• No results found

ZITTING 1990-1991 Nr. 14

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ZITTING 1990-1991 Nr. 14 "

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VLAAMSE RAAD

ZITTING 1990-1991 Nr. 14

BULLI-4,TIN VAN

VRAGEN 1,N ANTWOORDEN

27 MEI 1991

INHOUDSOPGAVE

Blz.

I. VRAGEN VAN DE LEDEN EN ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS

A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (Regl. art. 74,3 en 4)

G. Geens, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Finan-

ciën en Begroting 669

N. De Batselier,

Middenstand van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister

van Economie, Middenstand en Energie 669

L. Waltniel, Gemeenschapsminister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting . . . 671 J. Lenssens, Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin 674 R. De Wulf, Gemeenschapsminister van Tewerkstelling 677 T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrich-

ting 678

H. Weckx. Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Brusselse Aangelegen-

heden 679

D. Coens, Gemeenschapsminister van Onderwijs 680

L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en

Openbaar Ambt 682

J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer 687 B. Vragen waarop werd geantwoord na bet verstrijken van de reglementaire termijn

(Rel® art. 74,5)

L. Waltniel, Gemeenschapsminister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting .. . . 688 T. Kelchtermans, Gemeenschapsminïster van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landin-

richting 695

P. Dewael, Gemeenschapsminister van Cultuur 704

H. Weckx, Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Brusselse Aangelegen-

heden 707

D. Coens, Gemeenschapsminister van Onderwijs 708

L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en

Openbaar Ambt 714

J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer 714 II. VRAGEN WAAROP NIET WERD GEANTWOORD BINNEN DE REGLEMEN-

TAIRE TERMIJN (Regl. art. 74,5)

G. Geens, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Financiën

en Begroting 717

J. Lenssens, Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin 717 R. De Wulf, Gemeenschapsminister van Tewerkstelling 717 T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrich-

ting 718

P. Dewael, Gemeenschapsminister van Cultuur 722

L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van Biynenlandse Aangelegenheden en

Openbaar Ambt 723

J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer 723

REGISTER 728

(2)

I. VRAGEN VAN DE LEDEN EN ANTWOOR- DEN VAN DE MINISTERS

A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de regle- mentaire termijn (Regl. art. 74, 3 en 4)

G. GEENS.: : VOORZITTER

VAN DE VLAAMSE EXECUTIEVE

GEMEENSCHAPSMINISTER VAN FINANCIEN EN BEGROTING

Vraag nr. 45 van 19 april 1991

van de heer A. DE BEUL

Studiebeurs Jan Jacobs — Bevoegde instantie

Op 27 december 1983 stelde de heer Luyten in de Senaat een vraag (nummer 42) over bovenvermeld on- derwerp aan de heer Coens, Gemeenschapsminister van Onderwijs. Hij werd verwezen naar het Belgisch- Italiaans Cultureel Akkoord en bijgevolg naar de Vlaamse Gemeenschapsminister die bevoegd is voor de internationale samenwerking.

Op 8 november 1990 wendde ik mij in de Vlaamse Raad tot Gemeenschapsminister van Cultuur Dewael met dezelfde vraag (nummer 38, Vragen en Antwoor- den, Vlaamse Raad, 1990-1991, Nr. 4 van 10 december 1990, bladzijde 146). Gemeenschapsminister Dewael verwees mij terug naar Gemeenschapsminister voor Onderwijs Coens.

Op 30 januari 1991 stelde ik mijn vraag (nummer 109, Vragen en Antwoorden, Vlaamse Raad, 1990-1991, Nr. 9 van 4 maart 1991, bladzijde 421) dan maar op- nieuw aan laatstgenoemde. Deze antwoordde mij dat bedoelde studiebeurs niet door zijn departement wordt verleend.

Mag ik de Minister vragen mij mede te delen door wie dan wel ? Iemand is toch bevoegd voor de uitvoering van het Belgisch-Italiaans Cultureel Akkoord ?

Antwoord

De studiebeurs Stichting Jan Jacobs (Bologna) wordt niet toegekend in het kader van het bilateraal cultureel akkoord met Italië, maar is een beurs uitgereikt door :,en privaatrechtelijke instelling te Bologna aan een Vlaams student.

De kandidaturen worden thans verzameld door het Departement voor Onderwijs, net als voor de bilaterale studiebeurzen. Een preselectie van de kandidaturen wordt eveneens gemaakt door het Departement voor Onderwijs.

Via de Administratie Externe Betrekkingen en de Bel- gische Ambassade te Rome wordt de lijst overgemaakt aan de Stichting te Bologna, die de uiteindelijke beslis- sing neemt en de beurs ook effectief uitbetaalt.

Vraag nr. 50 van 7 mei 1991

van de heer W. KUIJPERS FTI — Nederlands als voertaal

Elkeen zal er zich van bewust worden dat het gebruik van de taal en de zorg hieromtrent evenwaardig is aan het beschermen van monumenten en landschappen.

Het kan dus niet opgaan dat bij allerlei tentoonstellin- gen en beurzen, georganiseerd of beschermd door de overheid, een andere hoofdtaal wordt gebruikt dan het Nederlands. Het spreekt vanzelf dat vertaling van het Nederlands gewenst is, indien men zich wendt tot een internationaal publiek. Bij de internationale technolo- giebeurs van Vlaanderen (Flanders Technology Inter- national, FTI) zien wij echter het omgekeerde gebeu- ren. Het Engels verwierf de status van voertaal, en zoals reeds op de toegangskaarten bleek, kreeg het Nederlands een bijkomende plaats.

In welke mate wil de Gemeenschapsminister ook bij deze privé-aangelegenheid optreden om er het gebruik van het Nederlands op de eerste plaats te bevorderen ? Antwoord

Voor de communicatie omtrent Flanders Technology International, zowel naar exposanten als naar bezoe- kers, wordt in eerste instantie het Nederlands gebruikt, ofwel — indien het gaat om materiaal dat ook voor anderstaligen bestemd is — het Nederlands aangevuld met het Engels en eventueel het Frans en het Duits.

Op de toegangskaarten van Flanders Technology Inter- national 1991 staan alle vermeldingen, behalve de naam van de beurs zelf („Flanders Technology Interna- tional"), het complex („Flanders Expo") en de plaats („Gent"), minimum in het Nederlands en het Engels vermeld. Het Nederlands heeft hierbij een prioritaire plaats zodat bij alle meertalige vermeldingen het Ne- derlands vooraan staat.

N. DE BATSELIER

VICE-VOORZITTER VAN DE VLAAMSE EXECUTIEVE

GEMEENSCHAPSMINISTER VAN ECONOMIE, MIDDENSTAND EN ENERGIE

Vraag nr. 25 van 19 april 1991

van de heer F. DEWINTER

Scheepsherstellingsbedrijf Mercantil-Beliard — Onder- houd van Belgische mijnenvegers door Antwerpse firma SCB

Tot voor kort verkeerde het scheepsherstellingsbedrijf Mercantil-Beliard in ernstige financiële moeilijkheden.

Pas na afvloeiing van een belangrijk deel van het per- soneel en na inleveringen en sanering van het bedrijf, bleek deze firma opnieuw leefbaar te zijn.

Eertijds heeft de Minister toezeggingen gedaan om dit

bedrijf in nood te helpen. Onlangs echter werd het

(3)

670 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991

onderhoud van twee mijnenvegers van het Belgisch leger toevertrouwd aan de Antwerpse firma SCB.

Vroeger werden de herstellingen aan dergelijke sche- pen steeds uitgevoerd bij de firma Beliard. Aan de firma SCB werd tevens toegestaan om personen, niet vertrouwd met de scheepsherstelling, herstellingswer- ken aan de mijnenvegers te laten uitvoeren.

Graag vernam ik de mening van de Minister hierover.

Antwoord

De scheepsherstellingsactiviteit in de haven van Ant- werpen werd behouden door de oprichting van een nieuw bedrijf waarin de overheid via GIMVINDUS als één van de minderheidsaandeelhouders participeert naast een ervaren en deskundige buitenlandse mana- ging partner als meerderheidsaandeelhouder. Door een nieuw management en door marktconforme lenin- gen toegestaan door GIMVINDUS werd een stevige financieringsbasis verzekerd.

Hiermee, alsook door de betekenisvolle inspanningen vanwege de werknemers inzake arbeidsvoorwaarden en vergoedingen, zijn alle voorwaarden vervuld om tot een rendabele en leefbare onderneming te komen. Het is dus niet nodig, en evenmin wenselijk om een gunstre- gime van gunning van bepaalde opdrachten zelfs maar na te streven.

Voor wat de concrete opdracht waarvan sprake betreft, die werd op regelmatige wijze op basis van prijsverge- lijking gegund aan desbetreffende onderneming. Zoals elke onderneming behaalt Antwerp Shiprepairers op basis van offertes bepaalde opdrachten wel en andere niet.

Betreffende de kwalificatiecriteria voor de onderne- ming waaraan de opdracht werd gegund en het statuut van de tewerkgestelden, verwijs ik het lid naar de Mi- nisters van Landsverdediging en van Tewerkstelling en Arbeid, die voor de respectievelijke punten bevoegd zijn.

Vraag nr. 26 van 19 april 1991

van de heer F. DEWINTER

Scheepsherstellingsbedrijf Mercantil-Beliard — Investe- ring van overheidsgelden van 1980-1989

Onlangs werd het Antwerpse scheepsherstellingsbe- drijf Mercantil-Beliard overgenomen door een Neder- landse groep. Aan de vorige eigenaar werden tijdens de periode 1980-1989 in drie schijven 3,6 miljard over- heidssteun gegeven.

Kan de Minister mij meedelen op welke manier deze gelden in het scheepsherstellingsbedrijf werden geïn- vesteerd ?

Antwoord

Noch aan de vorige eigenaar, noch aan enige eigenaar werd overheidssteun gegeven. De overheid handelt met ondernemingen, niet met de eigenaars.

De overheidstussenkomsten die worden beoogd zijn : a. onderschrijving van winstbewijzen voor 715 miljoen frank, gelijk aan het bedrag van de rente gedurende 5 jaar op uitgestelde kredieten (periode 1983-1987) ; b. onderschrijving van bevoorrechte aandelen zonder stemrecht door omzetting in kapitaal van de hoofd- som van de uitgestelde kredieten ten belope van 680 miljoen frank (in 1985) ;

c. sociale enveloppe voor de begeleide afvloei van werknemers : 1200 miljoen frank in 1982 en 604,2 miljoen frank in 1988.

In totaal betreft het dus 3199 miljoen frank onder di- verse vormen.

Wat de uiteindelijke bestemming van de gelden betreft kan het volgende worden gesteld :

a. de bedragen die overeenkomen met de onderschre- ven winstbewijzen zijn rentebetalingen aan de ban- ken (OKI's) ;

b. het eigen vermogen van de onderneming werd hier- door verhoogd ; er zijn ondertussen door de moei- lijkheden belangrijke verliezen geleden. De over- heid is echter nog steeds in het bezit van de aande- len en heeft overeenkomsten om deze te laten te- rugkopen. De opbrengst van deze terugkoop zal worden aangewend om de overheidsbijdrage bij het opstarten van het nieuwe scheepsherstellingsbedrijf te financieren ;

c. de 1,8 miljard zijn via de afvloeiingsregelingen (on- der meer brugpensioen) aan de ex-werknemers ten goede gekomen.

Vraag nr. 27 van 23 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Nota van Bond Beter Leefmilieu — Ondergronds op- drogen van Vlaanderen

1. Heeft de Minister kennis genomen van de alarme- rende nota van de Bond Beter Leefmilieu van 27 maart 1991 met betrekking tot het ondergronds op- drogen van Vlaanderen ?

2. Welk beleidsplan zal hij ter zake opstellen ? N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmi- lieu, Natuurbehoud en Landinrichting.

Antwoord

Het grondwaterbeleid in het Vlaams Gewest behoort niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschapsminister van Economie, Middenstand en Energie.

Ik verwijs het lid in deze zaak naar de Gemeenschaps-

minister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrich-

ting.

(4)

Vraag nr. 28 van 23 april 1991

van de heer R. VAN HOOLAND

Departement van de Minister — Relaties tussen hoofd- bestuur en buitendiensten

1. Hoeveel buitendiensten hebben het departement of de diensten die onder het gezag van de Gemeen- schapsminister ressorteren, op hoeveel plaatsen, in hoeveel gemeenten ?

2. Welke taken en bevoegdheden werden hen toever- trouwd ?

3. Wat is het aantal personeelsleden per buitendienst (plaatsen in de formatie tegenover effectieven), naar rang, graad, voltijds, deeltijds of halftijds, af- wezig of onbeschikbaar (type), niveau, geslacht, taalrol en gemiddelde leeftijd ?

4. Heeft de Minister die diensten tijdens deze legisla- tuur persoonlijk bezocht voor werkvergaderingen en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoeveel maal en waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daarvan ?

5. Hoe zijn de relatie en de samenwerking tussen het hoofdbestuur en de buitendiensten georganiseerd ? Wie is daarvoor bevoegd en verantwoordelijk ? 5. Hebben ambtenaren uit het hoofdbestuur die dien-

sten tijdens deze legislatuur bezocht voor werkver- gaderingen en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoe- veel maal en waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daarvan ?

7. Is de deconcentratie in het departement of de dien- sten van de Minister voltooid ? Zo nee, wat zijn de plannen ter zake ?

\1.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle Gemeen- schapsministers.

&ntwoord

Het geco(5rdineerd antwoord wordt gegeven door de :iemeenschapsminster van Binnenlandse Aangelegen- 'eden en Openbaar Ambt.

ALT NI E

3EMEENSCHAPSMINISTER VAN

RUIMTELIJKE ORDENING EN HUISVESTING Vraag nr, 133

van 22 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Leuven fusiegemeente — Kantoor- en dienstgebouwen mder de bevoegdheid van de Minister

3raag ontving ik voor al de kantoor- en dienstgebou- ven te Leuven-fusiegemeente die onder de bevoegd- leid van de Minister vallen, per gebouw : de eigenaar, le benutte (kantoor-)oppervlakte, het aantal interne mrkeerplaatsen, de maandelijkse of jaarlijkse huur-

rijs.

N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer J. Lenssens, Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin, de heer T. Kelchtermans, Gemeenschapsminis- ter van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, de heer D. Coens, Gemeenschapsminister van Onder- wijs en de heer J. Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer.

Antwoord

De huisvesting van de diensten van de Vlaamse Rege- ring behoort niet tot mijn bevoegdheid.

Derhalve kan ik slechts gedeeltelijk op de vraag ant- woorden namelijk in verband met de oppervlakte en het aantal interne parkeerplaatsen van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (zonder Leefmi- lieu) in het gebouw, Blijde Inkomststraat 105, 3000 Leuven.

De oppervlakte van het gebouw bedraagt 1264,0 vier- kante meter gangen inbegrepen en zonder gangen

1219,5 vierkante meter. De oppervlakte van de garage (voor het ogenblik ook nog door Leefmilieu gebruikt) bedraagt 527,0 vierkante meter ; de garage telt 28 par- keerplaatsen. De eigenaar van dit gebouw is de PBE (Provinciale Brabantse Energiemaatschappij, Diestses- teenweg 126, Linden (Lubbeek)).

Vraag nr. 134 van 22 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Industrie-uitbreidingszone in Messelbroek — Bedenkin- gen

In het kader van Hageland als impulsgebied plant men een industrie-uitbreidingszone van 5 hectare op de Mannenberg in Messelbroek, een deelgemeente van Scherpenheuvel-Zichem, wat op zich een positief ini- tiatief is.

Toch zijn er enkele bedenkingen. Ik zou daarom het volgende van de Minister willen vernemen.

1. Bestaat er een controle op de aard van de bedrijven die zich daar willen vestigen ? Zo ja, door wie en onder welke voorwaarden ?

2. Houdt deze nieuwe industriezone geen precedent in van verdere uitbreiding naar de natuurgebieden ? Hoe worden deze omliggende natuurgebieden in de uitbreidingsplannen veilig gesteld voor de toe- komst ?

Antwoord

Tot dusver is hij mijn administratie geen aanvraag be- kend voor de aanleg van een industrie-uitbreidingszone van 5 hectare op de Mannenberg in Messelbroek (Scherpenheuvel-Zichem).

Wel heeft de gemeente Scherpenheuvel-Zichem een

verzoek ingediend in het kader van de gemeentelijke

richtnota's tot uitbreiding van het bestaande gebied

(5)

k.. ff:E'r.EIME:gta.555:=2KErsKrEEEEstEHEEarEg.:::-::::gEErr.:

672 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991

voor ambachtelijke bedrijven en KMO's. Het is echter voorbarig om hierover nu reeds een standpunt in te nemen.

Vraag nr. 135 van 22 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Tweede ambachtelijke zone te Holsbeek — Behoefteon- derzoek

Het bestuurscollege van Holsbeek wil een tweede am- bachtelijke zone vestigen in de buurt van de afrit Aar- schot langs de A 2, omdat het eerste industrieterrein nagenoeg volzet is.

Deze zone staat nog in de gewestplannen omschreven als agrarisch gebied met landschappelijke waarde. Nu wil men deze omschrijving veranderen.

Graag had ik van de Minister vernomen of er dienaan- gaande een grondig behoefteonderzoek werd doorge- voerd ?

Zo ja, door wie en met welk resultaat ? Zo neen, zal de Minister dit onderzoek voor of bij de herzienings- procedure opleggen ?

Antwoord

De gemeente Holsbeek heeft een verzoek tot creatie van een tweede ambachtelijke zone in de buurt van de afrit Aarschot langs de A 2 opgenomen in de gemeen- telijke richtnota. Of dit verzoek steunt op een grondig behoefteonderzoek is mij nog niet bekend, omdat de gemeentelijke richtnota's nog in onderzoek zijn. Der- halve is het voorbarig vooruit te lopen op de resultaten van het onderzoek van deze richtnota's.

Vraag nr. 136 van 22 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Bouwvergunningsdossiers randgemeenten — Samenstel- ling en indiening in het Nederlands

Het samenstellen en het indienen van bouwvergun- ningsdossiers voor en bij de Administratie voor Ruim- telijke Ordening en Leefmilieu (AROL) vanuit de ge- meentelijke diensten der randgemeenten moet in het Nederlands gebeuren. Mijns inziens kan het niet vol- staan om een vertaling bij het Franstalige dossier te voegen.

Graag vernam ik van de Minister of de voogdijminis- ters deze taalwetinterpretatie kunnen bijtreden en wel- ke onderrichtingen daarover aan de betrokken dien- sten werden gegeven.

Antwoord

Deze betwisting zal eerstdaags voor advies worden voorgelegd aan het Nationaal Comité voor Taaltoe- zicht.

Vraag nr. 137 van 23 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Restauratie en herstelling van kerkorgels — Aanvragen en uitvoering

Aangezien kerkorgels een belangrijk historisch deel van ons cultuurpatrimonium vormen zou ik graag van de Minister het volgende willen vernemen.

1. Hoeveel werd er voor 1991 begroot voor de restau- ratie en herstelling van kerkorgels ? Hoeveel werd er daarvan besteed tijdens de vijf voorafgaandelijke begrotingsjaren ?

2. Hoe verloopt de restauratieprocedure voor een kerk- orgel ?

3. Hoeveel orgelherstellings- en restauratieaanvragen werden er de jongste tien jaar ingediend ? Hoeveel aanvragen werden daarvan aanvaard ? Wanneer werden de aanvragen door de administratie in be- handeling genomen en wanneer werden de werken voltooid ?

4. Graag vernam ik voor het laatste afgesloten jaar het volgende per orgel.

a. Welke firma voerde de werken uit ? b. Wie werd er aangesteld als adviseur ?

c. Wat waren, per gerestaureerd of hersteld orgel, de uiteindelijke kosten ?

Antwoord

Vanwege de omvang en de ingewikkeldheid van de vraag en omdat de gegevens niet gecentraliseerd zijn, kan alleen voorlopig onderstaand antwoord worden verstrekt. De bijkomende gegevens zullen zo spoedig mogelijk door mijn administratie worden verzameld.

Een rechtstreeks antwoord wordt dan aan het lid toe- gestuurd.

1. Aangezien de begrotingscijfers voor restauratiewer- ken aan beschermde monumenten pas onlangs be- kend zijn kon nog geen volledige planning worden opgemaakt voor het gedeelte van de kredieten dat aan de restauratie van (kerk)orgels zal worden be- steed.

Volgende bedragen werden in de vijf voorafgaande jaren besteed :

1990 : 15.648.945 frank 1989: 6.494.992 frank 1988 : 5.830.320 frank 1987 : 9.829.037 frank 1986: 1.864.812 frank.

2. De procedure voor subsidiedossiers wordt geregeld

door het besluit van de Vlaamse Executieve van 21

juni 1989 houdende vaststelling van de procedure

inzake de subsidiëring van bepaalde werken, leve-

ringen en -diensten die door of op initiatief van re-

gionale of lokale besturen of ermee gelijkgestelde

rechtspersonen worden uitgevoerd en door bijho-

rende circulaires van dezelfde datum. Dit besluit en

deze circulaires verschenen in het Belgisch Staats-

blad van 8 september 1989.

(6)

3. Sint-Truiden.

Uitvoerder Ontwerper Kosten In grote lijnen komt het hierop neer dat het op-

drachtgevend bestuur het dossier via de administra- tieve overheid indient bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Op basis van het ontwerpdossier wordt een subsidie aangerekend op de begroting gebaseerd op het ge- raamde bedrag van de werken. De ontvangst van de subsidiebelofte laat het opdrachtgevend bestuur toe de gunningsprocedure (aanbesteding) in te zet- ten. De gunningsprocedure dient doorgevoerd bin- nen de 365 kalenderdagen vanaf de datum van ver- zending van de subsidiebelofte.

Indien het aanbestede bedrag niet hoger ligt dan 10 procent of lager dan 15 procent vanaf de goedge- keurde raming wordt het reeds eerder aangereken- de krediet behouden en eventueel aangepast. Indien het gunningsbedrag gelegen is buiten bovenvermel- de maximum- en minimumgrenzen kan de bevoegde Gemeenschapsminister, na advies van de Inspectie van Financiën, en op gemotiveerd verzoek van de opdrachtgever de aanbesteding goedkeuren.

Aangezien de gegevens met betrekking tot de hoe- veelheid orgelherstellings- en restauratieaanvragen die de jongste tien jaar werden ingediend niet gecen- traliseerd zijn en daarvoor zeer veel opzoekings- werk moet gebeuren zal het antwoord later persoon- lijk aan het lid worden toegezonden.

4 In 1990 werden volgende dossiers behandeld : 1. Balen. Sint-Andreaskerk

Uitvoerder : Firma Potvlieghe — De Maeyer uit Ninove

Ontwerper : De heer G. Loncke, Molenstraat 98 uit Overmere

O.-L.-Vrouw ter Hemel Opgeno- kerk .

: Nog niet gekend ; de werken die- nen nog te worden aanbesteed : Forum, Witte Nonnenstraat 3 te

Hasselt

: De werken worden geraamd op 16.284.388 frank, BTW exclusief, waarvan 11.081.852 frank ten laste van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van de aanbesteding zal de gunning gebeuren — zie ter zake de geldende procedure vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Executieve van 21 juni 1989.

Sint-Leonarduskerk

: Les Artisans Facteurs d'orgues et clavecins de Tournai uit Doornik : De heer G. Loncke, Molenstraat 98

uit Overmere

: De inschrijving bedraagt 7.462.148 frank. Het aandeel van de Vlaamse Gemeenschap bedraagt 5.078.141 frank. Een vastlegging ten belope van 5.244.623 frank werd genomen in 1989. Met de reserve zullen de herzieningen gedeeltelijk kunnen vereffend worden. Voor eventuele meer- en bijkomende werken wordt een aparte vastlegging genomen.

De werken werden aangevat op 28 januari 1991.

4. Aartselaar.

Uitvoerder Ontwerper Kosten

: In 1980 werden de werken toegewe- zen voor een bedrag van 7.811.900 frank, BTW exclusief. De totale res- tauratiekost bedraagt 11.330.257 frank met inbegrip van meerwerken, contractuele herzieningen en de BTW. Een bedrag van 11.283.718 frank komt in aanmerking voor sub- sidiëring zodat de totale inbreng van de Vlaamse Gemeenschap 7.108.742 frank bedraagt. De kredieten ter za- ke werden uitgetrokken in 1980, 1983, 1985, 1987 en in 1990 (185.675 frank).

Sint-Pieterskerk

: Nog niet gekend ; de werken dienen nog te worden aanbesteed

: De heer G. Loncke, Molenstraat 98 uit Overmere

: De werken worden geraamd op 6.438.413 frank, BTW exclusief, waarvan 4.381.418 frank ten laste van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van de aanbesteding zal de gunning gebeuren — zie ter zake de geldende procedure vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Executieve van 21 juni 1989.

Vraag nr. 138 van 23 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Verkoop terrein van OCMW te Herent — Bedreiging voor de buurt

Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)-Leuven wil te Herent tussen de Omleiding, de Mechelse- en Tildonksesteenweg een terrein ter grootte van bijna 1 hectare verkopen. In deze druk bereden buurt dreigt de oorspronkelijke — en nog steeds aanwezige — woonzone door de aangevraagde bebouwing (kegelbaan, cafetaria, grootwarenhuis en- zovoort) te worden aangetast in haar normale woon- rust.

Het al jaren bestaande speelterrein zal eveneens verlo- ren gaan en de parkeer- en verkeersproblematiek wordt er onoverzienlijk.

Een voorstel om er met een plan van aanleg vanuit de gemeentelijke bevoegdheid een goede ruimtelijke or- dening tot stand te brengen werd, meerderheid tegen minderheid, op 26 maart 1991 verworpen door de ge- meenteraad.

Kan de Minister, aangezien het hier gaat om een over- heidsbezit, en vanwege het openbaar belang ter zake, geen ordenend initiatief nemen om deze buurt te be- schermen ?

Kosten

2. Oostkamp.

Uitvoerder

Ontwerper

Kosten

(7)

674 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991

Antwoord

Het initiatiefrecht tot het opmaken van een bijzonder plan van aanleg ligt op het gemeentelijk niveau.

Uiteraard zal mijn administratie bij het verlenen van eventuele vergunningen erover waken dat de goede ruimtelijke ordening niet in het gedrang wordt ge- bracht.

Vraag nr. 139 van 23 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Normalisatie van de Velpe — Bouwvergunning Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap — Ad- ministratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu Brabant (AROL) verwierf op 3 februari 1989 een bouwvergunning met betrekking tot de normalisatie van de Velpe in de Watering van het Velpedal.

1. Mag ik van de Minister de opmerkingen vernemen die de gemeentebesturen van Bierbeek, Boutersem, Glabbeek, Kortenaken en Tienen in hun advies op- namen ?

2. Indien de werken op de indieningsdatum van deze vraag nog niet effectief werden aangevangen is mijns inziens de vergunning vervallen, mede op ba- sis van artikel 48 van de organieke wet. Wat is de mening van de Minister hieromtrent ?

Antwoord

Gelet op de omvang deel ik het lid mee dat de gevraag- de gegevens hem rechtstreeks werden toegestuurd.

Vraag nr. 140 van 23 april 1991

van de heer G. JANZEGERS

Aanleg wachtbekken te Kersbeek-Miskom — Bouwver- gunning

Met de aanleg van een wachtbekken in de Velpevallei te Kersbeek-Miskom (fusiegemeente Kortenaken) is het de bedoeling om de stroomafwaarts gelegen gebie- den te beschermen tegen overstromingen. Dit overstro- mingsgevaar wordt sterk overdreven. Het bekken zou volgens de ontwerpers gemiddeld éénmaal per jaar- worden gebruikt en eenmaal om de tien jaar vollopen.

Daarenboven wordt er in hetzelfde stroombekken nog een wachtbekken aangelegd, namelijk in het Webbe- komsbroek te Diest. De onteigeningen voor dit bekken zouden nu rond zijn en voor de aanleg, waarop heel wat kritiek is omdat het grootschalig project weinig of geen rekening houdt met de bestaande natuurwaarden, zou er een bouwvergunning zijn verleend die echter verviel op 1 februari 1991.

Graag vernam ik van de Gemeenschapsminister of de- ze bouwvergunning definitief vervallen is of niet ? Werd ze verlengd of werd er een nieuwe aangevraagd ? Antwoord

Op 1 februari 1989 werd door de gemachtigde ambte-

naar van Vlaams-Brabant een bouwvergunning ver- leend aan de Algemene Technische Diensten voor de Normalisatie van de Velpe in de Watering het Velpedal en dit voor een gedeelte van deze waterloop.

Bij zijn schrijven van 19 oktober 1989 deelde het Be- stuur Infrastructuurwerken (Dienst Landbouwstructu- ren) van de Algemene Technische Diensten mee dat de werken werden aangevat op 30 oktober 1989.

Bijgevolg is deze bouwvergunning niet vervallen en kunnen de in de bouwvergunning vergunde werken worden uitgevoerd.

Vraag ar. 141 van 23 april 1991

van de heer G. JANZEGERS

Landbouwzone te Tielt-Winge — Reliëfwijziging door stort

Langs de Boekhoutstraat te Tielt-Winge werd door een Aarschotse firma in wegenbouwwerken op een perceel, groot 40 aren, volgens het gewestplan gelegen in een landbouwzone, de bouwlaag weggenomen. Het terrein wordt nu gebruikt voor het storten van afval afkomstig van wegenbouwwerken. Het is de bedoeling nadien de stortplaats af te dekken met de bouwlaag. Die opho- pingsoperatie zou, naar verluidt, de landbouwkwaliteit van het betrokken perceel verbeteren.

Graag vernam ik van de Gemeenschapsminister of een dergelijke voor de betrokken firma financieel interes- sante stortmethode planologisch wel mag in een land- bouwgebied ? Kan een dergelijke reliëfwijziging in een landbouwzone ?

Tevens wou ik ook weten of voor het betrokken per- ceel een aanvraag tot wijziging van, het gewestplan werd ingediend.

Antwoord

Gezien de gestelde vraag betrekking heeft op een par- ticulier geval en het niet tot de gewoonten behoort dergelijk gevallen in openbare documenten te behan- delen, zal het lid in een afzonderlijk schrijven persoon- lijk op de hoogte worden gebracht van deze zaak.

LENSSENS

GEMEENSCHAPSMINISTER VAN WELZIJN EN GEZIN

Vraag nr. 36 van 16 april 1991

van de heer E. VAN VAERENBERGII

Ontwerp van decreet Algemeen Welzijnswerk — Inten- ties

Op dit ogenblik loopt het ontwerp van decreet inzake het Algemeen Welzijnswerk nogal snel de verschillen- de stappen van het parlementaire bestel af.

Ik had graag vernomen of het de bedoeling is van de

(8)

Minister door dit decreet komaf te maken met de Hoge Raad voor het Gezin en die te vervangen door een Hoge Raad voor het Algemeen Ambulant Welzijns- werk, of zal er naast de vier bestaande hoge raden een vijfde raad worden geïnstalleerd waarbij eventueel nog aan een overvleugelende, super hoge raad voor de hele sector wordt gedacht ?

Graag vernam ik ook van de Minister of in afwachting van de uitvoeringsbesluiten aansluitend hij dit kaderde- creet nog steeds nieuwe erkenningen zullen worden uitgesproken, bijvoorbeeld voor de Centra voor Slacht- offerhulp.

Het ontwerp van decreet betreffende het Algemeen Welzijnswerk werd door de Vlaamse Executieve prin- cipieel goedgekeurd op 15 mei 1991.

Het werd intussen voor advies aan de Raad van State gezonden, waarna de Vlaamse Executieve haar defini- tieve beslissing zal nemen. Nadien zal het ontwerp van

'Jcreet onverwijld bij de Vlaamse Raad worden inge-

!,md.

Het is derhalve voorbarig en niet mogelijk een precies antwoord te geven op de vragen van het lid.

Vraag nr. 37 van 16 april 1991

van de heer E. VAN VAERENBERGH

Centra voor Levens- en Gezinsvragen (CLG) — Inrich- ting van medische kabinetten

In het besluit van de Vlaamse Executieve van 28 maart 1990 met betrekking tot erkenning en subsidiëring van cle Centra voor Levens- en Gezinsvragen (CLG) (aan- vulling van het besluit van de Vlaamse Executieve van

11 september 1985) wordt gesteld dat elk Centrum voor Levens- en Gezinsvragen minimaal 2 uur per week over een huisarts moet beschikken.

Aansluitend bij deze verplichting is herhaaldelijk ge- steld dat alle Centra voor Levens- en Gezinsvragen dan ook over een dokterskabinet moeten beschikken.

Zowel door individuele centra als door de adviseurs van de drie federaties CLG werd verzocht om uitsluit- sel betreffende de verplichting inzake inrichting van een medisch kabinet in de Centra voor Levens- en Gezinsvragen.

De Minister stelde in een schriftelijk antwoord aan de betrokkenen dat zij niet konden verplicht worden zo een investering te doen.

Deze visie wordt echter niet gedeeld door de adminis- tratie van Gezin en Maatschappelijk Welzijn die rond- meedeelt dat bij de inspectie wel degelijk rekening al worden gehouden met het al dan niet voorhanden ijn van een medische consultatieruimte, teneinde de ,rts van het centrum op een verantwoorde wijze zijn

,

verk te laten uitoefenen.

k vernam dan ook graag van de Minister wat nu pre- , ies de richtlijn is waaraan de Centra voor Levens- en

gezinsvragen zich kunnen houden. Bovendien wens ik

ook te vernemen welke opdrachten de Minister precies toeschrijft aan de artsen, gezien de aanvulling door het besluit van 28 maart 1990 op het besluit van 11 septem- ber 1985, waarbij toen al elk Centrum over een arts moest beschikken.

Antwoord

Artikel 4, punt 5 van het besluit van de Vlaamse Exe- cutieve van 11 september 1985 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de Centra voor Levens- en Gezinsvragen bepaalt dat een Centrum voor Le- vens- en Gezinsvragen dient te beschikken over een multidisciplinair team met onder meer een geneesheer.

Artikel 10 van hetzelfde besluit bepaalt dat deze team- leden, met uitzondering van een maatschappelijk assis- tent, al dan niet in dienstverband kunnen werken en al dan niet effectief consultaties kunnen houden in het centrum. De enige verplichte opdracht van deze team- leden bestaat, overeenkomstig artikel 14 van het voor- noemde besluit, in het bijwonen van ten minste 20 vergaderingen per jaar waarin de begeleidingsplannen ter bespreking worden voorgelegd.

Het besluit van de Vlaamse Executieve van 28 maart 1990 tot wijziging van het bovenvermelde besluit van 11 september 1985 legt, in artikel 1, aan de Centra voor Levens- en Gezinsvragen de bijkomende verplich- ting op om ook effectief medische consultaties te orga- niseren a rato van ten minste 2 uren per week. In dit besluit worden geen verplichtingen opgelegd omtrent de inrichting van een medisch kabinet. Met betrekking tot de infrastructuur bepaalt artikel 4, punt 7 van het besluit van 11 september 1985 dat de centra moeten beschikken over lokalen die tijdens de openingsuren uitsluitend bestemd zijn voor de activiteiten van het centrum en die voldoende uitgerust zijn om met de nodige discretie de verschillende activiteiten uit te voe- ren.

Daaruit volgt dat de centra de nodige maatregelen moeten treffen opdat de geneesheer tijdens zijn consul- tatie-uren over een lokaal zou kunnen beschikken dat voldoende accommodaties bevat om zijn consultatieve opdrachten te vervullen met inachtname van de vereis- te discretie.

Vraag nr. 38 van 16 april 1991

van de heer L. VANHORENBEEK

Voorzieningen voor bejaarden — Inspraak van OCMW bij erkenning en subsidiëring

Wanneer een organisatie een vergunning aanvraagt voor de bouw van serviceflats in een bepaalde gemeen- te, dan moet deze aanvraag voldoen aan de voorwaar- den bepaald door het decreet van 5 maart 1985, hou- dende regeling van de erkenning en subsidiëring van voorzieningen voor bejaarden.

Het inlichten van en advies vragen aan het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) van de betrokken gemeente is echter niet vereist.

Het OCMW heeft de maatschappelijke dienstverlening

tot taak. Het lijkt ons dan ook evident dat het OCMW

van de gemeente tenminste wordt ingelicht over deze

aanvraag.

(9)

676 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991

Tevens past het in de opdracht van het OCMW om advies te verlenen inzake erkenning en subsidiëring van serviceflats op het grondgebied van hun gemeente.

Zij zijn het best geplaatst om te oordelen over de mogelijke gevolgen die het verlenen van een dergelijke vergunning voor het welzijnsbeleid in hun gemeente kan hebben. Binnen het huidig kader van de decreten is deze samenspraak niet georganiseerd.

Graag zou ik van de Minister vernemen welke stappen hij heeft ondernomen betreffende de inspraak van de OCMW's bij de aanvraag tot erkenning en subsidiëring van serviceflats of andere voorzieningen voor bejaar- den op het grondgebied van hun gemeente.

Antwoord

Ik kan het lid mededelen dat geen stappen werden ondernomen zoals bedoeld in de laatste zin van de vraag.

De procedures ter zake zijn immers in het decreet van 5 maart 1985 en de uitvoeringsbesluiten vastgelegd en worden door mijn diensten nageleefd.

Het lid dient er rekening mee te houden dat het OCMW initiatiefnemer kan zijn zoals vele andere pri- vate en publieke instanties. Bij het organiseren van de procedures zoals door het lid gesuggereerd zou het OCMW derhalve in een situatie van rechter en partij kunnen worden gebracht wat de objectiviteit van de dossiersbehandeling niet zou dienen.

Vraag nr, 39 van 22 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Leuven-fusiegemeente — Kantoor- en dienstgebouwen onder de bevoegdheid van de Minister

Graag ontving ik voor al de kantoor- en dienstgebou- wen te Leuven-fusiegemeente die onder de bevoegd- heid van de Minister vallen, per gebouw : de eigenaar, de benutte (kantoor-)oppervlakte, het aantal interne parkeerplaatsen, de maandelijkse of jaarlijkse huur- prijs.

N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer L. Waltniel, Gemeenschapsminister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, de heer T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, de heer D. Coens, Gemeenschaps- minister van Onderwijs en de heer J. Sauwens, Ge- meenschapsminister van Openbare Werken en Ver- keer.

Antwoord

Het Bestuur Bijzondere Jeugdbijstand van de Adminis- tratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het De- partement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur be-

trekt inderdaad kantoor- en dienstgebouwen in Leu- ven-fusiegemeente die onder mijn bevoegdheid vallen.

Over de gevraagde inlichtingen beschikt voormeld be- stuur evenwel geen informatie.

Voormelde inlichtingen zouden mijns inziens best wor- den verstrekt door de heer Sauwens, Gemeenschaps- minister van Openbare Werken en Verkeer, die over de nodige gegevens beschikt.

Deze vraag werd trouwens eveneens gesteld aan voor- noemd Minister.

Vraag nr. 40 van 23 april 1991

van de heer R. VAN HOOLAND

Departement van de Minister — Relaties tussen hoofd- bestuur en buitendiensten

Ik zou het op prijs stellen het volgende van de Gemeen- schapsminister te mogen vernemen.

1. Hoeveel buitendiensten hebben het departement of de diensten die onder het gezag van de Gemeen- schapsminister ressorteren, op hoeveel plaatsen, in hoeveel gemeenten ?

Welke taken en bevoegdheden werden hen toever- trouwd ?

3. Wat is het aantal personeelsleden per buitendienst (plaatsen in de formatie tegenover effectieven), naar rang, graad, voltijds of deeltijds, halftijds, af- wezig of onbeschikbaar(type), niveau, geslacht, taalrol en gemiddelde leeftijd ?

4. Heeft de Minister die diensten tijdens deze legisla- tuur persoonlijk bezocht voor werkvergaderingen en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoeveel maal en waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daarvan ?

5. Hoe zijn de relatie en de samenwerking tussen het hoofdbestuur en de buitendiensten georganiseerd ? Wie is daarvoor bevoegd en verantwoordelijk ? 6. Hebben ambtenaren uit het hoofdbestuur die dien-

sten tijdens deze legislatuur bezocht voor werkver- gaderingen en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoe- veel maal en waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daarvan ?

7. Is de deconcentratie in het departement of de dien- sten van de Minister voltooid ? Zo nee, wat zijn de plannen ter zake ?

N.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle Gemeen- schapsministers.

Antwoord

Een geco&dineerd antwoord wordt verstrekt door de

heer L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van

Binnenlandse Aangelegenheden en Openbaar Ambt.

(10)

DE WULF

GEMEENSCHAPSMINISTER VAN TEWERKSTELLING Vraag nr. 18

van 23 april 1991 van mevrouw N. MAES Vrouwenhandel — Bestrijding

De vrouwenhandel is ondanks de verschillende aan- klachten van het fenomeen in de pers en ondanks po- litieke initiatieven nog steeds een onopgelost pro- bleem.

Zowel op nationaal vlak als op het vlak van de Ge- meenschap laat het beleid nog vaak te wensen over.

„De opvang en begeleiding van de slachtoffers van vrouwenhandel is een persoonsgebonden aangelegen- heid die onder de bevoegdheid valt van de Gemeen- schappen", zei Minister Wathelet in de Commissie van Justitie op 20 juni 1990.

De heer Wathelet raakt ook het probleem der arbeids- vergunningen aan. Die vergunningen worden door de Gewesten verleend omdat zulks buiten de bevoegdheid van Justitie valt. Hierbij stelt de Minister een tekort aan overleg met de Dienst voor Vreemdelingen vast zodat hij zich steeds weer verplicht ziet verblijfsvergun- ningen te verlenen aan artiesten en aldus de prostitutie onrechtstreeks in de hand werkt.

Graag zou ik het volgende van de Minister vernemen.

. Moet er vanuit de Vlaamse Gemeenschap niet wor- den gestreefd naar overleg en samenwerking met Justitie en nationale diensten om de woekerende vrouwenhandel te bestrijden ?

2. Dient de verlening van wettelijke arbeidsvergunnin- gen door de Vlaamse Gemeenschap niet aan een strengere controle te worden onderworpen ? 3. Welke initiatieven kunnen zorgen voor de opvang

van de aan het prostitutiemilieu ontsnapte vrou- wen ?

Antwoord

Aangezien de vrouwenhandel zich grotendeels af- speelt in de illegaliteit, is de bestrijding en de coik- dinatie van deze problematiek geen eenvoudige zaak.

Terwijl tot op heden de samenwerking tussen Ge- est en nationale diensten veelal op persoonlijke )niacten berustte, werd onder impuls van de werk- groep arbeidskaarten van het Koninklijk Commissa- riaat voor Migrantenbeleid, gestreefd naar een be-

ter gecoordineerd overleg.

Op de interministeriële conferentie voor het mi- grantenbeleid van 27 maart 1991 werd beslist tot oprichting van een coördinatiecel bij de dienst Vreemdelingenzaken van het Ministerie van Justi- tie.

Van dit coordinatie-orgaan zullen naast de verte-

genwoordiger van de Minister van Justitie ook de vertegenwoordiger van de nationale en de geweste- lijke Minister van Tewerkstelling en de Minister van Middenstand deel uitmaken.

De coördinatiecel moet toelaten de doeltreffend- heid van de bestrijdingsmaatregelen te vergroten doordat controle, vervolging en opvolgingsbeleid één geheel zullen vormen. De cel zal ook functione- ren als een coördinatieplatform voor de diverse in- spectie diensten .

De problematiek van de vrouwenhandel zal trou- wens uitgebreid worden behandeld in zijn globaliteit naar aanleiding van de interministeriële conferentie voor het migrantenbeleid van juni aanstaande.

2. De wetgeving met betrekking tot de regionalisering van de instellingen liet de normatieve bevoegdheid voor het toekennen van arbeidskaarten bij de natio- nale werkgever, terwijl het Vlaams Gewest bevoegd is voor de toepassing van deze normen. De regle- mentering ter zake is uiterst complex en vertoont lacunes.

Bovendien zijn de diverse inspectiediensten, belast met de controle op de reglementering, onderbe- mand en treden zij onvoldoende gecoordineerd op.

Het dossier arbeidskaarten van cabaretartiesten werd daarom, mede op mijn initiatief, in de loop van december 1989 reeds voorgelegd aan de werk- groep arbeidskaarten van het Koninklijk Commissa- riaat voor Migrantenbeleid.

Naar aanleiding van het voorlopige eindverslag stel- de de werkgroep in juni 1990 een inventaris op van de knelpunten in de reglementering.

Minister van Tewerkstelling en Arbeid Van den Brande, heeft op basis van het advies van deze werkgroep een ontwerp van koninklijk besluit uitge- werkt dat de reglementering sluitender moet ma- ken.

Dit ontwerp van koninklijk besluit werd op 25 april en 3 mei opnieuw behandeld in de werkgroep. Een aantal bijkomende voorstellen van het Vlaams Ge- west werden in het ontwerp van koninklijk besluit opgenomen. In dit kader dient ook te worden ge- werkt aan de harmonisering tussen de verblijfswet- geving en de tewerkstellingsreglementering.

Voor wat betreft de bevoegdheden van het Vlaams Gewest, werkt de Administratie voor Werkgelegen- heid van het Vlaams Gewest op mijn vraag momen- teel voorstellen uit die op korte termijn kunnen leiden tot stringentere toepassing van de reglemen- tering.

Zo zal — binnen de perken van de bestaande regle- mentering — de appreciatiebevoegdheid van het Vlaams Gewest met betrekking tot de aard en de plaats van tewerkstelling zo restrictief mogelijk wor- den toegepast, zonder dat dit nochtans de werking van bona fide werkgevers uit de cabaretwereld on- bmogelijk mag maken.

Ten slotte voorziet het decreet dat de toekomstige

Vlaamse administratie regelt, een merkelijke uit-

breiding van de diensten die instaan voor de contro-

(11)

678 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991

le voorafgaand aan de toekenning van arbeidskaar- ten en -vergunningen.

3. Het lot van de aan het prostitutiemilieu ontsnapte vrouwen wordt door twee VZW's ter harte geno- men : Payoke te Antwerpen en Pas Op te Gent.

VZW Payoke heeft een voorstel tot tewerkstellings- project ingediend, dat nu door de administratie be- handeld wordt.

Verder is een conventie in het kader van het Pro- gramma ter Bevordering van de Werkgelegenheid (het vroegere Interdepartementaal Begrotings- fonds) goedgekeurd die voorziet in de tewerkstel- ling van vijf opvoeders van de tehuizen voor de zedelijke aanpassing van jonge vrouwen.

Slechts drie van de vijf toegekende opvoeders zijn tewerkgesteld.

De opvang kan mogelijks ook gebeuren door ver- enigingen zoals vluchthuizen voor mishandelde vrouwen of door andere opvangcentra. Aan deze verenigingen werden 30 betrekkingen in Derde Ar- beidscircuitprojecten en 15 gesubsidieerde contrac- tcelen toegekend.

Ten slotte kan ik het lid mededelen dat de functio- neel bevoegde Minister voor de opvang van de aan het prostitutiemilieu ontsnapte vrouwen de Ge- meenschapsminister voor Gezin en Welzijnszorg is.

GEMEENSCHAPSMINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUURBEHOUD EN LANDINRICHTING Vraag nr. 154

van 18 april 1991

van mevrouw F. BREPOELS

Ruilverkavelingen in Limburg — Stand van zaken Momenteel wordt het zwaartepunt van de ruilverkave- lingen in Limburg verlegd van droog naar vochtig Has- pengouw. Hierdoor worden naast een aantal zeer waar- devolle biotopen en landschappelijke elementen, ook een aantal belangrijke historische elementen bedreigd.

In verband met de ruilverkavelingen in Limburg ont- ving ik van de Minister graag de volgende gegevens.

1. Welke ruilverkavelingen werden in Limburg tot op heden uitgevoerd ? Per ruilverkaveling graag de op- pervlakte, datum van instelling van het comité en kostprijs van de werken.

2. Welke ruilverkavelingen zijn in Limburg momenteel in uitvoering ?

3. Welke ruilverkavelingen zijn in Limburg momenteel in onderzoek ?

4. Welke zijn de landschapselementen (per ruilverka- veling) die worden gerooid, gedempt en verwijderd (zoals hagen, boomgaarden, holle wegen) ?

Antwoord 1.

Ruilverkave- ling

Opper- Datum Datum vlakte instelling akte (ha) comité

Kostprijs van de werken (frank) Gingelom 735 28.10.58 28.12.62 12.739.090 Hees 331 19.09.58 14.11.63 11.180.713 Vliitingen 781 10.09.58 22.06.64 25.883.527 Boekhout 227 20.12.62 14.12.64 4.631.390 Riemst 309 21.02.61 20.12.65 10.487.047 Borlo 436 06.01.61 30.12.65 11.461.798 Guigoven 142 24.09.65 16.12.66 6.071.557 Mielen I 562 09.09.60 20.10.67 15.238.319 Mielen II 632 13.06.61 20.10.67 17.320.383 Vcldwezelt 340 17.08.66 29.12.69 7.831.194 Rosmeer 475 26.04.63 29.12.69 17.196.307 Membruggen 468 11.03.66 20.11.70 17.141.884 Vroenhoven 1.181 17.11.60 27.11.70 41.325.610 Gellik 598 21.02.64 26.11.71 14.746.665(1) Herk-De-Stad 579 27.09.66 18.12.72 40.521.060(1) Rukkelingen-

Loon 793 28.11.69 10.12.73 27.854.302(1) Waltwilder 696 12.04.68 27.06.75 46.270.647(1) Montenaken 1.122 16.04.69 08.07.75 41.646.233(1) Herderen 868 03.10.67 18.03.77 50.612.116(1) Millen 879 20.02.70 07.03.78 54.320.705(1) Gelmen 867 19.11.71 22.12.80 54.157.390 Velm 1.378 21.11.75 02.06.82 69.280.512(1) Vreren 1.491 10.12.76 22.12.82 71.193.845(1) Kinrooi 1.146 31.05.74 23.12.82 61.299.280(1) Mal 951 27.04.76 30.08.83 68.035.767(1) Kerkom-Aalst 60 13.01.81 15.06.83 4.335.093(1) Ophoven 1.326 09.11.73 22.12.83 281.830.883(1) Jeuk 790 04.06.75 05.12.84 44.661.863(1) Brustem 1.084 25.02.77 29.12.87 110.118.469(1) Heers 1.079 12.02.80 21.12.89 63.996.000(1) Horpmaal 972 02.02.81 21.12.90 58.409.000(1) (1) De definitieve kostprijs zal pas bekend zijn bij de ontbin-

ding van het comité.

2. In Limburg zijn momenteel de hiernavermelde ruil- verkavelingen in uitvoering : Schakkebroek, Wi- dooie, Rutten, Rijkhoven, Vliermaalroot en Kol- mont.

3. In Limburg zijn momenteel de hiernavermelde ruil- verkavelingen in onderzoek : Schulensbroek, Gre- melslo, Groot-Loon, Mettekoven en Jesseren.

4.a. Ruilverkaveling Heers (oppervlakte : 1.079 ha) secundaire wegen- en kavelinrichtingswerken (bij- na 100 procent uitgevoerd)

wegwerken taluds 200 m in cultuur brengen van af

te schaffen holle wegen 6.700 mi rooien canadapopulieren 300 stuks rooien laagstammen 4.300 stuks rooien hoogstammen 650 stuks rooien stronken 250 stuks

rooien hagen 5.600 m

rooien bosje 0,43 ha

(12)

b. Ruilverkaveling Horpmaal (oppervlakte : 972 ha) secundaire wegen- en kavelinrichtingswerken (bij- na 100 procent uitgevoerd)

wegwerken taluds L165 m in cultuur brengen van af

te schaffen holle wegen 11.570 m3 rooien canadapopulieren 342 stuks rooien laagstammen 8.309 stuks rooien hoogstammen 803 stuks rooien stronken 400 stuks rooien struiken 2.437 stuks

rooien hagen 4.661 m

c. Ruilverkaveling Schakkebroek (oppervlakte 1.115 ha) secundaire wegen- en kavelinrichtingswerken (aanbesteed)

rooien laagstammen 92 stuks rooien hoogstammen 12 stuks

rooien hagen 405 m

in kultuur brengen van percelen met boombeplanting

en braakliggende gronden 3,50 ha Vraag nr. 168

van 23 april 1991

van de heer G. JANZEGERS

Uitvoering van hinderlijke werken — Informatie aan de bevolking

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 122 van 27 maart 1991 over de stankoverlast in de Potterijwijk te Tienen, drukt de Gemeenschapsminis- ter zijn verwondering uit over het feit dat de inwoners klagen over de tijdelijke ongemakken van de aan de gang zijnde werken, vermits het beoogde doel een aan- zienlijke verbetering zal betekenen van het lokale woon- en leefmilieu. Naar mijn overtuiging zijn deze klachten het gevolg van de gebrekkige of ontbrekende informatie aan de plaatselijke bevolking. Een bevol- king die de laatste jaren, zeker in het Tiense naar aanleiding van verschillende milieuproblemen (Affi- lips, Rhóne-Poullenc, Nélissen, TGV, ... ) gevoeliger is geworden voor het leefmilieu en kritischer tegenover de overheid. Bepaalde initiatieven van de overheid spelen daarop in en wensen het zelfs aan te moedigen.

Ik verwijs hierbij naar de ondertussen wel ietwat ver- zande operatie rond de openbaarheid van bestuur van de Nationale en Gemeenschapsminister voor Binnen- landse Zaken met betrekking tot het gemeentelijk be- leid.

Vandaar mijn vraag aan de Gemeenschapsininister.

Zou het niet aangewezen zijn bij werkzaamheden die een weerslag hebben voor de bevolking, een informa- tieve nota te verspreiden met de aard, de doelstellin- gen, de werkmethoden, de duurtijd, de mogelijke hin- der enzovoort van het project ? Kan dit niet samen met of langs het lokale (gemeente)bestuur ? Via een rondschrijven, een artikeltje in de lokale pers, het ge- meentelijke informatieblad, de plaatselijke vrije ra- dio ? Kan de Groene Lijn niet de functie van wrevel- agent of ombudsman waarmaken wanneer burgers bij

onvoorziene omstandigheden op het gemeentebestuur moeten vernemen dat er contractueel niets voorzien is ? Misschien zou deze oplossing ook wel preventief kunnen werken inzake de talrijke mondelinge en schrif- telijke vragen waarmee de bevolking via haar vertegen- woordigers de Gemeenschapsminister lastig valt ...

Antwoord

Ik kan het standpunt van het lid bijtreden, dat de burgers zo goed mogelijk op de hoogte moeten worden gehouden van de aard, de doelstellingen, de werkme- thode en de duurtijd van werken in het algemeen en waterbeheersingswerken in het bijzonder. Vandaar dat ik het initiatief dat het stadsbestuur van Tienen op 7 december 1987 tot het houden van een persconferentie over al deze gegevens in verband met de werken aan de doortocht van de Grote Gete te Tienen, waarbij alle regionale en plaatselijke kranten werden uitgeno- digd, volledig heb gesteund en dat in mijn naam, bij de eerste steenlegging der werken op 6 maart 1990, opnieuw het gehele project in detail werd toegelicht onder andere voor de regionale en plaatselijke pers en voor de buurtbewoners. Het komt mij dan ook voor dat hierdoor op ruime schaal informatie werd ver- strekt. Ten slotte wijs ik erop dat niet het Vlaams Gewest doch wel de stad Tienen instaat voor de werken aan de riolering langs de Grote Gete en dat het dus aan de stad Tienen toekomt de aangelanden over alle detailgegevens in verband met de eigenlijke werken aan de riolering en de rioleringstoestand in het alge- meen in te lichten.

1-1. WECKX

GEMEENSCHAPSMINISTER

VAN VOLKSGEZONDHEID EN BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN

Vraag nr. 24 van 23 april 1991

van de heer R. VAN HOOLAND

Departement van de Minister — Relaties tussen hoofd- bestuur en buitendiensten

1. Hoeveel buitendiensten hebben het departement of de diensten die onder het gezag van de Gemeen- schapsminister ressorteren, op hoeveel plaatsen, in hoeveel gemeenten ?

2. Welke taken en bevoegdheden werden hen toever- trouwd ?

3. Wat is het aantal personeelsleden per buitendienst (plaatsen in de formatie tegenover effectieven), naar rang, graad, voltijds of deeltijds, halftijds, af wezig of onbeschikbaar (type), niveau, geslacht, taalrol en gemiddelde leeftijd ?

4. Heeft de Minister die diensten tijdens deze legisla- ' tuur persoonlijk bezocht voor werkvergaderingen

en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoeveel maal en

(13)

680 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991

waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daar- van ?

5. Hoe zijn de relatie en de samenwerking tussen het hoofdbestuur en de buitendiensten georganiseerd ? Wie is daarvoor bevoegd en verantwoordelijk ? 6. Hebben ambtenaren uit het hoofdbestuur die dien-

sten tijdens deze legislatuur bezocht voor werkver- gaderingen en overleg ? Zo ja, welke diensten, hoe- veel maal en waarvoor ? Wat waren de concrete resultaten daarvan ?

7. Is de deconcentratie in het departement of de dien- sten van de Minister voltooid ? Zo nee, wat zijn de plannen ter zake ?

N.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle Gemeen- schapsministers.

Antwoord

Het gecoordineerde antwoord wordt gegeven door de heer L. Van den Bossche, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en Openbaar Ambt.

C()ENS

GEMEENSCHAPSMINISTER VAN ONDERWIJS

Vraag nr. 231 van 9 april 1991

van de heer A. LARIDON

Aanstelling titularissen in het gemeenschapsonderwijs — Onregelmatige situaties

Volgens artikel 3 punt 5 van het decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs dient onder titularis te worden verstaan het vastbenoemde personeelslid dat door de centrale raad van de Autonome Raad voor het Ge- meenschapsonderwijs (ARGO) in een vacante betrek- king aan een onderwijsinstelling werd aangesteld. Het tijdelijk personeelslid dat de hiervoor bedoelde titularis tijdelijk vervangt wordt dus niet beschouwd als titula- ris.

Er wordt mij gesignaleerd dat een personeelslid in het hoger onderwijs van liet lange type (HOLT) werd aan- gesteld in de hoedanigheid van docent in een betrek- king waarvoor de eigenlijke titularis werd gedeta- cheerd.

Omdat deze eerste tijdelijke een leidende functie waar- neemt in het hoger onderwijs van het korte type (HOKT), wenst hij voorlopig niet te fungeren in de plaats van de gedetacheerde docent omdat hij zijn bevorderingsfunctie aan het HOKT verder wil uitoefe- nen.

Er werd een tweede tijdelijke aangesteld ter vervanging van bovenvermelde eerste tijdelijke. Op de personeels- lijst van het HOLT komt deze eerste tijdelijke echter voor als titularis van het ambt van docent en ook het gedetacheerd personeelslid komt op diezelfde perso- neelslijst voor ook als titularis.

Mag ik van de Gemeenschapsminister vernemen : 1. of het reglementair is dat een personeelslid verkeer-

delijk wordt beschouwd als titularis ;

2. of eenzelfde personeelslid titularis kan zijn van twee ambten, één in het HOKT en één in het HOLT ; 3. hoe dergelijke onstatutaire situaties die een aanflui- ting zijn, zowel van de vroegere wetgeving als van het huidig decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapson- derwijs, mogelijk zijn ;

4. welke maatregelen hij neemt om een einde te ma- ken aan dergelijke onregelmatigheden ?

Antwoord

In antwoord op zijn vraag verzoek ik het lid, aangezien het hier een specifieke aangelegenheid betreft, mij de namen van de betrokken personeelsleden alsook de benaming van de instelling waar belanghebbenden fun- geren te willen meedelen, ten einde mij toe te laten een volledig correct antwoord te kunnen verstrekken.

Vraag nr. 233 van 9 april 1991

van de heer A. LARIDON

Titularissen in het gemeenschapsonderwijs — Onregel- matige situaties

Volgens artikel 3 punt 5 van het decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs dient onder titularis te worden verstaan het vastbenoemde personeelslid dat door de centrale raad van de Autonome Raad voor het Ge- meenschapsonderwijs (ARGO) in een vacante betrek- king aan een onderwijsinstelling werd aangesteld. Het tijdelijk personeelslid dat de hiervoor bedoelde titularis tijdelijk vervangt wordt dus niet beschouwd als titula- ris.

Er wordt mij gesignaleerd dat personeelsleden die titu- laris zijn van een vacante betrekking in het hoger on- derwijs van het kort type (HOKT) ook als titularis worden beschouwd van een betrekking van docent in het hoger onderwijs van het lange type (HOLT) en dit tegenstaande de oorspronkelijke titularis van deze be- trekking in het HOLT tijdelijk werd gedetacheerd.

Mag ik van de Gemeenschapsminister vernemen : 1. hoe dergelijke onstatutaire situaties die een aanflui-

ting zijn, zowel van de vroegere wetgeving als van het huidig decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapson- derwijs, mogelijk zijn ;

2. welke maatregelen hij neemt om een einde te ma- ken aan dergelijke onregelmatigheden ?

Antwoord

Ik verwijs het lid naar het antwoord op vraag nummer

231 van 9 april 1991, aangezien het hier vermoedelijk

een identieke situatie betreft waarop slechts een pas-

(14)

send antwoord kan worden verstrekt indien mij de namen van belanghebbenden alsook de benaming van de instelling waar ze fungeren, worden meegedeeld.

Vraag nr. 242 van 18 april 1991

van de heer F. VERMEIREN

Hogere technische leergangen van het korte type — Af- schaffing inschrijvingsgelden

Bij beslissing van de Vlaamse Executieve worden met ingang van 1 september 1991 de inschrijvingsgelden afgeschaft voor het hoger onderwijs buiten de univer- siteit (HOBU).

Graag vernam ik of deze maatregel ook geldt voor het hoger onderwijs buiten de universiteit voor sociale pro- motie, met andere woorden voor de hogere technische leergangen van het korte type. Het komt mij inderdaad voor dat de afschaffing van het inschrijvingsgeld vooral aangewezen is voor het onderwijs met een sociaal ka- rakter.

Antwoord

Op 27 maart 1991 besliste de Vlaamse Executieve dat het inschrijvingsgeld van 5.000 frank van de studenten van het hoger onderwijs van het korte type volgens volledig leerplan niet meer moet worden gestort in de middelenbegroting.

Voor het onderwijs voor sociale promotie werd door de Vlaamse Executieve de storting van het minimum opgelegd inschrijvingsgeld niet afgeschaft.

Vraag nr. 245 van 22 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Leuven fusiegemeente — Kantoor- en dienstgebouwen onder de bevoegdheid van de Minister

Graag ontving ik voor al de kantoor- en dienstgebou- wen te Leuven-fusiegemeente die onder de bevoegd- heid van de Minister vallen, per gebouw : de eigenaar, de benutte (kantoor-)oppervlakte, het aantal interne parkeerplaatsen, de maandelijkse of jaarlijkse huur- prijs.

N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer L. Waltniel, Gemeenschapsminister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, de heer T. Kelchtermans, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, de heer J. Lenssens, Gemeen- schapsminister van Welzijn en Gezin en de heer J.

Sauwens, Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer.

Antwoord

Alleen de Dienst Leerlingenvervoer van de Provincie Brabant is gevestigd te Leuven, in een deel van het gebouw dat gelegen is in de Redingenstraat nummer 90. Dit gebouw is eigendom van de Autonome Raad van het Gemeenschapsonderwijs.

De ingenomen oppervlakte bedraagt 296,08 vierkante meter en de nuttige oppervlakte kan worden geraamd op 255 vierkante meter. Er zijn geen interne parkeer- plaatsen voorhanden en er wordt ook geen huur be- taald.

Vraag nr. 246 van 23 april 1991

van de heer W. KUIJPERS

Pensioenen leerkrachten — Doorverrekening van wed- deverhoging

De Minister van Pensioenen, de heer A. Van der Biest, antwoordde me op 10 april 1991 naar aanleiding van mijn parlementaire vraag nummer 16 van 26 maart 1991 dat hij de doorverrekening van de weddeverho- ging van de Vlaamse leerkrachten in de pensioenen pas wettelijk kan doorvoeren indien hij beschikt : 1. over de bekrachtiging en de publikatie van de offi-

ciële weddeschalen ;

2. over de bewijskrachtige dokumenten.

Mag ik van de Minister vernemen wanneer dit zal ge- schieden ?

Antwoord

De weddeschalen voor het personeel van het onderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra op 1 januari en op 1 november 1990 zijn nog niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De procedure tot het bekrachtigen van deze wedde- schalen bij besluit van de Vlaamse Executieve is nog aan de gang.

Ik zal echter niet nalaten alles in het werk te stellen om de bekrachtiging te bespoedigen.

Vraag nr. 252 van 6 mei 1991

van de heer A. LARIDON

Vlaamse Onderwijsraad — Ondervertegenwoordiging Westvlamingen

Het ministerieel besluit van 14 maart 1991 houdende benoeming van de leden van de Algemene Raad van de Vlaamse Onderwijsraad, opgericht bij artikel 152 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onder- wijs II, omvat 70 effectieve en plaatsvervangende le- den.

Ik stel vast dat er geen Westvlamingen werden be- noemd als effectief lid. Op de 35 plaatsvervangende leden zijn er slechts drie Westvlamingen, in totaal dus 3 op 70.

Mag ik de Minister vragen welke normen werden ge-

hanteerd om aan een dergelijk resultaat te kómen ?

Waarom werd West-Vlaanderen buiten spel gezet ?

Moet ik hieruit concluderen dat er geen geschikte

Westvlamingen zijn voor deze verantwoordelijke op-

dracht ?

(15)

682 Vlaamse Raad — Vragen en Antwoorden — Nr. 14 — 27 mei 1991

Antwoord

Voor de benoeming van de leden van de Algemene Raad van de Vlaamse Onderwijsraad is de woonplaats geen relevant criterium. Indien de geboorteplaats in aanmerking wordt genomen zal het lid kunnen vaststel- len dat er wel veel Westvlamingen in de Vlaamse On- derwijsraad zetelen.

■ AN DEN BOSSCHE GEMEENSCHAPSMINISTER

VAN BINNENLANDSE AANGELEGENHEDEN EN OPENBAAR AMBT

Vraag nr. 50 van 16 april 1991

van de heer J. DE BREMAEKER

Intercommunales in de provincie Antwerpen — Vergoe- dingen

Kan de Gemeenschapsminister me een overzicht geven van de vergoedingen die door de intercommunale ver- enigingen van de provincie Antwerpen tijdens het boekjaar 1990 werden uitgekeerd, onderverdeeld naar vaste vergoedingen, presentiegelden en kostenvergoe- dingen ?

Antwoord

Het lid vindt in lijst hieronder de door hem gevraagde gegevens van de intercommunale verenigingen in de provincie Antwerpen die nu reeds de vragenlijsten voor het boekjaar 1990 hebben ingevuld en voorgelegd.

IMEA Intercommunale Maatschappij voor Elektriciteitsvoorziening Antwerpen Vaste Vergoedingen : 8.287.834 frank Presentiegelden : nihil

Kostenvergoedingen : nihil

INTEGAN Intercommunale voor Teledistributie van het Gewest Antwerpen

Vaste Vergoedingen : nihil

Presentiegelden : 3.293.387 frank Kostenvergoedingen : nihil

INTERTEVE Intercommunale Maatschappij Televisiedistributie

Vaste Vergoedingen : 684.137 frank Presentiegelden : 421.872 frank Kostenvergoedingen : 31.124 frank TELEKEMPO Intercommunale Maatschappij voor Televisiedistributie in het gebied van Kempen en Polder

Vaste Vergoedingen : 701.771 frank Presentiegelden : 466.752 frank Kostenvergoedingen : 51.096 frank

TEVELO Intercommunale Maatschappij voor Televisiedistributie op de Linker Schelde-Oever

Vaste Vergoedingen : 516.286 frank Presentiegelden : 317.152 frank Kostenvergoedingen : 33.148 frank VEM Vlaamse Energie- en Teledistributie-

maatschappij

Vaste Vergoedingen : nihil

Presentiegelden : 330.000 frank Kostenvergoedingen : 174.269 frank I VEKA Intercommunale Vereniging voor de Energiedistributie in de Kempen en het Antwerpse

Sector Kempen

Vaste Vergoedingen : 520.000 frank Presentiegelden : 1.887.000 frank Kostenvergoedingen : 195.409 frank Sector Nete

Vaste Vergoedingen : 555.000 frank Presentiegelden : 1.454.000 frank Kostenvergoedingen : 156.326 frank EVAG Intercommunale Vereniging voor de

Energievoorziening in Antwerpse Gemeenten

Vaste Vergoedingen : 5.235.632 frank Presentiegelden : nihil

Kostenvergoedingen : nihil AWW Antwerpse Waterwerken

Vaste Vergoedingen : 4.499.192 frank Presentiegelden : nihil

Kostenvergoedingen : nihil

PIDPA Provinciale en Intercommunale Drink- watermaatschappij der Provincie Antwerpen

Vaste Vergoedingen : nihil

Presentiegelden : 6.009.337 frank Kostenvergoedingen nihil

schappij voor de Kempen

Vaste Vergoedingen : 823.070 frank Presentiegelden : 994.396 frank Kostenvergoedingen : nihil

IHK Intercommunale voor Huisvuilverwij- dering kanton Kontich

Vaste Vergoedingen : nihil Presentiegelden : nihil

Kostenvergoedingen : 503.900 frank voor IOK Intercommunale Ontwikkelingsmaat-

IVEG Intercommunale voor Energie IBOGEM

Vaste Vergoedingen : 571.169 frank Vaste Vergoedingen : 227.132 frank Presentiegelden : 1.787.963 frank Presentiegelden : 315.000 frank

Kostenvergoedingen : nihil Kostenvergoedingen : nihil

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aandachtsgebieden om de uitkomsten na TKA voor patiënten te verbeteren kunnen worden onderscheiden in type implantaat, methoden ter verbetering van chirurgische

3 Tips voor opsporing van vermiste personen | Protocol ontwikkeld door regionaal expertisecentrum dementie Orion, Wilrijk, in samenwerking met PZ HEKLA.. Uitrol in

In tien jaar tijd is het aantal geregistreerde misdrijven niet zo snel gedaald als vorig jaar, maakte het 5 Centraal Bureau voor de Statistiek.. (CBS)

Dat blijkt uit het citaat: “… dat dit niet te danken is aan strenger straffen of (…) maar het voorkomen daarvan dat steeds beter gaat.” (regels 9-14) of het citaat “Het komt

Elke zakenman wil zien, dat zijn goederen goed verkopen. Hij maakt de mensen met reclame attent op

er weer bij met gezichten van" we hebben er weer zin in!" Echt moeilijk hadden ze het ook niet- er werd niet één keer schriftelijk ge- stemd -en iemand die een motie van

Als gevolg hiervan werd op het stortterrein geen (zandwinnings)put gereali- seerd en verviel de stortcapaciteit, waarvoor de bouwvergunning was verleend. Het nodige bouw- zand

— van het dienstjaar 1990 worden berekend op het totaal van het uitgekeerde bedrag van het dienstjaar 1989. Het saldo wordt betaald zodra het definitief aandeel voor 1990 bekend