• No results found

Methode om de baten van een EPD te meten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Methode om de baten van een EPD te meten"

Copied!
118
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

Managementsamenvatting

 

Deze  scriptie  is  geschreven  in  het  kader  van  de  afronding  van  de  opleiding  Master  of  Science  in  Business Administration aan de Rijksuniversiteit Groningen. De probleemstelling van dit onderzoek is  als volgt gedefinieerd: 

‘Ontwikkel  een  methode  waarmee  de  Ziekenhuisgroep  Twente  de  baten  van  het  elektronisch  patiëntendossier, zowel kwalitatief als kwantitatief, kan meten en pas deze toe.‘ 

Het elektronisch patiëntendossier (EPD) is in 2011 een veelbesproken onderwerp in de media. In de  media gaat het echter over het landelijk EPD. Wat minder vaak in het nieuws is dat de Nederlandse  ziekenhuizen  momenteel  interne  EPD’s  aan  het  implementeren  zijn.  Het  gaat  in  deze  gevallen  om  derde  generatie  EPD’s  volgens  het  generatiemodel  van  Gartner  (Ouvry,  2005).  Veelgehoorde  uitspraken zijn dat het EPD efficiency oplevert en dat de kwaliteit van de zorg toeneemt. Eind 2010  en  begin  2011  zijn  er  onderzoeken  verschenen  die  het  tegendeel  beweren.  De  Harvard  Medical  School  beweert  dat  de  baten  van  een  EPD  niet  boven  de,  zowel  initiële  als  operationele,  kosten  uitkomen.  In  een  onderzoek  van  Spaink  (2005)  komt  naar  voren  dat  software  in  de  zorg  ook  voor  nieuwe  problemen  zorgt  en  dat  deze  software  op  de  vierde  plaats  staat  in  het  veroorzaken  van  onbedoelde schade (Spaink, 2005). 

Om aan te kunnen tonen of een EPD baten oplevert is een goede meetmethode nodig waarmee de  baten  van  een  EPD  gemeten  kunnen  worden.  In  deze  scriptie  is  op  basis  van  bestaande  evaluatie‐  methoden  en  input  van  deskundigen  een  methode  ontwikkeld,  waarmee  de  baten  van  een  EPD  gemeten  kunnen  worden.  De  methode  meet  de  baten  op  vijf  domeinen,  namelijk:  1)  Strategie,  2)  Organisatie,  3)  Proces,  4)  Functionaliteit  en  5)  Gegevens/informatie.  Aan  deze  domeinen  zijn  vervolgens  evaluatiecategorieën  gekoppeld  om  de  resultaten  te  verfijnen.  De  resultaten  zijn  afkomstig uit een uitgebreid literatuuronderzoek uit 2008 omtrent IT evaluatiemethoden in de zorg  (Arviansyah,  2008).  Tot  slot  zijn  aan  evaluatiecategorieën  prestatie‐indicatoren  gekoppeld.  De  prestatie‐indicatoren  zijn  afkomstig  uit  de  literatuur  en  uit  gesprekken  met  deskundigen  uit  de  medische sector. De prestatie‐indicatoren zijn waar mogelijk financieel van aard. Wanneer het niet  mogelijk  is  de  prestatie‐indicatoren  financieel  te  meten  worden  deze  kwantitatief  of  kwalitatief  gemeten.  

De  Ziekenhuisgroep  Twente  (ZGT)  is  in  2009  gestart  met  de  voorbereidingen  voor  een  derde  generatie  EPD.  De  businesscase  die  zij  hiervoor  hebben  opgesteld  is  verwerkt  in  dit  onderzoek.  Daarnaast is de ontwikkelde methode om de baten van een EPD te meten uitgezet bij ZGT. Eind 2010  is de situatie bij ZGT van voor de uitrol van het derde generatie EPD opgenomen. De resultaten van  deze  meting  zijn  als  nulmeting  in  de  meetmethode  opgenomen.  Vanaf  januari  2011  werken  zes  afdelingen,  waar  chirurgische  patiënten  verpleegd  worden,  met  het  verpleegkundig  deel  van  het  patiëntendossier.  Vanaf  maart  2011  werken  de  chirurgen  met  het  medisch  deel  van  het  patiëntendossier, zowel in de kliniek als op de polikliniek. Aan het eind van het eerste kwartaal van  2011 zal een nieuwe meting gedaan moeten worden om de eerste resultaten van een EPD te kunnen  volgen.  Vervolgens  zal  ieder  kwartaal  een  meting  moeten  worden  uitgevoerd  om  een  dataset  te  creëren waarmee kan worden bepaald in welke domeinen en op welke evaluatiecategorieën een EPD  baten oplevert. 

(4)

Voorwoord

 

Deze  scriptie  is  geschreven  in  het  kader  van  de  afronding  van  de  opleiding  Master  of  Science  in  Business Administration aan de Rijksuniversiteit Groningen. De scriptie beschrijft het onderzoek naar  een methode om de baten van het elektronisch patiëntendossier te meten. 

De afgelopen twaalf maanden is aan dit onderzoek gewerkt. Ik wil mijn afstudeerbegeleiders Astrid  Egbertzen  en  Dick  Hogenkamp  bedanken  voor  de  ondersteuning  die  ik  heb  gekregen  en  voor  de  mogelijkheid  om  mijn  afstudeerproject  bij  de  Ziekenhuisgroep  Twente  te  verrichten.  Ook  wil  ik  Antoon van Luxemburg van M&I/Partners bedanken voor de tijd en moeite die hij heeft genomen om  mijn afstudeerproject tot een goed eindresultaat te brengen. Er was altijd de mogelijkheid om zaken  of deelresultaten te bespreken wat door mij erg is gewaardeerd. 

Vanuit de Rijksuniversiteit wil ik graag Egon Berghout bedanken voor de tijd en moeite die hij heeft  genomen  voor  de  begeleiding  van  dit  afstudeerproject.  Ook  vanuit  de  Universiteit  was  er  altijd  de  mogelijkheid  om zaken en deelresultaten te bespreken. Daarnaast wil ik Albert Boonstra bedanken  die als tweede lezer mijn scriptie heeft beoordeeld.  

(5)
(6)
(7)

1 – Inleiding

 

Het  elektronisch  patiëntendossier  (EPD)  is  2011  een  veelbesproken  onderwerp.  Wekelijks   verschijnen diverse items omtrent het EPD in Nederlandse en internationale tijdschriften, kranten en  websites. In Nederland zijn er verschillende soorten EPD’s op de markt (Ouvry, 2005). Het is daarom  van belang om vooraf aan dit onderzoek onderscheid te maken tussen verschillende soorten EPD’s.  In  Nederland  komen  momenteel  twee  soorten  EPD’s  voor.  Het  eerste  type  EPD  is  het  EPD  van  de  eerstelijns zorg. In Nederland werken 98% van de huisartspraktijken met een EPD (Kiers, 2009). Het  EPD  biedt  huisartsen  de  mogelijkheid  om  episode  gebonden  gegevens  omtrent  patiënten  vast  te  leggen  (Westert  et  al.,  2002).  Hierdoor  hebben  huisartsen  het  medische  verleden  van  een  patiënt  elektronisch ter beschikking. Daarnaast is het voor de huisarts eenvoudiger geworden om gegevens  door te sturen naar een apotheek of specialist.  

In  de  tweedelijnszorg  staan  organisaties  momenteel  voor  de  keuze:  investeren  in  een  EPD  of  niet?  Invoering heeft grote impact op de huidige bedrijfsvoering, omdat bedrijfsprocessen en werkwijzen  worden aangepast (Ouvry, 2009). In februari 2009 zijn er pas acht  ziekenhuizen in Nederland waar  door iedereen in het ziekenhuis een EPD wordt gebruikt (Kiers, 2009). Ziekenhuizen hebben de keuze  om  zelf  een  EPD  te  ontwikkelen  of  om  een  EPD  op  de  markt  aan  te  schaffen.  De  Isala  klinieken  hebben bijvoorbeeld een zelf ontwikkeld EPD (ICTzorg, 2009). In 2000 hebben zij onderzoek gedaan  naar een EPD dat bij hun specifieke wensen aansloot. De uitkomst was dat bestaande pakketten te  gedateerd,  te  gericht  op  één  ZIS  leverancier  of  te  beperkt  van  opzet  zijn  (ICTzorg,  2009).  Het  overgrote deel van de ziekenhuizen heeft echter een EPD aangeschaft bij een partij op de EPD markt  (Zorgvisie en ICTzorg, 2009). 

Naast de EPD’s in de eerste‐ en tweedelijnszorg wordt er in Nederland gesproken over de invoering  van  een  landelijk  EPD.  De  huisarts,  een  medisch  specialist  of  het  ziekenhuis  kunnen  middels  het  landelijke  EPD  gegevens  uitwisselen.  Het  landelijke  EPD  wijkt  af  van  een  EPD  in  de  eerste‐  en  tweedelijnszorg,  omdat  er  geen  centrale  dataopslag  toepast  wordt.  De  medische  gegevens  blijven  opgeslagen bij de zorgverlener waar de patiënt is ingeschreven (Rijksoverheid, 2011). De uitwisseling  van  medische  gegevens  verloopt  via  het  Landelijk  Schakelpunt  (LSP).  Het  LSP  vormt  de  spil  van  de  landelijke infrastructuur voor de zorg, door NICTIZ ook wel gedefinieerd als de AORTA. Het LSP houdt  bij welke informatie waar te vinden is. Alle raadplegingen worden vastgelegd, maar niet de medische  inhoud daarvan. Zo is te controleren of de inzage rechtmatig was en worden afwijkende aanvragen  gesignaleerd (Informatiepunt landelijk EPD, 2011).  

Op  dinsdag  5  april  2011  heeft  de  Eerste  Kamer  het  landelijk  EPD  verworpen.  Volgens  mevrouw  Schippers,  de  minister  van  Volksgezondheid,  zijn  de  totale  kosten  die  gepaard  gingen  met  de  invoering  van  het  EPD    opgelopen  tot  305,8  miljoen  euro.  De  Eerste  Kamer  geeft  in  de  toelichting  voor de verwerping aan dat: “een ontwikkeling van onderop het meest kansrijk is om te komen tot  eenduidige  dossiervorming  en  daarom  beperking  van  het  gegevensverkeer  tot  de  regionale  schaal  vooralsnog de voorkeur verdient” (www.eerstekamer.nl).  

(8)

onderzocht of het door hen geïmplementeerde EPD baten op heeft geleverd. In 2007 zijn is het AZ  gestart  met  de  implementatie  van  een  tweede  generatie  EPD.  Om  te  kunnen  meten  of  een  EPD  baten  heeft  opgeleverd  heeft  het  AZ  een  kosten‐terugverdienmodel  opgesteld.  Terugverdiende  kosten  vormen  hierin  de  baten  van  een  EPD.  In  het  model  zijn  zowel  ICT‐  als  organisatiekosten  geraamd.  Na  het  model  twee  jaar  toegepast  te  hebben  is  in  2009  een  evaluatie  gehouden  op  de  afdeling  Interne  Geneeskunde.  De  eerste  cijfers  op  de  afdeling  Interne  Geneeskunde  hebben  uitgewezen  dat  de  verwachte  personeelsbesparing  van  10%  is  gerealiseerd.  Om  verschillende  redenen leidt deze besparing niet direct tot een afname van het personeelsbestand, maar betekent  wel  dat  de  vrijgekomen  capaciteit  gebruik  kan  worden  voor  andere  werkzaamheden  en  een  flexibelere inzet van het personeel bij verschillende locaties of poliklinieken. Uit de eerste metingen  van Maag‐Darm‐Lever‐ziekten (MDL) komen besparingen van zelfs 16% naar voren (Van Luxemburg  et al., 2009).  

In  een  onderzoek  van  Black  et  al.  (2011)  wordt  beargumenteerd  dat  kostenbesparingen  die  in  de  gezondheidszorg  met  eHealth‐producten,  waaronder  een  EPD,  kunnen  worden  behaald,  met  onvoldoende bewijs worden onderbouwd. eHealth‐producten brengen zelfs nieuwe problemen met  zich mee. In totaal werden 108 publicaties onderzocht, waarvan er 53 nader werden bestudeerd. De  onderzoekers  concluderen  dat  de  onderbouwing  van  de  vermeende  voordelen  van  eHealth  in  alle  categorieën zwak en inconsistent is.  

Naast  de  artikelen  waarin  beweert  wordt  dat  een  EPD  baten  oplevert,  zijn  er  ook  artikelen  verschenen dat een EPD geen baten oplevert. Onder meer de Harvard Medical School (HMS) houdt  zich bezig met onderzoek in de gezondheidssector. De HMS heeft over een periode van 4 jaar, 4.000  Amerikaanse ziekenhuizen bestudeerd. Daaruit is gebleken dat de kosten die gepaard gaan met de  installatie  en  het  onderhoud  van  de  IT‐systemen  niet  worden  terugverdiend  door  verwachte  kostenbesparingen. Bovendien is veel van de software geschreven voor gebruik door IT‐beheerders,  niet  voor  doktoren,  verpleegkundigen  of  laboratoriummedewerkers  (Himmelstein,  2009).  Volgens  Himmelstein zijn er maar een handvol ziekenhuizen en klinieken die zelfs maar een kleine besparing  hebben  gerealiseerd  en  een  licht  verhoogde  efficiëntie  laten  zien:  dat  zijn  de  hospitalen  die  hun  systemen op maat lieten maken nadat systeemarchitecten maandenlang onderzoek hadden gedaan.  Deze ziekenhuizen (in Boston, Salt Lake City en Indianapolis) bleken daarna over intuïtieve systemen  te beschikken die waren afgestemd op gebruik door medici, en niet door IT‐ers. Hoewel veel experts  in  de  gezondheidszorg  geloven  dat  automatisering  de  kwaliteit  van  de  zorg  verbetert,  de  kosten  terugdringt  en  leidt  tot  efficiënter  beheer,  wordt  in  het  rapport  van  de  HMS  opgemerkt  dat  nooit  eerder  zorgvuldig  is  onderzocht  wat  de  kosten  van  automatisering  precies  zijn,  en  wat  de  effecten  zijn  op  een  breed  scala  ziekenhuizen  (Himmelstein,  2009).  Zelfs  klinieken  die  in  hoge  mate  geautomatiseerd  zijn  “presteren  niet  beter  dan  andere,  op  kwaliteit,  kosten  en  beheerskosten,”  aldus het rapport van de HMS.   

(9)

Een  derde  onderzoek  wijst  uit  dat  verkeerde  computergegevens  in  2005  de  vierde  oorzaak  voor  medicatiefouten  in  de  Verenigde  Staten  zijn  (Spaink,  2005).  Dr.  A.  Linder  van  de  Harvard  Medical  School  heeft  hierop  gereageerd  met:  “Er  is  een  grote  hype  over  het  elektronisch  patiëntendossier,  dat het iets ongekend goed is. Het is een groot stuk van de puzzel, maar het is geen wondermiddel.  Er is ook de mogelijkheid tot onbedoelde gevolgen” (Associated Press, 2009).  

Uit  bovenstaande  blijkt  dat  er  geen  duidelijkheid  bestaat  of  een  EPD  baten  oplevert.  Het  ene  onderzoek  suggereert  dat  een  EPD  baten  oplevert,  het  andere  suggereert  juist  dat  het  geen  baten  oplevert.  Dit  sluit  aan  bij  onderzoek  van  Strassmann  (1990)  en  Zuurbier  et  al.  (2011).  In  beide  onderzoeken naar de relatie tussen IT en productiviteit is geen correlatie gevonden. Dit houdt in dat  een  hoog  geautomatiseerde  organisatie  niet  automatisch  een  hoger  rendement  realiseert.  Zie  hiervoor figuur 1. 

 

Figuur 1: De relatie tussen productiviteit en automatisering (Strassmann, 1990) 

In  deze  scriptie  wordt  onderzoek  gedaan  naar  een  methode,  waarmee  de  baten  van  een  EPD  gemeten  kunnen  worden.  Wanneer  het  duidelijk  is  waar  een  EPD  baten  oplevert  kan  er  op  deze  informatie  gestuurd  worden.  Ziekenhuizen  die  nog  een  EPD  gaan  implementeren  kunnen  hierdoor  beter inschatten welke functionaliteiten welke baten gaan opleveren. Daarnaast kan een ziekenhuis  ervoor  kiezen  een  bepaalde  functionaliteit  niet  of  kleinschaliger  in  te  voeren  wanneer  blijkt  dat  de  kosten hoger zijn dan de baten. 

(10)

2 ‐ Onderzoeksopzet

 

Hoofdstuk  twee  beschrijft  de  opzet  van  dit  onderzoek.  In  paragraaf  2.1  wordt  beschreven  wat  de  aanleiding  van  het  onderzoek  is.  In  paragraaf  2.2  wordt  de  doelstelling  van  het  onderzoek  uiteengezet. In paragraaf 2.3 wordt de probleemstelling met bijbehorende deelvragen toegelicht. Tot  slot worden in paragraaf 2.4 de onderzoeksmethoden beschreven. 

2.1 Aanleiding onderzoek

Veel  ziekenhuizen  in  Nederland  zijn  momenteel  bezig  met  de  invoering  van  een  EPD.  De  motivatie  om  een  EPD  in  te  voeren  verschilt  per  ziekenhuis.  Het  ene  ziekenhuis  probeert  een  efficiency‐ verbetering  te  behalen  met  een  EPD,  de  ander  probeert  middels  een  EPD  de  patiëntveiligheid  te  verhogen.  Of  een  EPD  voordelen  oplevert  is  volgens  onderzoek  van  Black  et  al.  (2011)  nog  niet  aangetoond.  Daarnaast  is  een  onderzoek  gepubliceerd  door  de  Harvard  Medical  School  (2009)  waarin geconcludeerd wordt dat een EPD geen baten oplevert. In tegenstelling tot eerdergenoemde  onderzoeken claimt het Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein een efficiencyverbetering van 10% op de  afdeling Interne Geneeskunde (Van Luxemburg et al., 2009).  

Bovenstaande  toont  aan  dat  er  onduidelijkheid  bestaat  omtrent  de  baten  van  een  EPD.  In  een  tijd  waarin  veel  Nederlandse  ziekenhuizen  een  EPD  implementeren  is  het  van  belang  om  te  weten  of  deze  ziekenhuizen  gebaat  zijn  bij  een  EPD.  De  eerste  stap  is  het  onderzoeken  van  een  methode  waarmee de eventuele baten gemeten kunnen worden.  

De Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) is één van de vele ziekenhuizen in Nederland die momenteel een  EPD  aan  het  implementeren  is.  In  dit  onderzoek  is  de  situatie  bij  ZGT  als  casus  opgenomen.  De  methode is ontwikkeld met behulp van medewerkers van ZGT en vervolgens in de praktijk uitgezet.  

2.2 Doelstelling

Het doel van het onderzoek is om een methode op te stellen waarmee ziekenhuizen kunnen meten  of het door hen ingevoerde EPD baten oplevert. Wanneer meerdere ziekenhuizen dezelfde methode  toepassen kunnen de resultaten onderling vergeleken worden. Door gebruik van de methode kan na  verloop  van  tijd  onderzocht  worden  of  een  EPD  baten  oplevert.  De  methode  zal  als  casus  bij  ZGT  uitgezet worden. 

Wanneer  het  duidelijk  is  op  welke  vlakken  een  EPD  baten  oplevert  en  op  welke  vlakken  niet,  kan  hierop gestuurd worden. Ziekenhuizen kunnen hierdoor beter inschatten welke gevolgen een EPD in  een  ziekenhuis  teweeg  brengt,  de  manier  van  implementeren  kan  aangepast  worden  en  er  kan  besloten worden om bepaalde functionaliteiten niet te implementeren.  

2.3 Probleemstelling

De  onderzoeksvraag  die  op  basis  van  bovenstaande  achtergrond  kan  worden  geformuleerd  is  als  volgt: 

‘Ontwikkel  een  methode  waarmee  de  Ziekenhuisgroep  Twente  de  baten  van  het  elektronisch  patiëntendossier, zowel kwalitatief als kwantitatief, kan meten en pas deze toe.‘ 

(11)

De onderzoeksvraag wordt ondersteund door een aantal deelvragen:  1. Welke categorieën van baten zijn er?  2. Welke methoden bestaan er om de baten van een IT implementatie te meten?  3. Wie zijn de stakeholders omtrent een EPD project?  4. Welke functionaliteit bevat een elektronisch patiëntendossier?  5. Hoe kunnen de componenten uit deelvraag 1 t/m 4 toegepast worden in een methode om de  baten van een EPD te kunnen meten?  6. Hoe ziet de beginsituatie, met betrekking tot de patiëntendossiers, van ZGT eruit?  7. Is de methode om de baten van een EPD te meten in de praktijk toe te passen?  Scope  Het onderzoek richt zich op de situatie van ziekenhuizen die een derde generatie EPD implemente‐ ren.  Zie  paragraaf  3.4  voor  meer  informatie  over  de  verschillende  EPD  generaties.  De  casus  heeft  betrekking op de situatie bij ZGT. ZGT werkt toe naar een EPD met functionaliteiten van een derde en  vierde generatie EPD. De selectie van het in te voeren systeem is al geschied. ZGT zal gebruik gaan  maken van de software van ChipSoft en zal ten minste over de functionaliteiten van een 3e generatie  EPD volgens het model van Gartner beschikken. Dit onderzoek richt zich enkel op de batenkant van  een EPD.  

2.4 Onderzoeksmethoden

Het onderzoek naar een methode om de baten van een EPD te meten bestaat uit een theoretisch en  empirisch onderzoek. Het onderzoeken en ontwikkelen van de methode is theoretisch van aard. De  casus inzake ZGT is empirisch van aard. Het onderzoek is opgedeeld in een zestal fasen. Deze fasen  zijn gekoppeld aan de deelvragen. Hieronder worden de fasen één voor één toegelicht.   Fase 1: Introductie 

In  de  eerste  fase  wordt  een  toelichting  gegeven  op  de  verschillende  soorten  EPD  die  er  bestaan.  Daarnaast wordt ingegaan op enkele  onderzoeken die reeds bestaan omtrent een EPD. Vervolgens  wordt de onderzoeksopzet toegelicht. 

Fase 2: Literatuuronderzoek 

De tweede fase omvat het literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek bevat de deelvragen één tot  en  met  vier.  Eerst  wordt  onderzocht  welke  categorieën  van  baten  er  bestaan.  Als  tweede  wordt  onderzocht  welke  stakeholders  er  rondom  een  EPD  bestaan.  Vervolgens  wordt  onderzocht  welke  modellen er bestaan om de baten van ICT implementaties te meten. Tot slot wordt onderzocht welke  functionaliteiten een EPD bevat.  

Fase 3: Ontwikkelen van de methode 

De  derde  fase  omvat  het  ontwikkelen  van  de  methode.  Als  eerste  wordt  toegelicht  op  welke  theoretische en praktische kennis de methode gebaseerd is. Vervolgens wordt de samenstelling van  de methode beschreven. Tot slot wordt de indeling, waarin de methode is opgemaakt, toegelicht.   Fase 4: Case Ziekenhuisgroep Twente 

(12)

Fase 5: Conclusie en aanbevelingen 

De  vijfde  fase  omvat  het  beantwoorden  van  de  onderzoeksvraag  met  bijbehorende  deelvragen.  Daarnaast worden in de discussie aanbevelingen gegeven voor toekomstig onderzoek. 

Te verduidelijking wordt de structuur weergegeven in een schema, waarin de verschillende fasen van  het onderzoek worden weergegeven en waarbij de hoofdstukstructuur naar voren komt. 

 

(13)

3 ‐ Literatuuronderzoek

 

Hoofdstuk  drie  bevat  fase  twee  van  dit  onderzoek,  het  literatuuronderzoek.  Fase  twee  bevat  de  volgende vier deelvragen van dit onderzoek: 

1. Welke categorieën van baten zijn er? 

2. Welke methoden bestaan er om de baten van een IT implementatie te meten?  3. Wie zijn de stakeholders omtrent een EPD project? 

4. Welke functionaliteit bevat een elektronisch patiëntendossier? 

Per  deelvraag  is  naar  bijbehorende  literatuur  gezocht.  Om  de  literatuur  te  vinden  zijn  de  volgende  bronnen gebruikt: 

‐ Boeken  en  artikelen,  aangeraden  door  deskundigen  van  M&I/Partners  en prof. dr. E.W.

Berghout (12 artikelen en boeken); 

‐ Wetenschappelijke artikelen, beschikbaar in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit

Groningen (40 artikelen); 

‐ Wetenschappelijke artikelen, beschikbaar gesteld door de Ziekenhuisgroep Twente (9

artikelen) 

‐ Wetenschappelijke artikelen, gevonden op Google Scholar (3 artikelen); 

‐ Verwijzingen naar wetenschappelijke artikelen uit nieuwsartikelen op www.zorgvisie.nl (28

artikelen) 

Om  deelvraag  één  te  beantwoorden  is  gebruik  gemaakt  van  hoofdstuk  vier  het  boek:  ‘EPD  als  een  werkwoord’.  Dit  hoofdstuk  heeft  betrekking  op  de  kosten  en  baten  van  een  EPD.  In  dit  hoofdstuk  verwijst Van Luxemburg naar een artikel van Van Reeken (1997) en Wigand et al. (2005). Daarnaast is  gebruik gemaakt van een uitgebreid literatuuronderzoek van Arviansyah (2008) omtrent de evaluatie  van IT investeringen in de zorg.  

Om deelvraag twee te beantwoorden is gebruik gemaakt van de werken van Farbey, Land en Targett  (1993), Remenyi, Money en Twite (1995), Powell (1999), Renkema en Berghout (1997) en Andresen  (2001).  Bovenstaande  onderzoekers  hebben  methoden  om  IT  implementaties  te  beoordelen  gecategoriseerd.  

Om deelvraag drie te beantwoorden is gebruik gemaakt van het literatuuronderzoek van Arviansyah  (2008). In dit literatuuronderzoek zijn de stakeholders van een IT investering in de zorg benoemd.   Om  deelvraag  vier  te  kunnen  beantwoorden  is  gebruik  gemaakt  van  de  werken  Handler  (Handler,  2001, 2005) van onderzoeksbureau Gartner. Handler heeft in 2001 en 2005 onderzoek gedaan naar  de  verschillende  functionaliteiten  van  een  EPD.  Het  werk  van  Ouvry  (2008)  is  gebruikt  om  de  functionaliteit van de verschillende generaties EPD, overzichtelijk te presenteren.  

(14)

patiëntendossier  (EPD).  Tot  slot  heeft  paragraaf  3.4  betrekking  tot  de  vierde  deelvraag.  In  deze  paragraaf zijn de verschillende EPD’s beschreven en zijn de bijbehorende functionaliteiten toegelicht.  

3.1 Baten

Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een methode om de baten van een EPD te kunnen  meten. Voordat de methode ontwikkeld kan worden moet duidelijk zijn wat onder deze baten wordt  verstaan. Vervolgens kunnen de categorieën waarin deze baten vallen worden bepaald. Paragraaf 3.1  heeft betrekking tot deelvraag 1 van dit onderzoek; ‘Welke categorieën van baten zijn er?’.  3.1.1 Definitie van baten

Een  bate  is  een  aanduiding  voor  alle  gevolgen  met  een  positief  nut.  Baten  zijn  op  verschillende  manieren uit te drukken. In het ideale geval zijn baten kwantificeerbaar en meetbaar, bij voorkeur uit  te  drukken  in  een  geldwaarde.  Baten  die  kwantificeerbaar  zijn  worden  ‘kwantitatieve  baten’  genoemd.  Wanneer  deze  kwantificeerbare  baten  in  een  geldwaarde  zijn  uit  te  drukken,  worden  zij  aangemerkt als ‘financiële baten’. Baten zijn niet altijd eenvoudig te kwantificeren en in geld uit te  drukken. Deze baten worden ‘kwalitatieve baten’ genoemd. Financiële baten zijn vaak te herleiden  naar kwalitatieve baten, maar andersom is dit veel lastiger. Deze redenering wordt uitgelegd aan de  hand van een voorbeeld. Zie hiervoor figuur 3. 

Figuur 3: Kwalitatieve, kwantitatieve en financiële baten 

In  figuur  3  worden  twee  voorbeelden  geschetst.  De  kwantitatieve  bate  in  voorbeeld  één  is  te  vertalen  naar  een  kwantitatieve  bate  en  vervolgens  te  vertalen  in  een  financiële  bate.  Voorbeeld  twee is  lastiger te vertalen van kwalitatieve bate naar een kwantitatieve bate. De exacte financiële  bate van imagoverbetering is nog lastiger om exact te bepalen. Dit sluit aan bij een onderzoek van  Gabler  (2005).  Gabler,  onderzoeker  bij  Gartner,  hanteert  een  project  justificatie  hiërarchie,  met  'Vereist' aan de ene zijde van het spectrum en 'Experimenteel' aan de andere zijde van het spectrum.  In  het  spectrum  wordt  onderscheid  gemaakt  tussen  harde  en  zachte  baten.  Harde  baten  zijn  te  kwantificeren in geld dat naar de winst en verlies rekening vloeit, meestal als verminderde kosten of  door  het  afvloeien  van  fulltime  employees.  Zachte  baten  zijn  moeilijk  uit  te  drukken  in  geld,  zelfs  wanneer  zij  gemeten  kunnen  worden.  Het  artikel  geeft  klanttevredenheid  als  voorbeeld.  Klant‐ tevredenheid kan gemeten worden, maar kan niet direct uitgedrukt worden in geldwaarden.  

3.1.2 Baten van IT systemen

(15)

systemen? Van Wingerden en Berghout (2009) schrijven dat organisaties vaak teleurgesteld zijn in de  baten die zij weten te realiseren uit hun IT‐investeringen. De baten lopen vaak achter met de vooraf  gestelde verwachtingen. De eerste reden die zij noemen is dat baten relatief zijn ten opzichte van de  prestaties in de branche. Het strategisch voordeel van de investering valt weg wanneer concurrenten  soortgelijke  initiatieven  ontplooien.  Hierdoor  is  IT  zelden  een  bron  van  langdurig  strategisch  voordeel.  De  tweede  reden  die  zij  noemen  is  dat  organisaties  zelden  voor  langere  tijd  stabiel  zijn.  Grote informatiesystemen hebben echter een lange levensduur vanwege de complexiteit. Hierdoor  kan het ontstaan dat systemen snel 'legacy' worden, zelfs nog voordat zij in gebruik genomen zijn. De  derde  reden  die  Van  Wingerden  en  Berghout  aandragen  is  dat  baten  uit  informatiesystemen  niet  vanzelf ontstaan. Zij moeten actief gemanaged worden (van Wingerden en Berghout, 2009). 

Dit onderzoek richt zich op de baten van een EPD, een IT systeem in de zorg. Van Luxemburg heeft in  het boek ‘EPD is een werkwoord’ een hoofdstuk geschreven over de kosten en baten van een EPD.  Hij  maakt  onderscheid  tussen  kwantitatieve  en  kwalitatieve  baten  van  een  EPD.  Het  realiseren  van  deze  kwantitatieve  en  kwalitatieve  baten  vraagt  om  het  gericht  doorvoeren  van  aanpassingen  in  processen en organisatie. Zie hiervoor ook figuur 4. De baten bevinden zich vooral in het business‐ domein  en  worden  gerealiseerd  door  herontwerp  van  processen  en  organisatie.  Daarnaast  schrijft  Van  Luxemburg  dat  als  vooraf  een  kosten‐baten  analyse,  ook  wel  business  case  genoemd,  wordt  gemaakt, dan weet eenieder wat hij in financiële termen mag verwachten (Van Luxemburg, 2010). 

 

Figuur 4: Baten realiseren via de bedrijfsprocessen (Wigand et al. in R.A. Teubner, The IT21 Checkup for IT fitness, 2005) 

Verder schrijft Van Luxemburg dat na  het nemen van het investeringsbesluit  de kosten  zich min of  meer vanzelf realiseren. Op de realisatie van baten moet daarentegen bewust gestuurd worden. Het  is goed om hierbij bewust te zijn van de verschillende IT‐investeringstypen, omdat het realiseren van  baten  op  verschillende  wijzen  bestuurd  dient  te  worden.  Zie  tabel  1  voor  een  overzicht  van  de  IT‐ investeringstypen  van  Van  Reeken.  Naast  het  type  IT‐investering  is  de  omvang  van  de  te  behalen  bate afhankelijk van het stadium van digitalisering waarin een ziekenhuis zich bevindt. Werkt men in  de statusvoering nog volledig op  papier of zijn delen van het primair proces al gedigitaliseerd (Van  Luxemburg, 2010). 

(16)

Type  Automatiseren  Informatiseren Concurreren Transformeren Anticiperen  Ondernemen Visie  Substitutie van  arbeid  Verbetering van  interne activiteiten  Strategie‐ ondersteuning 

Herstructurering Flexibiliteit  Markt Investeringstype  Administratieve  toepassingen  Transactie‐ verwerking en  management‐ informatiesystemen  Strategische  informatie‐ systemen  Herontwerp van  bedrijfsprocessen  en van het  netwerk van  handelspartners  Infrastructuur  Nieuwe product‐ markt combinaties  (PMC’s) 

Baten  Efficiëntie  Effectiviteit (sneller,  beter, meer)  Concurrentie‐ voordeel  Concurrentie‐ noodzaak  Klanten‐ tevredenheid  Reactie‐ vermogen  Winstgevendheid  PMC’s  Risico’s  Onbekende  technologie  Specificatie‐ onzekerheid  Organisatori‐ sche risico’s  Aansluiting IT‐ strategie  Organisatorische  risico’s  Aansluiting IT‐ strategie  Infrastructurele  risico’s  Strategische  risico’s  Tabel 1: Verschillende IT‐investeringstypen van (Van Reeken, 1997) 

Voor  zowel  de  kwantitatieve  baten  als  de  kwalitatieve  baten  geeft  Van  Luxemburg  een  aantal  voorbeelden die het gevolg kunnen zijn van het gebruik van een EPD. Zie hiervoor tabel 2 en 3.    Kwantitatieve baten Besparingen   Voordelen van digitale dossiers   Efficiënter genereren van brieven   Eenmalige vastlegging, meervoudig gebruik   ‘Afdwingen’ van geoptimaliseerde werkprocessen  Opbrengsten   Effectiever plannen (poliklinisch)   Effectiever plannen van OK’s en bedden   Geïntegreerde en completere registratie  Tabel 2: Voorbeelden van kwantitatieve baten (Van Luxemburg, 2010)  Kwalitatieve baten Kwaliteit die samenhangt met  kwaliteitsaspecten van digitale  gegevens   Betere beschikbaarheid   Snelheid   Grote betrouwbaarheid en volledigheid  Kwaliteit die samenhangt met  geautomatiseerde ondersteuning   Betere beslissingen   ‘Afdwingen’ van geoptimaliseerde werkprocessen  Kwaliteit van managementinformatie  en daarmee besluitvorming   Gemakkelijk, snel en betrouwbaar managementinformatie  genereren  Tabel 3: Voorbeelden van kwalitatieve baten (Van Luxemburg, 2010)  3.1.3 Business‐ en ICT architectuur

(17)

 

Figuur 5: Business‐ en ICT architectuur (gebaseerd op business‐ en ICT architectuur van Polman en Van Ginneken, 2010) 

De  baten  van  een  EPD  worden  grotendeels  gerealiseerd  aan  de  businesskant  van  de  architectuur  (Van  Luxemburg,  2010).  Om  die  reden  worden  alleen  de  domeinen  Strategie,  Organisatie,  Proces,  Functionaliteit en Gegevens in de methode verwerkt.  

3.1.4 Categorieën waarop een IT systeem in de zorg beoordeeld wordt

Een IT investering kan op verschillende domeinen in een organisatie positieve en/of negatieve baten  opleveren. In dit onderzoek worden deze domeinen aangeduid als categorieën. Arviansyah heeft in  2008  onderzoek  gedaan  naar  de  categorieën  waarop  een  IT‐systeem  in  de  zorg  kan  worden  geëvalueerd.  Hij  heeft  op  basis  van  99  artikelen,  gedateerd  tussen  2003  en  2008,  28  categorieën  gevonden waarop een IT investering in de zorg beoordeeld kan worden. Tabel 4 geeft een overzicht  van de 28 categorieën. Vervolgens wordt iedere categorie toegelicht.   1. Gebruik (mate van gebruik)  2. Tevredenheid  3. Tijd gerelateerd  4. Gebruikersvriendelijkheid  5. Data of informatie kwaliteit  6. Organisatie  7. Human  8. Technologie  9. Medische uitkomsten (gewenst of  ongewenst)  10. Kwaliteit van de service (betrouwbaarheid,  snelheid, zekerheid, inlevingsvermogen)  11. Kosten  12. Prestaties  13. Patiënt tevredenheid  14. Functionaliteit  15. Efficiency 16. Technische specificatie/benodigdheden  17. Acceptatie en houding  18. Accuraatheid  19. Richtlijnen (aansluiting tussen technologie  en medisch specifieke handeling)  20. Effectiviteit  21. Automatiseringsgraad  22. Betrouwbaarheid  23. Kennis gerelateerd (verhoogt het systeem de  kennis van de gebruiker?)  24. Bruikbaarheid  25. Operationeel  26. Extern  27. Strategisch  28. Management  Tabel 4: Beoordelingscategorieën voor IT investeringen in de zorg (Arviansyah, 2008) 

1.  ‘Gebruik’  refereert  naar  het  aantal  gebruikers  dat  in  de  loop  van  der  tijd  gebruik  maakt  van  het  systeem. Blaser et al. (2007) beargumenteren dat een systeem geaccepteerd wordt en bruikbaar is  wanneer het dagelijks een  hoog percentage van gebruik heeft. 

(18)

kwam was een gebruikers tevredenheidonderzoek. In het onderzoek kunnen gebruikers aangeven of  zij denken dat het systeem voor‐ of nadelen zal opleveren voor hun functioneren.  

3. ‘Tijd gerelateerd’ refereert naar het meten van de tijd die benodigd is om een bepaalde handeling  in het systeem te doen. Vervolgens kan de vergelijking gemaakt worden met de tijd die het proces op  papier in beslag neemt (Poissant, Pereira, Tamblyn en Kawasumi, 2005). Wachttijden in verband met  de  snelheid  van  het  systeem  worden  meegenomen  in  de  totale  tijd  van  het  werkproces  (Stoop,  2005). 

4. ‘Gebruikersvriendelijkheid’ refereert naar de mate van gemak waarmee de gebruiker het systeem  kan bedienen. Hierbij kan gedacht worden aan de bruikbaarheid van het systeem (toegankelijkheid,  knoppen,  navigatie,  zoek  mogelijkheden)    en  bruikbaarheid  van  resultaten  (display,  grootte,  overzicht, leesbaarheid, navigatie) (Dominich et al., 2006).  

5.  ‘Data  of  informatie  kwaliteit’  refereert  naar  de  mate  waaraan  verwerkte  data  (informatie)  en  documenten  voldoen  aan  de  informatiebehoefte.  De  informatie  op  papier  kan  vergeleken  worden  met digitale informatievoorzieningen (Lising en Kennedy, 2005). Verbetering van de kwaliteit data of  informatie  resulteert  in  betere  vastlegging  van  data,  betere  dataverwerking  en  betere  beslissings‐ ondersteuning (Leonard, Lin, Dalziel, Yap en Adams, 2005).  

6. ‘Organisatie’ refereert naar organisatorische problemen bij het beoordelen van de baten van een  IT  systeem.  De  organisatie  dient  te  kijken  naar  managementproblemen  (competenties  en  verantwoordelijkheden),  structuur  (vastleggen  en  onderhouden  van  procedures,  principes  en  communicatie), visie en waarden (Brender, 2004).  

7.  ‘Human’  refereert  naar  het  menselijke  perspectief  bij  de  beoordeling  van  een  IT  systeem,  zoals  gedragswetenschappen (psychologisch, sociologisch, cultureel) (Brender, 2004). 

8.  ‘Technologie’  refereert  naar  hardware,  software,  netwerk  en  IT  infrastructuur  of  elke  andere  technische aangelegenheid bij het implementeren van een IT systeem in de zorgsector. Dit criterium  refereert naar de kwaliteit van het systeem, de informatie en de service.  

9. ‘Medische uitkomsten’ refereert naar elk gewenst of ongewenst resultaat, veroorzaakt door een  medische  behandeling,  therapie  of  onderzoek.  Onderzoek  van  Leonard  et  al.  (2005)  beschrijft  medische  uitkomsten  als  betere  zorg,  resulterend  uit:  het  tijdig  en  proportioneel  leveren  van  zorg  aan  patiënten,  na  hoeveel  tijd  wordt  een  patiënt  na  een  behandeling  ontslagen?,  overleden  en  ontslagen  patiënten  per  jaar,  aantal  behandelde  patiënten  per  dag  en  de  lengte  van  wachtlijsten.  Voorbeelden van ongewenste uitkomsten zijn: orale antistollingsmiddelen therapie (OAT) overdosis,  hemorragische ongevallen Colombet, Bura‐Riviere, Chatalia, Chatellier en Durieux, 2004), ongewenst  onderzoek of verkeerde diagnose Ramnarayan et al., 2006), de beoordeling van ernstigheid van een  symptoom,  alsmede  op  sociaal‐  en  werkgebied  en  de  kwaliteit  van  het  leven  (Trivedi  et  al.,  2007),  verbetering  op  het  gebied  van  risico's,  overleven  en  het  aantal  ligdagen  (Delpierre  et  al.,  2004),  klinische  resultaten,  patiëntstatus,  patiëntveiligheid,  aantal  sterfgevallen  (Nahm  et  al.,  2007),  resultaten  na  het  behandelen  van  de  patiënt,  zoals  tegenovergestelde  gezondheidsresultaten,  metabolische uitkomsten, complicaties na een operatie (Roderer, 2004).  

(19)

Zephir et al. (2005). Zij refereren kwaliteit van de service aan de bepaling of de benodigde functies  werkten en voldeden aan de verwachtingen van de gebruikers.  

11. ‘Kosten’ refereert naar ieder type kosten dat een economische of financiële waarde weergeeft.  De kosten van een nieuw systeem kunnen afgezet worden tegen de kosten van een vorig systeem.  Dit criterium bevat de volgende zaken: kapitaalkosten, indirecte kosten, loonkosten per FTE, kosten  als  gevolg  van  bijwerkingen  door  het  gebruik  van  medicijnen  (ADR),  implementatiekosten,  beveiligingskosten,  directe  kosten  van  een  behandeling  (Trivedi  et  al.,  2007),  efficiency,  maximale  bedrag  van  een  product  waarvoor  een  klant  wil  betalen  (WTP),  bereidheid  om  een  behandeling  te  ondergaan  (WTU),  metingen  van  economische  waarde  van  een  systeem  (Miyahara  et  al,  2006),  break‐evenpoint, kosten besparingen.  

12. ‘Prestaties’ refereert naar de mate waarin een systeem in staat is om taken te verrichten die het  voorgaande  systeem  niet  kon  verrichten.  In  de  studie  van  Beuscart‐Zephir  et  al.  (2005)  worden  prestaties gerefereerd aan de evaluatie van de accuraatheid van de documentatie en evaluatie van  de  kwaliteit  van  de  documentatie.  Met  kwaliteit  wordt  bedoeld  dat  medische  informatie  management  met  deze  applicatie  minstens  zo  goed  mogelijk  is  als  in  de  voorgaande  situatie.  Daarnaast beschouwen Adhikari et al. (2003) prestaties als de metingen van betrouwbaarheid van de  door  computers  verzamelde  patiëntdata  en  de  technische  robuustheid  van  het  systeem  onder  verschillende  condities,  inbegrepen  de  prestatie  van  hardware,  interface,  connecties  met  externe  apparaten en software.  

13. ‘Patiënttevredenheid’ refereert naar de mate waarop het systeem effect heeft op de tevreden‐ heid van de patiënt (Bellazzi et al., 2003). 

14. ‘Functionaliteit’ refereert naar de competenties van het systeem om bepaalde faciliteiten aan te  bieden  die  een  medewerker  assisteren  in  het  uitvoeren  van  zijn  of  haar  taak.  Bell  et  al.  (2004)  refereren  naar  de  gezondheidsvoordelen  van  patiënten  bij  het  gebruik  van  een  elektronisch  voorschrijfsysteem (EVS). Een EVS kan een specialist assisteren bij het voorschrijven van medicijnen  door  bijvoorbeeld  te  controleren  of  een  patiënt  allergisch  is  voor  bepaalde  medicijnen.  Daarnaast  toont de studie van Lærum (2004) de relatie tussen functionaliteit en de informatiebehoefte van een  specialist aan.  

15.  ‘Efficiency’  refereert  naar  de  mate  of  er  efficiënt  gewerkt  wordt,  bij  voorkeur  dat  met  minder  middelen  een  beter  resultaat  bereikt  wordt.  Chaiken  (2003)  refereert  naar  efficiency  op  personeel  door een vast aantal FTE toe te wijzen per aantal behandelde patiënten. Daarnaast refereren Harison  en Berghout (2006) efficiency aan de mate waarin het werk in de operatiekamer efficiënt en effectief  wordt uitgevoerd met het beschikbare aantal middelen en infrastructuur. Onder dit criterium vallen  onder  andere  de  efficiency  van  de  personeel,  werkprocessen,  aantal  patiënten,  herindeling  van  personeel en het maximale gebruik van medische faciliteiten.  

(20)

wordt (Choong et al., 2007), pieksignaal tot ruis ratio (Kocsis et al., 2003) en het aantal gecodeerde  diagnoses (Stengel et al., 2004).  

17. ‘Acceptatie en houding’ refereert naar de acceptatiegraad gerelateerd aan menselijk gedrag. In  de  evaluatiestudie  van  Ammenwerth  et  al.  (2003)  wordt  de  verandering  in  het  gedrag  van  verpleegsters  geanalyseerd  in  relatie  met  het  verplegingsproces,  computergebruik  in  de  verpleegkunde, verpleegkundige documentatie en het volgen van een workshop over het gebruik van  een  computersysteem.  Daarnaast  hebben  Trivendi  et  al.  (2007)  het  gedrag  en  de  houding  van  specialisten  onderzocht  op  adhesie  met  behandelingsrichtlijnen  en  percepties  omtrent  bruik‐ baarheid, gemak en effect op de werklast. Onder dit criterium vallen ook de houding tegenover een  medische  behandeling  en  het  benodigde  kapitaal  om  competenties  en  kennis  te  verwerven  om  bepaalde technologie toe te kunnen passen.  

18. ‘Accuraatheid’ refereert naar de mate van juistheid en precisie. Onder dit criterium vallen onder  andere  de  contrast‐detail  perceptie  van  de  computerdisplay,  medische  afbeeldingarchivering,  acceptabele systeemrespons, foutloos systeem en medische historie.  

19.  ‘Richtlijnen’  refereert  naar  het  aanpassingsvermogen  van  het  technologie  aan  de  medisch  specifieke richtlijnen. Een voorbeeld van dit criterium wordt gegeven in de studie van Chaiken (2003).  Chaiken  beargumenteert  dat  het  gebruik  van  CPOE  systemen  de  aansluiting  met  ziekenhuis  formuleringen bevordert  en de specialisten verwezen worden naar de meest geschikte, minst dure  medicatie.  Onder  dit  criterium  vallen  onder  andere  de  richtlijnen  voor  gezondheidstechnologie  beoordeling  (HTA),  subjectief  algemeen  onderzoek  (SGA),  volledig  voedingsonderzoek  (FNA)  en  gebruikersonderzoek van potentiële effecten van computers (UAPEC).  

20.  ‘Effectiviteit’  refereert  naar  de  voordelen  van  het  gebruik  van  technologie  voor  een  specifiek  probleem onder algemene of routinematige omstandigheden (Goodman et al., 1999). De metingen  van  effectiviteit  kunnen  relevant  zijn  voor  patiënten  (gezondheidsstatus  en  zorgproces)  en  specialisten  (adhesie  van  aanbevelingen,  tevredenheid  en  efficiency)  (Adhikari  et  al,  2003).  Effectiviteit  kan  gemeten  worden  als  lengte  van  het  verblijf  van  een  patiënt  (Chaiken,  2003),  geschiktheid van de verleende zorg aan een patiënt (Kern, 2006) en de effectiviteit van de inzet van  ziekenhuisbedden en acute opnames (Lee et al., 2003).  

21.  ‘Automatiseringsgraad’  refereert  naar  de  mate  waarin  klinische  informatieprocessen  in  het  ziekenhuis  zijn  geautomatiseerd.  De  subdomeinen  zijn  testresultaten,  notities  en  dossiers,  orderinvoer en andere processen (Amarasingham et al., 2006). 

22. ‘Betrouwbaarheid’ refereert naar de mate waarin het systeem consistent is en of gebruikers op  het systeem kunnen vertrouwen.  

23. ‘Kennis gerelateerd’ refereert naar de wijze waarop de technologie de kennis van een gebruiker  kan  verhogen.  In  dit  criterium  zijn  algemene  computerkennis,  kennis  van  medische  therapie  (Tomuro, 2004) en patiënt gerelateerd gedrag en kennis opgenomen (Kern, 2006).  

(21)

25.  ‘Operationeel’  refereert  naar  zaken  die  in  verband  staan  met  het  uitvoeren  van  de  werkzaam‐ heden.  Khoumbatie  et  al.  (2006)  beargumenteren  dat  een  EPD  baten  kan  opleveren  in  de  reductie  van  medische  fouten,  reductie  van  papierwerk  processen,  reductie  in  operationele  kosten  en  reductie in personele kosten. 

26. ‘Extern’ refereert naar impact die een EPD heeft op de gemeenschap die het ziekenhuis omringt.  Het  betreft  hier  bijvoorbeeld  de  participatie  van  buitenaf  en  sociale  baten.  Tomuro  (2004)  heeft  geobserveerd  wat  de  kwalitatieve  impact  van  een  EPD  kan  zijn  op  de  gemeenschap.  Daarnaast  hebben Buccoliero, Calciolari en Marsilio (2008) geëvalueerd wat de sociale baten van een E‐health  applicatie zijn.  

27.  ‘Strategisch’  refereert  naar  zaken  gerelateerd  aan  strategie.  Een  voorbeeld  van  dit  criterium  wordt gegeven in de studie van Khoumbati et al. (2006). Zij beschrijven een aantal strategische baten  en  obstakels  voor  een  EPD:  de  patiënttevredenheid  neemt  toe,  de  samenwerking  tussen  ziekenhuizen  verbetert,  beslissingsondersteuning  verbetert,  problemen  kunnen  ontstaan  met  de  kwaliteit van de patiëntenzorg en privacyproblemen omtrent patiëntgegevens. 

28. ‘Management’ refereert zaken omtrent de functie van het management, verantwoordelijkheden  en taken. Een voorbeeld van dit criterium wordt gegeven door Khoumbati & Themistocleous (2006).  Zij  schrijven  dat  de  adoptie  van  verschillende  technologieën  door  een  ziekenhuis  de  kosten  zal  verlagen, de kwaliteit van de gezondheidszorg toeneemt en dat de management betere controle kan  uitvoeren. Verder schrijven zij dat baten van management gemeten kunnen worden door te meten  op  kwaliteit  van  de  gezondheidszorg,  werk  efficiency,  managementcontrole,  politieke  obstakels,  procedures en beleid.  

3.1.5 De toepasbaarheid van de categorieën

De  beoordeling  van  een  IT  systeem  richt  zich  op  een  uitgebreider  vlak  dan  de  baten  van  een  IT  systeem.  In  de  28  categorieën  van  Arviansyah  (2008)  worden  ook  de  kosten  van  het  systeem  meegenomen. Dit onderzoek richt  zich alleen op de baten van  een EPD. De  categorieën gericht op  kosten zijn in dit onderzoek niet bruikbaar. Daarnaast staan een aantal categorieën van Arviansyah  met  elkaar  in  verband.  De  gebruikersvriendelijkheid  van  het  systeem  is  op  zichzelf  geen  bate.  De  gebruikersvriendelijkheid  heeft  echter  wel  een  belangrijk  aandeel  in  het  realiseren  van  baten  op  processen.  Wanneer  het  systeem  niet  gebruikersvriendelijk  is  kunnen  bepaalde  baten  namelijk  verloren gaan. In dit onderzoek worden deze categorieën dan ook aangeduid als randvoorwaardelijke  baten.  Daarnaast  bevatten  de  definities  gemeenschappelijke  elementen.  Daardoor  zijn  de  categorieën niet disjunct. Om de niet disjuncte categorieën te elimineren zijn de 28 categorieën van  Arviansyah  (2008)  in  een  kruistabel  geplaatst.  In  deze  kruistabel  is  aangegeven  welke  categorieën  elkaar overlappen. De kruistabel is in opgenomen als bijlage 1. 

De categorieën 2. Tevredenheid, 7. Human, 10. Kwaliteit van de service, 11. Kosten, 12. Prestaties en  20. Effectiviteit worden niet meegenomen in de methode om de baten van een EPD te meten, omdat  zij  onvoldoende  disjunct  zijn.  Hieronder  is  per  categorie  toegelicht  waarom  de  categorie  niet  is  opgenomen in de methode. 

2. Tevredenheid 

(22)

er veel weerstand tegen een EPD is en een EPD niet geaccepteerd wordt, dan kan er vanuit gegaan  worden  dat  men  niet  tevreden  is  met  een  EPD.  Deze  twee  categorieën  bevatten  dan  ook  dezelfde  prestatie‐indicatoren. 

7. Human 

De categorie human bevat psychologische, sociologische en culturele indicatoren. De facetten binnen  deze categorie zijn reeds opgenomen in categorie 17, acceptatie en houding. Categorie 17 gaat in op  de  acceptatiegraad,  gerelateerd  aan  menselijk  gedrag  en  meet  daarmee  op  hetzelfde  gebied  als  categorie 7. 

10. Kwaliteit van de service 

Met  kwaliteit  van  de  service  wordt  bedoelt  of  een  EPD  voldoet  aan  de  verwachtingen  van  de  gebruikers.  De  metingen  vinden  plaats  op  de  gebieden:  betrouwbaarheid,  snelheid,  zekerheid  en  inlevingsvermogen.  Betrouwbaarheid  en  zekerheid  worden  gemeten  in  categorie  22,  betrouwbaarheid.  De  snelheid  van  het  systeem  is  opgenomen  in  categorie  3,  tijd  gerelateerd.  Inlevingsvermogen kan worden geïdentificeerd met categorie 24, bruikbaarheid.  

11. Kosten 

Kosten  zijn  te  onderscheiden  in  investeringskosten  en  exploitatiekosten.  De  investerings‐  en  exploitatiekosten  die  te  maken  hebben  met  de  implementatie  van  een  EPD  en  het  onderhouden  daarvan vallen buiten de scope van dit onderzoek. De methode is gericht op de batenkant van een  EPD.  De  verlaging  van  bestaande  kosten  binnen  het  ziekenhuis  die  mogelijk  worden  gemaakt  door  middel van een EPD kunnen als baten worden aangemerkt. Deze baten worden echter al gemeten in  de categorieën 15 efficiency en 25 operationeel. Hierdoor kan categorie 11, kosten, vervallen. 

12. Prestaties 

Met  prestaties  wordt  bedoeld  of  een  EPD  in  staat  is  om  taken  te  verrichten  die  het  voorgaande  systeem niet kon verrichten. Categorie 14, functionaliteit, gaat in op de functionaliteiten die een EPD  biedt. Daarnaast worden op alle overige categorieën prestaties/resultaten behaald die zowel positief  als negatief kunnen zijn. Door de prestaties op de overige categorieën en de inhoud van categorie 14  biedt  categorie  12  geen  toegevoegde  waarde  meer  en  wordt  daardoor  niet  meegenomen  in  de  methode om de baten van een EPD te meten.  

20. Effectiviteit 

De categorie effectiviteit slaat op de mate waarin een EPD voordelen levert op specifieke problemen  onder  routinematige  omstandigheden.  De  nadruk  van  effectiviteit  ligt  op  de  uitkomst  van  een  proces. De uitkomsten van de core business van een ziekenhuis zijn medisch van aard. Categorie 9,  medische uitkomsten, dekt in dit geval de effectiviteit volledig af.  

3.2 Bestaande IT evaluatie methoden

Paragraaf 3.2 gaat in op de methoden die reeds zijn ontwikkeld om IT investeringen te evalueren en  heeft betrekking tot  deelvraag 2 van dit onderzoek: ‘Welke methoden bestaan er om de  baten van  een IT implementatie te meten?’. 

(23)

technologie  wordt  gecombineerd  met  bestaande  technologie  (Wissema  en  Euser,  1988).  Een  organisatie moet alternatieven tegen elkaar afwegen. Hiervoor zijn meerdere methoden ontwikkeld.   Een  aantal  onderzoekers  hebben  een  overzicht  van  methodes  voor  IT  evaluatie  samengesteld  (Farbey,  Land  en  Targett,  1993:  Powell,  1999:  Remenyi,  Money  en  Twite,  1995:  Renkema  en  Berghout,  1997).  Andresen  (2001)  heeft  deze  overzichten  samengevoegd  in  een  tabel.  De  tabel  bijgevoegd als bijlage 2. Andresen vermeldt dat de lijst met 82 methoden uitgebreid is, maar omdat  er dagelijks nieuwe methoden in ontwikkeling zijn, de lijst niet als compleet mag worden beschouwd.  De  lijst  van  Andresen  kan  worden  aangevuld  met  de  volgende  methoden  om  IT  investeringen  te  evalueren.    Methode  Bron Active Benefits Realization (Remeyni & Sherwood‐Smith, 1998)  Benefits Management Approach  (Daniel & Ward, 2006) Benefits Realization Approach  (Thorp, 1998) BtripleE  (Van der Zee, 1998) Framework of Luehrman  (Luehrman, 1998) ICT‐infrastructuurmethode (M&I)  (Van Wingerden, 2008) IT Business Value  (Broadbent en Weill, 1998) Quality of Information  (Van der Pijl, 1993) Kosten‐batenwebtool  (KING, 2010) VAL‐IT  (IT Governance Institute, 2008)  Tabel 5: Aanvullende methoden  3.2.1 Classificatie van de IT evaluatie methoden De bovengenoemde methoden zijn onder te verdelen in categorieën. Er is niet één juiste manier om  de  IT  evaluatie  methoden  te  categoriseren.  Onderzoekers  hebben  hiervoor  meerdere  methoden  ontwikkeld: 

De  eerste  methode  is  een  methode  van  Remenyi  et  al.  (1995).  Zij  delen  de  IT  evaluatie  methoden  afhankelijk  van  hun  objectiviteit  in  groepen  in.  Zij  definiëren  twee  groepen  methoden,  (a)  deels  objectief  en  (b) volledig subjectief.  Methode (a) is 'deels' objectief, omdat Remenyi et al.  ervan uit  gaan  dat  geen  enkele  methode  volledige  objectief  kan  zijn.  De  categorisatie  is  volgens  Andresen  (2001) erg ruw en geeft niet veel opheldering over de verschillen tussen de methoden, omdat maar  één parameter wordt toegepast. 

De  tweede  methode  is  van  Farbey  et  al.  (1993).  Zij  onderscheiden  twee  hoofdgroepen:  1)  Kwantificerend  en  vergelijkend  en  2)  Onderzoekende  en  experimenterende  technieken.  De  eerste  groep  is  gebaseerd  op  data  verzameling  en  wordt  primair  gebruikt  om  de  kosten  en  baten  van  te  selecteren  IT  investeringen  te  bepalen.  In  ex‐ante  evaluatie  is  het  lastig  om  de  kosten  en  baten  te  begroten.  Bij  ex‐post  evaluatie  is  het  daarentegen  lastig  om  kosten  en  behaalde  baten  te  identificeren en om te bepalen of zij een direct gevolg zijn van de investering (Farbey et al., 1993). De  tweede  groep  wordt  primair  gebruikt  voor  beslissingsondersteuning  van  IT  projecten.  In  ex‐ante  evaluaties  wordt  gerechtvaardigd  om  met  een  IT  project  te  starten  en  in  ex‐post  evaluaties  wordt  gerechtvaardigd dat een IT project inderdaad resultaat oplevert (Farbey et al., 1993). 

(24)

Berghout delen de methoden in vier categorieën in, namelijk: 1) financiële methoden, 2) multicriteria  methoden, 3) ratio methoden en 4) portfolio methoden. 

De vierde en laatste methode is een methode van Andresen (2001). Hij geeft aan dat zijn methode  niet  is  bedacht  als  ultieme  methode,  waardoor  andere  methoden  overbodig  worden.  De  methode  kan  gebruikt  worden  om  een  goed  overzicht  te  genereren  van  bestaande  IT  evaluatie  methoden.  Andresen deelt de IT evaluatie methoden in op basis van het overheersende type uitkomst. Hij heeft  de  volgende  drie  typen  uitkomsten  gevonden:  1)  de  financiële  methoden,  2)  de  kwantitatieve  methoden en 3) de kwalitatieve methoden. 

Geen  van  bovenstaande  methoden  is  specifiek  ontwikkeld  om  de  baten  van  een  EPD  te  kunnen  meten.  Dat  rechtvaardigt  dit  onderzoek  naar  de  baten  van  een  EPD.  De  Nederlandse  ziekenhuizen  zijn  momenteel  EPD’s  aan  het  implementeren  (Kiers,  2009).  De  ziekenhuizen  hebben  een  grote  verantwoordelijkheid voor het welzijn van de patiënt. Duidelijkheid omtrent de invloed van een EPD  op de patiënt en het ziekenhuis is daarom belangrijk om te onderzoeken.  

3.2.2 Methoden om prestatie‐indicatoren te meten

Door  het  gebruik  van  prestatie‐indicatoren  kan  gemeten  worden  of  een  bepaalde  IT  functionaliteit  resultaat  oplevert.  De  waarde  van  een  prestatie‐indicator  kan  door  gebruik  van  verschillende  methoden bepaald worden. Iedere methode heeft zijn sterke en zwakke punten. In tabel 6 worden  de verschillende methoden toegelicht.  

Methode  Belangrijkste voordelen Belangrijkste nadelen  Vragenlijsten  1. De respons kan  gekwantificeerd worden en  eenvoudig verwerkt worden  2. Kan goed gebruikt worden  voor grote samples  3. Relatief goedkoop  4. Kan grote datavolumes  omvatten  1. Geen rechtstreeks contact met  de ondervraagde  2. Van te voren opgestelde  vragen waardoor onderwerpen  kunnen ontbreken  3. Verkeerde interpretatie  4. Bias in de respons  Interviews  1. Vragen kunnen aangepast  worden  2. Bron van rijke data  3. Rechtstreeks contact met de  ondervraagde  4. Er kan een volledig rapport  opgebouwd worden  1. Hoge kosten  2. Bias in de reactie van de  interviewer  3. Interpretatiefouten  4. Het interview kan de  verkeerde kant op gestuurd  worden  Observaties  1. De data wordt met eigen ogen  verzameld  2. De data is real‐time  3. De geobserveerde kan ander  gedrag vertonen dan volgens  de richtlijnen  1. Interpretatiefouten  2. Momentopnames  3. Bias tussen observeerder en  geobserveerde (niet alles is  wat het lijkt)  4. Hoge kosten  Onopvallende metingen  1. Geen bias uit reacties 2. Hoge face validiteit  3. Eenvoudig te kwantificeren  1. Toegang tot bepaalde data is  lastig te verkrijgen  2. Niet altijd valide  3. Interpretatiefouten  Tabel 6: Methoden om data te verzamelen (Cummings & Worley, 2008) 

(25)

3.3 Welke Stakeholders zijn er rondom een EPD

Paragraaf  3.3  beschrijft  welke  stakeholders  er  rondom  een  EPD  traject  zijn  en  gaat  daarmee  in  op  deelvraag  3:  ‘Wie  zijn  de  stakeholders  omtrent  een  EPD  project?’.  Een  belangrijke  factor  voor  het  behalen van baten in een IT traject, is dat managers en andere stakeholders, vanaf het begin bij het  traject  betrokken  worden.  Dit  schrijven  Ward  en  Daniel  (2006)  in  hun  Benefits  Management  Approach (BMA). Ook Thorp (1998) schrijft in zijn boek 'The Information Paradox' dat het geven van  eigenaarschap  van  programma's  aan  stakeholders  een  noodzakelijke  voorwaarde  van  de  Benefits  Realisation  Approach  is.  Daarnaast  kan  een  bate  voor  de  ene  stakeholder,  een  last  zijn  voor  de  andere  stakeholder.  Het  verdwijnen  van  het  papieren  dossier  is  bijvoorbeeld  een  persoonlijke  last  voor de secretaresses die de papieren dossiers verzamelden. Een deel van hun werkzaamheden komt  namelijk te vervallen. Voor het top management is dit juist een bate, de kosten gaan namelijk omlaag  (de kosten van de IT implementatie niet meegerekend).  

Arviansyah  (2008)  heeft  op  basis  van  99  artikelen,  gedateerd  tussen  2003  en  2008,  17  categorieën  stakeholders  van  IT  investeringen  in  de  zorg  gevonden.  De  stakeholders  zijn  gerangschikt  op  basis  van  een  wegingsfactor.  Des  te  hoger  een  stakeholder  in  de  lijst  voor  komt,  des  te  vaker  een  stakeholder in onderzoeken voor komt.   1. Arts  2. Verpleegkundige  3. Patiënt  4. Zorgverleners / zorginstellingen  5. Clinicus   6. Eindgebruiker (iedereen die het systeem  gebruikt)  7. ICT afdeling / ontwikkelaar (hardware,  software, databases en netwerk)  8. Staf personeel    9. Assistenten (iemand die iemand met een  primaire medische rol ondersteunt)  10. Cliënt (iemand die namens een patiënt  acteert)  11. Operationeel leidinggevende  12. Onderzoeker / laborant  13. Top management  14. Huisarts  15. Medisch student  16. Divisie‐ of afdelingsmanager  17. Gemeenschap / andere externe partijen    Tabel 7: Stakeholders bij IT investeringen in de zorg (Arviansyah, 2008)  Uit tabel 7 blijkt dat een IT investering in de zorg alle geledingen binnen een organisatie raakt. De top  drie van betrokkenen is niet verassend. Dit zijn de arts, de verpleegkundige en de patiënt. In de zorg  zou de patiënt centraal moeten staan. De arts en de verpleegkundige komen het vaakst in aanraking  met de patiënt. Deze drie stakeholders komen dan ook het vaakst naar voren in het onderzoek van  Arviansyah (2008). 

3.4 Functionaliteit van een EPD

(26)

weten  welke  functionaliteit  een  EPD  biedt.  Gartner  is  een  bedrijf  dat  uitgebreid  onderzoek  heeft  gedaan  naar  de  functionaliteit  van  EPD  systemen.  Uit  dit  onderzoek  komen  een  vijftal  generaties  naar voren. Zie hiervoor figuur 6. Gartner heeft de EPD systemen op acht categorieën onderzocht: 1)  klinische documentatie en data verzameling, 2) klinische weergave, 3) klinische workflow, 4) klinische  beslissingsondersteuning,  5)  opslag,  6)  kennis  management,  7)  beveiliging  en  8)  proces  en  communicatie. Daarbij is gekeken naar de onderlinge samenhang tussen deze categorieën (Handler,  2005).    Figuur 6: Generaties EPD volgens Gartner (Handler, 2005)  Eerste generatie EPD  Eerste generatie EPD systemen  zijn informatieve systemen. Alleen inzage van patiëntengegevens is  mogelijk. In 2005 behoorden de meeste geïmplementeerde EPD's tot de eerste generatie EPD's. Deze  systemen dragen bij tot een betere beschikbaarheid van patiëntgegevens in het ziekenhuis, maar zijn  vaak incompleet en niet altijd even gebruikersvriendelijk (Ouvry, 2005).   De uitkomst van het onderzoek van Gartner op de acht criteria van de eerste generatie EPD's is als  volgt (Handler, 2001):   Klinische documentatie en data verzameling: dit bevat gescande  documenten, teksten, het  uploaden van gescande resultaten uit systemen in de EPD omgeving;   Klinische weergave: dit heeft betrekking op minimale, eenvoudige en statische grafieken of  tabellen met weinig tot geen mogelijkheid voor de gebruiker om deze te configureren;   Klinische workflow: niet benodigd;   Klinische beslissingsondersteuning: niet benodigd;   Opslag: een relatief eenvoudige database ontwerp met minimaal gestructureerde data.   Kennis management: niet benodigd;   Beveiliging: wachtwoord beveiliging; 

 Proces  en  communicatie:  eenduidige  interfaces  die  het  mogelijk  maken  om  informatie  te  downloaden uit de EPD omgeving. 

 

(27)

 

Figuur 7: Functies eerste generatie EPD (Ouvry, 2008) 

Tweede Generatie EPD 

Tweede  generatie  EPD's  zijn  registratieve  systemen.  Deze  generatie  ondersteunt  vastlegging  van  patiëntgegevens  door  specialisten  en  verpleegkundigen.  In  2005  zijn  de  eerste  implementaties  van  tweede generatie EPD's in Nederland gerealiseerd. Deze systemen bieden met name verbetering op  het gebied van vastlegging, standaardopbouw van het verslag en snelle berichtgeving aan huisartsen  (Ouvry, 2005).  De uitkomst van het onderzoek van Gartner op de acht criteria van de tweede generatie EPD's is als  volgt (Handler, 2001):   Klinische documentatie en data verzameling: dit bevat eenvoudige documentatie middelen  en  een  minimale  collectie  van  discrete  data.  Een  aantal  gescande  documenten  worden  gebruikt, maar dit geld niet voor de meerderheid van de verzamelde data; 

 Klinische  weergave:  eenvoudige  grafieken  en  tabellen  die  door  de  database  van  een  EPD  systeem  worden  gegenereerd.  Deze  grafieken  en  tabellen  worden  voornamelijk  gebruikt  voor lab waarden, klinisch specifieke weergaven (verschillende weergaven voor bijvoorbeeld  verpleging,  cardioloog  of  internist)  en  notificatie  van  gebeurtenissen/uitslagen  op  een  klinisch dashboard; 

 Klinische workflow: dit heeft betrekking op de orderinvoer voor specialisten en eenvoudige,  traditionele  workflow  (bijvoorbeeld  de  identificatie  van  documenten  die  niet  zijn  ondertekend); 

 Klinische  beslissingsondersteuning:  dit  heeft  betrekking  op  real‐time  en  bijna  real‐time  eenvoudige regels (bijvoorbeeld interacties tussen medicijnen en medicijn allergieën);   Opslag: een uniform bestandssysteem met een flexibele onderliggende datastructuur dat in 

staat is om klinische informatie en tekstuele samenvattingen te organiseren en manipuleren.   Kennis management: minimale elektronische toegang tot medische referenties; 

 Beveiliging:  functie  gerichte  toegang  tot  data  (bijvoorbeeld  een  administrateur  kan  alleen  demografische informatie van een patiënt opvragen terwijl een specialist alle informatie kan  inzien); 

 Proces en communicatie: eenvoudige tweezijdige communicatie tussen systemen en de EPD  omgeving. 

(28)

 Figuur 8 toont een overzicht van de functies van een tweede generatie EPD.  

 

Figuur 8: Functies tweede generatie EPD (Ouvry, 2008) 

Derde generatie EPD 

Derde  generatie  EPD's  zijn  proces  ondersteunende  systemen.  Deze  systemen  gaan  verder  dan  het  vastleggen  en  presenteren  van  patiëntgegevens.  Ze  bieden  ondersteuning  voor  gedeeltes  van  het  zorgproces, zoals: ordermanagement, verpleegplannen en activiteitenlijsten, klinische paden, etc.. In  2005 verschijnen de eerste derde generatie EPD's op de Nederlandse markt (Ouvry, 2005).  

De uitkomst van het onderzoek van Gartner op de acht criteria van de derde generatie EPD's is als  volgt (Handler, 2001): 

 Klinische  documentatie  en  data  verzameling:  dit  bevat  voornamelijk  discrete  en  gestructureerde  documentatie,  bewustzijn  van  klinische  context  en  een  aanvullend  klinisch  data woordenboek en rudimentaire links naar de workflow; 

 Klinische  weergave:  beter  te  configureren  representaties  van  klinische  data,  waaronder  de  mogelijkheid  tot  het  creëren  van  gebruikers‐specifieke  grafieken  uit  de  database  en  arts‐ specifieke  weergaven.  De  weergaven  zijn  op  verschillende  platformen  te  benaderen  (bijvoorbeeld op een computer, PDA of mobiele smartphone); 

 Klinische  workflow:  automatische  notificaties  van  gebeurtenissen,  waaronder  de  mogelijkheid  om  te  documenteren  wat  er  gebeurde  wanneer  de  notificatie  verscheen.  De  workflow  is  gekoppeld  aan  een  aantal  beslissingsondersteunende  mogelijkheden  en  maakt  gebruik van op regels gebaseerde logica; 

 Klinische beslissingsondersteuning: meer geavanceerd, met beschikbare routes of richtlijnen  wanneer deze nodig zijn, alsmede meer geavanceerdere waarschuwingen en herinneringen  gekoppeld  aan  achter‐  en  voorwaarts  geschakelde  logica.  Daarnaast  kan  het  systeem  'proactieve'  waarschuwingen  geven.  (bijvoorbeeld:  'uw  patiënt  die  gentamicine  gebruikt  heeft  een  verslechterende  nierfunctie  ‐  u  zou  de  dosering  kunnen  verlagen'  of  'uw  patiënt  kan eten ‐ wilt u haar wisselen van intraveneuze (injecteren) naar orale medicatie?'); 

(29)

 Kennis management: er moeten middelen beschikbaar zijn om toegang te verschaffen tot de  kennis  van  de  organisatie,  alsmede  het  verschaffen  van  medische  externe  referenties  op  verzoek; 

 Beveiliging:  de  mogelijkheid  om  ten  minste  een  'twee‐factoren'  bevattend  beveiligings‐ systeem  moet  beschikbaar  zijn.  Automatische  notificatie  van  ongeautoriseerde  weergaven  van documenten is beschikbaar; 

 Proces  en  communicatie:  dit  bevat  complexe  communicatie  binnen  de  organisatie  (bijvoorbeeld  tussen  twee  locaties)  en  gelimiteerde  links  voor  systemen  buiten  de  organisatie. Er dient een rudimentaire mogelijkheid te zijn om het systeem te linken aan een  persoonlijk  patiëntendossier  (mogelijkheid  voor  de  patiënt  om  online  zijn  gegevens  op  te  vragen, in Nederland het landelijke EPD) en om XML output te leveren.    Figuur 9 toont een overzicht van de functies van een derde generatie EPD.     Figuur 9: Functies derde generatie EPD (Ouvry, 2008)  Vierde en vijfde generatie EPD 

De  vierde  en  vijfde  generaties  EPD  bieden  een  geavanceerdere  ondersteuning  voor  specialisten  en  verpleegkundigen,  waaronder  beslissingsondersteuning  en  signalering  van  afwijkingen.  In  2005  waren vierde en vijfde generatie EPD's in de Verenigde Staten al op de markt. Philips en Siemens zijn  in deze markt gestapt (Ouvry, 2005).  

De uitkomst van het onderzoek van Gartner op de acht criteria van de vierde generatie EPD's is als  volgt (Handler, 2001): 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hiermee werd recht gedaan aan de uitspraak dat Vertis wordt gekenmerkt door een platte organisatie, waarin weinig hiërarchie valt te herkennen en waarin voor alle medewerkers

Op deze manier heeft hij/zij dus plezier van de kennis die men heeft en zal de medewerker meer bereidt zijn deze te delen en er voor te zorgen dat de collectieve ambitie

Het zou mogelijk kunnen zijn dat een narcistische CEO geen negatieve invloed heeft op de houding ten aanzien van risicomanagement, doordat hij of zij bij het nemen van

Op zoek naar de juiste samenwerking tussen gemeenten en partners,.. maar ook tussen gemeenten en

Om te verifiëren of de aspecten die de volgens de literatuur van belang zijn voor een professionele dienstverlener ook van belang zijn voor de klanten van BEDRIJF X

Het doel van deze richtlijn is om voor de patiënt en de huisarts vast te leggen welke infor- matie de patient online moet kunnen inzien om een contact met de huisarts goed voor te

Sinds 1 juli 2020 heeft elke patiënt in principe de mogelijkheid tot online inzage in zijn of haar dossier.. V: Op welke manier kan de huisarts de patiënt online inzage in zijn

A: Ja, een patiënt heeft een wettelijk recht op online inzage in zijn of haar dossier.. De patiënt heeft op grond van de ‘Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst’ (WGBO)