• No results found

Bestemmingsplan Geerstraat 3a Winssen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bestemmingsplan Geerstraat 3a Winssen"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan

Geerstraat 3a Winssen

Gemeente Beuningen

(2)

Gemeente Beuningen

Bestemmingsplan Geerstraat 3a Winssen

Vestigingsadres:Schoenaker 10, 6641 SZ BeuningenPostadresPostbus 165, 6640 AD Beuningen Telefoonnummer024 - 675 23 56Emailadresinfo@burowaalbrug.nlWebsitewww.burowaalbrug.nl Rekeningnr. IBANNL98 RABO 0302 2351 59KvK Nummer58365524BTW NummerNL8530.06.453.B01

(3)
(4)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plan 7

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 9

2.1 Bestaande situatie 9

2.2 Toekomstige situatie 10

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 15

3.1 Algemeen 15

3.2 Bestemmingsplan 17

Hoofdstuk 4 Beleidskader 19

4.1 Nationaal beleid 19

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 21

4.3 Gemeentelijk beleid 28

4.4 Conclusie 29

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 30

5.1 Bodem 30

5.2 Geluid 30

5.3 Bedrijven en Milieuzonering 33

5.4 Luchtkwaliteit 34

5.5 Geur 35

5.6 Externe veiligheid 35

5.7 Waterhuishouding 37

5.8 Ecologie 40

5.9 Archeologie & cultuurhistorie 41

5.10 Leidingen 42

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 43

6.1 Economische uitvoerbaarheid 43

6.2 Overleg 43

6.3 Zienswijzen 43

Bijlagen toelichting

Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai (externe bijlage)

(5)

Regels 47

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 48

Artikel 1 Begrippen 48

Artikel 2 Wijze van meten 51

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 52

Artikel 3 Bedrijf 52

Artikel 4 Groen - Landelijk groen 54

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2 55

Artikel 6 Waterstaat - Waterlopen 57

Hoofdstuk 3 Algemene regels 58

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel 58

Artikel 8 Algemene bouwregels 58

Artikel 9 Algemene gebruiksregels 59

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 59

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 61

Artikel 11 Overgangsrecht 61

Artikel 12 Slotregel 62

Bijlagen regels

Bijlage 1 Lijst van bedrijven

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)

(6)
(7)

Toelichting

(8)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Beuningen is het verzoek binnengekomen voor het uitbreiden van het perceel Geerstraat 3a in Winssen. Op de locatie is het bedrijf Willems Winssen gevestigd. Door de uitbreiding van de bedrijfsbestemming op de achterzijde van het perceel, gecombineerd met een beperkte uitbreiding van de bedrijfsbebouwing zal een, voor de continuering van de bedrijfsvoering

noodzakelijke verbetering van het bedrijfsproces en de beeldkwaliteit van het perceel plaatsvinden.

Rondom het perceel zal door middel van extra groen zorggedragen worden voor een juiste landschappelijke inpassing.

Het initiatief past niet in het geldende bestemmingsplan. Het is dan ook noodzakelijk hiervoor een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Geerstraat 3a in Winssen. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

Ligging plangebied (oranje omkaderd)

(9)

1.3 Geldende plan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kern Winssen', zoals op 3 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen. Op het perceel c.q. het plangebied gelden de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Agrarisch met waarden' (voor het achterste deel van het perceel). De locatie is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone molenbiotoop - 400 m' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Aan de oostzijde loopt grenzend aan het plangebied een A-watergang. De beheerstrook is binnen het plangebied en als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduid.

Uitsnede bestemmingsplan met aanduiding plangebied (oranje omkaderd)

De bedrijfsbestemming is nader aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Naast de genoemde bedrijven uit categorie 1 of 2 van de Bijlage 1 Lijst van bedrijven zijn binnen de bedrijfsbestemming tevens een grond-, weg en waterbouwbedrijf, een loon- en sloopwerkbedrijf, een transportbedrijf en een bedrijf gericht op de verhuur van kraan- en grondverzetmachines toegestaan. Aan de voorzijde van het perceel is de bestaande bedrijfswoning aangeduid. Daarnaast heeft een groot deel van de bedrijfsbestemming de aanduiding 'opslag'.

Gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Ter plaatse van de bedrijfsbebouwing is een maximum bebouwingsoppervlak van 1.340 m2opgenomen, wat overeenkomt met de huidige situatie.

Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de bebouwing met maximaal 130 m2uit te breiden. De bouwregeling biedt dus nog enige uitbreidingsruimte ten opzichte van de bestaande situatie, echter is de voorliggende uitbreiding van bebouwing gedeeltelijk buiten het bouwvlak gelegen. De maximale goot- respectievelijk bouwhoogte bedragen 5 en 8 meter.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.

Inleiding en gebiedsvisie

In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.

Juridische planbeschrijving

In hoofdstuk 3 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden

(10)

Verantwoording

Hoofdstukken 4 en 5 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.

Uitvoerbaarheid

Het laatste deel (hoofdstuk 6) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

(11)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen aan de Geerstraat in Winssen. De ruimtelijke structuur van het dorp is in hoofdlijnen nog gelijk aan die van rond 1900. Het dorp is ontstaan op een stroomrug langs de Waal.

Winssen bestond van oorsprong voornamelijk uit verspreid liggende boerderijen en boomgaarden.

Verspreid over de bebouwde kom zijn hiervan nog voorbeelden aanwezig. De kern is vervolgens gegroeid langs een handvormig vertakt stelsel van wegen, waarbij met name de Molenstraat en de Notaris Stephanus Roesstraat een belangrijke rol vervullen. Vanuit deze straten zijn

dwarsverbindingen (onder andere Leegstraat/ Geerstraat) ontstaan met het zuidelijker gelegen komgebied. In de loop van de jaren zijn deze linten verdicht door afsplitsing van huiskavels. Na de Tweede Wereldoorlog zijn gebieden tussen de linten ontwikkeld ten behoeve van woningbouw. In verband met de aanleg van de Van Heemstraweg hebben de uitbreidingen met name aan de zuidzijde van het dorp plaatsgevonden. Ook de gemeentelijke structuurvisie biedt hier uitbreidingsmogelijkheden, waaronder de realisatie van een nieuw bebouwingslint tussen de Geerstraat en Leegstraat.

De Geerstraat is dus een van de historische structuurlijnen waarlangs het dorp zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. De directe omgeving van het plangebied wordt gekarakteriseerd als een relatief verdicht bebouwingslint (bebouwing en erfbeplanting, laanbeplanting, boomgaarden). Langs de oude linten hebben zich van oudsher diverse functies gevestigd. Hierdoor is een gemengd gebied met een afwisselend beeld ontstaan. In zuidelijke richting sluit de Geerstraat aan op de Van Heemstraweg, de locatie is daarmee goed ontsloten.

Het totale kadastrale perceel (excl. perceel bedrijfswoning) heeft een omvang van circa 17.995 m2. Het achterste onverharde gedeelte van de huiskavel heeft een omvang van circa 6.500 m2. Het huidige bedrijfsdeel van het perceel is volledig verhard. Op de planlocatie is aan de zijde van de Geerstraat de bedrijfswoning gesitueerd. Daarachter is het bedrijfsgedeelte. De ontsluiting vindt plaats ten noorden van de bedrijfswoning. Direct achter het perceeldeel met de bedrijfswoning is een kantoorruimte met parkeerplaatsen en werkplaats/opslag aanwezig. De laaddeuren van de

werkplaats/opslag zijn gericht op het noordelijk deel van het terrein. Aan de zijde van de Geerstraat is een showtuin ingericht met daarachter een parkeervoorziening voor medewerkers. Daarachter vindt opslag van diverse soorten straatstenen en de stalling van in hoofdzaak zelfrijdende machines en vrachtwagens plaats, alsmede de opslag van diverse soorten zand en grind, straatmeubilair en groen afval.

(12)

Bestaande windsingels en A-watergang langs plangebied

Het oostelijk deel van het perceel wordt in de huidige situatie omgeven door boomgaarden. Ten noorden en oosten van het plangebied worden deze omgeven door windsingels. Langs de zuidoostelijke zijde van het plangebied loopt een A-watergang, langs de noord- en zuidgrens B-watergangen.

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Achtergrond van het bedrijf

Het bedrijf is ruim 50 jaar op de huidige locatie gevestigd en vormt een vaste waarde in de kern Winssen. Het bedrijf heeft door historie en de samenstelling van werknemers en klanten een zeer duidelijke lokale oriëntatie. Momenteel werken bij Willems 33 werknemers (23 vaste medewerkers en een vaste schil van 10 flexibele krachten). Van de vaste medewerkers wonen er 9 in Winssen en 5 in de andere kernen van de gemeente. De overige medewerkers wonen in dorpen daar direct omheen.

Van de flexibele schil woont de helft in het dorp danwel in de andere kernen van de gemeente, de overige helft in kernen daar direct omheen.

(13)

Ook uit de klantenkring blijkt de lokale gebondenheid. Willems Winssen verricht het gros van haar werkzaamheden in de nabije omgeving. Het gaat daarbij ook vaak om werken die worden uitgevoerd met ongekentekend materieel, dat zelf naar de werklocatie rijdt. Aangezien dit materieel niet harder mag rijden dan 25 km/u is het van groot belang middenin de klantencirkel gevestigd te zijn. Verder handelt het bedrijf in straatstenen, wat in de praktijk inhoudt dat particulieren langskomen om straatstenen te bekijken en waar mogelijk mee te nemen. Ook neemt het bedrijf op kleine schaal groen- en bouw- en sloopafval in. Ook dit betreft hoofdzakelijk lokale klanten die kleine vrachtjes brengen. Daarnaast verzorgd Willems Winssen gladheidsbestrijding in de omringende gemeente en verzorgt zij ook hulp bij calamiteiten zoals rioolverstoppingen, storm- en brandschade, wateroverlast e.d.

Daarnaast hecht het bedrijf ook aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Willems Winssen is vele jaren een erkend leerbedrijf en geeft jongeren de kans een vak te leren. Ook dit betreft vaak jongeren uit de nabije omgeving. Het bedrijf is verder onder meer al zeer geruime tijd sponsor van diverse verenigingen en evenementen in de kern Winssen.

2.2.2 Achtergrond van het initiatief

Op dit moment heeft het bedrijf wat betreft de omvang van de activiteiten en het aantal medewerkers voor de eigenaren de ideale omvang bereikt. Verdere uitbreiding wordt niet nagestreefd. Wel

constateren de eigenaren dat zij tegen de grenzen van de ruimte op het bedrijfsdeel van het perceel aanlopen. In verband met verdere diversificatie in het te gebruiken materieel, maar ook toenemende eisen van opdrachtgevers, hebben zij behoefte aan zowel uitbreiding van de bedrijfsloods als een uitbreiding van de bedrijfsbestemming ten behoeve van de opslag van grond, zand, steen en andere materialen en materieel. Met deze vergroting kan het bedrijf tot in lengte van jaren de bedrijfsvoering op de meest efficiënte wijze blijven voortzetten. Bijkomend voordeel is dat er minder

verkeersbewegingen op het terrein noodzakelijk zijn.

Op dit moment staan veel machines noodgedwongen buiten. Enerszijds is dit geen fraai gezicht, maar is daarnaast ook niet goed voor de levensduur van de machines. Vandaar dat het wenselijk is de huidige loods uit te breiden. De huidige loods heeft een breedte van 20 meter, zowel bedrijfs- als bouwtechnisch is het logischer de loods in de lengterichting uit te breiden. Dit levert bovendien de minst mogelijke visuele hinder voor de omgeving. In eerste instantie zal de loods aan de achterzijde worden uitgebreid. De tweede fase betreft het verplaatsen van de kantoorfuncties naar een nieuw kantoortje ten noorden van de bestaande hal en het betrekken van de vrijgekomen ruimte bij de rest van de loods.

Onmogelijkheden voor het huren van aanvullende bedrijfslocaties

De huidige loods op het terrein is 1.120 m2groot. Het bedrijf wil in eerste instantie deze loods in de lengterchting met 15 meter uitbreiden (circa 300 m2). Vervolgens zal een kantoorruimte worden gerealiseerd op het terrein (circa 250 m2) en wordt de bestaande kantoorruimte bij de loods getrokken. In de bedrijfsvoering worden tientallen machines gebruikt die op werkzaamheden wordt ingezet. Het is niet per dag mogelijk in te schatten welke machines de dag daaropvolgend nodig zijn.

Soms moet er zelfs per dagdeel van machines gewisseld worden. Hier komen ook nog eens de calamiteitendiensten bij. Het is hierdoor noodzakelijk dat het bedrijf alle machines die in haar

bedrijfsvoering gebruikt (en die dus ook elke dag ineens nodig kunnen zijn) binnen handbereik zijn om snel te kunnen schakelen.

Dit is de enige manier waarin een bedrijf als Willems Winssen concurrerend kan opereren in een moeizame markt. Materieel wordt het hele jaar door ingezet (dus geen seizoensbedrijf waar machines een belangrijk deel van het jaar in een stalling kunnen worden gezet) en kan op elke dag elke

machine nodig hebben. Vandaar dat het van belang is dat de machines ook op de eigen locatie staan. Het huren van externe ruimte en daar de machines stallen zou de bedrijfsvoering ernstig belemmeren en uiteindelijk zelfs de continuïteit van het bedrijf in gevaar kunnen brengen. Bovendien zijn er geen huuropties bekend gelijk aan de benodigde uitbreiding van de loods.

(14)

Hetzelfde geldt voor de gewenste uitbreiding van het bestemmingsvlak. Het bedrijf heeft deze nodig om effeiciënter om te kunnen gaan met haar machines en opslag van goederen. Ook hiervoor geldt dat het een onwerkbare situatie is om dit op twee locaties te verspreiden. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat op een bouwplaats eind van de middag blijkt dat aanvullend voegzand nodig is. Dit kan dan snel van de huidige locatie worden aangevoerd. Ook hier geldt dat extern huren

bedrijfseconomisch niet haalbaar is.

Onmogelijkheden bedrijfsverplaatsing

Het bedrijf is ruim 50 jaar gevestigd op de huidige locatie, is geworteld in de lokale gemeenschap en heeft een positieve bestemming. Daarnaast is bedrijfsverplaatsing bedrijfseconomisch volstrekt onhaalbaar. De kern Winssen heeft geen eigen bedrijvernterrein. Bovendien zijn ook geen kavels beschikbaar vergelijkbaar met de huidige, laat staan de gewenste omvang. Daarbij is het object dat Willems Winssen nodig heeft in de praktijk zeer moelijk te vinden. Het gaat namelijk om veel vierkante meters grond met relatief weinig vierkante meters bebouwing. De bedrijfsvoering is relatief extensief door de benodigde stalling van zowel machines als grondstoffen en de benodigde manoeuvreerruimte voor machines. In de directe omgeving zijn geen locaties voorhanden die passend zijn voor een bedrijf van deze (de gewenste) omvang. En al zou een dergelijke locatie beschikbaar zijn, dan moet een dergelijk perceel worden aangekocht, waarna een herschikking moet plaatsvinden of nieuwbouw gerealiseerd om de terreinindeling te laten aansluiten bij de logistiek van het bedrijf. Bovendien bestaat op dergelijke terreinen veelal geen mogelijkheid voor het oprichten van een dienstwoning;

hetgeen gelet op de bedrijsvoering noodzakelijk wordt geacht. Vervolgens moet ook de huidige locatie verkocht worden (incl. bedrijfswoning). Dit is in het huidige economische tij onmogelijk en zal bovendien leiden tot kapitaalvernietiging. Hierdoor zou een reële kans op leegstand en verloedering op de huidige locatie ontstaan.

Afgezien van het huidige economische tij is ook in algemene zin te stellen dat, gelet op de belangen die voorliggen, het economische belang van het bedrijf bestaande uit het voortzetten en uitbreiden van de bedrijfsactiviteiten op de huidige locatie, moet prevaleren boven een verhuizing naar een bedrijventerreinlocatie in de regio. Hierbij weegt ook mee dat er in de directe omgeving van het bedrijf geen bedrijventerrein aanwezig is en de sterke lokale binding van het bedrijf zwaarder moet wegen dan het verplaatsen van het bedrijf naar een verder weg gelegen bedrijventerrein.

Derhalve wordt de uitbreiding op de locatie zelf, gezien als enige haalbare optie. Daarbij zal een extra bijdrage worden geleverd aan verdere landschappelijke versterking. Aanvullend op de bestaande groenelementen zal derhalve langs de erfgrenzen een brede strook met erfbeplanting (gebiedseigen soorten) worden aangebracht.

2.2.3 Toekomstige indeling perceel

Zoals hiervoor is gemotiveerd, is het bedrijfseconomisch alleen haalbaar als de uitbreiding op de bestaande locatie wordt gerealiseerd. Hiertoe is een inrichtingsplan ontwikkeld. In de inrichting wordt rekening gehouden met aanwezige landschappelijke kwaliteiten en de benodigde wateropgave (zie 5.7.3). Tevens wordt rekening gehouden met het benodigde beheer van de watergangen.

Beeldkwaliteit bebouwing

De bestaande loods zal aan de achterzijde worden uitgebreid. Daar waar het bouwvlak in het geldende bestemmingsplan ruim om de (bestaande loods) is getekend, zal deze in dit

bestemmingsplan meer rondom de bebouwing en uitbreiding worden gepositioneerd. De nieuwe kantoorruimte voor het bedrijf zal ten noorden van de loods worden gerealiseerd, zodat deze een logisch onderdeel wordt van de lintstructuur langs de Geerstraat. de positie van het kantoorgebouw is haaks op de Geerstraat, waardoor doorzicht mogelijk blijft en er eventuele windhinder wordt

ingeperkt.

(15)

Schetsplan kantoor (bron: Wil Janssen Architekt)

De architectonische vormentaal van de uitbreiding van de bebouwing zal aansluiten bij de huidige situatie en is passend binnen de omgeving. De uitbreiding van de loods krijgt eenzelfde uitstraling als de bestaande loods. De kantoorruimte is kleinschalig en heeft een maximale oppervlakte van 180 m2. De goot- en bouwhoogte zijn maximaal respectievelijk 4 en 8 m. Het gebouw moet in de

architectonische uitstraling aansluiten op de omgeving en de bestaande bebouwing op het perceel (bedrijfswoning en voorzijde van bedrijfsgebouw waar nu de kantoorruimte is gesitueerd). Een gevelbekleding van bijvoorbeeld staal of aluminium is dan ook niet toegestaan. Het moet een meer traditionelere uitstraling krijgen, passend in de lintbebouwing langs de Geerstraat. Vanwege deze ruimtelijke relevantie zijn de architectonische kenmerken van het op te richten kantoortje ook in de regels van het bestemmingsplan geborgd:

a. de gevelbekleding moet bestaan uit bakstenen, gebruik makend van aardkleuren;

b. het overschilderen, keimen of stuccen of anderszins bedekken van de gevelbekleding onder a is niet toegestaan;

c. het gebruik van een kap is verplicht;

d. de nokrichting van de kap evenwijdig is aan de lange zijde van het bouwvlak waarbinnen het gebouw wordt gerealiseerd;

e. de dakbedekking bestaat uit gebakken dakpannen in een blauw gesmoorde danwel grijze kleurstelling;

f. kozijnen zijn van hout en hebben een witte kleurstelling.

Landschappelijke inpassing

Het perceel wordt omgeven door boomgaarden. Daarnaast is sprake van bestaande bebouwing langs de omliggende wegen en windsingels aan de noord- en oostzijde. De uitbreiding van het perceel wordt op het achterterrein gerealiseerd. Feitelijk vormen deze locatie-eigenschappen reeds een landschappelijke buffer naar de omgeving en zal de uitbreiding onzichtbaar vanaf de openbare wegen plaatsvinden. Zoals gezegd wil het het bedrijf echter een extra bijdrage leveren aan verdere

versterking van de visuele uitstraling. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gebiedseigen beplanting.

(16)

Toekomstige situatie perceel met landschappelijke inpassing

De benodigde extra waterberging wordt gevonden door een verbreding van de A-watergang aan de zuidoostzijde. Hierbij wordt rekening gehouden met het eenzijdige beheer en de maximale afstand van 8 meter van boveninsteek naar boveninsteek en een beheerspad. Het resterende benodigde oppervlak waterberging wordt gecreëerd door de bestaande B-watergang aan de west- en

noordoostzijde te verbreden. Daarbij wordt de verbreding van de B-watergang aan de westzijde op natuurlijke wijze vormgegeven, zodat het aansluit op de gebiedskenmerken. Dat voorzien moet worden in voldoende waterberging is onderdeel van de voorwaardelijke verplichting.

Langs de nooroostgrens zal de bestaande haag doorgetrokken worden tot aan de verbreding van de B-watergang. Aan de zuidwestgrens van het plangebied wordt de ruimte tussen de bestaande loods en de B-watergang opgeschoond en krijgt een groene invulling. Tegen de loods zal groen en een haag worden aangeplant. De bestaande betonnen wand aan de zuidoostgrens zal meer naar binnen worden geplaatst, zodat ruimte ontstaat voor groenaanleg en de plaatsing van een haag aan de buitenzijde van deze wand. Langs de randen van de uitbreiding van het bedrijfsperceel zal het benodigde beheerspad langs de watergang(en) een groene ondergrond krijgen. Aanvullend wordt langs de zuidwest en noordoostzijde een robuuste groensingel met struikvormers aangeplant. De groene omzooming wordt in de bestemming 'Groen - Landelijk groen' opgenomen. De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing wordt verder ook via een voorwaardelijke verplichting geborgd in het bestemmingsplan.

(17)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de

overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Beuningen. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In de Bor zijn onder andere regels voor bouwvergunningvrije bouwwerken opgenomen.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

3.1.1 Inleidende regels Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen.

Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.

(18)

3.1.2 Opbouw bestemmingen Bestemmingsomschrijving

Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend.

Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.

Afwijken van de gebruiksregels

Een omgevingsvergunning om af te wijken van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat afwijken wel kan worden toegestaan ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via de omgevingsvergunning kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de regeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.

Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen dienen geregeld te worden via een wijzigingsbevoegdheid.

3.1.3 Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels

In deze bepaling is de landschappelijke inpassing geborgd via een voorwaardelijke verplichting. Deze regelt dat het gebruik van de gronden ter plaatse van de uitbreiding van het bedrijfsperceel pas mag worden gebruikt nadat de landschappelijke inpassing is aangelegd en deze vervolgens ook in stand gehouden wordt. Het aanbrengen van de benodigde waterberging wordt hier gezien als onderdeel van deze landschappelijke inpassing.

Algemene aanduidingsregels

Het plangebied is gelegen binnen de molenbiotoop van de 'Beatrixmolen'. Hiertoe is de

'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' opgenomen overeenkomstig het geldende bestemmingsplan 'Kern Winssen'.

(19)

3.1.4 Overgangs- en slotregels Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

3.2 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan kent 2 bestemmingen, 2 dubbelbestemmingen en 1 vrijwaringszone. Daarnaast zijn enkele voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. De landschappelijke inpassing, waaronder de benodigde waterberging, is opgenomen binnen de 'Algemene gebruiksregels' (zie hiervoor). De architectonische uitstraling van het kantoortje is geborgd binnen de bestemming 'Bedrijf'. Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de bestemmingen.

Bedrijf

Het gehele perceel heeft de bestemming 'Bedrijf' gekregen. De regeling is gelijk aan het geldende bestemmingsplan 'Kern Winssen', maar biedt aanvullend de planologische-juridische (bouw)regeling om het gewenste initiatief te realiseren. Om de extra inspanning in het kader van de landschappelijke inpassing en de architectonische uitstraling van het kantoortje ook planologisch-juridisch te borgen zijn in het bestemmingsplan enkele voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. De landschappelijke inspanning wordt daadwerkelijk geborgd binnen de 'Algemene gebruiksregels', ter attentie is in de bestemming 'Bedrijf' hier een verwijzing naar opgenomen. De architectonische uitstraling van het kantoortje is wel binnen de bedrijfsbestemming met een voorwaardelijke verplichting geregeld.

Groen - Landelijk groen

De groene omkadering van het bedrijfsperceel is opgenomen in een aparte bestemming. De daadwerkelijke aanleg en instandhouding wordt vervolgens geregeld in de voorwaardelijke verplichting.

Waarde-Archeologie 2 (dubbelbestemming)

In het plangebied is de dubbelbestemming opgenomen, te weten 'Waarde-Archeologie 2'. Deze dubbelbestemming heeft tot doel om de archeologisch te verwachten waarden in de bodem te beschermen. Bij (bouw)werkzaamheden met een in de dubbelbestemming weergegeven omvang dient de initiatiefnemer te onderzoeken of er bijzondere archeologische waarden voorkomen. Daarbij is een regeling voor de omgevingsvergunning opgenomen: hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningsplichtig gesteld (inclusief enkele uitzonderingen). Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht, gelden enkele maatstaven. Werken en werkzaamheden die geen verband houden met de beoogde doeleinden, of die onevenredig afbreuk doen aan de beoogde waarden en

kwaliteiten zijn ontoelaatbaar. De aanvaardbaarheid van werken of werkzaamheden, die wel verband houden met (één van) de beoogde doeleinden, is afhankelijk van de mate waarin deze werken en/of werkzaamheden afbreuk doen aan de overige doeleinden binnen de desbetreffende bestemming.

(20)

Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de A-watergangen binnen het plangebied is de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterlopen” opgenomen in het bestemmingsplan. Naast het aanvragen van een

omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.

Vrijwaringszone - Molenbiotoop (algemene aanduiding)

In de algemene aanduidingsregels is een bepaling opgenomen voor de molenbiotoop van de Beatrixmolen. Deze is gelijk aan de regeling zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Kern Winssen'. Zoals in 4.2.2 is weergegeven en op basis van het advies van de Vereniging Hollandsche Molen vormt de realisatie van het plan geen belemmering van de windvang van de molen.

(21)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In de SVIR schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland

concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komen te liggen. Het Rijk zal zich alleen bezig houden met de zaken die prioriteit hebben. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

De structuurvisie is juridisch vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), zie 4.1.2.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening

noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 deels in werking

getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

(22)

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking'

geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):

1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.

2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.

3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definities van bestaand stedelijk gebied en stedelijke ontwikkeling de definities uit de Bro gehanteerd:

bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende

openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”

stedelijke ontwikkeling: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

Zoals mede volgt uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2013 (201302867/1/R4), 14 januari 2014 (201308263/2/R4) en 23 april 2014

(201304503/1/R1) is er bij ontwikkelingen van kleinschalige aard, geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met onderhavig bestemmingsplan neemt het bebouwde oppervlak met circa 370 m2toe ten opzichte van de vigerende mogelijkheden. Aan de achterzijde van het perceel zal de bedrijfsbestemming met circa 6.500 m2toenemen, dit oppervlakte is echter inclusief de verbreding van de watergangen en de landschappelijke inpassing. Effectief neemt het bedrijfsoppervlakte toe met circa 4.400 m2.

Voorliggend initiatief betreft een uitbreiding van een bestaand bedrijf binnen het bestaande

stedenbouwkundige weefsel van de kern Winssen (inbreiding) en geen nieuwbouw van een bedrijf. In verband met verdere diversificatie in het te gebruiken materieel, maar ook toenemende eisen van opdrachtgevers en een betere logistieke afhandeling van de bedrijfsactiviteiten, hebben zij behoefte aan zowel uitbreiding van de bedrijfsloods als een uitbreiding van de bedrijfsbestemming. Door het intensiever benutten van een bestaande bedrijvenlocatie, waarvoor op het beschikbare terrein geen alternatieven bestaan, is er sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik. Voor een nadere toelichting van het initiatief wordt verwezen naar 2.2.

Hoewel in lijn met de huidige jurisprudentie dat dit bestemmingsplan niet als stedelijke ontwikkeling gezien kan worden, geldt, in het geval vanwege verder ontwikkelende jurisprudentie een dergelijk initiatief toch als stedelijke ontwikkeling beschouwd moet worden, in het kader van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' de volgende afweging:

1. Behoefte: het klantenbestand van Willems Winssen bestaat voor een groot gedeelte uit opdrachtgevers uit de gemeente Beuningen of directe omgeving daarvan. Het bedrijf heeft dus een sterke lokale (en regionale) binding. In verband met verdere diversificatie in het te gebruiken materieel, maar ook toenemende eisen van opdrachtgevers en een betere logistieke afhandeling van de bedrijfsactiviteiten, heeft het bedrijf behoefte aan zowel uitbreiding van de bedrijfsloods als een uitbreiding van de bedrijfsbestemming.

2. Binnen- of buitenstedelijk: De uitbreiding van de bedrijfsbestemming en de uitbreiding van de bebouwing is noodzakelijk, omdat het huidige deel van het kadastrale perceel met de

bestemming 'Bedrijf' te beperkt van omvang is voor een goede logistiek en om aan de wensen van de klanten tegemoet te komen. De kern Winssen heeft geen eigen bedrijventerrein, de

(23)

diverse aanwezige bedrijven zijn in en om de kern gelegen. Zoals is verwoord in 2.2.2 is verhuizing naar een andere locatie bedrijfseconomisch geen haalbare optie. Bovendien hebben de werkzaamheden een sterke lokale binding. Door betere benutting van het perceel en een sterke landschappelijke omkadering wordt een goede ruimtelijke inpassing gerealiseerd.

3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: de locatie is gelegen aan de Geerstraat in de directe nabijheid van de Van Heemstraweg, een zeer belangrijke interlokale/regionale ontsluitingsweg.

Meerdere (regionale) buslijnen maken dan ook gebruik van deze route. Daarmee is sprake van een goede bereikbaarheid.

Uit bovenstaande blijkt dat (ook en voor zover noodzakelijk) aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt voldaan.

4.1.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de

bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.

Omgevingsvisie

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren.

Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen om ruimte te bieden aan initiatiefnemers en om hen te faciliteren. De provincie ondersteunt, faciliteert en handelt vanuit mogelijkheden en niet alleen vanuit kaders.

De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;

een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

De provincie streeft onder andere naar het beter benutten van gebiedskwaliteiten, oftewel het verbinden van kwaliteiten van een gebied met ontwikkelingsmogelijkheden.

(24)

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De Omgevingsvisie gaat derhalve over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel. Uitnodigingsplanologie is sturen op doelen en kwaliteit, niet op de exacte middelen. De Omgevingsvisie kan dan ook als volgt worden getypeerd:

1. Via co-creatie en uitnodigingsplanologie wil de provincie sneller inspelen op de maatschappelijke ontwikkelingen in Gelderland. Zij spant zich in om met mensen in gesprek te blijven en te zoeken naar wie een bijdrage kunnen leveren aan opgaven en doelen!

2. Structuurversterking en partnerschap als uitgangspunt. Gelderland is mooi, dynamisch en divers.

3. Nieuwe aandacht voor de steden, meer ruimte voor economie en een extra stap voor duurzame ontwikkeling en een leefbaar platteland.

4. Van tien jaar 'vast' naar flexibel en toekomstgericht. In een digitaal raadpleegbaar document.

5. Van vijf sectorale plannen en separate verordeningen naar één plan en één verordening op hoofdlijnen voor de maatschappelijke opgaven in Gelderland: opgaven voor water, natuur en landschap, cultuur en erfgoed, milieu, energietransitie, landbouw, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening.

6. Samen afwegen en aan de slag met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Kwaliteiten en doelen staan centraal, niet de regels.

7. Van Ecologische Hoofdstructuur (EHS) naar het Gelderse Natuurnetwerk en een Groene Ontwikkelingszone, met meer uitnodiging om bij te dragen aan het realiseren van natuurdoelen.

8. Regionale afspraken voorop. Niet alleen woningbouw en bedrijventerreinen, ook kantoren en detailhandel.

9. Lokaal maatwerk waar nodig.

10. Minder overheid, meer samenleving. Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen.

De provincie verbindt!

Krachtige steden en vitale dorpen Gestreefd wordt naar:

behoud en ontwikkeling van een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving, waarin het prettig wonen en werken is;

het stimuleren van economische ontwikkelingen en dynamiek;

kwalitatief hoogwaardige en bereikbare maatschappelijke voorzieningen;

respect en aandacht voor cultuur en cultuurhistorie, ruimte voor (sportieve) vrijetijdsbesteding.

De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking. Daarvoor biedt de Omgevingsvisie de volgende handvatten:

versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen;

een basis voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in plannen;

zorgvuldige locatie-afwegingen die voortbouwen op de kwaliteit en de kracht van het bestaande en anticiperen op veranderingen in de toekomst, zonder het uitgaan van het bestaande tot dogma te verheffen;

een basis voor regionale afspraken over wonen en werken.

Duurzame verstedelijking

Het accent verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Als leidend principe wordt de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik gehanteerd. Het accent wordt gelegd op onder andere het behoud van de gebruikswaarde van de bestaande voorraad van vastgoed in steden en dorpen (o.a. transformeren en aanpak van leegstand).

Werken

De provincie en haar partners streven samen naar behoud en verdere economische ontwikkeling van Gelderland tot een krachtige, duurzame, innovatieve en internationaal concurrerende regio. Een regio die passende werkgelegenheid biedt voor iedereen die wil en kan werken. De opgaven die zij hierbij zien, zijn:

(25)

een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt;

arbeidsparticipatie van de Gelderse beroepsbevolking optimaliseren;

een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt;

bereikbaar werk voor iedereen.

De provincie streeft naar zorgvuldig ruimtegebruik: terughoudendheid bij het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen en veel aandacht voor het revitaliseren van bestaande terreinen. Dit

bestemmingsplan is in lijn met dit uitgangspunt.

4.2.2 Omgevingsverordening

De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de

Omgevingsvisie. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de

doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de

Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.

4.2.2.1 Verstedelijking

In tegenstelling tot de hiervoor geldende Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) zijn in de Omgevingsverordening geen verstedelijkingscontouren, zoekzones en regels over het toestaan van bebouwing in het buitengebied opgenomen. Dit verstedelijkingsbeleid is vervangen door de

toepassing van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. In lijn met de Omgevingsvisie is het derhalve mogelijk lokaal maatwerk te leveren. Wel zijn regels opgenomen ten aanzien van

bedrijvigheid. Net als bij de RVG zijn deze regels niet van toepassing op onderhavig

bestemmingsplan. Het betreft een initiatief op een bestaand bedrijfsperceel in de bestaande kern Winssen. Er wordt geen nieuwe bedrijvenlocatie c.q. -terrein ontwikkeld. Door het beter benutten van een bestaande locatie, waarvoor op het beschikbare terrein geen alternatieven bestaan, is er sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik. Mede gecombineerd met de landschappelijke inpassing en een verbeterde inpandige stalling wordt hiermee de ruimtelijke uitstraling van het perceel versterkt. Voor zover al voldaan moet worden aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is dit mogelijk, zie 4.1.2.

Er zijn dan ook geen impliciete provinciale belangen in het geding door vaststelling van het dit bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is daarmee tevens passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie.

4.2.2.2 Molenbiotoop

Ten noordwesten van het plangebied is de 'Beatrixmolen' gelegen. In artikel 2.8.2.1 van de verordening is bepaald dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen een molenbiotoop geen nieuwe bebouwing danwel beplanting wordt toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt. Hierbij is het begrip 'molenbiotoop' gedefinieerd als 'de omgeving van een molen gelegen binnen een straal van 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen'.

(26)

De bouwregels in het bestemmingsplan Kern Winssen met betrekking tot de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken zijn afgestemd op de algemeen gangbare molenbiotoopformule (www.molenbiotoop.nl), die voorheen opgenomen was in de inmiddels ingetrokken Gelderse Molenverordening. Deze luidt als volgt:

H(x) = X/n + c * z waarin:

H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters). De toelaatbare hoogte wordt gemeten vanaf het waterpasniveau van de begane grond of het maaiveld van de molen;

X = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)

n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.

c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2, zijnde de constante behorend bij een algemeen aanvaardbaar geachte

windsnelheidsreductie tot 95 %;

z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling) Op basis van de informatie op basis van de Molenbiotoopinventarisatie Gelderland 2009 leidt het bovenstaande tot de volgende uitkomsten:

n: het gebied rondom de molen is aan te merken als een ruw gebied, dus de ruwheidscoëfficiënt is 75;

c: constante = 0,2;

z: de vlucht van de molen is 27,1 m, dus de halve lengte is 13,55 m. De Beatrixmolen staat daarnaast op een belt met een hoogte van 3,0 m. Dit betekent dat de askophoogte 13,55 + 3,0 = 16,55 m is.

Binnen een afstand van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mogen er zich geen obstakels bevinden met een bouwhoogte die hoger is dan het onderste punt van de verticaal staande wiek (=

3,0 m). De maximale bouwhoogte wordt gerelateerd aan de begane grond van de molen. Voor zover ter plaatse van een op te richten bouwwerk het maaiveld hoger respectievelijk lager is gelegen, dient de afstand van het maaiveld tot het onderste punt van de verticaal staande wiek in de maximale hoogte te worden verdisconteerd. Het maaiveld ter plaatse van de molen is 7,7 m +NAP.

Met dit bestemmingsplan vindt een aanpassing van de bouwmogelijkheden plaats ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Daarnaast vindt een aanpassing plaats van de hoogte van de buitenopslag. In het geldende bestemmingsplan is één bouwvlak opgenomen voor de bedrijfswoning en achtergelegen bedrijfsloods. Het bouwvlak ter plaatse van de loods is in het geldende

bestemmingsplan aan 3 zijden ruimer dan de werkelijke maten van het gebouw. Dit biedt dus planologische ruimte ten aanzien van de positionering van de loods. Daarnaast is een regeling opgenomen waarin de maximale oppervlakten zijn opgenomen, deze biedt nog enige

uitbreidingsmogelijkheden ten aanzien van de bestaande situatie.

Met het nieuwe bestemmingsplan worden de bouwvlakken van de bedrijfswoning en de loods

opgeknipt. Daarnaast wordt het bouwvlak meer om de bestaande massa van de loods gelegd, waarbij aan de achterzijde enige uitbreidingsruimte mogelijk wordt gemaakt, passend binnen de

bouwtechnische en logistieke mogelijkheden. Daarnaast wordt ten noorden van de bestaande loods een klein bouwvlak opgenomen voor de realisatie van de kantoorruimte behorende bij het bedrijf.

(27)

De loods wordt aan de achterzijde uitgebreid met een gelijke maximale hoogte als in het geldende bestemmingsplan, deze uitbreiding heeft dus geen invloed op de windvang van de molen. Met het bestemmingsplan wordt bovendien de planologische ruimte ten aanzien van de situering van de loods beperkt. Het bouwvlak en de bouwregeling ter plaatse van het te realiseren kantoor is beperkt van omvang, zowel wat oppervlak als hoogte betreft. De hoogte is lager dan de bestaande loods. De hoogte van het kantoorgebouw is gelijkwaardig met die van de (lint)bebouwing in de directe

omgeving, zoals ook aanwezig tussen de molen en het plangebied. Langs de Geerstraat is bovendien sprake van laanbeplanting, de kronen van de bomen beginnen op 5 meter hoogte. Daarnaast is de overwegende windrichting zuidwestelijk en dus niet uit de richting van het plangebied. Als al sprake is van wind uit deze richting, dan zijn de bestaande loods, de bomen langs de Geerstraat en de

bestaande woningen maatgevend voor de windvang, het kantoor is lager en staat in de luwte van de bestaande objecten.

Tevens wordt de mogelijkheid voor buitenopslag aangepast naar 4 meter, wat aansluit op de bestaande situatie. De buitenopslag vindt plaats op een afstand van circa 149 meter van de molen.

Indien hiervoor de biotoopformule wordt toegepast, is ten aanzien van dit aspect een maximale hoogte van 5,30 meter toegestaan. De maximale maat van 4 meter voor buitenopslag is passend binnen de biotoopformule. Daarnaast blijkt dat deze maat overlap kent met de minimale hoogte van de kronen van de bomen langs de Geerstraat (5 meter), waardoor eventuele windhinder vanwege dit bestemmingsplan in ieder geval niet of minimaal zal zijn.

In het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is het plan voor advies voorgelegd aan de Vereniging De Hollandsche Molen. De vereniging heeft per mail (17 juni 2015) enkele adviezen gegeven, samengevat gaat het om:

De uitbreiding van de loods dient, vanaf de molen gezien, aan de achterzijde van het bestaande gedeelte gerealiseerd te worden. Omdat de loods in de lengterichting bijna radiaal ten opzichte van de molen is gelegen, is de te verwachten windbelemmering zeer beperkt. De molen zal hiervan geen merkbare hinder ondervinden.

Het geheel nieuw te bouwen kantoorcomplex gaat vanaf de molen gezien deels schuil achter het woning aan de Geerstraat 6. Doordat het kantoor breder is, wordt er een extra windvangend oppervlak gecreëerd. Aangezien de kruin van de bomen langs de Geerstraat pas op een hoogte van ongeveer 5 meter begint, zal de molen hier enige hinder van ondervinden. De vereniging adviseert dan ook om de exacte situering en het ontwerp van het kantoor aan te passen aan de woning aan de Geerstraat 6: een zo smal mogelijk pand (in ieder geval niet breder dan de woning aan de Geerstraat 6) dat in de lengterichting radiaal op de molen en haaks op de weg is

geprojecteerd. Mogelijk kan het bouwvlak iets ten gunste van de molen worden aangepast. Mocht dit om zekere redenen niet lukken, dan raad de vereniging aan om de kap geheel achterwege te laten of minder hoog en stijl te maken. Kiezen voor een geknikte kapvorm (mansarde kap) kan de hinder ook beperken. Mochten de genoemde aanpassingen worden doorgevoerd, dan is de hinder van het kantoorpand eveneens minimaal.

De buitenopslag mag maximaal 4 meter hoog worden. Deze voldoet daarmee volledig aan de molenbiotoopnorm en de aanduidingsregel vrijwaringszone molenbiotoop in het vigerende bestemmingsplan 'Kom Winssen'.

Er worden diverse groenmaatregelen voorgesteld. Zolang het gaat om struiken, hagen en andere laagblijvende beplantingen, is dit geen probleem. Boomvormers dienen in volwassen toestand niet hoger te worden dan de bestaande bebouwing langs de Geerstraat.

Voor het zicht op de molen en de landschappelijke waarde hebben de uitbreidingsplannen geen nadelige gevolgen.

Op basis van het advies is het conceptplan aangepast. Het kantoor is meer in zuidelijke richting verschoven, waardoor het nog meer in de 'windschaduw' komt te liggen van de woning Geerstraat 6 danwel van de bedrijfsloods in het plangebied. Verder is het pand smaller (en dieper) gemaakt, de nokrichting is ten gunste van de beperking van windhinder vastgelegd in de voorwaardelijke verplichting behorende bij de realisatie van het kantoorgebouw.

Zoals hiervoor reeds gemeld zijn de omgevingscondities (aanwezigheid bebouwing en bomen langs de Geerstraat) en de molenbiotoop zodanig dat de werkelijke hinder hierdoor vanwege het kantoor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het  bevoegd  gezag  kan  een  omgevingsvergunning  verlenen  voor  het  afwijken  van  de  regels  van  dit  bestemmingsplan  voor  het  plaatsen  van 

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van een bijzonder bouwwerk voor

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden ge- bouwd, indien

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen