• No results found

Randzone Ewijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Randzone Ewijk"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 7

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8

2.1 Historie 8

2.2 Ruimtelijke structuur 8

2.3 Functionele structuur 10

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 11

3.1 Inleiding 11

3.2 Opbouw van de regels 12

3.3 Bestemmingen 13

Hoofdstuk 4 Beleidskader 16

4.1 Nationaal beleid 16

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 16

4.3 Gemeentelijk beleid 19

4.4 Conclusie 29

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 30

5.1 Bodem 30

5.2 Wegverkeerslawaai 30

5.3 Luchtkwaliteit 31

5.4 Externe veiligheid 31

5.5 Milieuzonering 35

5.6 MER-beoordeling 36

5.7 Waterhuishouding 36

5.8 Ecologie 39

5.9 Cultuurhistorie & archeologie 39

5.10 Leidingen 42

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 43

6.1 Economische uitvoerbaarheid 43

6.2 Overleg 43

6.3 Inspraak 43

6.4 Handhaving 43

(3)

Regels 46

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 47

Artikel 1 Begrippen 47

Artikel 2 Wijze van meten 53

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 54

Artikel 3 Agrarisch 54

Artikel 4 Bedrijf 63

Artikel 5 Groen - Landelijk groen 65

Artikel 6 Maatschappelijk 66

Artikel 7 Verkeer 67

Artikel 8 Water 68

Artikel 9 Wonen 69

Artikel 10 Woongebied 73

Artikel 11 Leiding - Gas 76

Artikel 12 Leiding - Riool 77

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1 78

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 80

Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen 82

Hoofdstuk 3 Algemene regels 83

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel 83

Artikel 17 Algemene bouwregels 83

Artikel 18 Overige regels 83

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 84

Artikel 19 Overgangsrecht 84

Artikel 20 Slotregel 84

Bijlagen bij de regels 85

Bijlage 1 Lijst van bedrijven 86

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (Wonen) 87

Bijlage 3 Bedrijventabel met buitenopslag 88

(4)
(5)

Toelichting

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te stellen. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dus niet meer, zoals voorheen, alleen voor het buitengebied. Daarnaast moeten deze plannen elke 10 jaar opnieuw worden vastgesteld (actualiseringsplicht).

Het gemeentelijke bestemmingsplannen-bestand is de laatste jaren voor het grootste deel geactualiseerd, maar bevat nog plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast bereikt een aantal geactualiseerde plannen opnieuw de leeftijd van 10 jaar. Alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2003 onherroepelijk waren moeten, volgens artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, uiterlijk op 1 juli 2013 zijn herzien, of in procedure zijn genomen. Daarom is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld om het gehele bestand te actualiseren, en actueel te houden, zoals de wet voorschrijft. Dit PvA is op 5 oktober 2010 vastgesteld in de gemeenteraad. Inmiddels zijn voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente Beuningen actualisatie bestemmingsplannen opgesteld of in ontwikkeling.

Naast het bestemmingsplan beschouwt de Wro ook de beheersverordening ex artikel 3.38 Wro als een volwaardig actualisatieinstrument voor gebieden waar geen nieuwe ontwikkelingen zijn te verwachten. De proceduretijd van een beheersverordening is dan ook korter dan die van een bestemmingsplan. Afhankelijk van de gemeentelijke inspraakverordening is sprake van inspraak. Na de inspraak wordt de beheersverordning (al dan niet gewijzigd) vastgesteld. Het indienen van een zienswijze of het instellen van beroep is derhalve niet mogelijk.

De gemeente Beuningen is enige jaren geleden gestart met de ontwikkeling van een aanzienlijk aantal woningen in de randzone rond de kern Ewijk. Daarmee wordt beoogd het voorzieningenniveau van Ewijk te ondersteunen en een onderscheidend nieuw woonmilieu te realiseren. Inmiddels is het deelgebied Keizershoeve 1 grotendeels gerealiseerd. Daarnaast zijn op dit moment de deelgebieden Keizershoeve 2 en Keizershoeve 3 in ontwikkeling.

De overige deelgebieden worden vanwege de afgenomen vraag naar woningen de komende 10 jaar niet in ontwikkeling genomen. Het gaat hierbij om de deelgebieden De Woerden (Hoge Woerd & Lage Woerd), Toornse Hof en Koningsgaarde. Ook in het aangrenzende deel van de kernrandzone zijn geen planologische ontwikkelingen voorzien. Dit maakt het gebied geschikt voor het instrument beheersverordening.

Aangezien ook een beheerssituatie vraagt om een actueel planologisch-juridisch kader, om aanvragen voor een omgevingsvergunning goed op te kunnen toetsen, is er voor gekozen om voor onderhavig gebied een beheersverordening op te stellen. De beheersverordening wordt hierbij uitdrukkelijk gezien als een 'vervanging' van een geactualiseerd bestemmingsplan.

Voorliggende beheersverordening heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Dit betekent

uiteraard niet dat er geen bouwactiviteiten zijn toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen zijn echter van ondergeschikte aard en beperken zich tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing. Mocht zich binnen de planperiode van de beheersverordening toch een ontwikkeling voordoen, die niet past binnen deze kaders, dan zal hiervoor een separaat bestemmingsplan in procedure gebacht worden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat de kernrandzone van Ewijk, exclusief de nieuwbouwgebieden Keizershoeve 1,

Keizershoeve 2 en Keizershoeve 3. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen

naar de verbeelding van dit bestemmingsplan:

(7)

1.3 Geldende plannen

De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door een aantal grotere en kleinere bestemmings- en herzieningsplannen en/ of delen van bestemmingsplannen. De plangrenzen van de geldende plannen komen namelijk niet volledig overeen met de plangrens in voorliggende beheersverordening. Gronden die ten tijde van het vorige bestemmingsplan tot het buitengebied werden gerekend worden nu tot de bebouwde kom gerekend en vice versa. Voor het plangebied gelden de volgende (delen van) bestemmingsplannen die door de voorliggende beheersverordening (deels) worden vervangen:

Naam plan Vaststellingsdatum Goedkeuringsdatum

Buitengebied Ewijk 19 februari 1974 22 januari 1975

Kern Ewijk 1 februari 1977 PM

Vording III 5 februari 1980 29 april 1981

Buitengebied westelijk deel PM PM

Tevens worden alle onherroepelijke vrijstellings- en projectbesluiten en buitenplanse omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan opgenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van deze beheersverordening is als volgt opgebouwd:

 In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Achtereenvolgens komen de historie van de kern, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied aan de orde.

