• No results found

Samenstelling van de methode

4 – Ontwerpoverwegingen meetmethode

4.1 Samenstelling van de methode

Met het uitvoeren van het literatuuronderzoek, beschreven in hoofdstuk drie, is de tweede fase van  het onderzoek afgesloten  en kan worden aangevangen met de  derde fase, het ontwikkelen van de  methode om de baten van een EPD te meten. Paragraaf 4.1 beschrijft hoe de methode om de baten  van een EPD te meten is samengesteld. In paragraaf 4.2 is beschreven in welk format de methode is  opgesteld.  Hoofdstuk  vier  heeft  betrekking  tot  deelvraag  5  van  dit  onderzoek:  ‘Hoe  kunnen  de  componenten uit deelvraag 1 t/m 4 toegepast worden in een methode om de baten van een EPD te  kunnen meten?’. 

4.1 Samenstelling van de methode

Paragraaf  4.1  beschrijft  hoe  de  informatie  uit  het  literatuuronderzoek  is  samengevoegd  tot  een  werkzame methode om de baten van een EPD te meten. Zoals in paragraaf 3.2.2 is beschreven, zijn  baten  te  meten  door  middel  van  het  toepassen  van  prestatie‐indicatoren.  Een  EPD  bestaat  uit  verschillende  functionaliteiten.  Om  de  resultaten  van  de  verschillende  functionaliteiten  te  meten,  zijn een groot aantal prestatie‐indicatoren nodig. Door deze prestatie‐indicatoren allen onder elkaar  te  zetten  ontstaat  een  onduidelijk  en  onoverzichtelijk  geheel.  Daarom  is  besloten  om  de  prestatie‐ indicatoren te clusteren.  

De  evaluatiecategorieën  die  Arviansyah  (2008)  in  zijn  literatuuronderzoek  gevonden  heeft  beschrijven  op  welke  onderdelen  een  IT  investering  in  de  zorg  geëvalueerd  kan  worden.  Deze  evaluatiecategorieën  zijn  gekozen  als  laag  boven  de  prestatie‐indicatoren,  omdat  de  categorieën  breed genoeg zijn om de alle baten van een EPD te kunnen omvatten en omdat zij speciaal voor dit  doel onderzocht zijn. Het was ook mogelijk geweest om de meetmethode te beperken tot een aantal  categorieën,  bijvoorbeeld  functionaliteit  of  medische  uitkomsten,  en  daar  dieper  op  in  te  gaan.  Hiervoor  is  niet  gekozen,  aangezien  daarmee  de  hoofdvraag  van  dit  onderzoek  niet  volledig  beantwoord wordt. In de meetmethode zijn vijftien evaluatiecategorieën verwerkt.   Deze vijftien categorieën kunnen nog verder worden geclusterd. Voor deze clustering is gekozen voor  een business‐ & ICT architectuur (Polman en Van Ginneken, 2010). De business‐ & ICT architectuur  bevat zeven domeinen, waar de evaluatiecategorieën aan toegekend kunnen worden.   De uiteindelijke methode kent drie aggregatieniveaus, namelijk:  1. Aggregatieniveau 1: Business‐ en ICT domeinen;  2. Aggregatieniveau 2: Evaluatie categorieën;  3. Aggregatieniveau 3: Prestatie‐indicatoren.  Figuur 11 toont een overzicht van de opbouw van de methode: 

Figuur 11: Aggregatieniveaus van de methode 

Paragrafen  4.1.1  tot  en  met  4.1.3  beschrijven  de  samenstelling  van  de  meetmethode  binnen  een  aggregatieniveau. 

4.1.1 Aggregatieniveau 1

Het  hoogste  aggregatieniveau  dient  als  een  soort  kapstok  waar  de  evaluatiecategorieën  aan  opgehangen worden. Gekozen is voor de business‐ en ICT architectuur van Polman en van Ginneken  (2010).  In  figuur  5  van  paragraaf  3.1.3  wordt  een  overzicht  van  de  business‐  en  ICT  architectuur  getoond. In eerste instantie zijn alle zeven domeinen, dus zowel de business als de ICT domeinen, in  de methode verwerkt. Van Luxemburg (2010) gaf in zijn hoofdstuk omtrent de kosten en baten van  een EPD al aan dat de baten voornamelijk in het business domein gerealiseerd worden. Ook de heer  Govers van de Rijnland Ziekenhuis, gaf te kennen dat de baten voornamelijk in het business domein  gerealiseerd  worden.  Tijdens  het  samenstellen  van  deze  methode  werd  nogmaals  duidelijk  dat  de  baten van een EPD zich voornamelijk in het business domein bevinden. De evaluatie categorieën die  aan het ICT domein waren toebedeeld bleken alleen randvoorwaardelijke baten (zie paragraaf 3.1.5)  te bevatten. Besloten is om de ICT domeinen daarom niet mee te nemen in de methode.   De uiteindelijke methode kent vijf domeinen:  1. Strategisch domein;  2. Organisatie domein;  3. Proces domein;  4. Functionaliteit;  5. Gegevens/informatie. 

Het  gegevens/informatie  domein  valt  deels  in  het  business  domein  en  deels  in  het  ICT  domein.  In  deze  methode  wordt  enkel  de  mogelijkheid  voor  het  opvragen  van  de  gegevens/informatie  meegenomen.  De  ICT  technische  kant  van  hoe  de  gegevens  opgevraagd  worden  is  buiten  beschouwing gelaten. 

4.1.2 Aggregatieniveau 2

De  tweede  stap  bestaat  uit  het  koppelen  van  de  evaluatiecategorieën,  gevonden  door  Arviansyah  (2008),  aan  de  vijf  domeinen  van  het  eerste  aggregatieniveau  (zie  paragraaf  4.1.1).  De  22  disjunct  gemaakte categorieën uit paragraaf 3.1.5 zijn hiervoor gebruikt. Hieronder is per domein toegelicht  welke evaluatie categorieën aan de domeinen zijn gekoppeld.  

Aan  het  strategisch  domein  is  evaluatiecategorie  27.  Strategie  gekoppeld.  Het  strategische  domein  representeert de baten waarmee een ziekenhuis zich doormiddel van een EPD kan differentiëren van 

andere ziekenhuizen. Evaluatiecategorie 27. Strategie bevat prestatie‐indicatoren die op strategisch  niveau meten.  

Aan  het  organisatorisch  domein  zijn  de  evaluatiecategorieën  1.  Gebruik,  6.  Organisatie,  13.  Patiënt  tevredenheid,  17.  Acceptatie  en  houding  en  26.  Extern  gekoppeld.  Het  organisatorisch  domein  representeert  zaken  op  tactisch  bedrijfsniveau.  Categorie  1.  Gebruik,  heeft  betrekking  op  de  mate  van gebruik van systemen en welke systemen er naast een EPD gebruikt worden. Het gebruik van een  EPD  is  op  tactisch  niveau  in  te  richten  en  daarmee  gekoppeld  aan  het  organisatorisch  domein.  Categorie 6. Organisatie, heeft betrekking op de inrichting van verantwoordelijkheden en structuur  rondom een EPD. Verantwoordelijkheden en structuur worden op tactisch niveau vastgelegd en zijn  daarom  gekoppeld  aan  het  organisatorisch  domein.  Categorie  13.  Patiënttevredenheid,  heeft  betrekking  op  de  opinie  van  de  patiënten  omtrent  de  inrichting  van  de  processen  binnen  het  ziekenhuis.  Deze  zaken  worden  op  tactisch  niveau  ingericht  en  zijn  daarom  gekoppeld  aan  het  organisatorisch domein. Categorie 17. Acceptatie en houding, heeft betrekking op de opinie van de  medewerkers  omtrent  een  EPD.  Door  medewerkers  invloed  te  geven  in  de  implementatie  van  een  EPD  en  voldoende  training  te  geven  over  de  werkwijze  van  het  EPD,  kan  de  opinie  van  de  medewerkers  beïnvloed  worden.  Deze  zaken  worden  geregeld  op  tactisch  niveau  en  zijn  daarom  gekoppeld aan het organisatorisch domein. Categorie 26. Extern, heeft betrekking op de koppelingen  die  een  EPD  biedt  met  externe  partijen  (bijvoorbeeld  een  huisarts  of  apotheek).  De  organisatie  rondom  deze  koppelingen  is  tactisch  van  aard.  Een  ziekenhuis  doet  vaak  al  zaken  met  de  externe  partijen.  Door  de  werkwijze  te  digitaliseren  zijn  er  dus  vooral  op  tactisch  niveau  voordelen  te  behalen.  Wanneer  externe  koppelingen  leiden  tot  nieuwe  product/marktcombinaties,  kan  de  categorie 26. Extern ook als strategisch voordeel worden aangemerkt. De prestatie‐indicatoren met  betrekking tot strategische voordelen zijn echter al aan categorie 27. Strategie gekoppeld. Daarom is  categorie 26. Extern overwegend tactisch van aard en gekoppeld aan het organisatorisch domein. Tot  slot is categorie 28. Management, gekoppeld aan het organisatorisch domein. Deze categorie heeft  betrekking op de managementtaken omtrent een EPD en is daarmee tactisch van aard.   Aan het procesdomein zijn de evaluatiecategorieën 3. Tijd gerelateerd, 9. Medische uitkomsten, 15.  Efficiency en 25. Operationeel gekoppeld. Het procesdomein representeert zaken op operationeel en  daarmee  het  uitvoerende  bedrijfsniveau.  Categorie  3.  Tijd  gerelateerd,  heeft  in  dit  onderzoek  betrekking  op  handelingstijden  in  een  EPD  en  niet  op  de  handelingstijden  van  processen.  Op  operationeel  niveau  wordt  gemeten  wat  de  laadtijden  en  verwerkingstijden  van  een  EPD  zijn.  De  afwijking ten opzichte van dezelfde handeling op papier omvat de bate/negatieve bate. Categorie 3.  Tijd gerelateerd is operationeel van aard en daarom gekoppeld aan het procesdomein. Categorie 9.  Medische  uitkomsten,  heeft  betrekking  op  de  uitkomst  van  medische  handelingen  die  in  verband  staan met het EPD. Met name van belang is de afwijking tussen medische handelingen op basis van  papieren  dossiers  en  elektronische  dossiers.  De  vraag  hierbij  is  of  het  gebruik  van  elektronische  dossiers  een  hogere  patiëntveiligheid  oplevert  dan  bij  het  gebruik  van  papieren  dossiers.  De  medische  handelingen  hebben  betrekking  tot  uitvoerende  werkzaamheden  en  zijn  daarom  gekoppeld aan het procesdomein. Categorie 15. Efficiency, heeft betrekking op de verhouding tussen  effectiviteit en kostprijs van een uitvoerend proces. In dit onderzoek is deze categorie gesplitst in het  aantal  FTE’s  (Fulltime  Employees)  op  afdelingen,  het  uitvoeren  van  dubbele  werkzaamheden,  de  bezettingsgraad en overige financiële parameters. Efficiency kan ook opgevat worden als een taak op  tactisch  niveau  in  plaats  van  op  uitvoerend  niveau.  Efficiency  kan  door  goed  management  bereikt  worden.  In  dit  onderzoek  is  efficiency  in  het  procesdomein  opgenomen,  omdat  de  besparingen 

letterlijk  aan  de  processen  te  relateren  zijn.  Tot  slot  is  categorie  25.  Operationeel  aan  het  procesdomein gekoppeld. De categorie 25. Operationeel is, zoals het woord het al zegt, operationeel  van  aard.  In  deze  categorie  worden  de  procestijden  van  bedrijfsprocessen  zonder  EPD  en  met  EPD  onderling tegen elkaar afgezet.  

Aan  het  domein  functionaliteit  zijn  de  evaluatiecategorieën  4.  Gebruikersvriendelijkheid,  14.  Functionaliteit  en  24.  Bruikbaarheid  gekoppeld.  Met  functionaliteit  worden  de  mogelijkheden  die  een  EPD  biedt  bedoeld.  Categorie  4.  Gebruikersvriendelijkheid  heeft  betrekking  op  de  bedieningsgraad van de interface voor gebruikers van een EPD en de flexibiliteit van een EPD. Deze  categorie  had  ook  gekoppeld  kunnen  worden  aan  het  procesdomein,  aangezien  een  hoge  gebruikersvriendelijkheid  de  snelheid  van  een  werkproces  kan  verhogen.  In  dit  onderzoek  is  gebruikersvriendelijkheid  gekoppeld  aan  het  domein  functionaliteit,  om  aan  te  geven  welke  mogelijkheden een gebruiker heeft om het systeem aan zijn wensen aan te passen en daarmee de  mogelijkheden van een EPD optimaal te benutten. De randvoorwaardelijke baten als snelheidswinst  door gebruikersvriendelijkheid zijn indirect al inbegrepen in categorie 25. Operationeel, omdat daar  totaaltijden van een proces worden gemeten. De categorie 14. Functionaliteit, is zoals het woord al  aangeeft,  gekoppeld  aan  het  domein  functionaliteit.  De  categorie  is  ingedeeld  op  basis  van  de  beschreven  functionaliteiten  van  een  derde  generatie  EPD,  zoals  is  onderzocht  door  Gartner  (zie  paragraaf  3.4).  Per  functionaliteit  dient  aangegeven  te  worden  of  deze  functionaliteit  in  het  betreffende  EPD  aanwezig  is,  zodat  onderzocht  kan  worden  welke  functionaliteit  welke  baten  oplevert.  Tot  slot  is  de  categorie  24.  Bruikbaarheid  aan  het  domein  functionaliteit  gekoppeld.  Bruikbaarheid  heeft  betrekking  op  de  opinie  van  specialisten  of  de  functionaliteit  van  een  EPD  aansluit  bij  de  werkwijze  van  de  specialisten  en  daarmee  bruikbaar  is  of  niet.  Wat  voor  de  één  bruikbaar  is  kan  voor  de  ander  onbruikbaar  zijn,  terwijl  over  dezelfde  functionaliteit  gesproken  wordt. Een EPD is een hulpmiddel voor de specialist en niet andersom. 

Tot  slot  is  aan  het  domein  gegevens/informatie  de  evaluatiecategorie  18.  Accuraatheid  gekoppeld.  De  categorie  18.  Accuraatheid  heeft  betrekking  op  de  juistheid  en  volledigheid  van  gegevens/  informatie in een EPD en is daarom aan het domein gegevens/informatie gekoppeld.   Tabel 8 toont een overzicht van de koppeling tussen de domeinen en de evaluatiecategorieën.   Domein  Evaluatie categorie 1. Strategie   27. Strategie 2. Organisatie   1. Gebruik 6. Organisatie  13. Patiënt tevredenheid  17. Acceptatie en houding  26. Extern  28. Management  3. Proces  3. Tijd gerelateerd 9. Medische uitkomsten  15. Efficiency  25. Operationeel  4. Functionaliteit   4. Gebruikersvriendelijkheid 14. Functionaliteit  24. Bruikbaarheid  5. Gegevens / Informatie   18. Accuraatheid Tabel 8: Evaluatiecategorieën gekoppeld aan de business‐ en ICT domeinen 

Niet  alle  22  categorieën  van  Arviansyah  (2008),  zoals  in  paragraaf  3.1.5  toegelicht,  zijn  bruikbaar  gebleken in de methode om de baten van een EPD te meten. De evaluatiecategorieën die in het ICT  domein vallen (Polman en Van Ginneken, 2010) zijn komen te vervallen. Deze categorieën zijn voor  dit  onderzoek  te  technisch  en  specialistisch  van  aard  gebleken.  Welke  hardware  gebruikt  is  en  op  welke wijze data wordt opgeslagen heeft wel invloed op de prestaties van een EPD, maar de baten  zijn  niet  rechtstreeks  afkomstig  van  de  functionaliteit  van  een  EPD.  De  baten  in  het  ICT  domein  richten zich op de baten van de gebruikte hardware en applicaties. Hetzelfde EPD kan bijvoorbeeld  op verschillende hardware geïnstalleerd worden en daardoor verschillende prestaties leveren. Deze  verschillende  prestaties  leveren  uiteraard  baten  op,  bijvoorbeeld  op  procestijden  vanwege  een  sneller systeem, maar deze baten zijn niet rechtstreeks afkomstig van het EPD. Deze baten zijn toe te  kennen  aan  de  gebruikte  hardware.  De  volgende  categorieën  van  Arviansyah  (2008)  zijn  daardoor  niet opgenomen in de methode om de baten van een EPD te meten:   5. Data of informatie kwaliteit;   8. Technologie;   16. Technische specificatie;   21. Automatiseringsgraad;   22. Betrouwbaarheid.  Naast de evaluatiecategorieën in de ICT domeinen is de evaluatiecategorie 6. Kennis gerelateerd, niet  opgenomen in de methode om de baten van een EPD te meten. Deze categorie is niet opgenomen in  de methode vanwege het ontbreken van de beslissingsondersteunende functionaliteit van een derde  generatie  EPD  (Handler,  2001).  De  beslissingsondersteunende  functionaliteit  is  bedoeld  om  de  gebruikers  van  een  EPD  medisch  inhoudelijk  te  ondersteunen.  Door  met  een  beslissings‐ ondersteunend EPD te werken kan een EPD de kennis van de gebruiker aanvullen tot de gebruiker de  beslissing zelf kan nemen op basis van routine. Deze functionaliteit is vanaf een vierde generatie EPD  in  beperkte  mate  beschikbaar  en  vanaf  een  vijfde  generatie  EPD  volledig  beschikbaar  (Handler,  2001).  In  dit  onderzoek  beperkt  de  scope  zich  tot  een  derde  generatie  EPD,  dus  de  categorie  6.  Kennis gerelateerd, is komen te vervallen.  

In evaluatie categorie 14. Functionaliteit is het derde generatie EPD model volgens Gartner (Handler,  2001)  verwerkt.  Paragraaf  3.4  gaat  uitvoerig  in  op  de  functionaliteiten  per  EPD  generatie.  De  gebruiker van de methode kan aangeven in hoeverre een EPD is geïmplementeerd. Dit is belangrijk,  omdat  bepaalde  onderdelen  van  een  EPD  in  verband  kunnen  staan  met  bepaalde  baten.  Wanneer  het  Elektronisch  Voorschrijf  Systeem  (EVS)  nog  niet  is  geïmplementeerd  is  de  verwachting  dat  de  medicatiefouten  nog  niet  afnemen.  Wanneer  de  functionaliteit  correct  wordt  bijgehouden  is  het  mogelijk om bepaalde verbanden tussen prestatie‐indicatoren en functionaliteiten te bepalen.  Domein  5.  Gegevens/Informatie  heeft  op  een  andere  wijze  invulling  gekregen  dan  de  overige  domeinen.  Domein  vijf  maakt  gebruik  van  het  informatiemodel  van  Egbertzen  (Egbertzen  en  Hogenkamp,  2009).  Egbertzen,  informatiemanager  van  ZGT,  heeft  een  informatiemodel  voor  een  EPD ontwikkeld. Het model is gebaseerd op het boek 'Van wet naar praktijk, implementatie van de  WGBO, Deel vier; Toegang tot patiëntgegevens'. Het informatiemodel wordt gepresenteerd in figuur  12. 

 

Figuur 12: Informatiemodel EPD (implementatieplan ZGT, 2010) 

In de methode wordt bijgehouden of de data accuraat is. Het antwoord dat hieruit volgt is of de data  in  een  EPD  meer  accuraat  is  dan  in  het  papieren  dossier,  of  andersom.  Daarnaast  kunnen  relaties  gelegd worden tussen informatievoorziening en veiligheid.  

4.1.3 Aggregatieniveau 3

Het derde aggregatieniveau bestaat uit prestatie‐indicatoren die  een bepaalde bate representeren.  Iedere  evaluatiecategorie  bestaat  uit  een  aantal  prestatie‐indicatoren.  De  prestatie‐indicatoren  zijn  afkomstig uit de literatuur, de input van deskundigen en rapportages van het IGZ. Een totaaloverzicht  van de prestatie‐indicatoren is te raadplegen in bijlage 15.  

Voor  de  samenstelling  van  de  methode  zijn  verschillende  deskundigen  geraadpleegd.  De  deskundigen  zijn  actief  in  uiteenlopende  werkgebieden  en  hebben  op  basis  van  hun  ervaring  en  kennis prestatie‐indicatoren aangedragen. De volgende deskundigen zijn geraadpleegd: 

Koen Govers  De heer Govers is als adviseur informatisering werkzaam bij het  Rijnland  Ziekenhuis.  Het  Rijnland  Ziekenhuis  gebruikt  het  EPD  van Chipsoft. De heer Govers heeft de baten van het EPD op een  procesmatige  wijze  in  gemeten.  Zijn  bevindingen  zijn  meegenomen in de in dit onderzoek ontwikkelde methode.   

Jasper Meere  De  heer  Meere  is  financieel  beleidsmedewerker  bij  ZGT.  Als  financieel  beleidswerker  heeft  hij  input  geleverd  voor  de  financiële  prestatie‐indicatoren  ten  behoeve  van  de  methode  om de baten van een EPD te meten. 

 

Roy Hoogeslag  De  heer  Hoogeslag  is  orthopeed  op  de  afdeling  Orthopedische  Chirurgie  van  ZGT  te  Almelo.  De  heer  Hoogeslag  heeft  input  geleverd omtrent de processen van de specialist. 

Agnes Wiersma   Nienke Meerdink 

Mevrouw  Wiersma  is  operationeel  leidinggevende  zorgproces  gynaecologie  en  obstetrie  bij  ZGT.  Mevrouw  Meerdink  was  stafmedewerker kwaliteitszorg bij ZGT. Samen hebben zij input  geleverd omtrent de factoren waarop een EPD invloed heeft op  een afdeling in het ziekenhuis.    Antoon van Luxemburg,   Diederik van Wingerden  Sanneke van der Linden  De heer Van Luxemburg en mevrouw Van der Linden zijn senior  adviseur bij M&I/Partners. De heer Van Wingerden is associate  adviseur bij M&I/Partners. Samen hebben zij input geleverd aan  de inrichting  en vormgeving van de methode om de baten van  een EPD te meten.    Naast de input van deskundigen zijn prestatie‐indicatoren van de inspectie voor de gezondheidszorg  (IGZ)  verwerkt  in  de  methode.  De  Nederlandse  ziekenhuizen  leveren  jaarlijks  gegevens  over  hun  prestaties aan IGZ. De gegevens worden aangeleverd in de vorm van prestatie‐indicatoren. Voor de  methode  om  de  baten  van  een  EPD  te  meten  worden  alleen  de  prestatie‐indicatoren  uit  de  hoofdgroep  'zorg‐ICT'  gebruikt,  omdat  deze  in  relatie  staan  tot  een  EPD.  IGZ  hanteert  twee  categorieën, namelijk: 

1. De beschikbaarheid van elektronische gegevens;  2. De beschikbaarheid van proces ondersteunende ICT. 

De volledige tabellen met prestatie‐indicatoren van IGZ zijn in dit rapport opgenomen als bijlage 3.   Een  aantal  prestatie‐indicatoren  representeren  niet  rechtstreeks  een  bate,  maar  zijn  wel  indirect  verantwoordelijk  voor  de  baten.  Deze  baten  worden  'randvoorwaardelijke'  baten  genoemd.  Een  bepaalde  functionaliteit  op  zich  is  geen  bate.  Wanneer  een  functionaliteit  bijdraagt  in  het  verminderen van het aantal handelingen is de rechtstreekse bate het aantal minuten/seconden dat  deze handeling minder vergt. Echter, zonder deze functionaliteit was deze bate niet gerealiseerd. In  deze  methode  worden  beide  soorten  baten  gemeten.  Daarbij  is  het  interessant  om  naar  de  onderlinge relaties tussen de twee typen baten te kijken. 

De  prestatie‐indicatoren  kunnen  op  verschillende  wijzen  worden  gemeten.  In  paragraaf  3.2.1  stelt  Andresen  (2001)  dat  bestaande  methoden  om  IT  investeringen  te  evalueren  zijn  te  classificeren  in  drie typen methoden, namelijk: 

1. De kwalitatieve methoden;  2. De kwantitatieve methoden;  3. De financiële methoden. 

Paragraaf  3.1.1  sluit  hierbij  aan.  In  paragraaf  3.1.1  wordt  toegelicht  dat  er  drie  soorten  baten  bestaan, namelijk: 

1. Kwalitatieve baten;  2. Kwantitatieve baten;  3. Financiële baten. 

De  methode  om  de  baten  van  een  EPD  te  meten  maakt  gebruik  van  bovenstaande  classificering.  Iedere prestatie‐indicator in de methode zal kwalitatief gemeten kunnen worden. Daar kwalitatieve 

metingen subjectief zijn en een ruwe range hebben, zullen zoveel mogelijk prestatie‐indicatoren ten  minste  een  kwantitatieve  typering  meekrijgen.  In  de  bijlage:  Excelbestand  Batenmethode,  wordt  voor  iedere  prestatie‐indicator  de  grootheid  en  de  meetmethode  van  de  prestatie‐indicator  aangegeven.  

Van  de  kwantificeerbare  indicatoren  kan  een  deel  financieel  gemaakt  worden.  Daar  waar  mogelijk  rekent de methode aan de hand van een instellingenblad met financiële parameters de kwantitatieve  eenheid om naar een financiële eenheid.  

Om de verschillende prestatie‐indicatoren te kunnen meten maakt de methode om de baten van het  EPD  te  meten  gebruik  van  verschillende  meetmethoden.  Paragraaf  3.2.2  beschrijft  vier  meetmethoden om de prestatie‐indicatoren te meten. De vier meetmethoden (vragenlijst, interview,  observatie, onopvallende meting) zijn gekoppeld aan de prestatie‐indicatoren. Voor iedere prestatie‐ indicator  is  apart  beoordeeld  welke  meetmethode  het  meest  geschikt  is.  Het  is  mogelijk  dat  de  gebruiker  van  de  geselecteerde  meetmethode  afwijkt,  omdat  er  in  de  meeste  gevallen  meerdere  meetmethoden  mogelijk zijn. In bijlage 15 is de volledige lijst met prestatie‐indicatoren opgenomen,  inclusief een toelichting van de meetmethode. 

4.1.4 De drie aggregatieniveaus samengevoegd

In paragraaf 4.1.1 tot en met 4.1.3 is toegelicht hoe de methode om de baten van een EPD te meten  tot stand gekomen is. In bijlage 4 is  een overzicht afgebeeld, waarin de drie  aggregatieniveaus zijn  samengevoegd  tot  één  overzicht.  De  afzonderlijke  prestatie‐indicatoren  zijn  opgenomen  als  bijlage  15. 

In  de  methode  zijn  prestatie‐indicatoren  opgenomen  die  ervoor  kunnen  zorgen  dat  een  bate  tweemaal  meegenomen  wordt  in  het  resultaat.  Dit  probleem  is  met  name  aanwezig  tussen  de  prestatie‐indicatoren in de evaluatiecategorieën efficiency en operationeel.  

In  de  evaluatie  categorie  efficiency  wordt  gemeten  of  het  aantal  FTE  op  bepaalde  afdelingen  vermindert  na  het  invoeren  van  het  EPD.  Aan  de  prestatie‐indicatoren  in  deze  categorie  hangen  financiële waarden die in de boekhouding en de begroting van het ziekenhuis terug zijn te vinden. In  de evaluatie categorie operationeel wordt gemeten of er door de komst van een EPD tijdwinst wordt  behaald  op  bepaalde  processen.  Door  de  tijdwinst  op  deze  processen  te  relateren  aan  de  betreffende salarissen wordt een financiële besparing berekend. 

De financiële uitkomsten van beide evaluatiecategorieën kunnen elkaar overlappen, maar dit is niet