• No results found

Jonge musici in mineur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jonge musici in mineur"

Copied!
115
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Jonge musici in mineur

Psychisch leed bij conservatoriumstudenten

Verslag van een wetenschappelijk onderzoek en

verantwoording van een documentaire

Beitske de Jong S1458914

Begeleider: drs. H.J. Wedman Tweede Lezer: dr. T. de Vries

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding & vraagstelling ... 3

2. Methode ... 5

2.1 Bronnen ... 5

2.2 Werkwijze en verantwoording ... 5

3. Welke psychische problemen zijn vakspecifiek voor musici? ... 7

3.1 Welke psychische problemen bij musici worden beschreven in de vakliteratuur? ... 8

3.2 Met welke klachten komen musici bij de muziekpoli in het LUMC? ... 9

4. Hoeveel komen deze psychische klachten bij musici voor? ... 10

5. Welke oorzaken liggen er aan de problemen ten grondslag? ... 13

5.1 Welke omgevingsfactoren spelen een rol? ... 14

5.2 Welke persoonlijkheidskenmerken spelen een rol? ... 15

6. Hoe wordt er op de conservatoria met deze problemen omgegaan? ... 17

6.1 Hoe gaat het conservatorium met deze problemen om? ... 17

6.2 Hoe kijkt de conservatoriumstudent zelf tegen deze problemen en de rol van het conservatorium aan? ... 19

7. Welke oplossingen of maatregelen zijn er mogelijk om de psychische problemen te beperken of verhelpen? ... 21

7.1 Volgens Esther van Fenema ... 21

7.2 Volgens Martine van der Loo ... 21

7.3 Volgens de vakliteratuur ... 22

8. Slotbeschouwing ... 24

8.1 Conclusie ... 24

8.2 Nawoord ... 25

9. Uitwerking resultaten in documentaire ... 26

9.1 Opzet en opbouw van de documentaire ... 26

9.2 Montage ... 27

9.3 Muziek ... 27

10. Bronnen- en literatuurlijst ... 28

Bijlage 1. ... 30

(3)

3

1.

Inleiding & vraagstelling

Op het podium staan, optreden, reizen, in grote zalen spelen, applaus krijgen: voor veel mensen zal het woord ‘musicus’ in eerste instantie dergelijke associaties oproepen. Een beeld van roem, talent en een heerlijk leven.

Maar het leven van een musicus blijkt niet altijd zo rooskleurig. Veel musici hebben onder andere door te hoge verwachtingen en eisen, onzekerheid over de toekomst en hevige concurrentie

psychische problemen ontwikkeld. Deze problemen beginnen vaak al tijdens de studie op het conservatorium.

Dat het conservatorium psychisch veel van je vraagt, heb ik zelf ervaren toen ik op het Prins Claus Conservatorium in Groningen studeerde. Het is niet altijd gemakkelijk om met de prestatiedruk en de verwachtingen om te gaan. Maar omdat daarover in de muziekwereld nauwelijks gesproken wordt, had ik toen geen idee of andere studenten ook worstelden met deze kanten van het vak. In

september 2009 liet mijn huidige zanglerares me een artikel lezen over een Muziekpoli die kort geleden is opgericht in Leiden.1 In het artikel werd beschreven dat psychische problemen bij musici veel voorkomen, maar dat erover praten taboe is.

Juist daarom wilde ik graag een documentaire over dit fenomeen maken: om een beter beeld te schetsen van de psychische problemen die bij musici spelen, en deze problemen bekender en bespreekbaarder te maken. Ik wil met mijn documentaire het probleem onder de aandacht brengen bij ‘onwetende buitenstaanders’. Maar misschien nog wel belangrijker: ik hoopte eraan bij te dragen dat het taboe dat er in de muziekwereld heerst op psychische klachten wordt doorbroken.

In de tijd dat ik me in dit onderwerp begon te verdiepen, was er in de media nog niet veel aandacht besteed aan deze problematiek. Tijdens mijn onderzoek is die aandacht er wel gekomen: in de vorm van een radiodocumentaire bij Holland Doc2 en een televisiereportage bij Nieuwslicht.3 In de documentaire van Holland Doc werd vooral ingegaan op het aspect ‘podiumangst’ bij musici. Vooral professionele musici kwamen aan het woord. Ook werd aandacht besteed aan het gebruik van bètablokkers voor optredens, een middel om zenuwen te onderdrukken.

De televisiereportage van Nieuwslicht richtte zich ook vooral op podiumangst en de klachten die daarbij horen en ging eveneens in op het gebruik van bètablokkers. Vooral de neurologische kant werd belicht: welke hersendelen zijn verantwoordelijk voor podiumangst en wat gebeurt er in de hersenen bij het gebruik van bètablokkers?

Wat ik miste in beide reportages, was de vraag welke rol het conservatorium speelt bij het bestrijden en voorkomen van psychische problemen van hun studenten. Het conservatorium leidt de musici immers op, en bereidt de studenten voor op hun verdere loopbaan. In hoeverre worden de studenten mentaal voorbereid op de zwaarte van hun vak? In mijn documentaire wil ik me daarom vooral richten op de conservatoriumstudenten en de aandacht die er op de conservatoria is voor de mentale problemen die tijdens, of na een studie kunnen ontstaan.

Wat voor u ligt is het verslag van mijn onderzoek. Dit onderzoek heb ik als basis gebruikt voor mijn uiteindelijke documentaire. In dit essay zal ik de omvang van de psychische problemen bij musici schetsen en de behandelmethodes en mogelijke oplossingen uiteenzetten. In een van de deelvragen richt ik me specifiek op het conservatorium en de studenten, de rest van de deelvragen gaat over musici in het algemeen. Dat laatste is vooral uit praktisch oogpunt gedaan: de meeste onderzoeken

1

Lizanne Schipper, ‘Dokter in de orkestbak’, Volkskrant Banen, 15-12-2009.

2

RVU Holland Doc, Radio 1, ‘Spelen en Slikken’, 21-03-2010, 21.00 uur. http://www.hollanddoc.nl/programmas/39337374/afleveringen/43155833/

3

VARA Nieuwslicht, Nederland 3, 21.00 uur, 25-03-2010.

(4)

4 zijn gericht op professionele musici. Daarbij is het dus belangrijk rekening te houden met het feit dat een gedeelte van de studenten met psychische problemen dan mogelijk al is afgehaakt en gekozen heeft voor een ander beroep. De cijfers van professionele musici met psychische problemen kunnen dus niet rechtstreeks vertaald worden naar aantallen op het conservatorium, maar zijn wel een indicatie voor het soort problemen waar musici mee worstelen. Hoe ik de resultaten van mijn onderzoek heb omgewerkt tot een documentaire, heb ik in het laatste hoofdstuk van dit essay beschreven. In mijn onderzoek zal ik een antwoord proberen te geven op de volgende hoofd- en deelvragen:

Hoofdvraag

Welke psychische problemen zijn vakspecifiek voor muziekstudenten en professionele musici en hoe wordt er door de verschillende betrokken actoren, zoals conservatoriumstudenten en hun opleiders en behandelaars, met deze problemen omgegaan?

Deelvragen

1. Welke psychische problemen zijn vakspecifiek voor musici?

a. Welke psychische problemen bij musici worden beschreven in de vakliteratuur? b. Met welke klachten komen musici bij de muziekpoli in het LUMC?

2. Hoeveel komen deze psychische klachten bij musici voor? 3. Welke oorzaken liggen er aan de problemen ten grondslag?

a. Welke omgevingsfactoren spelen een rol?

b. Welke persoonlijkheidskenmerken spelen een rol?

4. Hoe wordt er op de conservatoria met deze problemen omgegaan? a. Hoe gaat het conservatorium met deze problemen om? b. Hoe gaat de conservatoriumstudent met deze problemen om?

5. Welke oplossingen of maatregelen zijn er mogelijk om de psychische problemen te beperken of verhelpen?

Nadat ik in hoofdstuk 2 de methodologische aspecten van mijn onderzoek heb besproken, beantwoord ik in elk van de volgende hoofdstukken steeds een van de hierboven genoemde deelvragen. Ik heb er voor gekozen de titels van deze hoofdstukken overeen te laten komen met de formulering van de betreffende deelvragen. In hoofdstuk 8 beantwoord ik – op basis van de

(5)

5

2.

Methode

Tijdens het doen van interviews en het vinden van sprekers liep ik soms tegen problemen of ethische vraagstukken op, waarin ik bepaalde keuzes moest maken. Omdat ik de totstandkoming van dit onderzoek zo transparant mogelijk wil houden, zal ik onder het kopje ‘Werkwijze en verantwoording’ die momenten beschrijven, en mijn keuzes toelichten. Eerst zal ik, in de volgende paragraaf,

toelichten welke bronnen ik heb gebruikt, waarom ik voor deze bronnen heb gekozen en hoe ik aan de betreffende bronnen ben gekomen.

2.1 Bronnen

Om een antwoord te kunnen geven op mijn hoofdvraag, heb ik verschillende typen bronnen gebruikt. De wetenschappelijke literatuur over psychische problemen bij musici vormt de basis om een antwoord te geven op de vraag naar de oorzaken van de psychische problemen bij musici, de omvang daarvan en mogelijke behandelmethodes. Ook mijn interview met de initiatiefneemster van de polikliniek voor musici, psychiater drs. Esther van Fenema, en het interview met psycholoog en fluitiste drs. Martine van der Loo hebben bijgedragen aan het inzicht in de omvang van het probleem, de oorzaken en mogelijke oplossingen.

Via mijn eigen netwerk van conservatoriumstudenten en oproepen op internetfora heb ik studenten bereid gevonden om te vertellen over hun eigen ervaringen met de mentale druk op het conservatorium. Ik heb geprobeerd om studenten van verschillende conservatoria en van

verschillende instrumenttypes te spreken. Dat is goed gelukt: ik heb zangers, harpisten, een celliste, een fluitiste, een klarinettiste en een koordirectiestudent, afkomstig van de volgende conservatoria: Codarts Conservatorium van Rotterdam, Conservatorium van Amsterdam, Artez Conservatorium Zwolle, Prins Claus Conservatorium Groningen, Koninklijk Conservatorium Den Haag en het conservatorium van Utrecht. Een deel van de interviews is gedaan tijdens het Internationaal Harpconcours in Utrecht. Een concours is bij uitstek een plek waar zenuwen toeslaan. De

festivalorganisatie was zo vriendelijk om mij vrij toegang te geven tot concoursdeelnemers, juryleden en conservatoriumdocenten. Bovendien werd er tijdens het festival een lezing en workshop ‘Omgaan met podiumangst’ georganiseerd, gegeven door Martine van der Loo. Ik heb een aantal deelnemers aan deze lezing en workshop kort kunnen interviewen.

Via Martine van der Loo ben ik in contact gekomen met een cliënt van haar, Rozemarijn. Zij was bereid in een interview te vertellen over haar podiumangst, haar ervaringen op het conservatorium en over de behandeling die ze kreeg van Martine.

Esther van Fenema heeft geprobeerd een patiënt te vinden die bereid was zijn of haar verhaal aan mij te doen. Helaas was er geen cliënt die mee wilde werken.

Ook heb ik interviews gehouden met professionele musici die al langer in het vak zitten, om een beeld te krijgen hoe de problemen zich in de loop der jaren kunnen ontwikkelen, en hoe ze

terugkijken op hun eigen opleiding.

Omdat veel problemen al beginnen tijdens een studie aan het conservatorium, heb ik het Hoofd Klassiek van het conservatorium van Amsterdam gevraagd zijn visie te geven op het aandeel van het conservatorium in deze problematiek.

Ik realiseer me dat er ook musici zijn die niet met deze problematiek te maken krijgen. Zij worden door hun docent mentaal goed begeleid, hebben die begeleiding minder nodig dan andere

studenten, of zijn van nature minder gevoelig voor psychische problemen.

Om de grootte van het probleem in kaart te krijgen, gebruik ik de cijfers uit de onderzoeken en de cijfers die ik van Esther van Fenema en Martine van der Loo heb gekregen.

2.2 Werkwijze en verantwoording

(6)

conservatorium-6 studenten uit mijn nabije omgeving waren vrijwel zonder uitzondering erg te spreken over het feit dat er eens aandacht werd besteed aan de schaduwzijde van de muziekwereld. Maar buiten die kring van vrienden en bekenden bleef het angstvallig stil. De enkeling die reageerde werd pas

gerustgesteld als ik uitvoerig mijn invalshoek, plan van aanpak en motivatie uit de doeken deed. Niet geheel onbegrijpelijk, omdat het om zeer persoonlijke ervaringen gaat. Bovendien merkte ik dat studenten bang waren dat praten over onzekerheden, angsten en psychische problemen hun carrière nadelig zou beïnvloeden. Ik heb de studenten de mogelijkheid geboden om niet met volledige naam, instrument en studiestad genoemd te worden. De meeste studenten hadden uiteindelijk geen probleem herkenbaar op de radio te komen. De reden dat studenten mee wilden werken aan deze documentaire, was voornamelijk dat ze het belangrijk vonden dat de problemen eens aan het licht zouden komen. Vaak waren deze studenten heel genuanceerd in hun uitspraken en bedachtzaam bij het kiezen van hun woorden. Soms deden studenten uitspraken waar ze later spijt van kregen. Gezien hun onervarenheid in de omgang met de media, heb ik die betreffende quotes niet opgenomen in de documentaire.

Tijdens het zoeken naar musici voor in mijn documentaire, viel me op dat er vooral veel vrouwen bereid waren om hun verhaal te doen, en onder hen veel zangers. Een verklaring heb ik daar niet voor, anders dan dat vrouwen wellicht makkelijker praten over dingen die hen dwars zitten dan mannen. Psychische problemen komen wel degelijk voor bij mannelijke musici en bij alle instrumentsoorten, blijkt uit navraag bij Esther van Fenema en Martine van der Loo.

(7)

7

3.

Welke psychische problemen zijn vakspecifiek voor

musici?

De psychische problemen die bij musici voorkomen zijn divers. Dat bleek al uit mijn eigen rondvraag onder conservatoriumstudenten. Veel studenten erkenden dat ze het niet altijd makkelijk vonden om met de mentale druk op het conservatorium om te gaan, maar dat uitte zich vaak op verschillende manieren. In dit hoofdstuk zal ik de verschillende klachten die voorkomen onder musici bespreken. Psychiater Esther van Fenema definieert een ‘psychische klacht’ als volgt: “Psychische klachten, daar moet je aan denken als er sprake is als er een negatief effect is op je dagelijks functioneren, dus als je dagelijks functioneren er echt onder lijdt, of als je er zelf echt significant onder lijdt.”4

Podiumangst is het bekendste en meest voorkomende probleem onder musici. Podiumangst valt volgens het classificatiesysteem DSM-IV-R uit de psychologie onder het kopje ‘sociale fobie’. Net als bij andere sociale fobieën is er bij podiumangst sprake van een “enorme angst om in het openbaar iets te gaan doen, waarbij je het risico loopt om af te gaan, om bekritiseerd en beoordeeld te worden door anderen.” Psychiater Esther van Fenema. “Die angst kan zo groot zijn (…) dat je het zelfs gaat vermijden.”5

Er is dus sprake van iets anders dan ‘gezonde zenuwen’, die vaak als positief gezien worden, en kunnen bijdragen aan het leveren van een optimale prestatie. Podiumangst kan al weken vóór een bepaald optreden opspelen, zich tijdens een repetitie voordoen, of alleen al bij de gedachte aan het geven van een concert opkomen.

Podiumangst manifesteert zich op twee gebieden. Ten eerste zijn er lichamelijke verschijnselen, zoals een oppervlakkige ademhaling, een snelle hartslag, transpireren, trillen of misselijkheid. Ten tweede komt de angst komt via de gedachtes naar boven. Het zijn vaak gedachtes die te maken hebben met een gevoel van onkunde of angst voor falen.6 Beide uitingen van angst beïnvloeden elkaar: het hebben van zweethanden kan leiden tot extra faalangst, omdat het een ernstige belemmering kan zijn in het bespelen van een instrument. En gedachtes aan falen of andere

negatieve cognities kunnen bepaalde fysieke reacties veroorzaken.7 Van Fenema: “Podiumangst kan zo heftig zijn, dat je tijdens het optreden last kan hebben van een paniekaanval. (…) mensen hebben soms het gevoel dat ze gek worden, dat ze een hartaanval krijgen.”8

De gevolgen van podiumangst kunnen groot zijn. Martine van der Loo zei in mijn interview met haar: “Het grootste, naarste gevolg is dat je moet stoppen met je vak. (…) Dat je het niet meer kunt opbrengen.”9 In andere gevallen kan het plezier in musiceren verdwijnen, of heeft de angst een negatief gevolg op de geleverde prestatie. Als gevolg van zo’n slechte prestatie wordt vaak het zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde van de musicus beschadigd. Psychiater Esther van

Fenema spreekt daarom ook van een vicieuze cirkel: “(…) dat ze bang zijn om op te treden, dat je dan fysieke verschijnselen krijgt, je gaat wat trillen, zweten, waardoor het allemaal wat minder gaat. Dan krijg je negatieve cognities, gedachtes, die dan natuurlijk de kop op steken. Van: ‘Zie je wel, ik kan het niet.’ En dan gaat het weer wat minder. En dan krijg je een hele vicieuze cirkel die uiteindelijk kan ontaarden in disfunctioneren.”10

4

Interview met Esther van Fenema, psychiater en oprichtster van de Muziekpoli in het LUMC, 11.03.2010.

5

Idem.

6 Pim Wippoo en Liesbeth Citroen-Warners, Podiumangst (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 1998) 21. 7

Idem.

8

Interview met Esther van Fenema, 11.03.2010.

9

Interview met Martine van der Loo,psycholoog met een praktijk voor musici, 7.04.2010.

10

(8)

8

3.1 Welke psychische problemen bij musici worden beschreven in de

vakliteratuur?

Het aantal onderzoeken en artikelen over dit onderwerp is zeer beperkt. De literatuur die over psychische problemen bij musici te vinden is, gaat grotendeels over podiumangst en het gebruik van bètablokkers.

Jacqueline Nubé schreef het artikel ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’, gepubliceerd in het

Nederlandsch Tijdschrift voor de Psychologie.11 In het artikel wordt een schets van het fenomeen podiumangst gegeven. Daarbij worden de fysieke, psychomotorische en cognitieve aspecten belicht. Over andersoortige klachten bij musici rept Nubé niet, wel geeft ze aan dat uit een onderzoek onder 4025 leden van het ICSOM (International Conference of Symphony and Opera Musicians), waarvan 2122 leden de vragenlijst beantwoordden, 76 procent aangaf affectieve problemen te hebben bij de uitvoering van hun vak. Daarvan zou 24 procent te wijten zijn aan podiumangst. Dat betekent dat een groot gedeelte van de ondervraagde musici met andere klachten dan podiumangst rondloopt. Welke klachten dat zijn wordt niet belicht.

Pim Wippoo en Liesbeth Citroen schreven een boek over podiumangst.12 In dit boek worden zowel de lichamelijke aspecten, persoonlijkheidskenmerken van musici en maatschappelijke factoren die bij kunnen dragen aan het ontstaan van podiumangst uiteengezet.

In opdracht van het Convenant Podiumkunsten deed Marc Stotijn een literatuuronderzoek naar blessures bij musici, de risico’s van het beroep en preventiemodellen.13 Een groot gedeelte van dit onderzoek is gewijd aan lichamelijke klachten. Het aantal musici met een blessure is erg groot. Maar ook psychische aspecten van het vak komen in het onderzoek aan bod. Onder het kopje ‘de

specifieke factoren van psychosociale belasting voor musici; emotionele belasting / angsten’, worden de volgende punten genoemd:

- Podiumangst

- Angst om fouten te maken - Gezichtsverlies / afgaan / gêne

- Fysiek (nog) betrouwbaar? Gebrek aan zelfvertrouwen op hogere leeftijd. - Angst voor bibberende strijkstok, droge mond, black out.

- Angst voor fysieke problemen / blessures - Angst voor gehoorbeschadiging

- Angst voor ziekte en verlies van beroepsvaardigheden - Angst voor voortijdige uitval door blessure

- Angst / bezorgdheid om instrument / stem (als enige expressiemogelijkheid), functioneert de stem goed?

- Vervoerschade

- Bezorgdheid over beschadiging, diefstal of verlies van instrument, schade door ventilatie / air conditioning, droge lucht

- Angst om te laat te komen (heeft grote consequenties dus levert voortdurend druk) - Angst voor baanverlies (verlies van sociale identiteit).

11

Jacqueline Nubé, ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’, Nederlandsch Tijdschrift voor de Psychologie 49 (1994)2: 71-77.

12

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 9-157. 13

(9)

9

3.2 Met welke klachten komen musici bij de muziekpoli in het LUMC?

In de zomer van 2008 richtte violiste en psychiater Esther van Fenema in het Leids Universitair Medisch Centrum een ‘Muziekpoli’ op. Een polikliniek voor podiumkunstenaars, met name musici, die rondlopen met psychische klachten die samenhangen met hun beroep.

Op de vraag welke klachten zij behandelt, antwoordt Van Fenema: “De bekendste is natuurlijk de podiumangst. Maar ik zie ook veel mensen met een depressie of verslavingsproblematiek. En

persoonlijkheidsproblematiek, en dat wil zeggen dat mensen problemen ervaren met hoe ze met zichzelf en de wereld om zich heen omgaan. En ook musici met posttraumatische stressstoornissen. Dan moet je denken aan mensen die bijvoorbeeld (…) een heel nare ervaring hebben meegemaakt op een podium tijdens een auditie of een concert, en daar eigenlijk nog continu last van houden, in zo’n mate dat ze invaliderend angstig zijn om te moeten spelen.”14

Op de website van de Muziekpolistaat de volgende beschrijving van klachten waarmee musici kunnen aankloppen bij de kliniek: “Dit kunnen klachten zijn zoals podiumangst, depressiviteit, angsten, stress, gevoelens van leegheid en onzekerheid. Deze aandoeningen hebben op hun beurt weer een negatieve wisselwerking op elkaar, op het ontstaan van lichamelijke klachten en op het algemeen en beroepsmatig functioneren.”15 Op de website staan ook enkele casussen, zoals:

Patiënt B. schnabbelt regelmatig in beroepsorkesten. Tijdens een recent optreden overviel hem plotseling en zonder aanleiding de angst dat hij gek zou worden of dood zou gaan. Hij kreeg last van transpireren, trillende handen en was niet in staat om verder te spelen. Hij heeft nog een aantal keren geprobeerd om op te treden, maar de angst voor deze aanvallen werd zo sterk dat hij het niet meer kon opbrengen en zich heeft

ziekgemeld.16

Uit bovenstaand voorbeeld is af te lezen hoe de ernstig de gevolgen van mentale klachten voor musici kunnen zijn. De problemen kunnen zo erg zijn dat een musicus tijdelijk moet stoppen met zijn vak, zoals bij patiënt B. het geval was.

14

Interview met Esther van Fenema, 11.03.2010.

15

http://www.lumc.nl/home/0001/12556/19997/90706001350185, 04-02-2010.

16

(10)

10

4.

Hoeveel komen deze psychische klachten bij musici

voor?

De cijfers uit de verschillende onderzoeken naar psychische klachten bij musici lopen erg uiteen. De meeste onderzoeken gaan bovendien alleen over podiumangst, of over het gebruik van bètablokkers. De belangrijkste verklaring voor de verschillen in cijfers is dat er met verschillende definities wordt gewerkt. “Gezien de verschillende interpretaties die aan het begrip podiumangst gegeven (kunnen) worden, zeggen getallen niet heel veel. Podiumangst is voor een groot deel een subjectieve

beleving.”17

Wippoo en Citroen houden in hun boek de volgende getallen aan: 20-50 procent van de

podiumkunstenaars heeft volgens hen last van podiumangst. Zij halen ook een Brits onderzoek onder 1600 professionele orkestmusici aan, waarbij wordt uitgegaan van maar liefst 70 procent, waarbij de musici zodanig last hebben van podiumangst dat de kwaliteit van het spel eronder lijdt.18

Stotijn haalt in zijn literatuurstudie een onderzoek aan van Van Kemenade en Van Son uit 1994, waarin gesproken wordt van 59 procent van Nederlandse orkestmusici met last van podiumangst. Van de Nederlandse orkestmusici zou 32 procent medicatie gebruiken tegen podiumangst, waarvan 21 procent bètablokkers en 11 procent tranquilizers.19

De cijfers die psycholoog Martine van der Loo noemt hebben ook betrekking op orkestmusici. Daarvan zou 60 procent aangeven last te hebben van podiumangst. Twintig procent daarvan zegt ernstig te worden belemmerd door die angst. Veertig procent zegt helemaal geen last te hebben van podiumangst.20

Psychiater Esther van Fenema durft geen harde uitspraken te doen, maar gaat bij het aantal musici met ‘invaliderend last van podiumangst’ uit van 30 procent. Zij schat bovendien dat de helft van de patiënten van haar polikliniek met ándere klachten dan podiumangst komt. 21

Zoals in het vorige hoofdstuk al even is aangehaald, blijkt uit een grootschalig onderzoek onder leden van het ICSOM(International Conference of Symphony and Opera Musicians) dat van de 76 procent die aangaf affectieve problemen te hebben bij de uitvoering van hun vak, slechts 24 procent van deze problemen toeschreef aan podiumangst.22

De andere problemen die voorkomen bij musici, worden niet genoemd in bovenstaand onderzoek, maar zijn wel opgenomen in het literatuuronderzoek van Marc Stotijn. “Depressiviteit, angsten, gevoelens van leegheid en onzekerheid komen naast PRMD (Playing Related

Musculoskeletal Disorders, oftewel fysieke klachten, BdJ.) veel voor. Samen met podiumangst komt uit de literatuur het beeld van een torenhoge psychische belasting naar voren.”23 Vergeleken bij niet-musici komen klachten als neerslachtigheid, leegheid en moeheid tot tweemaal vaker voor bij musici.24

Stotijn constateert ook een samenhang tussen fysieke klachten, zoals blessures, en het psychisch welzijn. Musici met fysieke problemen vertonen volgens hem “een verhoogde mate van angst en depressiviteit”.25 Een verklaring hiervoor is te vinden in het feit dat 79 procent van de musici hun

17

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 27.

18

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 28.

19

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 20.

20

Interview met Martine van der Loo, 7.04.2010.

21 Interview met Esther van Fenema, 11.03.2010. 22

Jacqueline Nubé, ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’, Nederlandsch Tijdschrift voor de Psychologie 49 (1994)2: 71.

23

Marc Stotijn, Gevaarlijk spel, risico’s op het podium, 7.

24

Ibidem, 21.

25

(11)

11 eigenwaarde direct meet aan hun prestaties.26 Het niet meer, of niet meer goed kunnen spelen door een blessure, heeft daarom vaak direct invloed op de psychische gesteldheid. Andersom heeft stress ook een directe invloed op de fysieke gesteldheid en vergroot het de kans op blessures.

In het literatuuronderzoek van Marc Stotijn is te lezen dat bij 70 procent van de musici stress een negatief effect op het spel heeft. Bij 16 procent van deze groep gebeurt dat meer dan eens per week.27

De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van bètablokkers, een medicijn dat gebruikt wordt om de fysieke aspecten van stress, zoals trillen, snelle hartslag of onrustige ademhaling te onderdrukken, kan ook een indicatie zijn voor de grootte van het probleem. Ook hierbij lopen de resultaten van de verschillende onderzoeken uiteen.

Uit het eerder aangehaalde onderzoek onder de leden van het ISCOM, blijkt dat 30 procent van de musici regelmatig medicijnen zoals bètablokkers slikt tegen de spanning. Hiervan neemt 19 procent de medicijnen dagelijks, 11 procent regelmatig en 70 procent onregelmatig.28

Onder de Nederlandse orkestmusici zou het aantal gebruikers dat tijdens audities, repetities en uitvoeringen regelmatig iets slikt op 32 procent liggen. Zes procent doet dat regelmatig, de rest alleen af en toe.29 In het rapport van Marc Stotijn wordt uitgegaan van 27-30 procent.30 Martine van der Loo heeft op twee conservatoria onderzoek gedaan naar het gebruik van bètablokkers. Op het conservatorium van Utrecht gebruikte 19 procent van de studenten regelmatig bètablokkers. In Den Haag lag dat aantal nog een stuk hoger, op 49 procent.

Mogelijk zijn de genoemde cijfers aan de lage kant, aangezien er in de muziekwereld een groot taboe rust op het gebruik van bètablokkers.31 Het slikken van pillen staat volgens sommigen gelijk aan te weinig talent hebben of ongeschikt zijn voor het vak. Musici deinzen er daarom vaak voor terug om toe te geven dat ze deze pillen slikken.

De tabel op de volgende pagina komt uit het rapport van Marc Stotijn.32 Uit de tabel is af te lezen hoe groot het percentage is van musici dat met bepaalde problemen rondloopt. Per onderzoek is af te lezen wat de uitkomst is geweest. Omdat niet alle onderzoeken zich op alle vormen van psychische klachten hebben gericht, zijn sommige vakken niet ingevuld. Doordat verschillende

onderzoeksmethodes zijn gebruikt, lopen de cijfers erg uiteen.

26

Jacqueline Nubé, Beta Blockers and Performing Musicians (Amsterdam: Universiteit van Amsterdam 1995) 21.

27

Marc Stotijn, Gevaarlijk spel, risico’s op het podium, 123.

28 Jacqueline Nubé, ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’, Nederlandsch Tijdschrift voor de Psychologie 49

(1994)2: 71. 29

Myrna Tinbergen, ‘Met een pil het podium op’, Psychologie, 28-04-1996, 25.

30

Marc Stotijn, Gevaarlijk spel, risico’s op het podium, 7.

31

Ibidem, 254.

32

(12)
(13)

13 Fysieke spanning slechtere prestatie Negatief gevoel over zichzelf Meer podiumangst

5.

Welke oorzaken liggen er aan de problemen ten

grondslag?

In mijn interview met Michel Dispa, het Hoofd Klassiek van het Conservatorium van Amsterdam, gaf hij aan dat podiumangst naar zijn idee voor een groot deel voorkomt uit te weinig studeren en een slechte voorbereiding. “Iemand die een uur per dag studeert (…) heeft in de regel veel meer last van podiumstress dan iemand die zes of zeven uur per dag studeert (…). Op het moment dat je (…) van elke milliseconde weet wat je doet (…) dan is de kans of het risico op niet stuurbare zenuwen (…) veel en veel kleiner, zo niet afwezig.”33

Psycholoog Martine van der Loo erkent dat een goede voorbereiding belangrijk is, maar spreekt tegen dat dit alle podiumangst weg kan nemen. Op mijn vraag welke vooroordelen er zijn over podiumangst, antwoordt ze: “Dat je geen talent genoeg hebt (…), je persoonlijkheid is niet sterk genoeg (…), je bent niet in staat om dit vak te doen. Of je studeert niet genoeg, je doet er niet genoeg moeite voor.”34

Dat er sprake zou zijn van onvoldoende talent, wordt weerlegd door de voorbeelden van beroemde musici zoals Pablo Cassals, Maria Callas, Vladimir Horowitz en Yehudi Menuhin, die kampten met enorme podiumangst.35

Angst wordt volgens Wippoo en Citroen vanaf drie kanten opgebouwd. In de eerste plaats spelen persoonlijkheidskenmerken mee, zoals de aanleg om angstig te worden. Ook de mate van

taakbeheersing heeft invloed op de hoeveelheid angst. Zoals het Hoofd Klassiek al aangaf: hoe beter je je taak beheerst, hoe minder nerveus je bent. Ten derde is de mate van omgevingsstress, zoals hoge sociale druk, van belang.36

Ook in deMuziekpoli wordt uitgegaan van zowel persoonlijkheids- als omgevingsfactoren: “De dysbalans tussen psychosociale druk (omgevingsfactor, BdJ) en belastbaarheid

(persoonlijkheidskenmerk, BdJ) van podiumkunstenaars leidt regelmatig tot fysieke en psychische klachten.”37

De fysieke en psychische klachten hangen vaak samen, en beïnvloeden elkaar. Wanneer een musicus door een fysiek probleem minder goed presteert, kan daardoor het zelfvertrouwen afnemen, de stress toenemen en podiumangst groter worden. Andersom kan door psychische spanning de spierspanning toenemen waardoor sneller blessures ontstaan, de prestatie verslechtert en de psychische klachten vervolgens toe kunnen nemen. Door deze wederzijdse beïnvloeding kan gemakkelijk een vicieuze cirkel ontstaan.

Als je kijkt naar het moment waarop de klachten ontstaan, dan zijn er twee momenten in de carrière van een musicus waarin dat opvallend vaak gebeurt. Eén moment is tijdens de opleiding. “Dat heeft dan toch met

de stress van de opleiding, de druk te maken.”38 Martine van der Loo krijgt voornamelijk conservatoriumstudenten in haar praktijk. Zij verklaart het ontstaan van problemen tijdens de

33 Interview met Michel Dispa, Hoofd Klassiek van het Conservatorium van Amsterdam, 15-03-2010. 34

Interview met Martine van der Loo, 7.04.2010.

35

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 12.

36

Ibidem, 25.

37

(14)

14 opleiding mede door het feit dat studenten vóór ze aan de opleiding begonnen vaak de beste van de muziekschool waren, “en dan kom je op het conservatorium en dan zie je ineens allemaal mensen om je heen die heel goed zijn en nog veel beter spelen. Dus je wordt er wat onzeker van, en dan komt het erop aan hoe je daarmee omgaat, hoe stevig je in je schoenen staat. Dat eerste jaar, daar beginnen de problemen eigenlijk een beetje.” Het andere moment dat er klachten ontstaan is vaak juist als musici wat ouder worden. Esther van Fenema: “Je bent minder flexibel, de druk van mensen die jonger zijn en beter zijn wordt duidelijker gevoeld.”

Om een overzichtelijk beeld te krijgen van mogelijke oorzaken van de psychische klachten bij musici, zal ik de omgevingsfactoren en de persoonlijkheidskenmerken los van elkaar bespreken.

5.1 Welke omgevingsfactoren spelen een rol?

Afhankelijk van het stadium waarin een musicus verkeert, kunnen verschillende omgevingsfactoren bijdragen aan het ontstaan van psychische problemen. Het is onmogelijk om een volledig overzicht van oorzaken te geven, maar ik zal een aantal belangrijke punten bespreken.

De meest genoemde stressfactoren onder professionele musici zijn “de competitieve sfeer, de niet-sociale en onregelmatige werktijden, het vele reizen, het onder voortdurende druk van critici, publiek en producers staan, de slechte betaling, en de directe fysieke stress.”39 Deze factoren kunnen direct of indirect invloed hebben op bijvoorbeeld podiumangst. Er zijn veel minder banen dan dat er afgestudeerde musici zijn, zeker als het gaat om orkestplaatsen. In een interview met deVolkskrant

legt psychiater Esther van Fenema uit waarom het zo’n stressvol vak is: “Beroepsmusici moeten altijd een topprestatie leveren, leggen hun hele ziel en zaligheid in de muziek. De werkomstandigheden zijn onregelmatig, de betaling is laag en er zijn beperkte doorgroeimogelijkheden. De concurrentie, ook binnen een orkest, is zwaar. Musici met een kwetsbaar zelfbeeld zijn als de dood dat anderen horen dat ze een fout maken. Na één valse noot kunnen ze soms nachten niet slapen of durven zelfs de straat niet meer op.”40

Zangeres Mathilde Santing erkent dat er veel zaken zijn waar je als musicus onder kan lijden. “Je kan er heel erg onder lijden dat de stress te hoog is, dat mensen jou niet goed genoeg vinden of jou stom vinden, (…) je kan ook lijden onder het feit dat je zelf niet in shape bent, dat je fouten maakt of oververmoeid bent of te gestrest. (…) Waar je ook bijvoorbeeld heel erg aan kan lijden, is dat

niemand naar je luistert, dat mensen door je heen praten.”41

Zoals eerder besproken vormen lichamelijke klachten ook een grote bron van psychische problemen. Dat kunnen blessures zijn, RSI-klachten, pijnklachten tijdens of na het spelen. Deze factoren kunnen de prestaties van een musicus negatief beïnvloeden, waardoor extra stress of podiumangst kan ontstaan. Er is vaak sprake van een wisselwerking tussen psychische en fysieke klachten, waarbij een vicieuze cirkel kan ontstaan.

Factoren die tijdens een opleiding kunnen zorgen voor stress en angsten, zijn onder meer de voortdurende confrontatie met fouten en imperfecties, de concurrentie tussen studenten onderling, en zware beoordelingsmomenten. Vaak is de kritiek op zulke momenten hard en streng en zijn er consequenties gebonden aan een slechte prestatie, zoals het niet over gaan naar een volgend jaar.

38

Interview met Esther van Fenema, 11.03.2010.

39 Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 29.

40

Lizanne Schipper, ‘Dokter in de orkestbak,’ Volkskrant Banen, 15-12-2009, 8.

41

(15)

15

5.2 Welke persoonlijkheidskenmerken spelen een rol?

Niet alleen de omgeving speelt een rol in het ontstaan van psychische problemen bij musici. Ook de persoonlijkheidsstructuur van de musici zelf kan hieraan bijdragen.

Kinderen die op jonge leeftijd beginnen met een instrument en daar serieus mee bezig zijn, lopen het risico een ‘outsider’ te worden. Door de vele uren van meestal eenzame studie en oefening zou het kind tot op zekere hoogte eenzamer opgroeien dan andere kinderen. Dat stelt Jacqueline Nubé in het artikel ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’.42 Mathilde Santing vertelt in mijn interview met haar over haar kindertijd: “Ik heb bewust de stilte opgezocht, want er is geen muziek zonder die stilte. En ook het onbespied zijn, en ook in de natuur zijn, dat mysterieuze krachtige van de natuur, en dan die eenzaamheid, en die stilte, en dan de muziek horen in je hoofd. En een beetje dromerig, soms ook verdrietig. Dat ervaren, dat is niet alleen eenzaamheid. Dat is een muzikant die wakker gekust is.”43 Ze wordt daarin bijgevallen door songwriter en zangeres Martha Jane Settler. Martha: “Op het moment dat andere kinderen andere dingen gingen doen, zoals veel uit, of naar de stad, heb ik toch eigenlijk heel veel op mijn kamer gezeten. Heel veel gezongen, buiten heel veel gezongen. Dat je toch geen zin hebt om die dingen allemaal mee te doen.”44

Het eenzamer opgroeien dan andere kinderen zou niet alleen leiden tot een “zich naar binnen keren en een ongewone sensibiliteit, maar wordt tevens, vooral door de invloed van ouder en muziekleraar een onbuigzaam en streng superego gevormd. Hierdoor treden (…) nogal eens

ontwikkelingsstoornissen op en blijken musici vaker neurotische tendensen, identiteitsproblemen en narcistische karaktertrekken te vertonen dan niet-musici.”45

Ook Wippoo en Citroen hebben het over het risico op het vormen van een streng en rigide superego door het optreden van ouder en muziekleraar, waarbij het kind gefixeerd raakt op de waarden van die twee belangrijke volwassenen.46 En zij erkennen ook de kans op het ontstaan van een uitzonderingspositie ten opzichte van vriendjes, met sociale onhandigheden en sociale angsten tot gevolg.47 Op het conservatorium zijn vrienden tegelijkertijd vaak ook concurrenten, wat de sociale omgang ook ingewikkeld kan maken.48

Antony E. Kemp deed uitgebreid onderzoek naar de persoonlijkheidsstructuur van musici. Volgens zijn theorie is het hebben van muziekonderwijs op jonge leeftijd inderdaad van invloed op de persoonlijkheid. Als resultaat van zelfkritisch zijn, zelfstandig studeren, met kritiek omgaan en muziek inwendig voorstellen zouden veel musici introverter zijn dan andere mensen. Dat hangt samen met de theorie dat introverte mensen minder prikkels nodig hebben en betere concentratie kunnen opbrengen en dus minder snel verveeld zijn door monotone taken, zoals urenlang studeren op één passage. 49 Dat maakt introverte mensen geschikter voor het spelen van een instrument. Mensen die in hoge mate introvert zijn, zouden bovendien beter zijn in de fijne motoriek. Maar zij zijn ook kwetsbaarder voor stresssituaties en podiumangst.50

Zowel Van der Loo als Van Fenema spreken van een ‘kip of het ei’-verhaal. Zijn mensen die van aanleg sensitief zijn sneller geneigd om iets creatiefs te gaan doen, of worden mensen sensitiever

42

Jacqueline Nubé, ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’, Nederlandsch Tijdschrift voor de Psychologie 49 (1994)2: 73.

43

Interview met zangeres Mathildes Santing, 20.05.2010.

44

Interview met songwriter en zangeres Martha Jane Settler, 20.05.2010.

45

Jacqueline Nubé, ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’, Nederlandsch Tijdschrift voor de Psychologie 49 (1994)2: 73.

46 Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 49. 47

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 52.

48

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 58. 49

Anthony E. Kemp, The Musical Temperament. Psychology and Personality of Musicians (New York: Oxford University Press, 1996) 50.

50

(16)

16 door te musiceren? Vast staat in ieder geval dat de gemiddelde musicus vanuit zijn

persoonlijkheidsstructuur meer aanleg heeft om psychische klachten te ontwikkelen dan niet-musici. In haar interview met de Volkskrant zei psychiater Esther van Fenema over de persoonlijkheid van musici: “Ik wil niet de hele beroepsgroep pathologiseren, maar professionele musici zijn vaak obsessieve en perfectionistische mensen. Heel streng voor zichzelf en totaal gefocust op één ding; daarom spelen ze zo goed. Maar het levert wel stress op en dat brengt weer vaker dan gemiddeld depressies, angststoornissen en verslavingen met zich mee.”51 Perfectionisme helpt dus om ‘het beste uit jezelf te halen’, maar kan ook een oorzaak zijn voor het ontwikkelen van psychische

klachten. Perfectionisme wordt vaak gestimuleerd door een hyperkritische docent. Studenten nemen deze houding snel over. 52

Het is al eerder genoemd: bij bijna 80% van de conservatoriumstudenten bestaat er een ongezonde verhouding tussen het zelfvertrouwen en de mate van succes, de geleverde prestaties.53 Als studenten een keer slechter presteren, tast dat vaak rechtstreeks hun zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde aan.

Antony E. Kemp onderscheidt twee gedragspatronen die je vaak terugvindt op de conservatoria. Aan de ene kant heb je de ‘prima donna-houding’, waarbij iemand het gevoel heeft in een opwaartse spiraal van succes te zitten, zich daardoor zekerder gaat voelen en ook meer succes heeft. Het andere gedragspatroon is daar tegengesteld aan. Angstgedachten leiden tot onder andere zelfkritiek en gevoelens van incompetentie, die meer angst en een slechtere prestatie tot gevolg hebben, waardoor het zelfbeeld wordt aangetast.54

51

Lizanne Schipper, ‘Dokter in de orkestbak,’ Volkskrant Banen, 15-12-2009, 8.

52

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 38.

53

Anthony E. Kemp, The Musical Temperament, 106.

54

(17)

17

6.

Hoe wordt er op de conservatoria met deze problemen

omgegaan?

Zowel Van der Loo als Van Fenema erkennen dat het conservatorium een plek is waar veel van de psychische problemen bij musici beginnen. Studenten komen van een muziekschool of lespraktijk waar ze tot de beteren behoorden en krijgen dan op het conservatorium te maken met mensen die minstens zo goed, of veel beter zijn. Ze worden voortdurend geconfronteerd met wat ze nog niet kunnen. Dat gebeurt in een concurrentievolle omgeving waarbij ze voortdurend worden beoordeeld en bekritiseerd. Die omgevingskenmerken kunnen, zeker in combinatie met bepaalde

gedragsstructuren, leiden tot mentale klachten bij de studenten. Van der Loo ziet het als

verantwoordelijkheid van de conservatoria om de studenten ook op mentaal vlak te begeleiden. “Als je ziet wat conservatoria tegenwoordig schrijven, hoe goed ze zijn en wat voor prachtige leerlingen ze afleveren, dan vind ik dat je op alle gebieden wat te bieden moet hebben.”55

Dat aandacht voor de mentale gesteldheid van studenten van belang is, wordt ondersteund door Jacqueline Nubé, in het artikel ‘Met een pil het podium op’. Nubé: “Vooral mentale training is erg belangrijk en dat moet al beginnen op de conservatoria.”56

Maar niet iedereen denkt daar zo over. Wippoo en Citroen wijzen erop dat veel musici bang zijn voor een contraproductief effect, wanneer professionele hulp gezocht wordt. Uit een onderzoek onder studenten blijkt dat zij liever professionele hulp vermijden, “vanuit het idee dat het hebben van een emotioneel conflict juist nodig is” om tot creatieve daden te komen.57

6.1 Hoe gaat het conservatorium met deze problemen om?

Om te horen hoe vanuit het conservatorium tegen deze problematiek wordt aangekeken, heb ik gesproken met het Hoofd Klassiek van het Conservatorium van Amsterdam, Michel Dispa. Ik ben me ervan bewust dat het Conservatorium van Amsterdam niet exemplarisch gebruikt kan worden voor alle conservatoria in Nederland. De conservatoria verschillen van elkaar in de mate waarop er aandacht is voor de mentale aspecten van de opleiding.

Ik confronteerde Michel Dispa met de cijfers uit eerder genoemde onderzoeken naar

podiumangst en het gebruik van bètablokkers onder musici. Dispa trok de cijfers in twijfel en vroeg zich af “hoe men precies tot die getallen gekomen was.”58 Hoe hoog het aantal studenten is dat op het Conservatorium van Amsterdam met dergelijke problemen rondloopt, wist hij niet. “Het zijn erg vertrouwelijke aspecten (…), de schooldecaan heeft (…) wel een beeld van hoe ernstig of hoe niet ernstig het is onder muziekstudenten op ons conservatorium van Amsterdam.” Refererend aan de genoemde cijfers zei hij: “Het zou me verbazen als het in deze mate voor zou komen.”

Dispa legt uit wat er in Amsterdam gebeurt aan mentale begeleiding van studenten: “Er is een schooldecaan waar studenten met problemen naartoe kunnen. Verder krijgen studenten in het eerste jaar een cursus ‘oriëntatie op studie en beroep’, waarin ook het hebben van een gezonde leefstijl wordt behandeld. Podiumvaardigheden – hoe zit of sta je op het podium, hoe ga je met je eigen persoonlijkheid om op het podium – komen ook aan bod. Voor tweedejaars en derdejaars is er in de vrije ruimte een keuzevak ‘Podiumvaardigheden’, waarin het doel is om eventueel aanwezige

55

Interview met Martine van der Loo, 7.04.2010. 56

Myrna Tinbergen, ‘Met een pil het podium op’, Psychologie, 28-04-1996, 24-25.

57

Wippoo en Citroen-Warners, Podiumangst, 106.

58

(18)

18 podiumangst weg te nemen. Er is aandacht voor de fysieke gezondheid, blessures en er is een

schoolpsycholoog. Daar kun je heen via een verwijzing van de decaan.”59

Niet iedereen binnen de conservatoriumwereld ziet heil in zo’n cursus Podiumvaardigheden. Bart van Oort, forte-pianist en docent aan het conservatorium van Den Haag: “Er zijn conservatoria, in Den Haag onder andere, waar wel degelijk cursussen worden gegeven voor studenten, dan moet je natuurlijk wel studenten hebben die dat willen gaan doen. Het blijkt uit de praktijk dat heel weinig dat doen. Het fenomeen van het ontkennen van problemen dat is daar eigenlijk al actief. (…) Als je naar zo’n cursus zou moeten, dan moet je er doorheen, dan moet je er wat mee gaan doen, en dat is heel bedreigend.”60

“We leggen de verantwoordelijkheid wel primair bij de student neer.” aldus Dispa. De studenten moeten zelf om hulp vragen als ze dat nodig hebben. Van Fenema wijst er net als Bart van Oort op dat musici met problemen vaak eerst lang door blijven lopen met de klachten, voor ze hulp gaan zoeken. De drempel is hoog.61 Ook Van der Loo benadrukt dat er nog steeds een enorm taboe is onder studenten om te praten over psychische problemen.62 Je kunt je dus afvragen of studenten uit eigen beweging hulp zullen zoeken bij een decaan.

Het is volgens Dispa daarom ook de verantwoordelijkheid van de hoofdvakdocent om een goede begeleiding te geven en problemen vroegtijdig te herkennen. “In principe is een Hbo-student

verantwoordelijk voor zijn of haar ontwikkeling, maar als hoofdvakdocent ben je natuurlijk verantwoordelijk voor een optimale begeleiding en opleiding van de student, ook wat betreft het voorkomen en in een vroeg stadium herkennen van problemen.”

Maar ook dat blijkt in de praktijk niet altijd gemakkelijk. Het is per docent erg verschillend hoe op problemen wordt gereageerd. Bovendien heeft de student maar één uurtje hoofdvakles per week, dat in eerste instantie gericht is op het beheersen van het instrument. Niet alle docenten schuiven dat aan de kant, om met hun leerling te praten. Van Fenema: “Het is natuurlijk heel moeilijk om dat van de leraar te vragen, want de docent zelf is ook musicus, en het psychisch coachen van iemand en dat in de gaten houden, ik vraag me af of dat een taak is die voor de leraar weggelegd is. Ik denk niet dat iedereen daar ook de skills voor heeft.”63

Martha Jane Settler, tot voor kort docent aan het Conservatorium van Amsterdam, erkent dat probleem. “Ik deed niet te veel op het psychologische vlak, aangezien ik daar niet voor ben opgeleid”.64

Op de suggestie om een mental coach in te stellen, zoals ook in de sportwereld wordt gedaan en zelfs heel normaal wordt gevonden, antwoordt Dispa: Ik denk dat het zeker wat zou zijn om

studenten een mental coach te geven. Ik zie zeker in de hoofdvakdocent voor een deel de mental coach functie (…) maar een intensievere begeleiding zou heel wenselijk kunnen zijn voor een deel van de studenten.” Maar een gebrek aan tijd en geld maakt die oplossing lastig te realiseren.

“Ik denk dat we er meer aan doen dan ooit. (…) Ik zeg niet dat we er voldoende aan doen voor iedereen. Maar dan gaat toch de afweging hoeveel geld, hoeveel studielast, hoeveel studieaandacht, uren voor de student moet je hieraan besteden en dat is zo individueel verschillend.”

In teveel praten over mentale begeleiding schuilt volgens Dispa gevaar. “Op het moment dat je de mentale aspecten gaat noemen zonder dat het echt nodig is, dan is het een beetje het effect van ‘denk niet aan een oranje sinaasappel’, en je ziet één grote oranje sinaasappel voor je.” Oftewel: creëer geen problemen die er niet zijn.

59

Interview met Michel Dispa, Hoofd Klassiek, 15-03-2010.

60

Interview met Bart van Oort, fortepianist en docent aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag, 24-03-2010.

61

Interview met Esther van Fenema, 11.03.2010.

62

Interview met Martine van der Loo, 7.04.2010.

63

Interview met Esther van Fenema, 11.03.2010.

64

(19)

19

6.2 Hoe kijkt de conservatoriumstudent zelf tegen deze problemen en de

rol van het conservatorium aan?

Om een beeld te krijgen hoe de studenten op de Nederlandse conservatoria omgaan met psychische problemen bij het uitoefenen van hun studie, heb ik een aantal studenten geïnterviewd, afkomstig van verschillende conservatoria, met verschillende hoofdvakken en uit verschillende studiejaren. Ook hierbij heb ik niet de illusie om ‘de gemiddelde conservatoriumstudent’ neer te zetten, maar zal ik een aantal verschillende studenten aan het woord laten komen, zodat verschillende meningen gehoord kunnen worden. De verhalen geven iets aan over de manieren waarop studenten tegen psychische problemen aan kijken en ermee omgaan. De studenten geven achtereenvolgens

antwoord op de vraag in hoeverre ze met hun docent over mentale klachten kunnen praten, hoe ze tegen de lessen die over dit onderwerp gegeven worden aankijken, en of ze heil zien in het werk van een mental coach.

Als je psychische klachten hebt, heb je het daar dan over met je hoofdvakdocent?

Lotte (cello, Zwolle): “Nee, eigenlijk niet. De lessen gingen gewoon over cello spelen. En die tijd heb je ook gewoon nodig, want die vier jaar zijn kort, en je hebt maar een uurtje in de week. (…) En dat uurtje hoofdvak in de week is gewoon heel weinig, dus als er iets meer tijd zou zijn, dan zou er misschien iets meer tijd ook zijn voor de docent om daar aandacht aan te besteden. Maar dat zie ik niet gebeuren, want daar is geen geld voor. Er is niemand om daar mee over te praten, niet in de school, niet een vertrouwenspersoon, coach, wat dan ook, nee.”65 Lotte erkent dat het heel erg per docent verschillend is hoe zij met studenten die problemen hebben omgaan.

Lonneke (zang, Rotterdam): “Nee, volgens mij niet, daar was niet echt ruimte voor.” Maar de docent had wel oog voor haar problemen. “Mijn eerste docent heeft mij in therapie gestuurd, dus die zag wel dat er iets aan de hand was en dat was heel fijn.” Lonneke heeft ook een verklaring voor het feit dat lang niet alle docenten oog hebben voor de mentale gesteldheid van studenten. “Wat heel moeilijk is op het conservatorium, is dat conservatoria graag grote namen aantrekken als docent, en dat wil helemaal niet zeggen dat het goede pedagogen zijn.”6667

Carlijn (harp, Den Haag): “Ik krijg voldoende begeleiding van mijn docent.”68

Remy (harp, Utrecht) “Ik heb een hoofdvakdocent, en eigenlijk alle harpisten hier, Erika

Waardenburg, waarmee zo goed als alles besproken wordt, dus dit komt ook aan bod. Die docenten zijn er, er zijn docenten die heel erg op alle vlakken op de hoogte willen zijn en mee willen denken en praten, en er zijn ook docenten die juist meer die afstand bewaren of heel hard kunnen zijn, als een leerling zich kwetsbaar opstelt.”69

Ingrid (zang, Rotterdam) Over haar tijd bij de Havo voor Muziek en Dans, onderdeel van het conservatorium in Rotterdam, zegt Ingrid: “Er was gewoon helemaal niets of niemand die begeleiding gaf hoe je om moest gaan met podiumangst of hoe je moest studeren.”70

65

Interview met Lotte, conservatoriumstudente Cello aan Artez Hogeschool voor kunsten Zwolle, 22-03-2010.

66

Interview met Lonneke, afgestudeerd conservatoriumstudente Zang aan Codarts Hogeschool voor kunsten Rotterdam, 28-03-2010.

67

‘Grote naam’ Mathilde Santing, tot voorkort docent aan het Conservatorium van Amsterdam, erkent dat probleem. “Het is maar zeer de vraag of diegene die veel op het podium gestaan heeft, geschikt is om over te brengen hoe hij dat gedaan heeft. Daar worstel ik zelf ook mee als docent. In hoeverre en hoe kan ik dat? En doe ik dat dan wel goed en is het mogelijk? (…) Maar ik zie op het conservatorium ook heel veel docenten waarvan ik denk: jij hebt zelf te weinig op het podium gestaan om andere mensen te helpen met op het podium terechtkomen.” Interview met zangeres Mathildes Santing, 20.05.2010.

68 Interview met Carlijn, conservatoriumstudente harp aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag,

24-03-2010.

69

Interview met Remy, conservatoriumstudent harp aan de Hogeschool voor kunsten Utrecht, 24-03-2010.

70

(20)

20 Nienke (klarinet, Utrecht): “Nee, je moet echt zelf naar mensen buiten het conservatorium toe om hulp te zoeken, er zijn een aantal docenten die er heel erg mee bezig zijn, maar de meesten besteden daar geen aandacht aan.”71

Zijn vakken zoals een vrijwillige module over podiumangst naar jullie idee afdoende en effectief?

Ingrid (zang, Rotterdam): Ik zou het sowieso een verplicht vak maken. Het is goed dat er wat aandacht aan besteed wordt. Al zou ik zeggen: begin er al mee in het eerste jaar, als mensen binnenkomen, want dan zijn ze vaak nog bleu en onervaren. En ik denk dat als je een goede basis krijgt en daar goed bij begeleid wordt, dat je dat helemaal niet meer nodig hebt in het tweede en derde jaar.”

Lonneke (zang, Rotterdam): “Het moeilijke is dat als je podiumangst hebt, of ergens mee zit, dat er heel veel mensen zijn die dat niet toe willen geven, die daar niet mee bezig willen zijn. Die zullen heus niet zo’n keuzevak kiezen, die raken dan helemaal vast.”

Ardaan (koordirectie, Groningen): “Bij mij in Groningen heb je zoiets dat heet

‘studieloopbaanbegeleiding’. (…) Maar dat is nu een vakje ‘waar je ook nog eens een paar punten voor moet halen, een verhaaltje voor moet schrijven hoe je jezelf zit over vijf jaar. Het is niet duidelijk dat je daarheen kunt gaan als er iets aan de hand is.”72

Zou je wat voelen voor het invoeren van een mental coach, zoals geopperd door psychiater Esther van Fenema en psycholoog Martine van der Loo?

Lotte (cello, Zwolle): “Ja, dat had op sommige momenten mijn opleiding wel wat verlicht. Ik denk wel dat als er zo iemand zou zijn, dat je daar ook geen wonderen van moet verwachten. Het feit dat je moet leren om onder druk te staan, dat blijft een feit, want dat hoort bij het vak denk ik. (…) Het zou wel goed zijn, en niet alleen om de studenten gezond en wel door het conservatorium te loodsen, maar ook om ze voor te bereiden op het vak. (…) Er is natuurlijk wel een decaan, maar die is niet gespecialiseerd in de muziek, daar moet je vooral heen bij ziekte of als je extra studiefinanciering wilt, die gaat echt niet over zulk soort dingen.”

Ingrid (zang, Rotterdam): “Ja, een heel goed plan, iemand die misschien je mee kan nemen vanaf het begin en je kan coachen.”

Dorine (harp, Den Haag): Als antwoord op de vraag of ze behoefte heeft aan meer begeleiding op het conservatorium: “Eigenlijk is dat er helemaal niet vanuit het conservatorium, podiumangst bespreken of wat dan ook, dat zou wel zinvol zijn.”73

In hoeverre studenten met hun hoofdvakdocent kunnen praten over hun problemen, is dus vooral afhankelijk van de docent. Sommige docenten zijn erg betrokken bij de mentale gesteldheid van studenten, andere docenten hebben daar nauwelijks of geen aandacht voor. In een facultatief vak over podiumangst zien de ondervraagde studenten weinig heil. In plaats daarvan zou begeleiding van een mental coach volgens de studenten wel verschil kunnen maken.

71

Interview Nienke, conservatoriumstudente Klarinet aan Hogeschool voor de kunsten Utrecht, 24-03-2010.

72

Interview Ardaan, conservatoriumstudent Koordirectie aan het Prins Claus Conservatorium Groningen, 03-04-2010.

73

(21)

21

7.

Welke oplossingen of maatregelen zijn er mogelijk om

de psychische problemen te beperken of verhelpen?

Zijn de psychische problemen op het conservatorium en in de latere loopbaan te voorkomen of te beperken? En als ze er zijn, op wat voor manier kun je de problemen dan verhelpen?

De verschillende betrokken actoren hebben daar elk hun eigen visie op. In dit hoofdstuk bespreek ik achtereenvolgens de visie van psychiater Esther van Fenema, van psycholoog Martine van der Loo en de verschillende therapieën en behandelmethodes die worden besproken in de vakliteratuur.

7.1 Volgens Esther van Fenema

De behandelmethodes die Esther van Fenema toepast in de Muziekpoli, zijn methodes die ook bij de reguliere behandeling van psychische aandoeningen worden gebruikt. Er kunnen medicijnen

voorgeschreven worden en psychotherapie toegepast. Het grote verschil van de Muziekpoli ten opzichte van andere klinieken, is het feit dat Van Fenema de muziekpraktijk uit eigen ervaring kent. Dat kan de drempel voor musici verlagen om daadwerkelijk hulp te zoeken. Bovendien let Van Fenema goed op de effecten van de medicatie die ze voorschrijft. “Zo kun je van bepaalde antidepressiva trillende handen krijgen, en dat kan natuurlijk echt niet.”74 Ook laat Van Fenema cliënten met bijvoorbeeld podiumangst soms hun instrument meenemen, om te zien wat er gebeurt. “Ik heb een patiënte en die heeft enorme last van podiumangst. Als die haar viool meeneemt, zie je al voor ze haar viool heeft uitgepakt de negatieve gedachtes opkomen: nog maar eens zien of ik het kan, en het zal wel weer niets worden. Je ziet dan dat lichaam eigenlijk verstijven.”75 Van Fenema probeert in haar therapie de negatieve gedachtes om te buigen naar positieve, door zogenaamde cognitieve gedragstherapie.

Om problemen te voorkómen, adviseert Van Fenema een goede voorlichting op het

conservatorium. Het is volgens haar van belang dat studenten weten dat het niet raar is, dat ze niet de enige zijn met problemen. Bovendien moet duidelijk gemaakt worden wat je eraan kunt doen, waar je naartoe moet gaan als je ergens last van hebt. “Ik denk ook dat het belangrijk is dat duidelijk wordt dat je daar niet te lang mee moet blijven rondlopen,”76 bijvoorbeeld als studenten zelf merken dat ze langdurig somber zijn en eet- en slaapproblemen of concentratieproblemen hebben.

Verder kan het conservatorium alert zijn op bepaalde symptomen bij studenten. Hoe gaat iemand bijvoorbeeld om met frustraties? “Stel het gaat een keer wat minder, hoe gaat iemand daar dan mee om. Wordt dat zelfbeeld dan direct aangepast, of kan daar gezond mee worden

omgegaan.”77

7.2 Volgens Martine van der Loo

Ook psycholoog Martine van der Loo ziet heil in een tijdige erkenning van het probleem. “Ik denk dat je een heleboel kunt voorkomen door mensen veel informatie te geven en goed te begeleiden.” Dat is volgens haar ook een taak van het conservatorium. “Dat je zorg hebt voor de mentale musicus, dus niet alleen voor de techniek en het instrument leren beheersen.”78 Ook pleit Van der Loo ervoor om op elke school een psycholoog of psychotherapeut aan te stellen. “Dat zou gewoon moeten.”

Haar cliënten behandelt Van der Loo meestal volgens de cognitieve gedragstherapie. “Als

74 Lizanne Schipper, ‘Dokter in de orkestbak,’ Volkskrant Banen, 15-12-2009, 8. 75

Interview met Esther van Fenema, 11.03.2010.

76

Idem.

77

Idem.

78

(22)

22 mensen denken: dit wordt helemaal niets, ik ben een vreselijk musicus, ik kan beter stoppen, kun je je voorstellen dat dat niet functioneel is op een podium.” Als mensen anders denken, gaan ze zich ook anders voelen en daardoor anders gedragen, is de gedachte. Aangezien podiumangst onder de sociale fobieën valt, volgt Van der Loo delen van het protocol dat gebruikt wordt voor mensen met een sociale fobie. Ook laat ze de musici die bij haar komen vaak hun instrument meebrengen. Daarnaast heeft ze een aantal praktische oefeningen uit de sport gehaald, zoals de

‘taak-concentratietraining’, waarbij musici moeten constateren waar ze met hun aandacht zitten. Zijn ze geconcentreerd op hun taak? Of zijn ze in gedachten vooral met zichzelf bezig, bijvoorbeeld met negatieve gedachten over het eigen kunnen. De derde mogelijkheid is om met de aandacht bij de omgeving te zijn, bijvoorbeeld bij het publiek dat in de zaal zit. Als musici de aandacht minder op zichzelf richten en meer op hun taak en naar buiten richten, zie je vaak een duidelijke afname van de angst en een verbetering van de prestatie.79

7.3 Volgens de vakliteratuur

In de vakliteratuur worden verschillende therapieën aangehaald. Vanwege de diversiteit van problemen en de achterliggende oorzaken, worden uiteenlopende therapieën beschreven, waarbij het van de persoon afhankelijk zal zijn of de therapie functioneel is.

Wippoo en Citroen noemen cognitieve gedragstherapie als één van de mogelijkheden. Daarnaast bespreken ze verschillende therapieën die gericht zijn op ontspanning van het lichaam, zoals de spierrelaxatiemethode van Jacobson, waarbij spieren afwisselend aangespannen en ontspand worden, Alexandertechniek, gericht op een goede en gezonde houding, en yoga. Daarnaast bespreken Wippoo en Citroen de verschillende medicatiemogelijkheden voor het bestrijden van stress, zoals bètablokkers, benzodiazepinen, alcohol en drugs.

Jacqueline Nubé benadrukt dat emoties van uitvoerend-musici in wezen niet verschillen van emoties van niet-musici. “Pogingen om podiumangst te verminderen zijn dan ook veelal afgeleid van therapieën die van toepassing zijn bij andere angststoornissen. Belangrijke stromingen op dit gebied zijn de psychoanalytische benadering en de cognitieve gedragstherapieën. De psychoanalytische benadering ziet podiumangst niet als een geïsoleerd probleem, maar meer als een constellatie van onderliggende eigenschappen en onbewuste problematiek.”80 Nubé haalt ook kort het belang van fysieke ontspanning aan, dat met relaxatietechnieken getraind kan worden, en het effect van medicatie zoals bètablokkers. Tot slot schrijft Nube: “Ook goede begeleiding van jonge muziekstudenten (…) zou kunnen bijdragen aan de preventie en/of voorkoming van ernstige complicaties bij podiumangst.”81

In zijn literatuuronderzoek haalt Stotijn een door Warren Brodsky samengesteld rijtje aan, met gebruikte therapieën tegen podiumangst door musici.82

- Alexander of Feldenkrais techniek - Aerobische oefeningen - Angst-managementtraining - Aandacht-focustechnieken - Autogene training - Cognitieve gedragstherapie - Cognitieve herstructurering

- Cognitieve systematische desensibilisatie (ongevoeliger maken) - Ontwikkeling van interesses en hobbies buiten de muziek

79 www.martinevanderloo.com, 14-05-2010. 80

Jacqueline Nubé, ‘Podiumangst bij uitvoerend musici’, Nederlandsch Tijdschrift voor de Psychologie 49 (1994)2: 71-77.

81

Idem.

82

(23)

23 - Blootstelling aan uitvoerings-gerelateerde situaties

- Doel-voorstelling - Hypnotische suggestie - Verbeelding - Massage - Meditatie - Mentale oefening - Geestelijke controle - Muziekvoorbereiding

Welke van deze therapieën succesvol zijn gebleken, is deels op te maken uit de volgende tabel.83

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat van de musici met podiumangst, de meeste musici baat hebben bij voorgeschreven medicatie, afgezien van de oplossing om helemaal te stoppen met spelen. Medicatie is bovendien de oplossing waar de meeste musici voor kiezen. Psychologische begeleiding staat, wat betreft het aantal musici dat daarvoor kiest, met afstand op nummer twee, waarbij de mate van succes vrij hoog is, namelijk 60 procent.

83

(24)

24

8.

Slotbeschouwing

8.1 Conclusie

In de voorgaande hoofdstukken heb ik geprobeerd een beeld te schetsen van de psychische problemen die voorkomen bij jonge en ervaren musici. Daartoe heb ik me verdiept in de vakliteratuur en heb ik gesprekkend gevoerd met conservatoriumstudenten, -docenten, met professionele musici, met het Hoofd Klassiek van het Conservatorium van Amsterdam en met een psycholoog en psychiater die beiden musici begeleiden.

Het meest voorkomende psychische probleem bij musici is podiumangst. Andere klachten waar musici mee lopen zijn depressie, stress, gevoelens van leegheid en onzekerheid, slaapstoornissen, verslavingen, persoonlijkheidsproblematiek of posttraumatische stressstoornissen. Volgens een ruwe schatting krijgt zeker 30-50 procent van de musici te maken met psychische problemen. Ongeveer 30 procent van de musici slikt regelmatig medicijnen zoals bètablokkers, om de spanning te

onderdrukken.

Oorzaken voor de problemen zijn zowel te vinden in omgevingsfactoren als in

persoonlijkheidskenmerken van de musicus. Daarnaast speelt de mate waarin een musicus zich heeft voorbereid op de te verrichten taak een belangrijk rol in de hoeveelheid stress. De

omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op de psychische gesteldheid van musici zijn onder andere de competitieve sfeer, het onder voortdurende druk van critici, publiek en producers staan, het altijd moeten leveren van een topprestatie, de zware concurrentie, de geringe verdiensten en de niet-sociale en onregelmatige werktijden. De persoonlijkheid van een musicus kan ook van grote invloed zijn op het ontstaan van psychische problemen. Kinderen die al jong beginnen met muziek maken groeien vaak eenzamer op dan andere kinderen en voelen zich daardoor snel een outsider. Musici zijn over het algemeen introverter dan niet-musici en vertonen vaker obsessieve en

perfectionistische karaktertrekken. Musici zijn vaak streng voor zichzelf en erg gefocust op één ding. Dat levert stress op en een verhoogd risico op depressies, angststoornissen en verslavingen.

Het conservatorium leidt jonge musici op tot professionals, maar bereidt zijn studenten maar beperkt voor op de mentale zwaarte van het vak. Op conservatoria worden lessen aangeboden die gericht zijn op het bestrijden van podiumangst, en vaak is een psycholoog verbonden aan de opleiding. De hoofdvakdocent is, naast de student zelf, verantwoordelijk voor de mentale

gesteldheid van zijn leerlingen. Toch blijkt uit een rondvraag onder studenten en docenten dat de drempel om hulp te zoeken voor studenten hoog is, en dat lang niet alle docenten de vaardigheid bezitten om studenten met een psychisch probleem verder te helpen.

Psychische problemen zouden volgens psycholoog Martine van der Loo en psychiater Esther van Fenema voorkomen of beperkt kunnen worden door een goede en tijdige voorlichting op de

conservatoria, een vroege signalisering van problemen, het aanstellen van een psycholoog op de conservatoria en door studenten om te leren gaan met frustraties, angsten en falen.

Wanneer er al sprake is van een psychisch probleem is het erg afhankelijk van de aard van het probleem welke behandelmethode wordt toegepast. Cognitieve gedragstherapie, medicijnen, ontspanningtechnieken en mentale trainingen zijn een paar technieken die door behandelaars ingezet worden.

(25)

25

8.2 Nawoord

Mijn documentaire en dit essay had ik niet kunnen maken zonder de conservatoriumstudenten, -docenten, Esther van Fenema, Martine van der Loo, Michel Dispa, organisatoren van het

(26)

26

9.

Uitwerking resultaten in documentaire

De uitkomst van mijn onderzoek heb ik in dit essay uiteengezet, maar heb ik ook vertaald naar een radiodocumentaire. In de documentaire wil ik vooral de rol van het conservatorium in het ontstaan, voorkomen en bestrijden van de psychische problemen bij jonge musici centraal zetten. Ik zal het Hoofd Klassiek van het Conservatorium van Amsterdam aan het woord laten, een docent van het Conservatorium Den Haag, psychologe Martine van der Loo, die vooral conservatoriumstudenten behandelt, en psychiater Esther van Fenema. Daarnaast heb ik conservatoriumstudenten

geïnterviewd over hun ervaringen met podiumangst en andere psychische problemen. Door studenten als ‘ervaringsdeskundigen’ aan het woord te laten, hoop ik dat de luisteraar een intiem inkijkje kan krijgen in het leven van de jonge musicus. Een inkijkje dat het eenzijdige beeld van de roem en de ‘glitter en glamour’ nuanceert. Interviews met professionele musici zoals Mathilde Santing en Kirsti Goedhart, dienen om te illustreren hoe problemen zich gedurende de carrière kunnen ontwikkelen.

Daarnaast hoop ik dat deze documentaire een aanvulling zal zijn op de documentaire die eerder is uitgezonden bij Holland Doc, over bekende podiumkunstenaars met podiumangst, en het gebruik van bètablokkers. De taak en verantwoordelijkheid van een muziekopleiding werd in dat programma niet aan de orde gesteld. In hoeverre worden de studenten mentaal voorbereid op de zwaarte van hun vak? Welke aandacht is er tijdens de opleiding voor de mentale problemen die tijdens, of na een studie kunnen ontstaan?

Het beoogde publiek van deze documentaire is enerzijds de ‘onwetende toehoorder’, die geen idee heeft van de schaduwzijde van de muziekwereld. Anderzijds hoop ik ook de jonge musicus te bereiken, om zo het taboe op psychische problemen bij musici te doorbreken en problemen bespreekbaarder te maken.

9.1 Opzet en opbouw van de documentaire

Door de documentaire te beginnen met een paar korte, prikkelende quotes, vervolgens wat dieper op de problemen in te gaan met de psychiater Esther van Fenema van de muziekpoli in het LUMC en psycholoog Martine van der Loo van de Praktijk voor Musici en daarna met musici verschillende aspecten van de psychische problemen te bespreken, heb ik geprobeerd een mooie spanningsboog te creëren. Het ‘conflict’ dat de spanning hoog houdt, zit in de ervaringen van de musici en psychiater enerzijds, en het standpunt van het conservatorium en de docenten anderzijds. De persoonlijke verhalen van de musici helpen daarbij om de aandacht van de luisteraar vast te houden.

Na de ‘pakkende quotes’, waarmee de documentaire opent en de onbekendheid van het centrale probleem aan de orde wordt gesteld, introduceer mijn onderwerp in een voiceover. Vervolgens wordt door psychiater Esther van Fenema en psycholoog Martine van der Loo, in cijfers de grootte van het probleem geschetst. Daarna volgt een beschrijving van het probleem

‘podiumangst’, en wordt opgesomd met welke andere mentale problemen musici kunnen zitten. Ter illustratie hoe podiumangst toe kan slaan, heb ik een muziekfragment in de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ins~elling is, en verder ook aangesien .dieselfde probleme met betrekking tot druiping en uitsakking van studente aan technikons ondervind word, word in hierdie

Sportwetenskaplike publikasies bly die belangrikste bronne om relevante inligting na belanghebbendes deur te gee. 'n Besondere paging moet egter gemaak word om te

Sportwetenskaplike publikasies bly die belangrikste bronne om relevante inligting na belanghebbendes deur te gee. 'n Besondere paging moet egter gemaak word om te

In een ander onderzoek onder jongeren vertoonden leerlingen die een training hadden gekregen in growth mindset een significante verbetering van hun scores op het gebied van wiskunde

1 Er drie natuurinspectieregio’s zijn in Vlaanderen: West (provincies West- en Oost- Vlaanderen), Midden (arrondissement Halle- Vilvoorde, provincie Antwerpen) en Oost

Dagvoorzitter en directeur van IPC Groene Ruimte Ruud Mantingh verwoordde het als volgt: “De ETT’er moet voor de klant symbool staan voor kwaliteit, maar weet de klant wel waar

Al snel kwamen we erachter dat niet één systeem als effectief te benoemen was, maar dat het vooral gaat om een combinatie van methoden die aan- slaat; de ene keer is dat heet

Clement: ‘Leo Krinkels (oprichter van de groep) had een vacature geplaatst in Cobouw voor iemand die in staat zou zijn een weg- en water- bouwpoot te ontwikkelen naast de bestaande