• No results found

Van Heemstraweg 20 te Ewijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van Heemstraweg 20 te Ewijk"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 7

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8

2.1 Bestaande situatie 8

2.2 Toekomstige situatie 9

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 11

3.1 Inleiding 11

3.2 Opbouw van de regels 11

3.3 Bestemmingen 13

Hoofdstuk 4 Beleidskader 15

4.1 Nationaal beleid 15

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 15

4.3 Gemeentelijk beleid 18

4.4 Conclusie 21

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 22

5.1 Bodem 22

5.2 Wegverkeerslawaai 22

5.3 Luchtkwaliteit 23

5.4 Externe veiligheid 24

5.5 Milieuzonering 26

5.6 Geurhinder en veehouderij 28

5.7 MER-beoordeling 29

5.8 Waterhuishouding 29

5.9 Ecologie 31

5.10 Cultuurhistorie & archeologie 32

5.11 Leidingen 35

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 36

6.1 Economische uitvoerbaarheid 36

6.2 Overleg 36

6.3 Zienswijzen 36

6.4 Handhaving 36

Regels 39

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 40

Artikel 1 Begrippen 40

Artikel 2 Wijze van meten 43

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 44

Artikel 3 Wonen 44

Artikel 4 Wonen - 1 48

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2 51

Hoofdstuk 3 Algemene regels 53

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel 53

(3)

Artikel 7 Algemene bouwregels 54

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 55

Artikel 8 Overgangsrecht 55

Artikel 9 Slotregel 56

Bijlagen 57

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 58

(4)
(5)

Toelichting

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Beuningen is een initiatief ingediend voor de oprichting van een extra woongebouw met 2 woningen op het perceel aan de Van Heemstraweg 20 te Ewijk. Als tegenprestatie worden hiervoor alle agrarische opstallen gesloopt. Het voorgenomen initiatief past echter niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan´Buitengebied Beuningen´.

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is weliswaar sprake van een woonbestemming. Er wordt echter maar 1 woning toegestaan, terwijl de wens is om naast de bestaande vrijstaande woning tevens een woongebouw met maximaal 2 woningen te realiseren.

Op basis van het geldende functie veranderingsbeleid van de provincie Gelderland is het mogelijk om de voormalige agrarische opstallen te slopen en ervoor in de plaats 2 wooneenheden in 1 woongebouw te realiseren. Om dit mogelijk te maken, dient voor het plangebied het geldende bestemmingsplan te worden herzien.

Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wil de gemeente voor het plangebied het geldende bestemmingsplan herzien.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat het perceel Van Heemstraweg 20 kern Ewijk, dat onderdeel uitmaakt van de zone tussen de Waal (noorden) en de Van Heemstraweg (zuiden). De navolgende afbeelding bevat een luchtfoto waarop met rood globaal het plangebied is aangeduid:

Globale ligging plangebied (Bron: http://maps.google.nl)

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit

bestemmingsplan.

(7)

1.3 Geldende plannen

De gronden binnen het plangebied maken deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 14 juni 2011.

De gronden die vallen binnen het regime van dit bestemmingsplan hebben weliswaar voor het grootste deel de bestemming 'Wonen', maar per bestemmingsvlak is maar 1 woning toegestaan, behalve daar waar een bouwaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen. Het voornemen is om het aantal woningen uit te breiden naar maximaal 3 wooneenheden, inclusief de bestaande woning. Dit is echter in het plangebied niet toegestaan. Aan de achterzijde van het perceel geldt ter plaatse van de paardenwei de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Een smalle strook, aansluitend aan de geldende woonbestemming, wordt meegenomen in dit bestemmingsplan.

Gezien de uitbreiding van het aantal woningen is het nodig om het geldende bestemmingsplan voor het plangebied te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Achtereenvolgens komen de historie van de kern, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied aan de orde.

In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;

In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;

In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken met betrekking tot milieu- en

omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen;

In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit inspraak en

overleg aan de orde.

(8)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Landschappelijke structuur

De gemeente Beuningen is gelegen in een groot groen buitengebied nabij het water van de Waal. Het Beuningse grondgebied vormt min of meer een geleidelijke overgang van de stad naar het meer landelijke ‘Land van Maas en Waal’.

Dijkdoorbraken en overstromingen hebben hun sporen nagelaten in het Beuningse landelijk gebied. De landschappelijke opbouw van de gemeente Beuningen kent hierdoor 3 landschapszones parallel aan de Waal:

1. Het rivierenlandschap. Een ruig, contrastrijk gebied, gekenmerkt door de dynamiek van rivier, natuurlijke beelden en extensief gebruik.

2. Het oeverwallenlandschap. Een kleinschalig patchwork-landschap met onregelmatige patronen. Hier liggen de bebouwingslinten, dorpen en veel fruitboomgaarden. De oude dorpen liggen op de

oeverwal, de stedelijke uitbreidingen liggen daaromheen. De kern Ewijk ligt in dit gebied.

3. Het kommenlandschap, of ‘Beuningse Veld’. Een grootschalig open rationeel landschap en tevens een agrarisch productielandschap met weides en veehouderijen. Door de ontwikkeling van een aantal ontzandingen ontstaat in delen een meer parkachtig landschap. Het gebied kenmerkt zich naast de openheid door de lange rechte weteringen en rechte wegen met strakke wegbeplantingen.

De noordzijde van de kern Ewijk ligt op de overgang van het oeverwallenlandschap naar het

rivierenlandschap. Het Beuningse Veld bevindt zich ten zuiden van de A73 (buiten het plangebied).

