• No results found

OPEL KARL Gebruikershandleiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "OPEL KARL Gebruikershandleiding"

Copied!
232
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gebruikershandleiding

(2)

Inhoud

Inleiding . . . 2

Kort en bondig . . . 5

Sleutels, portieren en ruiten . . . . 18

Stoelen en veiligheidssys- temen . . . 31

Opbergruimte . . . 51

Instrumenten en knoppen . . . 58

Verlichting . . . 90

Infotainmentsysteem . . . 97

Klimaatregeling . . . 134

Rijden en bedienen . . . 143

Verzorging van de auto . . . 165

Service en onderhoud . . . 206

Technische gegevens . . . 212

Informatie voor de klant . . . 218

Index . . . 223

(3)

2 Inleiding

Inleiding

(4)

Inleiding 3

Voertuigspecifieke gegevens

Vul de gegevens van uw auto op de vorige pagina in zodat u ze makke- lijk terug kunt vinden. Deze infor- matie is beschikbaar in de hoofdstukken "Service en onder- houd" en "Technische gegevens", alsmede op het typeplaatje.

Inleiding

Uw auto is de intelligente combi- natie van vernieuwende techniek, overtuigende veiligheid, milieuvrien- delijkheid en zuinigheid.

In dit instructieboekje vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw auto veilig en efficiënt te kunnen bedienen.

Zorg ervoor dat uw passagiers ervan op de hoogte zijn dat onjuist gebruik van de auto een ongeval tot gevolg kan hebben en dat er risico bestaat van persoonlijk letsel.

Houd u altijd aan de specifieke wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Deze wetgeving kan afwijken van de informatie in deze gebruikershandleiding.

Bij niet naleven van de aanwijzingen in deze handleiding kan de garantie voor nieuwe auto's voor uw auto nietig worden.

Wanneer wij u in deze gebruikers- handleiding adviseren de hulp van een werkplaats in te roepen, raden wij uw Opel Service Partner aan.

Voor onderhoud en reparatie van auto's op gas raden wij een door Opel erkend atelier aan.

Elke Opel Service Partner biedt u eersteklas service tegen redelijke prijzen. Ervaren, door Opel geschoolde specialisten werken volgens speciale richtlijnen van Opel.

Houd het informatiepakket voor de gebruiker altijd onder handbereik in de auto.

Dit instructieboekje gebruiken

. Dit instructieboekje beschrijft alle beschikbare opties en functies voor dit model. Bepaalde beschrijvingen, zoals die voor display- en menufuncties, gelden

wellicht niet voor uw model als gevolg van de modelvariant, landspecifieke uitvoering, speciale apparatuur of acces- soires.

. In het hoofdstuk "Kort en bondig"

krijgt u een beknopt overzicht.

. De inhoudsopgave aan het begin van deze handleiding en in elk hoofdstuk laat zien waar de informatie zich bevindt.

. Met behulp van het trefwoorden- register kunt u specifieke infor- matie zoeken.

. In deze gebruikershandleiding worden auto's met het stuur links getoond. Varianten met stuurwiel rechts werken hetzelfde.

. In de gebruikershandleiding worden motoraanduidingen van de fabriek gebruikt. De bijbeho- rende marktaanduidingen vindt u in het gedeelte “Technische gegevens”.

(5)

4 Inleiding

. Richtingaanduidingen in de beschrijvingen, zoals links, rechts, voor of achter moeten altijd met de blik in de rijrichting worden gezien.

. De displayteksten in uw auto zijn mogelijk niet in uw eigen taal beschikbaar.

. Displaymeldingen en interieurla- bels zijn geschreven in vetge- drukte letters.

Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig

{

Gevaar

Tekst met

{

Gevaar geeft infor- matie over het risico van dodelijk letsel. Het niet naleven van deze richtlijnen kan levensgevaar inhouden.

{

Waarschuwing Tekst met

{

Waarschuwing geeft informatie over het risico van ongelukken of letsel. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot verwondingen leiden.

Voorzichtig Teksten met de vermelding Voorzichtig wijzen erop dat de auto mogelijk beschadigd kan raken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging van de auto leiden.

Symbolen

Verwijzingen naar andere pagina's worden aangeduid met

0

.

0

betekent "zie pagina".

Paginaverwijzingen en indexvermel- dingen verwijzen naar de

ingesprongen koppen in de inhouds- opgave van het hoofdstuk.

De chronologische volgorde voor het selecteren van menuopties in de persoonlijke instellingen wordt aangegeven met een

0

.

We wensen u vele uren autorij- plezier.

Adam Opel AG

(6)

Kort en bondig 5

Kort en bondig

Basisinformatie

Auto ontgrendelen . . . 5

Stoelverstelling . . . 6

Hoofdsteunverstelling . . . 7

Veiligheidsgordels . . . 7

Spiegelverstelling . . . 7

Stuurwiel instellen . . . 8

Overzicht dashboard . . . 9

Rijverlichting . . . 11

Claxon . . . 12

Wis-/wasinstallatie voorruit . . . 12

Bedieningsorganen voor klimaatregeling . . . 14

Transmissie . . . 14

De motor starten . . . 15

Parkeerplaats . . . 16

Basisinformatie

Auto ontgrendelen

Druk op

K

om de portieren en de bagageruimte te ontgrendelen.

Open de portieren door aan de hendels te trekken.

Open de achterklep met de tiptoets onder de sierlijst van de achterklep.

Ontgrendelt alle deuren. De alarm- knipperlichten knipperen twee keer.

Handzender

0

Handzender 0 19ii, Centrale vergrendeling

0

Centrale

vergrendeling 0 21ii,

Achterklep

0

Bagageruimte 0 23ii.

(7)

6 Kort en bondig

Stoelverstelling

Langsverstelling

Aan handgreep trekken, stoel verschuiven, handgreep loslaten.

Probeer de stoel heen en weer te bewegen om na te gaan of deze op zijn plaats zit.

Stoelpositie

0

Stoelpositie 0 32ii, stoelverstelling

0

Stoelverstelling 0 33ii.

{

Gevaar

Blijf met uw lichaam op een minimale afstand van 25 cm ten opzichte van het stuurwiel, zodat de airbag veilig kan opblazen.

Rugleuninghoek

Trek aan de hendel, stel de rugleu- ning in en laat de hendel los. De stoel hoorbaar laten vastklikken.

Stoelpositie

0

Stoelpositie 0 32ii, stoelverstelling

0

Stoelverstelling 0 33ii.

Zithoogte

Pompbeweging van de hendel Omhoog: stoel hoger

Omlaag: Stoel omlaag

Stoelpositie

0

Stoelpositie 0 32ii, stoelverstelling

0

Stoelverstelling 0 33ii.

(8)

Kort en bondig 7 Hoofdsteunverstelling

Ontgrendelingsknop indrukken, hoogte instellen en vastklikken.

Veiligheidsgordels

Veiligheidsgordel afrollen en in gordelslot vastklikken. De veilig- heidsgordel mag niet gedraaid zitten en moet strak tegen het lichaam aanliggen. De rugleuningen mogen niet te ver naar achteren hellen (maximaal ca. 25°).

Om de gordel los te maken, de rode knop van het gordelslot indrukken.

Stand van stoel

0

Stoelpositie 0 32ii,

Veiligheidsgordels

0

Veiligheids- gordels 0 35ii,

Airbagsysteem

0

Airbagsysteem 0 38ii.

Spiegelverstelling

Binnenspiegel

Om verblinding te verminderen, de hendel aan de onderkant van de spiegelbehuizing gebruiken.

Binnenspiegel

0

Handbediende binnenspiegel 0 27ii.

(9)

8 Kort en bondig

Buitenspiegels

Desbetreffende buitenspiegel selec- teren en verstellen.

Convexe buitenspiegels

0

Elektri- sche spiegelverstelling 0 26ii.

Stuurwiel instellen

Hendel omlaagbewegen, stuurwiel instellen, hendel omhoogbewegen en vergrendelen.

Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande auto en ontgrendeld stuurslot verstellen.

Airbagsysteem

0

Airbagsysteem 0 38ii,

Contactslotstanden

0

Contactslot- standen 0 145ii.

(10)

Kort en bondig 9

Overzicht dashboard

(11)

10 Kort en bondig

1. Elektrisch bediende ruiten op pagina Elektrisch bediende ruiten 0 28ii.

Centrale vergrendeling op pagina Centrale vergrendeling 0 21ii.

2. Buitenspiegels op pagina Bolle buitenspiegels 0 26ii.

3. Cruisecontrol, snelheidsbe- grenzer op pagina Bestuur- dersondersteuningssystemen 0 158ii.

Verwarmd stuurwiel op pagina Verwarmd stuurwiel 0 59ii. 4. Richtingaanwijzers, lichtsig-

naal, dimlicht en grootlicht op pagina Richtingaanwijzers 0 92ii.

Uitstapverlichting op pagina Uitstapverlichting 0 95ii. Parkeerlichten op pagina Parkeerlichten 0 93ii.

5. Luchtroosters op pagina Vaste luchtroosters 0 141ii.

6. Instrumenten op pagina Stuur- wielverstelling 0 59ii.

7. Bestuurdersinformatiecentrum op pagina Driver Information Center 0 75ii.

8. Stuurbedieningsknoppen op pagina Stuurbedienings- knoppen 0 59ii.

9. Voorruitwisser, sproeisysteem voorruit, achterruitwisser, sproeisysteem achterruit op pagina Wis-/wasinstallatie voorruit 0 60ii.

10. Luchtroosters midden op pagina Verstelbare luchtroos- ters 0 141ii.

11. Alarmknipperlichten op pagina Alarmknipperlichten 0 91ii. 12. Infodisplay op pagina Overzicht

0 99ii.

13. Infotainmentsysteem op pagina Bediening 0 105ii.

14. Handschoenenkastje op pagina Handschoenenkastje 0 51ii. 15. Klimaatregelsysteem op pagina

Elektronisch klimaatregelsys- teem 0 137ii.

16. Keuzehendel, handgescha- kelde versnellingsbak op pagina Handgeschakelde versnellingsbak 0 151ii. 17. Handrem op pagina Handrem

0 152ii.

18. Contactslot met stuurslot op pagina Contactslotstanden 0 145ii.

19. Claxon op pagina Claxon 0 60ii. Bestuurdersairbag op pagina Airbagsysteem 0 38ii.

20. Stuurwielverstelling op pagina Stuurwielverstelling 0 59ii. 21. Ontgrendelhendel motorkap op

pagina Motorkap 0 167ii. 22. Zekeringkastje op pagina

Zekeringen 0 180ii.

23. Tractieregelsysteem op pagina Traction Control System (TCS) 0 153ii.

Start/stop-systeem op pagina Stop/Start-systeem-functie 0 146ii.

(12)

Kort en bondig 11

Stadsmodus op pagina Elektro- nische stabiliteitsregeling (ESC) 0 154ii.

Lane departure warning op pagina Lane Departure Warning (LDW) 0 161ii. 24. Lichtschakelaar,

Instellen koplampreikwijdte, Mistlampen,

Mistachterlicht,

Instrumentenverlichting op pagina Lichtschakelaar 0 90ii.

Rijverlichting

Lichtschakelaar draaien.

9

: Verlichting uit

;

: Zijmarkeringslichten

5

: Dimlicht

Mistlampen

Lichtschakelaar indrukken.

#

: Voormistlampen

s

: Mistachterlicht

Verlichting

0

Lichtschakelaar 0 90ii. Lichtsignaal, grootlicht en dimlicht

Lichtsignaal: Hendel naar u toe trekken

Grootlicht: Hendel van u af duwen Dimlicht: Hendel van u af duwen of naar u toe trekken

Grootlicht

0

Grootlicht 0 90ii. Richtingaanwijzers

Hendel omhoog: Rechter richting- aanwijzer

Hendel omlaag: Linker richtingaan- wijzer

Richtingaanwijzers

0

Richtingaan- wijzers 0 92ii,

(13)

12 Kort en bondig

Parkeerlichten

0

Parkeerlichten 0 93ii.

Alarmknipperlichten

Bediend met

|

.

Alarmknipperlichten

0

Alarmknip-

perlichten 0 91ii.

Claxon

Druk op

a

.

Wis-/wasinstallatie voorruit

Ruitenwisser

2 : Snel 1 : Langzaam

3

: Intervalwissen O : Uit

Hendel omlaag duwen in stand 1 om wissers één slag te laten maken wanneer de voorruitwisser uitge- schakeld is.

(14)

Kort en bondig 13

Ruitenwisser

0

Wis-/wasinstallatie voorruit 0 60ii,

Wisserblad vervangen

0

Wisser-

blad vervangen 0 172ii. Sproeisysteem voorruit

Hendel naar u toe trekken.

Ruitenwisser

0

Wis-/wasinstallatie voorruit 0 60ii,

Sproeiervloeistof

0

Sproeiervloei- stof 0 170ii.

Achterruitwisser en achter- ruitsproeier

Druk de wipschakelaar in om de achterruitwisser aan te zetten:

Bovenste stand: Korte interval Onderste stand: Lange interval Middenstand: Uit

Hendel van u af duwen.

Er wordt sproeiervloeistof op de achterruit gespoten en de ruiten- wisser maakt enkele slagen.

Achterruitwisser/-sproeier

0

Wis-/

wasinstallatie achterruit 0 61ii.

(15)

14 Kort en bondig Bedieningsorganen voor klimaatregeling

Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels

=

indrukken om verwarming in te schakelen.

Verwarmbare achterruit

0

Achter- ruitverwarming 0 29ii.

Ruiten ontwasemen en ontdooien

Druk op

5

.

Stel de temperatuur in op de hoogste stand.

Verwarmbare achterruit

=

AAN.

Klimaatregeling

0

Verwarmings- en ventilatiesysteem 0 134ii.

Transmissie

Handgeschakelde versnel- lingsbak

Achteruit: vanuit stilstand het koppe- lingspedaal intrappen en de achter- uitrijversnelling inschakelen.

Kan de versnelling niet worden ingeschakeld, dan koppeling in de neutrale stand laten opkomen, koppeling weer intrappen en nogmaals schakelen.

Handgeschakelde versnellingsbak

0

Handgeschakelde versnel- lingsbak 0 151ii.

(16)

Kort en bondig 15

De motor starten

Voor het wegrijden controleren . Bandenspanning en -staat

0

Bandenspanning 0 186ii.

. Motoroliepeil en vloeistofniveaus

0

Motorolie 0 168ii.

. Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuw of ijs en zijn gebruiks- klaar.

. Controleer de correcte positie van spiegels, stoelen en veilig- heidsgordels

0

Bolle buiten- spiegels 0 26ii, Stoelpositie 0 32ii ,Driepuntsgordel 0 36ii.

. Remwerking bij lage snelheid, met name bij natte remmen.

De motor starten

. De sleutel naar stand 1 draaien.

. Het stuurwiel iets verdraaien, opdat het stuurslot vrijkomt.

. Trap de koppeling en rem in.

. Automatische versnellingsbak in stand P of N.

. Geen gas geven.

. Draai de sleutel in stand 3 en laat los om de motor te starten.

0

De motor starten 0 145ii.

Stop/Start-systeem

Als de auto langzaam rijdt of stilstaat en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop zoals hieronder beschreven:

. Trap het koppelingspedaal in . Zet de hendel in de neutraal-

stand

. Laat het koppelingspedaal los Een Autostop wordt aangegeven door de naald op de AUTOSTOP-- positie in de toerenteller.

(17)

16 Kort en bondig

Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.

Stop/Start-systeem

0

Stop/Start-- systeem-functie 0 146ii.

Parkeerplaats

{

Waarschuwing . Parkeer de auto niet op een

ondergrond die gemakkelijk kan vlamvatten. De onder- grond kan door de hoge temperatuur van het uitlaat- gassysteem mogelijk vlam vatten.

. Trek altijd de handrem aan.

Trek gedurende ong. een seconde aan schakelaar

Y

.

. Schakel de motor uit.

(Vervolg)

Waarschuwing (Vervolg) . oppervlak of opwaartse

helling, zet in eerste versnelling of zet de keuze- hendel in stand P voordat u de contactsleutel verwijdert.

Op een oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoeprand wegdraaien.

Wanneer de auto op een aflopende helling staat, schakel dan in achteruitver- snelling of zet de keuze- hendel in stand P voordat u de contactsleutel verwijdert.

Bovendien de voorwielen naar de stoeprand toedraaien.

(Vervolg)

Waarschuwing (Vervolg) . Trek de contactsleutel uit

een contactslot. Stuurwiel verdraaien totdat het stuur- slot voelbaar vergrendelt.

Bij auto's met automatische versnellingsbak kan de sleutel alleen worden verwij- derd met de keuzehendel in stand P.

. Sluit de ruiten.

. Vergrendel de auto met

Q

op de handzender.

. Activeer het alarmsysteem

0

Diefstalalarmsysteem 0 25ii. . Koelventilatoren kunnen ook na

het afzetten van de motor in werking treden

0

Verwerking

van sloopauto 0 166ii.

. Laat de motor na hoge motor- toeren of een hoge motorbelas- ting korte tijd met een lage motorbelasting draaien of zo'n 30 seconden in de neutraalstand

(18)

Kort en bondig 17

draaien alvorens de motor af te zetten om op die manier de turbocompressor te beschermen.

Sleutels, sloten

0

Sleutels 0 18ii, Auto een langere tijd stilzetten

0

Auto stallen 0 166ii.

(19)

18 Sleutels, portieren en ruiten

Sleutels, portieren en ruiten

Sleutels en sloten

Sleutels . . . 18

Handzender . . . 19

Opgeslagen instellingen . . . 20

Centrale vergrendeling . . . 21

Kindersloten . . . 23

Portieren Bagageruimte . . . 23

Autodiefstalbeveiliging Diefstalalarmsysteem . . . 25

Startbeveiliging . . . 25

Buitenspiegels Bolle spiegels . . . 26

Elektrisch bediende buiten- spiegels . . . 26

Inklapbare spiegels . . . 26

Verwarmde spiegels . . . 27

Binnenspiegels Handmatige dimfunctie . . . 27

Ruiten Handbediende ruiten . . . 27

Elektrisch bedienbare ruiten . . . 28

Achterruitverwarming . . . 29

Zonnekleppen . . . 29

Dak Zonnedak . . . 29

Sleutels en sloten

Sleutels

Reservesleutels

Het sleutelnummer staat vermeld op een verwijderbaar label.

Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden vermeld aangezien de sleutels deel uitmaken van de startbeveiliging.

Sloten

0

Verzorging exterieur 0 203ii.

(20)

Sleutels, portieren en ruiten 19

Sleutel met uitklapbare sleutel- baard

Knop indrukken om uit te klappen.

Om in te klappen eerst toets indrukken.

Handzender

Wordt gebruikt voor:

. centrale vergrendeling . diefstalalarmsysteem De afstandsbediening heeft een bereik van ca. 20 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.

Brandende alarmknipperlichten dienen als bevestiging.

Afstandsbediening met zorg behan- delen, vochtvrij houden,

beschermen tegen hoge tempera- turen en onnodig gebruik vermijden.

Storing

Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergrendeld of ontgrendeld, kan dit het gevolg zijn van het volgende:

. Bereik overschreden, . Batterijspanning te laag,

. Herhaald, opeenvolgend gebruik van de afstandsbediening buiten het bereik, waardoor er opnieuw gesynchroniseerd moet worden, . Overbelasting van de centrale

vergrendeling door herhaalde, snel opeenvolgende activering van de afstandsbediening, waardoor de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onder- broken,

. Storing door radiogolven afkom- stig van externe zenders met een hoog vermogen.

Ontgrendelen

0

Centrale vergren- deling 0 21ii.

(21)

20 Sleutels, portieren en ruiten

Batterij van de handzender

vervangen

Zodra de reikwijdte afneemt, de batterij meteen vervangen.

Batterijen horen niet in het huisvuil thuis. Ze moeten via speciale inzamelpunten gerecycled worden.

Sleutel met uitklapbare sleutel- baard

Sleutelbaard uitklappen en handzender openen. Batterij vervangen (batterijtype CR 2032), let hierbij op de juiste plaatsing.

Handzender sluiten en synchroni- seren.

Sleutel met vaste sleutelbaard Laat de batterij vervangen in een werkplaats.

Handzender synchroniseren Na vervanging van de batterij het bestuurdersportier openen met de sleutel in het slot. De handzender wordt gesynchroniseerd wanneer het contact wordt aangezet.

Opgeslagen instellingen

Elke keer als de sleutel uit de contactschakelaar wordt getrokken, worden de volgende instellingen automatisch door de sleutel opgeslagen:

. verlichting

. infotainmentsysteem . centrale vergrendeling . comfortinstellingen

De opgeslagen instellingen worden de volgende keer automatisch gebruikt wanneer de sleutel met de opgeslagen gegevens in de contact- schakelaar wordt gestoken en in stand

0

1Contactslotstanden 0 145ii wordt gedraaid.

(22)

Sleutels, portieren en ruiten 21

Een voorwaarde is dat Personalise- ring door de bestuurder moet geacti- veerd zijn in de persoonlijke

instellingen van het grafisch infodisplay.

Dit moet worden ingesteld voor elke gebruikte sleutel.

Bij auto’s die zijn uitgerust met een kleureninfodisplay, is de personali- satie permanent ingeschakeld.

Persoonlijke instellingen

0

Persoonlijke instellingen 0 83ii.

Centrale vergrendeling

Portieren, bagageruimte ontgren- delen en vergrendelen.

Aanwijzing

Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden, wordt het voertuig automatisch ontgrendeld.

Ontgrendelen

Druk

K

.

. Om alleen het bestuurdersportier te ontgrendelen, drukt u

eenmaal op

K

. Om alle

portieren en de bagageruimte te ontgrendelen, drukt u tweemaal op

K

.

of

. druk één keer op

K

om alle

portieren en de bagageruimte te ontgrendelen.

U kunt de instelling wijzigen in het menu Instellingen op het infodisplay.

Persoonlijke instellingen

0

Persoonlijke instellingen 0 83ii. U kunt de instelling opslaan voor de gebruikte sleutel.

Opgeslagen instellingen

0

Opgeslagen instellingen 0 20ii. Vergrendelen

Portieren, bagageruimte en tankvul- klep sluiten.

Druk

Q

.

Bij een niet goed gesloten bestuur- dersportier werkt de centrale vergrendeling niet.

(23)

22 Sleutels, portieren en ruiten

Centrale vergrendelingstoets

Vergrendelt of ontgrendelt alle portieren en de bagageruimte vanuit de passagiersruimte.

Druk op de centrale-vergrendelings- knop: de portieren worden vergren- deld of ontgrendeld.

Storing in afstandsbediening Ontgrendelen

Ontgrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Contact inschakelen en centrale vergrendelingstoets indrukken om alle portieren en bagageruimte te ontgrendelen.

Door het inschakelen van het contact wordt het vergrendelings- systeem gedeactiveerd

0

Diefstala- larmsysteem 0 25ii.

Vergrendelen

Sluit alle portieren, open het bestuurdersportier, druk op de centrale vergrendelingsknop. De auto wordt vergrendeld.

Sluit het bestuurdersportier.

Vergrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel te verdraaien.

Storing in centrale vergren- deling

Ontgrendelen

Ontgrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. U kunt de andere portieren openen door de knopjes op de portieren omhoog te trekken en de binnenhendel omhoog te trekken om de andere portieren te ontgrendelen. De bagageruimte kan niet geopend worden.

Zet het contact aan het vergrende- lingssysteem te deactiveren

0

Diefstalalarmsysteem 0 25ii.

(24)

Sleutels, portieren en ruiten 23 Kindersloten

{

Waarschuwing Gebruik de kindersloten als er kinderen op de achterbank zitten.

Voorzichtig Trek niet aan de binnenportier- greep terwijl het kinderslot in de stand LOCK (vergrendeld) staat.

Dat kan leiden tot schade aan de portiergreep binnenzijde.

Om het kinderslot in te schakelen, zet u de hendel in de vergrende- lingsstand.

Een portier waarvan het kinderslot is ingeschakeld, kan alleen van buitenaf worden geopend.

Om het kinderslot uit te schakelen, schuift u de hendel in de ontgrendel- stand.

Portieren

Bagageruimte

Achterklep

Openen Open de achterklep met alle portieren ontgrendeld door op de tiptoets aan de onderkant van de achterklephandgreep te drukken en deze op te tillen.

Centrale vergrendeling

0

Centrale vergrendeling 0 21ii.

(25)

24 Sleutels, portieren en ruiten

Sluiten Gebruik de handgreep aan de binnenkant om de achterklep te laten zakken en te sluiten.

Druk niet op de tiptoets terwijl u de achterklep sluit, anders zal deze opnieuw ontgrendelen.

Centrale vergrendeling

0

Centrale

vergrendeling 0 21ii.

Algemene tips voor de bedie- ning van de achterklep

{

Gevaar

Rijd niet met een geopende of slecht afgesloten achterklep, bijv.

wanneer u omvangrijke bagage vervoert, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat- gassen de auto kunnen binnen- dringen.

Dit kan bewusteloosheid en zelfs de dood tot gevolg hebben.

Voorzichtig Voordat u de achterklep opent, moet u kijken of er boven de auto niets in de weg zit, zoals een garagedeur, zodat u de achter- klep niet beschadigt. Controleer altijd het gedeelte boven en achter de achterklep.

Aanwijzing

Afhankelijk van het gewicht van eventueel gemonteerde accessoires blijft de achterklep mogelijk niet in geopende stand staan.

(26)

Sleutels, portieren en ruiten 25

Autodiefstalbevei- liging

Diefstalalarmsysteem

Het bewaakt:

. portieren, achterklep, motorkap . contact

Bij het ontgrendelen van de auto worden beide systemen tegelijk uitgeschakeld.

De status-led is geïntegreerd in de sensor boven op het instrumenten- paneel.

Status tijdens de eerste 30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:

Led gaat branden: test, activeren wordt uitgesteld.

Led knippert snel: portieren, achter- klep of motorkap zijn niet goed gesloten, of systeemfout.

Deactivering

Als u de auto ontgrendeld door op de handzender op

K

te drukken, wordt het diefstalalarmsysteem uitgeschakeld.

Alarm

Het alarm kan worden afgezet door het indrukken van een willekeurige toets op de handzender of door het inschakelen van het contact.

U kunt het diefstalalarmsysteem weer inschakelen door op

K

te drukken of het contact aan te zetten.

Automatische portiervergren- deling

Wanneer geen enkel portier wordt geopend of de contactsleutel binnen 3 minuten nadat de portieren zijn ontgrendeld via de handzender niet in stand 1 of stand 2 wordt gezet, worden alle portieren weer vergren- deld en wordt het diefstalalarmsys- teem automatisch ingeschakeld.

Automatische portierontgren- deling

Alle portieren ontgrendelen automa- tisch zodra de botsingssensoren een botsingssignaal ontvangen terwijl het contact AAN stand 2 staat.

Wel zullen de portieren mogelijk niet ontgrendelen als er mechanische problemen zijn opgetreden met het systeem voor portiervergrendeling of met het accuvoedingsysteem.

Startbeveiliging

Het systeem is onderdeel van de contactschakelaar en het controleert of de auto met de gebruikte sleutel mag worden gestart.

(27)

26 Sleutels, portieren en ruiten

De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de contactschakelaar hebt gehaald.

Knippert de controlelamp

A

nadat het contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan niet worden gestart.

Contact uitschakelen en opnieuw proberen te starten.

Als de controlelamp

A

blijft

knipperen, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te starten en daarna de hulp van een werkplaats inroepen.

Aanwijzing

De startbeveiliging vergrendelt de portieren niet. Vergrendel daarom steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefsta- lalarmsysteem

0

in Centrale vergrendeling 0 21ii, Diefstalalarm- systeem 0 25ii.

Controlelamp

A 0

Lampje van de startbeveiliging 0 73ii.

Buitenspiegels

Bolle spiegels

De vergrotende buitenspiegel heeft een asferisch deel dat de dode hoeken verkleint. Door de vorm van de spiegel lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn, waardoor afstanden moeilijker zijn in te schatten.

Elektrisch bediende buitenspiegels

Selecteer de gewenste buiten- spiegel door de knop naar links (L) of rechts (R) te draaien. Beweeg daarna de knop om de spiegel te verstellen.

In de stand 0 is geen enkele spiegel geselecteerd.

Inklapbare spiegels

Omwille van de veiligheid van de voetgangers zwenken de buiten- spiegels uit hun reguliere montage- positie als ze hard tegen iets slaan.

Zet de spiegel weer terug door voorzichtig tegen het spiegelhuis te drukken.

(28)

Sleutels, portieren en ruiten 27 Verwarmde spiegels

Om in te schakelen

=

indrukken.

De verwarming werkt bij een draai- ende motor en wordt na korte tijd automatisch uitgeschakeld.

Binnenspiegels

Handmatige dimfunctie

Om verblinding te verminderen, de hendel aan de onderkant van de spiegelbehuizing gebruiken.

Ruiten

Handbediende ruiten

De portierruiten zijn met de handslingers te bedienen.

(29)

28 Sleutels, portieren en ruiten Elektrisch bedienbare

ruiten

{

Waarschuwing Wees voorzichtig bij het gebruik van de elektrische ruitbediening.

Er bestaat verwondingsgevaar, met name voor kinderen.

Wees voorzichtig bij het sluiten van de ruiten. Zorg ervoor dat er niets wordt afgeklemd tussen de ruiten terwijl ze bewegen.

Elektrisch bediende ruiten kunnen worden bediend met het contact in stand 2.

Druk de schakelaar van de desbe- treffende ruit in om de ruit te openen of trek aan de schakelaar om de ruit te sluiten.

Bediening

Druk de schakelaar omlaag om de ruit te openen.

Om de ruit te sluiten, haalt u de schakelaar omhoog.

Laat de schakelaar los als de ruit de gewenste positie heeft bereikt.

Auto omhoog/omlaag

Om de ruit volledig automatisch te openen, drukt u de schakelaar volledig omlaag. Om de ruit volledig automatisch te sluiten, trekt u de schakelaar volledig omhoog. In automatisch bedrijf opent en sluit de ruit zelfs volledig als u de schake- laar loslaat.

Om de ruit op een gewenste stand te stoppen terwijl de ruit beweegt, trekt u de schakelaar omhoog of

duwt u deze omlaag in de tegen- overgestelde richting van de beweging.

Beveiligingsfunctie

Stuit de ruit tijdens het automatisch sluiten boven de middelste stand op weerstand, dan stopt het sluiten onmiddellijk en beweegt de ruit weer omlaag.

Overbelasting

Worden de ruiten in korte tijd meermaals bediend, dan wordt de ruitbediening enige tijd gedeacti- veerd.

Elektrisch bediende ruiten initialiseren

Wanneer u de ruiten niet automa- tisch kunt sluiten (bijv. na het loskoppelen van de accu),

activeer de ruitelektronica als volgt:

1. Portieren sluiten.

2. Contact inschakelen.

3. Sluit de ruit helemaal en houd de schakelaar daarna nog 2 seconden uitgetrokken.

(30)

Sleutels, portieren en ruiten 29

4. Herhaal dit voor elke ruit.

Kinderbeveiliging voor achter- portierruiten

Druk op schakelaar

v

om

elektrisch bediende ruiten achter te deactiveren.

Voor het activeren nogmaals op

v

drukken.

Achterruitverwarming

Om in te schakelen

+

indrukken.

De verwarming werkt bij een draai- ende motor en wordt na korte tijd automatisch uitgeschakeld.

Zonnekleppen

Om verblinding te vermijden kunnen de zonnekleppen worden neerge- klapt en opzij worden gedraaid.

Afdekkingen van eventueel in de zonnekleppen aanwezige make-up- spiegels tijdens het rijden gesloten houden.

Dak

Zonnedak

{

Waarschuwing Wees voorzichtig bij het gebruik van het zonnedak. Er bestaat verwondingsgevaar, met name voor kinderen.

Houd tijdens de bediening alle bewegende delen goed in de gaten.

Zorg ervoor dat er niets wordt afgeklemd tussen de ruiten terwijl ze bewegen.

U kunt het zonnedak met ingescha- keld contact bedienen.

(31)

30 Sleutels, portieren en ruiten

Omhoogbrengen

Houd schakelaar 1 ingedrukt totdat het zonnedak van achteren omhoog komt.

Openen

Druk in de geheven stand op schakelaar 1 en laat hem los: het zonnedak wordt automatisch tot de eindstand geopend. Om de beweging vóór de eindstand te stoppen drukt u nogmaals op de schakelaar.

Sluiten

Houd schakelaar 2 ingedrukt in elke willekeurige stand totdat het zonnedak helemaal is gesloten. Als u de schakelaar loslaat, stopt de beweging in elke willekeurige stand.

Aanwijzing

Als de bovenkant van het zonnedak nat is, het dak kantelen om het water te laten aflopen en daarna het zonnedak openen.

Geen stickers op het zonnedak aanbrengen.

Zonnescherm

Het zonnescherm wordt handmatig bediend.

Schuif het zonnescherm open of dicht.

Wanneer het zonnedak openstaat, is het zonnescherm altijd open.

(32)

Stoelen en veiligheidssystemen 31

Stoelen en veilig- heidssystemen

Hoofdsteunen

Hoofdsteunen . . . 31 Voorstoelen

Stoelpositie . . . 32 Stoelverstelling . . . 33 Verwarmde voorstoelen . . . 34 Veiligheidsgordels

Veiligheidsgordels . . . 35 Driepuntsgordel . . . 36 Airbagsysteem

Airbagsysteem . . . 38 Frontaal airbagsysteem . . . 41 Zijdelings airbagsysteem . . . 42 Gordijnairbagsysteem . . . 42 Airbag deactiveren . . . 43 Kinderzitjes

Kinderzitjes . . . 44 Inbouwposities kinderveilig-

heidssystemen . . . 46 ISOFIX-kinderzitjes . . . 48 Top-Tether-bevesti-

gingsogen . . . 50

Hoofdsteunen

Stand

{

Waarschuwing Rij alleen met de hoofdsteun in de juiste stand.

De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de bovenzijde van het hoofd. Is dit bij zeer lange personen niet mogelijk, dan de hoofdsteun in de hoogste stand zetten (bij zeer kleine personen de hoofdsteun juist in de laagste stand zetten).

Hoofdsteunen van voorstoelen

Hoogteverstelling Druk op de ontgrendelingsknop, verstel de hoogte, laat vastklikken.

(33)

32 Stoelen en veiligheidssystemen

Hoofdsteunen van achterbank

Hoogteverstelling Hoofdsteun omhoogtrekken of borgveren indrukken om hoofdsteun te ontgrendelen en omlaag te schuiven.

Demonteren

Druk op beide vergrendelingen en trek de hoofdsteun omhoog en verwijder hem.

Voorstoelen

Stoelpositie

{

Waarschuwing Rij alleen wanneer de stoel correct is afgesteld.

{

Gevaar

Zit met uw bovenlichaam niet dichter dan 25 cm bij het stuur- wiel, opdat de airbag veilig kan ontplooien.

{

Waarschuwing Verstel de stoelen nooit onderweg, om onbeheerst bewegen ervan te voorkomen.

{

Waarschuwing Nooit voorwerpen onder de stoelen plaatsen.

(34)

Stoelen en veiligheidssystemen 33

. Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. De afstand tot de pedalen zo instellen dat de benen bij het intrappen van de pedalen licht gebogen zijn.

De passagiersstoel voorin zover mogelijk naar achteren schuiven.

. De zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en hemel- bekleding moet minstens een handbreed tussenruimte zitten.

Uw dijen dienen licht op de zitting rusten, zonder druk uit te oefenen.

. Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. Stel de hoek van de rugleuning zo in dat u het stuurwiel gemakkelijk met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien van het stuurwiel, contact blijven houden tussen schouders en rugleuning. De rugleuning mag niet te ver achteroverhellen. De aanbevolen hellingshoek bedraagt maximaal ca. 25°.

. Stel het stuurwiel in

0

Stuur-

wielverstelling 0 59.

. Stel de hoofdsteun in

0

Hoofd- steunen 0 31.

. Hoogte veiligheidsgordel instellen

0

Driepunts-

gordel 0 36.

. Stel de stoel en het stuurwiel zodanig af dat de pols boven op het stuurwiel rust, met gestrekte arm en de schouders tegen de rugleuning.

Stoelverstelling

Langsverstelling

Aan handgreep trekken, stoel verschuiven, handgreep loslaten.

Probeer de stoel heen en weer te bewegen om na te gaan of deze op zijn plaats zit.

(35)

34 Stoelen en veiligheidssystemen

Rugleuninghoek

Trek aan de hendel, stel de rugleu- ning in en laat de hendel los. Laat de rugleuning hoorbaar vastklikken.

Zithoogte

Pompbeweging van de hendel Omhoog: stoel hoger

Omlaag: Stoel omlaag

Verwarmde voorstoelen

Activeer de stoelverwarming door op

L

te drukken voor de betreffende voorstoel.

De activering wordt aangeduid door de LED in de toets.

Druk nogmaals op

L

om de stoel- verwarming te deactiveren.

Het verwarmen van de passagiers- stoel kan langer duren.

(36)

Stoelen en veiligheidssystemen 35

De stoelverwarming werkt bij een draaiende motor en tijdens een Autostop.

Stop/Start-systeem

0

Stop/Start-- systeem 0 146.

Veiligheidsgordels

De veiligheidsgordels worden bij snel optrekken of hard remmen geblokkeerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Daardoor neemt het gevaar voor letsel aanzienlijk af.

{

Waarschuwing Veiligheidsgordel vóór elke rit omdoen.

(Vervolg)

Waarschuwing (Vervolg) Inzittenden die geen gebruik maken van de veiligheidsgordel brengen bij eventuele aanrij- dingen medepassagiers en zichzelf in gevaar.

Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor gebruik door slechts één persoon tegelijk.

0

Kinderveiligheidssys- temen 0 44.

Alle onderdelen van het gordelsys- teem regelmatig op schade, veront- reiniging en juiste werking

controleren.

Beschadigde onderdelen laten vervangen. Na een aanrijding de veiligheidsgordels en de gordel- spanners door een werkplaats laten vervangen.

Aanwijzing

Zorg dat de veiligheidsgordels niet door schoenen of voorwerpen met scherpe randen beschadigd raken klem komen te zitten. Oprolauto- maten vrijhouden van vuil.

(37)

36 Stoelen en veiligheidssystemen

Gordelverklikker

> 0

Gordelver-

klikkers 0 69.

Gordelwaarschuwing

De voorstoelen zijn met een gordel- verklikker uitgerust, aangegeven voor de bestuurdersstoel door controlelamp

>

in de toerenteller en voor de passagiersstoel door de controlelampen in het bestuurdersin- formatiecentrum

0

Gordelverklik- kers 0 69.

Gordelkrachtbegrenzers De kracht die inwerkt op de carros- serie wordt beperkt doordat de gordels tijdens een botsing geleide- lijk worden ontspannen.

Gordelspanners

De veiligheidsgordels worden bij een voldoende zware frontale botsing of bij een aanrijding van achteren strakgetrokken.

{

Waarschuwing Verkeerd gebruik (bijv. bij demon- teren of inbouwen van gordels) kan de gordelspanners activeren met risico op letsel.

Geactiveerde gordelspanners zijn te herkennen aan de brandende controlelamp

9 0

Gordelverklik- kers 0 69.

Geactiveerde gordelspanners door een werkplaats laten vervangen.

Gordelspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.

Aanwijzing

Bevestig of installeer geen acces- soires of andere voorwerpen waardoor de werking van de gordel- spanners belet kan worden. Wijzig de onderdelen van de gordelspan- ners niet omdat hierdoor de goedkeuring van het autotype ongeldig wordt.

Driepuntsgordel

Veiligheidsgordel omdoen

Gordel uit de oprolautomaat trekken, zonder te verdraaien voor u langs halen en de gesp in het slot steken.

Heupgordel tijdens het rijden van tijd tot tijd strak trekken door aan de schoudergordel te trekken Gordelverklikker

0

Gordelverklik- kers 0 69.

(38)

Stoelen en veiligheidssystemen 37

Loszittende kleding belemmert het strak trekken van de gordel. Geen voorwerpen zoals handtassen of mobiele telefoons tussen de gordel en uw lichaam leggen.

{

Waarschuwing De riem mag niet over harde of breekbare voorwerpen in de zakken van uw kleding liggen.

Veiligheidsgordel afdoen

Om de gordel los te maken, de rode knop van het gordelslot indrukken.

Gebruik van de veiligheids- gordel tijdens de zwanger- schap

{

Waarschuwing De heupgordel moet zo laag mogelijk over het bekken worden geplaatst om druk op de onder- buik te voorkomen.

(39)

38 Stoelen en veiligheidssystemen

Airbagsysteem

Het airbagsysteem bestaat uit een aantal afzonderlijke systemen afhankelijk van de omvang van de apparatuur.

Bij het afgaan worden de airbags binnen enkele milliseconden gevuld.

Ook het leeglopen van de airbags verloopt zo snel, dat dit tijdens een aanrijding vaak niet eens wordt opgemerkt.

{

Waarschuwing Wanneer de airbagsystemen verkeerd worden gebruikt, kunnen ze op een explosieve manier ontploffen.

Aanwijzing

Ter hoogte van de middenconsole zitten de regelelektronica van het airbagsysteem en de gordelspan- ners. In dit gebied geen magneti- sche voorwerpen plaatsen.

Airbagafdekkingen niet beplakken of met materialen afdekken.

Elke airbag treedt slechts eenmaal in werking. Geactiveerde airbags onmiddellijk laten vervangen door een werkplaats. Ook moeten eventueel het stuurwiel, het instru- mentenbord, plaatwerk, de portieraf- dichtingen, handgrepen en de stoelen worden vervangen.

Maak geen aanpassingen aan het airbagsysteem omdat hierdoor de goedkeuring voor het voertuigtype komt te vervallen.

Wanneer de airbags worden opgeblazen, kunnen ontsnappende hete gassen brandwonden veroor- zaken.

Controlelamp

9

voor airbagsys- temen

0

Verklikkerlampje airbag en gordelspanner 0 69.

Kinderveiligheidssystemen op voorpassagiersstoel met airbagsystemen

Waarschuwing conform ECE R94.02:

EN: NEVER use a rearward-facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it;

DEATH or SERIOUS INJURY to the CHILD can occur.

DE: Nach hinten gerichtete Kinder- sitze NIEMALS auf einem Sitz verwenden, der durch einen davor befindlichen AKTIVEN AIRBAG geschützt ist, da dies den TOD oder SCHWERE VERLETZUNGEN DES KINDES zur Folge haben kann.

FR: NE JAMAIS utiliser un siège d'enfant orienté vers l'arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE ACTIF placé devant

(40)

Stoelen en veiligheidssystemen 39

lui, sous peine d'infliger des BLESSURES GRAVES, voire MORTELLES à l'ENFANT.

ES: NUNCA utilice un sistema de retención infantil orientado hacia atrás en un asiento protegido por un AIRBAG FRONTAL ACTIVO.

Peligro de MUERTE o LESIONES GRAVES para el NIÑO.

RU: ЗАПРЕЩАЕТСЯ устанавли- вать детское удерживающее устройство лицом назад на сиденье автомобиля, оборудо- ванном фронтальной подушкой безопасности, если ПОДУШКА НЕ ОТКЛЮЧЕНА! Это может

привести к СМЕРТИ или СЕРЬЕЗНЫМ ТРАВМАМ РЕБЕНКА.

NL: Gebruik NOOIT een achter- waarts gericht kinderzitje op een stoel met een ACTIEVE AIRBAG ervoor, om DODELIJK of ERNSTIG LETSEL van het KIND te

voorkomen.

DA: Brug ALDRIG en bagudvendt autostol på et forsæde med AKTIV AIRBAG, BARNET kan komme i LIVSFARE eller komme ALVOR- LIGT TIL SKADE.

SV: Använd ALDRIG en bakåtvänd barnstol på ett säte som skyddas med en framförvarande AKTIV AIRBAG. DÖDSFALL eller ALLVAR- LIGA SKADOR kan drabba

BARNET.

FI: ÄLÄ KOSKAAN sijoita taakse- päin suunnattua lasten turvaistuinta istuimelle, jonka edessä on

AKTIIVINEN TURVATYYNY, LAPSI VOI KUOLLA tai VAMMAUTUA VAKAVASTI.

NO: Bakovervendt barnesikringsut- styr må ALDRI brukes på et sete med AKTIV KOLLISJONSPUTE foran, da det kan føre til at BARNET utsettes for LIVSFARE og fare for ALVORLIGE SKADER.

PT: NUNCA use um sistema de retenção para crianças voltado para trás num banco protegido com um AIRBAG ACTIVO na frente do

mesmo, poderá ocorrer a PERDA DE VIDA ou FERIMENTOS GRAVES na CRIANÇA.

IT: Non usare mai un sistema di sicurezza per bambini rivolto all'in- dietro su un sedile protetto da AIRBAG ATTIVO di fronte ad esso:

pericolo di MORTE o LESIONI GRAVI per il BAMBINO!

EL: ΠΟΤΕ μη χρησιμοποιείτε παιδικό κάθισμα ασφαλείας με φορά προς τα πίσω σε κάθισμα που προστατεύεται από μετωπικό ΕΝΕΡΓΟ ΑΕΡΟΣΑΚΟ, διότι το παιδί μπορεί να υποστεί ΘΑΝΑΣΙΜΟ ή ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ.

PL: NIE WOLNO montować fotelika dziecięcego zwróconego tyłem do kierunku jazdy na fotelu, przed którym znajduje się WŁĄCZONA PODUSZKA POWIETRZNA.

Niezastosowanie się do tego zalecenia może być przyczyną ŚMIERCI lub POWAŻNYCH OBRAŻEŃ u DZIECKA.

TR: Arkaya bakan bir çocuk emniyet sistemini KESİNLİKLE önünde bir AKTİF HAVA YASTIĞI ile korun-

(41)

40 Stoelen en veiligheidssystemen

makta olan bir koltukta kullan- mayınız. ÇOCUK ÖLEBİLİR veya AĞIR ŞEKİLDE YARALANABİLİR.

UK: НІКОЛИ не використовуйте систему безпеки для дітей, що встановлюється обличчям назад, на сидінні з УВІМКНЕНОЮ ПОДУШКОЮ БЕЗПЕКИ, інакше це може призвести до СМЕРТІ чи СЕРЙОЗНОГО ТРАВМУВАННЯ ДИТИНИ.

HU: SOHA ne használjon hátrafelé néző biztonsági gyerekülést előlről AKTÍV LÉGZSÁKKAL védett ülésen, mert a GYERMEK HALÁLÁT vagy KOMOLY SÉRÜLÉSÉT okozhatja.

HR: NIKADA nemojte koristiti sustav zadržavanja za djecu okrenut prema natrag na sjedalu s AKTIVNIM ZRAČNIM JASTUKOM ispred njega, to bi moglo dovesti do SMRTI ili OZBILJNJIH OZLJEDA za DIJETE.

SL: NIKOLI ne nameščajte otroškega varnostnega sedeža, obrnjenega v nasprotni smeri vožnje, na sedež z AKTIVNO

ČELNO ZRAČNO BLAZINO, saj pri tem obstaja nevarnost RESNIH ali SMRTNIH POŠKODB za OTROKA.

SR: NIKADA ne koristiti bezbe- dnosni sistem za decu u kome su deca okrenuta unazad na sedištu sa AKTIVNIM VAZDUŠNIM

JASTUKOM ispred sedišta zato što DETE može da NASTRADA ili da se TEŠKO POVREDI.

MK: НИКОГАШ не користете детско седиште свртено наназад на седиште заштитено со

АКТИВНО ВОЗДУШНО ПЕРНИЧЕ пред него, затоа што детето може ДА ЗАГИНЕ или да биде ТЕШКО ПОВРЕДЕНО.

BG: НИКОГА не използвайте детска седалка, гледаща назад, върху седалка, която е защитена чрез АКТИВНА ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА пред нея - може да се стигне до СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на ДЕТЕТО.

RO: Nu utilizaţi NICIODATĂ un scaun pentru copil îndreptat spre partea din spate a maşinii pe un scaun protejat de un AIRBAG

ACTIV în faţa sa; acest lucru poate duce la DECESUL sau

VĂTĂMAREA GRAVĂ a COPILULUI.

CS: NIKDY nepoužívejte dětský zádržný systém instalovaný proti směru jízdy na sedadle, které je chráněno před sedadlem AKTIVNÍM AIRBAGEM. Mohlo by dojít k VÁŽNÉMU PORANĚNÍ nebo ÚMRTÍ DÍTĚTE.

SK: NIKDY nepoužívajte detskú sedačku otočenú vzad na sedadle chránenom AKTÍVNYM

AIRBAGOM, pretože môže dôjsť k SMRTI alebo VÁŽNYM ZRANE- NIAM DIEŤAŤA.

LT: JOKIU BŪDU nemontuokite atgal atgręžtos vaiko tvirtinimo sistemos sėdynėje, prieš kurią įrengta AKTYVI ORO PAGALVĖ, nes VAIKAS GALI ŽŪTI arba RIMTAI SUSIŽALOTI.

LV: NEKĀDĀ GADĪJUMĀ neizman- tojiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti sēdvietā, kas tiek aizsar- gāta ar tās priekšā uzstādītu

(42)

Stoelen en veiligheidssystemen 41

AKTĪVU DROŠĪBAS SPILVENU, jo pretējā gadījumā BĒRNS var gūt SMAGAS TRAUMAS vai IET BOJĀ.

ET: ÄRGE kasutage tahapoole suunatud lapseturvaistet istmel, mille ees on AKTIIVSE TURVAPAD- JAGA kaitstud iste, sest see võib põhjustada LAPSE SURMA või TÕSISE VIGASTUSE.

MT: QATT tuża trażżin għat-tfal li jħares lejn in-naħa ta' wara fuq sit protett b'AIRBAG ATTIV quddiemu;

dan jista' jikkawża l-MEWT jew ĠRIEĦI SERJI lit-TFAL.

Gebruik afgezien van de waarschu- wing conform ECE R94.02 omwille van de veiligheid nooit een kinder- veiligheidssysteem op de passa- giersstoel met actieve frontairbag.

{

Gevaar

Gebruik geen kinderveiligheids- systeem op de passagiersstoel met actieve frontairbag.

U vindt het airbaglabel aan beide zijden van de zonneklep aan passa- gierszijde.

Airbag deactiveren

0

Schakelaar

Airbag deactiveren 0 43.

Frontaal airbagsysteem

Het frontale airbagsysteem bestaat uit een airbag in het stuurwiel en een airbag in het instrumentenpa- neel aan de passagierszijde. Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG.

Het frontairbagsysteem treedt in werking bij een voldoende krachtige aanrijding aan de voorzijde. Het contact moet ingeschakeld zijn.

De opgeblazen airbags dempen de schok, waardoor het risico van letsel aan het bovenlichaam en hoofd van de inzittenden op de voorstoelen aanzienlijk wordt verminderd.

{

Waarschuwing Optimale bescherming wordt alleen geboden wanneer de stoel in de juiste stand staat

0

Stoelpositie 0 32.

Houd het gebied waarin de airbag wordt opgeblazen vrij van obstakels.

Doe de veiligheidsgordel correct om en zet deze goed vast. Alleen dan kan de airbag bescherming bieden.

(43)

42 Stoelen en veiligheidssystemen Zijdelings airbagsysteem

Het zijdelingse airbagsysteem bestaat uit airbags in de rugleu- ningen van de beide voorstoelen.

Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG.

Het zijairbagsysteem treedt in werking bij een voldoende krachtige zijdelingse aanrijding. Het contact moet ingeschakeld zijn.

De opgeblazen airbags dempen de schok, waardoor het risico van letsel aan het bovenlichaam en het bekken aanzienlijk wordt verminderd in geval van een botsing aan de zijkant.

{

Waarschuwing Houd het gebied waarin de airbag wordt opgeblazen vrij van obstakels.

Aanwijzing

Gebruik uitsluitend stoelhoezen die voor de auto zijn goedgekeurd. De airbags niet afdekken.

Gordijnairbagsysteem

Het hoofdairbagsysteem bestaat uit een airbag aan weerskanten in het dakframe. Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG op de dakstijlen.

Het gordijnairbagsysteem wordt geactiveerd bij een botsing aan de zijkant van een bepaalde hevigheid.

Het contact moet ingeschakeld zijn.

De opgeblazen airbags dempen de schok, waardoor het risico van letsel aan het hoofd aanzienlijk wordt verminderd in geval van een botsing aan de zijkant.

(44)

Stoelen en veiligheidssystemen 43

{

Waarschuwing Houd het gebied waarin de airbag wordt opgeblazen vrij van obstakels.

De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt om lichte kledingstukken, zonder kleerhangers, aan op te hangen.

Geen voorwerpen in de kleding- stukken bewaren.

Airbag deactiveren

Wanneer u een kinderveiligheids- systeem op de voorstoel gebruikt, moet u het airbagsysteem van de passagier deactiveren. Het zijairbag- en het gordijnairbagsys- teem, de gordelvoorspanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.

Het passagiersairbagsysteem kan worden uitgeschakeld via een sleutelschakelaar aan de rechter- kant van het instrumentenpaneel.

Gebruik de contactsleutel om de positie te kiezen:

U

= airbags voor de passagier vooraan zijn gedeactiveerd en gaan niet af bij een aanrijding. De contro- lelamp

U

brandt continu. Het is mogelijk een kinderveiligheidssys- teem te monteren zoals aangegeven in de tabel.

V

= airbags voor de passagier vooraan zijn geactiveerd. U mag geen kinderveiligheidssystemen aanbrengen.

{

Gevaar

Risico van dodelijk letsel voor een kind dat een kinderveiligheidssys- teem op een stoel gebruikt met geactiveerde airbag van de voorpassagier.

Risico van dodelijk letsel voor een volwassene op een stoel met gedeactiveerde airbag van de voorpassagier.

(45)

44 Stoelen en veiligheidssystemen

Als het controlelampje

U

ongeveer 60 seconden na het inschakelen van het contact oplicht, werkt het passagiersairbagsysteem voor bij een botsing.Status blijft actief tot de volgende verandering.

Wanneer beide controlelampen tegelijkertijd branden, is er een systeemstoring. De status van het systeem kan niet worden vastge- steld, zodat niemand op de passa- giersstoel mag gaan zitten.

Onmiddellijk contact opnemen met een werkplaats.

Verander de status alleen tijdens stilstand terwijl het contact is uitge- schakeld.

Status blijft actief tot de volgende verandering.

Controlelamp airbag-deactivering

0

Lampje Airbag-deactivering 0 70.

Kinderzitjes

Wij bevelen de volgende kindervei- ligheidssystemen aan die specifiek voor montage in uw auto

geschikt zijn:

. Groep 0, groep 0+

Maxi-Cosi Cabriofix met ISOFIX-base, voor kinderen tot 13 kg.

. Groep I

Duo Plus met ISOFIX en Top-Te- ther, in deze groep.

. Groep II, groep III

Kidfix met of zonder ISOFIX voor kinderen van 15 tot 36 kg.

Wanneer u een kinderveiligheids- systeem gebruikt, moet u de gebrui- kers- en montagehandleiding én de instructies bij het kinderveiligheids- systeem opvolgen.

Houd u altijd aan de plaatselijke of landelijke voorschriften. In sommige landen is het gebruik van kindervei- ligheidssystemen op bepaalde zitplaatsen verboden.

(46)

Stoelen en veiligheidssystemen 45

{

Gevaar

Bij gebruik van een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de rechter voorstoel moet het airbagsysteem voor die stoel worden uitgeschakeld. Dit geldt ook voor bepaalde in de rijrichting geplaatste kinderzitjes zoals aangegeven in de tabellen.

Airbag deactiveren

0

Schakelaar

Airbag deactiveren 0 43.

Juiste systeem selecteren De achterbank is de beste plaats om een kinderzitje vast te maken.

Kinderen zo lang mogelijk tegen de rijrichting in vervoeren. Hierdoor wordt de nog erg zwakke ruggen- graat van het kind bij een ongeval minder belast.

Veiligheidssystemen die voldoen aan de van toepassing zijnde UN ECE-voorschriften, zijn hiervoor geschikt. Raadpleeg de plaatselijke

wetgeving en richtlijnen voor het verplichte gebruik van kinderveilig- heidssystemen.

Het kinderveiligheidssysteem dat u gaat monteren, moet geschikt zijn voor het autotype.

Het kinderveiligheidssysteem moet op de juiste plaats in de auto worden bevestigd. Raadpleeg de hiernavolgende tabellen.

Verwijder vóór het aanbrengen van een kinderveiligheidssysteem zo nodig de hoofdsteun achter.

Laat kinderen alleen in en uit de auto stappen aan de kant die van het verkeer vandaan gericht is.

Wanneer het kinderveiligheidssys- teem niet wordt gebruikt, moet u vastzetten met een veiligheidsgordel of verwijderen.

Aanwijzing

Kinderveiligheidssystemen niet beplakken of met andere materialen afdekken.

Een kinderveiligheidssysteem dat tijdens een aanrijding werd belast moet worden vervangen.

(47)

46 Stoelen en veiligheidssystemen

Inbouwposities kinderveiligheidssystemen

Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteem Gewichts- of leeftijdsgroep

Op passagiersstoel Op buitenste zitplaatsen

achterin

Op middelste zitplaats achterin geactiveerde

airbag

gedeactiveerde airbag Groep 0: tot 10 kg

of ca. 10 maanden X U 1) U 2) X

Groep 0+: tot 13 kg

of ca. 2 jaar X U 1) U 2) X

Groep I: 9 tot 18 kg

of ca. 8 maanden tot 4 jaar X U 1) U 2) X

Groep II: 15 tot 25 kg

of ca. 3 tot 7 jaar X X U 2) X

Groep III: 22 tot 36 kg

of ca. 6 tot 12 jaar X X U 2) X

U : Universeel bruikbaar in combi- natie met een driepuntsveiligheids- gordel.

X : Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toege- staan.

1) : Stel de rugleuninginclinatie van de voorstoel in op de rechte stand.

2) : Beweeg de bestuurders- en/of passagiersstoel naar voren en zet de rugleuning rechtop zodat het kinderveiligheidssysteem geen hinder ondervindt van de rugleuning van de voorstoel.

(48)

Stoelen en veiligheidssystemen 47

Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderveiligheidssysteem Gewichts- of leeftijdsgroep Maatklasse Bevestiging Op passa-

giersstoel

Op buitenste zitplaatsen

achterin

Op middelste zitplaats achterin

Groep 0: tot 10 kg of ca. 10 maanden

F ISO/L1 X X X

G ISO/L2 X X X

E ISO/R1 X IL X

Groep 0+: tot 13 kg of ca. 2 jaar

E ISO/R1 X IL X

D ISO/R2 X IL X

C ISO/R3 X IL 1) X

Groep I: 9 tot 18 kg of ca. 8 maanden tot 4 jaar

D ISO/R2 X IL X

C ISO/R3 X IL 1) X

B ISO/F2 X IL, IUF X

B1 ISO/F2X X IL, IUF X

A ISO/F3 X IL, IUF X

Groep II: 15 tot 25 kg

of ca. 3 tot 7 jaar X IL X

Groep III: 22 tot 36 kg

of ca. 6 tot 12 jaar X IL X

(49)

48 Stoelen en veiligheidssystemen

Aanwijzing

Beweeg de bestuurders- en/of passagiersstoel naar voren en zet de rugleuning rechtop zodat het kinderveiligheidssysteem geen hinder ondervindt van de rugleuning van de voorstoel.

1) : Alleen van toepassing voor de plaats aan de buitenkant achter de passagiersstoel in de meest naar voren geschoven positie en met de rugleuning recht.

IL : Geschikt voor bepaalde ISOFIX-veiligheidssystemen in de categorieën "specifieke auto",

"beperkt" of "semi-universeel".

Het ISOFIX-zitje moet zijn goedge- keurd voor het specifieke

voertuigtype.

IUF : Geschikt voor voorwaarts gerichte ISOFIX- kinderveiligheids- systemen uit de universele categorie, goedgekeurd voor deze gewichtsklasse.

X : Geen ISOFIX-kinderveiligheids- systeem goedgekeurd voor deze gewichtsklasse.

ISOFIX-maatklasse en zitgele- genheid

A - ISO/F3 : In rijrichting geplaatst kinderveiligheidssysteem voor kinderen met maximumlengte in de gewichtsklasse 9 tot 18 kg.

B - ISO/F2 : In rijrichting geplaatst kinderveiligheidssysteem voor kleinere kinderen in de gewichts- klasse 9 tot 18 kg.

B1 - ISO/F2X : In rijrichting geplaatst kinderveiligheidssysteem voor kleinere kinderen in de gewichtsklasse 9 tot 18 kg.

C - ISO/R3 : Tegen rijrichting in geplaatst kinderveiligheidssysteem voor kinderen met maximumlengte in de gewichtsklasse tot 18 kg.

D - ISO/R2 : Tegen rijrichting in geplaatst kinderveiligheidssysteem voor kleinere kinderen in de gewichtsklasse tot 18 kg.

E - ISO/R1 : Tegen rijrichting in geplaatst kinderveiligheidssysteem voor jonge kinderen in de gewichts- klasse tot 13 kg.

F - ISO/L1 : In de dwarsrichting met hoofd naar links gericht kinderveilig- heidssysteem (reiswieg) voor kleinere kinderen in de gewichts- klasse tot 10 kg.

G - ISO/L2 : In de dwarsrichting met hoofd naar rechts gericht kindervei- ligheidssysteem (reiswieg) voor kleinere kinderen in de gewichts- klasse tot 10 kg.

ISOFIX-kinderzitjes

Bevestig voor de auto goedge- keurde ISOFIX-kinderveiligheidssys- temen aan de

ISOFIX-montagebeugels. ISOFIX-- veiligheidssystemen voor specifieke auto's worden in de tabel aangeduid met IL.

(50)

Stoelen en veiligheidssystemen 49

ISOFIX-bevestigingsbeugels zijn aangeduid met het ISOFIX-logo op de rugleuning.

Verwijder vóór het aanbrengen van een kinderveiligheidssysteem zo nodig de hoofdsteun achter

0

Inbouwposities kinderveiligheidssys- temen 0 46.

ISOFIX-kinderveiligheidssystemen uit de universele categorie worden in de tabel aangeduid met IUF.

Volg de gebruiksaanwijzing van het kinderzitje en de volgende instruc- ties om de Top Tether door te voeren, vast te maken en aan te trekken:

Als u een enkele tui gebruikt in een verstelde stoelpositie en als de hoofdsteun verwijderd is, moet u de tui over de rugleuning leiden.

Als u een dubbele tui gebruikt in een verstelde stoelpositie en als de hoofdsteun verwijderd is, moet u de tui over de rugleuning leiden.

Wanneer de verstelde zitplaats achteraan die u gebruikt, voorzien is van een instelbare hoofdsteun en u gebruikt een enkelvoudige tui, brengt u de hoofdsteun omhoog en leidt u de tui onder de hoofdsteun door tussen de stangen van de hoofdsteun.

(51)

50 Stoelen en veiligheidssystemen

Wanneer de verstelde zitplaats achteraan die u gebruikt, voorzien is van een instelbare hoofdsteun en u gebruikt een dubbele tui, brengt u de hoofdsteun omhoog en leidt u de tui onder de hoofdsteun rond de stangen van de hoofdsteun.

Top-Tether-bevesti- gingsogen

De auto heeft twee bevestigings- ogen op de achterkant van de achterbank.

De bevestigingsogen boven zijn voorzien van het symbool

I

voor een kinderzitje.

Als aanvulling op de ISOFIX-beves- tiging zet u de Top-Tether-band vast aan de Top-Tether-bevesti-

gingsogen.

ISOFIX-kinderveiligheidssystemen uit de universele categorie worden in de tabel aangeduid met IUF.

Verwijder vóór het aanbrengen van een kinderveiligheidssysteem zo nodig de hoofdsteun achter

0

Inbouwposities kinderveiligheidssys- temen 0 46.

(52)

Opbergruimte 51

Opbergruimte

Opbergvakken

Opbergvakken . . . 51 Opbergvak bedienings-

paneel . . . 51 Dashboardkastje . . . 51 Bekerhouders . . . 52 Bagage-/laadruimtes

Bagageruimte . . . 52 Extra opbergmogelijkheden

Afdekplaat achterin/opberg- ruimte . . . 54 Bagagenet . . . 55 Gevarendriehoek . . . 55 EHBO-set . . . 56 Beladingsinformatie

Beladingsinformatie . . . 56

Opbergvakken

{

Waarschuwing Berg geen zware of scherpe objecten in de opbergruimten op.

Anders kan de klep van de opbergruimte open gaan en kunnen de inzittenden bij krachtig remmen, plotseling afslaan of een ongeval letsel door rondslinge- rende voorwerpen oplopen.

Opbergvak bedienings- paneel

Het bergvak wordt gebruikt voor kleine voorwerpen, enz.

Dashboardkastje

Het handschoenenkastje heeft een vak voor het Instructieboekje. Trek aan de nok om het vakje te openen.

Het handschoenenkastje tijdens het rijden gesloten houden.

(53)

52 Opbergruimte Bekerhouders

Er bevindt zich een bekerhouder in de middenconsole.

Bagage-/laadruimtes

Bagageruimte

Bagageruimte vergroten Voorzichtig Klap eerst de achterbankzitting naar beneden alvorens de rugleu- ning van de achterbank neer te klappen.

Doet u dit niet, dan kan de achter- bank beschadigd raken.

1. Trek de hoofdsteun omhoog en eruit door beide pallen in te drukken.

Aanwijzing

Om voldoende ruimte te hebben voor de omgang met de achterbank- zitting, schuift u de voorstoel naar voren en zet u de rugleuning van de voorstoel rechtop.

2. Trek aan het zittingkussen en draai het zittingkussen omlaag.

3. Trek aan de ontgrendelingshef- boom boven op de achterbank- rugleuning.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit is een van de projecten onder de paraplu van het landelijk project dat wordt uitgevoerd door Divosa. Centrale vragen hierbij: als je de menselijk maat in je beslissingen

Voor wat betreft de vordering sub 2 zal het hof de zaak naar de rol verwijzen en partijen in de gelegenheid stellen zich (bij voorkeur eenstemmig) bij akte uit te laten over de

Al voor afgelopen 6 januari, toen aanhangers van president Donald Trump na een toespraak van hem het Capitool bestormden, waren het ministerie van Defensie en de militaire pers alert

Als het neerlaten op de elektrische besturings- kast echter niet werkt, gebruik dan de mecha- nisch nooddaling. Deze garandeert veilig dalen van de cliënt bij een storing aan

Het symbool voor de adaptieve cruise control, de instelling voor afstand tot voorligger en de ingestelde snelheid worden weergegeven in de bovenste regel van het Driver

Wel zullen de portieren mogelijk niet ontgrendelen als er mechanische problemen zijn opgetreden met het systeem voor portiervergrendeling of met het

Zet deze weer geheel naar achteren door geheel naar voren te trekken en los te laten.. Hoofdsteunen

commissieleden van Bergen graag extra ruimte om zich te laten informeren over de stand van zaken omtrent de invoering van de 3 decentralisaties en de realisatie van de