• No results found

De kernpunten uit de controleverklaring: boilerplate of waarderelevant?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kernpunten uit de controleverklaring: boilerplate of waarderelevant?"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

De kernpunten uit de controleverklaring:

boilerplate of waarderelevant?

Masterthesis Accountancy & Controlling

(2)

De kernpunten uit de controleverklaring:

boilerplate of waarderelevant?

Masterthesis Accountancy & Controlling

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Nettelbosje 2 9747 AE Groningen

R.S. (Romke-Sytse) van der Veen S2954540 Fermanjepaad 3 9104 GR Damwâld r.s.van.der.veen.1@student.rug.nl (+31)6 25411289 Eerste begeleider

dhr. M. (Marcus) Looijenga MSc EMA RA

Tweede begeleider

Prof. Dr. D.A. (Dick) de Waard RA

20 januari 2017

(3)

Writing an effective audit report is more of an art than a science.

(4)

Abstract

Het accountantsberoep is na verschillende crises vanaf 2008 stevig ter discussie komen te staan. Er zijn maatregelen getroffen om het accountantsberoep te verbeteren. Eén maatregel is de nieuwe, uitgebreide controleverklaring. Belangrijk item uit de uitgebreide controleverklaring zijn de kernpunten van de controle. De accountant benoemt daarin de punten die het meest significant waren. Recente discussies stellen echter vraagtekens bij de informatiewaarde van deze kernpunten. Kernpunten zouden te algemeen omschreven zijn en geen bedrijfsspecifiek inzicht bieden. Op basis van deze discussie is voor dit onderzoek de volgende hoofdvraag gesteld: “In hoeverre verschaffen de kernpunten uit de uitgebreide controleverklaring ondernemingsspecifieke informatie aan de gebruiker?”. Met behulp van indexscores is een methode opgezet die inzichtelijk maakt in hoeverre kernpunten ondernemingsspecifieke informatie bevatten. De resultaten tonen op basis van deze methode aan dat de 583 onderzochte kernpunten grotendeels (86%) specifieke informatie bevatten. Dit zou ten goede komen aan de informatiewaarde en theoretisch gezien de “gap” in de verwachtingskloof dichten. Daarnaast blijkt dat het type Big-4-organisatie significant van invloed is op de specificiteit van het omschreven kernpunt. Belangrijke beperking is dat het onderzoek in redelijke mate subjectief is. Vooral bij het toewijzen van de indexscores en het bepalen van de informatiebehoefte van de gebruiker ontstaat het risico op subjectiviteit. Toekomstig onderzoek kan zich onder andere verdiepen in de methode voor het meetbaar stellen van informatiewaarde. Wetenschappelijke onderbouwingen kunnen uiteindelijk bijdragen tot een beter begrip over informatiewaarde van de controleverklaring en het mogelijk effect ervan op de verwachtingskloof.

(5)

Inhoudsopgave

1 Introductie 6

1.1 Het ontstaan van de uitgebreide controleverklaring ... 6

1.2 Het belang van onderzoek naar de uitgebreide controleverklaring ... 7

1.3 Onderzoeksvragen ... 9

1.4 Vooruitblik ... 9

2 Wat weten we over de nieuwe controleverklaring? 10 2.1 Huidige ervaringen ... 10

2.2 Visies van de Big-4 ... 12

3 Theoretisch kader 16 3.1 De accountant en de maatschappij ... 16

3.2 Het belang van communicatie middels de controleverklaring ... 18

3.3 Afhankelijke variabele: communicatiewaarde van de controleverklaring ... 19

3.4 Onafhankelijke variabelen ... 21

3.4.1 De invloed van de Big-4 op communicatiewaarde ... 21

3.4.2 De invloed van ondernemingscomplexiteit op communicatiewaarde ... 22

3.4.3 De invloed van tijd op communicatiewaarde ... 23

4 Onderzoeksmethode 25 4.1 Onderzoeksopzet ... 25

4.2 Meetmethode afhankelijke variabele: indexscores ... 26

4.2.1 Betrouwbaarheid en validiteit ... 27

4.2.2 Onderzoeksontwerp ... 28

4.3 Meetmethodes onafhankelijke variabelen ... 29

(6)

4.3.2 Het meten van ondernemingscomplexiteit ... 29

4.3.3 Het meten van het effect van tijd ... 30

5 Resultaten en analyse 31 5.1 Eigenschappen van de onderzoekspopulatie ... 31

5.2 De toegewezen indexscores ... 32

5.2.1 Het toewijzen van de indexscores ... 32

5.2.2 Beschrijvende statistieken indexscores ... 34

5.3 Resultaat Big-4 ... 35

5.4 Resultaat ondernemingscomplexiteit ... 37

5.5 Resultaat jaareffecten ... 37

6 Conclusie en discussie 39 6.1 Geven de kernpunten ondernemingsspecifieke informatie? ... 39

6.2 Discussie ... 42

Nawoord 44

Referenties 45

Bijlage 1 Instructieschema 49

Bijlage 2 Kernpunten met indexscore 1 52

Bijlage 3 Kernpunten met indexscore 2 54

Bijlage 4 Kernpunten met indexscore 3 55

Bijlage 5 Resultaten SPSS Big-4 56

Bijlage 6 Resultaten SPSS ondernemingscomplexiteit 58

(7)

6

1

Introductie

1.1

Het ontstaan van de uitgebreide controleverklaring

“Auditors are a joke and a waste of time. They are lick-arses for the management of companies, because corporate governance doesn’t work in our society… the banks are in difficulty because of their auditing.” Dat was de mening van een voormalige minister in Ierland over het werk van de accountants naar aanleiding van de financiële crisis in 2008 (Sikka, 2009).

In Nederland is eveneens (flink) kritiek geuit op accountants. Jeroen Dijsselbloem, minister van Financiën, heeft de sector opgeroepen om zelf met kritische reflectie te komen (WTA, 2014). De Werkgroep Toekomst Accountantsberoep (WTA) heeft daarom een plan uitgewerkt met 53 maatregelen om het accountantsberoep te veranderen. De uitgebreidere controleverklaring is daar één van. Hiermee wil de Werkgroep voorzien in de duidelijke behoefte aan meer informatieverschaffing door de accountant. Recent heeft de Monitoring Commissie Accountancy (MCA) vastgesteld er een stevige aanzet is gemaakt met het werken aan deze 53 maatregelen, maar zij heeft nog niet de overtuiging dat dit voldoende is (MCA, 2016).

Om de uitgebreide controleverklaring te realiseren heeft de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) in 2014 de NV COS 702N verplicht gesteld voor alle organisaties van openbaar belang (OOB) (NBA, 2015). Nederland is, na het Verenigd Koninkrijk, voorloper met de invoering van deze nieuwe controleverklaring. In 2013 is al een pilot uitgevoerd voor het toepassen van deze informatievere controleverklaring (NBA, 2014).

Op 9 september 2015 heeft de NBA een discussiebijeenkomst georganiseerd over het rapport “Inzicht in de uitgebreide controleverklaring” (Accountant, 2015). Tijdens deze bijeenkomst werd opgemerkt dat gelet moet worden op de effectiviteit van de uitgebreide controleverklaring. Over het algemeen vinden accountants dat deze nieuwe verklaring meer inzicht verschaft in de controlewerkzaamheden en –bevindingen. Daarnaast verschaft het voor beleggers waardevolle informatie over de risicoparagraaf. Kritische punten waren dat de nieuwe verklaring moeilijker te begrijpen is en er gevaar bestaat voor “boilerplate”. Van boilerplate is sprake wanneer informatie niet-ondernemingsspecifiek is (Bos & Strating, 2014). De discussie rondom de effectiviteit van de controleverklaring vormt aanleiding voor de hoofdvraag van dit onderzoek:

In hoeverre verschaffen de kernpunten uit de uitgebreide controleverklaring ondernemingsspecifieke informatie aan de gebruiker?

(8)

7

De hoofdvraag richt zich alleen op de kernpunten uit de uitgebreide controleverklaring. Kernpunten zijn de risico’s die tijdens de controle het meest significant waren (NV COS 702N, 2014). In de (inter)nationale voorstellen tot wijziging van de controleverklaring komt het benoemen van de kernpunten het meest voor, zie de volgende tabel:

Tabel 1 Belangrijkste verschillen (inter)nationale voorstellen controleverklaring (Bos & Strating, 2014)

Aspecten van de controleverklaring Oorspronkelijk IAASB-voorstel Gewijzigd IAASB-voorstel VS EU VK NL verwacht Kernpunten van de controle V V V V V V Continuïteit V - - - - V Materialiteit - - - - V V Reikwijdte controle - - - - V V Aanvullende vereisten EU-verordening - - - V - V

De NBA veronderstelt dat de toevoeging van de kernpunten de belangrijkste verandering is (NBA, 2015). Onderzoek van Simnett & Huggins (2014) bevestigt deze veronderstelling op basis van de voorstellen die zijn gedaan door de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB). De kern van dit onderzoek richt zich daarom op de mate waarin de kernpunten uit de controleverklaring waardevol inzicht verschaffen aan de gebruiker, doordat ze ondernemingsspecifiek zijn gericht of zijn opgesteld als boilerplate-teksten.

1.2

Het belang van onderzoek naar de uitgebreide controleverklaring

Een belangrijke reden voor de invoering van de uitgebreide controleverklaring is volgens de NBA dat gebruikers niet alleen meer geïnteresseerd zijn in de conclusie van de accountant, maar ook in informatie over de belangrijkste aandachtspunten tijdens de controle en de wijze waarop de accountant zijn werkzaamheden heeft verricht (NBA, 2014). Door meer informatie in de controleverklaring te verwerken wil de NBA blijkbaar voldoen aan de verwachtingen die de gebruikers ervan hebben, zoals een beschrijving van de kernpunten uit de controle.

(9)

8

De verwachtingen die de NBA veronderstelt zijn eveneens uitgesproken door de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) in januari 2014 (VEB, 2014): “De accountant moet beleggers een bedrijfsspecifiek inkijkje bieden in de details van zijn cijfercontrole en de risico’s die hij daarbij heeft opgemerkt.”

Uit het onderzoek van Simnett & Huggins (2014) is ook naar voren gekomen dat de gebruikers van de jaarrekening significant behoefte hebben aan informatie over de zogenoemde “key audit matters”. Dit zijn de zaken die in het model van de NBA verwerkt zijn bij de “kernpunten van de controle”. In het kader van dat onderzoek zou vermelding van de kernpunten voldoen aan de informatiebehoefte bij de ontvangers van de controleverklaring. Vanuit wetenschappelijk perspectief is de verwachtingskloof daarin relevant, omdat dit het verschil (de “gap”) uitlegt tussen de geleverde en verwachte prestatie van de accountant. Met deze theorie wordt onderzocht of de “gap” tussen de geleverde en verwachte prestatie van de accountant daadwerkelijk gedicht wordt door toevoeging van de kernpunten in de controleverklaring.

Bos & Strating (2014) benadrukken dat de kernpunten ondernemingsspecifiek omschreven moeten zijn. Anders ontstaat het risico dat de kernpunten te veel boilerplate-teksten bevatten. Boilerplate-teksten verschaffen informatie die niet specifiek gericht is en bevatten meestal algemene inhoud, waardoor inzicht op basis van die informatie beperkt blijft. In hun analyse zien Bos en Strating verschillen in de mate waarin de kernpunten ondernemingsspecifiek zijn.

Het gevaar dat extra informatie van de accountant kan leiden tot boilerplate en te lange, onbegrijpelijke teksten wordt eveneens bevestigd door onderzoek van Church, Davis & McCracken (2008). Recenter onderzoek van Mock et al. (2013) is specifiek gericht op de “communication” en “information gap” tussen de verzender (accountant) en ontvanger van de controleverklaring. Mock et al. (2013) stellen dat de gebruikers van de financiële jaarverslagen meer informatie verlangen, maar geven aan dat het van symbolische waarde zal zijn als het grotendeels boilerplate-teksten bevat.

De relevantie van dit onderzoek is om aan te tonen of in de controleverklaring sprake is van boilerplate of ondernemingsspecifieke kernpunten. Vanuit de praktijk gezien is dit relevant om onderbouwing te vinden voor het voorstel voor invoering van de (nieuwe) uitgebreide controleverklaring.

(10)

9

Nog steeds wordt stevige kritiek geuit op accountants. Zo heeft een hoogleraar in Forensische Accountancy in december 2016 de informatiewaarde van een aantal controleverklaringen als ondermaats bevonden (Pheijffer M. , 2016a). Het gevaar van deze (meestal) kortstondige ophef, is dat maatregelen worden ingevoerd die achteraf niet effectief blijken (Francis, 2004). Bijvoorbeeld ook door politieke druk, waarvan een voorbeeld is gegeven in de opening van dit thesisverslag. De wetenschappelijke bijdrage is om begrip over de nieuwe controleverklaring te vinden, omdat hier nog weinig onderzoek over beschikbaar is. Dit kan richting geven aan toekomstige en verdere verdieping van onderzoek rondom de nieuwe controleverklaring.

1.3

Onderzoeksvragen

Het onderzoek heeft tot doel na te gaan in hoeverre de kernpunten uit de controleverklaring kwalitatief gezien relevante informatie bevatten. Dit is gebaseerd op de volgende hoofdvraag:

In hoeverre verschaffen de kernpunten uit de uitgebreide controleverklaring ondernemingsspecifieke informatie aan de gebruiker?

De reikwijdte van deze onderzoeksvraag is alleen gericht op Nederland. Dit maakt het mogelijk om met een beperkte groep binnen het beschikbare tijdsbestek inhoudelijk een goed wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Hoofdstuk 4 geeft hier nader uitleg over. De volgende deelvragen zijn ter ondersteuning voor beantwoording van de hoofdvraag:

1. Wat schrijft de regelgeving voor met betrekking tot het rapporteren van de kernpunten? 2. Waarin verschilt de informatiewaarde (wel of niet ondernemingsspecifiek) van een

kernpunt?

3. Wat beïnvloedt de mate waarin een kernpunt ondernemingsspecifiek wordt omschreven?

In hoofdstuk 6 wordt antwoord gegeven op deze hoofd- en deelvragen.

1.4

Vooruitblik

Eerst wordt in hoofdstuk 2 achtergrondinformatie verschaft. Dit is bedoeld om het juiste begrip en interpretatie te krijgen van de beantwoording op de hoofd- en deelvragen. Voor de wetenschappelijke onderbouwing wordt in hoofdstuk 3 het theoretisch kader uiteengezet. In hoofdstuk 4 wordt de onderzoeksmethode omschreven. Hoofstuk 5 geeft de resultaten en analyses weer. Tot slot beantwoordt hoofdstuk 6 de hoofd- en deelvragen, uitmondend in een conclusie en discussiepunten.

(11)

10

2

Wat weten we over de nieuwe controleverklaring?

In de inleiding is uitgelegd waarom de nieuwe controleverklaring is ingevoerd. Het doel van dit hoofdstuk is om de ervaringen en de impact die de nieuwe verklaring op de praktijk heeft in kaart te brengen. Dit geeft antwoord op deelvraag 1 en al deels inzicht voor deelvraag 2 en 3. Zo wordt uitgelegd wat de regelgeving, zoals de NV COS, voorschrijft en op welke wijze de vier grote accountantsorganisaties invulling geven aan de nieuwe controleverklaring.

2.1

Huidige ervaringen

Sinds de start van de pilot in 2013 en verplichte invoering in 2014 is al enige ervaring opgedaan met de nieuwe controleverklaring in Nederland. Op basis van de verkregen data van de Vakgroep Accountancy, aan de Rijksuniversiteit Groningen, is een onderverdeling naar categorie gemaakt:

Tabel 2 Meest genoemde kernpunten

Categorie Aantal Verhouding

Assets 223 38% Entity 97 17% Liabilities 73 12% Acquisition 57 10% Fraud 53 9% Taxation 36 6%

Valuation financial instruments 15 3%

Other 13 2%

P&L (Profit & Loss) 12 2%

External 4 1%

Totaal 583 100%

Wat opvalt is dat de onderzochte kernpunten voornamelijk betrekking hebben op de waardering van activa (38%). Slechts 2% heeft betrekking op de totstandkoming van de winst of het verlies (P&L). Fraude wordt eveneens relatief weinig als kernpunt benoemd, terwijl de accountant op basis van de NV COS 315.28 rekening moet houden dat fraude als significant risico kan gelden. De indicatie uit de bovenstaande tabel zegt echter nog weinig of er sprake is van boilerplate. Kernpunten die betrekking hebben op assets kunnen bijvoorbeeld wel specifiek worden toegelicht. De tabel geeft echter een relevant, globaal beeld in welke gebieden de kernpunten het meest benoemd worden.

(12)

11

De NBA definieert de kernpunten uit de controleverklaring als volgt: “Aangelegenheden die in de professionele oordeelsvorming van de accountant het meest significant waren in de controle […]. Kernpunten van de controle worden geselecteerd uit de aangelegenheden die zijn gecommuniceerd met de personen belast met governance.” (NV COS 702N, 2014, p. 3). Er komen twee aspecten naar voren uit deze definitie:

1. De accountant past professionele oordeelsvorming toe over de punten die het meest significant waren tijdens de controle.

2. Kernpunten van de controle worden geselecteerd uit de aangelegenheden die zijn gecommuniceerd met de personen belast met governance, zoals de Raad van Commissarissen (RvC) en auditcommissie.

Met betrekking tot het eerste aspect valt bij alle Big-4-organisaties (Deloitte, EY, KPMG & PwC) enige terughoudendheid te beproeven voor het publiceren van nieuwe informatie die niet uit het jaarverslag naar voren komt (Deloitte, 2015; EY, 2014; KPMG, 2015; PwC, 2014a). Over het algemeen vinden ze dat het management verantwoordelijk hoort te blijven voor het publiceren van nieuwe informatie. De kernpunten uit de controleverklaring zouden naar hun inzicht daarom geen nieuwe informatie mogen verschaffen. In de transparantieverslagen van 2015/2016 heeft PwC nog aangevuld dat ze met de nieuwe controleverklaring transparant wil zijn over de controle, ten behoeve van een optimale informatieoverdracht (PwC, 2015). Verder is de visie van de Big-4 niet concreet aangepast. In paragraaf 2.2 wordt verder ingegaan op dit aspect en de visie die iedere Big-4-organisatie op de uitgebreide controleverklaring heeft.

Het tweede aspect zorgt ervoor dat de meest significante kernpunten in de controleverklaring worden benoemd, omdat het niet mogelijk is alle punten te benoemen die de accountant belangrijk vindt. Deloitte (2015) heeft hiervoor het schema op de volgende pagina opgesteld.

In samenspraak met de auditcommissie bepaalt de accountant welke gebieden aandacht behoeven. De auditcommissie heeft hierdoor de mogelijkheid mee te bepalen welke kernpunten in de controleverklaring benoemd worden. Op basis van de NV COS 260.16 dient de accountant onder andere de volgende aangelegenheden te bespreken met de toezichthoudende organen:

1. Significante kwalitatieve aspecten inzake administratieve verwerking van de entiteit. 2. Eventuele significante problemen die zich tijdens de controle hebben voorgedaan. 3. Significante aangelegenheden die met het management besproken zijn.

(13)

12

Figuur 1 Bepalen meest significante kernpunten (Deloitte, 2015)

Kernpunten zouden kunnen ontstaan vanuit de vereisen van de NV COS 260.16, omdat deze (verplicht) besproken worden met het toezichthoudend orgaan. Zo heeft het eerste punt bijvoorbeeld betrekking op schattingsposten. Goodwill is daarvan een voorbeeld. In 85 (15%) van de 583 onderzochte kernpunten komt de term goodwill voor. Dit is relevant voor het onderzoek, omdat dit mogelijk de kans op boilerplate vergroot. Zo benadrukken Bos en Strating (2014) dat het van belang is dat in elke individuele situatie de voor de gebruiker meest belangrijke kernpunten worden benoemd, waarbij kwaliteit van de toelichting belangrijker is dan de kwantiteit. De accountant vervult hierin een belangrijke rol door bijvoorbeeld toe te lichten waarom goodwill specifiek voor de onderneming van belang is. Dit onderzoek brengt in kaart of de accountant de kernpunten, zoals goodwill, daadwerkelijk specifiek toelicht.

2.2

Visies van de Big-4

De NV COS 702N laat ruimte over voor de accountant voor het opnemen en toelichten van de kernpunten. Daardoor kunnen per controleverklaring de kernpunten verschillen, afhankelijk van het professioneel oordeel van de accountant zoals omschreven in de Standaard. Een factor die deze professionele oordeelsvorming kan beïnvloeden is de accountantsorganisatie die de controle uitvoert. De Big-4-organisaties verlenen auditdiensten aan de meeste beursgenoteerde ondernemingen, non-profit organisaties en overheidsinstanties (Gray, 2010). Ze spelen daardoor een belangrijke rol in de auditmarkt.

(14)

13

Daarnaast is de invloed van de accountantsorganisaties na verloop van tijd steeds groter geworden (Chandler & Edwards, 1996). Bij aanvang van het accountantsberoep was de accountant op persoonlijke titel aan het werk (en mengde zich persoonlijk in discussies), nu zijn het de kantoren die domineren. De accountantsorganisatie is daardoor van cruciale invloed op de processen voor het opmaken van de controleverklaring. Alle vier kantoren hebben echter een verschillende visie over de uiteindelijke rapportering van de controleverklaring. Onderstaand wordt per Big-4-organisatie deze visie uitgelegd.

EY

EY heeft haar visie op de nieuwe controleverklaring in oktober 2014 uiteengezet in het rapport Enhancing the auditor’s report (EY, 2014). De eerste opmerking van EY is dat het beter zou zijn als de regelgeving van de IAASB, EU en de PCAOB meer op elkaar afgestemd zou zijn. Vergelijkbaarheid is voor internationale investeerders belangrijk, omdat zij opereren op een mondiale markt. Daarom is het gewenst dat regelgeving zo gelijk mogelijk is.

Het tweede punt van EY is dat de controleverklaring niet een bron van nieuwe informatie over het bedrijf en de jaarrekening moet worden. Het management hoort verantwoordelijk te blijven voor het publiceren van nieuwe informatie. Dit heeft ook te maken met het feit dat andere aansprakelijkheidsrisico’s voor de accountant ontstaan als die nieuwe informatie vrijgeeft.

EY erkent tot slot dat met de uitgebreide controleverklaring het risico op boilerplate ontstaat. Volgens EY zijn echter belangrijke kernpunten consistent over meerdere jaren. Daarnaast kan de controleverklaring nooit de diepgaande interacties tussen externe accountant en auditcommissie vervangen.

PwC

PwC heeft in het VK aan stakeholders gevraagd wat zij van de uitgebreide controleverklaring vinden die daar in 2013 is ingevoerd (PwC, 2014a). Stakeholders blijken het meest positief over de verklaring van KPMG aan Rolls-Royce. Ze waarderen dat de verklaring het perspectief van de accountant uitlegt over de geïdentificeerde risico’s. Een duidelijke mening wordt daarbij op prijs gesteld.

(15)

14

PwC zegt echter in hetzelfde rapport dat de mening van de stakeholders in contrast staat tot wat auditcommissies en voorbereiders van jaarrekeningen vinden. Zij tonen een bepaalde mate van nervositeit, omdat ze bang zijn dat:

- de accountant nieuwe informatie vrijgeeft waar het management geen invloed op heeft. - markten onterecht negatief reageren op die informatie, vooral als de informatie niet

consistent door de accountant gerapporteerd wordt.

- complexe zaken wellicht niet betekenisvol te verwoorden zijn in de samenvatting die een controleverklaring geeft.

- discussie over wat in een controleverklaring hoort de openheid en dialoog tussen accountant, management en auditcommissie kan temperen.

In de conclusie is PwC overwegend positief over de recente ontwikkelingen. PwC erkent net als EY dat internationale regelgeving op elkaar dient aan te sluiten. Dit wordt door PwC, anders dan EY, op de korte termijn niet als probleem gezien. Iedereen bevindt zich volgens PwC nog in een leercurve om het nieuwe model juist af te stemmen. PwC Nederland geeft in een ander rapport nog aan dat ondernemingsspecifieke verklaringen per onderneming verschillend moeten zijn, om boilerplate te voorkomen (PwC, 2014b).

Deloitte

Anders dan PwC verwacht Deloitte betere communicatie tussen accountant, management en auditcommissie (Deloitte, 2015). Doordat volgens de nieuwe NV COS 702 de aangelegenheden dienen te worden overlegd met de personen belast met governance, voorziet Deloitte een belangrijke rol voor de auditcommissie. Dit heeft drie gevolgen:

1. De auditcommissie moet de accountant uitdagen om met heldere kernpunten te komen en bepalen of deze passend zijn.

2. De auditcommissie wil een vroeg concept van het accountantsverslag om op tijd te begrijpen welke kernpunten gerapporteerd worden.

3. Het accountantsverslag en de uiteindelijke controleverklaring ondergaan strenge reviewprocedures binnen de gecontroleerde entiteit en de accountantsorganisatie. Daarvoor zijn tijdframes nodig om dit mogelijk te maken.

(16)

15

De auditcommissie moet ook analyseren of de informatie in de jaarrekening overeenkomt met de kernpunten die besproken zijn met de accountant. Daarom moet de auditcommissie in staat zijn extra informatie in het jaarverslag te eisen om te voorkomen dat de controleverklaring een bron wordt van nieuwe informatie. Tot slot mag de auditcommissie het management ook vragen hoe zij reageren op de kernpunten en welke (beheers)maatregelen daarop worden genomen.

Deloitte concludeert dat het identificeren en begrijpelijk omschrijven van de kernpunten een uitdaging wordt. Vooral wanneer het kernpunt niet is toegelicht in het jaarverslag. Concreet voorziet Deloitte dat dit impact heeft op de controle-uren en deadlines, omdat de controlerapportages strenge reviewprocedures moeten ondergaan. Vroege betrokkenheid tussen de accountant en de auditcommissie/RvC is hierin cruciaal.

KPMG

In het VK heeft KPMG een controleverklaring aan Rolls-Royce uitgegeven waarin verder is gegaan dan de vereisten uit de wettelijke standaard (Bos & Strating, 2014). Hierin zijn namelijk ook (deel)conclusies opgenomen. Deze verklaring heeft daardoor veel aandacht getrokken. KPMG ziet de uitgebreide controleverklaring als instrument om het inzicht en de transparantie van de audit te vergroten (KPMG, 2015). Door uit te leggen wat een audit daadwerkelijk is, kan de uitgebreide verklaring helpen om de communicatie met stakeholders te verbeteren. KPMG is van mening dat het wellicht nodig kan zijn dat het management extra informatie in de jaarrekening presenteert, zodat de accountant de ruimte krijgt om transparant te communiceren over de kernpunten van de controle, zonder daarbij nieuwe informatie vrij te geven.

Onlangs heeft KPMG nog een rapport gepubliceerd waarin zij omschreven heeft waaraan een kernpunt tenminste moet voldoen (KPMG, 2016), namelijk: op feiten gebaseerd, aangepast aan de gecontroleerde entiteit, bondig en zonder technisch jargon omschreven zijn, en in voldoende detail uitgelegd waarom het kernpunt van belang is. KPMG heeft dit bepaald op basis van de opgedane ervaring uit het VK. Gezien het feit dat KPMG omschrijft dat de kernpunten aangepast moeten worden aan de entiteit, valt te verwachten dat er eveneens geen sprake van boilerplate zal zijn. De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting aantonen of dit het geval is.

(17)

16

3

Theoretisch kader

Voordat beantwoord kan worden wat mogelijk de informatiewaarde van een kernpunt beïnvloedt, is het eerst van belang te weten waarin de informatiewaarde kan verschillen. In paragraaf 3.1 tot en met 3.3 staat daarom de tweede deelvraag centraal: “Waarin verschilt de informatiewaarde (wel of niet ondernemingsspecifiek) van een kernpunt?”. Eerst wordt de theorie in algemene zin besproken, waarna bij iedere paragraaf dieper wordt ingegaan op de theoretische onderbouwing voor het meetbaar stellen van de informatiewaarde uit de controleverklaring. In de vierde en laatste paragraaf zal de derde deelvraag centraal staan: “Wat beïnvloedt de mate waarin een kernpunt ondernemingsspecifiek wordt omschreven?”. Daarmee wordt aan het eind van dit hoofdstuk duidelijk waarin de informatiewaarde kan verschillen en waardoor dit mogelijk beïnvloed wordt.

3.1

De accountant en de maatschappij

De accountant is de vertrouwenspersoon van het maatschappelijk verkeer. Althans, dat is wat Limperg (1932) met de vertrouwensleer beaamt. Mautz en Sharaf (1961) hebben in “The Philosophy of Auditing” het doel van de accountantscontrole onderzocht. Zij stellen: “…het doel van een accountantscontrole is om aan een bepaalde groep gebruikers van de jaarrekening een bepaalde mate van zekerheid te geven over de betrouwbaarheid van de informatie die wordt vrijgegeven door de partijen die toevertrouwd zijn met de middelen van deze gebruikers.” (Mautz & Sharaf, 1961, p. 243). Kenmerkend aan deze definitie is dat de gebruikers van de jaarrekening middelen beschikbaar stellen aan de partij die de financiële gegevens vrijgeeft. Hierdoor ontstaat het probleem dat gerelateerd is aan de agency-theorie.

De agency-theorie omschrijft het principaal-agent probleem (Jensen & Meckling, 1976). Tussen de principaal (eigenaar) en agent (bestuurder) is sprake van een contract, waarbij de principaal de besluitvorming heeft gedelegeerd aan de agent (Fama, 1980). Door informatie-asymmetrie ontstaat het risico op “moral hazard”, waarbij de agent na contracttekening uit zelfzuchtig belang gaat handelen ten koste van de principaal (Arrow, 1968).

Om de informatie-asymmetrie tussen agent en principaal te verkleinen kan op basis van de academische literatuur worden aangenomen dat de accountantscontrole hierin een positieve rol speelt (Jensen & Meckling, 1976; Healy & Palepu, 2001). Healy en Palepu (2001) plaatsen de accountant in de context van de vrijemarkteconomie (figuur 2).

(18)

17

Figuur 2 De accountant als onderdeel van de vrijemarkteconomie (Healy & Palepu, 2001).

Accountants verstrekken op basis van figuur 2 zekerheid bij de informatie die een onderneming vrijgeeft. Volgens Healy en Palepu (2001) is het verschaffen van deze zekerheid gebaseerd op het vertrouwen dat de markt heeft in de accountantscontrole.

Limperg (1932) is in Nederland de eerste geweest die het vertrouwen van de maatschappij in de accountantscontrole heeft vertaald naar de verwachtingskloof. Destijds waarschuwde Limperg dat na verloop van tijd een algemene norm zou ontstaan voor het vertrouwen dat de gebruiker mag hebben in de accountantscontrole. Dit vertrouwen mag niet groter zijn dan de diepgang die de werkzaamheden rechtvaardigt. Hiermee werd vooral bedoeld dat de accountant zelf verantwoordelijk is voor het beheersen van de maatschappelijke verwachting.

Ter aansluiting op Limperg wordt in de huidige literatuur veel gebruikgemaakt van de definitie van Porter (1993, p. 50): “The gap between society’s expectations of auditors and auditors’ performance, as perceived by society.” Porter (1993) deelt de verwachtingskloof in twee delen: 1. De onredelijke verwachtingskloof (reasonableness gap): de kloof tussen wat de maatschappij verwacht van de accountant en wat redelijkerwijs verwacht mag worden. 2. De prestatiekloof (performance gap): de kloof tussen wat de maatschappij mag

(19)

18

De onderstaande figuur geeft schematisch een verduidelijking:

Figuur 3 Structure of the audit expectation-performance gap (Porter, 1993)

In het kader van dit onderzoek is de “deficient standards” relevant. Dit is de kloof tussen de verantwoordelijkheden die verwacht mogen worden van de accountant en de bestaande verantwoordelijkheden van de accountant op basis van de huidige wet- en regelgeving. De verwachte verantwoordelijkheden zijn naar aanleiding van de verschillende crises na 2008 duidelijk hoger gebleken dan gedacht. Met de invoering van de NV COS 702N probeert de NBA deze kloof verder te dichten en proberen accountants met de nieuwe, uitgebreidere controleverklaring beter aan de verwachtingen van de maatschappij te voldoen.

De koppeling met dit onderzoek ligt in de vraag of de nieuwe regelgeving de controleverklaring voldoende effectief maakt en de uitgebreide verklaring daadwerkelijk waarderelevante (ondernemingsspecifieke) informatie verschaft aan de gebruiker. Dit heeft betrekking op de “deficient performance”, namelijk de tekortkomingen in de kwaliteit van de controle. Kwaliteit van de controle komt in het kader van dit onderzoek tot uitdrukking in de informatiewaarde van de controleverklaring. Communicatie middels de controleverklaring is daarin een relevant onderwerp. In de volgende paragraaf wordt hier dieper op ingegaan.

3.2

Het belang van communicatie middels de controleverklaring

De IAASB ziet de informatiekloof als onderdeel van de verwachtingskloof. De informatiekloof wordt gedefinieerd als: “het verschil van informatie die een gebruiker nodig acht voor het maken van een overwogen investeringsbeslissing en de beschikbare informatie die in de vorm van een gecontroleerde jaarrekening of middels andere publiek beschikbare informatie naar buiten wordt gebracht”(IAASB, 2011, p. 8).

(20)

19

In aanvulling op de verwachtings- en informatiekloof identificeren Mock et al. (2013) een communicatiekloof. Mock et al. (2013) definiëren de communicatiekloof als het verschil in informatie tussen wat gebruikers verwachten en wat daadwerkelijk wordt gecommuniceerd. Deze beschrijving leunt dicht aan tegen de beschrijving van de informatiekloof volgens de IAASB en vormt theoretisch een goede onderbouwing. De volgende alinea legt dit nader uit.

Hronsky (1998) heeft als een van de eersten de communicatietheorie toegepast op het analyseren van de communicatiekloof binnen de controlepraktijk. Deze theorie kan als basis gebruikt worden voor het verder meetbaar maken van de communicatiekloof. Binnen de communicatietheorie worden twee stromingen erkend (Fiske, 1990): de “process” en “semiotic schools of thought”. De “semiotic school” is een complexe methode gericht op de menselijke communicatie (Hronsky, 1998) en zal gezien de beperkte uitvoerbaarheid en tijdsbestek van dit onderzoek niet verder behandeld worden. De “process school” is een procesgerichte benadering, omdat dit communicatie als een transmissie van informatie ziet. Deze transmissie is gebaseerd op een lineair model, welke gericht is op de toestroom van informatie vanuit een bron via een bepaald kanaal (Shannon & Weaver, 1949). De accountant is in dit geval de bron en het kanaal is de uitgebreide controleverklaring. Om de “process school” toe te passen op de controleverklaring vindt er bijvoorbeeld verandering plaats van bewoording of structuur van het rapport, of wordt er extra (relevante) informatie aan toegevoegd om de transmissie van de boodschap (het oordeel van de accountant) te verbeteren.

In de geschiedenis, rond de jaren ’80, is al eerder een belangrijke internationale wijziging geweest van de controleverklaring. Onderzoeken naar aanleiding daarvan hebben destijds al aangetoond dat gebruikers verschillend reageren als de terminologie in het accountantsrapport gewijzigd is (Bailey, Bylinski, & Shields, 1983; Kelly & Mohrweis, 1989). Bij deze onderzoeken is niet zozeer uitgegaan van de besproken communicatietheorie. Wel tonen ze aan dat verandering van communicatie in de controleverklaring van invloed is op de gebruikers. Later heeft Hronsky (1998) aangetoond dat de communicatietheorie relevant is voor onderzoek naar de controleverklaring en het vormt daardoor een relevante theoretische onderbouwing.

3.3

Afhankelijke variabele: communicatiewaarde van de controleverklaring

Om met de verwachtingskloof de communicatiewaarde van de controleverklaring te onderzoeken is het nuttig een duidelijke gebruiker van de controleverklaring voor ogen te hebben. De ‘maatschappij’ is daarvoor een (te) breed begrip.

(21)

20

Op basis van de definiëring van Mautz & Sharaf (1961) kan met de agency-theorie de aandeelhouder als belangrijke gebruiker worden gezien. Aandeelhouders bekleden duidelijk de rol van principaal. Met gekochte aandelen stellen zij middelen (geld) beschikbaar aan een onderneming, waarover het management beslist hoe dit besteed wordt. Daardoor lopen aandeelhouders het risico op informatie-asymmetrie. De accountantscontrole, en daarmee de uitgebreide controleverklaring, voegt voor deze groep dan ook waarde toe.

In de huidige tijd zijn echter meer gebruikers van belang dan alleen aandeelhouders . Vanuit de benadering van de stakeholdertheorie heeft een bedrijf te maken met meerdere belanghebbenden (stakeholders). Freeman & Reed (1983, p. 89) definiëren stakeholders als: “Those groups who have a stake in the actions of the corporation.” Eenvoudig vertaald is een stakeholder een groep of individu die invloed kan uitoefenen op, of wordt beïnvloed door, de acties van een onderneming (Freeman et al., 2010). Dit zijn bijvoorbeeld werknemers, klanten, leveranciers of externe belangenbehartigingsgroepen. Voor hen voegt de accountantscontrole eveneens waarde toe.

Ten aanzien van het communicatieproces zijn een aantal elementen fundamenteel (Hronsky, 1998). Er is altijd sprake van een zender, medium, ontvanger, boodschap en effect. De “process school of thought” van Fiske (1990) richt zich op de transmissie van de boodschap en maakt het mogelijk analyse toe te passen op het communicatieproces. Dit procesgericht model is afgeleid van het lineair model van Shannon & Weaver (1949):

Figuur 4 Procesmodel van communicatie toegepast op de controleverklaring (afgeleid van Shannon & Weaver, 1949)

Nadat het controleproces is afgerond stelt de accountant de controleverklaring op waarin besloten wordt hoe de tekst omschreven is en hoe de ontvanger dit moet interpreteren. Deze boodschap wordt gecodeerd met een beperkte set aan woordkeuzes (Hronsky, 1998). Transmissie vindt plaats door de controleverklaring bij het jaarverslag toe te voegen.

(22)

21

De lezer ontvangt het jaarverslag en decodeert de informatie, resulterend in een oordeel over de relevantie en betrouwbaarheid van de financiële gegevens. Een dergelijk oordeel leidt uiteindelijk tot een bepaalde actie, zoals het aankopen, verkopen of behouden van de aandelen.

Met de bovenstaande theorie kan een methode ontwikkeld worden voor het meetbaar stellen van informatiewaarde, wat relevant is voor het antwoord op deelvraag 2. De informatiewaarde van een kernpunt komt voornamelijk tot uitdrukking in de communicatiewaarde. Hieraan wordt middels de onderzoeksmethode van hoofdstuk 4 concrete invulling gegeven. In relatie tot de verwachtingskloof lijkt het probleem vooral een communicatieprobleem te zijn: de bewoording van de controleverklaring is vaak niet adequaat genoeg om de bedoelde boodschap van de accountant juist over te brengen (Hronsky, 1998). Dit is relevant omdat door de recente wijziging van de controleverklaring is gebleken dat de oude controleverklaring niet adequaat genoeg was voor de gebruikers. De nieuwe (verbeterde) verklaring heeft tot doel beter te voorzien in de informatiebehoefte van de gebruiker. Hierdoor ontstaat het probleem dat aan de hoofdvraag is gerelateerd: is met de uitgebreide controleverklaring sprake van boilerplate of

ondernemingsspecifieke informatie? Indien er sprake is van boilerplate is de bewoording niet

adequaat genoeg en wordt de boodschap niet juist overgebracht op de ontvanger.

3.4

Onafhankelijke variabelen

Nu de afhankelijke variabele duidelijk is en theoretisch onderbouwing is gegeven op de tweede deelvraag, kunnen de onafhankelijke variabelen worden vastgesteld. Met behulp van theorie en onderbouwde aannames worden factoren bepaald die mogelijk van invloed zijn op de communicatiewaarde van de kernpunten uit de controleverklaring. Dit staat in relatie tot de derde deelvraag. Belangrijk hierbij is dat het een exploratief onderzoek betreft. Er worden geen hypotheses gesteld, omdat van de voorgestelde variabelen niet duidelijk is of ze effect hebben op de communicatiewaarde en in welke richting (positief/negatief). De drie voorgestelde variabelen zijn: de Big-4-organisatie, ondernemingscomplexiteit en tijdsverloop.

3.4.1 De invloed van de Big-4 op communicatiewaarde

In hoofdstuk 2.2 is uitgelegd wat de verschillende visie is van iedere Big-4-organisatie op de uitgebreide controleverklaring en dat de accountantsorganisaties cruciale invloed hebben op de totstandkoming ervan (Chandler & Edwards, 1996). Een zorg die over het algemeen gedeeld wordt is dat de controleverklaring geen nieuwe informatie mag bevatten dan waarover het management in het jaarverslag rapporteert en de accountant zekerheid aan meegeeft. De anticipatie hierop verschilt echter per kantoor.

(23)

22

KPMG is bijvoorbeeld van mening dat het management in het jaarverslag extra moet gaan toelichten, zodat de controleverklaring geen bron wordt van nieuwe informatie (KPMG, 2015). EY legt daartegenover minder druk op het management en voorziet een groter aansprakelijkheidsrisico voor de accountant als die nieuwe informatie in de controleverklaring publiceert (EY, 2014).

Een ander verschil is bijvoorbeeld het perspectief over de communicatie tussen accountant, management en auditcommissie. PwC verwacht dat deze communicatie zal afnemen, omdat discussie kan ontstaan over wat in de controleverklaring hoort te staan (PwC, 2014a). Deloitte verwacht daartegenover juist dat communicatie wel zal verbeteren, omdat in de NV COS 702N staat dat de aangelegenheden worden gecommuniceerd met de personen belast met governance (Deloitte, 2015).

Het verschil van visie tussen de Big-4 is duidelijk. Het is daarom de vraag of dit van invloed is op de specificiteit van de kernpunten in de controleverklaring. Daarom worden de afzonderlijke Big-4-organisaties als onafhankelijke variabele meegenomen in het onderzoek.

3.4.2 De invloed van ondernemingscomplexiteit op communicatiewaarde

Ndofor, Wesley & Priem (2015) hebben aangetoond dat complexiteit leidt tot meer informatie-asymmetrie en earnings management. Complexiteit vermindert de transparantie en vergroot de onzekerheid bij aandeelhouders over de juiste besteding van de middelen (Anderson, 1999). Het is daarnaast voor externe partijen moeilijker om connecties te maken tussen activiteiten en prestaties, omdat bij complexe industrieën en bedrijven processen complex zijn ingericht, weinig gestandaardiseerd, en daardoor de uitkomsten lastiger te verbinden zijn aan een specifieke activiteit (Ndofor, Wesley, & Priem, 2015).

Ge & McVay (2005) concluderen dat complexiteit positief gerelateerd is aan het rapporteren van materiële risico’s in de interne beheersing bij Amerikaanse bedrijven. Na invoering van de Sarbanes-Oxley Act (SOX) zijn Amerikaanse bedrijven verplicht te rapporteren over ten minste één materieel risico in de interne beheersing. Naarmate bedrijfsomvang (marktwaarde) toeneemt blijkt de relatie echter weer andersom en neemt de rapportage over materiële risico’s af (Ge & McVay, 2005). Petrovits, Shakespeare & Shih (2011) tonen daarentegen aan dat het rapporteren van een “internal control weakness” sneller gedaan wordt door complexere non-profit organisaties dan door minder complexe non-non-profit organisaties.

(24)

23

Complexiteit is dus van invloed op de mate van informatie-asymmetrie en de rapportage over materiële risico’s. De kans is daardoor aanwezig dat complexiteit, gemeten aan bedrijfsomvang, ook van invloed is op de specificiteit van de kernpunten in de controleverklaring.

Om complexiteit te meten is ondernemingsgrootte een geschikte factor. Li (2008) heeft aangetoond dat bedrijfsomvang significant van invloed is op de complexiteit van het jaarverslag. Middels de Fog-index (aantal woorden en lettergrepen per zin) en de lengte van het jaarverslag blijkt dat het jaarverslag moeilijker te interpreteren is bij bedrijven met een grotere omvang (Li, 2008). Bedrijfsomvang dient daarom als basis voor het meten van ondernemingscomplexiteit.

3.4.3 De invloed van tijd op communicatiewaarde

Vanwege het exploratief karakter van dit onderzoek is het mogelijk om te onderzoeken of er over de afgelopen jaren een ontwikkeling is geweest in de specificiteit van de kernpunten. Deze ontwikkeling kan helpen bij eventueel vervolgonderzoek naar specifiekere verklaringen over de effecten van de nieuwe controleverklaring.

De eerste ervaringen zijn sinds de start van de pilot in 2013 inmiddels opgedaan. Daarom kan er een analyse gemaakt worden over het verloop van tijd voor de jaren 2013, 2014 en 2015. Daarmee wordt onderzocht of de specificiteit van de kernpunten over de afgelopen jaren heen veranderd is. De Big-4 heeft bijvoorbeeld al een aantal verbeterpunten aangegeven. Zo heeft KPMG (2016) op basis van de ervaringen die zijn opgedaan in het VK een rapport geschreven waarin is omschreven hoe verbetering van de kernpunten uit de controleverklaring kan plaatsvinden. Een kernpunt zou aan de volgende vereisten moeten voldoen (KPMG, 2016):

- Op feiten gebaseerd.

- Aangepast aan de gecontroleerde entiteit.

- Bondig en zonder technisch jargon omschreven zijn.

- In voldoende detail uitgelegd waarom het kernpunt van belang is.

KPMG (2016) benadrukt dat dit tot stand is gekomen op basis van de ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan in het VK. Met deze ervaringen kan de controleverklaring verder verbeterd worden. De andere Big-4-kantoren hanteren eenzelfde soort benadering.

(25)

24

Deloitte (2016) wil bijvoorbeeld met het programma “horizon scanning” de kwaliteit van de controleverklaring verbeteren en PwC blijft focussen op de transparantie van de nieuwe verklaring (PwC, 2015). PwC heeft in haar visie al aangegeven dat iedereen zich nog in een leercurve bevindt wat betreft het model rond de nieuwe controleverklaring (PwC, 2014a). Dit geeft al aan dat bepaalde aspecten na verloop van tijd kunnen veranderen, omdat door die leercurve bijvoorbeeld andere (verbeterde) inzichten ontstaan. Tot slot heeft EY juist aangegeven dat consistentie belangrijk is (EY, 2014). Belangrijke kernpunten zouden ieder jaar identificeerbaar moeten zijn en terugkomen in de controle.

Deze ontwikkelingen en aangepaste visies leiden tot de verwachting dat de controleverklaring aan verandering onderhevig is. Het is de vraag of dit van invloed is geweest op de specificiteit van de kernpunten. Het verloop van tijd over de jaren 2013, 2014 en 2015 zal daarom als basis dienen voor het meten van het effect van tijd op de communicatiewaarde van de kernpunten.

(26)

25

4

Onderzoeksmethode

In de inleiding is opgemerkt dat uit de discussiebijeenkomst van de NBA gebleken is dat de effectiviteit van de controleverklaring belangrijk is. Op basis van de besproken theorie kan de effectiviteit van de controleverklaring vertaald worden naar communicatiewaarde en het effect die het heeft op de “gap” in de verwachtingskloof. Concreet wordt gekeken naar de communicatiekloof die Mock et al. (2013) definiëren. Door de wijze van communicatie van de uitgebreide controleverklaring in kaart te brengen wordt onderzocht of de controleverklaring ondernemingsspecifiek gericht is of niet. Effectiviteit van de controleverklaring wordt gezien als de mate waarin de kernpunten uit de controle ondernemingsspecifiek zijn.

4.1

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is, zoals al benoemd, exploratief. Er wordt een kwantitatieve data-analyse uitgevoerd op basis van kwalitatief verzamelde data, namelijk tekstuele gegevens uit de controleverklaring. Deze data-analysemethode legt de focus op betekenis in plaats van het geven van cijfermatig inzicht (Smith, 2015). Dit is in lijn met het doel van het onderzoek: op basis van een indexscore wordt betekenis gegeven aan de kernpunten uit de controleverklaring. Hiermee wordt onderzocht of de kernpunten ondernemingsspecifiek of boilerplate-gericht zijn. Dit wordt nader uitgelegd.

Kenmerkend is dat de omvang van de sample relatief klein is. Dataverzameling is echter intensief (Smith, 2015). Patton (2002, p, 432) omschrijft dat er geen unieke, allesomvattende methode bestaat voor de analyse van tekstuele data. Wel bestaan er richtlijnen. Het finale resultaat blijft echter uniek voor ieder onderzoek (Patton, 2002).

Tekstuele analyse is afhankelijk van gedetailleerde data-analyse (Silverman, 2013, p. 54). Om een analyse effectief te maken is het noodzakelijk een beperkte set van data te gebruiken. Daardoor kan veel betekenis uit de resultaten worden gehaald, zoals Silverman (2013, p. 53) heeft geciteerd: “to say a lot about a little”.

Een methode voor data-analyse op tekstuele gegevens is content analysis (Smith, 2015). Dit wordt regelmatig gebruikt binnen de literatuur en is geschikt om kwalitatieve gegevens te onderzoeken. Hiermee worden volgens bepaalde procedures conclusies getrokken uit teksten. Deze gaan over de zender, boodschap of ontvanger, en over de regels voor transmissie van de boodschap (Weber, 1985).

(27)

26

Dit komt overeen met de behandelde communicatietheorie, “process school of thoughts”, van Fiske (1990) en Shannon & Weaver (1949), waarmee is uitgelegd dat communicatie procesgericht plaatsvindt middels een zender, kanaal, ontvanger en transmissie van informatie.

4.2

Meetmethode afhankelijke variabele: indexscores

Content analysis is een veelgebruikte methode in het onderzoeksgebied van Financial Accounting (Beattie, 2005). “Narrative” studies zijn daarvoor de afgelopen decennia toegenomen (Beattie, 2014). Hierbij ligt de nadruk op sociale wetenschap in plaats van op informatie-asymmetrie en agency-theorie. Jaarverslagen worden veel als onderzoekspopulatie gebruikt, omdat deze actueel en snel aan verandering onderhevig zijn door externe invloeden. Dit maakt ze geschikt voor het analyseren van teksten en het effect ervan (Beattie, 2014).

Beattie, McInnes en Fearnly (2004) hebben een evaluatie gemaakt van de methodes voor de inhoudelijke analyse van de tekstuele uitleg in jaarverslagen. Na de eeuwwisseling werd van bedrijven verwacht dat ze meer inhoudelijk uitleg zouden geven over toekomstige en niet-financiële gegevens in het jaarverslag. Om deze informatie kwalitatief te beoordelen hebben zij geanalyseerd welke methodes geschikt zijn om een content analysis mee uit te voeren. Zelf hebben ze daarop een specifieke methode ontwikkeld voor het analyseren van informatie uit jaarverslagen (Beattie, McInnes, & Fearnly, 2004). De basistheorieën die hiervoor gebruikt zijn kunnen ook als basis dienen voor dit onderzoeksontwerp.

Zo hebben DeBeaugrande en Dressler (1981) een basismethode ontwikkeld aan de hand van zeven principes om de communicatie van teksten te beoordelen. Roseberry (1995) heeft dit basisconcept verder uitgewerkt in zes criteria, ‘indexicals’ genaamd. Iedere tekstfrase wordt beoordeeld aan de hand van de zes indexicals met een score van 1, 2 of 3. De score 1 indiceert de afwezigheid van bepaalde eigenschappen in de tekst. Scores 2 en 3 geven de mate aan, beperkt of volledig, waarin een eigenschap in de tekst genoemd wordt.

Het gebruik van een index wordt veel toegepast bij onderzoek naar jaarverslagen (Marston & Shrives, 1991). Een index meet specifieke informatie uit het jaarverslag. Daardoor vormen de onderzochte items meestal een subonderdeel van het gehele jaarverslag en is sprake van een beperkte onderzoekspopulatie. Het gebruik van een beperkte groep maakt een indexanalyse volgens Marston en Shrives (1991) bruikbaarder voor onderzoek. Het opstellen van een indexscore vereist echter aandacht op twee belangrijke criteria: betrouwbaarheid en validiteit.

(28)

27 4.2.1 Betrouwbaarheid en validiteit

Betrouwbaarheid

Indexscores zijn betrouwbaar als de resultaten kunnen worden nagebootst door een andere onderzoeker. Het gebruik van dezelfde informatie vormt hiervoor geen probleem, omdat dit uit de publiek gepubliceerde jaarverslagen is gehaald. Hierin is de controleverklaring altijd bijgevoegd, waardoor de kernpunten van dit onderzoek door iedereen te benaderen zijn.

Het belangrijkste probleem ontstaat echter bij het toewijzen van de indexscore. Bij het toewijzen is subjectiviteit onvermijdelijk, omdat voor ieder kernpunt bepaald moet worden of sprake is van een algemene, sectorspecifieke of ondernemingsspecifieke indexscore. Hier is geen vast stramien voor. Om replicatie mogelijk te maken omschrijven Marston en Shrives (1991) dat het belangrijk is om instructies bij te voegen waarin staat op welke wijze de indexscore is toegekend. Deze instructies zijn in bijlage 1 opgenomen. In hetzelfde artikel benadrukken de auteurs dat voor het meten van dergelijke informatie geen exacte wetenschap bestaat. Subjectiviteit van de onderzoeker kan daardoor nooit volledig gemitigeerd worden.

Op dit onderzoek is subjectiviteit in redelijke mate aanwezig, omdat voor ieder kernpunt beoordeeld wordt of die algemeen, sectorspecifiek of ondernemingsspecifiek is. Om subjectiviteit op enigerwijze te beperken is de methode en instructie voorgelegd aan een professional uit de accountantspraktijk1. Op basis van dit gesprek is gebleken dat de toelichting in de controleverklaring van cruciaal belang is, omdat dit nader uitlegt waarom een kernpunt van belang is. Pas wanneer de inhoud van de toelichting op eenzelfde kernpunt uit verschillende controleverklaringen overeenkomt, zou een kernpunt niet-ondernemingsspecifiek zijn.

Validiteit

Validiteit geeft de mate aan waarin de methode meet wat het hoort te meten. In dit geval moet de indexscore ondernemingsspecifieke kernpunten meten. Marston en Shrives (1991) onderschrijven als belangrijkste probleem dat validiteit per onderzoek kan verschillen. Meestal worden de methodes van content analysis op maat gesneden aan de indexen die de onderzoeker wil meten. Hierdoor ontstaat per onderzoek verschil in de wijze waarop de inhoud van de onderzochte informatie gemeten wordt.

(29)

28

Het voordeel is echter dat de construct-validiteit toeneemt. Door een op maat gesneden methode wordt de effectiviteit van de controleverklaring gemeten zoals dit bedoeld is, namelijk de mate waarin de kernpunten ondernemingsspecifiek zijn. Volgens Smith (2015, p. 34) is dit de “trade-off” die gemaakt wordt tussen betrouwbaarheid en construct-validiteit. Neemt betrouwbaarheid af, dan neemt construct-validiteit toe (Smith, 2015). Van hieruit kan geconcludeerd worden dat voor deze onderzoeksmethode de betrouwbaarheid discutabel is, omdat subjectiviteit onvermijdelijk is. De validiteit neemt daardoor echter wel toe. Deze methode maakt het namelijk mogelijk om de mate van ondernemingsspecificiteit te meten door kernpunten te onderscheiden in algemeen, sectorspecifiek en ondernemingsspecifiek.

4.2.2 Onderzoeksontwerp

Voor dit onderzoek is het relevant om te focussen op de kernpunten die in de controleverklaringen staan. Daardoor ontstaat al een verdeling van (ir)relevante data uit de controleverklaring. Alleen de kernpunten zijn relevant, waardoor de sample beperkt blijft. Ieder kernpunt wordt een index toegewezen. Een kernpunt kan volgens Krippendorf (2004) als een “recording/coding unit” worden gezien. Recording units onderscheiden zich op basis van de omschrijving/codering en vallen te verdelen in een categorie (Krippendorf, 2004).

Om te meten in welke mate de kernpunten ondernemingsspecifiek zijn, is gekozen voor een schaalmodel. De NBA heeft in het rapport “Inzicht in de uitgebreide controleverklaring” (NBA, 2015) verklaard dat kernpunten op drie manieren iets kunnen zeggen:

1. Algemeen (index 1): er worden geen specifieke eigenschappen van een sector of onderneming genoemd. Het kernpunt kan van toepassing zijn op meerdere sectoren of er ontbreekt een toelichting waarom het punt specifiek is. Kenmerkend is dat het kernpunt letterlijk kan voorkomen in andere controleverklaringen.

2. Sectorspecifiek (index 2): in het kernpunt staat een toelichting die bijvoorbeeld van toepassing kan zijn op meerdere bedrijven binnen dezelfde sector. Het kernpunt is niet op ieder bedrijf van toepassing, maar kan inhoudelijk nog wel in controleverklaringen van soortgelijke bedrijven voorkomen

3. Ondernemingsspecifiek (index 3): het kernpunt benoemd specifieke eigenschappen die alleen toepasbaar zijn op de onderneming. Dit kan bijvoorbeeld gaan om specifieke business units of boetes die zijn opgelegd. Het benoemen van een specifieke omvang van een post kan echter ook al voldoende zijn, zolang het kernpunt qua inhoud niet letterlijk in andere controleverklaringen kan voorkomen.

(30)

29

De effectiviteit is bij algemene kernpunten laag, bij sectorspecifieke punten gemiddeld en bij ondernemingsspecifieke punten hoog. Hiermee wordt duidelijk wanneer sprake is van boilerplate (ingeval van index 1) of ondernemingsspecifieke informatie (ingeval index 3).

Dit onderzoek maakt gebruik van de bestaande dataverzameling van de Vakgroep Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit heeft betrekking op 76 Nederlands beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX, AMX en ASCX over de jaren 2013, 2014 en 2015. Er is gekozen voor Nederlandse beursfondsen, omdat de NV COS 702N hierop betrekking heeft.

4.3

Meetmethodes onafhankelijke variabelen

Voor iedere onafhankelijke variabele, die besproken zijn in hoofdstuk 3.4, wordt onderstaand de methodiek besproken. Belangrijk om te realiseren is dat er geen hypotheses gesteld zijn, vanwege het exploratief karakter. Op basis van de methodiek wordt onderzocht of de factoren van invloed zijn op de communicatiewaarde en eventueel in welke richting het effect is.

4.3.1 Het onderscheiden van de Big-4-organisatie

Een belangrijke factor die van invloed kan zijn, is de Big-4-organisatie. In hoofdstuk 2.2 en 3.4.1 is uitgelegd wat de verschillende visies zijn en waarom deze van invloed kunnen zijn. Voor deze variabele bestaan vier waardes, namelijk de Big-4-organisaties: Deloitte, EY, KPMG en PwC. Met (BIG_4j,t) wordt het type accountantsorganisatie aangegeven die de controle heeft

uitgevoerd voor onderneming ‘j’ in het jaar ‘t’. Onderaan de controleverklaring kan worden afgelezen welke accountantsorganisatie de verklaring heeft afgegeven. Aangezien de onderzochte periode drie boekjaren betreft kan tussentijds per onderneming van kantoorroulatie sprake zijn geweest.

4.3.2 Het meten van ondernemingscomplexiteit

De tweede factor is ondernemingscomplexiteit, gemeten aan de omvang van de onderneming. Li (2008) heeft aangetoond dat bedrijfsomvang significant van invloed is op de lengte en complexiteit van het jaarverslag. Bedrijven met een hogere marktwaarde (grotere omvang) blijken hoger te scoren op de Fog-index en een langer, complexer verslag te hebben. Complexiteit neemt dus toe met de omvang van de onderneming. In hoofdstuk 3.4.2 is uitgelegd dat dit wellicht ook van invloed kan zijn op de specificiteit van de kernpunten. Ondernemingsgrootte wordt gemeten aan de hand van de totale activa aan het eind van het boekjaar, waarvan het natuurlijk logaritme wordt genomen (Hooghiemstra, Hermes, & Emanuels, 2015; Simunic, 1980).

(31)

30 4.3.3 Het meten van het effect van tijd

Een factor die ook van invloed kan zijn is het verloop over tijd. Uit hoofdstuk 2 en 3.4.3 is bijvoorbeeld al opgevallen dat de Big-4 benoemd dat kernpunten enerzijds consistent moeten zijn en dat ze zich anderzijds in een leercurve bevinden, waardoor de nieuwe controleverklaring tot nu toe wellicht ieder jaar aan verandering onderhevig is geweest. KPMG (2016) heeft op basis van de ervaringen uit het VK al duidelijk een aantal verbeterpunten aangegeven, terwijl EY daarentegen meer de nadruk legt op consistentie. Verder probeert Deloitte (2016) met het programma “horizon scanning” de controleverklaring continu te verbeteren en legt PwC in het transparantieverslag uit dat transparantie in de nieuwe controleverklaring belangrijk is.

Vanwege deze ontwikkelingen en het exploratief karakter van dit onderzoek is het interessant om te onderzoeken wat de ontwikkeling van de specificiteit van de kernpunten is geweest over de afgelopen 2 à 3 jaar. Dit heeft betrekking op de jaren 2013, 2014 en 2015. Er wordt onderzocht in welke richting, algemeen of specifiek, de beschrijving van de kernpunten zich ontwikkeld heeft. De methode hiervoor is door het onderzochte jaar te vergelijken met de andere jaren en vast te stellen of in het onderzochte jaar significant verschil bestaat in de specificiteit van het kernpunt ten opzichte van de jaren waarmee vergeleken wordt.

(32)

31

5

Resultaten en analyse

Dit hoofdstuk zet de analyses en resultaten uiteen. In de eerste en tweede paragraaf wordt met behulp van de onderzoeksmethode concrete invulling gegeven aan de tweede deelvraag, namelijk door onderscheid aan te brengen in de specificiteit van de kernpunten middels de indexscores. Zo wordt middels een stappenplan uitgelegd op welke wijze de indexscores toegewezen zijn. Dit geeft specifieke invulling aan het meetbaar stellen van de kernpunten uit de controleverklaring. De paragrafen daarna zijn bedoeld om antwoord te bieden voor deelvraag 3, zodat duidelijk wordt of de gekozen factoren van invloed zijn op de communicatiewaarde.

5.1

Eigenschappen van de onderzoekspopulatie

Met behulp van de beschikbare database is dit onderzoek uitgevoerd. Voor Nederlandse ondernemingen bestaat deze database in totaal uit 665 kernpunten over de jaren 2013, 2014 en 2015. Hiervan zijn 583 geschikt voor het uitvoeren van dit onderzoek. Zo zijn 77 kernpunten niet geschikt, omdat hiervan de definitie ontbreekt (n/a), kan van één bedrijf de bedrijfsomvang niet worden vastgesteld en zijn twee kernpunten eruit gehaald omdat deze van een non-organisatie zijn, wat niet representatief is voor de sample die alleen bestaat uit Big-4-organisaties. Met betrekking tot de beschrijvende statistieken worden in een controleverklaring maximaal acht kernpunten benoemd. Gemiddeld worden per controleverklaring vier kernpunten gerapporteerd. Deze beschrijvende statistieken staan in de onderstaande tabel:

Tabel 3 Beschrijvende statistieken kernpunten

Uit de tabel valt eveneens op te maken dat ieder kernpunt een indexscore heeft gekregen van 1, 2 of 3. Het gemiddelde van de toegewezen indexscores is 2,3.

Naast de database is nog gebruikgemaakt van 192 controleverklaringen die betrekking hebben op alle 583 kernpunten over de periode 2013-2015. Deze zijn gebruikt voor het analyseren van de toelichting die bij ieder kernpunt staat. In tabel 4 zijn de beschrijvingen opgenomen per organisatie. PwC heeft de meeste kernpunten (33,7%) afgegeven. De overige Big-4-organisaties hebben een aandeel variërend tussen de 20% en 24%.

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. dev.

Kernpunten 583 0 8 3,79 1,494

(33)

32

Tabel 4 Beschrijvende statistieken Big-4-organisaties

Big-4-organisatie Frequentie Percentage

Deloitte 138 23,7% EY 121 20,8% KPMG 127 21,8% PwC 197 33,7% Totaal 583 100%

5.2

De toegewezen indexscores

Deze paragraaf is opgedeeld in twee sub-paragrafen. In paragraaf 5.2.1 wordt eerst nader uitgelegd op welke wijze de indexscores zijn toegewezen. Dit is een cruciaal onderdeel van het onderzoek en er wordt daarom extra aandacht aan besteed. Paragraaf 5.2.2 geeft de beschrijvende statistieken weer met betrekking tot de indexscores.

5.2.1 Het toewijzen van de indexscores

Deze paragraaf geeft praktische toelichting over de wijze waarop de indexscores aan de kernpunten zijn toegewezen. Dit is een cruciaal onderdeel van dit onderzoek, omdat hiermee onderscheid wordt gemaakt tussen boilerplate en ondernemingsspecifieke (waarderelevante) informatie. Daarom wordt hier eerst nog extra aandacht aan besteed. Er is onderscheid gemaakt middels de volgende indexscores:

- Index 1: er is sprake van een hoog boilerplate-gehalte. Het kernpunt kan in principe letterlijk gebruikt worden in andere controleverklaringen.

- Index 2: het kernpunt is in beperkte mate specifiek en is bijvoorbeeld van toepassing op bepaalde sectoren. Meerdere bedrijven kunnen dan toch hetzelfde kernpunt hebben. - Index 3: het kernpunt benoemd specifieke eigenschappen die alleen toepasbaar zijn op

de onderneming. Het kernpunt zal in letterlijke wijze niet terugkomen in andere controleverklaringen.

Het toewijzen van de indexscores is in drie stappen gebeurd2. Belangrijk aan deze drie stappen is dat vanuit een algemene beoordeling steeds diepgaander onderzocht is wat de omschrijving van het kernpunt is. Vanaf de volgende pagina wordt uitgelegd op welke wijze dit is gedaan.

2 Deze stappen zijn getoetst bij een professional van KPMG die ervaring heeft met de nieuwe controleverklaring, zie paragraaf 4.2.1.

(34)

33 Stap 1

Indexscores zijn eerst alleen op basis van de omschrijving in de database toegewezen. Dit waren de titels waarmee het kernpunt omschreven is. Dit gaf een globaal beeld over de wijze waarop de kernpunten benoemd zijn. Hieraan zit echter de belangrijke beperking dat uit de titel niet direct blijkt waarom het kernpunt van toepassing is op de onderneming. In de toelichting kan duidelijker omschreven worden wat de overwegingen waren om het kernpunt te benoemen.

Stap 2

Vanwege de beperking in de eerste stap zijn de kernpunten bij de tweede stap integraal beoordeeld op basis van de omschreven titel en de toelichting in de controleverklaring. Dit was de meest arbeidsintensieve stap, waarbij gekeken is naar de inhoudelijke onderbouwing. Daarnaast zijn kernpunten met elkaar vergeleken, zodat beoordeeld kon worden in hoeverre kernpunten inhoudelijk met elkaar overeenstemmen. Kernpunten die letterlijk gebruikt kunnen worden in een andere controleverklaring zijn in principe niet-ondernemingsspecifiek, waardoor indexscore 1 of 2 overblijft. Indien het kernpunt voldoende onderbouwd werd, is indexscore 2 toegewezen. Wanneer de onderbouwing sterk overeenkwam met gelijksoortige kernpunten of het kernpunt alleen benoemd en omschreven werd, is indexscore 1 toegewezen. Onderstaand staat een voorbeeld van een kernpunt met indexscore 1. Inhoudelijk komt dit kernpunt sterk overeen, ondanks de verschillende jaren en accountant.

Tabel 5 Voorbeeld van kernpunt met indexscore 1

“Tax position” bij Wolters Kluwer

KPMG (2014) Deloitte (2015)

Income tax was significant to our audit because the assessment process is complex and judgmental and the amounts involved are material to the Financial statements as a whole. Wolters Kluwer’s operations are subject to income taxes in various jurisdictions.

The income tax position was significant to our audit, since the amounts are material to the financial statements and the assessment process is complex and requires careful consideration and judgment. The Company operates in various jurisdictions around the world, all with different tax regimes with complex cross-border arrangements and is therefore open to challenge from multiple tax authorities.

De bijlagen geven nog een aantal voorbeelden van de toegewezen indexscores. Bijlage 2 geeft nog een voorbeeld van kernpunten met indexscore 1, bijlage 3 met indexscore 2, en bijlage 4 met indexscore 3. Bijlage 4 geeft een interessant voorbeeld van OCI waarbij de titel vrij algemeen is omschreven, terwijl de onderbouwing wel specifiek is.

(35)

34 Stap 3

In de derde en laatste stap is op bepaalde posten nogmaals een integrale analyse uitgevoerd. Vanwege het arbeidsintensief proces is dit voor een aantal veelvoorkomende posten gedaan: goodwill, (income) tax (assets) en revenue recognition. Kenmerkend hieraan was dat het voornamelijk ging om de beoordeling van indexscore 1 of 2. Op deze wijze kon gecontroleerd worden of voor veelvoorkomende kernpunten een gelijke beoordeling heeft plaatsgevonden.

Consistentie in de beoordeling

Om consistentie in de beoordeling te houden is een instructieschema opgesteld, die eveneens is getoetst bij dezelfde professional uit de praktijk. Naar dit instructieschema uit bijlage 1 is in hoofdstuk 4.2.1 reeds verwezen. Voor het opstellen van dit schema is het research framework van Beattie (2014) als basis gebruikt.

5.2.2 Beschrijvende statistieken indexscores

Tabel 6 en 7 geven de beschrijvende statistieken weer van de toegewezen indexscores per Big-4-organisatie en per jaartal. Aan ieder kernpunt is een indexscore toegewezen wat in totaal leidt tot 583 indexscores (gelijk aan het aantal kernpunten).

Tabel 6 Beschrijvende statistieken indexscores/Big-4

Indexscore Big-4 1 2 3 Totaal Deloitte 32 (5,5%) 59 (10,1%) 47 (8,1%) 138 (23,7%) EY 18 (3,1%) 53 (9,1%) 50 (8,6%) 121 (20,8%) KPMG 11 (1,9%) 50 (8,6%) 66 (11,3%) 127 (21,8%) PwC 21 (3,6%) 82 (14,1%) 94 (16,1%) 197 (33,8%) Totaal 82 (14,1%) 244 (41,9%) 257 (44,1%) 583 (100%)

Tabel 7 Beschrijvende statistieken indexscores/jaar

Indexscore Jaar 1 2 3 Totaal 2013 16 (2,7%) 32 (5,5%) 38 (6,5%) 86 (14,8%) 2014 34 (5,8%) 95 (16,3%) 111 (19,0%) 240 (41,2%) 2015 32 (5,6%) 117 (20,1%) 108 (18,5%) 257 (44,1%) Totaal 82 (14,1%) 244 (41,9%) 257 (44,1%) 583 (100%)

(36)

35

Wat opvalt is dat het grootste deel (44,1%) van de indexscores de score 3 betreft. Kernpunten met deze score zijn dermate specifiek omschreven dat ze alleen van toepassing zijn op de betreffende onderneming. Dit komt bijvoorbeeld omdat de (relatieve) omvang is benoemd of specifieke bedrijfsonderdelen. Van de kernpunten met indexscore 3 heeft PwC de meeste benoemd (16,1%). Verder valt op dat relatief weinig (14,1%) kernpunten indexscore 1 hebben, waardoor er relatief gezien eveneens weinig kernpunten zijn die een hoog boilerplate-gehalte bevatten. Van de kernpunten met indexscore 1 benoemd Deloitte de meeste (5,5%).

Met betrekking tot het jaarverloop valt op dat in het pilotjaar (2013) de sample relatief weinig (14,8%) kernpunten bevat. Vanaf 2014 is de uitgebreide controleverklaring verplicht gesteld, wat waarschijnlijk heeft geleid tot meer kernpunten vanaf 2014. Eveneens valt op dat de meeste indexscores over alle jaren de score 2 of 3 betrof (41,9% respectievelijk 44,1%).

5.3

Resultaat Big-4

Met behulp van IBM SPSS Statistics 23 zijn de resultaten van dit hoofdstuk uitgewerkt. De toegewezen indexscore vormt een categorische afhankelijke variabele (Y) met een rangorde die de mate aangeeft van specificiteit van het kernpunt met betrekking tot de onderneming. Hierdoor is sprake van ordinale data (Field, 2013). Onderstaand histogram geeft weer dat dit een non-parametrische verdeling is:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als gemeente Albrandswaard hebben we ook een aantal klimaatdoelstellingen vastgesteld (zie tabel 1). Met betrekking op laadinfrastructuur is de doelstelling om vóór 1-7-2025

Uit dit onderzoek naar de ontwikkeling van de kernpunten in de uitgebreide controleverklaring over 2017 ten opzichte van 2015 blijkt dat de kernpunten zich verder ontwikkelen.

Opvallend is dat pensioenvoorzieningen en overige voorzieningen relatief vaak door de onderneming wor- den gerapporteerd als kritische grondslag/schatting, maar in slechts een

De Democratische Middenpartij wil verandering brengen in de haarsinziens vermolmde structuur in onze politiek, die thans gefundeerd is op de tegenstellingen tussen

Ter afronding van de master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik onderzoek verricht naar de mogelijke relatie die bestaat tussen enerzijds de

IDNL staat voor het hele Nederlandse volk en heeft daarom ruimte voor een grote.. verscheidenheid aan ideeën en meningen, maar onze identiteit als volk en onze soevereiniteit als

Deze kandidaat-commissie hoeft wat de JOVD betreft ook niet meer in zijn geheel goedgekeurd te worden door het Europees Parlement: iedere kandidaat wordt door het

Alleen wanneer voor een land essentiële producten en diensten niet door de Vrije markt geleverd kunnen worden, is hier een rol voor de overheid weggelegd.. Het is echter de vraag