(9)

Impressie ligging Ewijk in het landschap (Bron: Structuurvisie Gemeente Beuningen) 2.1.2 Stedenbouwkundige structuur

De Waaloeverwal wordt gekenmerkt door bebouwingslinten. De linten bestaan uit bebouwingskavels met een hoofdgebouw en één of meerdere ondergeschikte bijgebouwen daar achter. Het hoofdgebouw staat op een variabele afstand van de weg, maar oriënteert zich in de meeste gevallen naar de weg. De achter gelegen bijgebouwen staan versprongen ten opzichten van het hoofdgebouw. De kavels hebben een groene uitstraling door boomgaarden, erfbeplanting en inheemse erfafscheidingen.

Langs de Van Heemstraweg (aan de noordzijde van het plangebied) bevindt zich voornamelijk lintbebouwing in de vorm van historische villa's en (voormalige) agrarische bebouwing. De rooilijnen variëren en bestaat uit 1 of 2 bouwlagen met kap. Kenmerkend is de aanwezigheid van onbebouwde terreinen tussen de bebouwing in.

Het plangebied ligt op enige afstand van de Van Heemstraweg verscholen achter bebouwing en een klein bosje. Aan de oostzijde ligt een open weide. Aan de noordzijde grenst de locatie aan een kassencomplex die ontsloten wordt via de Veluwstraat. Het gebied geeft een divers beeld.

Op de kavel staat een L-vormig hoofdgebouw wat in gebruik is als woning. De bebouwing dateert uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. De bebouwing bestaat uit één bouwlaag met kloeke zadeldak. Op het terrein staan 5 bijgebouwen, met een totale oppervlakte van circa 854 m²: 4 bijgebouwen zijn schuren en/of stallen en verder staat er nog een kas. De bijgebouwen zijn vrijwel allemaal in slechte dan wel bouwvallige staat en zullen in het kader van deze planvorming worden gesloopt:

Langs de zuidelijke plangrens ligt een A-watergang. Hoewel deze zelf buiten de plangrens is gelegen, ligt de beheerszone wel binnen het plangebied. Aan de westzijde van de plangrens is een C-watergang aanwezig. Op de watergangen is de keur van het waterschap van toepassing.

2.2 Toekomstige situatie

In het kader van de planvorming is een verkaveling met beeldkwaliteitplan opgesteld (Pouderoyen Compagnons, 018-584, oktober 2012). Dit plan is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.

Hoewel de bebouwing van onderhavig plan op enige afstand van de Van Heemstraweg staat en verscholen ligt achter beplanting, wordt het principe van lintbebouwing in het Waaloevergebied als uitgangspunt gehanteerd voor de verdere beeldkwaliteit en inrichting. De bestaande woning

(hoofdgebouw) richt zich op de weg met bijgebouwen daarachter. De nieuw te bouwen dubbele woning

krijgt volgens het principe van de lintbebouwing de situering van een bijgebouw, versprongen achter het

hoofdgebouw.

(10)

De toekomstige situatie is gebaseerd op het principe van het bebouwingslint, zoals dat kenmerkend is voor de Van Heemstraweg. Aansluitend op dit principe wordt een gebiedseigen ensemble gecreëerd (erf) dat zich naadloos voegt in de kleinschalige korrel van de 'Waaloverwallen'. Dit principe van lintbebouwing is het uitgangspunt voor de verdere beeldkwaliteit.

Toek omstige situatie

In de toekomstige situatie zullen alle bestaande bijgebouwen (circa 854 m

2

) gesloopt worden (zie ook de afbeelding in paragraaf 2.1.2), waarvoor in de plaats één dubbele woning (circa 180 m

2

), een

gezamenlijke garage (circa 90 m

2

) voor de nieuwe woningen en een kleine paardenstal (circa 72 m

2

) aan de achterzijde worden gerealiseerd; In totaal circa 342 m

2

. De bestaande L-vormige woning blijft

behouden en krijgt conform het geldende bestemmingsplan een nieuwe garage aan de achterzijde.

De nieuw te bouwen dubbele woning (circa 9 x 20 m) krijgt volgens het principe van de lintbebouwing de situering van een schuur, versprongen achter het hoofdgebouw. De kop van de woning staat in de zichtlijn vanaf de entree van het kavel. Door deze situering ontstaat een gezamenlijk erf, waaraan nog 2 bijgebouwen staan (voor zowel de bestaande als nieuwe woningen). Een pad ten westen van de nieuwe woningen maakt de woningen en de achtergelegen paardenwei met stal bereikbaar. Alle woningen krijgen aan de achterzijde een ruime tuin.

Ook de vormgeving van de dubbele woning sluit aan op de bovengenoemde principes. Wat inhoud dat de bebouwing bestaat uit 1 bouwlaag met een lage goot en een kloeke zadelkap. De richting van de kap is haaks op de bestaande woning.

De kopgevel aan de zuidzijde (tegenover de bestaande woning) dient een accent of verbijzondering te hebben om zo het zicht vanaf de entree van het terrein op te vangen. Deze verbijzondering verraad ook dat het hier om een bijzondere schuur gaat, namelijk een woonschuur.

De architectonische uitwerking geeft het gebouw een landelijke en agrarische uitstraling met een eigentijdse inbreng. Het materiaalgebruik is traditioneel met eigentijdse toepassingen.

Door middel van een landschappelijke inkadering wordt het plan in de omgeving ingepast. De randen van de kavels worden omzoomd door hagen. Deze hagen dienen als scheiding tussen de kavels en

versterken de groene uitstraling. Tevens zorgen ze samen met de uit te breiden boomgaard voor afscherming van het naast gelegen kassencomplex. Verder komt aan de oostzijde nog een bomenrij en wordt op elke kavel een solitaire boom geplant voor de verder groene uitstraling van het totale

plangebied.

