• No results found

Kernpunten van de controle: de invloed van geslachtsdiversiteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kernpunten van de controle: de invloed van geslachtsdiversiteit"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kernpunten van de controle: de invloed van geslachtsdiversiteit

Een onderzoek naar de relatie tussen geslachtsdiversiteit in de auditcommissie en de impact op het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s in de nieuwe controleverklaring

Masterscriptie MSc Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen – Faculteit Economie en Bedrijfskunde juni 2016

H.B.M. Weusthof S2796902

h.b.m.weusthof@student.rug.nl Begeleider: prof. dr. D.A. de Waard RA MA Tweede begeleider: drs. S.A.L. Wakkerman RA MGA

(2)

“Investors do not want a list of procedures. They want to know what the key risks are, why they are key risks, how the auditor responded to them and what the auditor found.” – UK

investment professional

(3)

VOORWOORD

Ter afronding van de master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik onderzoek verricht naar de mogelijke relatie die bestaat tussen enerzijds de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie en anderzijds het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s die de accountant rapporteert in de nieuwe controleverklaring. De keuze voor dit onderwerp sprak mij aan, omdat het een actueel onderwerp (zowel internationaal als nationaal) betreft. Momenteel wordt in de media en in het bedrijfsleven veel discussie gevoerd over het vrouwenquotum. De overheid wil dat het aandeel vrouwen in de raden van bestuur en raden van commissarissen over enkele jaren minimaal 30% is.

Daarnaast is de nieuwe controleverklaring een relatief nieuw onderzoeksgebied. Dit maakt het voor mij interessant om hier onderzoek naar te doen.

Het scriptieproces heb ik als een drukke en soms lastige periode ervaren. Desalniettemin heb ik veel geleerd en aan mijn eigen ontwikkeling gewerkt. Voor het begeleiden van dit proces wil ik mijn begeleidend hoogleraar, D.A. de Waard, bedanken voor zijn kritische noten gedurende mijn onderzoek. Deze feedback gaf mij positieve energie om weer verder te gaan met het schrijven.

Daarnaast wil ik EY Den Haag bedanken voor de mogelijkheid om mijn onderzoek te schrijven en de organisatie beter te leren kennen.

Hester Weusthof

Den Haag, juni 2016

(4)

SAMENVATTING

In dit onderzoek wordt gekeken naar de invloed van vrouwen in de auditcommissie op het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s die de accountant rapporteert in de nieuwe controleverklaring.

Het onderzoek richt zich op de beursfondsen in het Verenigd Koninkrijk die genoteerd staan aan de FTSE 100 en FTSE 250. In totaal is gekeken naar 236 beursfondsen waarbij in de jaren 2013, 2014 en 2015 een nieuwe controleverklaring is afgegeven. Er is vastgesteld dat de vrouwen in de auditcommissie geen invloed hebben op het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s in de nieuwe controleverklaring. Ondanks dat geen significante relatie is gevonden, biedt dit kwantitatieve en exploratieve onderzoek een goede basis voor toekomstig onderzoek.

(5)

INHOUDSOPGAVE

1. INTRODUCTIE 5

1.1. Inleiding 5

1.2. Probleemstelling 7

1.3. Relevantie 8

1.4. Leeswijzer 9

2. THEORETISCH KADER 10

2.1. Nieuwe controleverklaring 10

2.2. Kernpunten van de controle en standaard frauderisico’s 11

2.3. Corporate governance 12

2.4. Auditcommissie 13

2.5. Agency theorie 14

2.6. Geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie 15

2.7. Hypothesen 17

3. ONDERZOEKSMETHODE 19

3.1. Steekproef & data 19

3.2. Variabelen 20

3.2.1. Afhankelijke variabelen 20

3.2.2. Onafhankelijke variabele 20

3.2.3. Controlevariabelen 20

3.3. Statistisch model 22

4. ANALYSE & RESULTATEN 23

4.1. Dataset 23

4.2. Beschrijvende statistiek 23

4.3. Multicollineariteit 25

4.4. Resultaten hypothese 1 26

4.5. Resultaten hypothese 2 27

5. CONCLUSIE & DISCUSSIE 30

5.1. Conclusie & discussie 30

5.2. Beperkingen en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek 32

6. REFERENTIES 35

BIJLAGEN 41

(6)

1. INTRODUCTIE

1.1. Inleiding

Door diverse boekhoudschandalen en de financiële crisis in het verleden is de druk op de accountant om een kwalitatief betere wettelijke controle uit te voeren toegenomen (Bos & Strating, 2014). Tevens is enkel het predicaat ‘akkoord en goed bevonden’ bij de controleverklaring niet meer voldoende in een tijd waarin transparantie de maatstaf is. Het maatschappelijk verkeer wil inzicht in het proces voorafgaand aan de controleverklaring (NBA, 2015). Zij heeft behoefte aan een uiteenzetting van de door de accountant verrichte werkzaamheden en geconstateerde bevindingen (NBA, 2015). Dit bevordert wederzijds begrip en vertrouwen tussen de accountant en het maatschappelijk verkeer (Accountant.nl, 2015a). Daarnaast heeft de gecontroleerde onderneming baat bij een gefundeerde controle van hoge kwaliteit, aangezien de onderneming wenst dat de jaarrekeninggebruikers vertrouwen hebben in de gecontroleerde informatie (PwC, 2014). De jaarrekeninggebruikers willen de taal van de accountant beter begrijpen en kunnen toepassen (PwC, 2014). Er ontstond behoefte aan een vernieuwde versie van de controleverklaring, gezien de standaard controleverklaring niet meer volstond. In 2012 is dan ook een nieuwe controleverklaring ontwikkeld, zodat toegekomen wordt aan de behoeftes van het maatschappelijk verkeer. In het Verenigd Koninkrijk is de nieuwe controleverklaring verplicht gesteld voor beursfondsen vanaf 2013, in Nederland vanaf 2014 (bij de organisaties van openbaar belang). Ook in internationaal verband wint de nieuwe controleverklaring steeds meer terrein (Bos & Strating, 2014).

De transparantie in de nieuwe controleverklaring ontstaat doordat de accountant meer informatie geeft over de kernpunten, de materialiteitsbepaling en de reikwijdte van de controle. Het doel van de nieuwe controleverklaring is om de verwachtingskloof tussen de jaarrekeninggebruikers en de accountant te verkleinen (Bos & Strating, 2014).1 Als de accountant tekortschiet in het toekomen van de verwachtingen van de jaarrekeninggebruikers ontstaat de verwachtingskloof (Ruhnke & Smidt, 2014).

Deze kloof kan resulteren in een reductie van vertrouwen die gebruikers hebben in een controleverklaring (Asare & Wright, 2012). Ook draagt de nieuwe controleverklaring bij aan het ontrafelen van het controleproces en de controle-uitkomsten die door de accountant worden gerapporteerd. Voor de jaarrekeninggebruikers bestaat daar vaak onduidelijkheid over (Accountant.nl, 2014). Deze transparantere manier van communicatie is een belangrijke stap om het vertrouwen in de accountant te verhogen (NBA, 2014).

1 Verwachtingskloof is het verschil tussen hetgene dat jaarrekeninggebruikers verlangen van een jaarrekeningcontrole en de manier waarop deze controle daadwerkelijk wordt uitgevoerd door de accountant (IAASB, 2011, alinea 13).

(7)

De belangrijkste verandering ten opzichte van de standaard controleverklaring is het rapporteren van de key audit matters (hierna: kernpunten van de controle). Dit zijn de materiële risico’s die de accountant heeft onderkend tijdens de controle van de jaarrekening (Bos & Strating, 2014). Het aantal kernpunten dat wordt opgenomen verschilt per controleverklaring. Zo zijn bij Elementis in de controleverklaring van 2013 twee kernpunten genoemd. Rolls-Royce Holding plc overtreft dit in 2013;

zij onderkent maar liefst tien kernpunten. Alhoewel de standaarden dit niet verlangen, heeft de accountant van Rolls-Royce Holding plc bovendien (deel)conclusies per kernpunt opgenomen. De Britse regelgeving, de Financial Reporting Council (hierna: FRC), heeft onderzoek gedaan naar de ervaringen van de invoering van de nieuwe controleverklaring. Opvallend is dat de ene accountant standaard frauderisico’s rapporteert als kernpunt in de controleverklaring, terwijl de andere accountant dit niet doet (FRC, 2015). Deze twee standaard frauderisico’s zijn; het risico van fraude bij de opbrengstenverantwoording (1) en het risico dat het management de interne beheersingsmaatregelen doorbreekt (2). Hieruit blijkt dat het aantal en de wijze van rapporteren van kernpunten verschilt per accountant die de controleverklaring voor de organisatie opstelt.

Een mogelijke oorzaak van het verschil in aantal kernpunten en de wijze van rapporteren is de invloed van de auditcommissie op het controle- en of verslaggevingsproces van de accountant. De auditcommissie is een subcommissie binnen de raad van bestuur en bestaat uit niet-uitvoerende bestuurders (FRC, 2014). Deze commissie wordt gezien als de spilfunctie voor de financiële zaken en risicobeheersing binnen een organisatie (Accountant.nl, 2015b). Uit eerder onderzoek blijkt dat door aanwezigheid van de auditcommissie de geloofwaardigheid en kwaliteit van de financiële verslaggeving binnen een organisatie verbetert (Mangena & Pike, 2005). De accountant moet bij het constateren van onregelmatigheden in de financiële verslaggeving de auditcommissie daarvan als eerste op de hoogte stellen (Hayes, Wallage & Gortemaker, 2014). Hieruit blijkt een interactie tussen de accountant en auditcommissie. Hoe sterk deze interactie is, verschilt per organisatie. De controleverklaring wordt namelijk opgesteld door de accountant; het is zijn oordeel over de jaarrekening.

Om een transparante controleverklaring mogelijk te maken is de rol van de auditcommissie een interessante en steeds meer bediscussieerd onderwerp (Accountant.nl, 2015b). Zowel de Autoriteit Financiële Markten (AFM, 2014) als de UK Corporate Governance Code (FRC, 2014) geven aan dat een heldere communicatie tussen de accountant, stakeholders, raad van commissarissen en in het bijzonder de auditcommissie van een controlecliënt essentieel is voor een zo transparant mogelijke verslaggeving en communicatie. Dit zal in veel gevallen resulteren in een kwalitatief betere wettelijke controle. Sinds de aanscherping van de Corporate Governance codes in 2002, is er een toenemende belangstelling voor de karakteristieken van de auditcommissie (Ghafran & O’Sullivan, 2012). Eén van de karakteristieken waarover momenteel, zowel nationaal als internationaal, gediscussieerd wordt is

(8)

het vergroten van het aantal vrouwen in topposities binnen ondernemingen.2 Zowel Nederland als de Europese Unie streeft ernaar dat minimaal 30% van de leden in besturen van beursfondsen een vrouw is (FD, 2016a). Dit is van belang, aangezien eerdere studies aantonen dat geslachtsdiversiteit bijdraagt aan een verhoging van het toezicht op gecontroleerde ondernemingen (Adams & Ferreira, 2009;

Erhardt, Werbel & Shrader, 2003; Huse & Solberg, 2006). Daarnaast zorgt deze diversiteit voor een verhoging van de kwaliteit van het financiële verslaggevingsproces en tot een betere communicatie tussen de auditcommissie en de accountant (Ittonen, Miettinen & Vähämaa, 2010). Hieruit blijkt dat een gemixte samenstelling van de auditcommissie een kwalitatief betere financiële verslaggeving bewerkstelligt. Dit onderzoek gaat nader in op de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie en de invloed daarvan op de transparantie van de nieuwe controleverklaring.

1.2. Probleemstelling

Gezien de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie zorgt voor een kwalitatief betere financiële verslaggeving kan worden verwacht dat de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie mogelijk invloed heeft op het aantal gerapporteerde kernpunten in de nieuwe controleverklaring. Dit onderzoek gaat nader in op het mogelijke verband tussen het aantal kernpunten en de aanwezigheid van standaard frauderisico’s in de nieuwe controleverklaring en de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie.

Daarbij beperkt dit onderzoek zich tot Britse ondernemingen die genoteerd staan aan de Financial Times Stock Exchange Index (FTSE) 100 en de eerste 152 ondernemingen aan de FTSE 250 in de jaren 2013, 2014 en 2015. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt:

In welke mate bestaat een relatie tussen het aantal kernpunten en de aanwezigheid van standaard frauderisico’s in de nieuwe controleverklaring en de mate van geslachtsdiversiteit in de

auditcommissie?

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Wat zijn de vereisten voor de nieuwe controleverklaring en wat is de rol van de auditcommissie hierbij?

2. Wat zijn de kernpunten van de controle en standaard frauderisico’s die de accountant mogelijk onderkent?

3. Wat is de rol van de corporate governance en auditcommissie binnen een onderneming?

4. Welke theorie ligt ten grondslag aan dit onderzoek?

5. Welke factoren zijn van invloed op de diversiteit van de auditcommissie?

2 http://www.theguardian.com/uk-news/2015/oct/13/lse-study-gender-quotas-positions-power-women, geraadpleegd op 12 februari 2016.

(9)

1.3. Relevantie

De invloed en het nut van de standaard controleverklaring is al lange tijd onderwerp van discussie. Al in 1978 werd vastgesteld dat de controleverklaring niet volledig werd gelezen door gebruikers, omdat de controleverklaring teveel standaard bewoordingen bevatte (Cohen Commission, 1978). Meer recent geven Mock et al. (2012) aan dat jaarrekeninggebruikers meer informatie wensen over het controleproces, de jaarrekening en aspecten die hieraan zijn gerelateerd. Voor de jaarrekeninggebruikers is het onduidelijk wat de rol, verantwoordelijkheid en werkzaamheden van de accountant zijn (Church, Davis & McCracken, 2008; Gray, Turner, Coram & Mock, 2011). Ook geven Gray et al. (2011) aan dat het voor controlecliënten, accountants en gebruikers van de controleverklaring niet eenduidig is wat de precieze intentie is van de controleverklaring inzake het geven van zekerheid en communicatie richting het maatschappelijk verkeer. Bovendien blijkt dat de controleverklaring niet specifiek ingaat op de werkzaamheden en bevindingen die door de accountant zijn uitgevoerd en geconstateerd (Humphrey, Loft & Woods, 2009). Tot slot bevat de standaard controleverklaring teveel standaardteksten. Deze teksten worden bij veel ondernemingen op precies dezelfde wijze gebruikt (FD, 2016b). Hieruit blijkt dat de standaard controleverklaring vooral een symbolische functie geniet (Church et al., 2008). Om bovenstaande kritiekpunten te reduceren is de nieuwe controleverklaring geïntroduceerd.

Tot dusver is gering wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de nieuwe controleverklaring. Wel blijkt uit het onderzoek van Bos & Strating (2014) dat de nieuwe controleverklaring meer informatiewaarde bevat dan de standaard controleverklaring. Tevens heeft de FRC in een analyse vastgesteld dat de gerapporteerde kernpunten per controleverklaring verschillen, maar gaat zij in de analyse niet in op de oorzaken van deze verschillen (FRC, 2015). Dit onderzoek gaat wel in op een mogelijke oorzaak van het verschil in het aantal gerapporteerde kernpunten per controleverklaring. Mogelijk heeft het aantal vrouwen dat in de auditcommissie deelneemt invloed op het aantal gerapporteerde kernpunten.

Daarnaast draagt dit onderzoek bij aan de literatuur over diversiteit binnen de auditcommissie.

Onderzoek naar de invloed van deze diversiteit is vrij beperkt. Eerder onderzoek richt zich vooral op andere kenmerken van de auditcommissie, zoals onafhankelijkheid, financiële expertise, omvang en aantal vergaderingen (Abbott, Parker, Peters & Raghunandan, 2003; Goodwin-Stewart & Kent, 2006;

Hoitash & Hoitash, 2009; Zaman, Hudaib & Haniffa, 2011). Ittonen et al. (2010) hebben onderzoek gedaan naar geslachtsdiversiteit binnen auditcommissies. Daarbij hebben zij zich gericht op het aspect van de audit fee (hierna: accountantsvergoeding).3 Zij stellen dat geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie zorgt voor een lagere accountantsvergoeding, omdat de aanwezigheid van vrouwen in de auditcommissie de behoefte aan een wettelijke controle door de accountant verminderd. Door de

3 De vergoeding die de externe accountant ontvangt voor het uitvoeren van een wettelijke controle.

(10)

geslachtsdiversiteit ontstaat een betere communicatie tussen de accountant en de auditcommissie.

Deze effectieve communicatie zorgt voor een effectieve interne controle en dit heeft een verbetering van de financiële verslaggevingskwaliteit tot gevolg (Ittonen et al., 2010). Bovendien bevestigen Adams & Ferreira (2009) en Nielsen & Huse (2010) de bevindingen van Ittonen et al. (2010). Uit bovengenoemde studies blijkt dat de diversiteit in de auditcommissie van invloed is op de financiële verslaggevingskwaliteit. De verwachting is dat deze diversiteit mogelijk effect heeft op het aantal gerapporteerde kernpunten in de controleverklaring. Deze kernpunten hebben betrekking op de materiële risico’s die door de accountant worden onderkend op basis van de financiële verslaggeving van de onderneming (FRC, 2015).

Dit onderzoek is vernieuwend, omdat dit het eerste onderzoek betreft dat de kernpunten van de controle in relatie brengt met de geslachtsdiversiteit van de auditcommissie. Tevens draagt dit onderzoek bij aan de bestaande literatuur over de nieuwe controleverklaring.

Om te bepalen of sprake is van een relatie tussen enerzijds de kernpunten en standaard frauderisico’s en anderzijds de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie, wordt het onderzoek kwantitatief en exploratief uitgevoerd. Zoals eerder aangegeven wordt hierbij gekeken naar alle 100 ondernemingen die genoteerd staan aan de FTSE 100 en de eerste 152 ondernemingen aan de FTSE 250 in het Verenigd Koninkrijk. De keuze voor het Verenigd Koninkrijk is mede gebaseerd op het feit dat zij voorop lopen in de internationale ontwikkelingen en de nieuwe controleverklaring in dit land al vanaf 2013 verplicht gesteld is. Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk de verslaggevingseisen voor commissarissen en bestuurders aangescherpt (FRC, 2012). Dit houdt in dat dit land ook de functie van de auditcommissie belangrijk vindt. In deze aangescherpte eisen is onder andere opgenomen dat de auditcommissie rapporteert over de significante risico’s naar aanleiding van de controle (Bos &

Strating, 2014).

1.4. Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk zet de centrale begrippen en relevante theorieën uiteen. Aan de hand van de literatuur worden vervolgens hypothesen opgesteld. Hoofdstuk 3 gaat nader in op de gebruikte onderzoeksmethode, waarna in hoofdstuk 4 de analyse en resultaten aan bod komen. Tot slot geeft hoofdstuk 5 antwoord op de onderzoeksvraag. Daarnaast worden ook beperkingen van het onderzoek alsmede de aanbevelingen voor vervolgonderzoek beschreven.

(11)

2. THEORETISCH KADER

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op relevante begrippen en theorieën die ten grondslag liggen aan de centrale onderzoeksvraag. Allereerst beschrijft paragraaf 2.1 de vereisten voor de inhoud van de nieuwe controleverklaring. Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de kernpunten van de controle en standaard frauderisico’s (paragraaf 2.2). Paragraaf 2.3 gaat nader in op corporate governance, waarna in paragraaf 2.4 de auditcommissie wordt toegelicht. In paragraaf 2.5 komt de agency theorie aan de orde. Tot slot is paragraaf 2.6 gewijd aan de invloed van diversiteit binnen de auditcommissie en komen de hypothesen aan bod in paragraaf 2.7.

2.1. Nieuwe controleverklaring

Vanaf 1 oktober 2012 is de nieuwe controleverklaring in het Verenigd Koninkrijk omgezet naar wetgeving en is de regelgeving omtrent de International Standards on Auditing (ISA) 700 (Verenigd Koninkrijk & Ierland) herzien (FRC, 2013). De herziene versie van ISA 700 (Verenigd Koninkrijk &

Ierland) is in werking getreden voor alle wettelijke controles van de jaarrekeningen van beursfondsen vanaf 1 oktober 2012 (FRC, 2013).

De FRC is de Britse regelgeving en stelt regels en richtlijnen op voor zowel de United Kingdom (UK) Corporate Governance Code als de controlestandaarden. In 2012 heeft de FRC belangrijke veranderingen toegekend aan de Corporate Governance Code, de richtlijnen voor de auditcommissies en de ISA (Verenigd Koninkrijk & Ierland) (Reid, Carcello, Li & Neal, 2015). De volgende belangrijke punten dient de accountant te rapporteren in de nieuwe controleverklaring:

1. Beschrijving van de kernpunten van de controle. Dit zijn de risico’s van een afwijking van materieel belang die de accountant heeft geïdentificeerd tijdens het controleproces. Op basis van de oordeelsvorming van de accountant wordt hier specifieke aandacht aan besteed.

2. De totstandkoming van de materialiteit van de controle (plannings- en uitvoeringsproces van de controle);

3. Beschrijving over de reikwijdte van de controle (FRC, 2013).

Tegelijkertijd met de invoering van de nieuwe controleverklaring heeft de FRC ook de verslaggevingseisen voor bestuurders en commissarissen aangescherpt. Hierin is onder andere opgenomen dat de auditcommissie, de door de accountant genoemde kernpunten in de controleverklaring, moet opnemen in haar verslag (FRC, 2012). Voor de accountant bestaat het risico dat hij ondernemingsspecifieke informatie opneemt in de controleverklaring die niet in het jaarverslag staat benoemd (Bos & Strating, 2014). Dit kan leiden tot inconsistentie van het jaarverslag met de controleverklaring. Daarom is het van belang dat de kernpunten van de controle die in de nieuwe

(12)

controleverklaring staan benoemd, complementair zijn aan de genoemde risico’s in het verslag van de auditcommissie (Bos & Strating, 2014). De volgende paragraaf gaat nader in op deze kernpunten van de controle.

2.2. Kernpunten van de controle en standaard frauderisico’s

Een kernpunt van de controle is een “onderkend en ingeschat risico van een afwijking van materieel belang waaraan, naar het oordeel van de accountant, tijdens de controle speciale aandacht moet worden besteed” (ISA 315, Verenigd Koninkrijk & Ierland, p.4). Dit worden ook wel significante risico’s genoemd. De kernpunten kunnen bij de gemaakte risico-inschatting van de accountant worden vastgesteld (ISA 315). Deze risico-inschatting wordt voorafgaand aan de wettelijke controle gemaakt.

De accountant maakt een inschatting en onderkenning van de risico’s van een afwijking van materieel belang. Daarnaast kunnen de gerapporteerde kernpunten in de controleverklaring ook tijdens of na afloop van de controle ontstaan.

De accountant bepaalt zelf op basis van zijn professioneel-kritische instelling4 welke risico’s significant zijn en hij al dan niet dient op te nemen in de controleverklaring (ISA 315, Verenigd Koninkrijk & Ierland). Vanwege het feit dat de kernpunten van de controle ondernemingsspecifiek zijn, bestaan er geen richtlijnen omtrent deze sectie in de controleverklaring (FRC, 2015). De rapportage van de hoeveelheid kernpunten hangt af van het eigen oordeel van de accountant, oftewel zijn professioneel-kritische instelling en eigen oordeelsvorming (ISA 700; Sirois, Bédard & Bera, 2015).

De eerste reacties van de jaarrekeninggebruikers over het opnemen van de kernpunten in de controleverklaring zijn positief. De gebruikers geven aan dat het opnemen van deze paragraaf de meest waardevolle informatie betreft ten opzichte van de standaard controleverklaring. Het zorgt namelijk voor een grotere transparantie en relevantie voor de gebruikers (PwC, 2015). Belangrijk is dat de kernpunten van de controle niet teveel “boilerplateteksten” moeten bevatten (Bos & Strating, 2014).

Dit houdt in dat de kernpunten ondernemingsspecifiek moeten zijn, omdat ze hierdoor een hoge informatiewaarde hebben. Als de naam van de controlecliënt wordt verwijderd bij de controleverklaring, moet het maatschappelijk verkeer alsnog weten om welke organisatie het gaat.

Hoewel de kernpunten ondernemingsspecifiek zijn, vertonen sommige controleverklaringen overlap wat betreft de gerapporteerde kernpunten. Bepaalde controleverklaringen bevatten namelijk één of

4 Professioneel-kritische instelling is “een houding die een onderzoekende instelling, alert zijn op omstandigheden die kunnen duiden op eventuele afwijkingen die het gevolg zijn van fouten of fraude, en een kritische beoordeling van controle- informatie, omvat” (VRA, deel 1A COS, p.18).

(13)

twee standaard frauderisico’s. Deze standaard frauderisico’s zijn een onderdeel van de kernpunten van de controle. De twee standaard frauderisico’s zijn (FRC, 2015):

1. Risico van fraude bij opbrengstenverantwoording.

Dit risico komt voor als de opbrengsten te hoog worden weergegeven in de jaarrekening, doordat de opbrengsten bijvoorbeeld te vroeg worden verantwoord. Of door het opnemen van

niet bestaande opbrengsten in de jaarrekening. Ook kunnen de opbrengsten te laag worden weergegeven in de jaarrekening, door opbrengsten bijvoorbeeld ten onrechte naar het volgende boekjaar door te schuiven (ISA 240: A28).

2. Risico dat het management van de organisatie de interne beheersingsmaatregelen doorbreekt. Het management van de organisatie kan de interne beheersingsmaatregelen doorbreken, doordat zij de administratie kan manipuleren en dus frauduleuze financiële overzichten kan opstellen. Hoewel de omvang van dit risico verschilt per onderneming, is dit risico bij elke onderneming aanwezig (ISA 240: 31).

In de controlestandaarden staat weergegeven dat de accountant deze twee risico’s per definitie als significante risico’s moet aanmerken en in de controledocumentatie moet opnemen (ISA 315, Verenigd Koninkrijk & Ierland). De verwachting is dat de accountant deze standaard frauderisico’s ook opneemt in de controleverklaring. In de praktijk blijkt dit echter niet altijd zo te zijn. In de voorschriften van de nieuwe controleverklaring staat dat de accountant in ieder geval de risico’s van een afwijking in materieel belang moet benoemen (ISA 700:19A). Er staat dus niet expliciet weergegeven dat de accountant beide standaard frauderisico’s standaard moet benoemen. Een mogelijke verklaring voor de keuze van de accountant om de standaard frauderisico’s wel of niet te noemen, is de invloed die vrouwen in de auditcommissie hierop hebben. In paragraaf 2.6 wordt nader ingegaan op de relatie tussen de gerapporteerde kernpunten en de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie. Eerst volgt een uiteenzetting over de corporate governance van een onderneming.

2.3. Corporate governance

In 1992 is de eerste versie van de UK Corporate Governance Code uitgebracht door de Cadbury Committee (FRC, 2014). Sinds de financiële schandalen, onder andere Enron en Worldcom in 2001 respectievelijk 2002 en de financiële crisis in 2008, is er sprake van een toenemende aandacht voor corporate governance en is deze code aangescherpt. Corporate governance is een set van ‘best practice’ aanbevelingen over het gedrag en de structuur van de raad van bestuur en de toezichthouders van een organisatie (Aguilera & Cuervo-Cazurra, 2004). Het corporate governance systeem zorgt voor een bescherming van aandeelhouders en verhoging van externe transparantie over wat organisaties doen en op welke wijze ze opereren (Ghafran & O’Sullivan, 2012). Een essentiële functie van het corporate governance systeem is het waarborgen van een kwalitatief goede financiële verslaggeving (Cohen, Krishnamoorthy & Wright, 2004).

(14)

De UK Corporate Governance Code gaat uit van principes en wordt ook wel het ‘pas toe of leg uit’- principe genoemd en is gebaseerd op zelfregulering (Ghafran & O’Sullivan, 2012). Dit houdt in dat het voor beursfondsen verplicht is om de code toe te passen, waarvan echter gemotiveerd kan worden afgeweken (FRC, 2014). Het Verenigd Koninkrijk behoort tot de Angelsaksische landen (o.a.

Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Canada) en deze landen kennen het eenlaags bestuursmodel (Mouthaan, 2006). In dit systeem vormen de uitvoerende en de niet-uitvoerende bestuurders één bestuur (Maassen, 1999). De uitvoerende bestuurders zijn te beschouwen als de raad van bestuur. De niet-uitvoerende bestuurders vormen de toezichthouders van de organisatie. In Nederland zijn deze toezichthouders te vergelijken met de raad van commissarissen. Een belangrijke subcommissie binnen deze niet-uitvoerende bestuurders is de auditcommissie. De Cadbury Committee heeft in 1992 al aangegeven dat de rol van de auditcommissie belangrijk is voor het verbeteren van de financiële aspecten van corporate governance, inclusief de financiële verslaggeving en controle hierop (Collier &

Gregory, 1996). Vanaf begin jaren 90 heeft de regelgeving van de corporate governance binnen ondernemingen een sterke ontwikkeling doorgemaakt, wat heeft geresulteerd in aanscherping van de regelgeving (Ghafran & O’Sullivan, 2012). Zo zijn in 2012 tegelijkertijd met de invoering van de nieuwe controleverklaring, de verslaggevingseisen voor bestuurders en commissarissen aangescherpt.

Deze verscherping van verslaggevingseisen heeft een toenemende aandacht gevestigd op de auditcommissie (Ghafran & O’Sullivan, 2012). Het verslag van de auditcommissie moet een beschrijving van de significante risico’s voor de jaarrekening behelzen (Bos & Strating, 2014). Tevens geeft de auditcommissie aan hoe met deze risico’s wordt omgegaan binnen de onderneming. Bos &

Strating (2014) stellen dat de auditcommissie deze risico’s met de accountant communiceert. Hieruit blijkt een verband tussen de auditcommissie en de accountant om de significante risico’s (oftewel:

kernpunten van de controle) te communiceren. De volgende paragraaf laat zien wat de rol en betekenis is van de auditcommissie binnen een onderneming.

2.4. Auditcommissie

Een subcommissie binnen de raad van bestuur, bestaande uit niet-uitvoerende bestuurders, is de auditcommissie. Zij wordt gezien als het belangrijkste orgaan voor de bescherming van de belangen van de aandeelhouders, de controle op het financiële verslaggevingsproces en het houden van toezicht op het controleproces (Klein, 2002; Mallin, 2007). Daarnaast houdt zij toezicht op het management, de accountant en de interne accountant (DeZoort, 1997). Dit bevordert de betrouwbaarheid en kwaliteit van de financiële verslaggeving (Braiotta & Zhou, 2006). In 2003 heeft de FRC in het Verenigd Koninkrijk het belang benadrukt van de auditcommissie door middel van het uitbrengen van richtlijnen voor de auditcommissie. Deze richtlijnen zorgen voor een optimalisatie van het financiële verslaggevingsproces. Er moet interactie plaatsvinden tussen de accountant en de auditcommissie om de financiële informatie te kunnen beoordelen. De auditcommissie heeft de primaire verantwoordelijkheid om de accountant te benoemen en te ontslaan (FRC, 2014). Bovendien moet de

(15)

accountant bij het constateren van onregelmatigheden in de financiële verslaggeving de auditcommissie daarvan als eerste op de hoogte stellen (Hayes, Wallage & Gortemaker, 2014). De controleverklaring wordt opgesteld door de accountant; het is zijn oordeel over de jaarrekening. Door de interactie tussen de accountant en auditcommissie heeft de kwaliteit van de auditcommissie mogelijk invloed op de wijze waarop de accountant zijn werk doet en de rapportage van diens controleverklaring (Ghafran & O’Sullivan, 2012). Paragraaf 2.6 gaat nader in op een aspect van de auditcommissie: de geslachtsdiversiteit. Eerst komt een belangrijke theorie die ten grondslag ligt aan dit onderzoek aan de orde.

2.5. Agency theorie

Het ontstaan van onder meer de accountant en hiermee de controleverklaring is af te leiden vanuit de agency theorie (Jensen & Meckling, 1976; Klein, 1998). Daarnaast kan het bestaansrecht en de functie van de auditcommissie vanuit de agency theorie worden verklaard. Het uitgangspunt van deze theorie is de scheiding tussen aandeelhouders (principalen) en het management van de organisatie (agent) en de hieruit voortkomende belangenconflicten en informatieasymmetrie (Jensen & Meckling, 1976). Het management kan opportunistisch gedrag vertonen, wat van directe invloed is op de beslissingen van de aandeelhouders. De mogelijkheid tot opportunistisch gedrag wordt vergroot als beide partijen andere doelen nastreven. Wat voor aandeelhouders voordelig kan zijn, is mogelijk nadelig voor het management en vice versa (Fama & Jensen, 1983; Jensen & Meckling, 1976).

Om het belangenconflict tussen de aandeelhouders en het management te reduceren is de accountant in het leven geroepen die fungeert als een onafhankelijk toezichthoudend orgaan binnen de onderneming.

De accountant geeft zekerheid over de financiële informatie waardoor de informatieasymmetrie vermindert (Jensen & Meckling, 1976; Watts & Zimmerman, 1983). Ook zorgen corporate governance systemen voor een reductie van de informatieasymmetrie en belangenconflicten tussen het management en de aandeelhouders. Een corporate governance mechanisme is de auditcommissie binnen een onderneming. De auditcommissie fungeert als monitoringsmechanisme voor het management. Hierdoor wordt het agency conflict verminderd, omdat het management nu minder zijn eigen belang kan nastreven ten koste van de aandeelhouders (Cai, Hillier, Tian & Wu, 2015). Dit resulteert in een reductie van de informatieasymmetrie tussen het management en de aandeelhouders.

Ook zorgt deze toezichthoudende rol ervoor dat de onderneming op tijd de accountinginformatie publiceert aan aandeelhouders, wat ook een reductie in informatieasymmetrie tussen het management en de aandeelhouders veroorzaakt (Klein, 1998).

Een belangrijk gedachtegoed is dat de agency theorie uitgaat van de informatieasymmetrie tussen aandeelhouders en het management van de onderneming. De aandeelhouders zijn binnen deze theorie de belanghebbenden van de onderneming. Echter wordt in dit onderzoek de belanghebbenden van de

(16)

onderneming breder gedefinieerd en wordt uitgegaan van alle jaarrekeninggebruikers van de onderneming. De nieuwe controleverklaring is namelijk bestemd voor alle jaarrekeninggebruikers en dus niet alleen voor de aandeelhouders. De jaarrekeninggebruikers zijn vergelijkbaar met de stakeholders van de onderneming. Stakeholders zijn groepen of individuen die worden beïnvloed of beïnvloed kunnen worden door de behaalde doelen van de onderneming (Freeman, 1984). Niet alle stakeholders zijn tevens jaarrekeninggebruikers, omdat niet alle stakeholders belangstelling hebben voor het jaarverslag en de jaarrekening van de onderneming.

Door middel van de nieuwe controleverklaring wordt de informatiewaarde verhoogd en geeft de accountant meer informatie over de onderneming vrij (Bos & Strating, 2014). Deze openbaring van informatie zorgt voor een reductie in de informatieasymmetrie en agency conflicten tussen het management en de aandeelhouders. De invloed die de auditcommissie heeft op deze openbaring van informatie kan van belangrijke waarde zijn. De volgende paragraaf gaat in op de rol die de diversiteit kan spelen binnen een auditcommissie.

2.6. Geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie

Binnen de literatuur bestaan verscheidende definities en interpretaties van geslachtsdiversiteit. Erhardt et al. (2003) zien geslachtsdiversiteit als de aanwezigheid van zowel etnische verschillen als verschillen in diversiteit in geslacht tussen mannen en vrouwen binnen een organisatie. Rose (2007) geeft aan dat geslachtsdiversiteit gaat over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in organisaties. Verder geven Srinidhi, Gul & Tsui (2011) aan dat geslachtsdiversiteit gelijk is aan het aantal aanwezige vrouwen in een organisatie. Bovendien houden zowel Campbell & Minguez-Vera (2008) als Gul, Srinidhi & Ng (2011) de volgende definitie van geslachtsdiversiteit aan: het percentage vrouwelijke bestuursleden ten opzichte van het totaal aantal bestuursleden in een organisatie. In dit onderzoek wordt onder geslachtsdiversiteit binnen een auditcommissie verstaan: de aanwezigheid van minimaal één vrouw in de auditcommissie. Ook in het vervolg van dit onderzoek wordt deze definitie aangehouden.

Eerder onderzoek concludeert dat geslachtsdiversiteit een positieve invloed heeft op de auditcommissie. Ten eerste zorgt geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie voor een verhoogde effectiviteit in de auditcommissie. Dit heeft een gunstig effect op de uit te voeren activiteiten en de monitoringsrol van de auditcommissie (Ittonen et al., 2010). Ten tweede levert diversiteit in de auditcommissie een positieve bijdrage aan het nemen van weloverwogen beslissingen. Diversiteit zorgt namelijk voor verschillende perspectieven en draagt bij om een goede afweging van een beslissing te maken (Lückerath-Rovers, 2011).

(17)

Het aandeel vrouwen in topposities binnen organisaties is gering. Dit vloeit mede voort uit het “old boys network”. Dit is een netwerk dat bestaat uit mannen van middelbare leeftijd met veel aanzien en vermogen (Gamba & Kleiner, 2001; McDonald, 2011). Zij verdelen onderling de topposities binnen het bedrijfsleven. Vrouwen blijven uitgesloten voor desbetreffende functies.5 Hierdoor daalt de effectiviteit van de auditcommissie. Uit het onderzoek van Ittonen et al. (2010) blijkt namelijk dat vrouwen het communicatieproces met de externe en interne accountants verbeteren en de effectiviteit van de interne beheersing en de integriteit van het financiële verslaggevingsproces verhogen. Vrouwen hebben over het algemeen betere communicatievaardigheden dan mannen (Ittonen et al., 2010), zijn beter voorbereid op vergaderingen (Huse & Solberg, 2006), proberen verliezen te vermijden en zijn minder geneigd om extreme risico’s te nemen (Watson & McNaughton, 2007). Geslachtsdiversiteit maakt dat er diverse meningen en interesses binnen een groep zijn en dit zorgt voor kwalitatief weloverwogen beslissingen (Hillman, Shropshire & Canella, 2007). De keerzijde is dat sociale diversiteit (o.a. geslacht) ook conflicten en verschillen van meningen kan veroorzaken. Dit impliceert een vermindering in effectiviteit van een diverse groep (Jehn, Northcraft & Neale, 1999). Ondanks dit negatieve effect blijkt dat geslachtsdiversiteit een positieve bijdrage levert aan de toezichthoudende rol op het bestuur en organisatie (Adams & Ferreira, 2009; Nielsen & Huse, 2010). Samenvattend blijkt uit bovengenoemde studies dat geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie positief is voor de kwaliteit van de auditcommissie.

Ittonen et al. (2010) hebben aangetoond dat er een negatieve relatie bestaat tussen de accountantsvergoeding en de mate van geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie. Naarmate het aantal vrouwen stijgt in de auditcommissie, stijgt de effectiviteit van de auditcommissie. Vrouwen in de auditcommissie verhogen namelijk de toezichthoudende rol van de onderneming. De behoefte aan een wettelijke controle neemt hierdoor af en daardoor daalt de accountantsvergoeding. Tevens zorgt geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie voor een lagere inschatting van het accountantscontrolerisico.6 Deze lagere inschatting wordt veroorzaakt doordat de effectiviteit van de interne controle toeneemt door de diversiteit. Daarnaast leiden meer vrouwen in de auditcommissie tot een verhoging van de kwaliteit van het verslaggevingsproces en tot een betere communicatie met de accountant (Ittonen et al., 2010). Hierbij kunnen de volgende twee verwachtingen worden geschetst:

1. Enerzijds betekent dat meer vrouwen in de auditcommissie de kwaliteit van de auditcommissie versterken, hetgeen resulteert in het effectief beoordelen van risico’s en het toezicht houden op risico’s (Aldamen, Duncan, Kelly, McNamara & Nagel, 2012). Dit leidt tot een kwalitatief betere interne beheersing van de onderneming, hetgeen resulteert in een betere risicobeheersing.

5 http://fd.nl/Print/krant/Rubriek/Snelbaan/1134605/pvda-verplicht-meer-vrouwen-aanstellen-in-top-van-bedrijfsleven, geraadpleegd op 5 maart 2016.

6 Accountantscontrolerisico: het risico van de accountant op het uitgeven van een onjuiste controleverklaring (ISA, 400).

(18)

Hierdoor zal de accountant minder risico’s identificeren. Met als gevolg dat de accountant minder kernpunten rapporteert in de controleverklaring.

2. Anderzijds pleit deze kwalitatief samengestelde auditcommissie voor meer verslaggevingstransparantie (Mangena & Pike, 2005). Vrouwen zijn angstiger om hoge risico’s te nemen dan mannen en vrouwen proberen eerder verliezen te vermijden (Watson & McNaughton, 2007). Vanwege deze voorzichtige houding is de verwachting dat de auditcommissie voorstander is om meer kernpunten te rapporteren richting het maatschappelijk verkeer. De verwachting is dat bij een divers samengestelde auditcommissie, de accountant meer kernpunten opneemt in de controleverklaring.

Uit voorgaande blijkt dat twee verschillende verwachtingen kunnen worden geschetst. Enerzijds minder kernpunten en anderzijds meer kernpunten. Het begrip meer/minder wordt in relatieve zin gebruikt, omdat de kernpunten ondernemingsspecifiek zijn. Dit exploratieve onderzoek bestudeert of de geslachtsdiversiteit al dan niet impact heeft op het aantal gerapporteerde kernpunten. Het is niet mogelijk om meer/minder kernpunten te onderzoeken, omdat het aantal kernpunten voor elke onderneming specifiek is (FRC, 2015). De vergelijking tussen meer/minder kernpunten is daarom niet mogelijk. Daarnaast is het de vraag in hoeverre vrouwen in de auditcommissie invloed kunnen hebben op het aantal gerapporteerde kernpunten van de controle. De accountant blijft onafhankelijk, het is namelijk zijn oordeel over de jaarrekening.

2.7. Hypothesen

Op basis van genoemde studies in dit hoofdstuk is de verwachting dat vrouwen invloed zullen hebben op het aantal gerapporteerde kernpunten in de controleverklaring. Daarom is de volgende hypothese geformuleerd:

Hypothese 1 – Geslachtsdiversiteit in de auditcommissie heeft invloed op het aantal gerapporteerde kernpunten in de nieuwe controleverklaring.

Ook is het interessant om te onderzoeken hoe de vrouwen in de auditcommissie zich verhouden tot de gerapporteerde standaard frauderisico’s in de controleverklaring. Uit de analyse van de FRC blijkt dat niet iedere accountant deze standaard frauderisico’s opneemt in de controleverklaring (FRC, 2015).

Wellicht oefenen vrouwen in de auditcommissie druk uit op de rapportage van deze risico’s in de nieuwe controleverklaring. Ook hierbij geldt dezelfde tweezijdige verwachting die in paragraaf 2.6 is gesteld. Allereerst leveren vrouwen in de auditcommissie een positieve bijdrage aan de risicobeheersing van de organisatie, hetgeen resulteert in minder identificatie en rapportage van risico’s door de accountant. Met als gevolg een vermindering in de rapportage van het aantal standaard frauderisico’s in de nieuwe controleverklaring. Ten tweede kunnen vrouwen in de auditcommissie

(19)

pleiten voor meer verslaggevingstransparantie. De auditcommissie kan druk uitoefenen op de accountant om relatief meer standaard frauderisico’s te rapporteren. Interessant is om na te gaan of geslachtsdiversiteit in de auditcommissie daadwerkelijk invloed heeft op de verslaggeving van de standaard frauderisico’s door de accountant. Hierbij is de volgende hypothese geformuleerd:

Hypothese 2 – Geslachtsdiversiteit in de auditcommissie heeft invloed op het aantal gerapporteerde standaard frauderisico’s in de nieuwe controleverklaring.

Op basis van de verwachtingen op het gebied van de nieuwe controleverklaring en de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie is het volgende conceptueel model ontworpen.

Figuur 1 – Conceptueel model

(20)

3. ONDERZOEKSMETHODE

In dit hoofdstuk staat de methode van onderzoek centraal. Allereerst staan in paragraaf 3.1 de steekproef en data beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op toegepaste variabelen voor dit onderzoek (paragraaf 3.2). Tot slot zet paragraaf 3.3 het statistisch model uiteen.

3.1. Steekproef & data

Het onderzoek naar de mogelijke relatie tussen geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie en het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s is uitgevoerd bij Britse beursfondsen gericht op de nieuwe controleverklaringen van de jaren 2013, 2014 en 2015. De data is verzameld van een drietal jaren, omdat dit de betrouwbaarheid van de resultaten vergroot. Het onderzoek naar de mogelijke relatie betreft een kwantitatief en exploratief onderzoek. Bij de selectie van de Britse beursfondsen is uitgegaan van de ondernemingen die genoteerd staan aan de Financial Times Stock Exchange Index (FTSE) 100 en de eerste 152 ondernemingen die genoteerd staan aan de FTSE 250. Dit is een groot deel van de totale 3000 ondernemingen die genoteerd staan aan de FTSE. Bovendien zijn deze 252 beursfondsen de meest zichtbare ondernemingen in dit land. Daarnaast heeft het merendeel van deze beursfondsen één van de Big 4-accountantsorganisaties als controlerend accountant (FRC, 2015). Om de verschillen tussen deze vier accountantsorganisaties zichtbaar te maken, worden de beursfondsen met een niet Big 4-accountantsorganisatie als controlerend accountant, buiten de reikwijdte van dit onderzoek gelaten.

De benodigde data is handmatig verzameld aan de hand van de jaarverslagen en nieuwe controleverklaringen van de beursfondsen in de jaren 2013, 2014 en 2015. Van het totaal van 756 jaarverslagen zijn de volgende jaarverslagen uit de dataset gehaald. Jaarverslagen waar:

 een standaard controleverklaring in opgenomen is;

 het jaarverslag en de controleverklaring niet beschikbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt, doordat de onderneming nog niet beursgenoteerd is in 2013, 2014 of 2015;

 de controleverklaring gecontroleerd wordt door een niet Big 4-accountantsorganisatie;

 de gegevens die benodigd zijn voor de betreffende variabelen niet aanwezig zijn.

Nadat bovengenoemde factoren in beschouwing zijn genomen bij het bepalen van de steekproef, komt dit neer op een totaal van 606 jaarverslagen van 236 beursfondsen verspreid over de jaren 2013, 2014 en 2015.

De volgende paragraaf gaat nader in op de gebruikte variabelen. Daarna wordt de regressievergelijking opgesteld en toegelicht.

(21)

3.2. Variabelen

Hieronder volgt een uiteenzetting van de afhankelijke variabelen, de onafhankelijke variabele en de controlevariabelen.

3.2.1. Afhankelijke variabelen

Het conceptueel model (figuur 1) laat zien dat sprake is van twee afhankelijke variabelen. De eerste afhankelijke variabele betreft het aantal gerapporteerde kernpunten in de nieuwe controleverklaring.

Dit zijn de risico’s van een afwijking van materieel belang die de accountant heeft geïdentificeerd en gerapporteerd in de nieuwe controleverklaring (FRC, 2013). De tweede afhankelijke variabele is het aantal standaard frauderisico’s dat gerapporteerd is in de controleverklaring. Dit zijn de volgende twee significante frauderisico’s: het risico van fraude bij opbrengstenverantwoording (risk of fraud in revenue recognition) en het risico dat het management van de onderneming de interne beheersingsmaatregelen doorbreekt (risk of management override of controls).

3.2.2. Onafhankelijke variabele

De onafhankelijke variabele is de geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie. Deze diversiteit wordt gemeten door het percentage vrouwen te bepalen in de auditcommissie. Dit is berekend door het aantal vrouwen in de auditcommissie te delen door het totaal aantal leden van de auditcommissie.

Deze wijze komt overeen met eerder onderzoek van Carter, D’Souza, Simkins & Simpson (2007).

3.2.3. Controlevariabelen

Ook worden een tweetal controlevariabelen meegenomen. Deze controlevariabelen zijn wellicht van invloed op de afhankelijke variabelen: het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s. De eerste controlevariabele betreft de grootte van de onderneming. Hoewel de ondernemingen in de steekproef beursfondsen zijn, zit er verschil in de omvang van deze beursfondsen. De totale activa per beursfonds wordt als eenheid gebruikt om de grootte van de onderneming te meten. Uit het onderzoek van Kinney

& McDaniel (1989) blijkt dat grotere ondernemingen betere hulpmiddelen hebben om gekwalificeerd personeel aan te trekken en betere informatiesystemen hebben. Daarnaast is sprake van een betere interne beheersing binnen grotere ondernemingen. Dit heeft als gevolg dat grotere ondernemingen een hogere financiële verslaggevingskwaliteit hebben (Aldamen et al., 2012). De grootte van de onderneming heeft mogelijk impact op het aantal gerapporteerde kernpunten en standaard frauderisico’s. Indien de onderneming groter is, worden wellicht relatief minder kernpunten en standaard frauderisico’s gerapporteerd door de accountant. Dit komt doordat sprake is van een hogere financiële verslaggevingskwaliteit bij grotere ondernemingen. Daarentegen kan sprake zijn van relatief meer kernpunten en standaard frauderisico’s, omdat een grotere onderneming een grotere complexiteit kent. Hoe groter de complexiteit, hoe groter de balansposten en hoe meer kans op kernpunten van de controle en standaard frauderisico’s. De grootte van de onderneming wordt bepaald door het logaritme van de totale activa per beursfonds te nemen (Aldamen et al., 2012).

(22)

De tweede controlevariabele betreft de Big 4-accountantsorganisatie die de controleverklaring afgeeft.

De Big 4-accountantsorganisaties zijn: PwC, Deloitte, EY en KPMG (Francis, 2004). DeAngelo (1981) toont aan dat de kwaliteit van de controle (audit quality) afhankelijk is van de grootte van de accountantsorganisatie. Big 4-accountantsorganisaties hebben een groot klantenbestand (veel verschillende ondernemingen) en hebben hierdoor meer reputatie te verliezen ten opzichte van kleine accountantskantoren tijdens een wettelijke controle (DeAngelo, 1981). Het risico op reputatieverlies is te hoog om fouten te riskeren en daarom is de kwaliteit van de controle hoger bij Big 4- accountantsorganisaties (DeAngelo, 1981). Bovendien stellen Francis & Yu (2009) dat de controlekwaliteit binnen Big 4-accountantsorganisaties kan verschillen. Zij tonen aan dat grote Big 4- vestigingen een betere controlekwaliteit leveren dan kleine Big 4-vestigingen. Grote Big 4-vestigingen hebben meer kennis en expertise in huis en beschikken daarom over een groter aanbod in human capital. Hierdoor zullen zij eerder materiële risico’s in jaarrekeningen van beursfondsen ontdekken en rapporteren.

Op basis van de studies van DeAngelo (1981) en Francis & Yu (2009) wordt de invloed meegenomen die de verschillende Big 4-accountantsorganisaties mogelijk hebben op het aantal gerapporteerde kernpunten en standaard frauderisico’s. De variabele accountantsorganisatie bestaat uit de Big 4- accountantsorganisaties: PwC, Deloitte, EY en KPMG. Om dit effect mee te nemen, wordt gebruikt gemaakt van een dummy-variabele. Bij deze dummy-variabele is sprake van meer dan twee categorieën en daarvoor wordt de dummy variabele trap toegepast (Hirschberg & Lye, 2001). Het aantal variabelen dat nodig is, betreft één minder dan het aantal categorieën (Field, 2013). Hierdoor is één categorie het referentiekader. In dit onderzoek is sprake van vier categorieën (PwC, Deloitte, EY en KPMG). PwC wordt gebruikt als referentiekader, omdat PwC het grootste aantal waarnemingen heeft in de steekproef (209 jaarverslagen). Het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s dat Deloitte, EY en KPMG rapporteren, is vergeleken met het aantal kernpunten en standaard frauderisico’s dat PwC opneemt in diens controleverklaring. Tabel 1 laat zien welke dummy-codering is toegepast.

Tabel 1 Dummy-codering

Dummy-variabele 1 Dummy-variabele 2 Dummy-variabele 3

PwC 0 0 0

Deloitte 1 0 0

EY 0 1 0

KPMG 0 0 1

(23)

3.3. Statistisch model

Dit kwantitatieve onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van twee meervoudige lineaire regressies die staan weergegeven in onderstaande formules. In tabel 2 staat een beschrijving van de genoemde variabelen weergegeven.

# kernpunten = β0 + β1 * AcFem% + β2 * LogTotAssets + β3 * AuditFirm + εi

# standaard frauderisico’s = β0 + β1 * AcFem% + β2 * LogTotAssets + β3 * AuditFirm + εi Waarbij

β0 = constante coëfficiënt βi = richtingscoëfficiënt εi = verstoringsterm

Tabel 2

Beschrijving variabelen

Variabelen Maatstaf

Afhankelijke

# kernpunten Het aantal gerapporteerde kernpunten in de controleverklaring.

# standaard frauderisico's Het aantal standaard frauderisico's in de controleverklaring.

Onafhankelijke

AcFem% Het percentage vrouwen in de auditcommissie.

Controle

LogTotAssets Natuurlijk logaritme van de totale activa van de beursfonds.

AuditFirm De Big 4-accountantsorganisatie die de controleverklaring afgeeft:

PwC, Deloitte, EY of KPMG.

(24)

4. ANALYSE & RESULTATEN

In dit hoofdstuk komen de analyse en resultaten van de opgestelde hypothesen aan de orde. Allereerst wordt nader ingegaan op de dataset (paragraaf 4.1). Vervolgens gaat paragraaf 4.2 in op de beschrijvende statistiek. Daarna komt de multicollineariteit van de data aan de orde (paragraaf 4.3).

Tot slot worden de resultaten aan de hand van de twee regressieanalyses besproken (paragraaf 4.4).

4.1. Dataset

Voorafgaand aan de analyse van de data, wordt de dataset gecontroleerd op uitbijters. Uitbijters betreffen de waarnemingen die buiten de normale verdeling van de data liggen (Dalen & Leede, 2009).

Deze uitbijters kunnen de resultaten beïnvloeden en geven hierdoor een vertekend beeld (Field, 2013).

De techniek die wordt toegepast heet winsorizing. Door middel van winsorizing worden de uitbijters uit de data verwijderd.

Binnen dit onderzoek is winsorizing gehanteerd bij de totale activa van de beursfondsen. De totale activa die kleiner (groter) zijn dan het gemiddelde-3*standaarddeviatie (gemiddelde+3*standaarddeviatie) zijn gelijkgesteld aan het gemiddelde-3*standaarddeviatie (gemiddelde+3*standaarddeviatie). Vervolgens zijn de natuurlijke logaritmes van de totale activa bepaald. Het toepassen van natuurlijke logaritmes is nodig, zodat de totale activa van verschillende beursfondsen onderling vergelijkbaar zijn.

4.2. Beschrijvende statistiek

In tabel 3 staat de beschrijvende statistiek weergegeven. De beschrijvende statistiek is een samenvatting van de uitkomsten van de dataverzameling en geeft nog geen interpretatie voor het regressiemodel (Field, 2013). Tabel 3 zet de grootte van de steekproef (N), het minimum, het maximum, het gemiddelde en de standaarddeviatie van elke variabele uiteen. De steekproef (N) bestaat uit 606 jaarverslagen.

Het aantal kernpunten die de accountant rapporteert in de nieuwe controleverklaring is gemiddeld vier en het aantal standaard frauderisico’s is gemiddeld één (afgerond). Opvallend is de mate van geslachtsdiversiteit in de auditcommissie. Het gemiddelde ligt op 29,32% en dit betekent dat de vrouwen gemiddeld genomen in de minderheid zijn binnen de auditcommissie. Dit blijkt ook uit het gemiddelde aantal vrouwelijke leden binnen de auditcommissie. Het gemiddelde ligt op één vrouwelijk lid per auditcommissie die gemiddeld uit vier leden bestaat. In bijlage I staat het histogram weergegeven, waarbij het aantal vrouwelijke commissieleden zichtbaar is. Hieruit blijkt dat het aantal mannen de overhand neemt in de auditcommissie en de vrouwen ondervertegenwoordigd zijn. Verder is het gemiddeld natuurlijk logaritme van de totale activa 9,6017. Dit is omgerekend ongeveer 3, 9

(25)

miljard pond en dit betekent dat het gemiddelde van de totale activa bij de beursfondsen op 3,9 miljard pond ligt.

De controlevariabele AuditFirm (Big 4-accountantsorganisatie) betreft een dummy-variabele. Tabel 4 laat een uiteenzetting van deze dummy-variabele zien. De accountantsorganisaties zijn te groeperen in de volgende Big 4-organisaties: PwC, Deloitte, EY en KPMG. Zoals in paragraaf 3.2 is gesteld, betreft PwC de referentiegroep. De meeste observaties in de steekproef gelden voor PwC met 209 jaarverslagen. EY heeft de minste observaties, dit betreffen 83 jaarverslagen. Deloitte en KPMG hebben respectievelijk 143 en 171 jaarverslagen in de steekproef.

Tabel 3

Beschrijvende statistiek

Variabelen N Minimum Maximum Gemiddelde Standaarddeviatie

Afhankelijke

# kernpunten 606 1 10 3,99 1,552

# standaard frauderisico's 606 0 2 0,65 0,701

Onafhankelijke

AcFem% 606 0% 100% 29,32% 19,25%

Controle

LogTotAssets 606 6,09 11,76 9,6017 0,77325

AuditFirm¹ 606 0 3 1,36 1,219

¹= dummy-variabele

Tabel 4

Dummy-variabele Big 4-accountantsorganisatie

Organisatie Frequentie Percentage

PwC 209 34,5%

KPMG 171 28,2%

Deloitte 143 23,6%

EY 83 13,7%

Totaal 606 100%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als eerste zal de externe en interne omgeving van het district geanalyseerd worden, ten einde inzichtelijk te maken welke invloed deze contingentiefactoren hebben op de

De positieve invloed kan verklaard worden doordat banken door meer risico’s te nemen bij verstrekken van leningen een hogere rendement kunnen genereren (Staikouras & Wood,

Er wordt geen directe relatie gelegd tussen de macht van de RvC en ondernemingsprestaties, maar ze zijn alsnog van belang, omdat in overeenstemming met deze

Welke invloed hebben de aanwezigheid van vrouwen in de raad van bestuur, de leeftijd en de zittingsduur van directeur-bestuurder op het visitatiecijfer van Nederlandse

Ter afronding van mijn Master (MSc) Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik daarom onderzoek gedaan naar de relatie tussen organisatiegrootte en de

Aantal niet-leden en leden per universiteit 13 Aantal mannelijke en vrouwelijke niet-leden en leden 14 Gemiddeld aantal behaalde studiepunten per universiteit 16 Verschil in

The phantom and the in vivo results demonstrated that both the plane-wave and the synthetic aperture backpropagation-based PAFUSion are capable of identifying and significantly

Relevantie voor circulaire economie: door het in kaart brengen van duurzaamheidsthema’s (onder andere water, bodem, welzijn, ecologie, economie en sociale