Visbestandopnames in het kader van het
Referentiemeetnet 2014-Bemonsteringsverslag
Gerlinde Van Thuyne, Linde Galle, Yves Maes, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens en Jan Breine
INSTITUUT
Auteurs:
Gerlinde Van Thuyne, Linde Galle, Yves Maes, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens en Jan Breine Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.
Vestiging: INBO Linkebeek Dwersbos 28, 1630 Linkebeek www.inbo.be e-mail: gerlinde.vanthuyne@inbo.be Wijze van citeren:
Van Thuyne G., Galle L., Maes Y., De Bruyn A., Lambeens I en Breine J. (2016). Visbestandopnames in het kader van het Referentiemeetnet 2014-Bemonsteringsverslag. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (rapportnr. 11823901). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.
D/2016/3241/104 INBO.R.2016.11823901 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann Druk:
Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid Foto cover:
Demer te Rotselaar
4 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
Dankwoord
Met dank aan Jean Pierre Croonen, Marc Dewit, Danny Bombaerts en Franky Dens voor de uitvoering van de
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 5
English abstract
This report presents the results of the fish survey campaigns performed in 2014 in rivers and canals in Flanders. These surveys were made in the framework of the 'Reference Freshwater Monitoring’. In addition the results provide the biological information (fish) for the category river required by the European Water Framework Directive (WFD).
The results are displayed per basin and concisely discussed in several chapters.
In total, we surveyed 76 locations. We used electric fishing, fyke nets or a combination (multi‐method) of both methods.
The 76 sites are located on 54 different water bodies.
Only three locations were without fish. We caught a total of 39 fish species. In the top five of the most commonly caught species we had eel, present in 64% of sampled sites followed closely by perch (58%), roach (56%), three‐ spined stickle back (48%) and gudgeon (46%).
In the context of the Water Framework Directive the calculated EQR values (Ecological Quality Ratio) are important because they are a measure of the ecological condition of the water body.
Only 9% of the sampled water bodies had a “good condition”. Most of the water bodies obtained a "moderate condition" (45%). 37% of the water bodies was in a ”poor state”. 9% of the water bodies had a “bad quality”.
12 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
1
Inleiding
Dit rapport geeft de bemonsteringsresultaten weer van viscampagnes op beken, rivieren en kanalen uitgevoerd door het INBO in 2014. De bemonsteringen gebeurden in het kader van het ‘Referentiemeetnet Zoetwatervis’, meer bepaald het deel dat de invulling moet geven aan de Toestand en Trend monitoring voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) voor de categorie type ‘rivier’ (zie ook verder).
Het ontwerp van het Vlaams referentiemeetnet voor de visfauna kwam er als gevolg van een revisie van het INBO‐ zoetwatervismeetnet op basis van een vraaganalyse van de informatiebehoefte van de Kaderrichtlijn Water met aandacht voor een betere afstemming tussen de ecologische meetnetten en andere monitoringsverplichtingen. Uiteindelijk werd een referentiemeetnet voorgesteld dat tegelijk de behoefte dekt van de Kaderrichtlijn Water (KRW) (op programmaniveau de zogenaamde Toestand en Trendmonitoring T&T, algemene surveillance van Vlaamse en eerste orde WL) en die van Natura 2000 (verspreidingsgegevens en trends abundantie op vindplaatsen). De keuze viel op een, in eerste instantie, ruimtelijk gebalanceerde kanssteekproef met als doel zowel op Vlaamse schaal als voor de voornaamste deelgebieden of strata, een getrouw en voldoende precies beeld te geven van de algemene ecologische toestand voor de categorie type ‘rivier’. Deze steekproef wordt dan aangevuld met alle waterlichamen van het type ‘meer’ en alle waterlichamen van het type ‘overgangswateren en laaglandestuaria’. Daarnaast worden deze locaties nog uitgebreid met locaties bepaald in functie van de opvolging van sommige habitatrichtlijnsoorten (verdichtingsmeetnet = vindplaatsen (snuffelplaatsen) voor nieuwe locaties=2de steekproef). Ook werd er ruimte voorzien om de bemonsteringsinspanning te verhogen als dat voor de aanwezigheid en/of abundantie van een soort nodig blijkt. Zo komt men tot een geïntegreerd referentiemeetnet voor Vlaanderen. De meetpunten in het referentiemeetnet zitten in een zesjaarlijkse cyclus, met een opdeling van twee cycli per drie jaar. Gezien de dynamiek van de overgangswateren en laaglandestuaria worden de meetpunten van deze categorie in een tweejaarlijkse cyclus opgevolgd. Het ontwerp van het Vlaams referentiemeetnet en de meetnetstrategie voor de visfauna in functie van de Habitatrichtlijn zijn zeer uitvoerig beschreven in Geeraerts en Quataert, 2012 a,b. De verschillende deelgebieden of strata voor het type ‘rivier’, zijn (i) kleine beek, (ii) grote beek en kleine rivier, (iii) stroom (grote rivieren en zeer grote rivieren en kanalen) en (iii) polderwaterlopen (zoet en brak).
Bovenstaand beschreven meetnet dient voornamelijk het algemene waterbeleid. Deze heeft nood aan globale cijfers (indicatoren over de ecologische toestand van de oppervlaktewateren) per stroomgebied. Dit moet helpen om strategische beslissingen te oriënteren en om de effectiviteit van het beleid als geheel te evalueren. De beleidsmakers moeten hiertoe de omvang, ruimtelijke spreiding (toestand) en evolutie in de tijd (trend) van de problemen kennen voor elk oppervlaktewatertype. De gegevens moeten ook tijdig detecteren of er zich geen onverwachte maatschappelijke ontwikkelingen aftekenen die de lokale inspanningen te niet doen. Voor al deze doelstellingen heeft de KRW de T&T voorzien waarvoor de lidstaten alle Biologische Kwaliteits Elementen verplicht moeten opvolgen. De gegevens geven dan ook niet altijd een totaalbeeld van de aanwezige visstand op een bepaalde waterloop.
De gegevens voor type ‘meer’ en de ‘overgangswateren’ maken geen deel uit van het rapport.
In totaal visten we op 76 meetplaatsen, verspreid over elf bekkens. Per bekken bespreken we bondig de resultaten in verschillende hoofdstukken. Op onderstaande kaart zijn de verschillende meetplaatsen gegeven. De kanalen worden in het laatste hoofdstuk besproken.
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 13
Figuur 1: Overzicht van de locaties bemonsterd in 2014 in het kader van het ‘Referentiemeetnet Zoetwatervis’, categorie type ‘rivier’.
14 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
2
Materiaal en methode
Het doel is om zoveel mogelijk gegevens te bekomen over de verspreiding van vissoorten op niveau Vlaanderen en gegevens te verzamelen om de ecologische kwaliteits ratio (EQR) te bepalen in functie van de KRW (volgens richtlijnen van het European Committee for Stantardization, (CEN)). De keuze van afvissingsmethode is afhankelijk van het type waterloop of het te bemonsteren water. De methode is in die zin gestandaardiseerd dat eenzelfde type waterloop (vb. een kanaal) steeds gelijkaardig zal worden afgevist. Indien een locatie geselecteerd is om een Habitatrichtlijnsoort op te volgen kunnen bijkomende bemonsteringen noodzakelijk zijn. Een traject wordt dan meerdere keren bemonsterd in functie van de te bemonsteren soort.
Tabel 1: Gebruikte Methodes in functie van de KRW.