(11)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en zodoende uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.

Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.

In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.

Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelregel.

Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een

strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.

De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan

bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en

maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.

In de regels is inhoudelijk zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

3.2 Opbouw van de regels

In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Het betreft hier de volgende aspecten:

verantwoording;

planvorm;

systematiek;

bestemmingen;

specifieke elementen;

overig.

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:

Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);

Bouwregels

(12)

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.

Afwijk en van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

Specifiek e gebruik sregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

Afwijk en van de gebruik sregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk , geen bouwwerk en zijnde, of van werk zaamheden

In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied.

Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling

opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de

bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

Overgangsrecht:

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige

bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht.

Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.

Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

(13)

3.3 Bestemmingen

Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Wonen

Voor de bestaande woning is de regeling overgenomen welke ook is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van Beuningen.

Wonen - 1

De gronden binnen de bestemming “Wonen - 1” zijn bestemd voor de 2 nieuw te bouwen woningen binnen het plangebied.

Voor de situering en maatvoering van de woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:

Aantal woningen

In de regels is aangegeven dat binnen het bouwvlak maximaal 2 woningen zijn toegestaan.

Inhoud

De maximale inhoud van de woning (inclusief aangebouwde bijgebouwen) is aangegeven in de regels.

Goot- en bouwhoogte

De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen en vrijstaande bijgebouwen zijn aangegeven in de regels.

Situering gebouwen

Woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”. Vrijstaande bijgebouwen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan.

Bouwwerk en, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De toegestane maatvoering van verschillende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is aangegeven in de regels.

Bedrijvigheid bij de woning

Als aanvulling op de woonfunctie kan kleinschalige bedrijvigheid worden toegestaan, mits dit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing. De woonfunctie is en blijft de overheersende functie. Toegelaten zijn bedrijven uit bedrijfscategorieën 1, 2 en 3.1. Gedacht moet worden aan een ‘eenmans’ loodgietersbedrijf, schildersbedrijf, aannemersbedrijf enzovoorts. Door middel van het verlenen van een

omgevingsvergunning kunnen ook andere bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan, mits deze qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk zijn te stellen met de toegestane bedrijfsmatige activiteiten.

Als randvoorwaarde geldt onder meer, dat het grondgebruik voor de bedrijfsmatige activiteit maximaal 80 m

2

van het totale vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag bedragen. De bedrijfsactiviteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend. Buitenopslag en stalling, detailhandel en/of groothandel, horeca en autogerelateerde bedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de bedrijfsactiviteit en

handelsactiviteiten via het internet.

Mantelzorg

Gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg kan op basis van de regels worden toegestaan via een omgevingsvergunning. Onder mantelzorg wordt verstaan: het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

Voorwaarde is onder andere dat het past binnen de geldende bouwregels en aantoonbaar kan worden

gemaakt dat een dergelijke bewoning vanuit een oogpunt van mantelzorg nodig is.

(14)

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemmingen)

De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.

Het archeologisch beleid is voor de bestemmingsplannen vertaald in 3 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3'. Binnen het plangebied komt, naar aanleiding van de onderzoeksresultaten (zie ook hoofdstuk 5.10.2), enkel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' voor.

De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties evenals een zonering van 50 m rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'. Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de

dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m

2

nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.

De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 30 cm de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.

In de regels is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming van de

verbeelding te verwijderen.

(15)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden.

Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de

besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking

geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen en vervangt de SER-ladder die vooral was toegespitst op bedrijventerreinen. De ladder kent 3 treden die achter elkaar worden doorlopen.

Omdat in dit geval sprake is van functieverandering waarbij voormalige agrarische bedrijfsbebouwing na sloop conform een provinciale/ regionale regeling vervangen mag worden door een nieuw woongebouw met 2 wooneenheden, hoeft niet getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Bovendien betreft het de herhuisvesting van 2 huishoudens die al in het plangebied woonachtig zijn.

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld.

Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet

op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe

Wro.

(16)

De provincie beschrijft in het Streekplan Gelderland 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.

De provincie hanteert voor het ruimtelijke beleid in het Streekplan Gelderland 2005 de volgende uitgangspunten:

regionale inzet:

ontwikkelingsgerichtheid en afstemming op regionale schaal staan hierbij centraal. Het Regionaal Structuurplan vormt als het ware grotendeels de uitwerking van het provinciale beleid op regionaal niveau;

versterking ruimtelijke kwaliteit:

ruimtelijke kwaliteit werkt op alle schaalniveaus door en heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Die betekenis kan worden uitgedrukt in de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimtelijke plannen moeten dan ook een minimale basiskwaliteit hebben, zoals vastligt in diverse wetten, regelgeving en beleid.

Multifunctioneel gebied

Het plangebied is op de beleidskaart 'ruimtelijke structuur' gelegen in het multifunctioneel gebied met de nadere aanduiding 'multifunctioneel platteland'. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten onder andere wat betreft de regionale behoefte aan 'dorps' wonen te accommoderen.

Functieverandering naar wonen

In het streekplan is generiek beleid voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) gebouwen opgenomen. De provincie wil bevorderen dat gebouwen in het buitengebied die hun huidige functie verliezen of verloren hebben, op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Dit moet bijdragen aan een impuls voor de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.

Bij functieverandering naar wonen geldt dat:

aanwezige gebouwen kunnen worden hergebruikt met meerdere wooneenheden in 1 of hoogstens 2 gebouwen die bij elkaar staan. Uitgangspunt is reductie van de bebouwing met tenminste 50 %;

als hergebruik van de bestaande bebouwing niet mogelijk is, dan kan na sloop van alle bedrijfsgebouwen vervangende nieuwbouw plaatsvinden in 1 woongebouw met meerdere wooneenheden met een oppervlakte van maximaal 50 % van de gesloopte bebouwing.

Daarnaast dient kwalitatieve verevening plaats te vinden. Uitgangspunt daarbij is dat door de

initiatiefnemer wordt bijgedragen aan de verbetering van de omgevingskwaliteit en publieke functies van het buitengebied, gerelateerd aan de locatie waar de functieverandering aan de orde is.

Inmiddels heeft de provincie de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en is deze in werking getreden. De verordening betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie, maar is de 'juridische vertaling' van het streekplan.

4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen door middel van een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale Staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de RVG vastgesteld. Op 27 juni 2012 is de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

Functieverandering

In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een

bestemmingsplan in het plangebied slechts is toegestaan:

(17)

binnen bestaand bebouwd gebied;

binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;

binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/ of koopsector;

binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;

Het plangebied is gelegen buiten deze gebieden.

In afwijking van artikel 2.2 kan conform artikel 2.3 sub b van de RVG in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt in geval van

functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits:

de functieverandering in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader;

sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing, die leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak;

buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw gelegen;

in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.

In het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering kan voor de maatvoering en specifieke voorwaarden ten aanzien van het bepaalde in artikel 2.3 onder b worden aangesloten bij het bepaalde in paragraaf 2.3 van het streekplan en de als uitwerking hiervan door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale beleidskaders.

Het door de Stadsregio Arnhem - Nijmegen vastgestelde beleidskader 'Notitie functieverandering buitengebied' is door Gedeputeerde Staten, voor zover dit het multifunctioneel gebied betreft, als streekplanuitwerking vastgesteld.

Aangezien het plangebied volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur uit het Streekplan Gelderland 2005 is gelegen in het multifunctioneel gebied is het regionale beleidskader 'Notitie functieverandering buitengebied' voor functieverandering van toepassing.

Nieuwe woningen zijn conform artikel 3 RVG enkel toegestaan voor zover deze passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma (Thans KWP3: 2010 - 2019) en de regio-opgaven.

In het KWP3 wordt de Stadsregio een netto woningbouwprogramma opgelegd van 26.000 woningen. De gemeenten in de Stadsregio hebben nog geen verdere afspraken gemaakt over de 'binnenregionale verdeling' van het programma.

4.2.3 Notitie functieverandering buitengebied

De 'notitie functieverandering buitengebied' van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen stelt de voorwaarden waaronder een functieverandering van een (agrarisch) bedrijf naar wonen, werken en

woon-werkcombinaties mogelijk is. Een belangrijk aspect bij functieverandering is het bewerkstelligen van kwaliteitsverbetering in het buitengebied.

Functieverandering naar wonen

Functieverandering naar wonen is mogelijk bij volledige beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten. Dit kan plaatsvinden door hergebruik van de bestaande woning of door nieuwbouw.

Hergebruik bestaande bedrijfsbebouwing

Het regionaal beleid maakt het in aanvulling op de regeling uit het streekplan mogelijk om bij sloop van tenminste 50 % van alle vrijkomende bedrijfsbebouwing maximaal 2 woongebouwen in plaats van 1 woongebouw te realiseren. Deze sloop vormt dan de noodzakelijke verevening. Er worden in het regionale beleid geen voorwaarden gesteld aan het aantal woningen dat per woongebouw wordt gerealiseerd.

Het regionaal beleid maakt het mogelijk hiervan gemotiveerd af te wijken, mits minder sloop door een andere kwaliteitsbijdrage wordt gecompenseerd, waarbij de totale bijdrage 'proportioneel' moet zijn. Dit vraagt om maatwerk voor specifieke situaties.

Sloop en vervangende nieuwbouw

(18)

Ook wordt het in dit geval onder voorwaarden mogelijk gemaakt om bij sloop van alle vrijkomende bedrijfsbebouwing met een minimum van 750 m

2

bedrijfsbebouwing 1 vrijstaande woning te realiseren in plaats van een woongebouw. Indien 1.500 m

2

of meer aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, kunnen ter plaatse 2 vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Als van deze mogelijkheden gebruik wordt

gemaakt, dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan een proportionele invulling van de verevening. Ook is een goede inpassing van de nieuwe situatie in de omgeving belangrijk.

Verevening

Verevening is een bijdrage die gevraagd wordt aan de initiatiefnemer tot hergebruik of functieverandering ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de directe omgeving. De bijdrage moet in verhouding staan met de gevolgen van de functieverandering voor de omgeving en de vanuit de nieuwe functie(s) gewenste verbeteringen in omgevingskwaliteit. Hoe hoog de vereveningsbijdrage moet zijn, is niet in een algemene regel te vatten.

Met de verevening wordt een bijdrage geleverd aan één of meerdere van de te onderscheiden kwaliteitsdimensies:

De beeldkwaliteit van de bebouwing. Het in stand houden van karakteristieke of monumentale bebouwing en daarmee bijdragen aan de belevingswaarde van het buitengebied. Of door de sloop van gebouwen die de beeldkwaliteit verlagen;

De landschappelijke en/of ecologische kwaliteit; Landschappelijke inpassing kan aan de orde zijn als het gaat om in het waardevol landschap of in een gebied dat juist landschappelijke versterking behoeft. Een bijdrage aan de natuurontwikkeling kan worden gevraagd als de locatie binnen de ecologische hoofdstructuur ligt. In beide gevallen kan de bijdrage verschillende vormen hebben;

De kwaliteit van publieke voorzieningen. Bestaande voorzieningen zoals infrastructuur kunnen verbeterd worden en er kunnen wellicht nieuwe voorzieningen gecreëerd worden, bijvoorbeeld wandel- en/ of fietspaden;

Leefbaarheid van het platteland. Er kan bijvoorbeeld grote milieuwinst voor de woonomgeving worden bereikt door beëindiging van een solitair gelegen milieuhinderlijk bedrijf.

Specifieke voorbeelden van verevening zijn: sloop, verkleining bouwvlak, behoud van karakteristieke/

monumentale bebouwing, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering infrastructuur, aanleg recreatieve voorzieningen, financiële bijdrage.

Op de locatie wordt een oppervlak van 854 m² aan bijgebouwen gesloopt, zie ook de afbeelding in paragraaf 2.1.2, waarmee wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten. Voor de planontwikkeling is tevens een beeldkwaliteitplan opgesteld (Pouderoyen Compagnons, 018-584, oktober 2012), waarmee de ruimtelijke inpassing en een verdere (landschappelijke) kwaliteitsverbetering ter plaatse wordt geborgd.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012. Het plangebied maakt onderdeel uit van het oeverwalgebied.

Hoofdopgaven

De hoofdopgaven voor het oeverwalgebied zijn:

Voor het oeverwalgebied te k omen tot groen-blauwe ruimtelijk e structuur waarmee dit gebied een toekomstvast en robuust ontwikkelingsperspectief wordt geboden. Het gaat om de ontwikkeling van de Waaloeverwal als een samenhangend superlandgoed, dat zich van zijn omgeving onderscheidt door eenduidigheid in de toepassing van landschapselementen, bebouwing en infrastructuur en het beheer daarvan.

Daarnaast dient de recreatieve toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het gebied te verbeteren door het toevoegen van een langzaamverkeersnetwerk, ingebed in een aantrekkelijke

landschappelijke setting. Tot slot is de opgave een realistische strategie te ontwerpen voor dit

landschappelijke raamwerk, waar particuliere initiatieven worden beoordeeld op de bijdrage die zij

(19)

kunnen leveren aan de (zelf-)realisatie van deze landschappelijke ambitie.

Keuzen

De gemeente Beuningen wil het unieke en waardevolle Waaloevergebied duurzaam ontwikkelen en behouden voor de toekomst. Er wordt ingezet op het tegengaan van de verrommeling van het landschap en er wordt geanticipeerd op de groeiende behoefte aan (stedelijk) recreatief uitloopgebied en landelijk wonen. In de gebiedsvisie ‘De oeverwal als Landgoed’ (H+N+S, 2008) zijn verschillende maatregelen voorgesteld om het groen-blauwe raamwerk in het Waaloevergebied te versterken, zoals de aanleg van wandelpaden en bos. Met de ontwikkeling van nieuwe erven met landgoedkarakter en herontwikkeling van bestaande erven, beiden met kwalitatief hoogstaande architectuur, wordt deze visie haalbaar geacht. De vastgestelde gebiedsvisie heeft een indicatief karakter. De gewenste ontwikkeling wordt verder uitgewerkt in een uitvoeringsplan.

Dragende elementen uit de visie zijn:

Kwelpad: een recreatief voetpad dat deels over de historische kwelkade/-dam loopt;

Voorwendezone: ontwikkeling van een dragende structuurlijn (voetpad en watergang) over de voormalige loop van de historische dijk (de Voorwende);

Land-, lint- en kwelgoederen met bijbehorende toegangslanen en bos.

Daarnaast wordt voorgesteld om op diverse andere locaties paden en bos aan te leggen en wordt onder andere de wegbeplanting opgewaardeerd.

De opgestelde realisatiestrategie voor de gebiedsvisie (DHV, 2010) vormt de eerste stap van het uitvoeringsplan. Hierin is aangegeven dat de ontwikkeling van 7 land-, 18 lint- en 4 kwelgoederen, waarop naar huidig inzicht 146 wooneenheden worden ontwikkeld, essentieel is voor de financiële haalbaarheid van de gebiedsvisie. De vorm van de voorwendezone is van grote invloed op de kosten van de realisatie van de visie. In voorliggende structuurvisie wordt uitgegaan van de voorkeursvariant uit de realisatiestrategie, waarbij de voorwende een wandelpad met enkele ‘waterparels’ is.

De gemeente kiest voor realisatie van de gebiedsvisie volgens het ‘mengkraanmodel’. Dit betekent onder andere dat de gemeente zich actief inzet om de essentiële onderdelen uit het groenblauwe raamwerk uit de visie te (laten) realiseren (paden, voorwende, bos) en dat de ontwikkeling van land- en kwelgoederen wordt overgelaten aan de markt (gemeente faciliteert).

4.3.2 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

kwaliteit voor kwantiteit;

betaalbaarheid van de woningen;

duurzaamheid van de woningen;

sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;

aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;

wensen van de woonconsument centraal.

Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. Op het buitengebied wordt niet nader ingegaan in de woonvisie.

4.3.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2008)

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde)

welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de

stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader.

Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de

uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden

(20)

ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde

'welstandsniveaus'.

Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de deelgebied 'Buitengebied'.

Voor de historische bebouwingslinten in het buitengebied is welstandsniveau 1 van toepassing. De linten en oude dorpskernen stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en oude dorpskernen bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken. Voor de rest van het buitengebied is welstandsniveau 2 van toepassing. Dit gebied is waardevol en zal behouden moeten worden zonder dat ingrepen die voor een moderne bedrijfsvoering nodig zijn, gefrustreerd worden.

4.3.4 Gebiedsvisie: De oeverwal als landgoed

In 2008 heeft de gemeente een gebiedsvisie voor het Waaloeverwalgebied ontwikkeld. Voor deze visie is nog geen uitvoeringsplan gereed. Er is daarmee nog geen toetsingskader voor nieuwe initiatieven. De visie heeft betrekking op het gedeelte van de Waaloeverwal voor zover die gelegen is binnen het grondgebied van de gemeente Beuningen. Deze langgerekte zone wordt aan de noordzijde begrensd door de Waalbandijk en aan de zuidzijde door de Van Heemstraweg. Dit betekent dat alleen een heel klein gedeelte ten noorden van de Van Heemstraweg er binnen valt.

Vanuit de ontwerpopgave om de basis te leggen voor de ontwikkeling van een superlandgoed is een groen-blauw raamwerk benoemd voor het gebied op basis van een gebiedszonering. De gebiedszonering bestaat uit 3 parallel gelegen deelgebieden: de kwelzone aan de noordzijde, het middengebied en de landgoederenzone aan de zuidzijde. Elke zone heeft specifieke gebruiksmogelijkheden en

ontwikkelpotenties. De zone tegen de kern Ewijk behoort bij de landgoederenzone.

Met het raamwerk wordt de ruimtelijke en infrastructurele structuur vastgelegd. In het plangebied wordt niet specifiek de aanleg van nieuwe elementen nagestreefd.

4.3.5 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Beuningen heeft in 2006 samen met de gemeente Wijchen en Druten een

Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie zet in op de versterking en ontwikkeling van de verschillende landschapstypen die het landschap in deze gemeenten karakteriseren.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied 'Waaloeverwallen'.

De doelstelling in de Waaloeverwallen is het behouden van het kleinschalig samenspel van

bebouwingslinten, dorpen, boomgaarden, kleine landschapselementen en weiden in onregelmatige patronen. De belangrijkste kwaliteiten van dit gebied zijn:

Kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen;

Zeer groene uitstraling door erven, boomgaarden, wegbeplantingen, windsingels en opslag rond plassen;

Afwisselend beeld;

Groene zones tussen dorpen.

Ruimtelijk streefbeeld

Het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige

patronen is uitgangspunt bij ontwikkelingen, evenals de zeer groene uitstraling door erfbeplanting, hagen

en wegbeplantingen. Belangrijk daarbij is het behouden van een vitaal en divers agrarisch gebruik. De

overgang naar de Waalkommen is geleidelijk en verloopt in een grove slinger ten noorden van de Van

Heemstraweg. Alleen de oplettende waarnemer ziet duidelijke verschillen tussen oeverwal en kom. Het

goed vormgeven van deze overgang is bij nieuwe ontwikkelingen een opgave.

(21)

De ontwikkeling van nieuwe landgoederen, buitenplaatsen en landelijk wonen passen bij het beeld van een veelzijdig en toegankelijk landschap met een functie voor landelijk wonen. Er geldt een 'ja, mits' beleid indien deze ontwikkelingen gericht zijn op de versterking van de kleinschaligheid en de functies van de oeverwallen.

De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de

aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplanting en solitaire bomen.

4.3.6 Gemeentelijke uitwerking ’Notitie functieverandering in het buitengebied’

De gemeentelijke notitie bevat een uitwerking van het provinciale en regionale beleid betreffende de

‘Functie verandering in het buitengebied’. De notitie is vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen op 26 januari 2010.

Sloop en vervangende nieuwbouw

Functieverandering naar woningen is mogelijk door sloop van alle voormalige bedrijfsgebouwen en herbouw van een woongebouw of woning. Uitgangspunt hierbij is dat vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd ter grootte van maximaal 50 % van de gesloopte bebouwing. Dit komt dan ter plaatse van de gesloopte bebouwing. Sloop vormt in vele gevallen de noodzakelijke verevening. Maar in sommige gevallen is het gewenst in te spelen op de specifieke situatie om daardoor een hogere ruimtelijke kwaliteit te bereiken. De verevening kan dan op een andere wijze aangevuld worden mits wordt onderbouwd dat dit de beoogde verbetering in de ruimtelijke kwaliteit oplevert.

De mogelijkheden voor sloop en vervangende nieuwbouw zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Dit betreffen de maximale mogelijkheden:

Indien een verzoek minder dan 750 m² sloop betreft kan met een afwijking van 20% (150 m²),

medewerking worden verleend, mits naast de sloop verevening plaats vindt op basis van een of meer in de notitie opgenomen wijzen. Ook hier gaat het om de maximale mogelijkheid. Aan de hand van de te slopen vierkante meters zal het college beoordelen of de verevening in verhouding staat tot de terug te bouwen massa.

Indien een woongebouw wordt gerealiseerd, mogen hier maximaal 4 appartementen of 3 eengezinswoningen in worden gerealiseerd.

Bovenstaande sluit aan bij het regionale beleid. Voor de argumentatie waarom deze ontwikkeling mogelijk is binnen het functieveranderingsbeleid wordt daarom verwezen naar subparagraaf 4.2.3.

Op de locatie wordt, naast de bestaande vrijstaande woning, 1 woongebouw met daarin

2 wooneenheden gerealiseerd. Op de locatie wordt een oppervlak van 854 m² aan bijgebouwen gesloopt, zie ook de afbeelding in paragraaf 2.1.2. De vervangende nieuwbouw heeft een oppervlak van circa 342 m

2

, zie paragraaf 2.2. Voor de planontwikkeling is tevens een beeldkwaliteitplan opgesteld (Pouderoyen Compagnons, 018-584, oktober 2012), waarmee de ruimtelijke inpassing en een verdere

(landschappelijke) kwaliteitsverbetering ter plaatse wordt geborgd.

Daarmee is de ontwikkeling passend binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten.

4.4 Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de verschillende overheidslagen.

(22)

Hoofdstuk 5 M ilieu- & omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Onderzoek

Buro Boot heeft in het kader van het bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek verricht (P13-0067-004 , 4 april 2013). De locatie ligt in een agrarisch gebied aan de van Heemstraweg te Ewijk.

De schuren op het perceel waren in gebruik voor de opslag van olie en stalling van

tuin/landbouwmachines. De schuren bevatten asbestverdacht materiaal op het dak en in de wanden. In 2005 is een nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd waarbij geen verontreinigingen aan het licht zijn gekomen. Er zijn geen calamiteiten bekend. In de directe omgeving zijn diverse onderzoeken uitgevoerd maar er zijn geen ernstige verontreinigingen bekend.

Uit het onderzoek volgt dat:

Zintuiglijk zijn er bijmengingen met zwak puin waargenomen.

In het mengmonsters van de bovengrond van het erf is zink licht verhoogd aangetroffen. In het mengmonster van de bovengrond van de grote schuur zijn cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, nikkel, PAK en zink licht verhoogd aangetroffen.

In het mengmonster van de ondergrond is nikkel licht verhoogd geconstateerd.

In het grondwatermonster is barium licht verhoogd aangetoond.

Er is geen asbest in de bodem aangetroffen. Er is wel asbestverdacht materiaal aanwezig in en op de schuren.

De aangetroffen lichte verhogingen in de bodem houden mogelijk verband met het gebruik als boerenerf in het verleden en de aangetroffen bijmengingen met puin. De verhoging met barium kan van nature aanwezig zijn. De gemeten gehalten/concentraties in de bodem liggen onder de achtergrondwaarde of streefwaarde of overschrijden deze slechts in geringe mate en liggen beduidend beneden de

interventiewaarden zodat het nemen van milieutechnische maatregelen in het kader van de Wet bodembescherming niet aan de orde is. De onderzoeksgegevens vormen derhalve geen beletsel of beperking voor de beoogde bouwplannen op de betreffende locatie.

Eventueel te ontgraven grond is niet vrij in gebruik. Het is niet toegestaan op basis van de voorliggende gegevens de grond buiten de locatie multifunctioneel vrij te verwerken. De locatie wordt als verdacht aangemerkt voor bijmenging met asbest. Een partijkeuring zal de kwaliteit van de bodem moeten aantonen voordat deze buiten de locatie toegepast kan worden.

Indien bij de grondwerkzaamheden duidelijk afwijkend (bodem)materiaal en/of verontreinigingen worden waargenomen, dan dienen die apart te worden gehouden en separaat te worden onderzocht,

voorafgaande aan de toepassing.

5.1.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.2 Wegverkeerslawaai

Ten behoeve van het bestemmingsplan Van Heemstraweg 20 te Ewijk, is in opdracht van de

initiatiefnemers door Pouderoyen Compagnons een akoestisch onderzoekwegverkeerslawaai uitgevoerd

ten behoeve van de realisatie van 2 nieuwe woningen (twee-aaneen).

(23)

5.2.1 Plangebied

De te onderzoeken wegen zijn de autosnelweg A50 (Arnhem – Eindhoven) en de Van Heemstraweg. De onderzoekszone van de A50 bedraagt 600 m. De Van Heemstraweg ligt deels binnenstedelijk en deels buitenstedelijk en heeft maximaal 2 rijstroken. De zone van de Van Heemstraweg bedraagt

respectievelijk 200 en 250 m. Voor nieuwe woningen bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 48 dB. Indien de geluidsbelasting op de gevel van de geprojecteerde woning uitkomt boven de 48 dB, kan er op bepaalde gronden ontheffing van de wettelijke voorkeursgrenswaarde verkregen worden (door burgemeester en wethouders van Beuningen) tot 63 dB voor de Van Heemstraweg en 58 dB voor de autosnelweg A50.

De verkeersgegevens zijn verstrekt door de gemeente Beuningen en ontleend aan het Geluidsregister Rijkswaterstaat.

De geluidsbelasting als gevolg van de autosnelweg A50 is berekend met standaard rekenmethode II (Reken- en meetvoorschrift 2012). Ten gevolge van de A50 wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde op beide woningen overschreden met maximaal 8 dB. De maximaal te ontheffen geluidsbelasting wordt niet overschreden. Omdat er overschrijdingen plaatsvinden op woningen, dienen er zowel bron- als

overdrachtsmaatregelen overwogen te zijn. Uit de maatregelenstudie blijkt dat bronmaatregelen om financiële en verkeerskundige gronden niet acceptabel zijn. Overdrachtsmaatregelen zijn om financiële en stedenbouwkundige gronden niet acceptabel.

De geluidsbelasting op de achtergevel overschrijdt de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet. Er is sprake van een geluidluwe achterzijde.

Ten gevolge van de van de overige wegen in de omgeving van het plan zal de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet worden overschreden.

5.2.2 Conclusie

Gelet op bovenstaande moeten Burgemeester en Wethouders van Beuningen in het kader van het bestemmingsplan een hogere grenswaarden vaststellen voor beide nieuwe woningen ten gevolge van de autosnelweg A50. De procedure hogere grenswaarden loopt parallel aan de ruimtelijke procedure.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Beleid

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;

mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De

programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3

% ten opzichte van de grenswaarde);

een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1

augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.

(24)

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:

< 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;

In het plangebied zijn 2 nieuwe woningen voorzien, zodat sprake is van een NIBM-bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.3.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het initiatief.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wetgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het

plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle

inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het

risicobedrijf.(invloedsgebied).

Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken,

LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren.

Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.

5.4.2 Provinciale risicokaart

De provinciale risicokaart informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op navolgend kaartfragment van de risicokaart is te zien dat in en rondom het plangebied geen risicovolle inrichtingen,

transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.

(25)

Uitsnede risicok aart ter hoogte van plangebied (Bron: http://nederland.risicok aart.nl) 5.4.3 Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen

De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van de aanwezige risicobronnen in de gemeente Beuningen met bijbehorende veiligheidsafstanden (Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid

Beuningen, 25 maart 2008). Ook op navolgend kaartfragment van de inventarisatiekaart is te zien dat in en rondom het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.

Uitsnede Inventarisatiek aart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen 5.4.4 Plangebied

Inrichtingen c.q. bedrijven

Er zijn geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Ten westen van het plangebied ligt de A50 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Conform

de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de autosnelweg A50 opgenomen in bijlage 2

(26)

(Basisnet Weg). Hierin is opgenomen dat de veiligheidszone (10

-6

/jaar PR-contour) 19 m bedraagt uit het hart van de weg. Het wegvak heeft daarnaast ook een plasbrandaandachtsgebied (van 30 m uit de zijkant van de weg). Het onderzoeksgebied bedraagt 200 m uit het hart van de weg. Het plangebied ligt op circa 240 m uit de wegas. Geconcludeerd kan worden dat er geen overlap bestaat met de

veiligheidszone, het plasbrandaandachtsgebied en de onderzoekszone.

Even ten zuiden van het plangebied loopt de Van Heemstraweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Transport kan bijvoorbeeld incidenteel plaatsvinden voor de bevoorrading van het LPG tankstation van Deest of Druten. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen schrijft echter voor dat bevolkingskernen gemeden dienen te worden. Transport van deze aard zal slechts sporadisch voorkomen. Van een PR of GR is dus geen sprake.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Het plangebied is op ruim 800 m of meer van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.

5.4.5 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.5 Milieuzonering

In het kader van milieuzonering dient er te worden gekeken naar 2 aspecten:

een goed woon- en leefklimaat van woningen ten opzichte van (glastuinbouw)bedrijven op basis van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

de beperking van de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving.

5.5.1 VNG-brochure

Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering door die gevoelige functie.

Daarbij kan onderscheidt worden gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied.

Bedrijven zijn verder in milieucategorieën ingedeeld en milieucategorieën zijn weer gekoppeld aan richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk / rustig buitengebied. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met 1 afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

Het plangebied ligt ruim binnen de geluidszone van de autosnelweg A50 (hoofdinfrastructuur) en Van Heemstraweg. In de directe omgeving liggen diverse verschillende typen bedrijven. Ter plaatse kan dus gesproken worden van een gemengd gebied.

In onderstaande tabel zijn de richtafstanden en omgevingstype weergegeven.

(27)

In onderstaande afbeelding zijn de omliggende bedrijven inclusief de richtafstanden (= gemengd gebied dus met één afstandsstap in mindering) weergegeven:

Uit de afbeelding blijkt dat er geen hindercirkels aanwezig zijn die een overlap hebben met het geplande woongebouw.

5.5.2 Glastuinbouw

Het tweede aspect in het kader van milieuzonering zijn de gevolgen van de bouw van de woningen voor omliggende bedrijven. In dit geval is aan de noordwestzijde aan de Veluwstraat 19 een

glastuinbouwbedrijf aanwezig, waarvoor moet worden gekeken of dit bedrijf milieuvergunningplichtig wordt ingevolge het Besluit glastuinbouw (zie ondermeer de uitspraken van de Afdeling

Bestuursrechtspraak Raad van State van 15 augustus 2012 (201110045) en 16 maart 2011 (201009223) in vergelijkbare gevallen).

Voor glastuinbouwbedrijven gelden 2 regimes, of een glastuinbouwbedrijf valt onder de algemene voorwaarden van het Besluit glastuinbouw (categorie B) of niet, in dat geval wordt het bedrijf

milieuvergunningplichtig (categorie A). Voor het glastuinbouwbedrijf zal moeten worden gekeken of het door de toevoeging van woningen op minder dan 25 m wellicht vergunningplichtig wordt (categorie A), hiervoor is het bepaalde in artikel 2 sub b Besluit glastuinbouw van toepassing. Van belang is sub 18, waarin een onderscheid wordt gemaakt in bedrijven opgericht voor en na 1 mei 1996. In dit geval is het bedrijf voor 1 mei 1996 opgericht, dus is sub bb van toepassing. Hierin staat het volgende:

de oprichting heeft plaatsgevonden:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder a, voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b teneinde het oprichten van teeltondersteunende kassen, met een oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in

Voorliggend bestemmingsplan regelt de functieverandering van bedrijfsgebouwen naar één woongebouw met twee wooneenheden aan de Van Heemstraweg 20 in Ewijk.. Het bestemmingsplan

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde het oprichten van teeltondersteunende kassen, met een oppervlakte van meer

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen