• No results found

Visbestandopnames in het kader van het Referentiemeetnet 2014 -Bemonsteringsverslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Visbestandopnames in het kader van het Referentiemeetnet 2014 -Bemonsteringsverslag"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Visbestandopnames in het kader van het

Referentiemeetnet 2014-Bemonsteringsverslag

Gerlinde Van Thuyne, Linde Galle, Yves Maes, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens en Jan Breine

INSTITUUT

(2)

Auteurs:

Gerlinde Van Thuyne, Linde Galle, Yves Maes, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens en Jan Breine Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.

Vestiging: INBO Linkebeek Dwersbos 28, 1630 Linkebeek www.inbo.be e-mail: gerlinde.vanthuyne@inbo.be Wijze van citeren:

Van Thuyne G., Galle L., Maes Y., De Bruyn A., Lambeens I en Breine J. (2016). Visbestandopnames in het kader van het Referentiemeetnet 2014-Bemonsteringsverslag. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (rapportnr. 11823901). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

D/2016/3241/104 INBO.R.2016.11823901 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann Druk:

Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid Foto cover:

Demer te Rotselaar

(3)
(4)

4  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

Dankwoord 

Met dank aan Jean Pierre Croonen, Marc Dewit, Danny Bombaerts en Franky Dens voor de uitvoering van de 

(5)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  5 

English abstract 

This report presents the results of the fish survey campaigns performed in 2014 in rivers and canals in Flanders.  These  surveys  were  made  in  the  framework  of  the  'Reference  Freshwater  Monitoring’.  In  addition  the  results  provide the biological information (fish) for the category river required by the European Water Framework Directive  (WFD).  

The results are displayed per basin and concisely discussed in several chapters. 

In  total,  we  surveyed  76  locations.  We  used  electric  fishing,  fyke  nets  or  a  combination  (multi‐method)  of  both  methods. 

The 76 sites are located on 54 different water bodies.  

Only three locations were without fish. We caught a total of 39 fish species. In the top five of the most commonly  caught  species  we  had  eel,  present  in  64%  of  sampled  sites  followed  closely  by  perch  (58%),  roach  (56%),  three‐ spined stickle back (48%) and gudgeon (46%). 

In the context of the Water Framework Directive the calculated EQR values (Ecological Quality Ratio) are important  because they are a measure of the ecological condition of the water body. 

Only  9%  of  the  sampled  water  bodies  had  a  “good  condition”.  Most  of  the  water  bodies  obtained  a  "moderate  condition" (45%). 37% of the water bodies was in a ”poor state”. 9% of the water bodies had a “bad quality”. 

(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)

12  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

1

Inleiding 

Dit  rapport  geeft  de  bemonsteringsresultaten  weer  van  viscampagnes  op  beken,  rivieren  en  kanalen  uitgevoerd  door  het  INBO  in  2014.  De  bemonsteringen  gebeurden  in  het  kader  van  het  ‘Referentiemeetnet  Zoetwatervis’,  meer  bepaald  het  deel  dat  de  invulling  moet  geven  aan  de  Toestand  en  Trend  monitoring  voor  de  Europese  Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) voor de categorie type ‘rivier’ (zie ook verder). 

Het ontwerp van het Vlaams referentiemeetnet voor de visfauna kwam er als gevolg van een revisie van het INBO‐ zoetwatervismeetnet  op  basis  van  een  vraaganalyse  van  de  informatiebehoefte  van  de  Kaderrichtlijn  Water  met  aandacht voor een betere afstemming tussen de ecologische meetnetten en andere monitoringsverplichtingen.  Uiteindelijk  werd  een  referentiemeetnet  voorgesteld  dat  tegelijk  de  behoefte  dekt  van  de  Kaderrichtlijn  Water  (KRW)  (op  programmaniveau  de  zogenaamde  Toestand  en  Trendmonitoring  T&T,  algemene  surveillance  van  Vlaamse en eerste orde WL) en die van Natura 2000 (verspreidingsgegevens en trends abundantie op vindplaatsen).  De keuze viel op een, in eerste instantie, ruimtelijk gebalanceerde kanssteekproef met als doel zowel op Vlaamse  schaal als voor de voornaamste deelgebieden of strata, een getrouw en voldoende precies beeld te geven van de  algemene  ecologische  toestand  voor  de  categorie  type  ‘rivier’.  Deze  steekproef  wordt  dan  aangevuld  met  alle  waterlichamen  van  het  type  ‘meer’  en  alle  waterlichamen  van  het  type  ‘overgangswateren  en  laaglandestuaria’.  Daarnaast  worden  deze  locaties  nog  uitgebreid  met  locaties  bepaald  in  functie  van  de  opvolging  van  sommige  habitatrichtlijnsoorten (verdichtingsmeetnet = vindplaatsen (snuffelplaatsen) voor nieuwe locaties=2de steekproef).  Ook  werd  er  ruimte  voorzien  om  de  bemonsteringsinspanning  te  verhogen  als  dat  voor  de  aanwezigheid  en/of  abundantie van een soort nodig blijkt. Zo komt men tot een geïntegreerd referentiemeetnet voor Vlaanderen. De  meetpunten  in  het  referentiemeetnet  zitten  in  een  zesjaarlijkse  cyclus,  met  een  opdeling  van  twee  cycli  per  drie  jaar. Gezien de dynamiek van de overgangswateren en laaglandestuaria worden de meetpunten van deze categorie  in een tweejaarlijkse cyclus opgevolgd. Het ontwerp van het Vlaams referentiemeetnet en de meetnetstrategie voor  de visfauna in functie van de Habitatrichtlijn zijn zeer uitvoerig beschreven in Geeraerts en Quataert, 2012 a,b. De  verschillende  deelgebieden  of  strata  voor  het  type  ‘rivier’,  zijn  (i)  kleine  beek,  (ii)  grote  beek  en  kleine  rivier,  (iii)  stroom (grote rivieren en zeer grote rivieren en kanalen) en (iii) polderwaterlopen (zoet en brak). 

Bovenstaand  beschreven  meetnet  dient  voornamelijk  het  algemene  waterbeleid.  Deze  heeft  nood  aan  globale  cijfers (indicatoren over de ecologische toestand van de oppervlaktewateren) per stroomgebied. Dit moet helpen  om  strategische  beslissingen  te  oriënteren  en  om  de  effectiviteit  van  het  beleid  als  geheel  te  evalueren.  De  beleidsmakers  moeten  hiertoe  de  omvang,  ruimtelijke  spreiding  (toestand)  en  evolutie  in  de  tijd  (trend)  van  de  problemen  kennen  voor  elk  oppervlaktewatertype.  De  gegevens  moeten  ook  tijdig  detecteren  of  er  zich  geen  onverwachte  maatschappelijke  ontwikkelingen  aftekenen  die  de  lokale  inspanningen  te  niet  doen.  Voor  al  deze  doelstellingen heeft de KRW de T&T voorzien waarvoor de lidstaten alle Biologische Kwaliteits Elementen verplicht  moeten  opvolgen.  De  gegevens  geven  dan  ook  niet  altijd  een  totaalbeeld  van  de  aanwezige  visstand  op  een  bepaalde waterloop. 

De gegevens voor type ‘meer’ en de ‘overgangswateren’ maken geen deel uit van het rapport. 

In totaal visten we op 76 meetplaatsen, verspreid over elf bekkens. Per bekken bespreken we bondig de resultaten  in  verschillende  hoofdstukken.  Op  onderstaande  kaart  zijn  de  verschillende  meetplaatsen  gegeven.  De  kanalen  worden in het laatste hoofdstuk besproken. 

(13)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  13   

Figuur 1: Overzicht van de locaties bemonsterd in 2014 in het kader van het ‘Referentiemeetnet Zoetwatervis’, categorie type  ‘rivier’. 

(14)

14  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

2

Materiaal en methode 

Het doel is om zoveel mogelijk gegevens te bekomen over de verspreiding van vissoorten op niveau Vlaanderen en  gegevens  te  verzamelen  om  de  ecologische  kwaliteits  ratio  (EQR)  te  bepalen  in  functie  van  de  KRW  (volgens  richtlijnen van het European Committee for Stantardization, (CEN)). De keuze van afvissingsmethode is afhankelijk  van  het  type  waterloop  of  het  te  bemonsteren  water.  De  methode  is  in  die  zin  gestandaardiseerd  dat  eenzelfde  type waterloop (vb. een kanaal) steeds gelijkaardig zal worden afgevist. Indien een locatie geselecteerd is om een  Habitatrichtlijnsoort  op  te  volgen  kunnen  bijkomende  bemonsteringen  noodzakelijk  zijn.  Een  traject  wordt  dan  meerdere keren bemonsterd in functie van de te bemonsteren soort. 

Tabel 1: Gebruikte Methodes in functie van de KRW. 

