 Totstandkoming ... 8

2 Terreinverkenning en uitwerking daarvan op het programma ... 9

2.1 Een beweging op gang gebracht ... 9

2.2 Ervaringen uit Vakkundig 1 ... 9

2.3 Gezamenlijk vergezicht... 10

2.4 Uitvoeringspraktijk centraal door participatie van doelgroepen ... 11

2.5 Inhoudelijke uitbreiding ... 12

2.6 Afstemming binnen het domein Werk en Inkomen ... 12

2.7 Positionering ten opzichte van ZonMw-programma’s ... 12

2.8 Begripsomschrijving en afbakening ... 12

3 Doelen en doelgroepen van het programma ... 14

3.1 Missie en doelstellingen... 14

3.2 Beoogde resultaten ... 14

3.3 Doelgroepen ... 14

4 Inhoud en aanpak van het programma ... 16

4.1 Thema’s ... 16

4.2 Samenwerking als uitgangspunt ... 17

4.3 ‘Dat werkt!’ Kennis- en innovatietrajecten ... 18

4.4 Specifieke activiteiten voor het bundelen en toegankelijk maken van kennis ... 19

4.5 Uitvoering en randvoorwaarden ... 21

4.6 Programma in schema ... 21

5 Management en organisatie ... 23

5.1 Governance ... 23

5.2 Subsidieoproepen en beoordelingskader ... 23

5.3 Communicatie en impact ... 24

5.4 Voortgangsbewaking ... 24

6 Planning en begroting ... 26

6.1 Globale planning ... 26

6.2 Begroting ... 26

Bijlagen

Bijlage A Taakverzoek van ministerie van 04-02-2020 ... 27

Bijlage B Kader Vakkundig aan het werk 2021-2025 ... 30

Bijlage C Eindconclusies en aanbevelingen uit tussenevaluatie ... 49

Bijlage D Eindnoten ... 54

(5)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

5

Samenvatting

Het programma Vakkundig aan het werk 2 draagt bij aan de totstandkoming van een evidence based practice, door samen met de lokale praktijk en andere stakeholders in het veld van Werk en Inkomen adequate, betrouwbare en goed toegankelijke kennis te ontwikkelen en te benutten. Met dit

programma wordt kennis ontwikkeld, gebundeld en ontsloten over ‘wat werkt voor wie’ bij de

ondersteuning van mensen bij het vinden en behouden van werk en/of het verminderen van schulden- en armoedeproblematiek.

Het programma moet een stimulans zijn om de effectiviteit en het inzetten van maatwerk in de dienstverlening binnen de lokale praktijk te verbeteren. Vanuit het programma worden innovatieve aanpakken ontwikkeld en uitgetest, die mensen die ondersteuning nodig hebben, ten goede moeten komen. Het achterliggend doel is daarbij om de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van burgers te verbeteren en problematische schulden en armoede van veelal kwetsbare burgers te verminderen. Daarbij wordt specifiek ook ingezet op mensen met een arbeidsbeperking.

Vakkundig aan het werk 2 is een vervolg op het eerdere Vakkundig aan het werk 1. Binnen dit eerste programma is veel aandacht uitgegaan naar het ontwikkelen van evidence based kennis. In het vervolgprogramma zal nadrukkelijker ook de kennisbundeling- en ontsluiting een plek krijgen, zodat een verdere uitbouw van de gezamenlijke kennisinfrastructuur kan plaatsvinden. Dit wordt onder andere gerealiseerd door een beperkt aantal grootschalige kennis- en innovatietrajecten te

financieren, waarin samenwerkingspartners op zoek gaan naar in de praktijk werkzame én werkbare innovaties en/of deze ontwikkelen, uittesten en beschikbaar en gereed maken voor brede toepassing in het veld. Daarnaast wordt vanuit het programma ingezet op het realiseren van een digitale ‘plaats’

om kennis en inzichten te bundelen en te presenteren en op het ontwikkelen van een aantrekkelijke wijze om deze kennis digitaal te ontsluiten.

Binnen een evidence based practice staat het combineren van kennis uit, van en over verschillende bronnen (wetenschap, praktijk en cliënten) centraal. Daarom wordt in dit programma sterk gehecht aan samenwerking tussen de lokale praktijk (UWV, gemeenten; professionals, hun leidinggevenden en beleidsmakers), beroeps(organisaties), maatschappelijke organisaties, cliënten en hun

vertegenwoordigers, onderwijsinstellingen en kennisinstituten. De afgelopen jaren is mede vanuit Vakkundig aan het werk 1 een beweging op gang gekomen waarbij samenwerken en kennis delen meer en meer gemeengoed is geworden. Dit vervolgprogramma wil deze beweging in het veld van Werk en Inkomen verder aanjagen, vanuit de overtuiging dat samenwerken en het delen van kennis een belangrijke voorwaarde is voor het implementeren van nieuwe inzichten en aanpakken en daarmee voor het creëren van impact. Samen zijn we, vanuit ieders eigen taakstelling,

verantwoordelijk voor het realiseren van een evidence based practice.

Dat betekent dat er binnen het programma ook veel ruimte is voor inbreng vanuit de

praktijkorganisaties zelf. Tegelijkertijd moet worden ingecalculeerd dat de gevolgen van het Covid-19- virus op de economie, leiden tot een forse toename van de werkdruk bij gemeenten en UWV. Als gevolg daarvan zal binnen gefinancierde projecten van dit programma een realistische inschatting moeten worden gemaakt van de mate waarbinnen gemeenten en UWV tijd en ruimte beschikbaar hebben om volledig in deze projecten te participeren. De coronacrisis zal ook van dit programma de nodige flexibiliteit en realisme vragen. Dat neemt niet weg dat het streven naar vakkundig werken niet onderhevig mag zijn aan de economische conjunctuur.

Doelen

De doelen van het programma Vakkundig aan het werk 2 zijn:

1. Kennisontwikkeling ‘wat werkt voor wie’; gezamenlijke ontwikkeling van en onderzoek naar (kennis over) innovaties binnen het domein van Werk en Inkomen.

2. Kennisbundeling en -ontsluiting; enerzijds door borging en overdraagbaarheid van onder 1.

genoemde kennis en innovaties en anderzijds door de uitbouw van de gezamenlijke kennisinfrastructuur.

(6)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

6 Thema’s

In het programma komen twee verschillende – maar wel samenhangende – thema’s aan de orde, die in aparte subsidierondes zullen worden uitgezet.

1. Re-integratie en verminderen van schulden- en armoedeproblematiek.

2. Bevorderen van werken met een arbeidsbeperking.

Resultaten

Streven is mede dankzij het ZonMw-programma de volgende resultaten op te leveren:

1. Uitbreiding van (kennis over) werkzame aanpakken, methodieken en interventies

(handelingsperspectieven) die de uitvoering van een evidence based practice bevorderen.

2. Aanzienlijke uitbouw, een toegankelijke ontsluiting en gebruik van de gezamenlijke kennisinfrastructuur.

3. (Als deeluitwerking van 2.) een attractieve wijze om met behulp van ICT, kennis voor de praktijk te bundelen en te presenteren, in de vorm van bijvoorbeeld een ‘kennisplaats’ en

4. een attractieve wijze om met behulp van ICT, kennis voor de praktijk te ontsluiten in de vorm van het ‘kopkrakersproject’.

Met bovenstaande geeft het programma invulling aan de wens vanuit vele stakeholders binnen het domein Werk en Inkomen om te komen tot een ‘body of knowledge’. Een body met enerzijds een stevig gestel (de kennisinfrastructuur) en anderzijds voldoende vlees op de botten: kennis, inzichten, ervaringen en innovatieve aanpakken.

(7)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

7

1 Inleiding

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), directie Sociale Zekerheid en Integratie, heeft ZonMw verzocht een voorstel te maken voor een vervolg op het kennisprogramma Vakkundig aan het werk (2015-2018)1.

Leeswijzer

Dit is een programma op hoofdlijnen. De vertaling van deze hoofdlijnen naar concrete prioriteiten en randvoorwaarden vindt plaats door ZonMw in overleg met de programmacommissie en in afstemming met de opdrachtgever. De subsidieoproepen vermelden vervolgens de specifieke prioriteiten en randvoorwaarden alsmede de criteria waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen. De tekst van de subsidieoproep is voor de indieners leidend.

Het programma heeft zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 beschrijft de achtergrond en het verzoek aan ZonMw. Hoofdstuk 2 bevat een terreinverkenning. De doelstellingen van het programma worden in hoofdstuk 3 beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de structuur en inhoud van het programma met de thema’s. Hoofdstuk 5 en 6 betreffen de uitvoering van het programma: organisatie, begroting en planning.

1.1 Achtergrond

Ongeacht of er een economische hoogconjunctuur of laagconjunctuur is, er zijn altijd mensen die geen werk kunnen vinden en kampen met problematische schulden en/of armoede. Professionals van gemeenten en UWV doen hun uiterste best om deze mensen te ondersteunen en te begeleiden bij het vinden van werk en het verminderen van financiële problemen. De kwaliteit van hun dienstverlening is – binnen de gestelde beleidskaders – een belangrijke factor voor de mate van succes van dat beleid.

De vraag waar zowel lokale beleidmakers als professionals mee worstelen is: wat werkt? Welke aanpak is binnen de mogelijkheden van de uitvoeringspraktijk effectief voor wie? Hoe kunnen wij de mensen die in een lastig pakket zitten, het beste ondersteunen?

Bovenstaande vragen hebben onder andere geleid tot het kennisprogramma Vakkundig aan het werk 1, uitgevoerd door ZonMw. Dit programma startte in 2015 en de laatste projecten zullen in 2021 zijn afgerond. In dat programma is en wordt kennis ontwikkeld over de vraag wat werkt binnen de gemeentelijke uitvoeringspraktijk bij de begeleiding van mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt bij het vinden van zo regulier mogelijk werk en het terugdringen van armoede en schulden. Binnen de oorspronkelijke opzet van het programma zijn 56 projecten gehonoreerd,

verdeeld over vier thema’s (re-integratie, integraal werken, methodisch werken en schuldhulpverlening en armoedebestrijding) plus twee thema-overstijgende kennissyntheses.

Daar bovenop is het programma versterkt met twee extra subsidierondes, eenmaal vanuit de Nationale Wetenschapsagenda en eenmaal vanuit het ministerie van OCW.

1.2 Actualiteit

De voorbereidingen voor het programma Vakkundig aan het werk 2, zijn lang voor de coronacrisis gestart. Deze programmatekst wordt geschreven op een moment dat de coronacrisis in alle hevigheid woedt. De implicaties van de crisis voor de samenleving zijn nog niet goed te overzien. Vaststaat wel dat er een fikse economische terugval plaatsvindt en dat het beroep dat door bedrijven, werknemers en werkzoekenden op gemeenten en UWV gedaan wordt, fors zal toenemen. Dat zal de komende jaren ook zijn weerslag hebben op de concrete invulling van dit programma. Als gevolg daarvan zal in het programma ruimte wordt ingebouwd om waar nodig in te spelen op de actualiteit. Daarbij is het aan de programmacommissie en ZonMw om, tijdens het reguliere jaarlijkse overleg met de

stuurgroep, met of op verzoek van de opdrachtgever eventuele aanpassingen binnen het raamwerk van dit programma door te voeren.

Tegelijkertijd is de noodzaak van vakkundig werken van alle tijden en onafhankelijk van de

economische conjunctuur. Dit programma beoogt de randvoorwaarde daarvoor te verbeteren door in te zetten op een evidence based practice in de dienstverlening door gemeenten en UWV. De

coronacrisis doet aan dat streven niets af. Daarbij zal wel realistisch gekeken moeten worden naar de mate waarin binnen gemeenten en UWV daar tijd en ruimte voor beschikbaar is.

(8)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

8

1.3 Verzoek aan ZonMw

Op 4 februari 2020 heeft ZonMw van het ministerie van SZW het verzoek ontvangen om een

programmavoorstel te ontwikkelen (zie bijlage A) als vervolg op het kennisprogramma Vakkundig aan het werk. Het verzoek aan ZonMw is om ‘een realistisch, passend, doeltreffend en efficiënt voorstel te doen voor een 2e periode Vakkundig aan het Werk lopend van 2021 tot ca 2025’.

Opdrachtgever voor dit vervolgprogramma is de stuurgroep ingesteld door het ministerie van SZW met vertegenwoordigers uit het veld (zie hoofdstuk 5). De stuurgroep heeft een Kader Vakkundig aan het Werk 2021-2025 vastgesteld als bijlage bij het taakverzoek van het ministerie (zie bijlage B). Dit kader is geschreven door een werkgroep ‘Vakkundig 2.0’ met vertegenwoordigers van de ministeries van SZW en VWS, UWV, Divosa en de VNG. Het kader is geaccordeerd door de stuurgroep op 17 december 2019.

In dit kader wordt als einddoel geformuleerd:

Het kennisprogramma stimuleert, faciliteert en organiseert doorontwikkeling van ‘evidence based practice’ (EBP) in de uitvoeringspraktijk van werk en inkomen.

Dit wordt in het kader als volgt uitgewerkt:

Het kennisprogramma faciliteert een samenhangende combinatie van ontwikkelen, testen, toepassen, opschalen en/of evalueren van wetenschappelijk onderbouwde werkwijzen waarbij onderzoekers en professionals uit de uitvoeringspraktijk in alle stappen samenwerken.

− Deze werkwijzen ontwikkelen en integreren drie kennisbronnen die centraal staan bij EBP:

wetenschappelijke kennis, ervaringskennis en kennis over en van de klant op het terrein van werk en inkomen.

− Het kennisprogramma is aantrekkelijk, inspirerend en toegankelijk voor gemeenten en UWV, sluit aan bij kennisvraagstukken uit de praktijk en levert concrete handelingsperspectieven, bij voorkeur op regionaal niveau.

Het programma subsidieert kennisontwikkeling en -disseminatie van op effectiviteit gerichte projecten die aansluiten bij concrete behoeften en/of knelpunten in de praktijk van meerdere partijen in de regio of in het land om zo de kans op gezamenlijke benutting van de resultaten te optimaliseren.

Het kennisprogramma bevordert een programmatische en samenhangende aanpak in nauw overleg met stakeholders zoals onderzoekers, professionals & management in de uitvoering en/of hun bestuurders, cliëntenraden, opleidingsinstituten etc.

Het programma voorkomt versnippering van opbrengsten en voorziet daarom in een duurzame en overdraagbare opbouw van een gemeenschappelijke ‘Body of Knowledge’.

Waarbij in twee pijlers die de kern van het programma vormen, in onderlinge samenhang projecten worden gesubsidieerd:

1. Kennisontwikkeling ‘wat werkt voor wie’ (onderzoek);

2. Kennisontsluiting (vertaling en synthese van onderzoeksresultaten).

1.4 Totstandkoming

Voorliggend programma betreft de uitwerking van het taakverzoek aan ZonMw. Het programma is inhoudelijk gebaseerd op:

− De tussenevaluatie van het kennisprogramma Vakkundig aan het werk 1 (zie bijlage C);

− Het taakverzoek van het ministerie van SZW inclusief bijbehorend kader van de stuurgroep;

− Aanvullende gesprekken, gevoerd met het ministerie van SZW, UWV, Divosa en de BvK;

− Een reactie (eind april 2020) op de conceptprogrammatekst van de werkgroep die het kader heeft opgesteld.

− Advies van de stuurgroep (eind mei 2020) op basis van de conceptprogrammatekst.

(9)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

9

2 Terreinverkenning en uitwerking daarvan op het programma

2.1 Een beweging op gang gebracht

Mede als gevolg van discussies in de Tweede Kamer over de effectiviteit van re-integratie, besluitvorming over budgetten voor re-integratie en de ontwikkeling van vakmanschap in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk2, werd in 2015 het kennisprogramma Vakkundig aan het werk gestart. Dat programma moest subsidiemogelijkheden creëren voor effectiviteitsonderzoek ter ondersteuning van de kwaliteit van het gemeentelijk uitvoeringsbeleid.

Het programma is uitgevoerd in een periode waarin uitvoerende organisaties elkaar ‘steeds meer vonden’ en gezamenlijke belangen steeds meer op de voorgrond kwamen te staan. Elke organisatie leverde vanuit de eigen doelstelling én een eigen én een gemeenschappelijke bijdrage aan een beweging richting een verdere professionalisering op de werkvloer. De activiteiten die binnen het programma Vakkundig werden en worden uitgevoerd, vormen een belangrijk onderdeel en medestimulator van die beweging.

Binnen deze beweging zijn vele organisaties en samenwerkingsverbanden actief – elk met een eigen taak en rol – waaronder het ministerie van SZW, het Kennisplatform Werk en Inkomen (KWI), Divosa, de Beroepsvereniging voor Klantmanagers (BvK), gemeenten die al dan niet vanuit Vakkundig aan het werk allerlei onderzoeken en projecten uitvoeren, Schouders Eronder, de VNG en allerlei

kennisinstituten die vaak gezamenlijk bruikbare kennis ontwikkelen en de toepassing daarvan stimuleren.

2.2 Ervaringen uit Vakkundig 1

Uit de ervaringen van het eerste programma Vakkundig aan het werk is een aantal lessen te trekken die van invloed zijn op de invulling van dit vervolgprogramma Vakkundig aan het werk 2021-2025.

Ten eerste blijkt de vraag naar wat werkt, in het domein van Werk en Inkomen niet eenvoudig te beantwoorden. Effectiviteitsonderzoek in een – ook beleidsmatig – fluctuerende lokale praktijk is complex en leidt lang niet altijd tot ‘harde’ conclusies. Weliswaar zijn uit de onderzoeken uit het Vakkundig-programma naar verwachting goed onderbouwde inzichten te destilleren over werkzame elementen of aanwijzingen voor effectiviteit, puur wetenschappelijk bekeken robuuste uitspraken over effectiviteit van interventies zullen beperkt zijn. Dat neemt niet weg dat het vaak juist kennis over die werkzame elementen is, die bijdraagt aan een verdere professionalisering in de praktijk.

De tweede les is dat kwaliteitsverbetering door kennisoverdracht in de praktijk alleen mogelijk is als deze praktijk daar ook ontvankelijk voor is. Kennis en het verspreiden van kennis alleen, is

onvoldoende om tot innovatie in de uitvoeringspraktijk te komen. Dat geldt zeker binnen het domein van Werk en Inkomen waar nauwelijks een traditie bestaat op het gebied van het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, laat staan op het gebruik van de kennis die daaruit voortvloeit.

De ervaringen uit Vakkundig 1 leren dat zeker in het domein van Werk en Inkomen het van belang is

‘de lerende organisatie’ centraal te stellen. Ieder organisatie, iedere professional zal een eigen leerproces moeten doormaken. Dat leidt tot het inzicht dat gezamenlijk kennis ontwikkelen en

toepassen vanuit en binnen de uitvoeringspraktijk zelf, met nauwe betrokkenheid van professionals en in samenwerking met onderzoekers, meer innovatiekracht heeft dan kennis ‘van buiten naar binnen brengen’.

Ten derde is, mede vanuit dit besef, lopende het programma Vakkundig 1 steeds meer aansluiting gezocht bij de uitvoeringspraktijk zelf door te streven naar een evidence based practice (EBP). Binnen een evidence based practice is altijd sprake van een afweging die de professional maakt, gevoed door kennis vanuit ten minste drie bronnen: die van de wetenschap, die van de professional zelf en die van de cliënt. Het is uiteindelijk de professional die, in overleg met de cliënt, vervolgens een professionele afweging maakt om voor een bepaalde aanpak te kiezen. De professional en de afwegingen die deze in samenspraak met de cliënt maakt, staat binnen de evidence based practice centraal.

Deze professional werkt echter altijd binnen een bepaald beleidskader met landelijke en lokale wet- en regelgeving, prioriteiten en afspraken. Daarnaast is een professional ook gebonden aan afspraken die binnen zijn of haar organisatie gelden. Het beleidskader en het organisatorisch verband zijn dus een integraal onderdeel van de praktijkkennis van de professional en vormen de context waarbinnen de afweging gemaakt moet worden. De professional dient vanuit de eigen organisatie gevoed te worden

(10)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

10

met kennis en gefaciliteerd te worden om zijn of haar afweging zorgvuldig te maken, zodat de afweging die de professional maakt, niet afhankelijk is van zijn of haar persoonlijke voorkeuren. Het doel is een professionele afweging te maken gebaseerd op kennis en methodieken die navolgbaar zijn voor andere professionals. Er wordt maatwerk geleverd omdat klanten verschillen, maar de wijze van handelen van de professionals is vergelijkbaar.

Voor de tussenevaluatie van het programma Vakkundig aan het werk 1 is aan een groot aantal deelnemers en stakeholders van het programma gevraagd hoe zij – mede gezien de ervaringen zoals hierboven beschreven – de invulling zien van een vervolgprogramma. In de tussenevaluatie worden mede op basis daarvan de volgende aanbevelingen gegeven voor de invulling van het programma Vakkundig aan het werk 2:

− Financier in een vervolgprogramma meer ontwikkeltrajecten die in leernetwerken antwoorden zoeken op lokale vragen en problemen;

− Stimuleer ook in een vervolgprogramma effectiviteitsonderzoek;

− Geef in een vervolgprogramma ruim baan aan verzameling, verspreiding en benutting van kennis;

− Zorg voor verdere versterking van participatie van cliënten en klantmanagers;

− Breng de programmastructuur meer in lijn met andere ZonMw-kennisprogramma’s.

Deze aanbevelingen vormen grotendeels ook de basis voor het kader voor Vakkundig 2 zoals is vastgesteld door de stuurgroep en vinden hun weerslag in voorliggende programmatekst.

2.3 Gezamenlijk vergezicht

Zoals hierboven beschreven, staat het innovatie- en kennisprogramma Vakkundig aan het werk 2 niet op zich, maar maakt het onderdeel uit van een bredere beweging, waarin tal van organisaties,

programma’s en overheden streven naar een gemeenschappelijk doel: het maken van een belangrijke kwaliteitsslag door stap voor stap een evidence based practice en daardoor ook maatwerk in

dienstverlening vorm te geven. Dat is het vergezicht waar ook Vakkundig aan het werk 2 naar streeft.

De bijdrage van Vakkundig aan dat streven, ligt op het vlak van het versterken van de

gemeenschappelijke ‘body of knowledge’: het creëren van innovatiekracht door het ontwikkelen, het bundelen en ontsluiten van kennis vanuit en binnen de uitvoeringspraktijk.

Binnen het programma Vakkundig aan het werk wordt het begrip ‘body of knowledge’ gehanteerd als enerzijds het geheel aan kennis en innovaties (de inhoud, oftewel ‘het vlees’ van de body) en

(11)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

11

anderzijds de kennisinfrastructuur (de organisatie van kennisontwikkeling, -verspreiding en - toepassing, oftewel het skelet).

In schema ziet dat er als volgt uit:

De werkelijkheid is echter altijd complexer dan schema’s toelaten. De evidence based practice, en de body of knowledge (zowel inhoud als structuur) zijn niet uit elkaar te trekken, omdat ze ook onderdeel van elkaar zijn. En uiteraard bestaat de groeiende brede body of knowledge uit veel meer dan alleen de activiteiten van Vakkundig aan het werk.

2.4 Uitvoeringspraktijk centraal door participatie van doelgroepen

Gevolg gevend aan voorafgaande wordt in dit programma kennisontwikkeling in hoge mate gekoppeld aan innovatie in en vanuit de praktijk. Innovatie ontstaat vanuit een behoefte in de praktijk aan

kwaliteitsverbetering. Onderzoek en bestaande kennis uit de wetenschap kan aan die innovatie een belangrijke bijdrage leveren. Uitgangspunt binnen dit programma is dat in de kennisontwikkeling de vragen uit en de behoeften van de praktijk centraal staan en de praktijk zelf (dat wil zeggen cliënten, professionals, leidinggevenden en/of beleidsmakers) participeert in – en waar mogelijk leidend is binnen – het onderzoek. Zo ontstaat toepasbare en overdraagbare kennis die aansluit bij de praktijk waarvoor het bedoeld is. De professionals, hun leidinggevenden, en de lokale beleidmakers vormen daarbij de primaire doelgroep (zie paragraaf 3.3). Dat betekent dat in gefinancierde projecten de participatie van deze doelgroepen goed tot uitdrukking moet komen. Hoe nauwer de projecten uitgaan van wat professionals, cliënten, leidinggevenden en lokale beleidmakers willen, kunnen en vinden, hoe groter de kans op een succesvolle en duurzame uitvoering in de praktijk.

Tegelijkertijd moet er ook ruimte blijven voor innovatie vanuit andere kanalen. ‘Behoeften van de praktijk’ als uitgangspunt, moet dan ook ruim worden opgevat. Het kan heel goed zijn dat vanuit bijvoorbeeld kennisinstellingen – of cliëntorganisaties – nieuwe oplossingen worden aangedragen die breed omarmd worden door de professionals, zonder dat zij daar zelf om gevraagd hebben. Idem dito is het mogelijk onderzoekers in de uitvoeringspraktijk vraagstukken te laten vinden waarvoor – ook volgens de praktijkwerkers – oplossingen nodig zijn.

(12)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

12

2.5 Inhoudelijke uitbreiding

Sinds de invoering van de Participatiewet is arbeidsintegratie van mensen met een structurele

functionele beperking een taak van zowel gemeenten als UWV. Het eerste programma Vakkundig aan het werk richtte zich niet specifiek op deze groep. Mede door een financiële bijdrage van UWV aan Vakkundig aan het werk, komt daar in het vervolgprogramma verandering in en worden specifieke projecten opgestart om de (re-)integratie op de arbeidsmarkt voor deze groep te versterken.

2.6 Afstemming binnen het domein Werk en Inkomen

Binnen het domein van Werk en Inkomen zijn diverse gezamenlijke initiatieven op het terrein van kennisontwikkeling en kennisverspreiding, zoals de programma’s Lerende Organisatie van Divosa, Vakmanschap van de BvK, het programma Schouders Eronder en het Kennisplatform Werk en Inkomen3. Daarnaast hebben uitvoeringsorganisaties en kennisinstituten eigen activiteiten; hetzelfde geldt voor beroeps- en brancheorganisaties. Uiteraard werkt het kennisprogramma net als in

voorgaande jaren nauw samen met relevante initiatieven in het veld en vindt waar nodig afstemming plaats. Daarin heeft de stuurgroep een belangrijke taak (zie hoofdstuk 5).

Voor wat betreft de uitbouw van de gezamenlijke kennisinfrastructuur geldt dat de bestaande kennisinfrastructuur op een dynamische manier is gegroeid en moet kunnen blijven groeien. Allerlei organisaties en allerlei activiteiten hebben binnen de huidige kennisinfrastructuur een eigen rol.

Binnen Vakkundig aan het werk 2 wordt niet – van bovenaf – bepaald hoe de kennisinfrastructuur eruit zou moeten komen te zien. Het streven is van onderaf te werken met zoveel mogelijk inbreng vanuit het veld (zie pararaaf 4.3). Daarbij zal wel binnen het geheel van gefinancierde projecten gezocht worden naar samenhang en afstemming. De stuurgroep benut de tweede periode van Vakkundig aan het Werk om te bezien hoe een duurzame kennisinfrastructuur bevorderd kan worden zodat de opbrengst van beide programma’s behouden blijft.

2.7 Positionering ten opzichte van ZonMw-programma’s

Dit ZonMw-programma heeft raakvlakken met andere initiatieven en programma’s gericht op verbetering van de kwaliteit en kennisontwikkeling op het terrein van werk en inkomen.

ZonMw voert op dit moment twee programma’s uit die raken aan dit programma. Het deelprogramma

‘Werk(en) is gezond’, onderdeel van het vijfde Preventieprogramma, betreft een opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en richt zich op het ontwikkelen en

evalueren van gezondheidsinterventies op de werkvloer specifiek voor werknemers met een sociaal economische lage positie en/of een chronische aandoening.

Het programma ‘Verbetering kwaliteit poortwachtersproces’, in opdracht van het ministerie van SZW, draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van het poortwachtersproces en de re-integratie van werknemers door het ontwikkelen van kennis en het stimuleren van implementatie en borging van kennis.

Eerder voerde ZonMw in opdracht van de ministeries van SZW en VWS het programma

Arbeidsparticipatie en gezondheid uit. Dit programma (2009-2015) stimuleerde onderzoek om de duurzame inzetbaarheid van werknemers te verbeteren. Informatie over deze programma’s en de (beoogde) resultaten zijn te vinden via www.zonmw.nl/werk.

2.8 Begripsomschrijving en afbakening

Vakkundig aan het werk 1 was uitdrukkelijk een kennisprogramma. Voor Vakkundig aan het werk 2 is gekozen voor de term kennis- en innovatieprogramma, om daarmee te beklemtonen dat het

programma uiteindelijk moet leiden tot meer dan kennis alleen (zie hoofdstuk 3 en 4).

Brede invulling van innovatie

Innovatie wordt algemeen opgevat als de invoering van vernieuwingen; zo ook binnen dit programma.

Een vernieuwing kan echter ook betekenen dat bestaande kennis op vernieuwende manier wordt ontsloten en toegankelijk gemaakt voor de praktijk, dan wel wordt ingebouwd in bestaande werkwijzen waardoor een kwaliteitsslag wordt gemaakt. Innovatie is geen doel op zich, maar een middel om tot verdere kwaliteitsverbetering te komen. Wat goed is, moet worden behouden.

(13)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

13 Implementatie

Onder implementatie wordt in dit programma verstaan het proces van adopteren en daarmee internaliseren van (nieuwe) kennis in de uitvoeringspraktijk in bijvoorbeeld proeftuinen en

pilotprojecten. Het vervolgens daadwerkelijk ten uitvoer brengen van nieuwe werkwijzen, wordt gezien als regulier werk en valt buiten het begrip implementatie zoals hier bedoeld en wordt dus niet

gefinancierd vanuit het programma.

Werk is werk

Onder ‘werk’ of ‘arbeid’ verstaan we in dit programma meer dan alleen regulier betaald werk op de reguliere arbeidsmarkt. Ook beschut werk, detachering SW et cetera valt onder de term ‘betaald werk’. Arbeidsmatige dagbesteding, vrijwilligerswerk et cetera valt niet onder betaald werk. Dat betekent dat projecten die zich primair richten op de laatstgenoemde categorieën niet binnen dit programma gesubsidieerd worden.

Restricties

De daadwerkelijke toepassing van kennis is een verantwoordelijkheid van de uitvoeringspraktijk (gemeentelijke organisaties, UWV-kantoren et cetera) en de daarbij behorende beroeps- en brancheorganisaties zelf. Zo kan de ontwikkeling en het uittesten van een bepaalde methodiek of aanpak als innovatie plaatsvinden binnen het programma; de innovatie kan dusdanig beschreven en beschikbaar worden gesteld dat anderen er ook gebruik van kunnen maken; er kan een methodiek worden ontwikkeld en uitgetest om de innovatie binnen andere organisaties en/of regio’s in te voeren, maar het daadwerkelijk breed invoeren van deze innovatie valt buiten het programma.

Idem dito valt het ontwikkelen van een ‘body of competence’ en het op basis daarvan ontwikkelen en stimuleren van vaardigheden van professionals buiten de doelstellingen van het programma. Dit programma richt zich op het bouwen en verder vullen van de ‘body of knowledge’. Daarbij vormt het stimuleren van ‘lerende organisaties’ een randgebied. Dit valt binnen het programma voor zover het onderdeel is van een groter project en het niet als doel dient maar als randvoorwaarde voor het implementeren van ontwikkelde kennis.

Internationalisering

Dit programma richt zich op het tot stand brengen van een meer evidence based practice binnen de uitvoeringspraktijk van gemeenten en UWV. Daarbij wordt gewerkt vanuit het idee dat hoe meer aangesloten wordt bij de praktijk van die gemeenten en het UWV, hoe groter de relevantie van de ontwikkelde kennis en hoe hoger de kans is dat ontwikkelde kennis en inzichten daadwerkelijk gebruikt worden. De focus van het programma ligt dus bij de lokale uitvoeringspraktijk.

Internationalisering beperkt zich in dit programma tot het gebruik maken van internationaal

ontwikkelde kennis dan wel innovaties, binnen gesubsidieerde projecten, voor zover relevant voor en passend binnen de lokale Nederlandse uitvoeringspraktijk.

Toegang tot data

Alle resultaten en bevindingen uit het programma zijn conform de subsidievoorwaarden van ZonMw vrijelijk beschikbaar voor derden (open acces).

ICT en E-learning

In de onderzoeksprojecten en bij de kennisbundeling en -ontsluiting zal desgewenst gebruik worden gemaakt van vernieuwende ICT-toepassingen. Denk aan ontsluiting van big data, E-learning werkwijzers, het ontwikkelen van een ‘kopkrakersproject’4 (zie paragraaf 4.4) en het bedenken van een digitale ‘plaats’ om kennis in onder te brengen (paragraaf 4.4). Gezien het domein (Werk en Inkomen) is het minder aannemelijk dat E-health werkwijzers zullen worden ontwikkeld, zoals gebruikelijk in andere ZonMw programma’s.

(14)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

14

3 Doelen en doelgroepen van het programma

3.1 Missie en doelstellingen

Missie kennis- en innovatieprogramma Vakkundig aan het werk

Het programma draagt bij aan de totstandkoming van een evidence based practice, door samen met de lokale praktijk en andere stakeholders in het veld van Werk en Inkomen adequate, betrouwbare en goed toegankelijke kennis te ontwikkelen en te benutten. Met dit programma wordt kennis ontwikkeld over ‘wat werkt voor wie’ bij de ondersteuning van mensen (al dan niet met een arbeidsbeperking) bij het vinden en behouden van werk en/of het verminderen van schulden- en armoedeproblematiek. Dit moet leiden tot een verbetering van de effectiviteit, het realiseren van maatwerk in dienstverlening en daarmee een verdere kwaliteitstoename in de praktijk. Innovatieve aanpakken moeten die mensen die ondersteuning nodig hebben, ten goede komen. Het programma wil een belangrijke actor en

medeaanjager zijn van de beweging die in het veld van Werk en Inkomen de afgelopen jaren tot stand is gekomen, waarbij samenwerken en kennis delen belangrijke componenten zijn.

Doelstellingen

In het licht van bovengenoemde missie zijn de doelen van het nieuwe ZonMw-programma:

1. Kennisontwikkeling ‘wat werkt voor wie’; gezamenlijke ontwikkeling van en onderzoek naar (kennis over) innovaties binnen het domein van Werk en Inkomen.

2. Kennisbundeling en -ontsluiting; enerzijds door borging en overdraagbaarheid van onder 1.

genoemde kennis en innovaties en anderzijds door de uitbouw van de gezamenlijke kennisinfrastructuur.

Beide doelen zijn gelijkwaardig aan elkaar en vormen in samenhang de basis voor een duurzame

‘body of knowledge’.

Doelen achter doelen

Uiteraard is het achterliggende doel dat de kennis die ontwikkeld, gebundeld en ontsloten wordt, daadwerkelijk gebruikt wordt door de lokale uitvoeringspraktijk binnen de context van een evidence based practice. De keuzen die binnen het programma gemaakt worden, zijn gericht op het stimuleren van het bereiken van dit achterliggende doel.

Ook de realisering van een evidence based practice heeft een achterliggend doel: het vergroten van arbeidsparticipatie, van economische zelfstandigheid/onafhankelijkheid en het verminderen van problematische schulden en armoede van veelal kwetsbare burgers (cliënten).

3.2 Beoogde resultaten

Streven is mede dankzij het ZonMw-programma de volgende resultaten op te leveren:

a. Uitbreiding van (kennis over) werkzame aanpakken, methodieken en interventies

(handelingsperspectieven) die de uitvoering van een evidence based practice bevorderen.

b. Aanzienlijke uitbouw, een toegankelijke ontsluiting en gebruik van de gezamenlijke kennisinfrastructuur.

c. (Als deeluitwerking van b.) een attractieve wijze om met behulp van ICT, kennis voor de praktijk te bundelen en te presenteren, in de vorm van bijvoorbeeld een ‘kennisplaats’ (de gekozen vorm zal onderdeel van vooronderzoek zijn) en

d. een attractieve wijze om met behulp van ICT, kennis voor de praktijk te ontsluiten in de vorm van het ‘kopkrakersproject’.

Bovenstaande wordt in de hiernavolgende hoofdstukken verder uitgewerkt.

3.3 Doelgroepen

Met doelgroepen bedoelen we die groepen die uiteindelijk moeten ‘profiteren’ van het programma.

Lokale praktijk vormt primaire doelgroep

De doelgroepen van dit ZonMw-programma zijn primair de professionals Werk en Inkomen bij gemeenten en het UWV en/of bij door hen gecontracteerde organisaties, hun leidinggevenden en de lokale beleidmakers. Zij zijn de groepen die gebruik moeten kunnen maken van de resultaten van dit

(15)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

15

programma. Intensieve participatie binnen de gesubsidieerde projecten van de lokale publieke uitvoerings- en/of beleidspraktijk (inclusief de professionals zelf) zal dan ook randvoorwaarde zijn.

Secundaire doelgroepen

Secundaire doelgroepen zijn de cliëntorganisaties, beroeps- en brancheorganisaties, landelijke beleidsmakers, door UWV en/of gemeenten gecontracteerde maatschappelijke of private organisaties, werkgevers(organisaties) en kennisinstellingen. Deze secundaire doelgroepen kunnen zelf gebruik maken van opgebouwde kennis, maar vormen ook een belangrijke intermediaire doelgroep, met name waar het de communicatie met hun eigen achterban betreft.

Cliënten zijn de einddoelgroep

Uiteraard vormen de cliënten van gemeenten en UWV de uiteindelijke doelgroep. Zij zullen moeten profiteren van de kennis en ervaring die professionals dankzij dit programma opdoen. Daarbij wil het programma stimuleren dat waar mogelijk en relevant, mede in het kader van diversiteit, extra aandacht wordt besteed aan kennis over dienstverlening aan specifieke doelgroepen zoals:

− Economisch niet zelfstandige vrouwen met afstand tot de arbeidsmarkt;

− Mensen met een niet-westerse achtergrond (waaronder statushouders);

− Laaggeletterden;

− Mensen met een (licht) verstandelijke beperking (LVB);

− Mensen in behandeling binnen de geestelijke gezondheidszorg.

Er worden vanuit het programma geen specifieke activiteiten voor deze subdoelgroepen georganiseerd, maar binnen subsidieoproepen zal voor deze groepen extra aandacht worden gevraagd.

Eén van de factoren van een evidence based practice is de kennis over wensen en behoeften van cliënten. Vanzelfsprekend zal het perspectief van cliënten mee worden genomen in de formulering van subsidieoproepen en in de beoordelingsprocedures van projecten. Dat houdt onder andere in dat cliënten of hun vertegenwoordigers aan alle projecten, commissies en werkgroepen binnen dit programma deelnemen.

(16)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

16

4 Inhoud en aanpak van het programma

Inhoudelijk leunt het programma Vakkundig aan het werk 2 sterk op de voorganger Vakkundig aan het werk 1. Daar waar verschillen zijn, worden deze toegelicht. Zoals beschreven in paragraaf 1.2 kunnen de consequenties van de economische crisis als gevolg van de uitbraak van het coronavirus lopende het programma leiden tot aanpassingen in onderstaande opzet.

4.1 Thema’s

In het programma komen twee verschillende – maar wel samenhangende – thema’s aan de orde, die in aparte subsidierondes zullen worden uitgezet.

Thema 1: Re-integratie en verminderen van schulden- en armoedeproblematiek

Het vergroten van arbeidsparticipatie, van economische zelfstandigheid en onafhankelijkheid en het verminderen van problematische schulden en armoede van burgers is het achterliggende doel van de programma’s Vakkundig aan het Werk. Dat betekent dat binnen het programma inhoudelijk een zwaar accent ligt op het thema re-integratie al dan niet gekoppeld aan schulden- en armoedeproblematiek. In Vakkundig 1 waren er aparte subsidieoproepen voor het thema Schulden en armoedebestrijding.

Bovenop het reguliere programma Vakkundig 1 is in een extra vijfde ronde met middelen vanuit de Nationale Wetenschapsagenda, drie miljoen euro ingezet op het thema armoedebestrijding en

schuldhulpverlening. In vakkundig 2 zullen er geen specifieke subsidierondes komen voor schulden en armoedebestrijding. Wel kan het thema worden meegenomen in projecten die zich richten op re- integratie in werk. Re-integratie en daarbij het verwerven van inkomen is sowieso een probaat – maar lang niet altijd afdoende – middel voor armoedebestrijding. Anderzijds kan schuldproblematiek en de psychische belasting daarvan ook een struikelblok vormen voor re-integratie.

Thema 2: Bevorderen van werken met een arbeidsbeperking

Kennis over de begeleiding door gemeenten en UWV van mensen met een arbeidsbeperking richting werk, is nog onvoldoende vertaald naar de uitvoeringspraktijk. Ook, of misschien wel juist, binnen een periode van economische tegenslag is het belangrijk deze doelgroep integraal mee te nemen in stappen die gezet worden om mensen weer aan het werk te krijgen. Vandaar dat binnen het programma Vakkundig aan het werk 2, specifieke projecten voor dit thema kunnen worden gesubsidieerd, opdat ook op dit thema de ‘body of knowledge’ beter gevuld en ontsloten wordt ten dienste van een kwaliteitsslag om een meer evidence based practice te realiseren.

Het faciliteren van werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, krijgt de laatste jaren in toenemende mate aandacht. De vraag die daarbij onder andere aan de orde is, is welke werkgeversdienstverlening hierbij het beste werkt. Welke rol kunnen professionals van onder andere UWV en gemeenten spelen om de interactie tussen werkgever en werkzoekenden met een arbeidsbeperking te verbeteren? En om werkgevers te bewegen tot het aannemen van mensen met een beperking? Maar ook: wat is er nodig vanuit het perspectief van de werkzoekende met een arbeidsbeperking?

Er is al veel onderzoek verricht naar mogelijkheden die met name gemeenten en UWV hebben om werkgevers te faciliteren bij het in dienst nemen en houden van deze doelgroep. De projecten die vanuit Vakkundig 2 worden gefinancierd, moeten voortbouwen op inmiddels verkregen inzichten en zullen meer praktijkgerichte projecten betreffen in de vorm van bijvoorbeeld actiegericht onderzoek of living labs. Achterliggende vraag zal altijd blijven: wat werkt in de context van de uitvoeringspraktijk wel en wat werkt niet om geschikt werk te creëren en te behouden voor mensen met een

arbeidsbeperking?

De kennis die daarbij ontwikkeld wordt, moet ook zijn weg vinden naar professionals van gemeenten, UWV en relevante beleidskaders (zie ook paragraaf 4.4).

Integraal en methodisch werken geen aparte thema’s

Werk en Inkomen is in veel gemeenten een integraal onderdeel van het bredere sociaal domein.

Vanuit die beweging is in het eerste programma Vakkundig expliciet aandacht besteed aan het thema integraal werken. In Vakkundig aan het werk 2 is dit niet meer een separaat thema. Daar waar Werk en Inkomen een belangrijk en nadrukkelijk onderdeel vormt van een integrale aanpak, passen projecten met een dergelijke brede aanpak nog altijd binnen het programma Vakkundig aan het werk 2. Werk en inkomen blijft de focus maar het programma moet wel blijven passen in de ontwikkelingen in het bredere sociaal domein.

(17)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

17

Ook het thema methodisch werken uit Vakkundig 1 is binnen Vakkundig aan het werk 2 geen apart thema meer, maar onderdeel van alle projecten.

4.2 Samenwerking als uitgangspunt

Binnen een evidence based practice staat het combineren van kennis uit, van en over verschillende bronnen (wetenschap, praktijk en cliënten) centraal. Alle trajecten binnen dit programma zullen dan ook samenwerkingsprojecten zijn waarbij – in wisselende samenstellingen – lokale en/of landelijke praktijkvertegenwoordigers (UWV, gemeenten, professionals en hun (beroeps)organisaties, maatschappelijke organisaties en gecontracteerde private partijen), cliënten en hun

vertegenwoordigers, onderwijsinstellingen en kennisinstituten gezamenlijk optrekken. Expliciet wil dit programma ook samenwerking tussen professionals uit UWV en gemeenten stimuleren door het uitvoeren van gezamenlijke trajecten te bevorderen.

Daarbij zal rekening gehouden moeten worden met de toenemende werkdruk binnen gemeenten en UWV als gevolg van de door het coronavirus veroorzaakte (te verwachten) economische crisis. Dit kan mogelijke samenwerking met en binnen de lokale uitvoeringspraktijk bemoeilijken. De planning en de inhoud van subsidierondes zullen hierop inspelen en ingediende projectvoorstellen zullen dan ook worden getoetst op realistische uitgangspunten.

Binnen de hele kenniscyclus hebben alle organisaties en hun medewerkers eigen taken en

verantwoordelijkheden die afhankelijk van de fase van het proces kunnen variëren. Het streven daarbij is optimaal gebruik te maken van elkaars kennis en kunde, waarbij van meet af aan helderheid moet zijn over rollen van deelnemers inclusief projectleiding en projecteigenaarschap.

Dergelijke samenwerking tussen verschillende organisaties en domeinen kan de vorm aannemen van communities of practices, allianties, consortiumvorming, et cetera, al naar gelang behoefte en doel van de samenwerking.

UWV en gemeenten gezamenlijk

Door UWV en gemeenten binnen Vakkundig te stimuleren samen te werken in de te subsidiëren projecten in het brede programma Vakkundig aan het werk ontstaan nieuwe mogelijkheden om elkaar te stimuleren en te versterken in hun professionaliseringsproces. Beide organisaties hebben qua doelen en uitvoering veel met elkaar gemeen en kunnen van en met elkaar leren. Daarnaast biedt het gezamenlijk optrekken van gemeenten en UWV mogelijkheden om samenwerking binnen bijvoorbeeld arbeidsmarktregio’s (AMR) en/of werkgeversservicepunten (WGSP) te versterken. Het stimuleren van deze samenwerking is geen doel an sich en dus ook geen programmabrede subsidievoorwaarde. Wel zal het, waar relevant, een rol spelen bij de formulering van de calls voor de subsidieronden.

Samenwerking met opleidingen

Binnen regionale of landelijke samenwerkingsverbanden kan het onderwijs een aanvullende rol spelen, door bijvoorbeeld:

− (onderzoeks)stagemogelijkheden voor studenten te creëren;

− opleiders te betrekken bij het ontwikkelen van voorbeeldcasuïstiek, bijvoorbeeld voor het project Kopkrakers (zie paragraaf 4.4);

− kennisproducten te integreren in opleidingsmodules;

− ondersteunen bij innovaties om bijvoorbeeld met intervisiemethodieken de totstandkoming van een evidence based practice te stimuleren.

Regionaal, bovenregionaal en landelijk

Samenwerking als uitgangspunt geldt niet alleen voor het leggen van verbindingen tussen verschillende instanties, domeinen en professies, ook geografisch zoekt het programma

samenwerking tussen gemeenten en regio’s. Het is ongewenst dat kennis die met één gemeente, één UWV-kantoor of arbeidsmarktregio wordt ontwikkeld, zich niet laat vertalen naar andere gemeenten en instellingen. Vandaar dat het programma ernaar streeft en dus ook als voorwaarde stelt, dat gezamenlijke projecten regionaal of landelijk tot stand komen. Ook samenwerkingsprojecten tussen verschillende niet geografisch gebonden gemeenten of regio’s zijn mogelijk. Als Roermond met Enkhuizen, of ‘t Gooi met de Achterhoek, wil samenwerken, dan behoort dat – indien relevant – tot de mogelijkheden.

(18)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

18

4.3 ‘Dat werkt!’ Kennis- en innovatietrajecten

De hoofdmoot van het programma zal onder de noemer ‘Dat werkt!’ bestaan uit grootschalige kennis- en innovatietrajecten, waarin samenwerkingspartners (zie voorafgaande) op zoek gaan naar in de praktijk werkzame én werkbare innovaties en/of deze ontwikkelen, uittesten en beschikbaar en gereed maken voor brede toepassing in ook andere organisaties.

Dat vergt ruime financiële armslag per traject, omdat het niet alleen gaat om het ontwikkelen van kennis en innovaties, maar om een combinatie van ontwikkelen, onderzoeken, uittesten en bij gebleken succes het opzetten en uittesten van een implementatietraject inclusief het beschikbaar maken en ontsluiten van de opgedane kennis. Zo’n toegevoegd implementatietraject behelst meer dan het verspreiden van kennis via symposia, factsheets en workshops, maar betreft ook het

onderzoeken en uittesten van de daadwerkelijke invoering van een innovatie in meerdere instellingen en regio’s die niet bij het oorspronkelijke traject betrokken waren.

Innovaties betreffen niet alleen het vullen van de ‘body of knowledge’ – het vlees zogezegd – maar ook het bouwen van het skelet ervan, de kennisinfrastructuur. Daarbij zal in het ene traject meer nadruk liggen op de inhoud (kennisontwikkeling) om het handelingsrepertoire van professionals te versterken, en in het andere traject zal meer nadruk liggen op het ‘skelet’; op het ontwikkelen en testen van een infrastructuur voor het ontsluiten, verspreiden en benutten van kennis, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van leernetwerken, al dan niet in combinatie met opleidingsmodulen en/of praktijktoetsing.

Over alle trajecten heen streeft het programma in principe naar een min of meer gelijke verdeling tussen enerzijds kennisontwikkeling (het vullen van de body) en anderzijds bundeling en ontsluiting van kennis (het skelet van de body). Bij dat laatste zullen ook de activiteiten zoals beschreven in paragraaf 4.4 in ogenschouw genomen worden.

Het streven is voor het thema ‘re-integratie en het verminderen van schuldenproblematiek en armoede’ in te zetten op om en nabij 8 trajecten met elk een budget van maximaal € 400.000,-- en een looptijd van 3 tot 4 jaar. Waar mogelijk wordt daarbij gestreefd naar verschillende deeltrajecten (in samenhang) uitgevoerd door verschillende partners. Waardevolle trajecten die met minder financiën kunnen worden uitgevoerd, zijn uiteraard ook mogelijk.

Bij de subsidieronde voor de kennis- en innovatietrajecten op het thema ‘bevorderen van het werken met een arbeidsbeperking’ zal het eveneens gaan om een vijftal samengestelde trajecten met een maximaal budget van 400.000 per traject en een looptijd van maximaal 3 tot 4 jaar.

Innovatie voor én UWV én gemeenten

Streven binnen deze innovatietrajecten is om – waar mogelijk en relevant – ook samenwerking tussen professionals van UWV en gemeenten te stimuleren. Beide groepen professionals hebben veel gemeen en kunnen in een gezamenlijk innovatietraject veel van en met elkaar leren. Gezamenlijke inhoudelijke doelen voor dergelijke innovatietrajecten zijn bijvoorbeeld de overgang WW-bijstand, cliëntparticipatie, zelfredzaamheid, werkgeversdienstverlening et cetera.

Kennisinventarisatie en duiding

Expliciet valt onder deze innovatietrajecten ook (al dan niet als onderdeel) het verzamelen, beschikbaar stellen en toepassen van (1) kennis en ervaringen van professionals, (2) kennis over wensen, behoeften en voorkeuren van cliënten en (3) kennis uit wetenschap. Dit zou bijvoorbeeld onderdeel kunnen zijn van een traject waarbinnen wetenschappelijke kennis door professionals, onderzoekers en cliënten wordt geduid en aangevuld met het perspectief van de professionals en de cliënt. Het realiseren van inhoud voor zogenaamde kopkrakers (zie paragraaf 4.4) kan hiertoe behoren. Dit zou op termijn ook kunnen uitmonden in bijvoorbeeld voorbeeldcasuïstiek, richtlijnen of standaarden voor de uitvoeringspraktijk, voor zover toepasselijk en haalbaar binnen het domein van Werk en Inkomen.

Versnippering tegengaan

Door de grootschalige opzet van deze trajecten zal er meer geconcentreerd en minder versnipperd gewerkt worden binnen een beperkt aantal trajecten.

Speciale aandacht zal worden besteed aan overdracht van kennis en ervaringen tussen de trajecten onderling. Een voorbeeld daarvoor vormen bijvoorbeeld de drie consortia op het thema Schulden en Armoede in de 5e ronde van Vakkundig aan het werk 1; ook zij zullen samen optrekken en zorgen voor kruisbestuiving.

(19)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

19

Tevens zal gezorgd worden voor externe begeleiding van de trajecten vanuit het programma (zie paragraaf 4.5)

Extra effectiviteitsonderzoek

Binnen het programma wordt de mogelijkheid opengehouden om voor het thema ‘re-integratie en het verminderen van schuldenproblematiek en armoede’ een kleine selectie van deze trajecten uit Vakkundig aan het werk 2 een vervolg te geven om met name voor ontwikkelde veelbelovende methodieken en interventies aanvullend grondig effectiviteitsonderzoek te kunnen verrichten. Het streven in het programma Vakkundig aan het werk 1 was met name onderzoek naar de effectiviteit van interventies goed van de grond te krijgen. Ondanks alle inzet bleek dit in de praktijk ingewikkeld uit te voeren (zie bijlage C). In Vakkundig 2 wordt in eerste instantie geen nieuwe poging gedaan om dergelijk onderzoek alsnog uit te voeren. Echter, lopende het programma kan het wenselijk blijken nieuw ontwikkelde veelbelovende interventies grondig te onderzoeken op effectiviteit, waarbij uiteraard de ervaringen uit Vakkundig 1 worden meegenomen in de opzet van deze projecten.

Hiervoor wordt een budget van ongeveer 1 miljoen euro gereserveerd. Mochten deze middelen niet ingezet worden voor effectiviteitsonderzoek dan zullen later in het programma extra kennis- en innovatietrajecten worden gefinancierd.

4.4 Specifieke activiteiten voor het bundelen en toegankelijk maken van kennis

Door de subsidiering in open rondes van bovengenoemde kennis- en innovatietrajecten krijgen bijvoorbeeld praktijk-, beroeps- en uitvoeringsorganisaties veel ruimte om initiatieven te nemen waarbij samen met kennisinstellingen het einddoel van een meer evidence based practice gerealiseerd wordt.

Op deze wijze wordt van onderop, vanuit de praktijk, de brede body of knowledge organisch opgebouwd. De programmacommissie heeft daarbij (onder andere) de taak in afstemming met de stuurgroep de onderlinge samenhang te bewaken en versnippering te voorkomen.

Daarnaast zal vanuit het programma zelf een aantal activiteiten worden geïnitieerd. Deze staan hieronder beschreven.

Bundeling en presentatie van kennis: een ‘kennisplaats’

Als onderdeel van het programma Vakkundig aan het werk 2 wordt subsidie beschikbaar gesteld om binnen en voor het domein Werk en Inkomen een soort digitale ‘plaats’ te ontwikkelen om kennis en ervaringen die bruikbaar zijn binnen een evidence based practice, op begrijpelijke en aantrekkelijke wijze te bundelen, te presenteren en te ontsluiten voor professionals, leidinggevenden, lokale beleidsmakers en cliënten(organisaties) van zowel gemeenten als UWV.

Met deze bundeling en presentatie van kennis wordt invulling gegeven aan een tweetal wensen van het veld zoals verwoord in de tussenevaluatie van Vakkundig aan het werk 1. Ten eerste de wens om kennis te ‘presenteren over de projecten heen’, gericht op de verschillende doelgroepen. Ten tweede de wens voor het creëren van een bij velen bekende en goed toegankelijke ‘plek’ voor het bundelen en verspreiden van kennis op een gestructureerde manier.

Streven is niet om een allesomvattende database te maken van wetenschappelijk onderzoek maar om met vernieuwende toepassing van ICT een praktijkgericht ‘systeem’ te ontwikkelen waarmee

professionals, leidinggevenden, lokale beleidsmakers en cliënten(organisaties) op eenvoudige wijze kennis tot zich kunnen nemen die ontwikkeld is in samenspraak met de praktijk en daardoor ook afgestemd is op hun dagelijkse praktijk. Deze kennis zal op een eenduidige wijze, bij voorkeur met een vast format en/of ‘taal’ worden gepresenteerd.

De vorm waarin deze bundeling en presentatie van kennis zal plaatsvinden, wordt onderdeel van een onderzoek voorafgaand aan en lopende het programma. Hierbij zullen alle belanghebbenden en stakeholders nauw worden betrokken. De ervaringen van andere bestaande soortgelijke initiatieven zullen worden onderzocht en meegewogen, om zo te komen tot een concept dat ‘echt werkt’ en aanslaat bij de doelgroepen zoals verwoord in hoofdstuk 3. Vooralsnog wordt in dit document hiervoor de term ‘kennisplaats’ gebruikt, waarbij de aanhalingstekens duidelijk maken dat het hier om een werktitel gaat en niet om een vastomlijnd concept. Deze ‘kennisplaats’ moet aanvullend zijn op bestaande kennisbronnen en andere initiatieven in het veld en nauw aansluiten bij de uitvoerings- en beleidspraktijk en een bepaald kwaliteitsniveau hebben.

In ieder geval alle projecten uit Vakkundig aan het Werk 2 zullen hun eindresultaten (ook)

presenteren binnen deze ‘kennisplaats’. Dit wordt onderdeel van de subsidievoorwaarden. Eén van de zaken die onderzocht moet worden is op welke wijze de kennis uit Vakkundig aan het werk 1 en andere bronnen hiertoe geschikt kan worden gemaakt.

(20)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

20

Deze ‘kennisplaats’ zal stapsgewijs worden onderzocht, uitgetest en opgezet, waarbij nauw wordt samengewerkt met het project ‘Kopkrakers’ (zie hieronder). Punt van aandacht is daarbij ook de organisatorische inbedding en de realisering van een duurzaam concept. Streven is tegen het einde van het programma een goed lopend project te hebben. De ervaringen van de kennisbundel van het programma Schouders Eronder zullen in dit traject worden meegenomen. Deze kennisbundel zal te zijner tijd ‘opgaan’ in het nog te ontwikkelen concept van de ‘kennisplaats’.

Ontsluiting van kennis: kopkrakers

De afgelopen jaren is op voorzet van het Kennisplatform Werk en Inkomen het initiatief genomen tot wat is uitgegroeid tot ‘het kopkrakersproject’5. Het kopkrakersproject behelst de uiteindelijke realisatie en implementatie van een app, toegespitst op professionals waarin zij bij voorkeur tweewekelijks een dilemma krijgen voorgelegd. Zo’n dilemma is te zien als een cliëntcasus waarbij 2 mogelijke

oplossingen worden geboden. In de app moet de professional voor één van beide oplossingen kiezen.

Vervolgens krijgt de professional, ongeacht welke oplossing hij/zij heeft gekozen, de boodschap dat een juiste keuze is gemaakt met daarbij een korte uitleg waarom die keuze ‘goed’ is. En er wordt verwezen naar de andere oplossing die ook ‘goed’ is.

Deze app is te zien als een aantrekkelijke methode om bij individuele professionals interesse voor evidence based werken te stimuleren. Daarnaast is de app geschikt om te gebruiken als intervisie- instrument.

Dit concept is in 2019-2020 ontwikkeld door Muzus en op zeer kleine schaal uitgetest. Daarbij is samengewerkt met een veelheid van organisaties uit het werkveld.

In het kader voor Vakkundig 2 is opgenomen dat dit project verder wordt ontwikkeld binnen dit programma. Streven is om nog in 2020 vanuit Vakkundig 1 een aantal zogenoemde “proefkrakers” te maken en deze uit te testen. Vervolgens zullen vanuit Vakkundig aan het werk 2 middelen

beschikbaar worden gesteld om het initiatief verder vorm te geven en te implementeren.

Binnen een kopkrakersdilemma wordt verwezen naar een register/bibliotheek met

achtergrondinformatie over de keuzen. Dit register wordt onderdeel van de ‘kennisplaats’ (zie hierboven). Streven is dat – waar relevant – de kennis- en innovatietrajecten binnen Vakkundig aan het werk 2, input leveren voor nieuwe kopkrakers. Dit wordt onderdeel van de subsidievoorwaarden.

Binnen de door Muzus ontwikkelde roadmap voor het project, worden 4 fasen onderscheiden: (1) voorbereiding, (2) pilots, (3) definiëren van de blauwdruk en (4) realisatie. Fase 1 tot en met 3 past binnen het programma Vakkundig aan het werk. Fase 4 betreft reguliere uitvoering en dient door uitvoerende organisaties zelf te worden gefinancierd. Dit past binnen het voorstel voor een meer structurele kennisinfrastructuur dat de stuurgroep lopende het programma zal ontwikkelen (zie ook hoofdstuk 5).

VIMP’s

Aan een aantal projecten uit Vakkundig aan het werk 1 wordt de mogelijkheid geboden om waar dat wenselijk is, met een speciale subsidie een Verspreidings- en implementatieproject (VIMP) op te zetten. Hiermee kunnen resultaten uit Vakkundig 1 beter worden ontsloten voor professionals.

Onderdeel van zo’n VIMP zal in ieder geval zijn om aan te sluiten bij het format van de kennisplaats en waar mogelijk het aanleveren van kopkrakers (zie hierboven).

Voor innovatietrajecten uit Vakkundig 2 zullen VIMP’s in principe niet nodig zijn, omdat verspreiding en implementatie sowieso centraal zal staan in deze trajecten.

Communicatie

ZonMw zet de eigen reguliere communicatiekanalen in (website, nieuwsbrief, bijeenkomsten) voor de communicatie over het programma en de uitkomsten daarvan en sluit waar mogelijk aan bij de communicatiekanalen van andere organisaties die specifiek werken voor de doelgroepen van het programma. Aan de subsidieoproepen wordt met gerichte communicatie veel bekendheid gegeven om een zo groot mogelijke groep van potentiële aanvragers te bereiken. Tussentijdse resultaten worden gedeeld met het werkveld en de opdrachtgever.

Belangrijke rol daarbinnen speelt de werkgroep kennisverspreiding, waarin de belangrijkste

stakeholders van het programma zijn vertegenwoordigd. Deze werkgroep kennisverspreiding is door ZonMw opgericht als uitvloeisel van de tussenevaluatie van het programma Vakkundig aan het werk.

Het is een vervolg op de werkgroep communicatie die al eerder in het leven was geroepen door ZonMw, deze stond bijvoorbeeld aan de wieg van de kennisateliers6. Het doel van de werkgroep kennisverspreiding is om onder de vlag van – en met financiering van – Vakkundig aan het werk gezamenlijke activiteiten te organiseren om de kennis ontwikkeld in Vakkundig 1 en 2 te verspreiden

(21)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

21

onder relevante doelgroepen. In deze werkgroep gaat het alleen om gezamenlijke activiteiten. Het betreft primair de kennis ontwikkeld in Vakkundig; waar gewenst kunnen dwarsverbanden worden gelegd. Waar mogelijk leggen werkgroepleden verbanden met eigen activiteiten en wordt gezocht naar kruisbestuiving.

Voor het programma Vakkundig aan het werk 2 zal wederom een feestelijke (door)startbijeenkomst worden georganiseerd, voor zover de dan geldende RIVM-richtlijnen i.v.m. het Covid-19-virus dat toelaten.

4.5 Uitvoering en randvoorwaarden

Gefaseerde opzet van projecten

Voor de kennis- en innovatietrajecten geldt dat het programma zal werken met een gefaseerde opzet.

Het zullen grote trajecten zijn, met een vanwege de samenwerkingsverbanden soms complexe structuur. De ervaring in Vakkundig 1 heeft laten zien dat het zinvol is tussentijdse momenten te creëren waarop een plan kan/moet worden bijgesteld dan wel dat er een go/no go – moment komt om vast te stellen of de subsidie verlengd kan worden (al dan niet na aanpassingen) dan wel wordt stopgezet. Daarom worden de kennis- en innovatietrajecten als volgt gefaseerd:

− Indienen van een projectidee.

− Een aantal projecten mag het idee uitwerken tot een plan in twee fasen met concrete tussentijdse doelen. In dit plan dienen verantwoordelijkheden, taken en rollen tussen de samenwerkende organisaties helder verwoord te zijn, waarbij één eindverantwoordelijke projecteigenaar is aangesteld.

− Een aantal projecten kan fase 1 van plan uitvoeren.

− Na tussentijdse rapportage wordt in principe (maar niet automatisch) budget toegekend voor fase 2 aan alle projecten die fase 1 uitvoeren, indien de uitkomsten voldoende waarborgen bieden voor een goed resultaat. Waar nodig vindt bijstelling van het plan plaats.

Indien wenselijk bestaat voor een klein aantal trajecten nog de mogelijkheid om een vervolgsubsidie te verwerven voor het doen van effectiviteitsonderzoek (zie 4.3), zodat er een betere onderbouwing is voor de effectiviteit van een aantal interventies. Hiertoe worden middelen gereserveerd. Mocht daar geen of weinig gebruik van worden gemaakt, dan zullen op een later moment in het programma extra kennis- en innovatietrajecten kunnen worden opgestart.

Procesbegeleiding

Om samenhang tussen alle projecten te bevorderen en kennis en ervaring uit te wisselen, zullen geregeld gezamenlijke bijeenkomsten worden georganiseerd en zal door ZonMw een

procesbegeleider/procesversneller (persoon of organisatie) worden aangetrokken die – in nauwe samenwerking met ZonMw – deze bijeenkomsten organiseert, de samenhang bevordert en tegelijkertijd tussentijds de voortgang van de samenwerkingsprojecten stimuleert en bewaakt.

4.6 Programma in schema

Met het programma Vakkundig aan het werk 2 wordt de uitbouw van de kennisinfrastructuur binnen het domein Werk en Inkomen gestimuleerd (doelstelling 2, paragraaf 3.1). De kennisinfrastructuur is daarbij het geheel van de organisatie van kennisontwikkeling, - verspreiding en -toepassing (zie paragraaf 2.3) en beslaat een breed terrein met allerlei organisaties die daarbinnen hun eigen taken en verantwoordelijkheden hebben. De programma’s Vakkundig aan het werk hebben niet alleen tot taak de kennisinfrastructuur te stimuleren, ze zijn daar ook – tijdelijk – onderdeel van.

Onderstaand schema geeft de samenhang weer binnen en tussen de activiteiten van de beide programma’s Vakkundig aan het werk. Het beoogt niet de totale kennisinfrastructuur in beeld te brengen. Buiten dit schema is nog een veel groter geheel van instellingen en activiteiten, waarbij op allerlei fronten en niveaus wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt, ook met Vakkundig aan het werk.

(22)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

22

(23)

ZonMw-programma Vakkundig aan het werk 2

23

5 Management en organisatie

5.1 Governance

Stuurgroep

Het opdrachtgeverschap van het programma is belegd bij een Stuurgroep ingericht door het ministerie van SZW. De Stuurgroep bestaat uit DG SZW (voorzitter), RvB lid UWV, (de voorzitter van) Divosa, (de directeur van) de BVK en een vertegenwoordiger van de VNG.

De stuurgroep bepaalt en bewaakt in hoofdlijnen de doelstelling, de kaders en de (beoogde) resultaten voor het ZonMw-programma Vakkundig aan het Werk, zoals verwoord in deze

programmatekst. Daartoe maakt ZonMw een inhoudelijk jaarlijks verslag en vraagt daarbij advies aan de stuurgroep over de voortgang van het programma en bijsturing indien nodig. Binnen dit regulier jaarlijks overleg zal ook gekeken worden in hoeverre de economische crisis als gevolg van de uitbraak van het coronavirus consequenties heeft voor (bijsturing op) de inhoudelijke invulling van het

programma.

Daarnaast heeft de stuurgroep een belangrijke functie in het zorgen voor de aansluiting met andere lopende relevante trajecten en maakt de stuurgroep afspraken over wat de stuurgroepleden doen om het programma te faciliteren, hoe zij actief deelname van hun organisatie of aangesloten

organisaties/leden aan het programma bevorderen en hoe benutting van de kennis uit deze programma’s/trajecten in de eigen of bij aangesloten organisaties/leden wordt bevorderd.

Lopende het programma stelt de stuurgroep een visie op voor de situatie ná het programma, met name om voorwaarden te creëren waarbinnen de opgebouwde kennisinfrastructuur een duurzaam karakter krijgt.

Programmacommissie

Voor de uitvoering van het ZonMw-programma stelt het bestuur van ZonMw een onafhankelijke programmacommissie in. De leden moeten gezamenlijk kennis en expertise hebben op het vlak van:

re-integratie (ook van mensen met een arbeidsbeperking), schuldhulpverlening en armoedebestrijding, onderzoeksmethodologie, beleid en implementatie.

De leden functioneren op persoonlijke titel. Bij de samenstelling wordt rekening gehouden met de Code omgang met persoonlijke belangen van ZonMw en NWO.

Aan de vergaderingen van de commissie nemen vertegenwoordigers van het ministerie van SZW en stakeholders deel als waarnemers.

De organisatie van de programmacommissie is in handen van het ZonMw-cluster Preventie.

De verdere concretisering van het ZonMw-programma en oproepteksten vindt plaats met de programmacommissie en op basis van voortgang en verkregen resultaten in het programma. De programmacommissie adviseert ZonMw over de nadere uitwerking van het programma, de inhoud van de subsidieoproepen, de selectie van subsidieaanvragen en de monitoring van de projectvoortgang.

De taak van de programmacommissie bij selectie van de meest veelbelovende aanvragen ligt vooral op het vlak van het beoordelen van aanvragen op relevantie en kwaliteit. Daarbij stimuleren zij verbetering van de kwaliteit van aanvragen door het doen van suggesties voor de uitwerking. De programmacommissie bewaakt dat het geheel van gesubsidieerde projecten richting geeft aan het versterken van een samenhangende gemeenschappelijke body of knowledge en de mogelijkheden voor benutting daarvan in de praktijk.

Bij de projectmonitoring spelen ze een rol in het adviseren over de uitvoering door inhoudelijk advies aan het ZonMw-bureau.

5.2 Subsidieoproepen en beoordelingskader

Voor dit programma maakt ZonMw gebruik van de standaardprocedures van ZonMw voor het indienen en beoordelen van projectvoorstellen7. Daarnaast kunnen bij subsidierondes aanvullende voorwaarden en criteria benoemd worden in de subsidieoproep.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onderzoek binnen deze programmalijn moet gericht zijn op het vergroten en bundelen van kennis over bewezen effectieve technieken en methoden om het handelen van de professional

U heeft in deze folder kunnen lezen welke mogelijkheden er zijn om uw schulden op te lossen.. Het belangrijkste daarbij is, dat u actie onderneemt en niet in deze vervelende

De ARWI is niet enthousiast over het de voorligende plan om de Regeling Doe-budget 2016 en de PC Regeling (plus andere kindgebonden voorzieningen) te vervangen door de Regeling

ter beschikking gesteld Lettertype: Arial Grootte letters aanpassen aan afmetingen bord "bouwen met zand voor veiligheid en natuur" inclusief telefoonnummer

Voor situatie zie tekening ZLRW-2010-01381 Grond aangevuld Basaltzuilen (bestaand) Kreukelberm 10-60kg;.

Werkzoekenden vanuit de gemeente Asten worden aangemeld door de klantbegeleiders werk, veelal na het doorlopen van het diagnose project Peelland@Work. De werkzoekenden

Op 12-11-2020 werd de draad weer opgepakt met een Q&A sessie op het gemeentehuis met beide adviesraden waarin de ARWI meer aandacht vroeg voor het aspect (vrijwilligers)werk

Zowel de ARWI als de gemeente zullen moeten wennen aan de nog nader te bepalen nieuwe interne structuur van de ARWI waarbij verschillende leden verschillende aandachtsgebieden