VLAAMSE RAAD
ZITTING 1990-1991 Nr. 14
BULLI-4,TIN VAN
VRAGEN 1,N ANTWOORDEN
27 MEI 1991
INHOUDSOPGAVE
Blz.
I. VRAGEN VAN DE LEDEN EN ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS
A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (Regl. art. 74,3 en 4)
G. Geens, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Finan-
ciën en Begroting 669
N. De Batselier,
Middenstand van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister
van Economie, Middenstand en Energie 669
L. Waltniel, Gemeenschapsminister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting . . . 671 J. Lenssens, Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin 674 R. De Wulf, Gemeenschapsminister van Tewerkstelling 677 T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrich-
ting 678
H. Weckx. Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Brusselse Aangelegen-
heden 679
D. Coens, Gemeenschapsminister van Onderwijs 680
L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en
Openbaar Ambt 682
J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer 687 B. Vragen waarop werd geantwoord na bet verstrijken van de reglementaire termijn
(Rel® art. 74,5)
L. Waltniel, Gemeenschapsminister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting .. . . 688 T. Kelchtermans, Gemeenschapsminïster van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landin-
richting 695
P. Dewael, Gemeenschapsminister van Cultuur 704
H. Weckx, Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Brusselse Aangelegen-
heden 707
D. Coens, Gemeenschapsminister van Onderwijs 708
L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en
Openbaar Ambt 714
J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer 714 II. VRAGEN WAAROP NIET WERD GEANTWOORD BINNEN DE REGLEMEN-
TAIRE TERMIJN (Regl. art. 74,5)
G. Geens, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Financiën
en Begroting 717
J. Lenssens, Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin 717 R. De Wulf, Gemeenschapsminister van Tewerkstelling 717 T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrich-
ting 718
P. Dewael, Gemeenschapsminister van Cultuur 722
L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van Biynenlandse Aangelegenheden en
Openbaar Ambt 723
J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer 723
REGISTER 728
I. VRAGEN VAN DE LEDEN EN ANTWOOR- DEN VAN DE MINISTERS
A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de regle- mentaire termijn (Regl. art. 74, 3 en 4)
G. GEENS.: : VOORZITTER
VAN DE VLAAMSE EXECUTIEVE
GEMEENSCHAPSMINISTER VAN FINANCIEN EN BEGROTING
Vraag nr. 45 van 19 april 1991
van de heer A. DE BEUL
Studiebeurs Jan Jacobs — Bevoegde instantie
Op 27 december 1983 stelde de heer Luyten in de Senaat een vraag (nummer 42) over bovenvermeld on- derwerp aan de heer Coens, Gemeenschapsminister van Onderwijs. Hij werd verwezen naar het Belgisch- Italiaans Cultureel Akkoord en bijgevolg naar de Vlaamse Gemeenschapsminister die bevoegd is voor de internationale samenwerking.
Op 8 november 1990 wendde ik mij in de Vlaamse Raad tot Gemeenschapsminister van Cultuur Dewael met dezelfde vraag (nummer 38, Vragen en Antwoor- den, Vlaamse Raad, 1990-1991, Nr. 4 van 10 december 1990, bladzijde 146). Gemeenschapsminister Dewael verwees mij terug naar Gemeenschapsminister voor Onderwijs Coens.
Op 30 januari 1991 stelde ik mijn vraag (nummer 109, Vragen en Antwoorden, Vlaamse Raad, 1990-1991, Nr. 9 van 4 maart 1991, bladzijde 421) dan maar op- nieuw aan laatstgenoemde. Deze antwoordde mij dat bedoelde studiebeurs niet door zijn departement wordt verleend.
Mag ik de Minister vragen mij mede te delen door wie dan wel ? Iemand is toch bevoegd voor de uitvoering van het Belgisch-Italiaans Cultureel Akkoord ?
Antwoord
De studiebeurs Stichting Jan Jacobs (Bologna) wordt niet toegekend in het kader van het bilateraal cultureel akkoord met Italië, maar is een beurs uitgereikt door :,en privaatrechtelijke instelling te Bologna aan een Vlaams student.
De kandidaturen worden thans verzameld door het Departement voor Onderwijs, net als voor de bilaterale studiebeurzen. Een preselectie van de kandidaturen wordt eveneens gemaakt door het Departement voor Onderwijs.
Via de Administratie Externe Betrekkingen en de Bel- gische Ambassade te Rome wordt de lijst overgemaakt aan de Stichting te Bologna, die de uiteindelijke beslis- sing neemt en de beurs ook effectief uitbetaalt.
Vraag nr. 50 van 7 mei 1991
van de heer W. KUIJPERS FTI — Nederlands als voertaal
Elkeen zal er zich van bewust worden dat het gebruik van de taal en de zorg hieromtrent evenwaardig is aan het beschermen van monumenten en landschappen.
Het kan dus niet opgaan dat bij allerlei tentoonstellin- gen en beurzen, georganiseerd of beschermd door de overheid, een andere hoofdtaal wordt gebruikt dan het Nederlands. Het spreekt vanzelf dat vertaling van het Nederlands gewenst is, indien men zich wendt tot een internationaal publiek. Bij de internationale technolo- giebeurs van Vlaanderen (Flanders Technology Inter- national, FTI) zien wij echter het omgekeerde gebeu- ren. Het Engels verwierf de status van voertaal, en zoals reeds op de toegangskaarten bleek, kreeg het Nederlands een bijkomende plaats.
In welke mate wil de Gemeenschapsminister ook bij deze privé-aangelegenheid optreden om er het gebruik van het Nederlands op de eerste plaats te bevorderen ? Antwoord
Voor de communicatie omtrent Flanders Technology International, zowel naar exposanten als naar bezoe- kers, wordt in eerste instantie het Nederlands gebruikt, ofwel — indien het gaat om materiaal dat ook voor anderstaligen bestemd is — het Nederlands aangevuld met het Engels en eventueel het Frans en het Duits.
Op de toegangskaarten van Flanders Technology Inter- national 1991 staan alle vermeldingen, behalve de naam van de beurs zelf („Flanders Technology Interna- tional"), het complex („Flanders Expo") en de plaats („Gent"), minimum in het Nederlands en het Engels vermeld. Het Nederlands heeft hierbij een prioritaire plaats zodat bij alle meertalige vermeldingen het Ne- derlands vooraan staat.
N. DE BATSELIER
VICE-VOORZITTER VAN DE VLAAMSE EXECUTIEVE
GEMEENSCHAPSMINISTER VAN ECONOMIE, MIDDENSTAND EN ENERGIE
Vraag nr. 25 van 19 april 1991
van de heer F. DEWINTER
Scheepsherstellingsbedrijf Mercantil-Beliard — Onder- houd van Belgische mijnenvegers door Antwerpse firma SCB
Tot voor kort verkeerde het scheepsherstellingsbedrijf Mercantil-Beliard in ernstige financiële moeilijkheden.
Pas na afvloeiing van een belangrijk deel van het per- soneel en na inleveringen en sanering van het bedrijf, bleek deze firma opnieuw leefbaar te zijn.
Eertijds heeft de Minister toezeggingen gedaan om dit
bedrijf in nood te helpen. Onlangs echter werd het
670 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991
onderhoud van twee mijnenvegers van het Belgisch leger toevertrouwd aan de Antwerpse firma SCB.
Vroeger werden de herstellingen aan dergelijke sche- pen steeds uitgevoerd bij de firma Beliard. Aan de firma SCB werd tevens toegestaan om personen, niet vertrouwd met de scheepsherstelling, herstellingswer- ken aan de mijnenvegers te laten uitvoeren.
Graag vernam ik de mening van de Minister hierover.
Antwoord
De scheepsherstellingsactiviteit in de haven van Ant- werpen werd behouden door de oprichting van een nieuw bedrijf waarin de overheid via GIMVINDUS als één van de minderheidsaandeelhouders participeert naast een ervaren en deskundige buitenlandse mana- ging partner als meerderheidsaandeelhouder. Door een nieuw management en door marktconforme lenin- gen toegestaan door GIMVINDUS werd een stevige financieringsbasis verzekerd.
Hiermee, alsook door de betekenisvolle inspanningen vanwege de werknemers inzake arbeidsvoorwaarden en vergoedingen, zijn alle voorwaarden vervuld om tot een rendabele en leefbare onderneming te komen. Het is dus niet nodig, en evenmin wenselijk om een gunstre- gime van gunning van bepaalde opdrachten zelfs maar na te streven.
Voor wat de concrete opdracht waarvan sprake betreft, die werd op regelmatige wijze op basis van prijsverge- lijking gegund aan desbetreffende onderneming. Zoals elke onderneming behaalt Antwerp Shiprepairers op basis van offertes bepaalde opdrachten wel en andere niet.
Betreffende de kwalificatiecriteria voor de onderne- ming waaraan de opdracht werd gegund en het statuut van de tewerkgestelden, verwijs ik het lid naar de Mi- nisters van Landsverdediging en van Tewerkstelling en Arbeid, die voor de respectievelijke punten bevoegd zijn.
Vraag nr. 26 van 19 april 1991
van de heer F. DEWINTER
Scheepsherstellingsbedrijf Mercantil-Beliard — Investe- ring van overheidsgelden van 1980-1989
Onlangs werd het Antwerpse scheepsherstellingsbe- drijf Mercantil-Beliard overgenomen door een Neder- landse groep. Aan de vorige eigenaar werden tijdens de periode 1980-1989 in drie schijven 3,6 miljard over- heidssteun gegeven.
Kan de Minister mij meedelen op welke manier deze gelden in het scheepsherstellingsbedrijf werden geïn- vesteerd ?
Antwoord
Noch aan de vorige eigenaar, noch aan enige eigenaar werd overheidssteun gegeven. De overheid handelt met ondernemingen, niet met de eigenaars.
De overheidstussenkomsten die worden beoogd zijn : a. onderschrijving van winstbewijzen voor 715 miljoen frank, gelijk aan het bedrag van de rente gedurende 5 jaar op uitgestelde kredieten (periode 1983-1987) ; b. onderschrijving van bevoorrechte aandelen zonder stemrecht door omzetting in kapitaal van de hoofd- som van de uitgestelde kredieten ten belope van 680 miljoen frank (in 1985) ;
c. sociale enveloppe voor de begeleide afvloei van werknemers : 1200 miljoen frank in 1982 en 604,2 miljoen frank in 1988.
In totaal betreft het dus 3199 miljoen frank onder di- verse vormen.
Wat de uiteindelijke bestemming van de gelden betreft kan het volgende worden gesteld :
a. de bedragen die overeenkomen met de onderschre- ven winstbewijzen zijn rentebetalingen aan de ban- ken (OKI's) ;
b. het eigen vermogen van de onderneming werd hier- door verhoogd ; er zijn ondertussen door de moei- lijkheden belangrijke verliezen geleden. De over- heid is echter nog steeds in het bezit van de aande- len en heeft overeenkomsten om deze te laten te- rugkopen. De opbrengst van deze terugkoop zal worden aangewend om de overheidsbijdrage bij het opstarten van het nieuwe scheepsherstellingsbedrijf te financieren ;
c. de 1,8 miljard zijn via de afvloeiingsregelingen (on- der meer brugpensioen) aan de ex-werknemers ten goede gekomen.
Vraag nr. 27 van 23 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Nota van Bond Beter Leefmilieu — Ondergronds op- drogen van Vlaanderen
1. Heeft de Minister kennis genomen van de alarme- rende nota van de Bond Beter Leefmilieu van 27 maart 1991 met betrekking tot het ondergronds op- drogen van Vlaanderen ?
2. Welk beleidsplan zal hij ter zake opstellen ? N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmi- lieu, Natuurbehoud en Landinrichting.
Antwoord
Het grondwaterbeleid in het Vlaams Gewest behoort niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschapsminister van Economie, Middenstand en Energie.
Ik verwijs het lid in deze zaak naar de Gemeenschaps-
minister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrich-
ting.
Vraag nr. 28 van 23 april 1991
van de heer R. VAN HOOLAND
Departement van de Minister — Relaties tussen hoofd- bestuur en buitendiensten
1. Hoeveel buitendiensten hebben het departement of de diensten die onder het gezag van de Gemeen- schapsminister ressorteren, op hoeveel plaatsen, in hoeveel gemeenten ?
2. Welke taken en bevoegdheden werden hen toever- trouwd ?
3. Wat is het aantal personeelsleden per buitendienst (plaatsen in de formatie tegenover effectieven), naar rang, graad, voltijds, deeltijds of halftijds, af- wezig of onbeschikbaar (type), niveau, geslacht, taalrol en gemiddelde leeftijd ?
4. Heeft de Minister die diensten tijdens deze legisla- tuur persoonlijk bezocht voor werkvergaderingen en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoeveel maal en waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daarvan ?
5. Hoe zijn de relatie en de samenwerking tussen het hoofdbestuur en de buitendiensten georganiseerd ? Wie is daarvoor bevoegd en verantwoordelijk ? 5. Hebben ambtenaren uit het hoofdbestuur die dien-
sten tijdens deze legislatuur bezocht voor werkver- gaderingen en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoe- veel maal en waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daarvan ?
7. Is de deconcentratie in het departement of de dien- sten van de Minister voltooid ? Zo nee, wat zijn de plannen ter zake ?
\1.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle Gemeen- schapsministers.
&ntwoord
Het geco(5rdineerd antwoord wordt gegeven door de :iemeenschapsminster van Binnenlandse Aangelegen- 'eden en Openbaar Ambt.
ALT NI E
3EMEENSCHAPSMINISTER VAN
RUIMTELIJKE ORDENING EN HUISVESTING Vraag nr, 133
van 22 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Leuven fusiegemeente — Kantoor- en dienstgebouwen mder de bevoegdheid van de Minister
3raag ontving ik voor al de kantoor- en dienstgebou- ven te Leuven-fusiegemeente die onder de bevoegd- leid van de Minister vallen, per gebouw : de eigenaar, le benutte (kantoor-)oppervlakte, het aantal interne mrkeerplaatsen, de maandelijkse of jaarlijkse huur-
rijs.
N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer J. Lenssens, Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin, de heer T. Kelchtermans, Gemeenschapsminis- ter van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, de heer D. Coens, Gemeenschapsminister van Onder- wijs en de heer J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer.
Antwoord
De huisvesting van de diensten van de Vlaamse Rege- ring behoort niet tot mijn bevoegdheid.
Derhalve kan ik slechts gedeeltelijk op de vraag ant- woorden namelijk in verband met de oppervlakte en het aantal interne parkeerplaatsen van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (zonder Leefmi- lieu) in het gebouw, Blijde Inkomststraat 105, 3000 Leuven.
De oppervlakte van het gebouw bedraagt 1264,0 vier- kante meter gangen inbegrepen en zonder gangen
1219,5 vierkante meter. De oppervlakte van de garage (voor het ogenblik ook nog door Leefmilieu gebruikt) bedraagt 527,0 vierkante meter ; de garage telt 28 par- keerplaatsen. De eigenaar van dit gebouw is de PBE (Provinciale Brabantse Energiemaatschappij, Diestses- teenweg 126, Linden (Lubbeek)).
Vraag nr. 134 van 22 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Industrie-uitbreidingszone in Messelbroek — Bedenkin- gen
In het kader van Hageland als impulsgebied plant men een industrie-uitbreidingszone van 5 hectare op de Mannenberg in Messelbroek, een deelgemeente van Scherpenheuvel-Zichem, wat op zich een positief ini- tiatief is.
Toch zijn er enkele bedenkingen. Ik zou daarom het volgende van de Minister willen vernemen.
1. Bestaat er een controle op de aard van de bedrijven die zich daar willen vestigen ? Zo ja, door wie en onder welke voorwaarden ?
2. Houdt deze nieuwe industriezone geen precedent in van verdere uitbreiding naar de natuurgebieden ? Hoe worden deze omliggende natuurgebieden in de uitbreidingsplannen veilig gesteld voor de toe- komst ?
Antwoord
Tot dusver is hij mijn administratie geen aanvraag be- kend voor de aanleg van een industrie-uitbreidingszone van 5 hectare op de Mannenberg in Messelbroek (Scherpenheuvel-Zichem).
Wel heeft de gemeente Scherpenheuvel-Zichem een
verzoek ingediend in het kader van de gemeentelijke
richtnota's tot uitbreiding van het bestaande gebied
k.. ff:E'r.EIME:gta.555:=2KErsKrEEEEstEHEEarEg.:::-::::gEErr.:
672 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991
voor ambachtelijke bedrijven en KMO's. Het is echter voorbarig om hierover nu reeds een standpunt in te nemen.
Vraag nr. 135 van 22 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Tweede ambachtelijke zone te Holsbeek — Behoefteon- derzoek
Het bestuurscollege van Holsbeek wil een tweede am- bachtelijke zone vestigen in de buurt van de afrit Aar- schot langs de A 2, omdat het eerste industrieterrein nagenoeg volzet is.
Deze zone staat nog in de gewestplannen omschreven als agrarisch gebied met landschappelijke waarde. Nu wil men deze omschrijving veranderen.
Graag had ik van de Minister vernomen of er dienaan- gaande een grondig behoefteonderzoek werd doorge- voerd ?
Zo ja, door wie en met welk resultaat ? Zo neen, zal de Minister dit onderzoek voor of bij de herzienings- procedure opleggen ?
Antwoord
De gemeente Holsbeek heeft een verzoek tot creatie van een tweede ambachtelijke zone in de buurt van de afrit Aarschot langs de A 2 opgenomen in de gemeen- telijke richtnota. Of dit verzoek steunt op een grondig behoefteonderzoek is mij nog niet bekend, omdat de gemeentelijke richtnota's nog in onderzoek zijn. Der- halve is het voorbarig vooruit te lopen op de resultaten van het onderzoek van deze richtnota's.
Vraag nr. 136 van 22 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Bouwvergunningsdossiers randgemeenten — Samenstel- ling en indiening in het Nederlands
Het samenstellen en het indienen van bouwvergun- ningsdossiers voor en bij de Administratie voor Ruim- telijke Ordening en Leefmilieu (AROL) vanuit de ge- meentelijke diensten der randgemeenten moet in het Nederlands gebeuren. Mijns inziens kan het niet vol- staan om een vertaling bij het Franstalige dossier te voegen.
Graag vernam ik van de Minister of de voogdijminis- ters deze taalwetinterpretatie kunnen bijtreden en wel- ke onderrichtingen daarover aan de betrokken dien- sten werden gegeven.
Antwoord
Deze betwisting zal eerstdaags voor advies worden voorgelegd aan het Nationaal Comité voor Taaltoe- zicht.
Vraag nr. 137 van 23 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Restauratie en herstelling van kerkorgels — Aanvragen en uitvoering
Aangezien kerkorgels een belangrijk historisch deel van ons cultuurpatrimonium vormen zou ik graag van de Minister het volgende willen vernemen.
1. Hoeveel werd er voor 1991 begroot voor de restau- ratie en herstelling van kerkorgels ? Hoeveel werd er daarvan besteed tijdens de vijf voorafgaandelijke begrotingsjaren ?
2. Hoe verloopt de restauratieprocedure voor een kerk- orgel ?
3. Hoeveel orgelherstellings- en restauratieaanvragen werden er de jongste tien jaar ingediend ? Hoeveel aanvragen werden daarvan aanvaard ? Wanneer werden de aanvragen door de administratie in be- handeling genomen en wanneer werden de werken voltooid ?
4. Graag vernam ik voor het laatste afgesloten jaar het volgende per orgel.
a. Welke firma voerde de werken uit ? b. Wie werd er aangesteld als adviseur ?
c. Wat waren, per gerestaureerd of hersteld orgel, de uiteindelijke kosten ?
Antwoord
Vanwege de omvang en de ingewikkeldheid van de vraag en omdat de gegevens niet gecentraliseerd zijn, kan alleen voorlopig onderstaand antwoord worden verstrekt. De bijkomende gegevens zullen zo spoedig mogelijk door mijn administratie worden verzameld.
Een rechtstreeks antwoord wordt dan aan het lid toe- gestuurd.
1. Aangezien de begrotingscijfers voor restauratiewer- ken aan beschermde monumenten pas onlangs be- kend zijn kon nog geen volledige planning worden opgemaakt voor het gedeelte van de kredieten dat aan de restauratie van (kerk)orgels zal worden be- steed.
Volgende bedragen werden in de vijf voorafgaande jaren besteed :
1990 : 15.648.945 frank 1989: 6.494.992 frank 1988 : 5.830.320 frank 1987 : 9.829.037 frank 1986: 1.864.812 frank.
2. De procedure voor subsidiedossiers wordt geregeld
door het besluit van de Vlaamse Executieve van 21
juni 1989 houdende vaststelling van de procedure
inzake de subsidiëring van bepaalde werken, leve-
ringen en -diensten die door of op initiatief van re-
gionale of lokale besturen of ermee gelijkgestelde
rechtspersonen worden uitgevoerd en door bijho-
rende circulaires van dezelfde datum. Dit besluit en
deze circulaires verschenen in het Belgisch Staats-
blad van 8 september 1989.
3. Sint-Truiden.
Uitvoerder Ontwerper Kosten In grote lijnen komt het hierop neer dat het op-
drachtgevend bestuur het dossier via de administra- tieve overheid indient bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Op basis van het ontwerpdossier wordt een subsidie aangerekend op de begroting gebaseerd op het ge- raamde bedrag van de werken. De ontvangst van de subsidiebelofte laat het opdrachtgevend bestuur toe de gunningsprocedure (aanbesteding) in te zet- ten. De gunningsprocedure dient doorgevoerd bin- nen de 365 kalenderdagen vanaf de datum van ver- zending van de subsidiebelofte.
Indien het aanbestede bedrag niet hoger ligt dan 10 procent of lager dan 15 procent vanaf de goedge- keurde raming wordt het reeds eerder aangereken- de krediet behouden en eventueel aangepast. Indien het gunningsbedrag gelegen is buiten bovenvermel- de maximum- en minimumgrenzen kan de bevoegde Gemeenschapsminister, na advies van de Inspectie van Financiën, en op gemotiveerd verzoek van de opdrachtgever de aanbesteding goedkeuren.
Aangezien de gegevens met betrekking tot de hoe- veelheid orgelherstellings- en restauratieaanvragen die de jongste tien jaar werden ingediend niet gecen- traliseerd zijn en daarvoor zeer veel opzoekings- werk moet gebeuren zal het antwoord later persoon- lijk aan het lid worden toegezonden.
4 In 1990 werden volgende dossiers behandeld : 1. Balen. Sint-Andreaskerk
Uitvoerder : Firma Potvlieghe — De Maeyer uit Ninove
Ontwerper : De heer G. Loncke, Molenstraat 98 uit Overmere
O.-L.-Vrouw ter Hemel Opgeno- kerk .
: Nog niet gekend ; de werken die- nen nog te worden aanbesteed : Forum, Witte Nonnenstraat 3 te
Hasselt
: De werken worden geraamd op 16.284.388 frank, BTW exclusief, waarvan 11.081.852 frank ten laste van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van de aanbesteding zal de gunning gebeuren — zie ter zake de geldende procedure vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Executieve van 21 juni 1989.
Sint-Leonarduskerk
: Les Artisans Facteurs d'orgues et clavecins de Tournai uit Doornik : De heer G. Loncke, Molenstraat 98
uit Overmere
: De inschrijving bedraagt 7.462.148 frank. Het aandeel van de Vlaamse Gemeenschap bedraagt 5.078.141 frank. Een vastlegging ten belope van 5.244.623 frank werd genomen in 1989. Met de reserve zullen de herzieningen gedeeltelijk kunnen vereffend worden. Voor eventuele meer- en bijkomende werken wordt een aparte vastlegging genomen.
De werken werden aangevat op 28 januari 1991.
4. Aartselaar.
Uitvoerder Ontwerper Kosten
: In 1980 werden de werken toegewe- zen voor een bedrag van 7.811.900 frank, BTW exclusief. De totale res- tauratiekost bedraagt 11.330.257 frank met inbegrip van meerwerken, contractuele herzieningen en de BTW. Een bedrag van 11.283.718 frank komt in aanmerking voor sub- sidiëring zodat de totale inbreng van de Vlaamse Gemeenschap 7.108.742 frank bedraagt. De kredieten ter za- ke werden uitgetrokken in 1980, 1983, 1985, 1987 en in 1990 (185.675 frank).
Sint-Pieterskerk
: Nog niet gekend ; de werken dienen nog te worden aanbesteed
: De heer G. Loncke, Molenstraat 98 uit Overmere
: De werken worden geraamd op 6.438.413 frank, BTW exclusief, waarvan 4.381.418 frank ten laste van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van de aanbesteding zal de gunning gebeuren — zie ter zake de geldende procedure vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Executieve van 21 juni 1989.
Vraag nr. 138 van 23 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Verkoop terrein van OCMW te Herent — Bedreiging voor de buurt
Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)-Leuven wil te Herent tussen de Omleiding, de Mechelse- en Tildonksesteenweg een terrein ter grootte van bijna 1 hectare verkopen. In deze druk bereden buurt dreigt de oorspronkelijke — en nog steeds aanwezige — woonzone door de aangevraagde bebouwing (kegelbaan, cafetaria, grootwarenhuis en- zovoort) te worden aangetast in haar normale woon- rust.
Het al jaren bestaande speelterrein zal eveneens verlo- ren gaan en de parkeer- en verkeersproblematiek wordt er onoverzienlijk.
Een voorstel om er met een plan van aanleg vanuit de gemeentelijke bevoegdheid een goede ruimtelijke or- dening tot stand te brengen werd, meerderheid tegen minderheid, op 26 maart 1991 verworpen door de ge- meenteraad.
Kan de Minister, aangezien het hier gaat om een over- heidsbezit, en vanwege het openbaar belang ter zake, geen ordenend initiatief nemen om deze buurt te be- schermen ?
Kosten
2. Oostkamp.
Uitvoerder
Ontwerper
Kosten
674 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991
Antwoord
Het initiatiefrecht tot het opmaken van een bijzonder plan van aanleg ligt op het gemeentelijk niveau.
Uiteraard zal mijn administratie bij het verlenen van eventuele vergunningen erover waken dat de goede ruimtelijke ordening niet in het gedrang wordt ge- bracht.
Vraag nr. 139 van 23 april 1991
van de heer W. KUIJPERS
Normalisatie van de Velpe — Bouwvergunning Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap — Ad- ministratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu Brabant (AROL) verwierf op 3 februari 1989 een bouwvergunning met betrekking tot de normalisatie van de Velpe in de Watering van het Velpedal.
1. Mag ik van de Minister de opmerkingen vernemen die de gemeentebesturen van Bierbeek, Boutersem, Glabbeek, Kortenaken en Tienen in hun advies op- namen ?
2. Indien de werken op de indieningsdatum van deze vraag nog niet effectief werden aangevangen is mijns inziens de vergunning vervallen, mede op ba- sis van artikel 48 van de organieke wet. Wat is de mening van de Minister hieromtrent ?
Antwoord
Gelet op de omvang deel ik het lid mee dat de gevraag- de gegevens hem rechtstreeks werden toegestuurd.
Vraag nr. 140 van 23 april 1991
van de heer G. JANZEGERS
Aanleg wachtbekken te Kersbeek-Miskom — Bouwver- gunning
Met de aanleg van een wachtbekken in de Velpevallei te Kersbeek-Miskom (fusiegemeente Kortenaken) is het de bedoeling om de stroomafwaarts gelegen gebie- den te beschermen tegen overstromingen. Dit overstro- mingsgevaar wordt sterk overdreven. Het bekken zou volgens de ontwerpers gemiddeld éénmaal per jaar- worden gebruikt en eenmaal om de tien jaar vollopen.
Daarenboven wordt er in hetzelfde stroombekken nog een wachtbekken aangelegd, namelijk in het Webbe- komsbroek te Diest. De onteigeningen voor dit bekken zouden nu rond zijn en voor de aanleg, waarop heel wat kritiek is omdat het grootschalig project weinig of geen rekening houdt met de bestaande natuurwaarden, zou er een bouwvergunning zijn verleend die echter verviel op 1 februari 1991.
Graag vernam ik van de Gemeenschapsminister of de- ze bouwvergunning definitief vervallen is of niet ? Werd ze verlengd of werd er een nieuwe aangevraagd ? Antwoord
Op 1 februari 1989 werd door de gemachtigde ambte-
naar van Vlaams-Brabant een bouwvergunning ver- leend aan de Algemene Technische Diensten voor de Normalisatie van de Velpe in de Watering het Velpedal en dit voor een gedeelte van deze waterloop.
Bij zijn schrijven van 19 oktober 1989 deelde het Be- stuur Infrastructuurwerken (Dienst Landbouwstructu- ren) van de Algemene Technische Diensten mee dat de werken werden aangevat op 30 oktober 1989.
Bijgevolg is deze bouwvergunning niet vervallen en kunnen de in de bouwvergunning vergunde werken worden uitgevoerd.
Vraag ar. 141 van 23 april 1991
van de heer G. JANZEGERS
Landbouwzone te Tielt-Winge — Reliëfwijziging door stort
Langs de Boekhoutstraat te Tielt-Winge werd door een Aarschotse firma in wegenbouwwerken op een perceel, groot 40 aren, volgens het gewestplan gelegen in een landbouwzone, de bouwlaag weggenomen. Het terrein wordt nu gebruikt voor het storten van afval afkomstig van wegenbouwwerken. Het is de bedoeling nadien de stortplaats af te dekken met de bouwlaag. Die opho- pingsoperatie zou, naar verluidt, de landbouwkwaliteit van het betrokken perceel verbeteren.
Graag vernam ik van de Gemeenschapsminister of een dergelijke voor de betrokken firma financieel interes- sante stortmethode planologisch wel mag in een land- bouwgebied ? Kan een dergelijke reliëfwijziging in een landbouwzone ?
Tevens wou ik ook weten of voor het betrokken per- ceel een aanvraag tot wijziging van, het gewestplan werd ingediend.
Antwoord
Gezien de gestelde vraag betrekking heeft op een par- ticulier geval en het niet tot de gewoonten behoort dergelijk gevallen in openbare documenten te behan- delen, zal het lid in een afzonderlijk schrijven persoon- lijk op de hoogte worden gebracht van deze zaak.
LENSSENS
GEMEENSCHAPSMINISTER VAN WELZIJN EN GEZIN
Vraag nr. 36 van 16 april 1991
van de heer E. VAN VAERENBERGII
Ontwerp van decreet Algemeen Welzijnswerk — Inten- ties
Op dit ogenblik loopt het ontwerp van decreet inzake het Algemeen Welzijnswerk nogal snel de verschillen- de stappen van het parlementaire bestel af.
Ik had graag vernomen of het de bedoeling is van de
Minister door dit decreet komaf te maken met de Hoge Raad voor het Gezin en die te vervangen door een Hoge Raad voor het Algemeen Ambulant Welzijns- werk, of zal er naast de vier bestaande hoge raden een vijfde raad worden geïnstalleerd waarbij eventueel nog aan een overvleugelende, super hoge raad voor de hele sector wordt gedacht ?
Graag vernam ik ook van de Minister of in afwachting van de uitvoeringsbesluiten aansluitend hij dit kaderde- creet nog steeds nieuwe erkenningen zullen worden uitgesproken, bijvoorbeeld voor de Centra voor Slacht- offerhulp.
Het ontwerp van decreet betreffende het Algemeen Welzijnswerk werd door de Vlaamse Executieve prin- cipieel goedgekeurd op 15 mei 1991.
Het werd intussen voor advies aan de Raad van State gezonden, waarna de Vlaamse Executieve haar defini- tieve beslissing zal nemen. Nadien zal het ontwerp van
'Jcreet onverwijld bij de Vlaamse Raad worden inge-
!,md.
Het is derhalve voorbarig en niet mogelijk een precies antwoord te geven op de vragen van het lid.
Vraag nr. 37 van 16 april 1991
van de heer E. VAN VAERENBERGH
Centra voor Levens- en Gezinsvragen (CLG) — Inrich- ting van medische kabinetten
In het besluit van de Vlaamse Executieve van 28 maart 1990 met betrekking tot erkenning en subsidiëring van cle Centra voor Levens- en Gezinsvragen (CLG) (aan- vulling van het besluit van de Vlaamse Executieve van
11 september 1985) wordt gesteld dat elk Centrum voor Levens- en Gezinsvragen minimaal 2 uur per week over een huisarts moet beschikken.
Aansluitend bij deze verplichting is herhaaldelijk ge- steld dat alle Centra voor Levens- en Gezinsvragen dan ook over een dokterskabinet moeten beschikken.
Zowel door individuele centra als door de adviseurs van de drie federaties CLG werd verzocht om uitsluit- sel betreffende de verplichting inzake inrichting van een medisch kabinet in de Centra voor Levens- en Gezinsvragen.
De Minister stelde in een schriftelijk antwoord aan de betrokkenen dat zij niet konden verplicht worden zo een investering te doen.
Deze visie wordt echter niet gedeeld door de adminis- tratie van Gezin en Maatschappelijk Welzijn die rond- meedeelt dat bij de inspectie wel degelijk rekening al worden gehouden met het al dan niet voorhanden ijn van een medische consultatieruimte, teneinde de ,rts van het centrum op een verantwoorde wijze zijn
,