Type water  Keuze methode  Beviste  afstand/tijd  op 

geselecteerde locatie  Lijnvormig  tot  1,5  m  breed,  diepte 

<1,30 m, zoet 

Elektrovisserij wadend 1 elektrode  100 m totale breedte 

Lijnvormig  tot  6  m  breed,  diepte  <1,30 m, zoet  Elektrovisserij wadend 2 elektrodes  100 m totale breedte  Lijnvormig >6 m breed, diepte <1,30  m, zoet  Elektrovisserij wadend 2 elektrodes  1 elektrode, 250 m linkeroever en 1  elektrode 250 m rechteroever (±2 m  oeverzone)  Lijnvormig >6 m breed, diepte >1,30  m,  stromend  (zoals  Demer,  Maas,  Dijle), zoet 

Elektrovisserij  vanop  de  boot  met  2  elektrodes 

2 elektrodes 250 m linkeroever en 2  elektrodes 250 m rechteroever 

Lijnvormig >6 m breed, diepte >1,30  m  traagstromend  of  stilstaand  (kanalen, Leie, Schelde), zoet 

Elektrovisserij  vanop  de  boot  met  2  elektrodes    Schietfuiken    2 elektrodes 250 m linkeroever en 2  elektrodes 250 m rechteroever   

2  schietfuiken  gedurende  48  uren  parallel met de oever 

Lijnvormige  gekanaliseerde 

waterlopen  die  niet  te  breed  en  te 

diep  zijn  maar  waarvan  de 

conductiviteit  te  hoog  is  om  elektrisch te vissen 

Zegennetvisserij  100 m, het water wordt langs beide 

kanten  over  de  gehele  breedte  afgezet  met  een  afzetnet,  de  sleep  wordt  2X  uitgevoerd  (De  keuze  van  de  netten  gebeurt  in  de  eerste  plaats  in  functie  van  de  breedte  en  diepte  van  het  te  bemonsteren  water.  Natuurlijk  zal  ook  de  maaswijdte van groot belang zijn, is  deze  te  groot  dan  kan  de  kleine  vis  doorheen  de  mazen  van  het  net  glippen.). 

 

(15)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  15  90  cm;  22  m  totale  lengte)  per  locatie.  Het  sleepnet  wordt  gekozen  in  functie  van  het  af  te  vissen  water.  Op  de  verschillende staalnameplaatsen meten we enkele fysische en chemische variabelen. 

We bespreken de resultaten van de afvissingen per bekken. De voornaamste resultaten geven we in tabellen. Deze  zijn: 

‐  per  locatie  de  vangstresultaten  (vissoorten)  van  2014:  de  elektrische  vangsten  geven  we  aan  met  *,  de  fuikvangsten  met  +,  indien  een  soort  gevangen  is  zowel  met  fuiken  als  elektrisch,  geven  we  dit  aan  met  X  en  de  sleepnetvisserij met #; 

‐  per  soort  en  per  locatie  de  effectieve  vangst  in  ‘Catch  Per  Unit  Effort’  (CPUE),  dit  kan  ook  in  een  figuur  zijn  weergegeven; 

‐ per locatie de visindex uitgedrukt in Ecologische Kwaliteit Ratio (EQR); 

De visindex wordt berekend op basis van metriek scores. De metrieken kunnen we onderbrengen in drie groepen  parameters  die  verband  houden  met  1)  soortensamenstelling  en  rijkdom,  2)  trofische  samenstelling  en  3)  hoeveelheid  vis  en  conditie  van  het  visbestand.  De  metrieken  werden  geselecteerd  op  basis  van  het  feit  dat  hun  waarde wijzigt in functie van toenemende degradatie, lees pollutie en habitatmodificatie, van het milieu. Zo zal bij  een verstoring van het aquatische milieu het aantal soorten in de visgemeenschap afnemen, de gevoelige soorten  ontbreken  terwijl  het  aantal  individuen  van  tolerante  soorten  toeneemt.  Iedere  metriek  wordt  beoordeeld  en  gescoord ten opzichte van een referentie. Indien geen referentie aanwezig is dan kan die worden bepaald op basis  van  historische  gegevens,  expert  kennis  of  via  modellering.  Op  basis  van  de  behaalde  metriek  scores  wordt  een  Ecologische  Kwaliteit  Ratio  (EQR)  bepaald.  Deze  EQR  waarde  varieert  tussen  0  en  1  en  wordt  vertaald  in  vijf  integriteitklassen  (tabel  2).  De  EQR  integreert  kenmerken  van  de  populatie  en  de  individuele  organismen  in  een  visgemeenschap  en  geeft  weer  in  hoeverre  het  aquatische  ecosysteem  in  staat  is  een  gebalanceerde  en  geïntegreerde  gemeenschap  van  organismen  te  dragen,  waarvan  de  samenstelling,  soortenrijkdom  en  functieverdeling vergelijkbaar zijn met een natuurlijk en onverstoord habitat van dezelfde geografische regio. 

Tabel 2: Overzicht van de kwaliteitsbeoordeling en overeenkomstige klassering van de EQR‐score, rekening houdende met de  richtlijnen van de Europese Kaderrichtlijn Water (Breine et al., 2001). 

EQR Klasse Kaderrichtlijn indeling Kaderrichtlijn

kleurcode >0,8-1 1 Uitstekend >0,6-≤0,8 2 Goed >0,4-≤0,6 3 Matig >0,2-≤0,4 4 Ontoereikend ≤0,2 5 Slecht EQR (kanalen)

Klasse Kaderrichtlijn indeling Kaderrichtlijn

(16)

16  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

3

IJzer‐ en Leiebekken 

In het IJzerbekken bemonsterden we de Vladslovaart op twee locaties en de Handzamevaart op één locatie. In het  Leiebekken werd de Leie zelf op één locatie bemonsterd. De Leie werd in 2013 uitvoeriger bemonsterd op zes meer  stroomafwaarts gelegen locaties. Voor deze resultaten verwijzen we graag naar het rapport Van Thuyne et al.  (2015). 

3.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 3: Situering van de staalnameplaatsen in het IJzer‐ en Leiebekken bemonsterd in 2014 (SA: stroomafwaarts). 

Nummer  Bekken  Waterloop  Gemeente  Omschrijving 

01623150  46122  194070  IJzerbekken  VLADSLOVAART  Diksmuide  th.v. de drie mussen,  SA van de Paddestraat  01623250  4272§  20322  Middelkerke  SA van de Busbrug in  de Busbruggestraat 

24223250  50712  191828  HANDZAMEVAART  Kortemark  Tergotebrug 

30111050  55610  163047  Leiebekken  Leie, ter hoogte van  LEIEMEANDER t.h.v.  Wervicq‐Sud Balokken  Wervik  Wervik 

3.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 4: Specificaties van de afvissingen in het IJzer‐ en Leiebekken in 2014 (Met LO = linkeroever, RO = rechteroever).  Nummer 

Bekken  Waterloop  Datum  Beviste 

(17)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  17 

3.3

Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving 

Tabel 5: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C), conductiviteit  (Cond in µS/cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname in  het IJzer‐ en Leiebekken in 2014 (RO: rechteroever; LO: linkeroever). 

Nummer  pH  O2  Cond  Turb  Biotoopbeschrijving 

(18)
(19)
(20)

20  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

Tabel 8: Overzicht van de EQR en hun appreciatie per waterloop in het IJzer‐ en Leiebekken in 2014. 

Nummer  Bekken  Waterloop  Waterlichaamnummer  Afvismethode  EQR  Appreciatie 

01623150 

IJzerbekken 

VLADSLOVAART 

L111_1048  Elektrisch  0,6  matig 

01623250  VL05_14  Elektrisch  0,35  ontoereikend 

24223250  HANDZAMEVAART  VL05_3  Elektrisch  0,43  matig 

30111050  Leiebekken  LEIE‐LEIEMEANDER  T.H.V. WERVICQ‐ SUD BALOKKEN  VL08_48  Elektrisch  0,45  matig  Fuiken  0,45  matig 

3.5

Bespreking  

In  het  bekken  van  de  IJzer  bemonsterden  we  3  locaties  gelegen  op  2  waterlopen  nl.  de  Vladslovaart  en  de  Handzamevaart. 

Op  de  Vladslovaart  vingen  we  16  vissoorten:  driedoornige  stekelbaars,  baars,  bittervoorn,  blankvoorn,  blauwbandgrondel, brasem, giebel, kolblei, paling, pos, rietvoorn, riviergrondel, snoek, snoekbaars, vetje en zeelt.  Qua aantallen werd baars het meest gevangen, gevolgd door blankvoorn. Qua biomassa was dat paling. Ook van de  beschermde bittervoorn werden op de locatie te Diksmuide meerdere exemplaren gevangen (70 stuks). De meest  stroomopwaartse  locatie  te  Diksmuide,  is  gelegen  op  het  lokaal  waterlichaam  met  nummer  L111_1048.  De  EQR  scoort hier, met de vangst van 16 soorten, 0,6, wat nog net de matige kwaliteit is (> dan 0,6 is nl. goed). De locatie  te Middelkerke bevindt zich op het Vlaams waterlichaam met nummer VL05_14. Hier vingen we 9 soorten en heel  wat minder vis (zie ook tabel 5), de EQR haalt er een score 0,35 die de waardebeoordeling ‘ontoereikend’ krijgt.  Op  de  Handzamevaart  vingen  we  13  soorten:  driedoornige  stekelbaars,  baars,  blankvoorn,  blauwbandgrondel,  giebel,  karper,  paling,  pos,  rietvoorn,  riviergrondel,  snoek,  snoekbaars  en  winde.  De  vangst  was  hoog  en  bestond  vooral uit blankvoorn en baars. De index scoort met 0,43 een ‘matige kwaliteit’. De opgeloste zuurstofconcentratie  ligt, op het moment van de bemonstering, net onder de basiskwaliteitsnorm van 5 mg/l. De bemonsterde locatie is  gelegen op het Vlaams waterlichaam VL05_3. In de campagne van 2013 werd ook een locatie op de Handzamevaart  (Torhout) bemonsterd. Deze locatie is gelegen op het waterlichaam van de eerste orde met nummer L111_1044. Er  werden  slechts  vijf  soorten  gevangen.  De  index  scoorde  0,4  wat  overeen  komt  met  een  ‘ontoereikende  kwaliteit’.(Van Thuyne et al., 2015). 

(21)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  21 

4

Brugse Polders en Gentse Kanalen 

We bemonsterden in 2014 in het bekken van de Gentse Kanalen slechts de Oude Kale. In het bekken van de Brugse  polders bemonsterden we de Noordede, het Westernieuwwegzwin, St.Trudoleken en de Isabellavaart. Op elke  waterloop werd slechts 1 locatie bemonsterd.  

4.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 9: Situering van de staalnameplaatsen in het bekken van de Brugse polders en de Gentse kanalen. 

Nummer  Bekken  Waterloop  Gemeente  Omschrijving 

03225050  63597  216230  Bekken Brugse 

Polders 

NOORDEDE  Zuienkerke  strooienhaan 

03431100  62106  211545  WESTERNIEUWWEGZWIN  Jabbeke  Kwetshage 

09079100  73478  209080  ST. TRUDOLEDEKEN  Brugge  / 

09429300  71411  224750  ISABELLAVAART  Knokke‐Heist  ten Oosten van Heulebrug 

13031200  97594  197285  Gentse 

Kanalen 

OUDE KALE  Lovendegem  aan de Molenbrug 

4.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 10: Specificaties van de afvissingen in de Brugse polders en Gentse kanalen in 2014. 

Nummer  Bekken  Waterloop  Datum  Beviste 

(22)

22  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

4.3

Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving 

Tabel 11: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C),  conductiviteit (Cond in µS/cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de  visbestandopname in de Brugse polders en Gentse kanalen in 2014 (RO: rechteroever, LO: linkeroever). 

Nummer  pH  O2  Cond  Turb  Biotoopbeschrijving 

(23)
(24)
(25)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  25 

Tabel 14: Overzicht van de EQR  en hun appreciatie van de waterlopen in de Brugse polders en Gentse kanalen in 2014. 

Nummer  Waterloop  Bekken  Waterlichaamcode  EQR  Appreciatie 

03225050  NOORDEDE  Bekken  Brugse  Polders  VL08_16  0,6  matig  03431100  WESTERNIEUWWEGZWIN  L111_1007  0,35  ontoereikend  09079100  ST. TRUDOLEDEKEN  L111_1064  0,37  ontoereikend  09429300  ISABELLAVAART  VL05_17  0,45  matig  13031200  OUDE KALE  Gentse  Kanalen  VL05_25  0,53  matig   

4.5

Bespreking  

De Noordede (te Zuienkerke) bevisten we, aangezien de hoge conductiviteit, door middel van sleepnetvisserij. Een  strook van 100 m werd twee maal afgesleept. Volgende 11 vissoorten werden gevangen: driedoornige stekelbaars,  baars, blankvoorn, brasem, giebel, karper, kolblei, paling, pos, rietvoorn en riviergrondel. In totaal vingen we 473  vissen goed voor 25 kg. Qua aantallen was blankvoorn de meest gevangen soort, qua biomassa karper, gevolgd door  brasem.  De  index  scoort  0,6  wat  nog  net  in  de  categorie  ‘matige  kwaliteit’  valt  (>  0,6  valt  in  de  categorie  goede  kwaliteit). De locatie ligt op het Vlaams waterlichaam VL08_16. 

Het Westernieuwwegzwin te Jabbeke (lokaal waterlichaam eerste orde met nummer L111_1007) werd eveneens  door  middel  van  sleepnetvisserij  bemonsterd.  We  vingen  volgende  acht  soorten:  tiendoornige  en  driedoornige  stekelbaars,  blankvoorn,  blauwbandgrondel,  brasem,  giebel,  rietvoorn  en  riviergrondel.  We  vingen  slechts  14  vissen. De EQR scoort slechts 0,35 wat een ‘ontoereikende kwaliteit’ betekent.  

Op  St.  Trudoledeken,  een  lokaal  waterlichaam  van  de  eerste  orde  met  nummer  L111_1064  vingen  we  slechts de  twee  stekelbaarssoorten,  aangevuld  met  één  blankvoorn  en  één  zeelt  de  index  krijgt  de  waarde  0,37  en  een  ‘ontoereikende’ beoordeling. 

Tenslotte  werd  in  het  bekken  van  de  Brugse  polder,  de  Isabellavaart  (VL05_17)  met  sleepnetvisserij  bevist.  We  vingen volgende vijf soorten: driedoornige stekelbaars, baars, blankvoorn, karper en rietvoorn. De vangst was laag  maar met een score van 0,45 scoort deze wel nog een ‘matige kwaliteit’. 

In  het  bekken  van  de  Gentse  kanalen  bevisten  we  de  Oude  Kale  te  Lovendegem  (VL05_25)  met  elektrovisserij.  Volgende zes soorten werden gevangen: tiendoornige en driedoornige stekelbaars, blankvoorn, blauwbandgrondel,  brasem  en  snoek.  Blankvoorn  was  de  meest  gevangen  soort.  De  EQR  scoort  0,53  en  krijgt  de  waardebeoordeling  ‘matige kwaliteit’. 

(26)

26  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

5

Boven‐en Benedenscheldebekken 

We bemonsterden 3 waterlopen in het Bovenscheldebekken, nl. de Bovenschelde zelf (3 locaties), de Zwalmbeek (1  locatie) en de Molenbeek (2 locaties) en 2 waterlopen in het Benedenscheldebekken, nl. het Klein Schijn (2 locaties),  het Verlengd Schijn (1 locatie).  

5.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 15: Situering van de staalnameplaatsen gelegen in het Benedenscheldebekken bemonsterd in 2014 (Met SB:  Scheldebekken). 

Nummer    Naam  Gemeente  Omschrijving 

44000100  80784  158020  Boven ‐SB     BOVENSCHELDE    Spiere‐Helkijn  aan de brug van Pottes  45200150  91895  167181  Wortegem‐ Petegem  afwatering Oude Scheldearm  45200600  97882  173456  Oudenaarde  zwaaikom 

46022200  107616  172322  ZWALMBEEK  Zottegem  aan de Oude Molen 

48230150  120620  182730  MOLENBEEK  Lede  aan de molen, doodlopende straat 

48230200  121640  186771  Wichelen  Elsrot  83252050  162425  217137  Bene den ‐SB  

KLEIN SCHIJN  Antwerpen  Grens Schoten/Schilde 

(27)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  27 

5.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 16: Specificaties van de afvissingen in het Benedenscheldebekken in 2014 (Met SO: stroomopwaarts; SA: stroomafwaarts,  SB: Scheldebekken en LO: linkeroever; RO: rechteroever). 

Nummer Datum Bekken Beviste

afstand/duur Methode 44000100  BOVENSCHELDE  7/05/2014  Boven‐SB  250 m LO+25 0m RO  Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot 

  In: 6/05/2014  2 dagen  2 schietfuiken 

  Uit: 8/05/2014     

45200150  BOVENSCHELDE 

7/05/2014  250 m LO+250 m RO  Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot 

  In: 6/05/2014  2 dagen  2 schietfuiken 

  Uit: 8/05/2014     

45200600  BOVENSCHELDE 

8/05/2014  250 m LO+250 m RO  Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot 

  In: 6/05/2014  2 dagen  2 schietfuiken 

  Uit: 8/05/2014     

46022200  ZWALMBEEK 

15/05/2014  100 m SA molenkom  Elektrovisserij  met  2  elektroden  combinatie 

(28)
(29)
(30)
(31)
(32)

32  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

Tabel 20: Overzicht van de EQR per waterlichaam in het Benedenscheldebekken  en hun appreciatie in 2014. 

Nummer  Bekken  Naam  Afvismethode  waterlichaamnummer  EQR  Appreciatie 

44000100  Bovensch eldebe kkn     BOVENSCHELDE    Fuiken   VL11_204    0,45  matig  Elektrisch  0,38  ontoereikend  45200150  Fuiken   VL11_204  0,38  ontoereikend    Elektrisch  0,37  ontoereikend  45200600  Fuiken   VL11_204  0,48  matig    Elektrisch  0,43  matig 

46022200  ZWALMBEEK  Elektrisch  L111_1021  0,33  ontoereikend 

48230150  MOLENBEEK  Elektrisch  L107_287  0,2  slecht 

48230200  Elektrisch  L107_287  0,63  goed  83252050  Bene densch elde bek ken  

KLEIN SCHIJN  Elektrisch  L111_675  0,45  matig 

83252100  Elektrisch  L111_675  0,58  matig  83423000  VERLENGD  SCHIJN/  VOORGRACHT  Elektrisch  VL05_35  0  slecht 

5.5

Bespreking  

De Bovenschelde zelf bemonsterden we in 2014 op drie locaties met fuiken en elektrovisserij. De Bovenschelde zal  nog  op  zes  bijkomende  locaties  bemonsterd  worden.  Deze  punten  werden  echter  geselecteerd  om  in  de  tweede  cyclus  bemonsterd  te  worden.  De  drie  locaties  die  in  deze  campagne  bemonsterd  werden,  lagen  allen  op  het  Vlaams  waterlichaam  met  nummer  VL11_204.  Er  werd  gevist  met  elektrovisserij  en  fuiken.  Volgende  vissoorten  werden gevangen: driedoornige stekelbaars, alver, baars, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, karper, kolblei,  paling, pos, riviergrondel en snoekbaars. Paling was zowel qua aantallen als biomassa de meest gevangen soort.  Op  de  locatie  gelegen  te  Spiere‐Helkijn  vingen  we  negen  soorten.  Met  fuiken wordt  hier  een  EQR  score  van  0,45  gehaald, met elektrovisserij 0,38. De oevers zijn op deze locatie kunstmatig verstevigd en lenen zich minder goed  voor elektrovisserij. Gemiddeld wordt toch nog een score van 0,41 gehaald wat terecht komt in de klasse ‘matige  kwaliteit’. 

Op  de  locatie  te  Wortgem‐Petegem  werden  zes  soorten  gevangen.  De  EQR’s  berekend  voor  zowel  fuikvisserij  als  elektrovisserij komen in de klasse ‘ontoereikende kwaliteit’ terecht. 

Op de locatie te Oudenaarde vingen we eveneens zes soorten. Hier worden zowel met elektrovisserij als fuikvisserij  EQR’s gehaald die in een klasse van de ‘matige kwaliteit’ terecht komen.  

Tijdens  deze  campagne  waren  de  opgeloste  zuurstofconcentraties  tussen  9,03  mg/l  en  10,14  mg/l  wat  een  stuk  boven de basiskwaliteitsnorm van 5 mg/l ligt. 

(33)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  33  Op  de  Molenbeek  vingen  we  in  totaal  vier  soorten:  de  twee  stekelbaarssoorten,  paling  en  riviergrondel.  Op  de  meest  stroomopwaarts  gelegen  locatie  te  Lede,  werden  slechts  de  twee  stekelbaarssoorten  gevangen.  De  EQR  scoort daarom 0,2, een ‘slechte kwaliteit’ dus. Op de locatie gelegen te Wichelen, vingen we de vier voornoemde  soorten. De EQR scoort er 0,63 dit valt net in de categorie van de ‘goede kwaliteit’. Beide locaties zijn gelegen op  het lokaal waterlichaam L107_287. De gemiddelde EQR voor dit waterlichaam scoort 0,42 en valt hiermee net in de  categorie ‘matige kwaliteit’.  

Het  Klein  Schijn  bemonsterden  we  op  een  locatie  gelegen  te  Antwerpen  en  een  locatie  te  Wijnegem.  In  totaal  vingen  we  volgende  zeven  vissoorten:  driedoornige  stekelbaars,  tiendoornige  stekelbaars,  donderpad,  paling,  riviergrondel, snoek en winde. Te Antwerpen (Schoten) vingen we drie soorten en wordt een EQR van 0,45 gehaald  wat valt in de categorie ‘matige kwaliteit’. Op de locatie te Wijnegem werden zes soorten gevangen waaronder de  beschermde donderpad. De EQR scoort er iets hoger dan in Schoten en haalt een score van 0,58, wat nog steeds  een  ‘matige  kwaliteit’  betekent.  Beide  locaties  zijn  gelegen  op het  lokaal  waterlichaam  L111_675,  de  gemiddelde  EQR voor dit waterlichaam scoort 0,52, een ‘matige kwaliteit’ dus.   

Op het Verlengd Schijn te Antwerpen (VL05_35) werd geen visleven aangetroffen, de EQR scoort dus 0, een ‘slechte  kwaliteit’. 

(34)

34  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

6

Demerbekken 

We bemonsterden in het Demerbekken 7 waterlopen nl. de Demer zelf (6 locaties tussen Hasselt en Rotselaar) en 6  zijlopen van de Demer. De bemonsterde zijlopen van de Demer zijn de Roosterbeek (2 locaties), de Mangelbeek (1  locatie), de Kleine Gete (1 locatie), de Mene (1 locatie), de Winge (2 locaties) en de Laarbeek (1 locatie). 

6.1

Demer 

De  Demer  is  ongeveer  80  km  lang  met  een  gemiddeld  verhang  van  0,37  %  (30  m  over  80  km).  Ze  ontspringt  in  Limburg  op  het  grondgebied  Ketsingen  (Elderen)  en  stroomt  noordwaarts  naar  Bilzen  waarna  ze  in  westelijke  richting  afbuigt  tot  Diest  en  verder  ter  hoogte  van  Werchter  in  de  Dijle  uitmondt.  De  breedte  van  de  Demer  evolueert  van  2  tot  16  m.  Het  is  een  laaglandrivier  gevoed  door  verschillende  beken  en  is  ook  een  typische  regenrivier  met  grote  fluctuaties  in  de  afvoer  (Breine  et  al.,  1999).  Gezien  de  Demer  op  voldoende  locaties  werd  bevist om een beeld te geven over de visstand worden de resultaten uitgebreider besproken en wordt er ook een  vergelijking  met  de  vorige  vangstjaren  gemaakt.  Gezien  de  nieuwe  steekproeftrekking  in  functie  van  het  referentiemeetnet werden er een aantal locaties bemonsterd die al lang niet meer werden bevist. Langs de andere  kant zijn een aantal meetpunten, die in het voorgaande meetnet zoetwatervis zaten, uit het meetnet verdwenen.  De Demer zal nog in de tweede cyclus (2016‐2018) op zes bijkomende locaties bemonsterd worden. 

6.1.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 21: Situering van de staalnameplaatsen op de Demer bemonsterd in 2014. 

Nummer  Waterloop  Gemeente  Omschrijving 

60216050  216056  182155  DEMER  Hasselt  stuw Prinsbeemden 

66016100  200619  184275  DEMER  Halen  monding Velpe 

66416150  193230  188174  DEMER  Scherpenheuvel‐ Zichem  stroomafwaarts de molen  66516050  190681  188490  DEMER  Scherpenheuvel‐ Zichem  Testelt aan de molen 

66516100  186853  187251  DEMER  Aarschot  Rommelaar 

66616150  174581  184472  DEMER  Rotselaar  voor de monding van de Winge tot 

aan de Soldatenbrug 

6.1.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 22: Specificaties van de afvissingen op de Demer in 2014 (met SO = stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts). 

Nummer  Datum   beviste afstand/tijd  Methode 

(35)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  35  In:16/06/2014  Uit:16/06/2014  2 dagen  2 schietfuiken  66516100  17/06/2014  250 m LO+250 m RO  Elektrovisserij met 2  elektroden vanop de boot  66616150  16/06/2014  250 m LO+250 m RO  Elektrovisserij met 2  elektroden vanop de boot 

6.1.3

Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving 

Tabel 23: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg‐l), temperatuur (T in °C),  conductiviteit (Cond in µS‐cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de  visbestandopname op de Demer in 2014. RO: rechteroever, LO: linkeroever. 

Nummer  pH  O2  Cond  Turb  Biotoopbeschrijving 

(36)
(37)
(38)

38  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

Tabel 26: Overzicht van de totale vangsten op de Demer in 2014 (met Ne, Ge: aantallen‐gewicht in g elektrisch gevangen, Nf, Gf:  aantallen‐gewicht in g met fuiken gevangen, Ntot: totaal aantal, Gtot: totaal gewicht in g en N%: 

aantalspercentage en G%: gewichtspercentage). 

Vissoort  Ne  Nf  Ntot  N%  Ge  Gf  Gtot  G% 

(39)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  39 

 

Figuur 2: Aantalsverhouding van de vissoorten gevangen op de Demer in 2014 (N=949). 

 

(40)
(41)
(42)

42  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

 

Tabel 27: Overzicht van de EQR van de locaties op de Demer bemonsterd in 2014 en hun appreciatie. 

Nummer  waterlichaamcode  EQR  Appreciatie 

60216050  VL05_99  0,35  ontoereikend  66016100  VL05_102  0,53  matig  66416150  VL05_103  0,63  goed  66516050  VL05_103  0,55  matig  66516100  VL05_103  0,58  matig  66616150  VL05_104  0,63  goed   

6.1.5

Bespreking 

Campagne 2014  Tijdens deze campagne bemonsterden we de Demer op zes locaties van Hasselt tot Rotselaar. In totaal vingen we  20  vissoorten  nl.  driedoornige  en  tiendoornige  stekelbaars,  baars,  bermpje,  bittervoorn,  blankvoorn,  blauwbandgrondel, bot, Europese meerval, giebel, karper, kopvoorn, paling, rietvoorn, riviergrondel, snoek, vetje,  winde, zeelt en zonnebaars.  

In deze campagne vingen we op 3000 m beviste oever 949 vissen met een totale biomassa van 48,5 kg. 

Riviergrondel  was,  met  een  aantalpercentage  van  30%,  de  frequentst  gevangen  soort  op  de  Demer  gevolgd  door  paling  (26%).  Blankvoorn,  rietvoorn,  kopvoorn  en  blauwbandgrondel  maakten  elk  nog  6  of  7%  van  de  totaalvangsten  uit,  de  overige  soorten  minder  dan  5%  (zie  figuur  2  en  tabel  24).  Qua  biomassa  was  paling  de  absolute dominante soort (79%). Riviergrondel soorde nog 5%, de overige soorten minder dan 5% (figuur 3 en tabel  24). 

De soortendiversiteit per locatie varieerde tussen 8 en 15 soorten met een gemiddelde van 11,8 soorten/locatie.  De EQR scoort op drie van de zes locaties een ‘matige kwaliteit’ op de locatie te Hasselt scoort deze ‘ontoereikend’,  hier  werden  de  laagste  soortendiversiteit,  het  laagste  vangstaantal  en  de  laagste  vangstbiomassa  gevangen.  Het  water  was  dan  ook,  op  het  moment  van  de  visbestandsopname,  zichtbaar  vervuild.  En  hoewel  er  een  opgeloste  zuurstofconcentratie  boven  de  basiskwaliteitsnorm  van  5  mg/l  werd  genoteerd,  was  deze  toch  lager  dan  in  de  overige  locaties..  Op  de  locatie  te  Scherpenheuvel‐Zichem,  stroomafwaarts  de  molen,  werd  een  EQR  van  0,63  berekend, dit betekent een ‘goede kwaliteit’. Hier vingen we 15 soorten en de hoogste vangstbiomassa. Ook op de  locatie te Rotselaar werd een ‘goede kwaliteit’ gehaald. Ook hier vingen we 15 soorten. 

 

Vroegere visbestandgegevens 

(43)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  43  Het visbestand in de bovenloop van de Demer in 2001 werd uitvoerig besproken in het rapport van Verreycken et  al.  (2002).  Hierin  werd  ook  de  vergelijking  met  vroegere  gegevens  opgenomen.  Het  belangrijkste  besluit  van  dit  onderzoek in 2001 was dat de trend, waarbij de Demer een algemene positieve evolutie van het visbestand kende  in  de  jaren  ‘90,  niet  bevestigd  kon  worden.  Dit  ondanks  het  verhoopte  ecologisch  herstel  als  gevolg  van  het  opstarten van enkele nieuwe waterzuiveringsstations op het bovenstrooms gedeelte van de Demer. In 2001 waren  driedoornige  stekelbaars,  blauwbandgrondel  en  giebel  voor  acht  locaties,  gelegen  stroomopwaarts  Linkhout,  dominant. 

In 2003 werd de Demer, vanaf de monding in de Dijle tot in Diest, op negen locaties bemonsterd (Van Thuyne en  Breine,  2003).  Ook  toen  kon  geen  verdere  verbetering  van  de  visstand  bevestigd  worden.  In  vergelijking  met  ’99  wees  de  visindex  eerder  op  een  achteruitgang  van  het  visbestand.  In  2003  waren  voor  de  negen  locaties,  stroomafwaarts Linkhout, blankvoorn, riviergrondel, bittervoorn en blauwbandgrondel de dominante soorten.  Ten opzichte van 2001‐2003 namen de vangstaantallen in 2006 opnieuw (lichtjes) toe (Van Thuyne en Breine, 2007).  Dit  was  vooral  te  wijten  aan  de  toename  van  blankvoorn,  blauwbandgrondel  en  riviergrondel  alsook  een  aanzienlijke  toename  van  driedoornige  stekelbaars.  De  vangstdensiteiten  bleven  eerder  gelijk  en  ook  de  kwaliteit  van de visstand bleef eerder status‐quo ten opzichte van 2001‐2003. De toename van driedoornige stekelbaars was  zeker geen goed teken voor de waterkwaliteit van de Demer, immers deze soort is als pionier één van de eerste die  verschijnt na een sanering. Meestal nemen de aantallen sterk af naarmate andere soorten het habitat innemen. In  2006 waren riviergrondel, driedoornige stekelbaars, blauwbandgrondel en blankvoorn de dominante soorten.   We besloten dus dat we na de eerste euforie van de jaren ‘90 alert moesten blijven en de kwaliteit kost wat kost  moesten bewaken en verbeteren. Het tij was dus in 2006 nog zeker niet ten gunste gekeerd.  De resultaten voor 2009 lagen qua vangstaantallen in dezelfde grootteorde als die van 2006. De vangstbiomassa lag  ongeveer  1/3de  hoger  dan  in  2006.  Het  aandeel  van  de  driedoornige  stekelbaarzen  was  opnieuw  met  1/3de  afgenomen zodat deze zijn status als één van de meest gevangen soorten terug was verloren. Het brasembestand  was dan wel weer (lichtjes) toegenomen. Giebel nam ook sterk toe en behoorde opnieuw bij de dominante soorten.  Nochtans  stelden  we  eerder  vast  (Van  Thuyne  en  Breine,  2006)  dat  het  aandeel  van  giebel  doorheen  de  jaren  verminderde.  In  1999  en  2001  was  deze  soort  nog  vrij  goed  vertegenwoordigd  (en  daardoor  dominant),  maar  haalden ze niet meer de aantallen zoals in 1995. In 2003 maakte giebel nog slechts 1,9% uit van de vangstaantallen  terwijl in 2006 slechts 1,7%. De giebel verdween zo uit de lijst van meest gevangen soorten. In 2009 maakte giebel  10% van de vangstaantallen uit en 44% van de vangstbiomassa. In 2012 nam het aandeel van giebel opnieuw af, ten  voordele van riviergrondel, bermpje en blankvoorn. De bittervoornvangsten namen in 2009 weer met 1/5de af. De  palingvangsten  namen  in  2009  toe.  Blauwbandgrondel,  blankvoorn  en  riviergrondel  bleven  doorheen  de  tijd  het  best  vertegenwoordigd  in  de  Demer.  Voor  de  vergelijking  van  de  gegevens  van  2012  met  die  van  de  vorige  vangstjaren, verwijzen we naar Van Thuyne en Maes (2013). 

(44)

44  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be  Vangstdensiteiten 

De evolutie van de vangstdensiteiten zien we in figuur 6. Op de locatie gelegen te Scherpenheuvel‐Zichem werden  zowel  in  2012  als  in  2014  de  hoogste  visbiomassa  gevangen.  Ten  opzichte  van  de  vangstjaren  2003‐2014  was  de  vangstbiomassa  meestal  het  hoogst  in  2014.  Een  vangstbiomassa  zoals  in  1995  en  1999  (op  een  groot  aantal  locaties zie vorige rapportages) werden de laatste jaren niet meer gehaald.  De visindex  Figuur 7 geeft de evolutie weer van de EQR‐waarden doorheen de tijd voor de vier locaties. Een positieve trend is  merkbaar op alle locaties. In het algemeen stijgen de waarden doorheen de tijd. Voor twee locaties werd in 2014 de  ‘goede kwaliteit’ bereikt.  Opmerking  Op de Demer gebeuren regelmatig visuitzettingen in het kader van soortherstel of soortondersteuning.     Enkele besluiten 

De  Demer  is  een  rivier  die  anno  2014,  minstens  20  soorten  herbergde.  Net  zoals  in  de  campagne  van  2012  domineerde riviergrondel. In 2014 kwam daar ook nog paling bij. De EQR verbeterde doorheen de tijd. Anno 2014  halen we op twee locaties, gelegen op respectievelijk de Vlaamse Waterlichamen VL05_103 en VL05_104, de ‘goede  kwaliteit’.  Op  de  locatie  te  Hasselt  (VL05_99)  werd  een  ‘ontoereikende  kwaliteit’  gehaald.  Ook  de  diadrome  bot  werd opnieuw gevangen en blijkt dus ook de Demer als biotoop te hebben ingenomen. Naast vissen vingen we ook  regelmatig Chinese wolhandkrabben.   

6.2

Zijlopen van de Demer 

6.2.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 28: Situering van de staalnameplaatsen op de zijlopen van de Demer bemonsterd in 2014. 

Nummer  Waterloop  Gemeente  Omschrijving 

60338250  221495  187315  ROOSTERBEEK  Zonhoven  Stroomop 

Bookmolen 

60338300  219267  186876  Zonhoven  Dellestraat 

60532100  219340  193137  MANGELBEEK  Houthalen‐

Helchteren 

Lillo 

62130050  194707  162911  KLEINE GETE  Landen  Ezemaal, 

donkerkuil 

62259150  185587  165837  MENE‐

MOLENBEEK 

Hoegaarden  Stroomafwaarts de 

molen 

65124150  182600  180520  WINGE  Holsbeek  Kasteel van Horst 

65124400  174965  183353  Rotselaar  Nabij Rotselaar 

meer (Ter Heide) 

66543100  187521  187342  LAARBEEK  Aarschot  Voor monding in 

(45)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  45 

6.2.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 29: Specificaties van de afvissingen in de zijlopen van de Demer in 2014 (met SO = stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts). 

Nummer  Waterloop  beviste afstand  datum  Methode  Opmerking 

60338250  ROOSTERBEEK    100 m SA weg  11/03/2014  Elektrovisserij met 2  elektroden wadend    60338300  100 m  11/03/2014  Elektrovisserij met 2  elektroden wadend   

60532100  MANGELBEEK  100 m SO weg  11/03/2014  Elektrovisserij met 2 

elektroden wadend   

62130050  KLEINE GETE  100 m SA weg  22/08/2014  Elektrovisserij met 2 

elektroden wadend    62259150  MENE‐ MOLENBEEK  100 m SA weg  22/08/2014  Elektrovisserij met 2  elektroden wadend    65124150  WINGE    100 m SA weg  20/08/2014  Elektrovisserij met 2  elektroden wadend    65124400  100 m SO fietsbrug  19/08/2014  Elektrovisserij met 2  elektroden wadend  Deze locatie werd  ook bemonsterd in  het kader van de  habitatrichtlijn voor  bittervoorn en  bijgevolg werd het  traject van 100 m  twee keer afgevist. 

66543100  LAARBEEK  100 m SO Demer  20/08/2014  Elektrovisserij met 1 

elektrode wadend   

 

(46)

46  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

6.2.3

Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving 

Tabel 30: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg‐l), temperatuur (T in °C), 

conductiviteit (Cond in µS‐cm), turbiditeit (Turb in NTU), stroomsnelheid (v in m‐s) en de biotoopbeschrijving op  het moment van de visbestandopname in de zijlopen van de Demer in 2014. RO: rechteroever, LO: linkeroever. 

Nummer  pH  O2  Cond  Turb  Biotoopbeschrijving 

(47)
(48)
(49)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  49 

Tabel 33: Overzicht van de EQR scores in de verschillende waterlopen in de zijlopen van de Demer  en hun appreciatie in 2014. 

Nummer  Waterloop  Waterlichaamnummer  EQR  Appreciatie 

60338250  ROOSTERBEEK  L111_1082  0,38  ontoereikend  60338300  ROOSTERBEEK  L111_1082  0,33  ontoereikend  60532100  MANGELBEEK  L111_1081  0,26  ontoereikend  62130050  KLEINE GETE  VL11_109  0,58  matig  62259150  MENE‐ MOLENBEEK  L107_418  0,46  matig  65124150  WINGE  L111_1041  0,55  matig  65124400  WINGE  VL05_116  0,65  goed  66543100  LAARBEEK  L107_452  0,53  matig   

6.2.5

Bespreking 

In het Demerbekken bevisten we 8 locaties gelegen op 6 beken. We vingen 19 vissoorten: driedoornige stekelbaars,  tiendoornige  stekelbaars,  Amerikaanse  hondsvis,  baars,  beekforel,  bermpje,  bittervoorn,  blankvoorn,  blauwbandgrondel, giebel, karper, kolblei, kopvoorn, paling, rietvoorn, riviergrondel, vetje, zeelt en zonnebaars.  De Roosterbeek vingen we op twee locaties 8 soorten. Op de locatie te Zonhoven, stroomopwaarts de Bookmolen  vingen  we  vijf  soorten,  de  exoten,  Amerikaanse  hondsvis,  blauwbandgrondel  en  zonnebaars  en  verder  nog  rietvoorn en riviergrondel. De EQR scoort er met zijn 0,38, een ‘ontoereikende kwaliteit’. Op de locatie te Zonhoven,  Dellestraat,  vingen  we  eveneens  5  soorten:  tiendoornige  stekelbaars,  blauwbandgrondel,  karper,  riviergrondel  en  zeelt. Blauwbandgrondel domineert hier de vangstaantallen. De EQR scoort 0,33 wat een ‘ontoereikende kwaliteit’  betekent.  Beide  locaties  zijn  gelegen  op  het  waterlichaam  met  nummer  L111_1082,  gemiddeld  scoort  dit  waterlichaam een ‘ontoereikende kwaliteit’. 

Op  de  Mangelbeek  te  Houthalen‐Helchteren,  Lillo  (lokaal  waterlichaam  met  nummer  L111_1081),  vingen  we  tiendoornige stekelbaars en Amerikaanse hondsvis. De EQR scoort 0,26, dit wijst op een ‘ontoereikende kwaliteit’.  De Kleine Gete werd in deze campagne gevist op één locatie gelegen te Landen, Ezemaal, deze locatie is gelegen op  het  Vlaams  waterlichaam  VL11_109.  We  vingen  4  soorten:  beekforel,  bermpje,  paling  en  riviergrondel.  De  EQR  scoort 0,58 dit betekend een ‘matige kwaliteit’. De Kleine Gete werd ook in een campagne in 2013 op één locatie te  Zoutleeuw bevist, hier werden zes soorten gevist nl. driedoornige stekelbaars, baars, bermpje, kopvoorn, paling en  riviergrondel.  Bermpje  en  riviergrondel  werden  het  meest  gevangen.  We  vingen  er  ook  twee  glasaaltjes.  De  EQR  scoort 0,53 wat staat voor een ‘matige kwaliteit’ (zie rapport Van Thuyne et al., 2015). 

Op de Mene‐Molenbeek (een zijbeek van de Grote Gete) te Hoegaarden (L107_418) werd de meeste vis gevangen.  We vingen vooral driedoornige stekelbaars (736 exemplaren) en bermpje (865) en ook nog enkele blankvoorns en  een karper. De EQR scoort met 0,46 een ‘matige kwaliteit’. 

(50)

50  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be  De Laarbeek werd bemonsterd te Aarschot, net voor de monding in de Demer. Het punt is gelegen op het lokaal  waterlichaam  L107_452.  Hier  werd  de  grootste  soortendiversiteit  gevangen,  volgende  15  soorten  werden  gevangen: de twee stekelbaarssoorten, baars, bermpje, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, giebel, kolblei,  kopvoorn,  paling,  rietvoorn,  riviergrondel,  vetje  en  zeelt.  Riviergrondel  is  met  de  vangst  van  313  stuks  de  meest  gevangen soort, ook van de beschermde habitatrichtlijnsoort bittervoorn werden hier 268 stuks gevangen. De EQR  scoort  0,53  en  dit  betekent  slechts  een  ‘matige  kwaliteit’.  De  deelmetrieken  ‘aanwezigheid  exoten’,  ‘typesoorten  brasem’ en ‘rekrutering’ scoren vrij laag. Deze metrieken trekken de totaalscore voor de EQR naar beneden zodat  slechts een ‘matige kwaliteit’ gehaald wordt. 

(51)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  51 

7

Dijlebekken 

7.1

De Zenne 

De Zenne wordt sinds 2007 jaarlijks door ons opgevolgd. De Zenne is immers een interessant studieterrein. Het is  voor Vlaanderen de langst vervuilde waterloop (er zijn indicaties dat ze sinds de 15de eeuw werd vervuild). Tussen  1867 en 1871 werd de Zenne te Brussel overwelfd omdat het een open riool was geworden. Ze is uniek gezien ze  door  de  drie  gewesten  vloeit  en  er  dus  een  optimale  samenwerking  noodzakelijk  is  om  van  de  Zenne  weer  een  ‘gezond water’ te maken. Het is een unieke gelegenheid om de terugkeer van een visgemeenschap na het in functie  stellen van de waterzuivering, te bestuderen. Gezien de Zenne in 2014 intensief werd bemonsterd, wordt hier ook  een vergelijking met de vorige vangstjaren gemaakt. De locatie te Leest werd in het kader van bemonsteringen van  overgangswateren meerdere keren bemonsterd (voorjaar, zomer, najaar). Deze resultaten werden besproken in het  rapport ‘Opvolging van het visbestand in de Rupel en Zenne: viscampagnes 2014’ (Breine en Van Thuyne, 2015). In  dit rapport zijn wel de resultaten van deze locatie weergegeven voor de maand juli. De locatie te Anderlecht en te  Weerde (70020250 en 70020350) werden in deze campagne niet bemonsterd wel een locatie te Zemst (70020325). 

7.1.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 34: Situering van de staalnameplaatsen op de Zenne in 2014. 

Nummer  Waterloop  Gemeente  Omschrijving 

70020100  139832  155704,25  ZENNE  Halle  Lembeek aan het voetbalveld 

70020200  145712  163217  ZENNE  Drogenbos  Zennebeemden 

70020300  153632  178621  ZENNE  Vilvoorde  Stroomafwaarts de viaduct van Vilvoorde, 

aan Initial Hospital Services 

70020325  157162  183927  ZENNE  Zemst  Thv Steenvaartdreef 

70020400  153743  191634  ZENNE  Mechelen  Leest, aan taverne het Brughuis 

7.1.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 35: Specificaties van de uitgevoerde afvissingen in de Zenne in 2014 (Met SO= stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts, LO =  linkeroever, RO = rechteroever). 

Nummer  Datum  Beviste afstand  Methode 

(52)

52  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

7.1.3

Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving 

Tabel 36: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C),  conductiviteit (Cond in µS/cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de  visbestandopname in de Zenne in 2014 (met RO= rechteroever en LO=linkeroever). 

Nummer  Datum  pH  O2  Cond  Turb  Biotoopbeschrijving 

(53)
(54)
(55)
(56)

56  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

 

(57)
(58)

58  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

7.1.5

Bespreking 

We bemonsterden de Zenne op vijf locaties in 2014 met elektrovisserij en/of fuikvisserij. Vanaf 2007 bemonsterden  we  de  Zenne  jaarlijks.  In  2010  werd  de  rivier  intensiever  (8  maal)  bemonsterd  op  de  locaties  stroomafwaarts  gelegen  van  Vilvoorde.  Dit  om  de  impact  op  het  visbestand  van  de  Zenne  na  het  stilvallen  van  het  waterzuiveringsstation  Brussel  Noord  (Vilvoorde),  eind  december  2009,  te  monitoren.  De  bemonsteringslocaties  zijn,  gezien  de  steekproeftrekking  in  het  kader  van  het  referentiemeetnet,  iets  gewijzigd  ten  opzichte  van  de  vroegere campagnes. 

In het totaal vingen we tijdens de campagne van juli 2014 1461 vissen met een totaal gewicht van maar liefst 250  kg. Met zijn aantalspercentage van 58% was paling de meest gevangen soort, gevolgd door driedoornige stekelbaars  (21%) en spiering (14%). Qua biomassa was paling met zijn 99% de absolute dominante soort.  

Op  het  eerste  meetpunt,  in  Lembeek  bij  Halle,  vingen  we  in  deze  campagne  vijf  soorten  nl.  driedoornige  stekelbaars,  riviergrondel,  bermpje,  blauwbandgrondel  en  giebel.  In  2012  vingen  we  hier  nog  donderpad.  In  de  periode  2007‐2011  troffen  we  te  Lembeek  niets  of  enkel  driedoornige  stekelbaars  aan  (zie  ook  tabel  35).  Vanaf  2012 vingen we meer soorten. De EQR evolueerde van een ‘slechte kwaliteit’ naar een ‘matige kwaliteit’ in 2012,  2013 en 2014. 

Dichter  bij  Brussel,  in  Drogenbos  (aan  de  Zennebeemden  waar  de  Zenne  vrij  natuurlijk  meandert),  vingen  we  in  2014 vier soorten, nl. tiendoornige en driedoornige stekelbaars, bermpje en riviergrondel. In 2013 werden hier nog  zeven  soorten gevangen  waaronder  donderpad.  Donderpad  vingen  we  toen  op  deze  locatie  voor  de  eerste  maal.  Bermpje  wordt  sinds  2012  gevangen  op  deze  locatie.  Ook  hier  evolueerde  de  EQR  van  een  ‘slechte’  en  ‘ontoereikende kwaliteit’ naar een ‘matige kwaliteit’ in 2012, 2013 en 2014 respectievelijk. 

In Vilvoorde, net na het waterzuiveringsstation Brussel Noord, vingen we in 2014 geen vis. In 2013 vingen we hier  slechts  een  giebel  terwijl  zeven  soorten  in  2012  (zie  tabel  35).  Het  was  toen  de  eerste  maal  dat  we  hier  zoveel  soorten aantroffen. Enkel in 2010 was de soortendiversiteit vergelijkbaar, maar het meetpunt werd toen intensiever  bemonsterd. Tijdens de andere afviscampagnes werden, net zoals in de campagne van 2014, slechts 0 tot 2 soorten  gevangen. De EQR scoort opnieuw de ‘slechte kwaliteit’.   In Zemst vingen we slechts een blauwbandgrondel. De EQR krijgt dus een ‘slechte’ waardebeoordeling.  In Leest bij Mechelen, daar waar de Zenne onderhevig is aan het tij, vingen we in de campagne van juli 2013  11  soorten, nl. driedoornige stekelbaars, baars, blankvoorn, blauwbandgrondel, bot, brakwatergrondel, karper, paling,  snoekbaars, spiering en zeebaars. Er werden maar liefst 1426 palingen gevangen. We vingen er ook 363 spieringen.  Spiering trekt sinds 2011 de Zenne op, de vangstaantallen waren toen beperkt tot enkele individuen. In 2014  is het  de eerste keer dat er zoveel spiering werd gevangen. Het lengtehistogram (Figuur 10) toont aan dat alle gevangen  exemplaren liggen tussen 4 en 7,5 cm wat overeenkomt met de groep die vooral werd gevangen in de Zeeschelde  tijdens  de  zomercampagnes  van  2014  (Breine  en  Van  Thuyne,  2014)  en  ook  op  de  Rupel  (Breine  en  Van  Thuyne,  2015). 

De Zenne was jarenlang een open riool die het ongezuiverde afvalwater van huishoudens, industrie en landbouw  afvoerde  naar  de  Rupel.  In  2006  en  2007  werden  er  een  aantal  waterzuiveringsinstallaties  langs  de  Zenne  vernieuwd en werden er nieuwe installaties in gebruik genomen, zoals de waterzuiveringsinstallaties van Beersel en  Sint‐Pieters‐Leeuw  (in  2006  operationeel)  en  het  waterzuiveringsstation  van  Brussel  Noord  (vanaf  maart  2007  al  gedeeltelijk operationeel). Hierdoor was de kwaliteit al verbeterd wat resulteerde in de eerste aanwezigheid van vis  op de Zenne. De soortendiversiteit was laag en het ging ook toen vooral over soorten die goed bestand zijn tegen  vervuiling. Toch toonde dit aan dat vissen op zeer korte termijn terug kunnen keren eenmaal de kwaliteit van de  habitat toeneemt (Van Thuyne en Breine, 2008; Van Thuyne en Breine, 2009).. 

(59)
(60)

60  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

8

Netebekken 

In het Netebekken bemonsterden we de Scheppelijke Nete en de Grote Nete in 2014. Op elke waterloop werd 1  locatie bemonsterd. 

8.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 40: Situering van de staalnameplaatsen in het Netebekken afgevist in 2014. 

Nummer  Waterloop  Gemeente  Omschrijving 

50138100  203139  209300  SCHEPPELIJKE NETE  Mol  Dijkstraat 

75  200104  203241  GROTE NETE  Meerhout  100‐200 m stroomopwaarts stuw 

8.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 41: Specificaties van de afvissingen in het Netebekken in 2014 (SO: stroomopwaarts, LO: linkeroever, RO: rechteroever). 

Nummer  Datum  Beviste afstand  Methode 

(61)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  61 

8.3

Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving 

Tabel 42: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C),  conductiviteit (Cond in µS/cm), stroomsnelheid (v in m/s) turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op  het moment van de visbestandopname in het Netebekken in 2014 (LO: linkeroever en RO: rechteroever). 

Nummer  pH  O2  Cond  Turb  Biotoopbeschrijving 

(62)

62  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be  Tabel 44: Effectieve vangst per soort en per staalnameplaats in het Netebekken in 2014 uitgedrukt in CPUE (elektrisch in G/100 m  en N/100 m met G = gewicht in g en N = aantal).  Nummer     baars   beek pr ik   ber m pj e   blankv oorn   blauwbandgrondel   kwabaal   paling   rivie rgron de sno e Totaal   50138100  G/100m  31,1        2,2    175      208,3  elektrisch  N/100m  2        1    4      7  75  G/100m  171,8  2,1  2,5  223,0  0,3  15,5  129,6  0,3  69,9  614,9  elektrisch  N/100m  2,5  0,5  1,5  53,5  0,5  1  1,5  1  1,5  63,5    Tabel 45: Overzicht van de EQR van de locaties in het Netebekken en hun appreciatie in 2014. 

Nummer  Naam  waterlichaamcode  EQR  Appreciatie 

50138100  SCHEPPELIJKE NETE  L107_705  0,38  ontoereikend 

75  GROTE NETE  VL11_123  0,45  matig 

8.5

Bespreking 

In  het  Netebekken  bemonsterden  we  in  2014  slechts  twee  locaties,  één    op  de  Scheppelijke  Nete  en  één  op  de  Grote Nete. 

Op de locatie op de Scheppelijke Nete (te Mol),  lokaal  waterlichaam van de eerste orde met nummer L107_705,  vingen we slechts 7 vissen, verdeeld over drie soorten: baars, blauwbandgrondel en paling. De EQR scoort 0,38 wat  een ‘ontoereikende kwaliteit’ betekent. 

De Grote Nete werd te Meerhout bemonsterd. In de campagne van 2013 werd de Grote Nete nog op twee locaties  bevist  nl.  te  Balen  en  te  Heist‐op‐den‐Berg.  Deze  resultaten  zijn  weergegeven  in  Van  Thuyne  et  al.,  2015.  In  de  tweede  cyclus  zal  de  Grote  Nete  nog  op  4  extra  locaties  bemonsterd  worden.  De  in  2014  bemonsterde  locatie  is  gelegen op het Vlaams waterlichaam VL11_123. We vingen  negen soorten: baars, beekprik, bermpje, blankvoorn,  blauwbandgrondel,  kwabaal,  paling,  riviergrondel  en  snoek.  De  EQR  krijgt  de  score  0,45  en  valt  hiermee  in  de  ‘matige kwaliteitsklasse’. 

(63)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  63 

9

Denderbekken 

We  bemonsterden  in  het  Denderbekken  5  waterlopen,  nl.  de  Mark  (1  locatie),  de  Steenvoordbeek  (1  locatie),  de  Molenbeek (1 locatie), de Ter Erpenbeek (2 locaties) en de Dender zelf (2 locaties). 

9.1

Ligging van de staalnameplaatsen 

Tabel 46: Situering en omschrijving van de staalnameplaatsen in het Denderbekken bemonsterd in 2014. 

Nummer  Naam  Gemeente  Omschrijving 

40120300  116813  159217  MARK  Geraardsbergen  aan de stuw, Vianestraat 

42250150  137861  173454  STEENVOORDBEEK  Ternat  / 

42333150  127437  173578  MOLENBEEK  Denderleeuw  vanaf de brug tot aan de molen 

43121300  121740  179296  TER ERPENBEEK  Erpe‐Mere  aan oude molen 

43121350  123574  181982  TER ERPENBEEK  Erpe‐Mere  aan de Kottemmolen 

41012110  115594  162118  DENDER  Geraardsbergen  Stroomopwaarts sluis Geraardsbergen 

41012150  116808  164340  DENDER  Geraardsbergen  / 

9.2

Specificaties van de uitgevoerde afvissingen 

Tabel 47: Specificaties van de afvissingen in het Denderbekken in 2014 (met SO = stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts). 

Nummer  Datum   beviste afstand/tijd  Methode 

(64)

64  INBO.R.2016.11823901  www.inbo.be 

9.3

Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving 

Tabel 48: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg‐l), temperatuur (T in °C), 

conductiviteit (Cond in µS‐cm), stroomsnelheid (v in m‐s), turbiditeit (Turb in NTU), en de biotoopbeschrijving op  het moment van de visbestandopname in het Denderbekken in 2014. 

Nummer  pH  O2  Cond  Turb  Biotoopbeschrijving 

(65)
(66)
(67)

www.inbo.be  INBO.R.2016.11823901  67 

Tabel 51: Overzicht van EQR van de locaties in het Denderbekken en hun appreciatie in 2014. 

Nummer  Waterloop  waterlichaamcode  Afvismethode  EQR  Appreciatie 

40120300  MARK  VL08_72  Elektrisch  0,63  goed 

42250150  STEENVOORDBEEK  L111_1039  Elektrisch  0,23  ontoereikend 

42333150  MOLENBEEK  L107_279  Elektrisch  0,2  slecht 

43121300  TER ERPENBEEK 

 

L107_275  Elektrisch  0,48  matig 

43121350  VL05_74  Elektrisch  0,2  slecht 

41012110 

DENDER  VL05_67  Elektrisch  0,37  ontoereikend 

VL05_67  Fuiken  0,5  matig 

41012150 

MARK  VL05_67  Elektrisch  0,38  ontoereikend 

VL05_67  Fuiken  0,35  ontoereikend 

9.5

Bespreking 

De Dender  werd op twee locaties bemonsterd. Beide locaties zijn gelegen op het Vlaams waterlichaam VL05_67. In  de  tweede  cyclus  zal  de  Dender  nog  op  8  bijkomende  locaties  bemonsterd  worden.  Beide  locaties  werden  bemonsterd met elektrovisserij en fuikvisserij. 

Op  de  Dender  vingen  we  12  vissoorten:  tiendoornige  stekelbaars,  driedoornige  stekelbaars,  baars,  bermpje,  bittervoorn, blankvoorn, giebel, karper, kolblei, paling, riviergrondel en zeelt. Paling werd het meest gevangen. Het  aantal  gevangen  individuen  was  laag.  De  gemiddelde  EQR  voor  de  locatie  gelegen  stroomopwaarts  de  sluis  van  Geraardsbergen  is  0,43,  dit  valt  in  de  klasse  van  de  ‘matige  kwaliteit’.  De  meer  stroomafwaarts  gelegen  locatie  scoort een ‘ontoereikende kwaliteit’. Voor de uiteindelijke EQR‐waarde voor het waterlichaam VL05_67 nemen we  een gemiddelde van de berekende waarden per locatie en methode, dit geeft een resultaat van 0,4, een score die  valt in de klasse van de ‘ontoereikende kwaliteit’. 

De  Mark  bevisten  we  op  een  locatie  eveneens  gelegen  in  Geraardsbergen.  De  locatie  is  gelegen  op  Vlaams  waterlichaam VL08_72. We vingen vijf vissoorten: alver, bermpje, karper, paling en riviergrondel. Bermpje was de  meest gevangen soort, gevolgd door riviergrondel. De EQR haalt een score van 0,63 dit valt in de categorie van een  ‘goede kwaliteit’. De Mark zal in de tweede cyclus nog op twee bijkomende locaties bemonsterd worden. 

De  Steenvoordbeek  (L111_1039)  bevisten  we  in  Ternat,  we  vingen  slechts  driedoornige  stekelbaars  en  rietvoorn.  De EQR scoort 0,23 dit is een ‘ontoereikende kwaliteit’.  

De  Molenbeek  (L107_279)  werd  op  een  locatie  te  Denderleeuw  bemonsterd.  We  vingen  enkel  driedoornige  stekelbaars, die in grote aantallen aanwezig was. De EQR scoort 0,2, dit is een ‘slechte kwaliteit’. 

De  Ter  Erpenbeek  bevisten  we  op  twee  locaties  te  Erpe‐Mere.  Beide  locaties  zijn  gelegen  aan  een  molen.  Op  de  meest  stroomopwaarts  gelegen  locatie  (gelegen  op  het  lokaal  waterlichaam  L107_275)  vingen  we  vijf  soorten:  driedoornige  en  tiendoornige  stekelbaars,  blankvoorn,  blauwbandgrondel  en  rietvoorn.  De  EQR  scoort  er  0,48  dit  staat  voor  een  ‘matige  kwaliteit'.  Op  de  locatie  gelegen  aan  de  Kottembeek  (VL05_74)  vingen  we  slechts  driedoornige  stekelbaars  en  paling,  de  EQR  scoort  daardoor  0,2  wat  staat  voor  een  ‘slechte  kwaliteit’.  Het  water  geurde slecht tijdens de bemonstering. 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op pagina 2 van de uitwerkbijlage zijn voor de eerste 40 s van de vlucht zowel het verloop van de snelheid v als van de resulterende kracht in de y -richting F y

4p 11 † Teken in de figuur op de uitwerkbijlage de lijn waarop alle punten liggen waar P gelijk is aan 55.. Licht je

Snoek, winde, kroeskarper en zeelt werden in 2005 niet gevangen, maar in 1999 werden van deze soorten ook slechts één of enkele exemplaren gevangen zodat de kansen dat men

- - in 1999 vingen we 1 kopvoorn, van deze soort werden nu, op dezelfde locatie (Lommel, aan de Blauwe Kei), 13 exemplaren gevangen waaronder enkele juvenielen wat wijst op

Deze soort is bekend van een aantal zijwateren van het kanaal (Bornebeek en Merlebeek in West-Vlaanderen en Driesbeek in Oost-Vlaanderen, zie eerder) en werd in de campagne van 2002

- de gemiddelde CPUE waarde voor de elektrovisserij in de campagne 1998 bedroeg 14440.2 g/100 m , voor de fuikvisserij, 3984.7 g/fuikdag; In vergelijking met de gemiddelden van

10830725 7.82 7.22 18.6 592 nt gemeten De beide oevers zijn verstevigd met houten paaltjes, steile taluds, het water heeft een groenachtige kleur; 10830775 7.34 8.05 18.9 596 nt

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden