• No results found

Deijnschestraat 3 en Geerstraat 10b Winssen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Deijnschestraat 3 en Geerstraat 10b Winssen"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 7

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8

2.1 Bestaande situatie 8

2.2 Toekomstige situatie 9

2.3 Conclusie 11

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 12

3.1 Inleiding 12

3.2 Opbouw van de regels 12

3.3 Bestemmingen 14

Hoofdstuk 4 Beleidskader 15

4.1 Nationaal beleid 15

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 16

4.3 Gemeentelijk beleid 16

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 17

5.1 Bodem 17

5.2 Wegverkeerslawaai 17

5.3 Luchtkwaliteit 17

5.4 Externe veiligheid 17

5.5 Milieuzonering 17

5.6 Waterhuishouding 18

5.7 Ecologie 20

5.8 Cultuurhistorie & archeologie 20

5.9 Leidingen 21

5.10 Verkeer en parkeren 21

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 22

6.1 Economische uitvoerbaarheid 22

6.2 Overleg 22

6.3 Zienswijzen 22

(3)

Regels 23

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 24

Artikel 1 Begrippen 24

Artikel 2 Wijze van meten 30

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 31

Artikel 3 Agrarisch 31

Artikel 4 Verkeer 42

Artikel 5 Wonen 43

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2A 47

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2B 49

Hoofdstuk 3 Algemene regels 51

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel 51

Artikel 9 Algemene gebruiksregels 51

Artikel 10 Algemene bouwregels 51

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels 52

Artikel 12 Algemene procedureregels 53

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 54

Artikel 13 Overgangsrecht 54

Artikel 14 Slotregel 55

(4)
(5)

Toelichting

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat informatie over het plangebied de aanleiding voor de voorgenomen ontwikkeling (nut en noodzaak), de ligging van het plangebied, de vigerende plannen, de planvorm en de

leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Op het perceel aan de Geerstraat 10b in Winssen rust een bedrijfsbestemming met functieaanduiding hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf. Initiatiefnemers exploiteren een bedrijf op het gebied van aanleg en onderhoud van groenvoorzieningen met aanverwante werkzaamheden. Initiatiefnemers hebben een verzoek om planologische medewerking ingediend voor de bedrijfsverplaatsing van de locatie aan de Geerstraat naar een nieuwe locatie aan de Deijnschestraat 3 in Winssen. Op de locatie Deijnschestraat 3 rust een agrarische bestemming. Na de bedrijfsverplaatsing zal de locatie

Geerstraat een woonbestemming krijgen.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 24 maart 2015 hun medewerking verleend aan dit verzoek. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken dienen de huidige geldende bestemmingsplannen voor beide locaties te worden herzien.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van de nieuwe locatie ligt ten westen van het dorp Winssen aan de Deijnschestraat, in het buitengebied. In de omgeving van deze locatie staan enkele woonhuizen en is er een agrarisch bedrijf gevestigd. Daarnaast is het perceel omgeven door agrarische gronden en aan de achterzijde van het perceel ligt een bossage met de bestemming bos.

De huidige locatie van het bedrijf ligt in het zuiden van het dorp Winssen aan de Geerstraat. De locatie is omgeven door woonhuizen en enkele bedrijfsbestemmingen. Daarnaast ligt op korte afstand de Beatrixmolen. Aan de westzijde van het perceel bevinden zich agrarische percelen.

Globale ligging plangebied. Links locatie Deijnschestraat en rechts locatie Geerstraat (Bron Google)

(7)

1.3 Geldende plannen

Voor de locatie Geerstraat 10b geldt het bestemmingsplan Kern Winssen, vastgesteld op 3 juni 2013.

In dit bestemmingsplan heeft de locatie een bedrijfsbestemming met functieaanduiding hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf toegestaan. Binnen deze bestemming is een bedrijfswoning toegestaan. Het overige deel van het perceel heeft een agrarische bestemming zonder bouwvlak. Daarnaast rust er op beide bestemmingen een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 en de gebiedsaanduidingen in het kader van de molenbiotoop. Ter plaatse is geen burgerwoning toegestaan. De bestemming agrarisch op de locatie Geerstraat blijft buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Voor de locatie Deijnschestraat 3 geldt het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 14 juni 2011.

De locatie kent een agrarische bestemming met bouwvlak en bedrijfswoning. Daarnaast geldt er een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Ter plaatse zijn agrarische bedrijven toegestaan. Een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf is binnen de bestemming niet toegestaan.

Om deze bedrijfsverplaatsing mogelijk te maken dienen de bestemmingsplannen voor beide locaties te worden herzien.

Uitsnede bestemmingsplan BuitengebiedUitsnede bestemmingsplan Kern Winssen

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit de regels, de verbeelding en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

 In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Eerst komt de ruimtelijke structuur van de huidige situatie aan de orde en daarna de ruimtelijke en functionele beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen

 In hoofdstuk 3 is het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven voor zover dat op het plangebied van toepassing is

 In hoofdstuk 4 komen de milieu- en omgevingsaspecten als geluid, bodem en archeologie aanbod

 In hoofdstuk 5 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven

 In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid en het gevoerde overleg aan de orde

(8)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

De locatie Geerstraat 10b is gelegen aan de zuid- westzijde van de kern Winssen. In het zuiden ligt de Van Heemstraweg. De Geerstraat kenmerkt zich door de afwisseling van lintbebouwing, enkele bedrijven en agrarische percelen. Aan de noordzijde van het perceel ligt de Beatrixmolen. Het perceel Geerstraat 10b betreft een bedrijfswoning met tuin en het bedrijfsgedeelte met een bedrijfsgebouw.

Het bedrijfsgebouw is ongeveer 315 vierkante meter groot. Om het bedrijfsgebouw ligt een verhard buitenterrein wat gebruikt wordt voor stalling van machines en materiaalopslag. De rest van het perceel heeft een hoofdzakelijk open karakter.

Luchtfoto en zicht vanuit de Geerstraat

De Deijschestraat 3 ligt ten westen van de kern Winssen in het buitengebied. De omgeving van de Deijnschestraat heeft een opener en duidelijk agrarisch karakter. Aan de noordzijde, liggen

woonhuizen op circa 80 meter afstand. Schuin tegenover het perceel ligt een agrarisch bedrijf. Om het perceel aan de oost- en zuidzijde ligt een A-watergang. Op het perceel staat een bedrijfswoning met bijgebouw. Op het perceel zelf is momenteel een boomgaard aanwezig. Het bestaande bouwvlak van 1 ha is, afgezien van de bedrijfswoning met bijgebouw, nog niet bebouwd.

Luchtfoto Deijnschestraat

(9)

Zicht vanaf de Deijnschestraat

2.2 Toekomstige situatie

De huidige bedrijfslocatie aan de Geerstraat 10b krijgt een woonbestemming. De bestaande bebouwing blijft behouden. Door het verplaatsen van het bedrijf verdwijnt de terreinverharding, de buitenopslag en machinestalling. Door het verdwijnen van deze activiteiten zal het perceel een uitstraling krijgen van een woonperceel.

De locatie Deijnschestraat heeft een bestaand bouwvlak welke in de lengte richting van het perceel

zal worden aangepast. Zo ontstaat er een logischere indeling voor de bedrijfsbebouwing en blijven de

randen van het perceel gevrijwaard van bebouwing. Binnen het bouwvlak zullen de bouwregels

conform het geldende bestemmingsplan Buitengebied van toepassing blijven.

(10)

Aanpassing bouwvlak (rood=geldend bestemmingsplan, blauw is nieuw bestemmingsplan)

Aan de voorzijde van het perceel blijven zo mogelijk enkele fruitbomen staan die het geheel een

landelijke allure geven. Daarnaast zorgt een rij fruitbomen/ of andere beplanting rondom het perceel

voor een landelijke omheining en inpassing van de bebouwing in de omgeving. De bestaande

bedrijfswoning blijft bestaan en behoudt zijn eigen inrit. Het bedrijfsgebouw zal worden ontsloten via

een nieuwe inrit centraler op het perceel. Parkeren vindt geheel op eigen terrein plaats.

(11)

2.3 Conclusie

Het perceel aan de Deijnschestraat heeft in het bestemmingsplan Buitengebied een agrarische bestemming met een bouwvlak van 1 ha. Op het perceel mogen agrarische bedrijven zich vestigen en voor hun bedrijfvoering het gehele bouwvlak bebouwen. Een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf past niet direct in een agrarische bestemming. Vandaar dat in dit bestemmingsplan binnen de agrarische bestemming de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoveniers- en

groenvoorzieningsbedrijf' is opgenomen, waardoor ter plaatse tevens een hoveniers- en

groenvoorzieningsbedrijf is toegestaan. Deze functieaanduiding is gelijk aan die op dit moment op de locatie Geerstraat van toepassing is. Naast het bedrijf 'verhuist' dus ook de planologische regeling mee naar de Deijnschestraat. Door op dit perceel niet een algemene bedrijfsbestemming op te nemen wordt voorkomen dat elk niet-agrarisch bedrijf zich daar zou kunnen vestigen. Omdat er nu al 1 ha aan bebouwing opgericht kan worden wordt dit bestemmingsplan kort en bondig ingestoken om de nadere aanduiding juridisch te borgen. De regels van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied worden voor het perceel aan de Deijnschestraat overgenomen. Zo sluit dit plan aan op de rest van de percelen in het bestemmingsplan Buitengebied.

Er ontstaat door deze bedrijfsverplaatsing een kwaliteitsverbetering voor de kern Winssen. De huidige locatie krijgt een woonbestemming. Dit betekent ook dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarde voor de molenbiotoop van de Beatrixmolen waarbinnen het bedrijf nu is gelegen versterkt wordt. Daarnaast wordt de stalling van het materieel op twee andere locaties gestaakt waardoor het aantal verkeersbewegingen door de kern Winssen sterk afneemt. Voor de locatie Geerstraat worden de regels uit het vigerende bestemmingsplan Kern Winssen overgenomen. Zodoende sluit de woonbestemming aan op de rest van de kern.

De bedrijfsverplaatsing voldoet aan de relevante beleidskaders zoals beschreven in hoofdstuk 4. Er

zijn geen milieu- en/of omgevingsaspecten die de verplaatsing hinderen. De omliggende percelen en

bestemmingen behouden hun uitbreidingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden. Er is sprake van

een goede ruimtelijke ordening.

(12)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en zodoende uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.

Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij de verlening van een

omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.

In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.

Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelbepaling.

Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.

De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan

bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en

maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.

3.2 Opbouw van de regels

In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken.

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2012), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:

Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk

(13)

gebruik de gronden zijn gereserveerd);

Bouwregels

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen;

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

Specifieke gebruiksregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk

gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

Afwijken van de gebruiksregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelbepaling zijn de volgende bepalingen opgenomen:

Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

Overgangsrecht:

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de

omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van twee jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de

bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10%. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het

overgangsrecht.

(14)

Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.

Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

3.3 Bestemmingen

Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse

aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Agrarisch

Deze bestemming geldt ter plaatse van de locatie Deijnschestraat en is gelijk aan de bestemming 'Agrarisch' in het geldende bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 14 juni 2011. De regels zijn 1 op 1 overgenomen. Met als toevoeging de 'specifieke vorm van agrarisch - hoveniers- en

groenvoorzieningsbedrijf', waardoor ter plaatse tevens een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf is toegestaan. Deze functieaanduiding is gelijk aan die op dit moment op de locatie Geerstraat van toepassing is. Naast het bedrijf 'verhuist' dus ook de planologische regeling mee naar de

Deijnschestraat.

Wonen

Deze bestemming is opgenomen voor de locatie Geerstraat en is gelijk aan de bestemming 'Wonen' in het geldende bestemmingsplan Kern Winssen, vastgesteld 3 juni 2013. De regels zijn 1 op 1 overgenomen. In het bestemmingsplan is één bouwvlak opgenomen waarbinnen één vrijstaande woning (bestaande woning) is toegestaan.

Waarde - Archeologie 2A en 2B (dubbelbestemmingen)

In het plangebied zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen. Deze hebben tot doel om de

archeologisch te verwachten waarden in de bodem te behoudeen en te beschermen. In de geldende bestemmingsplannen geldt voor beide deellocaties de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.

Het verschil tussen beide dubbelbestemmingen zit in de ontheffingsplicht voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. Voor het buitengebied geldt dat voor bouwwerken groter dan 120 m

2

een onderzoek noodzakelijk is en voor in de kern is dit 100 m

2

. Om dit verschil in dit bestemmingsplan terug te laten komen, waarbij ten anazien van de naamstelling aangesloten blijft op de gemeentelijke systematiek, is er voor gekozen om voor de locatie Geerstraat de dubbelbestemming als Waarde - Archeologie 2A en voor de locatie Deijnschestraat als Waarde - Archeologie 2B te bestemmen. De (inhoudelijke) regeling van deze dubbelbestemmingen zijn 1 op 1 overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen.

Vijwaringszone molenbiotoop (algemene aanduidingsregel)

Ter plaatse van de molenbiottop rondom de Beatrixmolen is in het geldende bestemmingsplan Kern

Winssen een beschermingsregeling opgenomen. Deze is in dit plan 1 op 1 overgenomen.

(15)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Voor een groot deel wordt aangesloten op de actuele bestemmingsplannen Buitengebied en Kern Winssen. In dit hoofdstuk wordt dan ook kort de nieuwe actuele algemene ruimtelijke beleidskaders behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het

specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- &

omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. Voorliggend initiatief tot bedrijfsverplaatsing past binnen de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de

besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking

geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen en vervangt de SER-ladder die vooral was toegespitst op bedrijventerreinen. De ladder heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder kent 3 treden die achter elkaar worden doorlopen.

Trede 1: is er een regionale behoefte?

In de eerste trede draait het om de onderbouwing van de (regionale) ruimtebehoefte.

Trede 2: Is de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?

Indien er sprake is van een regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd.

Trede 3 – Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden.

Indien er gekozen moet worden voor een locatie buiten het bestaande stedelijke gebied dan zal deze locatie bereikbaar moeten zijn via verschillende vervoerswijzen.

Omdat het bestemmingsplan nu al bebouwing mogelijk maakt op de locatie Deijnschestraat 3 is er

geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Ook het planologisch opnemen van een

woonbestemming voor de Geerstraat wordt gezien actuele jurisprudentie niet gezien als stedelijke

ontwikkeling. Toepassing van de ladder is niet noodzakelijk.

(16)

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

Omgevingsvisie en omgevingsverordening

De omgevingsvisie en de omgevingsverordening zijn beide op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De provincie heeft in deze Omgevingsvisie er voor gekozen om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Namelijk een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen dienen in regionaal verband afgestemd te worden. Als principe hanteert de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking, zie nationaal beleid. Dit houdt in dat in een bestemmingsplan die voorziet in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan. De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van de gestelde punten uit de Omgevingsvisie. In de omgevingsverordening staan regels die betrekking hebben op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.

Voorgenomen bedrijfsverplaatsing is geen stedelijke ontwikkeling. Het zijn bestaande locaties met bestaande planologische mogelijkheden en bestaande bebouwing. Voor de locatie Deijnschestraat wordt er enkel de mogelijkheid van het uitoefenen van een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf toegevoegd aan de bestaande agrarische bestemming. Op de locatie Geerstraat krijgt de bestaande woning een woonbestemming in plaats van een bedrijfsbestemming. De provincie heeft positief gereageerd op deze verplaatsing en aangegeven dat er geen provinciale belangen aan de orde zijn.

4.3 Gemeentelijk beleid

De voorgenomen bedrijfsverplaatsing voorziet in een kleine planologische wijziging. Voor de relevante beleidskaders wordt verwezen naar de actuele bestemmingsplan Buitengebied en bestemmingsplan Kern Winssen. Het opnemen van een specifieke functieaanduiding binnen de bestemming agrarisch, en het opnemen van een woonbestemming ter plaatse van de

bedrijfsbestemming levert geen strijdigheid met gemeentelijke beleidskaders op.

(17)

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van technische onderzoeken met conclusies. Alleen de voor het plangebied relevane milieuaspecten hoeven beschreven te worden.

Aan het eind van elke paragraaf volgt een conclusie met betrekking tot het aspect.

5.1 Bodem

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning zal bodemonderzoek worden uitgevoerd.

5.2 Wegverkeerslawaai

De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming.

Een kantoor wordt volgens de Wet geluidhinder namelijk niet gezien als geluidsgevoelig. De omzetting van de bedrijfswoning naar een burgerwoning behoeft geen onderzoek in het kader van wegverkeerslawaai omdat de gevoeligheid gelijk blijft. Daarnaast is de maximale snelheid op de Geerstraat 30 km/u. Volgens de Wgh bevindt zich geen zonering langs wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/u geldt.

5.3 Luchtkwaliteit

Met dit bestemmingsplan wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige mogelijkheden in de vigerende plannen. Onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

5.4 Externe veiligheid

Beide locatie liggen niet binnen risicocontouren of veiligheidsafstanden van risicovolle inrichtingen, leidingen en/of vervoer via weg of water. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.5 Milieuzonering

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe hindergevoelige activiteiten mogelijk. In die zin dat het een bestaand agrarisch bouwvlak is waarbinnen zich dus agrarische bedrijven mogen vestigen.

Daarnaast is er al een bedrijfswoning aanwezig. Met dit bestemmingsplan wordt de vestiging van een agrarisch verwant bedrijf -een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf- mogelijk gemaakt. Deze nieuwe mogelijkheid levert geen extra hindergevende activiteit op. Tegenover het perceel ligt een agrarisch bedrijf. Aangezien de bedrijfswoning maatgevend is voor de activiteiten van dit bedrijf levert de vestiging van het hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf geen nadeligere situatie op. De

bedrijfswoning ligt namelijk tussen het bouwvlak en het bestaande bedrijf in. De omzetting van de

bedrijfswoning op de Geerstraat naar een burgerwoning vormt geen belemmering voor bedrijven in de

omgeving. De activiteit wonen blijft namelijk intact. Hiermee vormt het aspect milieuzonering geen

belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

(18)

5.6 Waterhuishouding

In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken.

Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.

Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het

watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

5.6.1 Ligging

Het plangebied bestaat uit 2 locaties, te weten Geerstraat 10b in de kern Winssen en de Deijnschestraat 3 in het buitengebied ten westen van Winssen.

5.6.2 Randvoorwaarden 5.6.2.1 Waterschap Rivierenland

De algemene randvoowaarden van het waterschap zijn van toepassing.

Er is beleid ontwikkeld om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. Daarvoor is het van belang dat er voldoende waterberging wordt gecreëerd bij ruimtelijke plannen.

De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging. Voor plannen met een toename van verhard oppervlak tot 5 ha. kan bij een toepassing van open water de vuistregel van 436 m³ waterberging per hectare verharding worden gebruikt. Indien gebruik wordt gemaakt van een droogvallende voorziening, geldt de vuistregel van 664 m

3

berging per ha verhard oppervlak. Bij het hanteren van deze vuistregels geldt dat geen sprake mag zijn van complicerende zaken, zoals kwel.

5.6.2.2 Gemeente Beuningen Waterplan

In het Waterplan Beuningen wordt het gemeentelijk waterbeleid verwoord. In het waterplan worden de ambities op het gebied van water in Beuningen onderverdeeld in 5 categorieën.

1. Afkoppelen: het Afkoppelen van 25% van het verhard oppervlak van het gemengd stelsel in 2010.

100% afkoppelen bij uitbreidingsplannen.

2. Waterkwaliteit: verbeteren van de oppervlaktekwaliteit in Beuningen conform de functie toekenning van het oppervlaktewater.

3. Het toekennen van functies aan het oppervlaktewater: Hierdoor zijn functietypen gedefinieerd die bestaan uit een onderling samenhangend geheel van doelstellingen met betrekking tot

waterkwaliteit, waterkwantiteit, natuurwaarden, inrichting en onderhoud. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende functietypen:

 natuurlijk water

 belevingswater

 kijkwater

Het beheer en onderhoud wordt hierop aangepast.

4. Veiligheid: Bij de aanleg en inrichting van waterlopen wordt bewust rekening gehouden met de kindveiligheid van het water. Dit betekent dat flauwe en/of plasdras zones aangelegd moeten worden om verdrinking te voorkomen.

5. Waterbeleving: Water meer zichtbaar maken en elementen toevoegen, zodat het water meer

beleefd wordt.

(19)

Gemeentelijk rioleringsplan 2008-2012

De gemeenteraad heeft het Gemeentelijk RioleringsPlan 2008-2012 (GRP) vastgesteld. Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor het afvloeiend hemelwater vastgelegd.

Samengevat hieruit het volgende:

Wateroverlast

De gemeente streeft ernaar wateroverlast te voorkomen, maar kan dit niet uitsluiten. Dit houdt in dat de gemeente er voor kiest op basis van theoretische benadering, middels rioolberekeningen, water op straat te accepteren voor een minimale periode (de norm is gesteld op één keer per twee jaar). Indien in de praktijk schade ontstaat aan eigendommen, wordt door de gemeente onderzocht of adequate maatregelen te treffen zijn.

Klimaatverandering

De gemeente maakt per typegebied verschillende acceptatieniveaus. Het betekent een verbreding ten opzichte van de traditionele aanpak: niet alleen het ondergrondse afvoersysteem beschouwen, maar ook het bovengrondse. De gemeente laat dit een rol spelen bij inrichting van de openbare ruimte.

Van een perceelseigenaar wordt heden ten dage meer verwacht. Het nieuwe uitgangspunt is dat de perceelseigenaar in eerste instantie zelf het regenwater moet verwerken. Hierdoor komt er minder schoon regenwater in het riool terecht. Als verwerking op eigen terrein in redelijkheid niet mogelijk is, dan kan het overtollige regenwater afgevoerd worden naar het openbare terrein, al waar het afvoeren de verantwoordelijkheid van de gemeente is.

5.6.3 Huidige situatie

De locatie Geerstraat 10b is,m afgezien het erf bij de bestaande bedrijfswoning, grotendeels verhard (circa 2.350 m

2

). Langs de entree tot deze locatie is een A-watergang aanwezig.

Op de locatie Deijnschestraat 3 is, afgezien van de bestaande (bedrijfs)woning met bijgebouwen en erfverharding, geen overige verharding aanwezig. Ten zuiden en oosten van deze locatie is een A-watergang aanwezig. Langs de westzijde loopt een B-watergang. Beheer van zowel de A- als B-watergang vindt niet plaats vanaf het plangebied, maar vanaf de omliggende percelen.

5.6.4 Toekomstige situatie

Met dit bestemmingsplan zullen de bouwmogelijkheden ter plaatse van de Geerstraat, vanwege de nieuwe bestemming 'Wonen' afnemen ten opzichte van de planologische mogelijkheden in het geldende bestemmingsplan Kern Winssen. Voor de locatie Deijnschestraat 3 vindt een

vormverandering plaats van het bouwvlak, de omvang blijft gelijk aan het geldende bestemmingsplan Buitengebied.

In het onderhavige plan vindt op de locatie Deijnschestraat, gebaseerd op de eerste schetsplannen, een toename van het verhard oppervlak plaats van circa 8.450 m

2

. Op de locatie Geerstraat 10b zal door de herbestemming naar Wonen het verharde oppervlak naar verwachting met 1.450 m

2

afnemen. Daarnaast is het toegestaan rekening te houden met een vrijstelling van 1.500 m

2

extra verhard oppervlak in het buitengebied. Hierdoor resteert een toename van het verharde oppervlak van:

8.450 - 1.450 - 1.500 = 5.500 m

2

.

(20)

Door het hanteren van de vuistregels van het waterschap, betekent dit dat:

Type waterberging Toename verhard oppervlak per ha.

(5.500 / 10.000)

Vuistregel (m

3

waterberging per ha.

verharding)

benodigde m

3

waterberging

Open water 0,55 436 240 m

3

Droogvallende voorziening

0,55 664 365 m

3

In geval van open water (bijvoorbeeld door de verbreding van een sloot) wordt bij de berekening van het wateroppervlak op zomerpeil vervolgens uitgaan van een peilstijging van 0,3 m. Dit betekent dat 240 / 0,3 = 800 m

2

open water op zomerpeil aangelegd dient te worden.

In geval van een droogvallende voorziening mag de bodem hiervan niet lager zijn dan de GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand). Berging mag tot aan het maaiveld plaatsvinden. Volgens de website bodemdata.nl is de locatie gelegen in grondwatertrap VI, waarvoor een GHG geldt van 40-80 cm -mv. Dit betekent dat 365 / 0,40 = 913 m

2

droogvallende voorziening aangelegd dient te worden.

Gezien de ligging en locatieomstandigheden wordt voor dit plan gekozen voor:

 PM.

5.7 Ecologie

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk ten opzichte van de vigerende plannen. De toevoeging dat de activiteit hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf is toegestaan levert geen negatieve gevolgen voor eventueel aanwezig natuurwaarden of beschermde soorten ten opzichte van de huidige mogelijkheden in de vigerende plannen. Een onderzoek naar de effecten aan de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet zijn dan ook niet noodzakelijk.

5.8 Cultuurhistorie & archeologie

Op de gemeentelijke Cultuurhistorische waardenkaart zijn beide locaties aangeduid als 'oud cultuurland (Vroege Middeleeuwen)'. Er zijn op beide locaties geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel is er naast het perceel aan de Geerstraat een molen aanwezig. Dit

bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe ontwikkeling mogelijk op dit perceel. Het betreft alleen het omzetten van de bestemming Bedrijf naar Wonen, de regeling ten aanzien van de molenbiotoop, zoals ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Kern Winssen, wordt ook in dit

bestemmingsplan overgenomen. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt geen belemmering voor het aspect cultuurhistorie.

Volgens de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart hebben beide locaties een hoge verwachtingswaarde. Voor de locatie Deijnschestraat geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 120 m

2

er een onderzoek gedaan moet worden. Voor de locatie Geerstraat is dit 100 m

2

. In dit bestemmingsplan is dit geborgd door het opnemen van een tweetal archeologische dubbelbestemmingen.

Op het moment dat de bouwplannen concreter worden zal door de initiatiefnemer aan de gemeente een archeologisch onderzoek worden voorgelegd, tenzij kan worden aangetoond dat de grond door de agrarische activiteiten (boomgaard, drainage) reeds dusdanig verstoord is dat naar verwachting geen sprake kan zijn van archeologische waarden. Uiteraard blijft hierbij ten alle tijden de

Monumentenwet van toepassing. Indien toch archeologische waarden worden aangetroffen tijdens de

werkzaamheden, dient dit direct bij het bevoegde gezag te worden gemeld.

(21)

5.9 Leidingen

Op of in de nabijheid van beide locaties zijn geen leidingen gelegen die van invloed zijn op dit bestemmingsplan.

5.10 Verkeer en parkeren

Op beide locaties zijn voldoende parkeerplekken aanwezig. De verkeersituatie wordt met het

vaststellen van dit bestemmingplan verbeterd doordat het bedrijf vanuit de kern verplaatst wordt naar het buitengebied. De Deijnschestraat sluit direct aan op de Van Heemstraweg. Tussen de Van Heemstraweg en de nieuwe locatie van het bedrijf zijn geen woningen of andere gevoelige

bestemmingen gelegen. Extra verkeer over de Deijnschestraat zal dan ook geen hinder veroorzaken.

Het parkeren vindt geheel op eigen terrein plaats.Hiervoor worden minimaal 12 en maximaal 16 parkeerplaatsen aangelegd.

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmeringen voor het vaststellen van dit

bestemmingsplan.

(22)

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Alle kosten die gemaakt moeten worden voor het opstellen van dit bestemmingsplan zijn voor rekening van de initiatiefnemers. Hier is een anterieure grondexploitatieovereenkomst voor

afgesloten. Daarnaast is een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten. Hiermee is de financiele haalbaarheid voor de gemeente geregeld.

6.2 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is/zal het plan onder andere besproken worden met de volgende partijen:

 Provincie Gelderland;

 Waterschap Rivierenland.

De eventueel ingediende reacties worden vervolgens van een gemeentelijke reactie voorzien. Zoals weergegeven in 4.2 heeft de provincie reeds aangegeven dat met de vaststelling van dit

bestemmingsplan geen provinciale belangen in het geding zijn.

6.3 Zienswijzen

Gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende

een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen

indienen. De eventueel ingebrachte zienswijzen worden vervolgens van een gemeentelijke reactie

voorzien.

(23)

Regels

(24)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Deijnschestraat 3 en Geerstraat 10b Winssen' met identificatienummer NL.IMRO.0209.BPdeijnschestr3Win-ow01 van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;

1.6 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.10 bedrijfswoning

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.11 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.12 begeleid wonen

een vorm van al dan niet zelfstandig wonen dat - in ieder geval functioneel - gekoppeld is aan een instelling van maatschappelijke zorgverlening en/of verpleging;

1.13 beperkt kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.14 bestaand

 t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

 t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in

werking is getreden;

(25)

1.15 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 boerderij (gebouw)

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige)

agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en

leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of

aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

(26)

1.29 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en

landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.30 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.31 galerie

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de expositie van en detailhandel in beeldende kunstwerken;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en productiegerichte

paardenhouderijen worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf;

1.34 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 hooischelf:

bijgebouw of schuilstal bestaande uit twee delen, te weten een overdekte en geheel door wanden omsloten onderbouw met daarop een losse, langs een aantal geleiders, in hoogte beweegbare kap.

De ruimte tussen de onderbouw en de beweegbare kap mag niet worden dichtgebouwd en dient enkel ten behoeve van de opslag van stro, hooi en vergelijkbare producten;

1.36 hoveniersbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.37 inpandige statische opslag:

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor detailhandel ter plaatse van de opslag;

1.38 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee ten behoeve van de voedselvoorziening de hoofdzaak is;

1.39 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

(27)

1.41 kampeerseizoen:

de periode tussen 15 maart en 31 oktober;

1.42 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.43 kassen:

gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde

klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.44 landschapstuin:

gronden, gelegen binnen een agrarische bestemming, en ingericht als tuin behorende bij een direct aangrenzende (bedrijfs)woning, met dien verstande dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen ten behoeve van de tuininrichting en erfafscheiding zijn toegestaan;

1.45 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.46 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;

1.47 nevenactiviteit:

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een bouwperceel;

1.48 niet-agrarische nevenactiviteit:

activiteiten, niet vallende onder de activiteiten als opgenomen onder het begrip agrarische bedrijf, die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een bouwperceel;

1.49 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen en overige intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenfokkerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

1.50 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.51 ondergeschikte functie:

een functie die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie binnen een bestemming;

1.52 overige intensieve veehouderijen:

een intensieve veehouderij waarin het houden van vee of pluimvee niet in hoofdzaak gericht is op de voedselvoorziening;

1.53 permanente teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, geen tijdelijke teeltondersteunende voorziening zijnde;

(28)

1.54 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak

publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende

bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.55 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.56 schuilstal:

gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan hobbymatig gehouden dieren welke noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;

1.57 seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;

1.58 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio worden geproduceerd;

1.59 teeltondersteunende kassen:

teeltondersteunende voorziening, in de vorm van (tunnel)kassen waarin (half)producten worden opgekweekt/geteeld en deel uitmakend van een vollegrondstuinbouwbedrijf en/of boomkwekerij;

1.60 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing

onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

d. het voorkomen van schade door vorst, regen en hagel;

1.61 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.62 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die uitsluitend zijn toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van zes maanden;

1.63 tijdelijke werknemer

seizoenwerker die gedurende een beperkt aantal maanden in verband met tijdelijk toegenomen werkdruk bij een bedrijf zijn werkzaamheden verricht en zijn hoofdverblijf elders heeft.

1.64 trekkershut:

een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor

recreatievedoeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers,

ruiters, kanoërsof autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten

mag zijn;

(29)

1.65 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een kampeermiddel of bed & breakfast door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.66 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;

1.67 watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.68 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige

kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

1.69 woning

een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.70 (woon)boerderij:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige)

agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon-

en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

(30)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.

2.7 peil:

de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere

verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders

dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

(31)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoveniers- en

groenvoorzieningsbedrijf' is tevens een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf toegestaan;

c. nevenactiviteiten;

d. na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.1 en/of 3.6.2: recreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast danwel kamperen;

e. landschappelijke waarden;

f. waterhuishoudkundige doeleinden;

g. extensief recreatief medegebruik;

h. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;

i. landschapstuinen;

j. tuinen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", alsmede voortuinen tussen de aanduiding

"bouwvlak" en de weg;

k. de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonne-energie alsmede warmte-koude opslag;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Agrarisch bouwvlak

Voor agrarische bouwvlakken geldt het volgende:

1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven en een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf toegestaan.

b Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgeoefend. Tevens is een en een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf toegestaan.

c Nevenactiviteiten

Voor nevenactiviteiten gelden de volgende bepalingen:

1. maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte van het bedrijf tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen, mag worden gebruikt voor een niet-agrarische nevenactiviteit;

2. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten in ondergeschikte vorm. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde:

a. maximaal mag 100 m

2

verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend;

3. buitenopslag en stalling zijn niet toegestaan.

(32)

d Landschappelijke waarden

De landschappelijke waarden worden gevormd door het open en grootschalige karakter van het gebied, de regelmatige verkavelingspatronen en met name het contrast met de hoger gelegen, besloten rivierduinen.

e Extensief recreatief medebruik

De gronden gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering, bruggetjes e.d.

f Landschapstuin

De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen, voor zover de gronden grenzen aan een bestemmingsvlak van de bestemming Wonen of een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden, worden gebruikt ten behoeve van een landschapstuin.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:

a. agrarische bedrijfsgebouwen;

b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van een hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijf;

c. teeltondersteunende voorzieningen;

d. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bedrijf;

e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.

3.2.3 Bouwen van kassen

Voor het bouwen van kassen geldt het volgende:

a. de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende kassen - als nevenactiviteit bij een agrarisch

bedrijf op bouwvlakken zonder aanduiding "glastuinbouw" -, mag niet meer bedragen dan 200

m²., indien de bestaande oppervlakte aan teeltondersteunende kassen reeds groter is dan 200 m

2

mag de bestaande oppervlakte aan teeltondersteunende kassen worden gehandhaafd.

(33)

3.2.4 Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

BEDRIJFSGEBOUWEN PER BOUWBLOK MAX.

GOOTHOOGTE 6 m

(NOK)HOOGTE 12 m

KASSEN MAX

GOOTHOOGTE 7 m

(NOK)HOOGTE 10 m

BEDRIJFSWONING MAX.

GOOTHOOGTE 6 m

(NOK)HOOGTE 10 m

INHOUD maximaal 1000 m

3

(incl. aangebouwde

bijgebouwen), tenzij:

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING

MAX.

GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING 120 m

2

GOOTHOOGTE 3 m

(NOK)HOOGTE 6 m

HOOGTE ONDERBOUW VAN EEN HOOISCHELF

2,5 m

GOOTHOOGTE VAN EEN HOOISCHELF 6 m

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE MAX.

HOOGTE MESTBASSINS 8,5 m

HOOGTE SILO'S OF WATERBASSINS 15 m

HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN 2 m

HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE

6 m

(34)

3.2.5 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van een boerderij(gebouw) de volgende voorwaarden:

a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van het boerderij(gebouw);

b. de voorgevel van het te herbouwen boerderij(gebouw) wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;

c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van het te herbouwen boerderij(gebouw) wijkt niet af van de bouwwijze van het oorspronkelijke boerderij(gebouw).

3.2.6 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:

a. uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;

b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels, bruggetjes e.d.

met een maximale hoogte van 2 m;

c. in afwijking van het gestelde onder a, mogen ten behoeve van een landschapstuin als bedoeld in 3.1.2 onder d, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen en bruggetjes, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m;

d. paardenbakken buiten het bouwvlak, zijn niet toegestaan;

e. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede permanente constructiepalen ten behoeve van de (tijdelijke teeltondersteunende) hagelnetten met een hoogte van maximaal 6 m;

f. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

3.2.7 Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;

b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Nadere eisen situering en omvang gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van

gebouwen op een bouwvlak, indien en voor zover er sprake is van een zodanige toename van

gebouwen, dat het bouwvlak voor minimaal 50% bebouwd is. De nadere eisen worden gesteld,

teneinde te voorkomen, dat er sprake is van een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Key

Wanneer de gemeenteraad het integraal veiligheidsplan heeft vastgesteld zal het plan op hoofdlijnen aangeven welke prioriteiten en doelen de gemeenteraad stelt voor de komende

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a, voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen

Op 11 maart 2015 heeft het groenverzorgingsbedrijf aan de Geerstraat 10b verzocht om mee te werken aan een bestemmingsplanherziening voor de verplaatsing naar de Deijnschestraat 3

Op 11 maart 2015 heeft het groenverzorgingsbedrijf aan de Geerstraat 10b verzocht om mee te werken aan een bestemmingsplanherziening voor de verplaatsing naar de Deijnschestraat 3

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b teneinde het oprichten van teeltondersteunende kassen, met een oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde het oprichten van teeltondersteunende kassen, met een oppervlakte van meer