Type water Keuze methode Beviste afstand/tijd op
geselecteerde locatie Lijnvormig tot 1,5 m breed, diepte
<1,30 m, zoet
Elektrovisserij wadend 1 elektrode 100 m totale breedte
Lijnvormig tot 6 m breed, diepte <1,30 m, zoet Elektrovisserij wadend 2 elektrodes 100 m totale breedte Lijnvormig >6 m breed, diepte <1,30 m, zoet Elektrovisserij wadend 2 elektrodes 1 elektrode, 250 m linkeroever en 1 elektrode 250 m rechteroever (±2 m oeverzone) Lijnvormig >6 m breed, diepte >1,30 m, stromend (zoals Demer, Maas, Dijle), zoet
Elektrovisserij vanop de boot met 2 elektrodes
2 elektrodes 250 m linkeroever en 2 elektrodes 250 m rechteroever
Lijnvormig >6 m breed, diepte >1,30 m traagstromend of stilstaand (kanalen, Leie, Schelde), zoet
Elektrovisserij vanop de boot met 2 elektrodes Schietfuiken 2 elektrodes 250 m linkeroever en 2 elektrodes 250 m rechteroever
2 schietfuiken gedurende 48 uren parallel met de oever
Lijnvormige gekanaliseerde
waterlopen die niet te breed en te
diep zijn maar waarvan de
conductiviteit te hoog is om elektrisch te vissen
Zegennetvisserij 100 m, het water wordt langs beide
kanten over de gehele breedte afgezet met een afzetnet, de sleep wordt 2X uitgevoerd (De keuze van de netten gebeurt in de eerste plaats in functie van de breedte en diepte van het te bemonsteren water. Natuurlijk zal ook de maaswijdte van groot belang zijn, is deze te groot dan kan de kleine vis doorheen de mazen van het net glippen.).
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 15 90 cm; 22 m totale lengte) per locatie. Het sleepnet wordt gekozen in functie van het af te vissen water. Op de verschillende staalnameplaatsen meten we enkele fysische en chemische variabelen.
We bespreken de resultaten van de afvissingen per bekken. De voornaamste resultaten geven we in tabellen. Deze zijn:
‐ per locatie de vangstresultaten (vissoorten) van 2014: de elektrische vangsten geven we aan met *, de fuikvangsten met +, indien een soort gevangen is zowel met fuiken als elektrisch, geven we dit aan met X en de sleepnetvisserij met #;
‐ per soort en per locatie de effectieve vangst in ‘Catch Per Unit Effort’ (CPUE), dit kan ook in een figuur zijn weergegeven;
‐ per locatie de visindex uitgedrukt in Ecologische Kwaliteit Ratio (EQR);
De visindex wordt berekend op basis van metriek scores. De metrieken kunnen we onderbrengen in drie groepen parameters die verband houden met 1) soortensamenstelling en rijkdom, 2) trofische samenstelling en 3) hoeveelheid vis en conditie van het visbestand. De metrieken werden geselecteerd op basis van het feit dat hun waarde wijzigt in functie van toenemende degradatie, lees pollutie en habitatmodificatie, van het milieu. Zo zal bij een verstoring van het aquatische milieu het aantal soorten in de visgemeenschap afnemen, de gevoelige soorten ontbreken terwijl het aantal individuen van tolerante soorten toeneemt. Iedere metriek wordt beoordeeld en gescoord ten opzichte van een referentie. Indien geen referentie aanwezig is dan kan die worden bepaald op basis van historische gegevens, expert kennis of via modellering. Op basis van de behaalde metriek scores wordt een Ecologische Kwaliteit Ratio (EQR) bepaald. Deze EQR waarde varieert tussen 0 en 1 en wordt vertaald in vijf integriteitklassen (tabel 2). De EQR integreert kenmerken van de populatie en de individuele organismen in een visgemeenschap en geeft weer in hoeverre het aquatische ecosysteem in staat is een gebalanceerde en geïntegreerde gemeenschap van organismen te dragen, waarvan de samenstelling, soortenrijkdom en functieverdeling vergelijkbaar zijn met een natuurlijk en onverstoord habitat van dezelfde geografische regio.
Tabel 2: Overzicht van de kwaliteitsbeoordeling en overeenkomstige klassering van de EQR‐score, rekening houdende met de richtlijnen van de Europese Kaderrichtlijn Water (Breine et al., 2001).
EQR Klasse Kaderrichtlijn indeling Kaderrichtlijn
kleurcode >0,8-1 1 Uitstekend >0,6-≤0,8 2 Goed >0,4-≤0,6 3 Matig >0,2-≤0,4 4 Ontoereikend ≤0,2 5 Slecht EQR (kanalen)
Klasse Kaderrichtlijn indeling Kaderrichtlijn
16 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
3
IJzer‐ en Leiebekken
In het IJzerbekken bemonsterden we de Vladslovaart op twee locaties en de Handzamevaart op één locatie. In het Leiebekken werd de Leie zelf op één locatie bemonsterd. De Leie werd in 2013 uitvoeriger bemonsterd op zes meer stroomafwaarts gelegen locaties. Voor deze resultaten verwijzen we graag naar het rapport Van Thuyne et al. (2015).3.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 3: Situering van de staalnameplaatsen in het IJzer‐ en Leiebekken bemonsterd in 2014 (SA: stroomafwaarts).Nummer X Y Bekken Waterloop Gemeente Omschrijving
01623150 46122 194070 IJzerbekken VLADSLOVAART Diksmuide th.v. de drie mussen, SA van de Paddestraat 01623250 4272§ 20322 Middelkerke SA van de Busbrug in de Busbruggestraat
24223250 50712 191828 HANDZAMEVAART Kortemark Tergotebrug
30111050 55610 163047 Leiebekken Leie, ter hoogte van LEIEMEANDER t.h.v. Wervicq‐Sud Balokken Wervik Wervik
3.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 4: Specificaties van de afvissingen in het IJzer‐ en Leiebekken in 2014 (Met LO = linkeroever, RO = rechteroever). NummerBekken Waterloop Datum Beviste
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 17
3.3
Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving
Tabel 5: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C), conductiviteit (Cond in µS/cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname in het IJzer‐ en Leiebekken in 2014 (RO: rechteroever; LO: linkeroever).
Nummer pH O2 T Cond Turb Biotoopbeschrijving
20 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
Tabel 8: Overzicht van de EQR en hun appreciatie per waterloop in het IJzer‐ en Leiebekken in 2014.
Nummer Bekken Waterloop Waterlichaamnummer Afvismethode EQR Appreciatie
01623150
IJzerbekken
VLADSLOVAART
L111_1048 Elektrisch 0,6 matig
01623250 VL05_14 Elektrisch 0,35 ontoereikend
24223250 HANDZAMEVAART VL05_3 Elektrisch 0,43 matig
30111050 Leiebekken LEIE‐LEIEMEANDER T.H.V. WERVICQ‐ SUD BALOKKEN VL08_48 Elektrisch 0,45 matig Fuiken 0,45 matig
3.5
Bespreking
In het bekken van de IJzer bemonsterden we 3 locaties gelegen op 2 waterlopen nl. de Vladslovaart en de Handzamevaart.
Op de Vladslovaart vingen we 16 vissoorten: driedoornige stekelbaars, baars, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, giebel, kolblei, paling, pos, rietvoorn, riviergrondel, snoek, snoekbaars, vetje en zeelt. Qua aantallen werd baars het meest gevangen, gevolgd door blankvoorn. Qua biomassa was dat paling. Ook van de beschermde bittervoorn werden op de locatie te Diksmuide meerdere exemplaren gevangen (70 stuks). De meest stroomopwaartse locatie te Diksmuide, is gelegen op het lokaal waterlichaam met nummer L111_1048. De EQR scoort hier, met de vangst van 16 soorten, 0,6, wat nog net de matige kwaliteit is (> dan 0,6 is nl. goed). De locatie te Middelkerke bevindt zich op het Vlaams waterlichaam met nummer VL05_14. Hier vingen we 9 soorten en heel wat minder vis (zie ook tabel 5), de EQR haalt er een score 0,35 die de waardebeoordeling ‘ontoereikend’ krijgt. Op de Handzamevaart vingen we 13 soorten: driedoornige stekelbaars, baars, blankvoorn, blauwbandgrondel, giebel, karper, paling, pos, rietvoorn, riviergrondel, snoek, snoekbaars en winde. De vangst was hoog en bestond vooral uit blankvoorn en baars. De index scoort met 0,43 een ‘matige kwaliteit’. De opgeloste zuurstofconcentratie ligt, op het moment van de bemonstering, net onder de basiskwaliteitsnorm van 5 mg/l. De bemonsterde locatie is gelegen op het Vlaams waterlichaam VL05_3. In de campagne van 2013 werd ook een locatie op de Handzamevaart (Torhout) bemonsterd. Deze locatie is gelegen op het waterlichaam van de eerste orde met nummer L111_1044. Er werden slechts vijf soorten gevangen. De index scoorde 0,4 wat overeen komt met een ‘ontoereikende kwaliteit’.(Van Thuyne et al., 2015).
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 21
4
Brugse Polders en Gentse Kanalen
We bemonsterden in 2014 in het bekken van de Gentse Kanalen slechts de Oude Kale. In het bekken van de Brugse polders bemonsterden we de Noordede, het Westernieuwwegzwin, St.Trudoleken en de Isabellavaart. Op elke waterloop werd slechts 1 locatie bemonsterd.4.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 9: Situering van de staalnameplaatsen in het bekken van de Brugse polders en de Gentse kanalen.Nummer X Y Bekken Waterloop Gemeente Omschrijving
03225050 63597 216230 Bekken Brugse
Polders
NOORDEDE Zuienkerke strooienhaan
03431100 62106 211545 WESTERNIEUWWEGZWIN Jabbeke Kwetshage
09079100 73478 209080 ST. TRUDOLEDEKEN Brugge /
09429300 71411 224750 ISABELLAVAART Knokke‐Heist ten Oosten van Heulebrug
13031200 97594 197285 Gentse
Kanalen
OUDE KALE Lovendegem aan de Molenbrug
4.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 10: Specificaties van de afvissingen in de Brugse polders en Gentse kanalen in 2014.
Nummer Bekken Waterloop Datum Beviste
22 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
4.3
Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving
Tabel 11: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C), conductiviteit (Cond in µS/cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname in de Brugse polders en Gentse kanalen in 2014 (RO: rechteroever, LO: linkeroever).
Nummer pH O2 T Cond Turb Biotoopbeschrijving
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 25
Tabel 14: Overzicht van de EQR en hun appreciatie van de waterlopen in de Brugse polders en Gentse kanalen in 2014.
Nummer Waterloop Bekken Waterlichaamcode EQR Appreciatie
03225050 NOORDEDE Bekken Brugse Polders VL08_16 0,6 matig 03431100 WESTERNIEUWWEGZWIN L111_1007 0,35 ontoereikend 09079100 ST. TRUDOLEDEKEN L111_1064 0,37 ontoereikend 09429300 ISABELLAVAART VL05_17 0,45 matig 13031200 OUDE KALE Gentse Kanalen VL05_25 0,53 matig
4.5
Bespreking
De Noordede (te Zuienkerke) bevisten we, aangezien de hoge conductiviteit, door middel van sleepnetvisserij. Een strook van 100 m werd twee maal afgesleept. Volgende 11 vissoorten werden gevangen: driedoornige stekelbaars, baars, blankvoorn, brasem, giebel, karper, kolblei, paling, pos, rietvoorn en riviergrondel. In totaal vingen we 473 vissen goed voor 25 kg. Qua aantallen was blankvoorn de meest gevangen soort, qua biomassa karper, gevolgd door brasem. De index scoort 0,6 wat nog net in de categorie ‘matige kwaliteit’ valt (> 0,6 valt in de categorie goede kwaliteit). De locatie ligt op het Vlaams waterlichaam VL08_16.Het Westernieuwwegzwin te Jabbeke (lokaal waterlichaam eerste orde met nummer L111_1007) werd eveneens door middel van sleepnetvisserij bemonsterd. We vingen volgende acht soorten: tiendoornige en driedoornige stekelbaars, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, giebel, rietvoorn en riviergrondel. We vingen slechts 14 vissen. De EQR scoort slechts 0,35 wat een ‘ontoereikende kwaliteit’ betekent.
Op St. Trudoledeken, een lokaal waterlichaam van de eerste orde met nummer L111_1064 vingen we slechts de twee stekelbaarssoorten, aangevuld met één blankvoorn en één zeelt de index krijgt de waarde 0,37 en een ‘ontoereikende’ beoordeling.
Tenslotte werd in het bekken van de Brugse polder, de Isabellavaart (VL05_17) met sleepnetvisserij bevist. We vingen volgende vijf soorten: driedoornige stekelbaars, baars, blankvoorn, karper en rietvoorn. De vangst was laag maar met een score van 0,45 scoort deze wel nog een ‘matige kwaliteit’.
In het bekken van de Gentse kanalen bevisten we de Oude Kale te Lovendegem (VL05_25) met elektrovisserij. Volgende zes soorten werden gevangen: tiendoornige en driedoornige stekelbaars, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem en snoek. Blankvoorn was de meest gevangen soort. De EQR scoort 0,53 en krijgt de waardebeoordeling ‘matige kwaliteit’.
26 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
5
Boven‐en Benedenscheldebekken
We bemonsterden 3 waterlopen in het Bovenscheldebekken, nl. de Bovenschelde zelf (3 locaties), de Zwalmbeek (1 locatie) en de Molenbeek (2 locaties) en 2 waterlopen in het Benedenscheldebekken, nl. het Klein Schijn (2 locaties), het Verlengd Schijn (1 locatie).5.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 15: Situering van de staalnameplaatsen gelegen in het Benedenscheldebekken bemonsterd in 2014 (Met SB: Scheldebekken).Nummer X Y Naam Gemeente Omschrijving
44000100 80784 158020 Boven ‐SB BOVENSCHELDE Spiere‐Helkijn aan de brug van Pottes 45200150 91895 167181 Wortegem‐ Petegem afwatering Oude Scheldearm 45200600 97882 173456 Oudenaarde zwaaikom
46022200 107616 172322 ZWALMBEEK Zottegem aan de Oude Molen
48230150 120620 182730 MOLENBEEK Lede aan de molen, doodlopende straat
48230200 121640 186771 Wichelen Elsrot 83252050 162425 217137 Bene den ‐SB
KLEIN SCHIJN Antwerpen Grens Schoten/Schilde
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 27
5.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 16: Specificaties van de afvissingen in het Benedenscheldebekken in 2014 (Met SO: stroomopwaarts; SA: stroomafwaarts, SB: Scheldebekken en LO: linkeroever; RO: rechteroever).
Nummer Datum Bekken Beviste
afstand/duur Methode 44000100 BOVENSCHELDE 7/05/2014 Boven‐SB 250 m LO+25 0m RO Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot
In: 6/05/2014 2 dagen 2 schietfuiken
Uit: 8/05/2014
45200150 BOVENSCHELDE
7/05/2014 250 m LO+250 m RO Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot
In: 6/05/2014 2 dagen 2 schietfuiken
Uit: 8/05/2014
45200600 BOVENSCHELDE
8/05/2014 250 m LO+250 m RO Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot
In: 6/05/2014 2 dagen 2 schietfuiken
Uit: 8/05/2014
46022200 ZWALMBEEK
15/05/2014 100 m SA molenkom Elektrovisserij met 2 elektroden combinatie
32 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
Tabel 20: Overzicht van de EQR per waterlichaam in het Benedenscheldebekken en hun appreciatie in 2014.
Nummer Bekken Naam Afvismethode waterlichaamnummer EQR Appreciatie
44000100 Bovensch eldebe kkn BOVENSCHELDE Fuiken VL11_204 0,45 matig Elektrisch 0,38 ontoereikend 45200150 Fuiken VL11_204 0,38 ontoereikend Elektrisch 0,37 ontoereikend 45200600 Fuiken VL11_204 0,48 matig Elektrisch 0,43 matig
46022200 ZWALMBEEK Elektrisch L111_1021 0,33 ontoereikend
48230150 MOLENBEEK Elektrisch L107_287 0,2 slecht
48230200 Elektrisch L107_287 0,63 goed 83252050 Bene densch elde bek ken
KLEIN SCHIJN Elektrisch L111_675 0,45 matig
83252100 Elektrisch L111_675 0,58 matig 83423000 VERLENGD SCHIJN/ VOORGRACHT Elektrisch VL05_35 0 slecht
5.5
Bespreking
De Bovenschelde zelf bemonsterden we in 2014 op drie locaties met fuiken en elektrovisserij. De Bovenschelde zal nog op zes bijkomende locaties bemonsterd worden. Deze punten werden echter geselecteerd om in de tweede cyclus bemonsterd te worden. De drie locaties die in deze campagne bemonsterd werden, lagen allen op het Vlaams waterlichaam met nummer VL11_204. Er werd gevist met elektrovisserij en fuiken. Volgende vissoorten werden gevangen: driedoornige stekelbaars, alver, baars, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, karper, kolblei, paling, pos, riviergrondel en snoekbaars. Paling was zowel qua aantallen als biomassa de meest gevangen soort. Op de locatie gelegen te Spiere‐Helkijn vingen we negen soorten. Met fuiken wordt hier een EQR score van 0,45 gehaald, met elektrovisserij 0,38. De oevers zijn op deze locatie kunstmatig verstevigd en lenen zich minder goed voor elektrovisserij. Gemiddeld wordt toch nog een score van 0,41 gehaald wat terecht komt in de klasse ‘matige kwaliteit’.Op de locatie te Wortgem‐Petegem werden zes soorten gevangen. De EQR’s berekend voor zowel fuikvisserij als elektrovisserij komen in de klasse ‘ontoereikende kwaliteit’ terecht.
Op de locatie te Oudenaarde vingen we eveneens zes soorten. Hier worden zowel met elektrovisserij als fuikvisserij EQR’s gehaald die in een klasse van de ‘matige kwaliteit’ terecht komen.
Tijdens deze campagne waren de opgeloste zuurstofconcentraties tussen 9,03 mg/l en 10,14 mg/l wat een stuk boven de basiskwaliteitsnorm van 5 mg/l ligt.
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 33 Op de Molenbeek vingen we in totaal vier soorten: de twee stekelbaarssoorten, paling en riviergrondel. Op de meest stroomopwaarts gelegen locatie te Lede, werden slechts de twee stekelbaarssoorten gevangen. De EQR scoort daarom 0,2, een ‘slechte kwaliteit’ dus. Op de locatie gelegen te Wichelen, vingen we de vier voornoemde soorten. De EQR scoort er 0,63 dit valt net in de categorie van de ‘goede kwaliteit’. Beide locaties zijn gelegen op het lokaal waterlichaam L107_287. De gemiddelde EQR voor dit waterlichaam scoort 0,42 en valt hiermee net in de categorie ‘matige kwaliteit’.
Het Klein Schijn bemonsterden we op een locatie gelegen te Antwerpen en een locatie te Wijnegem. In totaal vingen we volgende zeven vissoorten: driedoornige stekelbaars, tiendoornige stekelbaars, donderpad, paling, riviergrondel, snoek en winde. Te Antwerpen (Schoten) vingen we drie soorten en wordt een EQR van 0,45 gehaald wat valt in de categorie ‘matige kwaliteit’. Op de locatie te Wijnegem werden zes soorten gevangen waaronder de beschermde donderpad. De EQR scoort er iets hoger dan in Schoten en haalt een score van 0,58, wat nog steeds een ‘matige kwaliteit’ betekent. Beide locaties zijn gelegen op het lokaal waterlichaam L111_675, de gemiddelde EQR voor dit waterlichaam scoort 0,52, een ‘matige kwaliteit’ dus.
Op het Verlengd Schijn te Antwerpen (VL05_35) werd geen visleven aangetroffen, de EQR scoort dus 0, een ‘slechte kwaliteit’.
34 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
6
Demerbekken
We bemonsterden in het Demerbekken 7 waterlopen nl. de Demer zelf (6 locaties tussen Hasselt en Rotselaar) en 6 zijlopen van de Demer. De bemonsterde zijlopen van de Demer zijn de Roosterbeek (2 locaties), de Mangelbeek (1 locatie), de Kleine Gete (1 locatie), de Mene (1 locatie), de Winge (2 locaties) en de Laarbeek (1 locatie).6.1
Demer
De Demer is ongeveer 80 km lang met een gemiddeld verhang van 0,37 % (30 m over 80 km). Ze ontspringt in Limburg op het grondgebied Ketsingen (Elderen) en stroomt noordwaarts naar Bilzen waarna ze in westelijke richting afbuigt tot Diest en verder ter hoogte van Werchter in de Dijle uitmondt. De breedte van de Demer evolueert van 2 tot 16 m. Het is een laaglandrivier gevoed door verschillende beken en is ook een typische regenrivier met grote fluctuaties in de afvoer (Breine et al., 1999). Gezien de Demer op voldoende locaties werd bevist om een beeld te geven over de visstand worden de resultaten uitgebreider besproken en wordt er ook een vergelijking met de vorige vangstjaren gemaakt. Gezien de nieuwe steekproeftrekking in functie van het referentiemeetnet werden er een aantal locaties bemonsterd die al lang niet meer werden bevist. Langs de andere kant zijn een aantal meetpunten, die in het voorgaande meetnet zoetwatervis zaten, uit het meetnet verdwenen. De Demer zal nog in de tweede cyclus (2016‐2018) op zes bijkomende locaties bemonsterd worden.
6.1.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 21: Situering van de staalnameplaatsen op de Demer bemonsterd in 2014.
Nummer X Y Waterloop Gemeente Omschrijving
60216050 216056 182155 DEMER Hasselt stuw Prinsbeemden
66016100 200619 184275 DEMER Halen monding Velpe
66416150 193230 188174 DEMER Scherpenheuvel‐ Zichem stroomafwaarts de molen 66516050 190681 188490 DEMER Scherpenheuvel‐ Zichem Testelt aan de molen
66516100 186853 187251 DEMER Aarschot Rommelaar
66616150 174581 184472 DEMER Rotselaar voor de monding van de Winge tot
aan de Soldatenbrug
6.1.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 22: Specificaties van de afvissingen op de Demer in 2014 (met SO = stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts).
Nummer Datum beviste afstand/tijd Methode
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 35 In:16/06/2014 Uit:16/06/2014 2 dagen 2 schietfuiken 66516100 17/06/2014 250 m LO+250 m RO Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot 66616150 16/06/2014 250 m LO+250 m RO Elektrovisserij met 2 elektroden vanop de boot
6.1.3
Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving
Tabel 23: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg‐l), temperatuur (T in °C), conductiviteit (Cond in µS‐cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname op de Demer in 2014. RO: rechteroever, LO: linkeroever.Nummer pH O2 T Cond Turb Biotoopbeschrijving
38 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
Tabel 26: Overzicht van de totale vangsten op de Demer in 2014 (met Ne, Ge: aantallen‐gewicht in g elektrisch gevangen, Nf, Gf: aantallen‐gewicht in g met fuiken gevangen, Ntot: totaal aantal, Gtot: totaal gewicht in g en N%:
aantalspercentage en G%: gewichtspercentage).
Vissoort Ne Nf Ntot N% Ge Gf Gtot G%
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 39
Figuur 2: Aantalsverhouding van de vissoorten gevangen op de Demer in 2014 (N=949).
42 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
Tabel 27: Overzicht van de EQR van de locaties op de Demer bemonsterd in 2014 en hun appreciatie.
Nummer waterlichaamcode EQR Appreciatie
60216050 VL05_99 0,35 ontoereikend 66016100 VL05_102 0,53 matig 66416150 VL05_103 0,63 goed 66516050 VL05_103 0,55 matig 66516100 VL05_103 0,58 matig 66616150 VL05_104 0,63 goed
6.1.5
Bespreking
Campagne 2014 Tijdens deze campagne bemonsterden we de Demer op zes locaties van Hasselt tot Rotselaar. In totaal vingen we 20 vissoorten nl. driedoornige en tiendoornige stekelbaars, baars, bermpje, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, bot, Europese meerval, giebel, karper, kopvoorn, paling, rietvoorn, riviergrondel, snoek, vetje, winde, zeelt en zonnebaars.In deze campagne vingen we op 3000 m beviste oever 949 vissen met een totale biomassa van 48,5 kg.
Riviergrondel was, met een aantalpercentage van 30%, de frequentst gevangen soort op de Demer gevolgd door paling (26%). Blankvoorn, rietvoorn, kopvoorn en blauwbandgrondel maakten elk nog 6 of 7% van de totaalvangsten uit, de overige soorten minder dan 5% (zie figuur 2 en tabel 24). Qua biomassa was paling de absolute dominante soort (79%). Riviergrondel soorde nog 5%, de overige soorten minder dan 5% (figuur 3 en tabel 24).
De soortendiversiteit per locatie varieerde tussen 8 en 15 soorten met een gemiddelde van 11,8 soorten/locatie. De EQR scoort op drie van de zes locaties een ‘matige kwaliteit’ op de locatie te Hasselt scoort deze ‘ontoereikend’, hier werden de laagste soortendiversiteit, het laagste vangstaantal en de laagste vangstbiomassa gevangen. Het water was dan ook, op het moment van de visbestandsopname, zichtbaar vervuild. En hoewel er een opgeloste zuurstofconcentratie boven de basiskwaliteitsnorm van 5 mg/l werd genoteerd, was deze toch lager dan in de overige locaties.. Op de locatie te Scherpenheuvel‐Zichem, stroomafwaarts de molen, werd een EQR van 0,63 berekend, dit betekent een ‘goede kwaliteit’. Hier vingen we 15 soorten en de hoogste vangstbiomassa. Ook op de locatie te Rotselaar werd een ‘goede kwaliteit’ gehaald. Ook hier vingen we 15 soorten.
Vroegere visbestandgegevens
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 43 Het visbestand in de bovenloop van de Demer in 2001 werd uitvoerig besproken in het rapport van Verreycken et al. (2002). Hierin werd ook de vergelijking met vroegere gegevens opgenomen. Het belangrijkste besluit van dit onderzoek in 2001 was dat de trend, waarbij de Demer een algemene positieve evolutie van het visbestand kende in de jaren ‘90, niet bevestigd kon worden. Dit ondanks het verhoopte ecologisch herstel als gevolg van het opstarten van enkele nieuwe waterzuiveringsstations op het bovenstrooms gedeelte van de Demer. In 2001 waren driedoornige stekelbaars, blauwbandgrondel en giebel voor acht locaties, gelegen stroomopwaarts Linkhout, dominant.
In 2003 werd de Demer, vanaf de monding in de Dijle tot in Diest, op negen locaties bemonsterd (Van Thuyne en Breine, 2003). Ook toen kon geen verdere verbetering van de visstand bevestigd worden. In vergelijking met ’99 wees de visindex eerder op een achteruitgang van het visbestand. In 2003 waren voor de negen locaties, stroomafwaarts Linkhout, blankvoorn, riviergrondel, bittervoorn en blauwbandgrondel de dominante soorten. Ten opzichte van 2001‐2003 namen de vangstaantallen in 2006 opnieuw (lichtjes) toe (Van Thuyne en Breine, 2007). Dit was vooral te wijten aan de toename van blankvoorn, blauwbandgrondel en riviergrondel alsook een aanzienlijke toename van driedoornige stekelbaars. De vangstdensiteiten bleven eerder gelijk en ook de kwaliteit van de visstand bleef eerder status‐quo ten opzichte van 2001‐2003. De toename van driedoornige stekelbaars was zeker geen goed teken voor de waterkwaliteit van de Demer, immers deze soort is als pionier één van de eerste die verschijnt na een sanering. Meestal nemen de aantallen sterk af naarmate andere soorten het habitat innemen. In 2006 waren riviergrondel, driedoornige stekelbaars, blauwbandgrondel en blankvoorn de dominante soorten. We besloten dus dat we na de eerste euforie van de jaren ‘90 alert moesten blijven en de kwaliteit kost wat kost moesten bewaken en verbeteren. Het tij was dus in 2006 nog zeker niet ten gunste gekeerd. De resultaten voor 2009 lagen qua vangstaantallen in dezelfde grootteorde als die van 2006. De vangstbiomassa lag ongeveer 1/3de hoger dan in 2006. Het aandeel van de driedoornige stekelbaarzen was opnieuw met 1/3de afgenomen zodat deze zijn status als één van de meest gevangen soorten terug was verloren. Het brasembestand was dan wel weer (lichtjes) toegenomen. Giebel nam ook sterk toe en behoorde opnieuw bij de dominante soorten. Nochtans stelden we eerder vast (Van Thuyne en Breine, 2006) dat het aandeel van giebel doorheen de jaren verminderde. In 1999 en 2001 was deze soort nog vrij goed vertegenwoordigd (en daardoor dominant), maar haalden ze niet meer de aantallen zoals in 1995. In 2003 maakte giebel nog slechts 1,9% uit van de vangstaantallen terwijl in 2006 slechts 1,7%. De giebel verdween zo uit de lijst van meest gevangen soorten. In 2009 maakte giebel 10% van de vangstaantallen uit en 44% van de vangstbiomassa. In 2012 nam het aandeel van giebel opnieuw af, ten voordele van riviergrondel, bermpje en blankvoorn. De bittervoornvangsten namen in 2009 weer met 1/5de af. De palingvangsten namen in 2009 toe. Blauwbandgrondel, blankvoorn en riviergrondel bleven doorheen de tijd het best vertegenwoordigd in de Demer. Voor de vergelijking van de gegevens van 2012 met die van de vorige vangstjaren, verwijzen we naar Van Thuyne en Maes (2013).
44 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be Vangstdensiteiten
De evolutie van de vangstdensiteiten zien we in figuur 6. Op de locatie gelegen te Scherpenheuvel‐Zichem werden zowel in 2012 als in 2014 de hoogste visbiomassa gevangen. Ten opzichte van de vangstjaren 2003‐2014 was de vangstbiomassa meestal het hoogst in 2014. Een vangstbiomassa zoals in 1995 en 1999 (op een groot aantal locaties zie vorige rapportages) werden de laatste jaren niet meer gehaald. De visindex Figuur 7 geeft de evolutie weer van de EQR‐waarden doorheen de tijd voor de vier locaties. Een positieve trend is merkbaar op alle locaties. In het algemeen stijgen de waarden doorheen de tijd. Voor twee locaties werd in 2014 de ‘goede kwaliteit’ bereikt. Opmerking Op de Demer gebeuren regelmatig visuitzettingen in het kader van soortherstel of soortondersteuning. Enkele besluiten
De Demer is een rivier die anno 2014, minstens 20 soorten herbergde. Net zoals in de campagne van 2012 domineerde riviergrondel. In 2014 kwam daar ook nog paling bij. De EQR verbeterde doorheen de tijd. Anno 2014 halen we op twee locaties, gelegen op respectievelijk de Vlaamse Waterlichamen VL05_103 en VL05_104, de ‘goede kwaliteit’. Op de locatie te Hasselt (VL05_99) werd een ‘ontoereikende kwaliteit’ gehaald. Ook de diadrome bot werd opnieuw gevangen en blijkt dus ook de Demer als biotoop te hebben ingenomen. Naast vissen vingen we ook regelmatig Chinese wolhandkrabben.
6.2
Zijlopen van de Demer
6.2.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 28: Situering van de staalnameplaatsen op de zijlopen van de Demer bemonsterd in 2014.Nummer X Y Waterloop Gemeente Omschrijving
60338250 221495 187315 ROOSTERBEEK Zonhoven Stroomop
Bookmolen
60338300 219267 186876 Zonhoven Dellestraat
60532100 219340 193137 MANGELBEEK Houthalen‐
Helchteren
Lillo
62130050 194707 162911 KLEINE GETE Landen Ezemaal,
donkerkuil
62259150 185587 165837 MENE‐
MOLENBEEK
Hoegaarden Stroomafwaarts de
molen
65124150 182600 180520 WINGE Holsbeek Kasteel van Horst
65124400 174965 183353 Rotselaar Nabij Rotselaar
meer (Ter Heide)
66543100 187521 187342 LAARBEEK Aarschot Voor monding in
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 45
6.2.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 29: Specificaties van de afvissingen in de zijlopen van de Demer in 2014 (met SO = stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts).
Nummer Waterloop beviste afstand datum Methode Opmerking
60338250 ROOSTERBEEK 100 m SA weg 11/03/2014 Elektrovisserij met 2 elektroden wadend 60338300 100 m 11/03/2014 Elektrovisserij met 2 elektroden wadend
60532100 MANGELBEEK 100 m SO weg 11/03/2014 Elektrovisserij met 2
elektroden wadend
62130050 KLEINE GETE 100 m SA weg 22/08/2014 Elektrovisserij met 2
elektroden wadend 62259150 MENE‐ MOLENBEEK 100 m SA weg 22/08/2014 Elektrovisserij met 2 elektroden wadend 65124150 WINGE 100 m SA weg 20/08/2014 Elektrovisserij met 2 elektroden wadend 65124400 100 m SO fietsbrug 19/08/2014 Elektrovisserij met 2 elektroden wadend Deze locatie werd ook bemonsterd in het kader van de habitatrichtlijn voor bittervoorn en bijgevolg werd het traject van 100 m twee keer afgevist.
66543100 LAARBEEK 100 m SO Demer 20/08/2014 Elektrovisserij met 1
elektrode wadend
46 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
6.2.3
Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving
Tabel 30: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg‐l), temperatuur (T in °C),
conductiviteit (Cond in µS‐cm), turbiditeit (Turb in NTU), stroomsnelheid (v in m‐s) en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname in de zijlopen van de Demer in 2014. RO: rechteroever, LO: linkeroever.
Nummer pH O2 T Cond v Turb Biotoopbeschrijving
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 49
Tabel 33: Overzicht van de EQR scores in de verschillende waterlopen in de zijlopen van de Demer en hun appreciatie in 2014.
Nummer Waterloop Waterlichaamnummer EQR Appreciatie
60338250 ROOSTERBEEK L111_1082 0,38 ontoereikend 60338300 ROOSTERBEEK L111_1082 0,33 ontoereikend 60532100 MANGELBEEK L111_1081 0,26 ontoereikend 62130050 KLEINE GETE VL11_109 0,58 matig 62259150 MENE‐ MOLENBEEK L107_418 0,46 matig 65124150 WINGE L111_1041 0,55 matig 65124400 WINGE VL05_116 0,65 goed 66543100 LAARBEEK L107_452 0,53 matig
6.2.5
Bespreking
In het Demerbekken bevisten we 8 locaties gelegen op 6 beken. We vingen 19 vissoorten: driedoornige stekelbaars, tiendoornige stekelbaars, Amerikaanse hondsvis, baars, beekforel, bermpje, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, giebel, karper, kolblei, kopvoorn, paling, rietvoorn, riviergrondel, vetje, zeelt en zonnebaars. De Roosterbeek vingen we op twee locaties 8 soorten. Op de locatie te Zonhoven, stroomopwaarts de Bookmolen vingen we vijf soorten, de exoten, Amerikaanse hondsvis, blauwbandgrondel en zonnebaars en verder nog rietvoorn en riviergrondel. De EQR scoort er met zijn 0,38, een ‘ontoereikende kwaliteit’. Op de locatie te Zonhoven, Dellestraat, vingen we eveneens 5 soorten: tiendoornige stekelbaars, blauwbandgrondel, karper, riviergrondel en zeelt. Blauwbandgrondel domineert hier de vangstaantallen. De EQR scoort 0,33 wat een ‘ontoereikende kwaliteit’ betekent. Beide locaties zijn gelegen op het waterlichaam met nummer L111_1082, gemiddeld scoort dit waterlichaam een ‘ontoereikende kwaliteit’.Op de Mangelbeek te Houthalen‐Helchteren, Lillo (lokaal waterlichaam met nummer L111_1081), vingen we tiendoornige stekelbaars en Amerikaanse hondsvis. De EQR scoort 0,26, dit wijst op een ‘ontoereikende kwaliteit’. De Kleine Gete werd in deze campagne gevist op één locatie gelegen te Landen, Ezemaal, deze locatie is gelegen op het Vlaams waterlichaam VL11_109. We vingen 4 soorten: beekforel, bermpje, paling en riviergrondel. De EQR scoort 0,58 dit betekend een ‘matige kwaliteit’. De Kleine Gete werd ook in een campagne in 2013 op één locatie te Zoutleeuw bevist, hier werden zes soorten gevist nl. driedoornige stekelbaars, baars, bermpje, kopvoorn, paling en riviergrondel. Bermpje en riviergrondel werden het meest gevangen. We vingen er ook twee glasaaltjes. De EQR scoort 0,53 wat staat voor een ‘matige kwaliteit’ (zie rapport Van Thuyne et al., 2015).
Op de Mene‐Molenbeek (een zijbeek van de Grote Gete) te Hoegaarden (L107_418) werd de meeste vis gevangen. We vingen vooral driedoornige stekelbaars (736 exemplaren) en bermpje (865) en ook nog enkele blankvoorns en een karper. De EQR scoort met 0,46 een ‘matige kwaliteit’.
50 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be De Laarbeek werd bemonsterd te Aarschot, net voor de monding in de Demer. Het punt is gelegen op het lokaal waterlichaam L107_452. Hier werd de grootste soortendiversiteit gevangen, volgende 15 soorten werden gevangen: de twee stekelbaarssoorten, baars, bermpje, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, giebel, kolblei, kopvoorn, paling, rietvoorn, riviergrondel, vetje en zeelt. Riviergrondel is met de vangst van 313 stuks de meest gevangen soort, ook van de beschermde habitatrichtlijnsoort bittervoorn werden hier 268 stuks gevangen. De EQR scoort 0,53 en dit betekent slechts een ‘matige kwaliteit’. De deelmetrieken ‘aanwezigheid exoten’, ‘typesoorten brasem’ en ‘rekrutering’ scoren vrij laag. Deze metrieken trekken de totaalscore voor de EQR naar beneden zodat slechts een ‘matige kwaliteit’ gehaald wordt.
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 51
7
Dijlebekken
7.1
De Zenne
De Zenne wordt sinds 2007 jaarlijks door ons opgevolgd. De Zenne is immers een interessant studieterrein. Het is voor Vlaanderen de langst vervuilde waterloop (er zijn indicaties dat ze sinds de 15de eeuw werd vervuild). Tussen 1867 en 1871 werd de Zenne te Brussel overwelfd omdat het een open riool was geworden. Ze is uniek gezien ze door de drie gewesten vloeit en er dus een optimale samenwerking noodzakelijk is om van de Zenne weer een ‘gezond water’ te maken. Het is een unieke gelegenheid om de terugkeer van een visgemeenschap na het in functie stellen van de waterzuivering, te bestuderen. Gezien de Zenne in 2014 intensief werd bemonsterd, wordt hier ook een vergelijking met de vorige vangstjaren gemaakt. De locatie te Leest werd in het kader van bemonsteringen van overgangswateren meerdere keren bemonsterd (voorjaar, zomer, najaar). Deze resultaten werden besproken in het rapport ‘Opvolging van het visbestand in de Rupel en Zenne: viscampagnes 2014’ (Breine en Van Thuyne, 2015). In dit rapport zijn wel de resultaten van deze locatie weergegeven voor de maand juli. De locatie te Anderlecht en te Weerde (70020250 en 70020350) werden in deze campagne niet bemonsterd wel een locatie te Zemst (70020325).7.1.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 34: Situering van de staalnameplaatsen op de Zenne in 2014.Nummer X Y Waterloop Gemeente Omschrijving
70020100 139832 155704,25 ZENNE Halle Lembeek aan het voetbalveld
70020200 145712 163217 ZENNE Drogenbos Zennebeemden
70020300 153632 178621 ZENNE Vilvoorde Stroomafwaarts de viaduct van Vilvoorde,
aan Initial Hospital Services
70020325 157162 183927 ZENNE Zemst Thv Steenvaartdreef
70020400 153743 191634 ZENNE Mechelen Leest, aan taverne het Brughuis
7.1.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 35: Specificaties van de uitgevoerde afvissingen in de Zenne in 2014 (Met SO= stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts, LO = linkeroever, RO = rechteroever).
Nummer Datum Beviste afstand Methode
52 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
7.1.3
Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving
Tabel 36: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C), conductiviteit (Cond in µS/cm), turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname in de Zenne in 2014 (met RO= rechteroever en LO=linkeroever).
Nummer Datum pH O2 T Cond Turb Biotoopbeschrijving
56 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
58 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
7.1.5
Bespreking
We bemonsterden de Zenne op vijf locaties in 2014 met elektrovisserij en/of fuikvisserij. Vanaf 2007 bemonsterden we de Zenne jaarlijks. In 2010 werd de rivier intensiever (8 maal) bemonsterd op de locaties stroomafwaarts gelegen van Vilvoorde. Dit om de impact op het visbestand van de Zenne na het stilvallen van het waterzuiveringsstation Brussel Noord (Vilvoorde), eind december 2009, te monitoren. De bemonsteringslocaties zijn, gezien de steekproeftrekking in het kader van het referentiemeetnet, iets gewijzigd ten opzichte van de vroegere campagnes.
In het totaal vingen we tijdens de campagne van juli 2014 1461 vissen met een totaal gewicht van maar liefst 250 kg. Met zijn aantalspercentage van 58% was paling de meest gevangen soort, gevolgd door driedoornige stekelbaars (21%) en spiering (14%). Qua biomassa was paling met zijn 99% de absolute dominante soort.
Op het eerste meetpunt, in Lembeek bij Halle, vingen we in deze campagne vijf soorten nl. driedoornige stekelbaars, riviergrondel, bermpje, blauwbandgrondel en giebel. In 2012 vingen we hier nog donderpad. In de periode 2007‐2011 troffen we te Lembeek niets of enkel driedoornige stekelbaars aan (zie ook tabel 35). Vanaf 2012 vingen we meer soorten. De EQR evolueerde van een ‘slechte kwaliteit’ naar een ‘matige kwaliteit’ in 2012, 2013 en 2014.
Dichter bij Brussel, in Drogenbos (aan de Zennebeemden waar de Zenne vrij natuurlijk meandert), vingen we in 2014 vier soorten, nl. tiendoornige en driedoornige stekelbaars, bermpje en riviergrondel. In 2013 werden hier nog zeven soorten gevangen waaronder donderpad. Donderpad vingen we toen op deze locatie voor de eerste maal. Bermpje wordt sinds 2012 gevangen op deze locatie. Ook hier evolueerde de EQR van een ‘slechte’ en ‘ontoereikende kwaliteit’ naar een ‘matige kwaliteit’ in 2012, 2013 en 2014 respectievelijk.
In Vilvoorde, net na het waterzuiveringsstation Brussel Noord, vingen we in 2014 geen vis. In 2013 vingen we hier slechts een giebel terwijl zeven soorten in 2012 (zie tabel 35). Het was toen de eerste maal dat we hier zoveel soorten aantroffen. Enkel in 2010 was de soortendiversiteit vergelijkbaar, maar het meetpunt werd toen intensiever bemonsterd. Tijdens de andere afviscampagnes werden, net zoals in de campagne van 2014, slechts 0 tot 2 soorten gevangen. De EQR scoort opnieuw de ‘slechte kwaliteit’. In Zemst vingen we slechts een blauwbandgrondel. De EQR krijgt dus een ‘slechte’ waardebeoordeling. In Leest bij Mechelen, daar waar de Zenne onderhevig is aan het tij, vingen we in de campagne van juli 2013 11 soorten, nl. driedoornige stekelbaars, baars, blankvoorn, blauwbandgrondel, bot, brakwatergrondel, karper, paling, snoekbaars, spiering en zeebaars. Er werden maar liefst 1426 palingen gevangen. We vingen er ook 363 spieringen. Spiering trekt sinds 2011 de Zenne op, de vangstaantallen waren toen beperkt tot enkele individuen. In 2014 is het de eerste keer dat er zoveel spiering werd gevangen. Het lengtehistogram (Figuur 10) toont aan dat alle gevangen exemplaren liggen tussen 4 en 7,5 cm wat overeenkomt met de groep die vooral werd gevangen in de Zeeschelde tijdens de zomercampagnes van 2014 (Breine en Van Thuyne, 2014) en ook op de Rupel (Breine en Van Thuyne, 2015).
De Zenne was jarenlang een open riool die het ongezuiverde afvalwater van huishoudens, industrie en landbouw afvoerde naar de Rupel. In 2006 en 2007 werden er een aantal waterzuiveringsinstallaties langs de Zenne vernieuwd en werden er nieuwe installaties in gebruik genomen, zoals de waterzuiveringsinstallaties van Beersel en Sint‐Pieters‐Leeuw (in 2006 operationeel) en het waterzuiveringsstation van Brussel Noord (vanaf maart 2007 al gedeeltelijk operationeel). Hierdoor was de kwaliteit al verbeterd wat resulteerde in de eerste aanwezigheid van vis op de Zenne. De soortendiversiteit was laag en het ging ook toen vooral over soorten die goed bestand zijn tegen vervuiling. Toch toonde dit aan dat vissen op zeer korte termijn terug kunnen keren eenmaal de kwaliteit van de habitat toeneemt (Van Thuyne en Breine, 2008; Van Thuyne en Breine, 2009)..
60 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
8
Netebekken
In het Netebekken bemonsterden we de Scheppelijke Nete en de Grote Nete in 2014. Op elke waterloop werd 1 locatie bemonsterd.8.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 40: Situering van de staalnameplaatsen in het Netebekken afgevist in 2014.Nummer X Y Waterloop Gemeente Omschrijving
50138100 203139 209300 SCHEPPELIJKE NETE Mol Dijkstraat
75 200104 203241 GROTE NETE Meerhout 100‐200 m stroomopwaarts stuw
8.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 41: Specificaties van de afvissingen in het Netebekken in 2014 (SO: stroomopwaarts, LO: linkeroever, RO: rechteroever).
Nummer Datum Beviste afstand Methode
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 61
8.3
Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving
Tabel 42: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg/l), temperatuur (T in °C), conductiviteit (Cond in µS/cm), stroomsnelheid (v in m/s) turbiditeit (Turb in NTU) en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname in het Netebekken in 2014 (LO: linkeroever en RO: rechteroever).
Nummer pH O2 T Cond v Turb Biotoopbeschrijving
62 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be Tabel 44: Effectieve vangst per soort en per staalnameplaats in het Netebekken in 2014 uitgedrukt in CPUE (elektrisch in G/100 m en N/100 m met G = gewicht in g en N = aantal). Nummer baars beek pr ik ber m pj e blankv oorn blauwbandgrondel kwabaal paling rivie rgron de l sno e k Totaal 50138100 G/100m 31,1 2,2 175 208,3 elektrisch N/100m 2 1 4 7 75 G/100m 171,8 2,1 2,5 223,0 0,3 15,5 129,6 0,3 69,9 614,9 elektrisch N/100m 2,5 0,5 1,5 53,5 0,5 1 1,5 1 1,5 63,5 Tabel 45: Overzicht van de EQR van de locaties in het Netebekken en hun appreciatie in 2014.
Nummer Naam waterlichaamcode EQR Appreciatie
50138100 SCHEPPELIJKE NETE L107_705 0,38 ontoereikend
75 GROTE NETE VL11_123 0,45 matig
8.5
Bespreking
In het Netebekken bemonsterden we in 2014 slechts twee locaties, één op de Scheppelijke Nete en één op de Grote Nete.
Op de locatie op de Scheppelijke Nete (te Mol), lokaal waterlichaam van de eerste orde met nummer L107_705, vingen we slechts 7 vissen, verdeeld over drie soorten: baars, blauwbandgrondel en paling. De EQR scoort 0,38 wat een ‘ontoereikende kwaliteit’ betekent.
De Grote Nete werd te Meerhout bemonsterd. In de campagne van 2013 werd de Grote Nete nog op twee locaties bevist nl. te Balen en te Heist‐op‐den‐Berg. Deze resultaten zijn weergegeven in Van Thuyne et al., 2015. In de tweede cyclus zal de Grote Nete nog op 4 extra locaties bemonsterd worden. De in 2014 bemonsterde locatie is gelegen op het Vlaams waterlichaam VL11_123. We vingen negen soorten: baars, beekprik, bermpje, blankvoorn, blauwbandgrondel, kwabaal, paling, riviergrondel en snoek. De EQR krijgt de score 0,45 en valt hiermee in de ‘matige kwaliteitsklasse’.
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 63
9
Denderbekken
We bemonsterden in het Denderbekken 5 waterlopen, nl. de Mark (1 locatie), de Steenvoordbeek (1 locatie), de Molenbeek (1 locatie), de Ter Erpenbeek (2 locaties) en de Dender zelf (2 locaties).
9.1
Ligging van de staalnameplaatsen
Tabel 46: Situering en omschrijving van de staalnameplaatsen in het Denderbekken bemonsterd in 2014.
Nummer X Y Naam Gemeente Omschrijving
40120300 116813 159217 MARK Geraardsbergen aan de stuw, Vianestraat
42250150 137861 173454 STEENVOORDBEEK Ternat /
42333150 127437 173578 MOLENBEEK Denderleeuw vanaf de brug tot aan de molen
43121300 121740 179296 TER ERPENBEEK Erpe‐Mere aan oude molen
43121350 123574 181982 TER ERPENBEEK Erpe‐Mere aan de Kottemmolen
41012110 115594 162118 DENDER Geraardsbergen Stroomopwaarts sluis Geraardsbergen
41012150 116808 164340 DENDER Geraardsbergen /
9.2
Specificaties van de uitgevoerde afvissingen
Tabel 47: Specificaties van de afvissingen in het Denderbekken in 2014 (met SO = stroomopwaarts, SA = stroomafwaarts).
Nummer Datum beviste afstand/tijd Methode
64 INBO.R.2016.11823901 www.inbo.be
9.3
Fysische en chemische metingen en biotoopbeschrijving
Tabel 48: Fysische en chemische metingen: zuurgraad of pH, zuurstofconcentratie (O2 in mg‐l), temperatuur (T in °C),
conductiviteit (Cond in µS‐cm), stroomsnelheid (v in m‐s), turbiditeit (Turb in NTU), en de biotoopbeschrijving op het moment van de visbestandopname in het Denderbekken in 2014.
Nummer pH O2 T Cond v Turb Biotoopbeschrijving
www.inbo.be INBO.R.2016.11823901 67
Tabel 51: Overzicht van EQR van de locaties in het Denderbekken en hun appreciatie in 2014.
Nummer Waterloop waterlichaamcode Afvismethode EQR Appreciatie
40120300 MARK VL08_72 Elektrisch 0,63 goed
42250150 STEENVOORDBEEK L111_1039 Elektrisch 0,23 ontoereikend
42333150 MOLENBEEK L107_279 Elektrisch 0,2 slecht
43121300 TER ERPENBEEK
L107_275 Elektrisch 0,48 matig
43121350 VL05_74 Elektrisch 0,2 slecht
41012110
DENDER VL05_67 Elektrisch 0,37 ontoereikend
VL05_67 Fuiken 0,5 matig
41012150
MARK VL05_67 Elektrisch 0,38 ontoereikend
VL05_67 Fuiken 0,35 ontoereikend
9.5
Bespreking
De Dender werd op twee locaties bemonsterd. Beide locaties zijn gelegen op het Vlaams waterlichaam VL05_67. In de tweede cyclus zal de Dender nog op 8 bijkomende locaties bemonsterd worden. Beide locaties werden bemonsterd met elektrovisserij en fuikvisserij.
Op de Dender vingen we 12 vissoorten: tiendoornige stekelbaars, driedoornige stekelbaars, baars, bermpje, bittervoorn, blankvoorn, giebel, karper, kolblei, paling, riviergrondel en zeelt. Paling werd het meest gevangen. Het aantal gevangen individuen was laag. De gemiddelde EQR voor de locatie gelegen stroomopwaarts de sluis van Geraardsbergen is 0,43, dit valt in de klasse van de ‘matige kwaliteit’. De meer stroomafwaarts gelegen locatie scoort een ‘ontoereikende kwaliteit’. Voor de uiteindelijke EQR‐waarde voor het waterlichaam VL05_67 nemen we een gemiddelde van de berekende waarden per locatie en methode, dit geeft een resultaat van 0,4, een score die valt in de klasse van de ‘ontoereikende kwaliteit’.
De Mark bevisten we op een locatie eveneens gelegen in Geraardsbergen. De locatie is gelegen op Vlaams waterlichaam VL08_72. We vingen vijf vissoorten: alver, bermpje, karper, paling en riviergrondel. Bermpje was de meest gevangen soort, gevolgd door riviergrondel. De EQR haalt een score van 0,63 dit valt in de categorie van een ‘goede kwaliteit’. De Mark zal in de tweede cyclus nog op twee bijkomende locaties bemonsterd worden.
De Steenvoordbeek (L111_1039) bevisten we in Ternat, we vingen slechts driedoornige stekelbaars en rietvoorn. De EQR scoort 0,23 dit is een ‘ontoereikende kwaliteit’.
De Molenbeek (L107_279) werd op een locatie te Denderleeuw bemonsterd. We vingen enkel driedoornige stekelbaars, die in grote aantallen aanwezig was. De EQR scoort 0,2, dit is een ‘slechte kwaliteit’.
De Ter Erpenbeek bevisten we op twee locaties te Erpe‐Mere. Beide locaties zijn gelegen aan een molen. Op de meest stroomopwaarts gelegen locatie (gelegen op het lokaal waterlichaam L107_275) vingen we vijf soorten: driedoornige en tiendoornige stekelbaars, blankvoorn, blauwbandgrondel en rietvoorn. De EQR scoort er 0,48 dit staat voor een ‘matige kwaliteit'. Op de locatie gelegen aan de Kottembeek (VL05_74) vingen we slechts driedoornige stekelbaars en paling, de EQR scoort daardoor 0,2 wat staat voor een ‘slechte kwaliteit’. Het water geurde slecht tijdens de bemonstering.