 In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving;

 In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;

 In hoofdstuk 5 worden milieu- en omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen besproken;

 In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit overleg en

inspraak aan de orde.

(8)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Historie

Het gebied waar Ewijk nu ligt werd vroeger mogelijk al door de Romeinen bewoond. In ieder geval worden er met regelmaat Romeinse opgravingen gedaan. Tot ongeveer 1900 was Ewijk, net zoals Beuningen en Winssen, een arm boerendorp dat vaak door overstromingen getroffen werd. De kern Ewijk is gegroeid vanuit een kruising van oude wegen: de Vordingstraat, de Klaphekstraat en de Julianastraat - Hoogstraat. Dit bestaande wegenpatroon is de basis geworden voor een verdere groei van het dorp, en fungeert dan ook als structuurdrager.

Begin 20

e

eeuw werd begonnen met de aanleg van de stoomtram van Nijmegen naar Druten (1902 - 1934). De stoomtram kwam over het tracé van de Van Heemstraweg door Ewijk. De komst van de Van Heemstraweg (1927 - 1959) verbond Ewijk met Nijmegen aan de oostkant en aan de westkant de dorpen aan de Waal tot aan Zaltbommel. De dorpskern van Ewijk heeft ondanks de uitgroei van het dorp en de ligging direct aan de Van Heemstraweg een redelijk gaaf karakter behouden.

Ewijk is na Beuningen de grootste kern binnen de gemeente Beuningen, ontstaan in 1980 na samenvoeging van de gemeenten Beuningen en Ewijk, met een inwoneraantal van circa 3.550 per januari 2012. De kern Ewijk ligt centraal in de gemeente.

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Landschappelijke structuur

De gemeente Beuningen is gelegen in een groot groen buitengebied nabij het water van de Waal. Het Beuningse grondgebied vormt min of meer een geleidelijke overgang van de stad naar het meer landelijke ‘Land van Maas en Waal’.

Dijkdoorbraken en overstromingen hebben hun sporen nagelaten in het Beuningse landelijk gebied.

De landschappelijke opbouw van de gemeente Beuningen kent hierdoor 3 landschapszones parallel aan de Waal:

1. Het rivierenlandschap. Een ruig, contrastrijk gebied, gekenmerkt door de dynamiek van rivier, natuurlijke beelden en extensief gebruik.

2. Het oeverwallenlandschap. Een kleinschalig patchwork-landschap met onregelmatige patronen.

Hier liggen de bebouwingslinten, dorpen en veel fruitboomgaarden. De oude dorpen liggen op de oeverwal, de stedelijke uitbreidingen liggen daaromheen. De kern Ewijk ligt in dit gebied.

3. Het kommenlandschap, of ‘Beuningse Veld’. Een grootschalig open rationeel landschap en tevens een agrarisch productielandschap met weides en veehouderijen. Door de ontwikkeling van een aantal ontzandingen ontstaat in delen een meer parkachtig landschap. Het gebied kenmerkt zich naast de openheid door de lange rechte weteringen en rechte wegen met strakke

wegbeplantingen.

Het plangebied bevindt zich in het oeverwallenlandschap globaal omgeven door de Van

Heemstraweg aan de noordzijde, de Schoenaker en het sportpark aan de oostzijde, bedrijventerrein

De Schoenaker en de grondbank Midden-Gelderland (ten zuiden van de Plas van Melssen) aan de

zuidzijde en de A50 aan de westzijde.

(9)

Impressie ligging Ewijk in het landschap (Bron: Structuurvisie Gemeente Beuningen) 2.2.2 Stedenbouwkundige structuur

2.2.2.1 Van Heemstraweg

Langs de Van Heemstraweg (aan de noordzijde van het plangebied) bevindt zich lintbebouwing in de vorm van historische villa's en voormalige agrarische bebouwing. De bebouwing staat hier op enige afstand van de weg en varieert per perceel, bestaande uit 1 of 2 bouwlagen met kap. Kenmerkend is de aanwezigheid van onbebouwde terreinen tussen de bebouwing in.

2.2.2.2 Historische linten

De Vordingstraat, de Klaphekstraat, de Hoogstraat en de Koningstraat zijn nog duidelijk herkenbaar

als oude verbindingswegen. Langs deze wegen staat voornamelijk vrijstaande oorspronkelijke

agrarische bebouwing (hoeves, oudere boerderijen en schuren) afgewisseld met onbebouwde

ruimtes, in gebruik als weide of boomgaard. De rooilijn ligt in de meeste gevallen evenwijdig aan de

weg, waarbij de afstand tot de weg variabel is. De wegen zijn vaak bochtig en hebben in veel gevallen

aan beide zijden laanbeplanting. In de loop van de tijd zijn de linten, met name dichterbij de kern

Ewijk, verdicht met burgerwoningen.

(10)

2.2.2.3 Buurtschap Hoeve

Ter hoogte van de Dam en het gedeelte van de Koningstraat dat hier onderlangs loopt, inclusief de kruising met de Hoogstraat en de Klaphekstraat bevindt zich het buurtschap Hoeve, een

bebouwingscluster met voornamelijk burgerwoningen in het buitengebied.

2.2.3 Verkeersstructuur

Ewijk heeft als belangrijke doorgaande weg de Van Heemstraweg aan de noordzijde van de kern en de Schoenaker (N847) op enige afstand aan de oostzijde. De Van Heemstraweg vormt de verbinding naar Druten in westelijke richting en naar Beuningen en Nijmegen in oostelijke richting. De

Schoenaker vormt de verbinding tussen de Van Heemstraweg en de Randweg Noord in Wijchen met aansluitingen op de A73 en de A326.

In het gebied vormt de Koningstraat een oost-west verbinding vanuit Beuningen (voor autoverkeer via de parallelweg van de Schoenaker) naar de omgeving Winssen/Deest. Via de Hoogstraat,

Klaphekstraat en Vordingstraat is de Koningstraat verbonden met de kern Ewijk. De Steeg vormt vanuit de Koningstraat een verbinding in zuidelijke richting over de A73 naar de Elsenpas.

2.2.4 Groen- & waterstructuur

Verspreid over het plangebied komen meerdere watergangen voor. Daarnaast bevindt zich aan de zuidwestzijde van het plangebied de Plas van Melssen, een grote waterplas. Het gebied maakt oconform het landschapsontwikkelingsplan onderdeel uit van de waaloeverwal en waalkommen.

2.3 Functionele structuur

Verspreid in de randzone liggen voornamelijk woningen. In het verleden werd het merendeel daarvan bewoond door agrariërs. Door de ontwikkelingen in de landbouw hebben veel boerderijen hun agrarische functie echter verloren en zijn nu in gebruik als burgerwoning. Ook bevinden zich diverse van oorsprong burgerwoningen in deze zone. Het beleid is erop gericht terughoudend om te gaan met toevoeging van nieuwe woninglocaties, tenzij er sprake is van bedrijfsbeëindiging.

Daarnaast komen met name langs het westelijke deel van het plangebied, ter hoogte van de plas Marialust, enkele agrarische bedrijven voor.

Verder is er sprake van functiemenging in het gebied Den Elt ter plaatse van het Sociaal Cultureel

Trefpunt, en enkele (solitair) gelegen bedrijven langs de oude verbindingswegen.

(11)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het voorliggend document betreft een beheersverordening in de zin van de Wro. Sinds 1 juli 2008 hebben gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en de regeling kan volstaan met het vastleggen van de bestaande situatie (3.38 Wro).

Zoals hiervoor aangegeven kan een beheersverordening uitsluitend worden vastgesteld als voldaan wordt aan twee voorwaarden:

 er wordt geen ruimtelijke ontwikkeling voorzien en;

 het beheer van het gebied wordt conform het bestaande gebruik geregeld.

Vanwege de afgenomen vraag naar woningen wordt het plangebied de komende 10 jaar niet in ontwikkeling genomen om woningbouw te realiseren. De woningbouwplannen rond Ewijk stagneren na de realisatie van Keizershoeve 1, 2 en 3.

Het gaat hierbij om de deelgebieden De Woerden (Hoge Woerd & Lage Woerd), Toornse Hof en Koningsgaarde. Ook in het aangrenzende deel van de kernrandzone zijn geen planologische

ontwikkelingen voorzien. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan de eerste voorwaarde.

Een tweede voorwaarde voor de beheersverordening is dat het beheer van het gebied

overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. Hierbij de opmerking dat 'bestaand gebruik' in ruime zin dient te worden geinterpreteerd, hieronder valt zowel het bouwen als gebruiken. Hieronder wordt eerst ingegaan op het 'gebruiken'.

Gebruik

Bestaand gebruik kan op twee manieren worden uitgelegd, namelijk het regelen van het bestaande gebruik (Wonen, Horeca, Detailhandel etc) of het planologisch bestaande gebruik. Het verschil tussen deze twee wijzen van bestemmen is dat het vastleggen conform het bestaand gebruik kan leiden tot het wegbestemmen van planologische mogelijkheden met de bijbehorende planschade.

Voor de randzone van Ewijk is voor wat betreft de woningen de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Veel woningen hebben namelijk nog een agrarisch bestemming of zijn met een artikel 19 WRO-vrijstelling gerealiseerd. Indien een omschakeling naar wonen heeft plaatsgevonden wordt het opnieuw in gebruik nemen voor agrarische functies ongewenst geacht. Het plangebied is daar, met de vele woningen en de toekomstige woningbouwplannen, ook niet meer voor geschikt.

Voor de percelen die nog een agrarische functie hebben is zowel aansluiting gezocht bij het bestaande gebruik als bij de bestaande planologische situatie. De weilanden zijn bestemd als Agrarisch, en voor de agrarische bedrijven zijn de vigerende bouwvlakken uit het buitengebiedplan overgenomen. Zodoende blijven de bestaande planologische rechten voor de agrariërs gehandhaafd.

Bouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat voor de bestemming 'Wonen' de systematiek wordt aangehouden zoals deze ook in het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt gehanteerd.

Voor de bijzondere bestemmingen (Agrarisch, Maatschappelijk, etc) wordt voor de

bouwmogelijkheden aansluiting gezocht bij het geldende bouwvlak. Als er geen vigerend bouwvlak geldt (er is bijv. een vrijstelling verleend) wordt uitgegaan van de bestaande situatie.

Voor de Klaphekstraat 27 is een ontwikkelingsgerichte bestemmingsregeling opgenomen ten behoeve van de realisatie van drie vrijstaande woningen, welke planologisch mogelijk zijn op grond van een verleend artikel 19 WRO-vrijstelling maar nog niet gerealiseerd.

Voor de goot- en bouwhoogte van gebouwen wordt aansluiting gezocht bij de goot- en bouwhoogte welke ook wordt gehanteerd in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Daar waar geen

bestemmingsplan geldt op dit moment, wordt uitgegaan van de bestaande situatie.

(12)

3.2 Opbouw van de regels

Het juridisch bindend deel van de beheersverordening bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen. De digitale verbeelding van het plangebied is juridisch bindend. Hierbij past de opmerking dat de verbeelding van de beheersverordening in feite uit 2 delen bestaat. Namelijk de verbeelding zoals deze zichtbaar is op de website www.ruimtelijkeplannen.nl (een grijs vlak waarmee het plangebied wordt begrensd) en een pdf-bestand (illustratie) waarin de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

De basis voor de verbeelding, is een recente kadastrale ondergrond, aangevuld met topografische gegevens.

De regels zijn als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:

Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);

Bouwregels

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

Specifieke gebruiksregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk

gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

Afwijken van de gebruiksregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden, en een regeling voor ondergronds bouwen. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het plan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

Overige regels

In dit artikel is een verwijziging opgenomen naar de bij de beheersverordening opgenomen illustratie.

Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de regels,

en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

(13)

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige beheersverordening. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de

bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het

overgangsrecht.

Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.

Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor onderhavige beheersverordening ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

3.3 Bestemmingen

Agrarisch

De agrarische bedrijven in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch'. Binnen het bouwvlak is uitsluitend de bestaande agrarische bedrijfsvorm toegestaan, alsmede agrarische bedrijfsvormen gericht op de teelt van gewassen.

Voor het overige is aansluiting gezocht bij de regeling van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Bedrijf

Verspreid over de kern is bedrijvigheid aanwezig, deze bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'.

Het uitgangspunt van de bestemming “bedrijf” is dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij de beheersverordening opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving.

Binnen het plangebied zijn echter ook bedrijven aanwezig uit hogere milieucategorieën (3.1 en 3.2) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Om deze bedrijven niet weg te bestemmen zijn deze op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding, namelijk de volgende:

 'specifieke vorm van bedrijf - slachterij'; voor de slachterij aan de Van Heemstraweg 11;

 'specifieke vorm van bedrijf - timmer- en aannemersbedrijf'; voor het timmer- en aannemersbedrijf aan de Koningstraat;

 'specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting'; een autospuitinrichting;

Ter plaatse van deze aanduidingen zijn zowel de bestaande, aangeduide, bedrijven toegestaan, alsmede bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën teneinde bedrijven toe te staan die ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving.

Uitgangspunt binnen de bestemming 'bedrijf' is dat detailhandel niet is toegestaan, hierop bestaat echter de volgende uitzondering:

 detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde of

bewerkte goederen.

(14)

Groen - Landelijk Groen

Aan de achterzijde van de woningen aan de Van Heemstraweg is de bestemming 'Groen - Landelijk Groen' opgenomen. Deze gronden kunnen worden gebruikt als weiland, maar ook als tuin.

Maatschappelijk

Maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken, scholen, verenigingen, voorzieningen voor openbaar bestuur et cetera, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'.

Verkeer

De gronden met een verkeersfunctie, zoals wegen en parkeerplaatsen, zijn bestemd als “Verkeer”.

Daarnaast valt ook het zogenaamde “snippergroen” langs de wegen en parkeerplaatsen onder deze bestemming.

Binnen de bestemming zijn zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Water

De in het plangebied gelegen A-watergangen en vijvers zijn bestemd als “Water”. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals bruggen.

Wonen

De gronden binnen “Wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied. Naast wonen zijn op bepaalde locaties ook andere functies toegestaan, voorzover deze zijn aangeduid op de

verbeelding. Het betreft onder meer:

 dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'.

 paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'.

Voor de regels is aansluiting gezocht bij de woonbestemming uit het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Dit houdt in dat binnen het bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan met een goot- en bouwhoogte van 6 m en 10 m en een inhoud van maximaal 1000 m³ (inclusief aangebouwde bijgebouwen).

Bij een woning is maximaal 120 m² aan bijgebouwen toegestaan.

Woongebied

Voor het perceel Klaphekstraat 27 is een artikel 19-vrijstelling verleend voor de bouw van 3 vrijstaande woningen van maximaal 1000 m³. Deze vrijstelling is opgenomen in de bestemming Woongebied.

Leiding – Gas (dubbelbestemming)

Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een ondergrondse gasleiding, die is voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen en

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de onderliggende bestemmingen niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen echter een omgevingsvergunning verlenen teneinde van het voorgaande af te wijken, indien hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat.

Voor alle gasleidingen in het plangebied is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden opgenomen die de gasleidingen kunnen beschadigen. Dit houdt onder meer in dat voor het planten van (diepwortelende) bomen en het aanleggen van verhardingen een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag moet worden verleend.

Leiding – Riool (dubbelbestemming)

Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding van het waterschap, die is

bestemd als 'Leiding - Riool'. Binnen deze dubbelbestemming is het bouwen van gebouwen

uitsluitend toegestaan indien hiervoor een binnenplanse omgevingsvergunning is verleend.

(15)

Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemmingen)

De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.

Het archeologisch beleid is vertaald in 4 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3' en 'Waarde - Archeologisch rijksmonument'. In tegenstelling tot de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 t/m 3' is er in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' geen inhoudelijke bestemmingsregeling opgenomen. Voor archeologische rijksmonumenten geldt namelijk op grond van de Monumentenwet dat de Minister het bevoegd gezag is, en dat voor werkzaamheden binnen het rijksmonument bij de Minister een vergunning aangevraagd dient te worden. Een regeling in de beheersverordening zou derhalve dubbelop zijn.

De gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' liggen tegen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' aan.

De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties evenals een zonering van 50 m rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'.

De gebieden met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde zijn op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 3'. De samenvoeging van de

middelhoge en lage archeologische verwachting in één dubbelbestemming is het gevolg van de meanderende rivieren in het verleden en het daarbij behorende patroon van leefgebieden rond deze rivieren.

Voor gebieden die reeds zijn onderzocht of verstoord is geen dubbelbestemming archeologie op de verbeelding opgenomen.

Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m

2

nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.

De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 30 cm de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.

In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:

 voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;

 omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;

 vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen.

Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' geldt in geval van

bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

(16)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'.

Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de

besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van ruimtelijke plannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in ruimtelijke plannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005

vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wro. In de Wro-agenda 2008 - 2009 geeft de provincie aan hoe zij toepassing geeft aan de verschillende Wro-instrumenten om haar beleid te realiseren.

De provincie beschrijft in het Streekplan Gelderland 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van

Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar

plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een

structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft – in provinciaal perspectief – op

hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten

spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming

behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische

ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten

toe te voegen.

(17)

De provincie hanteert voor het ruimtelijke beleid in het Streekplan Gelderland 2005 de volgende uitgangspunten:

 regionale inzet:

ontwikkelingsgerichtheid en afstemming op regionale schaal staan hierbij centraal. Het Regionaal Structuurplan vormt als het ware grotendeels de uitwerking van het provinciale beleid op

regionaal niveau;

 versterking ruimtelijke kwaliteit:

ruimtelijke kwaliteit werkt op alle schaalniveaus door en heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Die betekenis kan worden uitgedrukt in de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimtelijke plannen moeten dan ook een minimale basiskwaliteit hebben, zoals vastligt in diverse wetten, regelgeving en beleid.

Multifunctioneel gebied

De randzone van Ewijk valt op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur in het multifunctionele gebied. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten onder andere om de regionale behoefte aan 'dorps' wonen te accommoderen.

4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van ruimtelijke plannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie ruimtelijke plannen toetst.

Voor het plangebied zijn de volgende thema's van toepassing:

Verstedelijking

In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een ruimtelijk plan slechts is toegestaan:

 binnen bestaand bebouwd gebied;

 binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;

 binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;

 binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.

Daarnaast is nieuwe bebouwing toegestaan in het buitengebied mits deze bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied, het functieverandering naar niet-agrarische functies betreft (vervangende nieuwbouw), het de oprichting van nieuwe landgoederen betreft of het om de

uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf gaat. Niet-agrarische bedrijvigheid mag uitbreiden

met maximaal 20 % tot een maximum bebouwd oppervlak van 375 m

2

. Een grotere uitbreiding is

mogelijk indien deze uitbreiding in overeenstemming is met het specifiek voor de niet-agrarische

bedrijven opgenomen beleidskader in de regionale 'Notitie functieverandering buitengebied'. Voor

uitbreiding die meer ruimte nodig heeft kan een verzoek om ontheffing worden ingediend door de

gemeenteraad.

(18)

Overzicht randzone Ewijk (grootste deel niet-gearceerd gebied) en woningbouwcontour Stadsregio (roze contour)

Nieuwe woningen zijn conform artikel 3 RVG enkel toegestaan voor zover deze passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma (Thans KWP3: 2010 - 2019) en de regio-opgaven. Recreatiewoningen zijn alleen toegestaan op de locaties waar ook reguliere woningen gebouwd mogen worden.

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke

beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.

De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35 % van het totale

bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50 %.

4.2.4 Notitie functieverandering buitengebied

Deze notitie bevat de regionale beleidsinvulling voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen. De mogelijkheden voor functieverandering zijn in de notitie gekoppeld aan de aanwezige gebiedstypen. Aan de hand van de gebiedstypering kan immers (goed) worden beoordeeld of een concreet initiatief voldoet aan de eis van kwaliteitsverbetering. De onderscheiden gebiedstypen sluiten aan bij het streekplan en het Regionaal Plan voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen.

Het regionale beleid maakt het - in aanvulling op de regeling uit het streekplan - binnen alle gebiedstypen mogelijk om bij sloop van alle vrijgekomen bedrijfsgebouwen twee in plaats van één woongebouw te realiseren. Ook wordt het onder voorwaarden mogelijk gemaakt één of twee vrijstaande woningen te realiseren in plaats van woongebouwen.

Dit vanwege de nabijheid van stedelijk gebied waar de vraag naar vrijstaande woningen in het buitengebied groot is. De stadsregio kiest er daarom voor om bij vrijkomende bebouwing in het buitengebied niet alleen woningen in de vorm van woongebouwen mogelijk te maken, maar daarnaast ook ruimte te bieden aan het realiseren van vrijstaande woningen.

Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt moet nadrukkelijk aandacht besteedt worden aan een proportionele invulling van de verevening.

Verevening is een bijdrage die gevraagd wordt aan de initiatiefnemer tot hergebruik of

functieverandering ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de directe omgeving. De bijdrage moet in verhouding staan met de gevolgen van de functieverandering voor de omgeving en de vanuit de nieuwe functie(s) gewenste verbeteringen in omgevingskwaliteit. Hoe hoog de

vereveningsbijdrage moet zijn, is niet in een algemene regel te vatten.

(19)

Met de verevening dient een bijdrage te worden geleverd aan één of meerdere van de te onderscheiden kwaliteitsdimensies:

 De beeldkwaliteit van de bebouwing;

 Het in stand houden van karakteristieke of monumentale bebouwing en daarmee bijdragen aan de belevingswaarde van het buitengebied;

 De landschappelijke en/of ecologische kwaliteit bv. landschappelijke inpassing;

 De kwaliteit van publieke voorzieningen;

 Leefbaarheid van het platteland bv. door beëindiging van een solitair gelegen milieuhinderlijk bedrijf.

4.2.5 (Inter)gemeentelijke beleidsnotitie wonen en werken

In samenwerking met de gemeenten West Maas en Waal, Druten en Beuningen heeft gemeente Wijchen de beleidsnota ‘wonen en werken in het buitengebied’ opgesteld. In deze nota wordt onder andere het beleid ten aanzien van nieuwbouw van woningen na sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen vastgelegd.

Hierin wordt de bouw van een extra woning toe gestaan, wanneer alle voormalige bedrijfsgebouwen, met een minimum van 750 m

2

, worden gesloopt. Nieuwbouw heeft de voorkeur boven transformatie van bestaande bedrijfsgebouwen naar woning, aangezien bedrijfsgebouwen veelal vanwege bouwstijl en -wijze ongeschikt en onaantrekkelijk zijn om te bewonen.

De regeling voorziet in de bouw van 1 extra woning wanneer alle bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt en het oppervlak van de gesloopte gebouwen tussen de 750 en 1.500 m

2

ligt.

Wanneer het oppervlak groter is dan 1.500 m

2

is dan mogen ter compensatie 2 woningen gebouwd worden.

Daarnaast gelden de volgende voorwaarden:

 alle op het perceel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van monumentale/ karakteristieke/ cultuurhistorische waardevolle panden;

 de nieuwbouw mag plaatsvinden op grond in eigendom van de initiatiefnemer. In principe dient de nieuwbouw plaats te vinden in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw. Indien dit vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit ongewenst is, kan een andere locatie op gronden in eigendom van de initiatiefnemer binnen, dan wel buiten het bouwvlak, worden benut;

 toegestaan zijn woningen van maximaal 800 m

3

met een bijgebouw van 75 m

2

;

 een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en

deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald:

1. De vier verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;

2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;

3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;

4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;

5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;

6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de

woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige

inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De

vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen,

door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke

(20)

mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.

De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO

2

drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en

toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.

Voor de kern Ewijk bestaat een structuurplan voor de uitbreiding van de dorpskern en een

structuurvisie voor het centrum. Beide plannen zijn door de gemeenteraad vastgesteld en blijven van kracht. De hoofdlijn van deze plannen is in de gemeentelijke structuurvisie geïntegreerd.

Hoofdopgaven

De voor het plangebied relevante hoofdopgaven van Ewijk:

1. Relatie met het landschap en historie. Bij de ontwikkeling van het dorp Ewijk zijn de

landschappelijke waarden en de cultuurhistorie steeds een drager van de ontwikkelingen. Ewijk ligt ingeklemd tussen de Van Heemstraweg, Schoenaker en de omliggende Rijkswegen. Ewijk heeft rondom de kern voldoende uitloopmogelijkheden. In de nabije toekomst zal de kern Ewijk echter verder groeien. Daarbij is het ontwikkelen van goede relaties met het landschap van groot belang.

2. Ontwikkeling woningbouw. De gemeente Beuningen is enige jaren geleden gestart met de

ontwikkeling van een aanzienlijk aantal woningen rond de kern Ewijk. Daarmee werd beoogd het

voorzieningenniveau van Ewijk te ondersteunen en een onderscheidend nieuw woonmilieu te

realiseren. Vanwege de temporisering (faseren en doseren) die heeft plaats gevonden, staat de

woningbouw in Ewijk onder druk. De gemeente Beuningen wil zich sterk maken de voorgenomen

plannen te realiseren.

(21)

Keuzes hoofdopgaven

Relatie met het landschap aandacht voor cultuurhistorie

Voor de gehele ontwikkeling van Ewijk gelden respect voor het onderliggende landschap, verbinding met het omringende landschap en aandacht voor cultuurhistorie als belangrijke keuzes. Deze keuzes werken in allerlei voorstellen door. Zo worden bij de versterking van het centrum cultuurhistorische waarden als sturend gezien. Dit uit zich onder andere in de aandacht voor de Julianastraat, behoud van de voormalige school, maar ook de aandacht voor het achterpad.

Ook voor de uitbreiding van de kern Ewijk is het onderliggende landschap een bron van inspiratie.

Hieronder worden enkele elementen eruit gelicht:

 De uitbreiding wordt gedragen door de oude linten van Ewijk waar vooral het behoud van het karakter voorop staat. Voor de linten is slechts een beperkte verdichting mogelijk (zie verder);

 In de uitbreiding vormt (zichtbare en onzichtbare) archeologie een belangrijk thema. Dit komt onder ander tot uitdrukking in Keizershoeve 1 waarin een groot park wordt gerealiseerd waarin archeologie “zichtbaar” wordt gemaakt.

 Rondom de nieuwe uitleggebieden van Ewijk wordt aan de zuidzijde het geluidwallenlandschap

“de Krukse Wal” gerealiseerd. Dit landschap schermt Ewijk af van de snelweg en biedt tevens ruimte voor ontspanning. Aan de zijde van de A50 wordt eveneens ruimte gecreëerd voor het realiseren van afschermende voorzieningen. Nieuwe relaties naar de overzijde van de snelwegen worden niet voorzien.

 De gemeente Beuningen zet verder in op een betere oversteekbaarheid van de Van Heemstraweg.

 In de nieuwe uitleggebieden zal het onderliggende landschapspatroon gebruikt worden als

inspiratie voor de vormgeving van de woongebieden.

(22)

Ontwikkeling woningbouw

Deze gemeentelijke structuurvisie neemt de hoofdkeuzes uit het bestaande structuurplan voor Ewijk over:

1. Het landschap wordt gebruikt als onderlegger. Landschapskenmerken, zowel in het veld herkenbare elementen als historische verwijzingen, archeologie en bodemtechnische

bijzonderheden, vormen het vertrekpunt voor het ontwerp van het gebied. De ondergrond biedt aanleidingen voor variatie in identiteit en karakter.

2. Linten vormen de dragers van Ewijk. Historische linten dragen zowel de bestaande kern als de nieuwe ontwikkelingen. Om de nieuwe wijken te dragen worden nieuwe linten ontwikkeld. Om het karakter en de kwaliteit van de historische linten te behouden en te versterken worden deze linten zoveel mogelijk ontzien van (auto) verkeersdruk. Voor de linten die liggen in het hart van het dorp (in het groene hart) wordt gekozen voor een beheerstrategie. Hier wordt niet nieuw gebouwd.

Alleen vervangende nieuwbouw is hier mogelijk. Voor de historische linten buiten het Groene Hart is enige verdichting mogelijk. Tussen de bebouwingsclusters moet voldoende open ruimte en doorzicht aanwezig zijn.

3. Het Groene Hart en historie vormen het hart van de kern. Het Groene Hart is een belangrijke drager van de identiteit. Dit Groene Hart strekt zich uit tot over enkele linten heen. Het Groene Hart zal functioneren als een tweede centrum van activiteiten, vooral maatschappelijk gericht, naast het bestaande winkelcentrum. Door nieuwe uitbreidingen rondom het Groene Hart, op enige afstand van het Groene Hart, krijgt het hart een centrale positie in Ewijk. Het Groene Hart met de linten die hier samenkomen is een belangrijke identiteitsdrager van de dorpse sfeer en geeft uitstraling aan Ewijk. Het Groene Hart wordt op plekken toegankelijk en verbindt

verschillende delen van het dorp. Nu en op termijn kan het Groene Hart plaats geven aan allerlei dorpsfuncties die zich goed laten inpassen in dit landschap.

4. Ewijk wordt door groen omarmd. Om de positie van Ewijk ten opzichte van Beuningen en de omgeving te benadrukken én de kern af te schermen van snelwegen en bedrijventerreinen wordt Ewijk omarmd door groen. Deze groene mantel heeft tevens een functie voor de waterberging en als uitloop-/ recreatiegebied. De mantel kent in hoofdlijn 3 beelden:

1. Aan de westzijde zorgt de Krukse Wal voor beschutting van de A50 en aan de zuidzijde voor beschutting van de A73. De Krukse Wal is een glooiend heuvellandschap. Geluid wordt hier geweerd van de woonomgeving. De Krukse Wal krijgt een landschappelijk uiterlijk, zowel in vorm als beplanting. Paden lopen vanuit de woonomgeving naar de Krukse Wal. Bewoners kunnen de woonomgeving vanaf de wal beleven.

2. Een breed plas-drasgebied vormt de buffer tussen het woongebied Hoge en Lage Woerd en het bedrijventerrein Schoenaker. Dit plas-drasgebied zorgt voor wateropvang. Tevens vormt het een uitloopgebied vanuit de woonomgeving.

3. Langs de Schoenaker ligt een groenzone waarbinnen ook diverse functies liggen. Aan de Ewijkse zijde zal een route langs de mantel lopen. Langs deze mantel liggen tevens onder andere de sportvoorzieningen en een crematorium.

5. Woningbouw rondom de bestaande kern. Er wordt gekozen voor een onderscheid tussen de afronding van de dorpskern van Ewijk en de nieuwe dorpse woongebieden. De nieuwe dorpse woongebieden liggen in een schil rondom het dorp, iets los van de kern. De locaties

Keizershoeve 3 (Klaphekstraat), Toornse Hof en een deel van Keizershoeve 1 maken onderdeel uit van de dorpskern. Voor deze 3 locaties samen (afronding dorpskern) wordt uitgegaan van de realisatie van samen circa 320 à 370 woningen:

a. Keizerhoeve 1 (westelijk deel: inmiddels grotendeels gerealiseerd);

b. Keizershoeve 3 (Klaphekstraat);

c. Toornse Hof.

Te midden van een waardevol dorpslandschap worden 3 nieuwe dorpse woongebieden gerealiseerd.

Ieder gebied heeft een eigen karakter en sfeer:

 Keizershoeve 1 (oostelijk deel: inmiddels gerealiseerd);

 Keizerhoeve 2;

 De Woerden.

Na realisatie van Keizershoeve 1, 2 en 3 zal de eerstkomende 10 jaren geen nieuwe woningbouw worden ontwikkeld. Dit betekent dat de planvorming hiervoor voorlopig is stilgezet.

Voor nadere uitleg over de verschillende woonvlekken wordt verwezen naar het structuurplan Ewijk.

(23)

Verkeersstructuur

Aanhaking hoofdontsluiting

Het nieuwe woongebied wordt ontsloten vanuit het noorden via de bestaande kern van Ewijk en vanuit het oosten middels 2 aansluitingen op de Schoenaker. De huidige aansluiting van de Koningstraat op de Schoenaker wordt een aansluiting voor langzaam verkeer. Met 3 externe

aansluitingen zal het verkeer zich evenwichtig verdelen over de woongebieden van Ewijk. Ook om het dorpse karakter te benadrukken wordt niet gekozen voor een interne verkeerslus. Het verkeer vindt op natuurlijke wijze zijn weg. In de nieuwe woongebieden worden nieuwe dorpslinten ontwikkeld die de woongebieden dragen en de interne hoofdverkeersstructuur vormen.

Indicatieve verkeersrelatie

Om de nieuwe woongebieden onderling en met de bestaande woongebieden te verbinden worden enkele dwarsrelaties gelegd. De nieuwe dorpslinten worden aangelegd als drager van de

verschillende deelgebieden en op enkele plekken op elkaar aangesloten. De locaties waar de nieuwe linten op elkaar aansluiten zijn indicatief op de structuurplankaart weergegeven.

Fietsstructuur

De Koningstraat zal niet meer voor autoverkeer aansluiten op de Schoenaker. Deze route krijgt primair een functie voor het langzaam verkeer en verbindt Ewijk met Beuningen. Verder wordt voor langzaam verkeer een fijnmazig netwerk aangelegd.

Water

Water is een interessant ruimtelijk middel om een bijzondere woonomgeving te maken. Het

structuurplan ambieert water zichtbaar te maken en identiteit te laten geven aan de woonomgeving. In het nieuwe woongebied zal een waterpartij komen die de Woerden scheidt. De bestaande Plas van Melssen ligt op een geringe afstand van de woonomgeving.

Uitdaging voor de beide waterpartijen is de oevers op plekken toegankelijk te maken waarmee

recreatief interessante plekken ontstaan. Bij de plas in De Woerden kunnen woningen ook af en toe

aan het water liggen waarmee een bijzondere woonomgeving ontstaat. In de huidige situatie liggen

enkele A-watergangen in het plangebied die cruciaal zijn voor de waterhuishouding. Naast het belang

voor de waterhuishouding zijn de A-watergangen waardevol om langzaamverkeersroutes langs te

leggen en het landschap en de wijk beleefbaar te maken.

(24)

Overige keuzes Van Heemstraweg

Ook de beleving van Ewijk vanaf de Van Heemstraweg wordt verbeterd. Als referentie geldt de situatie die op veel plaatsen aan de Van Heemstraweg voorkomt; grotere voorname panden, voormalige boerderijen en bijgebouwen op een ruim perceel dat steeds uitziet over het landschap.

Daarnaast bestaat de ambitie de oversteekbaarheid van de weg te verbeteren om het achterliggende landschap beter bereikbaar te maken. Dat kan in ieder geval op de aansluiting bij de rotonde en de te verbeteren aansluiting op de Blatenplak. Daarnaast moet onderzocht worden of daartussen nog enkele voetgangersoversteken gemaakt kunnen worden, in het verlengde van enkele routes in de dorpskom.

4.3.3 Algemene uitgangspunten kernplannen

De gemeenteraad heeft op 14 juni 2011 enkele beleidsuitgangspunten voor de 4 kernplannen

vastgesteld. Deze uitgangspunten zijn ook gehanteerd bij het opstellen van deze beheersverordening.

Bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor de 4 kernen zijn de volgende kaderstellende beleidsuitgangspunten gehanteerd:

 Meer vrijheid bieden aan de bewoners waar het gaat om de vestiging van aan huis gebonden beroepen en bedrijven, zonder het karakter van de woonbuurt aan te tasten;

 Meer vrijheid bieden aan de bewoners voor het verlenen van mantelzorg op het perceel van de mantelzorgverlener;

 Bij het opstellen van de bebouwingsregeling in de plannen zorgdragen voor een zorgvuldige aansluiting bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

 Behouden c.q. versterken van de bestaande ruimtelijke functionele karakteristiek, waarbij nieuwe ontwikkelingen ondergeschikt van aard zijn;

 Niet méér regelen dan noodzakelijk voor het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

Dit beleid komt tot uitdrukking in de volgende specifiekere beleidsuitgangspunten voor de thema's:

Aan huis gebonden beroepen

1. Beroepen en bedrijven die niet gericht zijn op het aantrekken van publiek, rechtstreeks toestaan onder voorwaarden, waarbij gebruik van een vrijstaand bijgebouw mogelijk wordt voor dit doel;

2. De beroepen en bedrijven die wel gericht zijn op aantrekking van publiek, niet rechtstreeks toestaan maar na afwijking/ omgevingsvergunning.

Mantelzorg

1. Mantelzorg in of aan de woning toelaten indien er sprake blijft van 1 woning;

2. Mantelzorg toestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken na een afwijking van het ruimtelijk plan, onder voorwaarden, naar het voorbeeld van de mantelzorgregeling in het buitengebied.

Bebouwingsmogelijkheden

1. Behoud van de ruimtelijke beeldkwaliteit, waarbij, vooral in situaties waar bebouwing grenst aan het openbaar gebied, de aandacht is gericht op het voorkomen van verstening;

2. De nieuwe regeling zoveel mogelijk laten aansluiten bij de Wabo, en de hieruit voortvloeiende regelingen;

3. De regeling zo inrichten dat deze in combinatie met de vergunningvrije bouwwerken niet zal leiden tot een te verregaande verstening van de huispercelen;

4. De regeling zo inrichtingen dat deze begrijpelijk is voor de burger, waarbij de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt zoveel mogelijk uit de verbeelding blijken.

Tevens is voor onderhavig plangebied aansluiting gevonden bij de uitgangspunten die de basis

vormen van het bestemmingsplan Buitengebied.

(25)

4.3.4 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is

aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

 kwaliteit voor kwantiteit;

 betaalbaarheid van de woningen;

 duurzaamheid van de woningen;

 sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;

 aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;

 wensen van de woonconsument centraal.

Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. Voor Ewijk worden de volgende accenten gelegd:

Het grootste deel van de nieuwbouwopgave in de gemeente komt terecht in de uitbreiding Ewijk. Voor Ewijk geldt dat een belangrijk deel van de uitbreiding Ewijk niet specifiek gericht is op de inwoners van Ewijk. De gemeente vindt het belangrijk dat bij het ontwikkelen van die uitbreidingen er aandacht is voor een goede aansluiting bij de kern Ewijk, ook in sociaal opzicht. Anderzijds gaven ook

klantenpanels aan dat wonen in de uitbreiding Ewijk niet hetzelfde is als wonen in het dorp Ewijk.

De komende jaren komen verschillende locaties gefaseerd tot ontwikkeling in Ewijk. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en om keuzemogelijkheden te bieden aan woonconsumenten, vindt de gemeente het belangrijk dat deze locaties zich van elkaar onderscheiden voor wat betreft

doelgroepen, woonprogramma en woonmilieu.

Het woningbouwprogramma voor de uitbreiding van Ewijk biedt kansen voor (koop)starters. Dat betekent dat op de andere locaties het aanbod voor koopstarters beperkt kan zijn. Wel wil de gemeente met woningcorporatie Standvast Wonen overleggen of in de bestaande wijken kansen liggen voor de verkoop van woningen aan koopstarters.

In het kader van Wonen Welzijn en Zorg is aangegeven dat er 2 centra ontstaan voor wonen, welzijn en zorg: Waelwick en Den Elt die een ruim aanbod aan diensten hebben.

Alle gebieden waar de komende 10 jaar ontwikkelingen zijn voorzien, vallen buiten het plangebied van deze beheersverordening.

4.3.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2008)

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan of de beheersverordening en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm

vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan of de beheersverordening als aan de welstandsnota te worden getoetst.

Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.

Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de volgende deelgebieden:

1: Buitengebied;

4: Thematische woonbuurten (Den Elt);

9: Bijzondere bebouwing.

(26)

Voor de historische bebouwingslinten in het buitengebied is welstandsniveau 1 van toepassing. De linten en oude dorpskernen stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en oude dorpskernen bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken. Voor de rest van het buitengebied is welstandsniveau 2 van toepassing. Dit gebied is waardevol en zal behouden moeten worden zonder dat ingrepen die voor een moderne

bedrijfsvoering nodig zijn, gefrustreerd worden.

Vanwege het zorgvuldig ontworpen en samenhangend karakter van de bebouwing wordt

welstandsniveau 2 toegepast voor de thematische woongebieden, een regulier welstandstoezicht.

Woningen die met de achterzijde grenzen aan het openbare gebied (inclusief water) krijgt welstandsniveau 1.

De bijzondere bebouwing (Sociaal Cultureel Trefpunt, Den Elt) krijgt welstandsniveau 2.

4.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan

Eind 2011 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan staat hoe de gemeente omgaat met verkeersveiligheid, openbaar vervoer, bereikbaarheid en duurzaamheid.

Het doel van dit plan is een verkeersveilig, leefbaar en bereikbaar Beuningen tot 2020. Het plan beschrijft eerst de knelpunten en visies voor de verschillende thema's. Daarna komen de gewenste verkeersmaatregelen aan bod in combinatie met een uitvoeringsplan.

Het is zaak aandacht te besteden aan de ontsluiting van de grootschalige nieuwbouwlocatie

Keizershoeve tussen Ewijk en Beuningen. Voor het plangebied is met name de aansluiting op de Van Heemstraweg hierbij van belang evenals inrichting van het oude lint Koningstraat die vanuit de toekomstige wijk aansluit op de snelfietsroute Beuningen - Nijmegen. Daarnaast is in plandeel Keizershoeve 2 een hoofdfietsroute opgenomen die een comfortabele verbinding vormt tussen 't Hart (MFA), Sportpark D'n Alst en Beuningen.

4.3.7 Milieubeleidsplan 2010 - 2014

In het Milieubeleidsplan zijn diverse kaders opgenomen met betrekking tot ontwikkelingen binnen verschillende milieubeleidsvelden. In het hoofdstuk 'Milieu & Ruimtelijke Ordening' is het volgende ten aanzien van nieuwbouwprojecten (woningen) opgenomen:

Duurzaamheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en haar partners

(projectontwikkelaars, aannemers, architecten, makelaars etcetera). Samenwerking en partnerschap is daarom cruciaal. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling wordt: leren in de praktijk, het uitwisselen van ervaringen, een multidisciplinaire aanpak, partnerschappen en netwerken, inspraak en participatie, innovatieve voorlichtingsmethoden en bewustmaking.

De gemeente Beuningen streeft naar:

 het toepassen van duurzaamheid als sturend principe bij ruimtelijke inrichting;

 het verankeren van duurzame ontwikkeling bij ruimtelijke processen.

Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen / nieuwbouwprojecten worden onder andere de volgende randvoorwaarden gehanteerd:

 energieprestaties (EPC-norm) nieuwbouwwoningen minimaal 10 % lager dan de geldende eis in het Bouwbesluit (uit de Kadernota Duurzaam Beuningen);

 optimale woning-oriëntatie op de zon (maakt verlichtingsbehoefte geringer);

 optimale dakvlak-oriëntatie op de zon (maakt latere plaatsing van zonnepanelen mogelijk);

 een laag temperatuur-afgiftesysteem in de vloeren en wanden (voor latere aansluiting op warmtepomp of collectief systeem).

Realisering van deze randvoorwaarden biedt toekomstwaarde, want energietarieven stijgen en

duurzame energietechnieken worden goedkoper.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden