• No results found

Besluit van het college van de Onafhankelijke Post enTelecommunicatie Autoriteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Besluit van het college van de Onafhankelijke Post enTelecommunicatie Autoriteit"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OPTA/IBT/2000/202891 Openbare versie 4 december 2000

Beslissing inzake de door KPN Telecom B.V. voor de overgangsperiode 1 juli 2000

tot 1 juli 2001 voor interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten te hanteren

overgangstarieven, alsmede inzake de voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000

voor die diensten als definitief te gelden tarieven

Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en

Telecommunicatie Autoriteit

Op basis van de in onderhavig besluit door het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) verwoorde overwegingen dient KPN Telecom B.V. (hierna: KPN) ter zake van haar interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten voor de overgangsperiode 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 de navolgende tarieven te hanteren (hierna: de overgangstarieven). Deze als definitief te gelden overgangstarieven treden in de plaats van de op 30 juni 2000 door het college vastgestelde voorlopige overbruggingstarieven. Het besluit overbruggingstarieven d.d. 30 juni 2000 (kenmerk:

OPTA/JUZ/2000/201775) wordt hierbij ingetrokken.

De overgangstarieven voor de overgangsperiode 1 juli 2000 tot 1 juli 2001

Set-up 1) Conveyance 2)

Gemiddeld Piek Dal WNT Piek Dal WNT

National terminating 3,0 3,0 2,1 Nvt 2,7 1,5 Nvt

Regional terminating 2,3 2,9 2,7 2,0 2,2 1,2 1,0

Local terminating 1,3 1,7 1,6 1,2 1,3 0,7 0,6

National carrier (pre)select 3,2 3,2 2,2 Nvt 2,9 1,6 Nvt

Regional carrier (pre)select 2,4 3,2 3,0 2,1 2,4 1,3 1,1

Local carrier (pre)select 1,5 1,9 1,7 1,3 1,4 0,8 0,7

VPN connect 1-stage nat. 3,2 3,2 2,2 Nvt 2,9 1,6 Nvt

VPN connect 1-stage reg. 2,4 3,2 3,0 2,1 2,4 1,3 1,1

VPN connect 2-stage nat. 3,2 3,2 2,2 Nvt 2,9 1,6 Nvt

VPN connect 2-stage reg. 2,4 3,2 3,0 2,1 2,4 1,3 1,1

06760 Internet Connect reg. 2,4 3,2 3,0 2,1 2,4 1,3 1,1

1) Tarieven in centen per gesprek (excl. BTW) 2) Tarieven in centen per minuut (excl. BTW)

Poorttarief 2 Mb 476

Tarief in guldens per maand (excl. BTW) Tariefperiodes lokale en regionale diensten:

Piek: maandag tot en met vrijdag 08.00 uur tot 19.00 uur Dal: maandag tot en met vrijdag 19.00 uur tot 00.00 uur WNT (weekend/nacht): maandag tot en met vrijdag van 00.00 uur tot 08.00 uur;

zaterdag en zondag van 00.00 uur tot 24.00 uur Tariefperiodes nationale diensten:

(2)

1. Voorgeschiedenis

In het zogenoemde EDC-IIB besluit van 16 december 1999 (kenmerk: OPTA/IBT/99/8393) heeft het college aan KPN medegedeeld dat het college van oordeel is dat de tot dusver voor de beoordeling van de door KPN voor haar interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten voorgestelde tarieven gehanteerde EDC-systematiek op den duur onvoldoende tegemoetkomt aan de eisen die vanuit de doelstelling voor de telecommunicatiemarkt aan een dergelijk systeem dienen te worden gesteld. Zoals in het betreffende besluit is aangegeven, heeft deze heroverweging het college tot het standpunt gebracht dat de EDC-systematiek in elk geval voor wat betreft de situatie na 1 juli 2000 niet langer dient te worden toegepast. Daarbij is aangegeven dat overgegaan dient te worden op een systematiek gebaseerd op

toekomstgerichte gemiddelde incrementele lange termijnkosten (LRAIC) waarbij het daartoe te hanteren ‘bottom up’ model leidend is.

Tegen deze achtergrond heeft het college op 30 juni 2000 in het besluit overbruggingstarieven (kenmerk: OPTA/JUZ/2000/201775) het op 28 april 2000 door KPN aan het college voorgelegde

EDC-kostentoerekeningssysteem, voor zover dit zou leiden tot nieuwe voorlopige tarieven voor de periode 1 juli 2000 tot 1 juli 2001, niet goedgekeurd.

1.1 De overbruggingstarieven

Om te voorzien in een oplossing voor de resulterende situatie dat een voor de vaststelling van de tarieven voor de periode 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 door het college goedgekeurd kostentoerekeningssysteem voor interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten vooralsnog ontbrak, heeft het college in het besluit overbruggingstarieven bepaald dat KPN als voorlopige tarieven voor de periode na 1 juli 2000 de tarieven diende te hanteren zoals die voortvloeien uit het EDC-IIA besluit van 29 november 1999. Deze voorlopige ‘overbruggingstarieven’ dienden door KPN in ieder geval te worden gehanteerd tot het moment waarop het college een besluit zou nemen over de invoering van de nieuwe kostentoerekeningssystematiek en de op basis daarvan te bepalen tarieven en het eventueel toe te passen overgangsregime.

1.2 Het reguleringsconcept

In het EDC-IIB besluit is aangegeven dat het college een beleidsvoornemen voorbereidt inzake het in de nabije toekomst te gelden reguleringsconcept voor de beoordeling op kostenorië ntatie van de door KPN te hanteren interconnectietarieven, en dat de markt over dit voornemen zal worden geconsulteerd.

(3)

Op 18 oktober 2000 is de markt tijdens een daartoe georganiseerde openbare bijeenkomst over het door het college voorgenomen nieuwe reguleringsconcept geïnformeerd. Wat betreft de per 1 juli 2001 te gelden reguleringssystematiek is daarbij aangegeven dat het reguleringsconcept in de later in 2000 te starten consultatie voor reacties aan de markt zal worden voorgelegd. Hiertoe is op dit moment een consultatiedocument in voorbereiding. De start van de consultatie is voorzien in de maand december.

In het reguleringsconcept heeft het college tevens voorzien in een definitieve regeling van de voor de overgangsperiode 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 te gelden tarieven. Deze definitieve overgangstarieven, zoals die in onderhavig besluit door het college worden vastgesteld, treden in de plaats van de op 30 juni 2000 vastgestelde voorlopige overbruggingstarieven.

2. Het overgangsregime

De in het reguleringsconcept verwoorde toekomstige reguleringssystematiek, zoals die in de consultatie aan de markt zal worden voorgelegd, zal feitelijk eerst per 1 juli 2001 zijn beslag kunnen krijgen. Zo zal de periode tot die tijd onder andere benodigd zijn voor de marktconsultatie, alsmede voor de feitelijke ontwikkeling van het eigenlijke economisch/technologische bottom up LRIC kostentoerekeningsmodel. Het besluit van het college inzake de door KPN op basis van de nieuwe reguleringssystematiek te hanteren tarieven zal daarom niet vóór juli 2001 genomen kunnen worden. Evenals ten tijde van de besluitvorming inzake de overbruggingstarieven blijft hierdoor voor de periode tussen 1 juli 2000 en 1 juli 2001 de situatie bestaan dat een door het college goedgekeurd kostentoerekeningssysteem niet voorhanden is.

Omdat de kostenorië ntatie van de door KPN te hanteren interconnectietarieven krachtens de

Telecommunicatiewet op een door het college goedgekeurd kostentoerekeningssysteem gebaseerd dient te zijn, en de Telecommunicatiewet niet voorziet in de situatie waarin een dergelijk systeem tijdelijk ontbreekt, is de periode tussen 1 juli 2000 en 1 juli 2001 aan te merken als een overgangsperiode. Het overgangskarakter van deze periode, i.c. het tijdelijke ontbreken van een door het college goedgekeurd kostentoerekeningssysteem, maakt de introductie van een gedurende deze periode te gelden

overgangsregime noodzakelijk.

Gesteld zou kunnen worden dat de op 30 juni 2000 vastgestelde overbruggingstarieven reeds in een overgangsregime voorzien. De overbruggingstarieven zijn door het college echter bedoeld als tijdelijke oplossing om te voorkomen dat per 1 juli 2000 een situatie zou ontstaan waarin door het college in geen enkele tariefstelling zou zijn voorzien. De overbruggingstarieven zijn dan ook vastgesteld als voorlopige tarieven, welke door KPN in ieder geval dienden te worden gehanteerd tot het moment waarop het college een besluit zou nemen over de invoering van de nieuwe kostentoerekeningssystematiek en de op basis daarvan te bepalen tarieven en het eventueel toe te passen overgangsregime. Met de vaststelling in onderhavig besluit van de als definitief te gelden overgangstarieven is in bedoeld overgangsregime voorzien.

3. De Europese ‘best current practice’

(4)

van de Commissie gelden als ‘best current practice’1. De meest recente gelegenheid waarbij de Commissie

zich over de ‘best current practice’ tarieven heeft uitgesproken, betreft de aanbeveling van de Commissie van 20 maart 20002.

Het doel van deze jaarlijks geactualiseerde aanbeveling is door de Commissie in de bijbehorende toelichting als volgt omschreven: “The objective of the Recommendation is to provide guidance to

national regulatory authorities on ‘best current price’ call termination interconnection services in the Community”. Ten aanzien van de in de aanbeveling vastgestelde ‘best practice’ tarieven stelt de

Commissie: “(… ) the interconnection charges based on ‘best current practice’ provide guidance to NRAs

when assessing the interconnection charges for call termination proposed by operators notified as having significant market power, until calculated costs for interconnection based on forward looking ‘long-run average incremental costs (LRAIC) are available”. In de tweede overweging constateert de Commissie dat “suitable cost accounting systems have not yet been implemented in a large number of member States and therefore it is considered appropriate to update the ‘best current practice’ price ranges in the Recommendation for the year 2000”.

Met het oog op de bovenbeschreven doelstelling van de bedoelde Europese aanbeveling en gegeven de huidige transitie tussen kostentoerekeningssystemen is het college van oordeel dat voor de nadere invulling van het overgangsregime dient te worden aangesloten bij de door de Europese Commissie aanbevolen ‘best current practice’. Voor de gedurende de overgangsperiode te gelden overgangstarieven betekent dit dat deze zich binnen de door de Commissie vastgestelde bandbreedte dienen te bevinden.

4. De overgangstarieven volgens het reguleringsconcept

In lijn met het voorgaande is in het reguleringsconcept ten aanzien van de voor de dienst ‘terminating access’ te gelden overgangstarieven het volgende bepaald: “Wat betreft de door KPN in de nabije

toekomst te hanteren terminating access tarieven wordt overgegaan op toepassing van een onder regie van OPTA te ontwikkelen ‘bottom up’ kostentoerekeningssystematiek uitgaande van ‘forward looking long run (average) incremental costs’. Omdat deze kostentoerekeningssystematiek op dit moment nog niet voorhanden is, gelden het lopende jaar, dat wil zeggen vanaf 1 juli 2000 tot 1 juli 2001, terminating access tarieven die zich voor zowel de nationale, de regionale als de lokale terminating access dienst binnen de door de Europese Commissie voor het jaar 2000 vastgestelde benchmark bevinden. Ten opzichte van de op 29 november 1999 voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000 bepaalde tarieven vertaalt deze tariefstelling zich in een daling voor de nationale dienst van 0,5%, voor de regionale dienst van 5,5%, en voor de lokale dienst van 23%”.

In het reguleringsconcept is tevens bepaald dat voor de originating diensten dezelfde dalingspercentages komen te gelden: “(… ) Tot dat moment (en vanaf 1 juli 2000) gelden voor de nationale, regionale en

1 Deze ‘best current practice’ bestaat uit een bandbreedte waarvan de ondergrens wordt bepaald door de

‘goedkoopste’ Lidstaat en de bovengrens door de op twee na ‘goedkoopste’ Lidstaat. Uitgegaan wordt van terminating access tarieven in de piek, geldend voor een gesprek van drie minuten.

2 Commission Recommendation amending Commission Recommendation 98/511/EC of 29 July 1998 on

(5)

lokale originating diensten ten opzichte van de op 29 november 1999 bepaalde tarieven de

dalingspercentages zoals die voor de terminating dienst zijn vastgesteld (-0,5%, -5,5% respectievelijk – 23%)”.

De in het reguleringsconcept genoemde dalingspercentages gelden ten opzichte van de tarieven zoals die op 29 november 1999 voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000 door het college zijn vastgesteld (i.c. de EDC-IIA tarieven).

De percentages zijn tot stand gekomen gedurende de met KPN ten behoeve van de voorbereiding van het reguleringsconcept gevoerde besprekingen. Op basis van het door OPTA gehanteerde uitgangspunt dat de overgangstarieven duidelijk binnen de Europese benchmark dienen te vallen, zijn de bedoelde

percentages door KPN voorgesteld. Bij narekening is het college gebleken dat de voorgestelde

percentages inderdaad aan dit uitgangspunt voldoen: de percentages zouden tot tarieven leiden die voor zowel de nationale, de regionale als de lokale dienst ondubbelzinnig binnen de benchmark vallen, en wel in alle gevallen met 0,1 Eurocent onder de bovengrens.

5. De asymmetrie in piek-/dal tariefstructuren

Om van de in het reguleringsconcept vastgestelde dalingspercentages tot de gedurende de

overgangsperiode te gelden tariefelementen te komen, zou elk EDC-IIA tariefelement met het betreffende dalingspercentage moeten worden verminderd3. Zo zouden alle tariefelementen voor de nationale dienst

(dus zowel de set-up als de conveyance tariefelementen, voor alle tariefperiodes) verminderd moeten worden met 0,5%, voor de regionale dienst met 5,5%, en voor de lokale dienst met 23%.

Wat echter aan deze eenvoudige exercitie in de weg staat, is het feit dat de op dit moment door KPN voor haar retail aanbod gehanteerde piek-/dal structuur niet gelijk is aan de voor de EDC-IIA tarieven

geldende piek-/dal wholesale structuur. Immers, KPN retail kent sinds geruime tijd het ten opzichte van het daltarief lagere weekend/nacht (‘WNT’) tarief voor Binnenbasisverkeer (‘Biba-verkeer’), terwijl de EDC-IIA tarieven nog uitgaan van uitsluitend een zondagtarief. Bovendien kent KPN-retail sinds 1 oktober 2000 voor het doordeweekse uur tussen 19.00 en 20.00 een daltarief (voor zowel Biba als Buitenbasis (Buba-) verkeer), terwijl de EDC-IIA tarieven voor dat uur nog piektarieven kennen.

Gegeven deze asymmetrie in piek-/dal tariefstructuren zou het doorvoeren van de vastgestelde

dalingspercentages in de EDC-IIA tarieven betekenen dat voor de genoemde momenten een aanzienlijke prijssqueeze in stand zou blijven: Concurrenten van KPN zouden gedwongen zijn om ‘s zaterdags en ’s nachts tegen daltarieven KPN’s wholesale dienst in te kopen, terwijl KPN aan haar retailkant de lagere weekend/nacht tarieven in rekening zou brengen. Dit zou voor KPN’s concurrenten in de meeste gevallen geen enkele ruimte laten om gedurende de zaterdag en de nacht zonder een negatieve marge een met KPN’s retailtarieven concurrerend aanbod te doen. Dit squeeze-effect zou nog groter zijn voor het doordeweekse uur tussen 19.00 en 20.00, waarvoor concurrenten van KPN tegen piektarieven bij KPN

(6)

zouden moeten inkopen, terwijl KPN retail dan daltarieven hanteert. Deze squeeze zou immers gelden voor zowel Biba- als Buba-verkeer, en zou ook aanzienlijk forser zijn4.

De zo optredende prijssqueeze is naar het oordeel van het college niet acceptabel. Als een asymmetrie tussen de retail en wholesale piek-/dalstructuur al aanvaardbaar zou zijn, dan zou deze in ieder geval niet tot een prijssqueeze mogen leiden. Het college is dan ook van oordeel dat de gedurende de overgangsperiode te gelden interconnectietarieven dezelfde piek-/dalstructuur dienen te kennen als KPN’s retailtarieven.

6. De ontmiddeling in tariefelementen

De in de huidige context meest aangewezen methodiek om tot opheffing van de asymmetrie tussen de retail en wholesale piek-/dal tariefstructuren te komen, acht het college de in de EDC-systematiek door het college beoordeelde en aan KPN toegestane methode op basis waarvan de uit het EDC-model resulterende gemiddelde tarieven worden ontmiddeld.

Deze berekening komt er op neer dat de gemiddelde tarieven in de eerste plaats worden ontmiddeld naar /dalperioden, en in de tweede plaats naar set-up en conveyance. Voor de ontmiddeling naar piek-/dalperioden wordt daarbij gebruik gemaakt van retailgradië nten5 alsmede van de procentuele

verhouding tussen retail piek- en dalverkeer, voor de ontmiddeling naar set-up en conveyance van de procentuele verdeling van de netkosten over set-up en verkeer.

Het resultaat van toepassing van deze berekening is dat de asymmetrie tussen retail en wholesale piek-/dal tariefstructuren wordt opgeheven: De ontmiddeling van de gemiddelde EDC-IIA tarieven op basis van de voor KPN’s huidige retail tariefstructuur geldende piek-, dal en WNT-perioden (en de daarvoor

vastgestelde parameters) leidt tot een voor retail en wholesale identieke piek-/dalstructuur.

7. KPN’s tariefvoorstel

Bij brief van 13 oktober 2000 heeft het college van KPN een voorstel ontvangen voor de volgens KPN te gelden overgangstarieven, voorzien van een accountantsverklaring. Doordat KPN in haar berekeningen de hand heeft gehouden aan de in het kader van de EDC-systematiek voor de ontmiddeling toegestane berekeningswijze voldoet dit tariefvoorstel aan het uitgangspunt dat de piek-/dal tariefstructuren voor retail en wholesale identiek dienen te zijn.

In haar berekening is KPN als volgt te werk gegaan. In de eerste plaats heeft KPN op de gemiddelde EDC-IIA tarieven de in het reguleringsconcept vastgestelde dalingspercentages in mindering gebracht. Hieruit resulteerden gemiddelde overgangstarieven. In de tweede plaats heeft KPN deze gemiddelde

overgangstarieven ontmiddeld naar tariefelementen op basis van de in het kader van de EDC-systematiek voor de ontmiddeling toegestane berekeningswijze. KPN is hierbij uitgegaan van de voor de ontmiddeling relevante verkeersgegevens over de eerste helft van 2000, waarbij rekening is gehouden met de

4 Voor de wijze van berekening van prijssqueeze zij verwezen naar het door het college gepubliceerde

consultatiedocument inzake prijssqueeze d.d. 10 oktober 2000.

5 Twee retailgradië nten zijn relevant: retailgradië nt 1 geeft de verhouding tussen het gemiddelde retail tarief in de

(7)

verschuiving van de dalperiode van 20.00 naar 19.00 uur en de verlaging van de Buba tarieven per 1 oktober jongstleden.

In de derde plaats heeft KPN de resulterende tariefelementen getoetst aan de door de Europese

Commissie voor het jaar 2000 vastgestelde ‘best current practice’. Hierbij is het KPN gebleken dat voor de regionale dienst noch voor de lokale dienst aan het door het college gehanteerde uitgangspunt werd voldaan: voor beide diensten lagen de zo berekende overgangstarieven buiten de Europese bandbreedte.

[… … ..]KPN heeft in de vierde plaats de dalingspercentages zo ver neerwaarts bijgesteld dat de

uiteindelijk na ontmiddeling resulterende tariefelementen naar KPN’s oordeel voldoen aan de Europese ‘best current practice’. De uiteindelijk door KPN toegepaste dalingspercentages luiden als volgt: voor de nationale dienst 0,5%, voor de regionale dienst 7,5% (in plaats van 5,5%), en voor de lokale dienst 23,9% (in plaats van 23%).

8. Beoordeling van KPN’s tariefvoorstel

In de beoordeling van KPN’s tariefvoorstel is het college gebleken dat de door KPN uitgevoerde

berekening inderdaad conform de in de EDC-systematiek beoordeelde en aan KPN toegestane methodiek is uitgevoerd. Daarbij is het tariefvoorstel voorzien van een accountantsverklaring. Zoals in paragraaf 6 is opgemerkt, acht het college de gehanteerde methodiek in de huidige context de juiste benadering om de bestaande asymmetrie tussen de huidige retail piek-/dal tariefstructuur en de EDC-IIA piek-/dal

tariefstructuur op te heffen. Dat KPN in haar berekening is uitgegaan van de meest recente verkeersgegevens, te weten voor de eerste helft van 2000, acht het college daarbij redelijk. Ten aanzien van de toetsing van KPN’s tariefvoorstel aan de Europese benchmark heeft het college moeten constateren dat de voorgestelde overgangstarieven niet aan het in het reguleringsconcept geformuleerde uitgangspunt voldoen. Voor zowel de regionale als de lokale dienst resulteert een piektarief uitgaande van een gesprek van drie minuten dat op de bovengrens van de benchmark ligt, en daarmee niet ondubbelzinnig binnen de Europese bandbreedte6. Het college is het dan ook niet met KPN

eens daar waar KPN in haar tariefvoorstel opmerkt dat de voorgestelde tarieven binnen de zogenaamde ‘lower en upper boundary’ van de benchmark van de Europese Commissie vallen.

Op basis van de door KPN in haar tariefvoorstel aan het college voorgelegde informatie heeft het college de voorgestelde overgangstarieven zodanig gecorrigeerd dat ook voor de regionale en de lokale dienst de situatie ontstaat dat deze ondubbelzinnig binnen de Europese bandbreedte vallen, en wel met de in het kader van het reguleringsconcept voorziene 0,1 Eurocent onder de bovengrens7. De uitgevoerde correctie

heeft voor een aantal tariefelementen tot een neerwaartse aanpassing geleid ten opzichte van de door KPN voorgestelde tariefelementen. De resulterende tariefelementen zijn opgenomen in de tabel op de eerste pagina van onderhavig besluit8. Ten aanzien van deze tarieven is het college van oordeel dat deze

6 Voor de regionale dienst is de bovengrens van de benchmark 1,5 Eurocent per minuut, voor de lokale dienst 0,9

Eurocent per minuut.

7 Deze correctie leidt tot dalingspercentages in de orde van grootte van 10% voor de regionale dienst en 26% voor

(8)

de meest redelijke invulling betreffen van de conform het reguleringsconcept voor het huidige overgangsjaar te gelden overgangstarieven.

9. Het tarief voor de dienst 06760 Internet Connect

In het besluit d.d. 3 november 2000 inzake het geschil tussen Worldcom en KPN

(OPTA/IBT/2000/202749) heeft het college bepaald dat KPN voor de op basis van het betreffende besluit door KPN aan Worldcom te leveren MIACO9 dienst in afwezigheid van een door het college goedgekeurd

kostentoerekeningsmodel vooralsnog tarieven in rekening dient te brengen die gelijk zijn aan de door het college vastgestelde tarieven voor regional carrier select. Ten tijde van de besluitvorming inzake het geschil betroffen deze tarieven de toen geldende overbruggingstarieven. Hiervoor in de plaats treden nu de voor de dienst regionale carrier select in onderhavig besluit vastgestelde overgangstarieven. Het college is vooralsnog van oordeel dat deze tarieven gedurende de afwezigheid van een door het college goedgekeurd kostentoerekeningsmodel eveneens dienen te gelden voor de, in belangrijke mate met de dienst MIACO vergelijkbare, door KPN aangeboden dienst 06760 Internet Connect.

10. De definitieve tarieven voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000

De op 29 november 1999 door het college voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000 vastgestelde EDC-IIA tarieven betroffen conform de toen geldende EDC-systematiek voorlopige tarieven. Dit wil zeggen dat deze tarieven zijn bepaald op basis van de toentertijd voor die periode geprognosticeerde

verkeersvolumes en kostenontwikkelingen. Volgens de binnen de toenmalige EDC-systematiek

onderscheiden jaarlijkse cyclus dienden deze voorlopige tarieven achteraf definitief te worden gemaakt. Dit door uit te gaan van de werkelijk gedurende die periode afgewikkelde verkeersvolumes en werkelijke kostenontwikkelingen.

Met het oog op het verlaten van de in het verleden gehanteerde EDC-systematiek en de huidige transitie naar een nieuwe reguleringssystematiek, alsmede conform het in het voorgenomen reguleringsconcept bepaalde, acht het college het redelijk dat de in het EDC-IIA besluit van 29 november 1999 vastgestelde voorlopige tarieven voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000 geacht moeten worden definitief te zijn.

11. Dictum

Op basis van de overwegingen in het voorgaande besluit het college tot het volgende:

1. Voor de overgangsperiode tussen 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 dient KPN voor de door haar aangeboden interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten de overgangstarieven te hanteren zoals gegeven in de op de eerste bladzijde van dit besluit opgenomen tabel;

2. Voor de periode vanaf 1 juli 2000 tot de datum van bekendmaking aan KPN van onderhavig besluit dient KPN te berekenen welke bedragen zij met de met haar interconnecterende marktpartijen dient te verrekenen in verband met het verschil tussen enerzijds de in die periode voor afgenomen interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten door KPN gefactureerde c.q. door die

interconnecterende marktpartijen aan KPN betaalde tarieven en de in onderhavig besluit vastgestelde overgangstarieven. Dit bedrag dient te worden verhoogd met de wettelijke rente;

(9)

3. Indien betreffende een betaling door KPN aan de met KPN interconnecterende marktpartijen, dient de verrekening van het onder punt 2. bedoelde bedrag te geschieden binnen drie weken na bekendmaking aan KPN van onderhavig besluit, tenzij KPN en de respectieve interconnecterende marktpartijen een ander moment overeenkomen;

4. De in het EDC-IIA besluit van 29 november 1999 door het college voor de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000 vastgestelde voorlopige tarieven dienen geacht te worden definitief te zijn;

5. Bij deze wordt het besluit overbruggingstarieven van 30 juni 2000 (kenmerk: OPTA/JUZ/2000/201775) ingetrokken.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT Namens het college,

Prof. dr. J.C. Arnbak, voorzitter

Rechtsmiddel

Indien belanghebbenden zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen zij binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Postbus 90420

2509 LK Den Haag

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met deze wijziging wordt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit vervangen door de Autoriteit Consument en Markt. Alle samenhangende verwijzingen naar

De Beleidsregels met kwantitatieve eisen voor toekenning en gebruik van informatienummers met een lengte van acht cijfers worden gewijzigd om een naamswijziging door te voeren

Het college stelt daarnaast vast dat er gezien het onderzoeksrapport redenen zijn om aan te nemen dat er wel sprake is van indirecte (materiële) schade voor eindgebruikers, maar dat

In paragraaf 1.1, eerste volzin wordt ‘Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college)’ vervangen door: De Autoriteit Consument en

Ten aanzien van het versturen van voornoemde berichten concludeert de rapporteur dat Special-T in de periode 3 april 2007 tot 27 maart 2009 elektronische berichten heeft verstuurd

Het college stelt vast dat Abor door het versturen van de SMS-berichten meerdere overtredingen heeft begaan, namelijk het overtreden van zowel artikel 11.7, eerste lid, als

Ook de tekst van het eerste voorbeeld van methode B: “Ik ga akkoord met de voorwaarden en privacy statement en geef aan dat ik gebeld wil worden door de deelnemende partijen en de

De huidige eindgebruikerstarieven zijn door het college goedgekeurd in het besluit van 25 juli 2005 met kenmerk OPTA/EGM/2005/202181 (voor verkeer naar Scarlet) en het besluit van