• No results found

Een ideaal lijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een ideaal lijk"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Necrologieën in de Nederlandse krant

door

Marije Zomerdijk

s1058525

21 september 2005

Afstudeerscriptie Master Journalistiek

Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider: Hans Renders

(2)

Inhoud

Voorwoord 4

I. Inleiding 6

II. De geschiedenis van de necrologie 9 1. Herdenken en aankondingen vóór de krant 9

2. De nieuwswaardige dood 13

3. De overlijdensadvertentie 16

4. De eerste necrologieën 20

III. Necrologieën: bronnen van informatie 22

1. Sociaal-historisch onderzoek 22

2. De necrologie als journalistiek genre 27 3. Necrologieën in een verzuilde maatschappij 30

IV. Het bronnenonderzoek 32

1.Het onderzoek 32

1.1 Het corpus 32

1.1.1 De Tijd en het katholieke journalisme 33 1.1.2 De Provinciale Groninger Courant en het liberalisme 36

1.2 Periodisering en definitie 39

1.3 Het verwerken van de data 41

2. De resultaten 41

2.1 Aantallen 41

2.2 Opmaak en plaats in de krant 43

2.3 Invalshoek 43

2.4 Pastoors, meesters en directeuren 45

2.5 Geografie 47

2.6 ‘Na een korststondige ongesteldheid’ 48

2.7 Levensloop 49

2.8 Werkzame burgers 51

2.9 Waar blijven de vrouwen? 55

2.10 De begrafenisreportage 57

2.11 Overlap 59

(3)

2. ‘Ons soort doden’ 66

3. Journalistieke keuzes 68

4. Stijl en kwaliteit 72

5. Fraudeurs en zeurpieten sterven niet 74

6. Discussie 76

Bijlage. Beroepen van de genecrologeerde overledenen 79

Bronnenlijst 82

- literatuur 82

- periodieken 85

(4)

Voorwoord

Bij mijn onderzoek naar necrologieën in de Nederlandse krant ben ik veel interessante personen tegengekomen. Sommigen waren al meer dan een eeuw dood, anderen gingen zo’n veertig jaar geleden de pijp uit. Ludwig Windthorst, de katholieke politicus uit Duitsland, drong zich telkens weer op de voorgrond vanwege de kleine mediahype die zijn overlijden in 1891 teweeg bracht. Phineas Taylor Barnam en zijn witte olifant spraken tot mijn verbeelding, net als Joseph Hudson, de onvolprezen uitvinder van het politiefluitje. IJverige pastoors en missionarissen, zoals Franciscus Cremers en Joseph Dupont irriteerden me soms vanwege hun nooit aflatende vroomheid, maar riepen ook bewondering op. En ook meneer Sichterman, de minzame duizendpoot uit Groningen, zal ik niet snel vergeten.

Zonder al deze doden was mijn masterscriptie er niet geweest. Maar ook vanuit het land der levenden kon ik rekenen op hulp en advies. Arina Makarova bracht me op het spoor van een aantal interessante boektitels. Gabriel Ringlet was zo vriendelijk om mij, toen ik zijn studie naar overlijdensadvertenties nergens kon vinden, een exemplaar van zijn boek op te sturen. Klaas van Berkel was als tweede lezer bereid al in een eerder stadium een hoofdstuk te lezen en kwam met zeer nuttig en bruikbaar commentaar. Guido van der Wolk controleerde mijn tekst op leesbaarheid en spelfouten en benoemde genadeloos taalkundige tekortkomingen waar ik al tien keer overheen had gelezen.

(5)

Hofland; een onvergetelijke en erg leerzame ervaring. Een uitgebreide versie van deze lezing verschijnt eind september in de bundel ‘De geschiedenis van een doodsbericht’ bij uitgeverij de Bezige Bij. Ik heb dus niet alleen een masterscriptie geschreven, ik heb ook een lezing gehouden en mijn resultaten kunnen publiceren bij een gerenommeerde uitgeverij. Degene die mij die kansen heeft geboden is mijn scriptiebegeleider Hans Renders. Hiervoor, maar vooral voor zijn uitstekende begeleiding bij het schrijven van deze scriptie, wil ik hem hartelijk bedanken.

(6)

I. Inleiding

De heren T. Klugkist en T.L. Tonkes hadden veel gemeen. Ze woonden allebei in Groningen, waar ze werkzaam waren als procuratiehouder bij een bank. En ze stierven in diezelfde stad, de één in februari van 1930, de ander iets minder dan een maand later, na een lange, arbeidzame leven van 75 dan wel 67 jaar. Het grote verschil tussen meneer Klugkist en meneer Tonkes is echter dat in de Provinciale Groninger Courant leven en verdiensten van meneer Klugkist in een krantenartikel, een necrologie, aan bod komen, terwijl meneer Tonkes het moet doen met een, door zijn vroegere collega’s betaalde, overlijdensadvertentie.1

Necrologieën zijn sinds het einde van de negentiende eeuw regelmatig te vinden in de kolommen van de Nederlandse krant. Ze vertellen ons over de levens, verworvenheden en karaktereigenschappen van een bonte stoet overledenen. Maar niet iedere dode krijgt journalistieke aandacht, zoals blijkt uit het voorbeeld van de heren Klugkist en Tonkes. Uit buitenlands onderzoek blijkt dat het bestuderen van necrologieën inzicht kan verschaffen in de geschiedenis. Necrologieën bevatten informatie over de normen en waarden van een maatschappij, maar ook over de machtsverhoudingen: wie krijgt er aandacht, en wie niet? Door te bestuderen hoe de eigenschappen van de overledenen die een necrologie krijgen veranderen in de tijd, ontstaat er een beeld van de veranderende normen en waarden binnen een maatschappij. De Amerikaanse historicus Janice Hume deed onderzoek naar necrologieën in Amerikaanse kranten. Zij stelt dat ‘an obituary, the commemoration of the life

(7)

of someone who has disappeared, would serve to preserve for posterity some of those ideas and judgements that often are so elusive for historians.’2 Maar het bestuderen van necrologieën geeft zeker geen volledig beeld van de werkelijkheid. Veel overledenen kregen namelijk geen necrologie in de krant. De krant bepaalt welk overlijden nieuws is en welk niet. Daarbij houdt zij rekening met haar lezers; een krant schrijft met name over wat zij verwacht dat de lezer wil lezen.

In het Nederland ten tijde van de verzuiling had elke zuil zijn eigen kranten. De krant speelde een belangrijke rol binnen een gemeenschap die zeer bewust bezig was met haar eigen waarden en normen en positie ten opzichte van de andere zuilen. Verwacht wordt, dat de identiteit van de krant zijn neerslag vindt op welke overledenen aan bod komen en welke niet. De eigenschappen van een overledenen die een necrologie krijgen geven inzicht in het ideaalbeeld van de zuil waarbij zij hoorden. Zo geeft het beroep van een overledene informatie over welke beroepen in een bepaalde zuil de meeste status hadden en zegt het aantal vrouwen met een necrologie iets over de plaats van de vrouw binnen de zuil.

In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: Welke doden krijgen er in de periode 1891-1964 in de Nederlandse krant een necrologie, en passen deze overledenen bij het beeld van de ideale burger zoals dat binnen de verschillende zuilen bestaat?

Over necrologieën is nog maar weinig geschreven, zeker in Nederland. Wanneer in Nederlandse kranten de eerste necrologie verscheen is niet bekend, evenals de manier waarop het genre zich heeft ontwikkeld. In dit onderzoek komen ook deze zaken aan bod. Het ‘ideale lijk’ staat echter centraal. De necrologieën moeten een beeld geven van het goede leven, het leven dat binnen de strenge normen en waarden van de zuil de moeite van het

2

(8)

herinneren waard is. Het goede leven verandert met de tijd, met de verschillende stadia van verzuiling en ontzuiling. Het goede leven verschilt ook per zuil; voor katholieken gelden andere normen en waarden dan voor liberalen. Daarom worden necrologieën gebruikt uit drie verschillende perioden (1891, 1930 en 1964) en twee verschillende kranten (een katholiek en een liberaal dagblad).

Deze scriptie is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk II gaat over de geschiedenis van de krantennecrologie. Met behulp van literatuur en een klein bronnenonderzoek naar kranten uit de periode 1684-1881 ontstaat een beeld van hoe het genre is ontstaan. In hoofdstuk III volgt een overzicht van eerder onderzoek waarin de necrologie als bronnenmateriaal diende. In hoofdstuk IV komen de opzet en de resultaten van een bronnenonderzoek naar ‘het ideale lijk’ aan bod. Hoofdstuk V is de conclusie, hier wordt duidelijk wie de ideale katholieke en liberale doden waren en van welke betekenis deze kennis is. Ook wordt het onderzoek geëvalueerd en zijn er aanbevelingen voor verder onderzoek.

(9)

II. De geschiedenis van de necrologie

In kranten van voor het einde van de negentiende eeuw was de necrologie een zeldzaam verschijnsel. Een necrologie is een levensbeschrijving van een pas overledene; de overledene zelf, zijn leven, zijn prestaties en zijn eigenaardigheden staan erin centraal. Tot aan de twintigste eeuw werd er in de Nederlandse krant veel over sterfgevallen geschreven, maar minder vaak over de dode zelf. Toch ontwikkelde de krant zich langzamerhand tot een zeer geschikt en populair medium om een overlijden wereldkundig te maken en een overledene te herdenken. Gebeurde dat eerst vooral via, door de familie opgestelde en betaalde, overlijdensadvertenties, vanaf het einde van de negentiende eeuw begint het genre necrologie in Nederland op te bloeien.

1. Herdenken en aankondigen vóór de krant

(10)

zijn graf aan het land der levenden, zoals dit grafschrift uit 1685: ‘Alle die op mij treeden, die neemen exempel aan mij, al ligge ick hier beneeden, ick hebbe geweest als gij’.3 Maar er zijn ook grafschriften met biografische elementen. Volgens de Franse historicus Philippe Ariès komen er in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw steeds meer grafschriften die veel weghebben van een ware biografie ter meerdere eer en glorie van de overledene, een korte samenvatting die in een biografisch woordenboek niet zou misstaan.4 Hij geeft daarbij het voorbeeld van het grafschrift van een Franse officier van justitie:

Hier rust de geachte heer (...) de Goray, opperstalmeester in Marville van hunne hoogheden, die na wijlen keizer Karel V en diens zoon Filips, koningen van Spanje, met fraaie en eerzame opdrachten gedurende een tijdsspanne van dertig jaar trouw te hebben gediend, zowel op reizen naar Afrika, in de oorlog met de Nederlanden als elders, deze stad koos om zich op zijn oude dag terug te trekken, alwaar hij op de 11de november 1609 overleed, een som van duizend franken nalatend aan de broederschap van de Heilige Rozenkrans. Bidt voor hem.5

Ook in Nederland zijn grafschriften met biografische elementen te vinden. In de Oude Kerk in Delft zijn een aantal mooie voorbeelden te zien van grafstenen die zijn volgebeiteld met werkzaamheden en wapenfeiten. Zoals de grafsteen van Antony Heinsius:

3

Geciteerd in: H.L. Kok, De geschiedenis van de laatste eer in Nederland, De Tijdstroom, Lochem 1970, p. 105.

4

Philippe Ariès, Het uur van onze dood. Duizend jaar sterven, begraven, rouwen en

(11)

Hier rust Antony Heinsius, Secretaris. Daer na Pensionaris deser stad. Bewinthebber van de Oost Indische Compagnie. 31 Jaren Raedpensionaris. Groot zeegelbewaerder. Stadhouder en Register Meester van de Leenen van Holland en Westvriesland. Gecommitteerd als Extraordinaris en voie na Vrankrijk. Commissaris de Ciseur na Engeland. Ambassadeur en Plenipotentiaris op de Vreede Handeling tot Ryswyk. Geb. 22 November 1641. Obiit 3 Augustus 1720.

Een wat persoonlijker en poëtischer grafschrift is er voor Adriaan Jan Hoekwater, die bijna een eeuw later in dezelfde kerk werd begraven:

Hier rust Adriaan Jan Hoekwater. Geboren 28 october 1771. Overleden 5 maart 1818. In leven lid van den raad der stad Delft, weesmeester, regent van het oude en nieuwe gasthuis, kommandant met de rang van kolonel der schutterij.

Hij rust, die in den loop van weinig vlugge jaren, Den arbeid van een man van grooter leefkring deed, Volijvrig in zijn werk en moedig in gevaren,

Tot ieders hulp bereid, begaan met 's naasten leed, Een vriend van land en stad, voor zijn gezin een vader, Verbond hij liefde en pligt en trouw en deugd te gader.

In zijn essay ‘Evengoed is de schrijver dood’, vraagt Jeroen Brouwers zich af of het grafschrift de voorloper is geweest van de necrologie.6 Bondige overzichten van leven en werk van de overledene als zij zijn, kunnen sommige grafschriften inderdaad wel worden gezien als in steen uitgehouwen necrologieën.

6

(12)

Eén van de eerste dingen die na een overlijden gebeurt, is het op de hoogte stellen van familieleden, vrienden en kennissen van de overledene. In de middeleeuwen gelooft men dat het lot van de ziel grotendeels afhangt van het aantal keren dat voor de overledene wordt gebeden. Daarom is het extra belangrijk dat zoveel mogelijk mensen op de hoogte worden gesteld van een overlijden, zodat ze voor de overledene kunnen bidden. In de kloosters is hiervoor een speciale regeling getroffen. Als een geestelijke overlijdt, dan wordt een bode langs de andere kloosters gestuurd om het nieuws over te brengen met het verzoek om voor de ziel van de overledene te bidden. Deze bode draagt een stuk perkament met zich mee, de zogenaamde rotulus, met daarop het doodsbericht. Als de overledene een belangrijk persoon is, dan bevat het bericht vaak een uitvoerige ophemeling van de deugden van de overledene.7 Om het overlijden van een niet-geestelijke wereldkundig te maken, hebben middeleeuwse steden dodenroepers (of doodaanzeggers) in dienst. Zij gaan door de straten, roepen hardop de naam van de overledene en vragen om voor zijn of haar ziel te bidden.8

In de zeventiende eeuw wordt de taak van de dodenroeper overgenomen door doodbidders. Zij gaan persoonlijk bij de familieleden en kennissen van de overledene langs om het nieuws te vertellen en hen uit te nodigen voor de begrafenis. Meestal gebeurt dit mondeling, maar vaak worden er ook gedrukte aankondigingen en uitnodigingen rondgebracht, de zogenaamde aanspreekbriefjes of rouwbrieven.

Vanaf het begin van de negentiende eeuw wordt voor het bekend maken van een overlijden steeds vaker gebruik gemaakt van een overlijdensadvertentie in de krant. Rouwbrieven blijven echter tot de dag van vandaag gebruikelijk, al worden ze meestal niet meer persoonlijk bezorgd.

7

(13)

2. De nieuwswaardige dood

In 1618 verschijnt in Nederland de eerste krant. Voor die tijd verspreidt het nieuws zich mondeling, via pamfletten en via brieven.9 Het buitenlandse nieuws in deze eerste kranten heeft vaak als onderwerp de veranderde machtsverhoudingen in voor de Nederlandse handel belangrijke landen. De berichten worden meestal overgeschreven uit buitenlandse kranten en uit brieven van correspondenten; in het buitenland woonachtige Nederlanders die in via brieven de courantier op de hoogte houden van de gebeurtenissen in hun woonplaats. Het binnenlandse nieuws dat aan bod komt heeft vooral sensationele of tragische gebeurtenissen als onderwerp. Wanneer is een sterfgeval in deze eerste kranten nieuws; van welke personen is het overlijden belangrijke genoeg om te vermelden? In de Utrechtse Maendagse Courant van 17 april 1684 wordt melding gemaakt van het overlijden van ene Hubert Beeck.

Wert mits desen aen alte en een yegelijck genotificeert ende bekent gemaeckt, dat binnen de Stadt Amsterdam is komen te overlijden Hubert Beeck, Horloge maecker in fijn leven, wonende achter de Beurs aldaar, op dat soo wanneer yemant bij de deselve eenige Oorloges te maecken soude hebben gebracht, die sich binnen drie Maenden naer dato deses sal te hebben adresseren aan

9

(14)

Floris van Elten en Cornelis van Leeuwarden, beyde Notarissen binnen de voorsz. Stadt, of dat andersints na desefve tijdt met de verkoopinge van de Oorlogien in den Boedel van Huybert van Beeck gevonden, sal worden voort geprocedeert.10

Horlogemaker Hubert Beeck is geen koning en zijn dood is niet spectaculair en tragisch genoeg om de oorzaak ervan te vermelden. De nieuwswaardigheid van zijn overlijden ligt in het feit dat veel mensen die hun uurwerk bij hem ter reparatie hadden aangeboden zich na zijn dood af zouden vragen hoe zij hun bezit terug konden krijgen. En zo is het oudste door mij aangetroffen nieuwsbericht waarin een overleden gewone burger met naam en toenaam wordt genoemd meer een ‘servicebericht’ dan een necrologie.

Het bericht over de dood van Hubert Beeck lijkt een uitzondering te zijn. Tijdens de eerste twee eeuwen van het bestaan van de Nederlandse krant zijn het, zoals verwacht, met name de machtigen van wie het overlijden een plaats krijgt in de kolommen met buiten- en binnenlands nieuws. Zo wordt er in de zomer van 1750 uitvoerig geschreven over het ziekbed en het overlijden van de koning Johan V van Portugal. Op 18 augustus bericht de Opregte

Groninger Courant dat de koning ‘thans bijna levenloos’ is, en drie dagen later is er geen verbetering opgetreden: de koning ‘is in zeer slechte staat en bijna op den oever des doods’.11 Op 4 september komt het bericht dat de ‘Godvruchtigen Monarch’ heldhaftig en dapper, bij volle verstand en in het bijzijn van zijn familie, de geest heeft gegeven. ‘Zullende deze Vorst wegens zijne opregte en innige Godvrugt tot in het laatere Nageslagt steeds in geheugen blijven’, zo wenst de Courant. 12

10

Utrechtse Maendagse Courant 17-4-1684.

11

(15)

In datzelfde jaar is ook het overlijden van de koning van Zweden nieuws, evenals de dood van enkele Franse edellieden en generaal Sygers, commandeur van Groningen. Bij die laatste wordt uitgebreid vooruitgeblikt op de begrafenis. Wie er deelnemen aan de rouwstoet, wie de ‘flippen van het rouwlaken’ ophouden, welke priesters de kerkdienst zullen opdragen en wat er gezongen gaat worden; het komt allemaal aan bod.13

Ook de dood van gewone burgers is regelmatig nieuws. Vrijwel altijd is daarbij echter de tragische dan wel spectaculaire manier waarop zij aan hun einde zijn gekomen de aanleiding voor het bericht, en niet het leven dat zij voor hun dood hebben geleid. Dat blijkt al uit het feit dat hun naam meestal niet genoemd wordt. Er zijn vermeldingen van ‘verschrikkelijken voorvallen’ waarbij mensen ‘eenen allerakeligsten dood’ vinden; vrouwen verdrinken in regentonnen, kinderen worden doodgetrapt door op hol geslagen paarden of zakken door het ijs, opstandige slaven op Curaçao worden geradbraakt en onthoofd. Anonieme doden, zoals we ze nu ook nog veel in de kranten tegenkomen, gedefinieerd door hun laatste ogenblikken.

Ook in de eerste helft van de negentiende eeuw is de dood vooral nieuwswaardig als zij gepaard gaat met macht, spanning en tragedie. In de

Groninger Courant van 1832 staat een aan een Belgische krant ontleende beschrijving van het leven van ene heer Breton, die verdronken is bij Atjeh. Bretons leven leest als het plot van een spannend jongensboek; verre reizen, schipbreuken, een buitenechtelijk kind in China, rijkdom en succes en eindigen in de goot.14 Ook het overlijden van Aafke Feikes Visser, een achtentachtig jaar oude boerin, is nieuwswaardig. Waarschijnlijk niet omdat zij ‘weldoende aan velen, (...) een steun en hoogst nuttig lid van onze gemeente’ was, maar omdat zij maar liefst 101 nakomelingen heeft, evenveel

13

Opregte Groninger Courant 27-3-1750.

14

(16)

als tweevijfde van de bevolking van haar woonplaats Lutkewoude!15 De priester die in november 1860 in Maastricht overlijdt, was een groot weldoener, maar de reden dat zijn overlijden in de Groninger Courant wordt vermeld is vooral het lugubere feit dat hij na het moeten aanhoren van de biecht van een terdoodveroordeelde crimineel nooit meer dezelfde was geworden.16

Veel sterfgevallen dus in de krantenkolommen, maar echte necrologieën, waarin een overledene, zijn leven en zijn werk worden herdacht, komen in de periode 1684-1881 weinig voor. Bij een nieuwswaardig overlijden lijkt men zich vooral te richten op de manier van sterven en het verloop van de begrafenis. Af en toe worden eigenschappen als godvruchtigheid en dapperheid vermeld, maar zelden wordt er moeite gedaan om een volledig beeld te schetsen van de persoonlijkheid en het leven van de overledene.

Toch beginnen vanaf het einde van de achttiende eeuw de doden steeds meer plaats op te eisen in de Nederlandse kranten, en wel in de vorm van overlijdensadvertenties.

3. De overlijdensadvertentie

Al snel na het verschijnen van de eerste kranten wordt het nieuwe medium ontdekt door de middenstand. Het zijn de boekverkopers die er omstreeks 1625 als eerste hun koopwaar in aanprijzen.17 De nieuwe manier van reclame maken slaat aan, en het duurt dan ook niet lang voordat andere handelaars, maar ook officiële instanties en particulieren, hun voorbeeld volgen. Al snel is

15

Groninger Courant 26-2-1832.

16

(17)

het aanbod aan advertenties zo groot, dat behalve de ruimte onder de nieuwsberichten ook de marges aan de zijkanten als advertentieruimte worden gebruikt. Met name de achttiende-eeuwse kranten bieden daardoor een chaotisch aanzicht; geen enkel deel van de pagina’s blijft onbenut en de advertenties staan zowel horizontaal als vertikaal om de nieuwsberichten heen. De inhoudelijke diversiteit van de advertenties is groot; inboedels worden te koop aangeboden, vertalers en kinderjuffrouwen bieden hun diensten aan, nieuwe geneesmiddelen worden aanbevolen en harddraverijen aangekondigd.

Vanaf het einde van de achttiende eeuw doet een nieuw type advertentie zijn intrede: de familieadvertentie, en daarmee vooral de overlijdensadvertentie. Herman Franke deed begin jaren tachtig onderzoek naar de geschiedenis van de overlijdensadvertentie. De opkomst van de overlijdensadvertentie past volgens hem geheel in de nuchtere, verlichte tijdsgeest, waarin steeds minder plaats was voor barokke en pompeuze begrafenisrituelen.18 Een doodbidder langs de huizen laten gaan hoorde daar voor sommige mensen kennelijk ook bij. Een van de allereerste overlijdensadvertenties verscheen op 16 augustus 1791 in de Opregte Haarlemse Dinsdagse Courant:

’s Gravenhage den 15 Augustus. In den nacht van den 12 op den 13 deezer, is alhier, aan de gevolgen van eene Borstkwaal, in den ouderdom van byna 67 Jaaren, overleden, de Wel-Eerwaardige en zeer Geleerde Heer CASPARUS VAN DER HEIDE, Philosophiae Doctor, Atrium Liberalium Magister, en Oudste Leeraar der Evangelisch-Lutherse Gemeente in ’s Hage, toedaan der Onveranderde Augsburgsche Confessie, by welke Hy, geduurende den tyd van bykans vier-en-dertig Jaaren, met allen vlyt, yver en getrouwheid zyn

18

Herman Franke, ‘Het heengaan van de dood. Over de veranderende inhoud van

(18)

heilig Dienstwerk verricht heeft. Zyne Assche ruste in vrede, en zyn Aandenken blyve in zegen, by alle zyne binnenlandsche en buitenlandsche Vrienden en Bekenden; aan welken mits deezen, hun geleeden verlies wordt bekend gemaakt, door den aangestelden Testaments-Executeur.19

De advertentie verscheen in een periode waarin het zeker nog niet gebruikelijk was om via de krant een overlijden wereldkundig te maken. In 1791 moet zo’n advertentie een echt unicum zijn geweest. De advertentie is geplaatst door de testaments-executeur en niet door de familie. Het initiatief kreeg nauwelijks navolging; pas in 1794 beginnen er meer overleidensadvertenties te verschijnen. De overlijdensadvertentie voor Johanna Penon, die op 17 februari 1794 op de voorpagina van de Opregte

Groninger Courant verschijnt, is waarschijnlijk een van de eerste die het nieuwe gebruik inluidt.20

Den 8 daezer, ’s avonds omtrent 7 uur, overleed onze veelgeliefde Moeder, Juffrouw JOHANNA PENON, geborene HOISINGH, Weduwe van den Wel Eerwaardigen Heer Petrus Penon, in leven Predikant laatst te Wirdum, in den ouderdom van 87 jaaren, 7 maanden en 21 dagen. Volgens een hier thans heerschend gebruik, geven wij van dit droevig evenement, hier mede, in plaats van door gewone Rouwbrieven, aan onze Vrienden en Bekenden de behoorlijke kennis. Wirdum in Oostfriesland den 10 feb 1794.21

De opstellers van de overlijdensadvertentie, de zonen van mevrouw Penon, zijn beiden woonachtig in Duitsland, wat wellicht verklaart waarom zij

19

Geciteerd in Puck Kooij (samenstelling en inleiding) Heden gij, morgen ik. Gedenken in

proza & poëzie, Thomas Rap, Amsterdam 2004, p. 11.

20

(19)

schrijven over ‘een hier thans heerschend gebruik’ nog voordat de overlijdensadvertentie in Nederland in zwang raakt. Misschien is de populariteit van het gebruik dus komen overwaaien uit Duitsland.

Met ‘in plaats van door gewone Rouwbrieven’ geven de zonen van mevrouw Penon aan, dat de door hen geplaatste overlijdensadvertentie de doorgaans na een overlijden verstuurde rouwbrieven moet vervangen. Kennelijk voelden meer mensen ervoor om dat oude gebruik af te schaffen, want tijdens het jaar 1794 en ook de jaren erna blijft het aantal overlijdensadvertenties groeien. Franke vermeldt dat al een het einde van 1794 in elke editiie van de Oprechte Haarlemse Courant tien of meer overlijdensadvertenties verschijnen. In 1795 is het advertentieaanbod zelfs zo groot geworden dat de drukker vaak de volgende mededeling op moet nemen: ‘NB. Uit gebrek aan plaats hebben Heden veele advertentieën moeten blyven leggen’.22 Tot in de negentiende eeuw wordt er in vrijwel elke advertentie op gewezen dat het bericht de rouwbrieven moet vervangen en ook, bijna verontschuldigend, dat het ‘om een thans gebruikelijken weg’ gaat.23

Waarom wordt de overlijdensadvertentie zo snel zo populair? Volgens Franke is een reden de verlichte tijdgeest die aan het einde van de achttiende eeuw heerste. Dat steeds meer mensen de krant lazen, en er dus meer mensen op de hoogte konden worden gebracht van een overlijden dan via de ouderwetse manier, zal ook een rol gespeeld hebben. En dan is er nog het financiële aspect: het plaatsen van één advertentie is goedkoper dat het versturen of laten bezorgen van vele rouwbrieven. De Provinciale Besturen merken al snel dat de posterijen hierdoor behoorlijk wat inkomsten misliepen. Om dat te compenseren heffen zij vanaf 1797 belasting op de familieadvertenties; één gulden voor een geboorteadvertentie, drie gulden

22

Herman Franke, De dood in het leven van alledag. Rouwadvertenties en openbare

strafvoltrekkingen in Nederland, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag 1985, p. 22.

23

(20)

voor een huwelijksadvertentie en twee gulden voor een overlijdensadvertentie.24 De belastingen hebben echter geen invloed op het aantal familieadvertenties, dat blijft groeien. En zo kan het gebeuren dat de twee pagina’s tellende Groninger Courant in 1800 meer advertenties, zowel zakelijk als over familiezaken, bevat dan nieuwsberichten.

4. De eerste necrologieën

Een belangrijk kenmerk van de necrologie is dat de tekst erop gericht is de herinnering aan de overledene levend te houden door het vermelden van karaktereigenschappen, levensloop en verworvenheden. Wanneer in de kranten de eerste necrologie die aan die kenmerken voldoet verschijnt is moeilijk na te gaan. Eerder onderzoek hiernaar ontbreekt en bij de bestudering van kranten die verschijnen tussen 1684 en 1881 ontstaat het beeld dat het genre geleidelijk is ontstaan. Deze ontwikkeling komt echt op gang in de jaren zeventig van de negentiende eeuw. Necrologieën die aan bovenstaande definitie voldoen zijn dan nog dun gezaaid, maar af en toe blijkt uit de berichtgeving dat men, bij het schrijven over een overledene, meer aandacht besteedt aan details uit het leven en werk van de dode. Als in september 1877 bijvoorbeeld de Franse Republikeinse politicus Adolphe Thiers overlijdt, zijn in De Tijd dag na dag artikelen te lezen over zijn politieke nalatenschap, zijn levensloop en zelfs zijn karakter. Zo wordt geschreven over ‘zijn kleine gestalte, schitterende ogen, schrille stem, het Marseillaanse accent en de gemakkelijkheid waarmede hij over alle onderwerpen sprak’. En haalt een jeugdvriend herinneringen op aan Thiers, die graag te paard op jacht ging. Thiers was een man van klein postuur, en gezeten op een paard moet hij er nogal komisch uitgezien hebben, want: ‘Men lachte met den kleinen Adolphe

24

(21)

als jager, maar met dat al gaf Thiers zijne nieuwe liefhebberij niet prijs en liet gekscheren wie hij wilde’. Een dag later is het weer raak; De Tijd besteedt maar liefst een volle pagina een het overlijden van de Franse staatsman. Zo is er een gedetailleerde beschrijving van de laatste levensdagen van Thiers (‘Toen hij neerzeeg in zijn armstoel zag men direct dat er iets niet goed was’), wordt een manifest waarin Franse Republikeinse senatoren het overlijden van hun collega betreuren integraal overgenomen en analyseert men Thiers politieke loopbaan (‘Waar zijn de blijvende verdiensten, die hij zich voor Frankrijk heeft verworven?’).25

De berichten over Thiers in De Tijd bieden veel informatie en schetsen een vrij volledig beeld van de man. Toch vormen ze een uitzondering; pas vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw wordt de necrologie een regelmatig terugkerend verschijnsel. Meestal zijn ze te vinden in de kolommen binnenlands nieuws, tussen berichten over afgebrande schuren en mannen die hun gezin in de steek laten, en zelden zijn ze langer dan veertig regels, maar er wordt wel in gepoogd een beeld te schetsen van leven en werk van de overledene. Zo schrijft het Algemeen Handelsblad op 6 januari 1881 bij het overlijden van ‘wereldbekend boek- en kunsthandelaar’ Frederik Muller: ‘In de kennis van zijn veelomvattende beroep werd hij misschien door niemand overtroffen. Niettemin bleef hij de bescheiden, welwillende man, steeds bereid om ieder met zijne voorlichting van dienst te zijn’.26

(22)

III. Necrologieën: bronnen van informatie

(23)

1. Sociaal-historisch onderzoek

De Amerikaanse Janice Hume deed onderzoek naar necrologieën in de Amerikaanse kranten uit de periode 1818-1930. Ze onderzocht welke doden wel en welke doden niet in de krantenkolommen aan bod komen en trokt interessante conclusies over wie en wat binnen een bepaalde maatschappij de moeite van het zich herinneren waard zijn. Volgens Hume zijn necrologieën unieke bronnen van informatie, omdat een individu er onderdeel wordt van het collectieve geheugen. Necrologieën verbinden het publieke met het private. Een necrologie is, zo schrijft Hume, ‘a type of screen, providing facts and values filtered by the media and by families of the deceased. Through its written account, it transforms a citizen’s life into a type of record, thus giving historians a peak at some of the cultural filtering screens of another era.’27

Historici kunnen veel leren van necrologieën, aldus Hume, vooral over de waarden en normen van een maatschappij: ‘An obituary, the commemoration of the life of someone who has disappeared, would serve to preserve for posterity some of those ideas and judgements that often are so elusive for historians.’28 Kranten schrijven immers wat ze denken dat hun lezers willen lezen, en zijn daardoor representatief voor wat een maatschappij, of een groep binnen die maatschappij belangrijk vindt.

In Amerika werden necrologieën van gewone burgers populair toen de massapers zijn intrede deed. Het aantal kranten nam toe, en daarmee ook de concurrentie.29 Veel dagbladen probeerden zich te onderscheiden door plaatselijk nieuws te brengen, en necrologieën van gewone burgers pasten

27

Janice Hume, Obituaries in American culture, University Press of Mississippi, Jackson 2000, p. 16.

28

Ibidem.

29

(24)

daar bij. Volgens Hume veranderen de eigenschappen van de in kranten herdachte doden met de tijd. Ze bestudeerde bijna achtduizend necrologieën die in de periode 1818-1930 in verschillende kranten verschenen. In de kranten uit het begin van de negentiende eeuw, toen de Verenigde Staten nog een jong land was, vol mogelijkheden en kansen, vond Hume vooral necrologieën van dappere, avontuurlijke en invloedrijke mannen. Een aantal decennia later maakte de VS een proces door van democratisering. Alle blanke mannen kregen dezelfde rechten. De necrologieën waren niet langer vooral van avonturiers, maar van brave artsen, boekhandelaren en ambtenaren; gulle en vriendelijke huisvaders, steunpilaren van een egalitaire maatschappij. De weinige vrouwen die aan bod kwamen, waren vrome en gehoorzame huismoeders. Vlak na de Noordamerikaanse burgeroorlog (1861-1865) was de ideale dode bij voorkeur een oorlogsheld, die zich op een charismatische en ondernemende manier nuttig maakte bij de wederopbouw van het land. Was de dode een vrouw, dan was zij niet alleen meer vroom en onderdanig, maar ook ijverig en behulpzaam. De eerste drie decennia van de twintigste eeuw lieten weer een ander ideaalbeeld zien. De maatschappij stond in het teken van de industrialisatie en de ideale man was een harde werker; een rijk en succesvol industrialist. Zijn vrouw was zijn steun en toeverlaat, en dat was volgens de necrologen dan ook meteen haar belangrijkste eigenschap.

(25)

deze ‘forgotten dead’ was geen plaats weggelegd in het collectieve geheugen.30

Ook onderzoekster Mushira Eid beschouwt necrologieën als waardevol bronnenmateriaal. Zij gebruikte necrologieën voor haar onderzoek naar familiebanden en de plaats van de vrouw in oosterse en westerse culturen.31 Omdat krantennecrologieën zo snel na iemands dood moeten worden geschreven, bieden ze volgens Eid een onbevooroordeelde blik op de levens van de overledenen: ‘because they are usually written on brief notice, most likely with no thought of how they may be used in the future, they reflect values and belief systems unobstructed by point of view or opinion.’32

Eid maakt onderscheid tussen twee soorten necrologieën. In de eerste plaats zijn er door de redactie van een krant geschreven necrologieën, waarbij de krant bepaalt wie er aan bod komen en hoeveel ruimte een necrologie mag innemen. Maar er zijn ook necrologieën die door nabestaanden geschreven en betaald worden. Deze teksten kunnen worden gezien als een soort tussenvorm tussen necrologie en overlijdensadvertentie; ze bezitten eigenschappen die een necrologie ook heeft (ze bevatten de naam en een beschrijving van het leven en soms ook het karakter van de overledene), maar de krant heeft niets te zeggen over de inhoud en de lengte van de tekst.

Eid gebruikt voor haar onderzoek de ‘familienecrologie’; ze is geïnteresseerd in familiebanden en de manier waarop families overledenen in herinnering bregen.33 Haar onderzoek spitst zich toe op de verschillen tussen hoe mannen en vrouwen door nabestaanden in herinnering worden gebracht. Als bronnenmateriaal gebruikt ze familienecrologieën die in de periode 1938-1998 in een Egyptische, een Iraanse en een Amerikaanse krant verschenen. Ze

30

Hume, Obituaries in American culture p. 129-147.

31

Mushira Eid, The world of obituaries.Gender across cultures and over time, Wayne State University Press, Detroit 2002.

32

Eid, The world of obituaries, p. 24.

33

(26)

ontdekte dat de cultuurverschillen tussen de drie landen tot uiting komen in hun necrologieën. In de Oosterse familienecrologieën wordt de identiteit van de overledene gekoppeld aan de sociale en professionele status. Ellenlange opsommingen van familieleden en hun werkzaamheden zijn geen uitzondering. Overleden vrouwen worden vaak niet met hun eigen naam, maar met die van hun man genoemd, zoals in deze Egyptische necrologie uit 1938: ‘Passed into God’s mercy the wife of the late Mustafa beh Ismail, mother of Mr. Ali Ismail, teacher at Applied Engineering School, Ismail Sirri, an engineer in het municipal council (...) and the wife of Mr. Kamel Taha, assistent director of the Roads Department (...) – de opsomming gaat door, maar nergens wordt de naam van de overleden vrouw genoemd! 34 In de Amerikaanse necrologieën staat volgens Eid de overledene centraal en speelt alleen de naaste familie een bescheiden rol. Maar ook hier worden vrouwen soms aangeduid met de naam van hun echtgenoot (‘Mrs. Gustav Pagenstcher’). 35

Eid komt tot de conclusie dat de wereld die de necrologieën ons tonen overeenkomsten vertoont met de werkelijke wereld, maar dat hij niet dezelfde is.36 Eids ‘obituary world’ is overbevolkt met succesvolle mannen uit rijke families. Geld, status en geslacht bepalen wie er een necrologie krijgt. Volgens Eid laten de opstellers van familie-necrologieën zich eerder leiden door datgene wat gebruikelijk is, dan door hun herinneringen aan de overledene.37 Vanwege de beperkte ruimte moeten de schrijvers kiezen wat ze wel en niet vermelden, en hun keuzes worden beïnvloed door vooroordelen en conventies. Journalisten houden zich ook aan conventies; de keuzes van een redactie worden beïnvloed door wat de maatschappij (de krantenlezer)

34

Geciteerd en vertaald in Eid, The World of Obituaries, p. 26.

35

Eid, The world of obituaries, p. 37.

36

(27)

verwacht, maar ook door beperkte ruimte en tijd. Het is jammer dat Eid niet ook naar de journalistieke necrologieën uit dezelfde kranten heeft gekeken. Het is nog maar de vraag hoeveel van de door families in herinnering gebrachte doden ook journalistieke aandacht zouden hebben gekregen.

Uit de studies van Hume en Eid blijkt dat necrologieën, of ze nu geschreven worden door een journalist of door een nabestaande, bewust dan wel onbewust de heersende moraal onderstrepen. Ze maken duidelijk wie er belangrijk is en wie niet, welke eigenschappen gewenst zijn in een individu en welke niet. Ze wijzen man en vrouw hun plaats en vertellen hen hoe ze zich zouden moeten gedragen.

2. De necrologie als journalistiek genre

Terwijl Eid zich concentreerde op door nabestaanden geschreven en betaalde necrologieën bestudeerde Hume de necrologieën die door journalisten zijn geschreven. Nabestaanden laten zich bij het opstellen van een necrologie leiden door de conventies. Journalisten ook, maar daarbij doen zij zelf mee met het uitdragen en in stand houden van die conventies. Dat is in hun eigen belang; het succes van een krant wordt bepaald door de lezers, en die willen van hun krant herkenbaarheid en bevestiging van hun wereldbeeld. De media zijn daardoor dus representatief voor de waarden en normen van een maatschappij.

(28)

‘Dits et non-dits des nécrologies de la presse’ een antwoord te vinden op deze vragen. Ze deed daarvoor onderzoek naar de geschiedenis van de Franse krantennecrologie. Het vastleggen van de namen van overledenen had lange tijd een religieus doel, aldus Makarova. De eerste necrologieën riepen op om te bidden voor de ziel van de overledene. Maar zodra de necrologie niet langer alleen het domein van de kerken was, begon het verschijnsel een rol te spelen in de bevestigen van de sociale band tussen mensen.38 Vanaf het begin van de negentiende eeuw spelen de Franse kranten hier een rol in: ‘La rubrique nécrologique nous enseigne ce qu’il convient de dire – et, par contraste, de taire – sur la mort d’une personne, suivant son statut social, sa profession, son sexe et son age.’39 Behalve naar de inhoud, kijkt Makarova ook naar de vorm. Pas aan het einde van de negentiende eeuw krijgt de necrologie in de Franse kranten een vaste plaats. De necrologen besteden niet alleen aandacht aan droge biografische feiten, maar verlevendigen hun teksten met anekdotes, grappige gebeurtenissen uit het leven van de overledene.40 Er is ook veel aandacht voor de manier waarop de overledene aan zijn of haar einde kwam; niet zelden worden alle registers opengetrokken om het moment van overlijden zo romantisch mogelijk weer te geven. Alles komt aan bod: het toedienen van de laatste sacramenten, de familie rondom het sterfbed, de laatste woorden, de laatste ademtocht; ‘On meurt, en fait, deux fois: la première fois “au sein de la famille en pleurs”; la seconde publiquement, dans les pages de la presse’.41

De toon van de negentiende-eeuwse necrologieën is vaak een beetje rellerig. Geruchten en roddels worden opnieuw aangehaald, veel ‘feiten’

38

Arina Makarova, ‘Dits et non-dits des nécrologies de la presse’, Le Tems des Médias.

Revue d’histoire 1(2003) p. 108-118, p.108.

39

Ibidem, p. 109.

40

Arina Makarova, The history of the obituary column in the French press, 19th – 20th

(29)

komen uit de derde of vierde hand. Er worden dan ook regelmatig fouten gemaakt, die de kranten zelf ‘confusions’ noemen.42 De Franse pers komt duidelijk tegemoet aan de lezers die houden van sappige nieuwtjes en spannende roddels uit de levens van de ‘high society’. De sociale status van de overleden komt ook uitgebreid aan bod; er is veel aandacht voor familiebanden en adellijke doden krijgen duidelijk meer ruimte.43

Of de Amerikaanse, Egyptische en Iraanse necrologieën van Eid en Hume ook regelmatig fouten bevatten, komt in hun studies niet aan de orde. Beide onderzoekers noemen de korte termijn waarbinnen krantennecrologieën moeten worden geschreven vooral een voordeel, omdat die een onbevooroordeelde blik zouden garanderen. Het is echter niet ondenkbaar dat deze haast invloed heeft gehad op de kwaliteit van de necrologieën. Journalisten zijn gewend om onder tijdsdruk te werken, maar de necrologie lijkt bij uitstek een genre waarin juist wat meer bedachtzaamheid op zijn plaats zou zijn. Die mening heeft Jeroen Brouwers. In het voorwoord van een door hem samengestelde bundel met necrologieën van schrijvers (die in de periode 1936-1984 verschenen in kranten en tijdschriften) gaat hij in op het niveau van de gemiddelde necrologie. Krantennecrologieën zijn vaak oppervlakkig en staan vol onnauwkeurigheden en vergissingen, aldus Brouwers. Dat is te wijten aan het haastwerk, maar ook aan het feit dat de necrologie in Nederland een ondergewaardeerd genre is, dat maar halfslachtig wordt beoefend.44 Niet alleen zijn volgens Brouwers de meeste necrologieën te kwalificeren als ‘rammelende treurverzen’, ook de keuze voor welke personen aan bod komen lijkt vaak weinig doordacht. ‘Het is in Nederland absoluut niet zo vanzelfsprekend dat iedere tijdens zijn leven bekend of beroemd geweest zijnde dode met een “lauwerkrans van vriendelijke

42 Ibidem. 43 Ibidem, p. 113. 44

(30)

woorden” wordt bedacht.’45 Veel doden sterven dan ook ‘te laat’. Tegen de tijd dat ze hun laatste adem uitblazen is hun roem vervaagd en kan een groot deel van de journalisten hen nog niet meer op waarde schatten (de kans is groot dat een groot deel van hen nog op de kleuterschool zat toen de overledene al in de spotlights stond).46

3. Necrologieën in een verzuilde maatschappij

Is de krantennecrologie het ondergeschoven kindje van de Nederlandse journalistiek? Of de stijl nu onberispelijk is of niet, ook de Nederlandse necrologieën bieden een schat aan informatie; niet alleen vertellen ze over de ‘ideale doden’, ze vormen ook een illustratie van de ontwikkeling van de journalistiek. Hume constateert dat in de VS met de opkomst van de massamedia de necrologie aan populariteit won; necrologieën kwamen tegemoet aan de roep om meer human interest-nieuws.47 Makarova beschrijft hoe dat de Franse necrologen rond 1900 een voorkeur ontwikkelden voor sappige roddels en romantische sterfscènes. Ook in Nederland maakten de media een zekere popularisering door; aan het begin van de twintigste eeuw maken de lange, uniforme kolommen met degelijke berichtgeving plaats voor steeds meer reportages en interviews over onderwerpen die dichter bij de lezer liggen.48 Wint daarmee ook de necrologie aan populariteit?

Vanaf het einde van de negentiende eeuw is de Nederlandse maatschappij verdeeld in verschillende groepen, die min of meer gescheiden van elkaar leven. Katholieke Nederlanders bezoeken katholieke scholen, lezen katholieke kranten en tijdschriften, zijn lid van een katholieke dam- of

45 Ibidem, p. 12. 46 Ibidem, p. 10. 47

Hume, Obituaries in American culture, p. 18.

48

(31)

voetbalclub en doen hun boodschappen bij een katholieke kruidenier. Protestanten, socialisten en liberalen leven in vergelijkbare eigen wereldjes. Deze verzuiling bereikt een hoogtepunt in het interbellum en houdt ook na de Tweede Wereldoorlog stand.49 Iedere zuil heeft zijn eigen kranten. De krant speelt een belangrijke rol binnen een gemeenschap die zeer bewust bezig is met haar eigen waarden en normen en positie ten opzichte van de andere zuilen; een wij-zij denken dat telkens moet worden bevestigd. De krant zorgt voor die bevestiging door alleen nieuws te brengen dat door het filter van de zuil komt.

Het valt te verwachten dat de identiteit van de krant ook zijn neerslag vindt op welke overledenen een necrologie krijgen en welke niet. Wat opgaat bij de studies van Hume, Eid en Makarova, namelijk dat de necrologieën de waarden en normen van een samenleving weerspiegelen, zou zeker ook voor het verzuilde Nederland moeten gelden. Beroep, karaktereigenschappen, maar ook het geslacht en de woonplaats van een overledene kunnen ons veel vertellen zo over het ideaalbeeld dat hoort bij een zuil. De zoektocht naar het ideale lijk wordt daarmee ook een zoektocht naar het goede leven, het leven dat binnen de strenge normen en waarden van de zuil de moeite van het herinneren waard is.

Daarnaast laten necrologieën ons zien hoe men in het verleden met de dood omging. In welke termen spreekt men over een overlijden? Hoe wordt omgegaan met taboes zoals zelfmoord? Bovendien levert onderzoek naar necrologieën een kijkje in de keuken van de journalistiek. Niet alleen biedt het inzicht in welke keuzes er binnen een krantenredactie werden gemaakt, ook stijl, lengte en opbouw zijn het bestuderen waard. Was de Nederlandse krantennecrologie human interest-nieuws bij uitstek, of vooral bedoeld als een les voor de levenden? In het volgende hoofdstuk komen de resultaten aan bod

49

J.Th.M Bank, J.J. Huizinga en J.T. Minderaa, Nederlands verleden in vogelvlucht. De

(32)

van een uitgebreid bronnenonderzoek naar de necrologie in de Nederlandse krant.

IV. Het bronnenonderzoek

1. Opzet en uitvoering

1.1 Het corpus

Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van drie verschillende Nederlandse dagbladen: De Tijd, de Provinciale Groninger Courant en het

(33)

de provincie Groningen uitkwam. 50 Wat beide kranten gemeen hebben is dat ze algemeen gerespecteerd werden als kwaliteitskranten.51 Omdat de

Provinciale Groninger Courant na 1935 ophoudt te verschijnen, is daarna gebruik gemaakt van het Nieuwsblad van het Noorden, de krant waarmee de

Provinciale fuseerde.

1.1.1 De Tijd en het katholieke journalisme

De eerste editie van het katholieke dagblad De Tijd verscheen op 17 juni 1845. De krant was het geesteskind van priester Jodocus Smits. Smits had als hoofdredacteur van De Noord-Brabander, eveneens een katholieke krant, aan den lijve ondervonden dat de kerkelijke autoriteiten de journalistiek op allerlei manier probeerden te beïnvloeden.52 De Tijd moest een onafhankelijk blad worden, en dat maakte Smits meteen in de eerste editie al duidelijk: ‘Noch de geestelijkheid, hetzij hoogere of lagere, noch de katholijken, niemand is aansprakelijk voor onze opiniën, dan wij alleen, omdat wij in het verdedigen der algemeene en katholijke belangen het orgaan zijn van niemand anders dan ons eigen zelven.’53

Inhoudelijk was De Tijd vanaf het begin een echte katholieke krant. De meeste katholieke periodieken durfden, in een tijd waarin katholieken een achtergestelde bevolkingsgroep waren, niet openlijk voor hun katholiciteit uit te komen. Smits had daar geen moeite mee. Dat De Tijd een katholieke krant was werd niet onder stoelen of banken gestoken. In zijn hoofdartikelen bracht

50

Bart Tammeling, De krant bekeken. De geschiedenis van de dagbladen in Groningen en

Drenthe, Nieuwsblad van het Noorden, Groningen 1988, p. 30.

51

Nic. Schrama, Dagblad De Tijd, 1845-1974, Valkhof Pers, Nijmegen 1996, p. 579 en Tammeling, De krant bekeken, p. 96.

52

Schrama, Dagblad De Tijd, p. 24.

53

(34)

Smits regelmatig de achterstelling van katholieken ter sprake en ijverde hij voor meer eenheid in eigen kring.54

In de laatste decennia van de negentiende eeuw ging het steeds beter met De Tijd. Net als de meeste kranten profiteerde het dagblad van de afschaffing van het dagbladzegel in 1869, het gestaag groeien van de geletterde bevolking en het aantal potentiële adverteerders als gevolg van de industriële revolutie. Inhoudelijk werd De Tijd minder progressief dan zij in de beginjaren was geweest. In 1890 kan de krant worden gekenmerkt als conservatief en anti-liberaal.55 De verzuiling begon vorm te krijgen en de emancipatie van de katholieken kwam op gang. De katholieken begonnen zich af te zetten tegen alles wat niet katholiek was.

Een instructieboekje voor katholieke journalisten uit 1910 is duidelijk over de functie van de katholieke pers: ‘Een courant is een leerstoel, een middel tot onderricht, een oefenschool. In onze dagen leest iedereen een courant. Zij behoort dus onderhoudend te zijn, maar tevens mag zij niet nalaten te onderrichten, op te voeden en geest en hart te vormen.’56 Met een stelligheid die naar fanatisme neigt wordt gewaarschuwd voor ‘slechte schrijvers’ (alle niet-katholieke, maar ook veel afgedwaalde katholieke journalisten) en wordt het belang van gehoorzaamheid aan het kerkelijk gezag onderstreept: ‘Wie in ernstige mate de tucht verbreekt, is werkelijk een stichter van wanorde, een opstandeling en een verrader en behoort volgens de zwaarte van zijn misdrijf getuchtigd te worden.’57

Dat deze harde woorden pluriformiteit niet in de weg stonden, blijkt uit de veelheid aan katholieke bladen die het katholieke perslandschap rond de eeuwwisseling kende: ultraconservatieve dagbladen, maar ook grote

54

Schrama, Dagblad De Tijd, p. 30 en 48

55

Schneider, De Nederlandse krant 1618-1978, p. 214.

56

(35)

stadskranten, verstrooiende week- en maandbladen en regionale kranten.58 Censoren moesten ervoor zorgen dat de pers binnen de perken van de katholieke leer bleef, en ook bisschoppen bemoeiden zich regelmatig met de berichtgeving.59

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw bereikte de verzuiling een hoogtepunt.60 Katholieke kranten brachten vooral katholiek nieuws en namen stelling tegen door hen verfoeide maatschappelijke stromingen. Zo besteedde De Tijd in 1930 vele kolommen aan tirades tegen het communisme en roept zij op tot een grote demonstratie tegen ‘satanistische bolsjewieken’. Ook het fascisme, socialisme en het liberalisme moeten het ontgelden. De

human interest-factor, die in die tijd steeds belangrijker werd, kreeg een plaats in reportages over zouaven (soldaten van het vaticaan), de paus en vrouwen met stigmata.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef De Tijd, na een kort verschijningsverbod, gewoon bestaan. De bezetter stond het verschijnen van de katholieke krant toe (al kwam er wel een pro-Duitse hoofdredacteur). De bisschoppen waren ook voor het blijven verschijnen mits de redactie erin slaagde ‘de druk binnen zekere perken te houden en het fatsoen van de krant als Nederlands katholiek blad op te houden’.61

In 1959 fuseerde De Tijd met De Maasbode, een andere katholieke krant. De reden hiervoor was financiëel; beide kranten hadden te kampen met dalende oplagen en tegenvallende advertentie-omzet. De nieuwe krant verscheen tot 1965 onder de titel De Tijd De Maasbode, en daarna weer gewoon als De Tijd. De fusie was een logische en rationele zet. Volgens historicus Huub Wijfjes stond de fusie voor de overwegend Amsterdamse

58

Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000. p. 99 en p. 148.

59

Schrama, Dagblad De Tijd, p. 569-570.

60

Bank e.a., Nederlands verleden in vogelvlucht, p. 180.

61

Hans Renders, ‘Van het tijdelijke naar het eeuwige’, Sic. Driemaandelijks tijdschrift

(36)

lezers van De Tijd en de overwegend Rotterdamse lezers van De Maasbode echter gelijk met het samengaan van Ajax en Feyenoord.62

De jaren zestig brachten voor De Tijd een omslag mee. De krant begon zich vrijer op te stellen als het ging om geloof en zeden. Het katholicisme was in de krantenkolommen minder prominent aanwezig. Toch bleef gematigdheid de boventoon voeren; de krant nam nooit extreme standpunten in.63 In 1974 besloot uitgever VNU dat De Tijd moest gaan verdwijnen. De krant maakte toen al jaren geen winst meer. Een grootscheepse actie in 1971 om nieuwe abonnees te werven leverde nog wel 18 duizend nieuwe leden op, maar dat bleek niet voldoende. Op 31 augustus 1974 verscheen het laatste nummer van dagblad De Tijd.

1.1.2 De Provinciale Groninger Courant en het liberalisme

Op dinsdag 9 oktober 1787 verscheen het eerste nummer van de Ommelander

Courant, de krant die vanaf 1814 onder de naam Provinciale Groninger

Courant zou verschijnen. Zoals de naam al suggereert was de krant gericht op lezers in de ‘Ommelanden’, het deel van de provincie Groningen buiten de grenzen van de hoofdstad. De krant was opgericht bij besluit van de Ommelander Staten en was het rechtstreekse product van de rivaliteit tussen de Ommelanden en de Stad Groningen.64 De Ommelander bestuurders waren ontevreden met het bestaande aanbod aan (stadse) kranten, die te weinig aandacht zouden besteden aan nieuws van buiten de stad en zich schuldig zouden maken aan het publiceren van ‘menigvuldige onwaare berichten’. In het pamflet waarin de Ommelander heren hun besluit toelichten wordt gezegd dat het ‘onbehoorlijk gedrag’ van de bestaande kranten de voornaamste reden

62

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, p. 331-332.

63

(37)

is om een eigen krant uit te geven.65 Een krant waarvan ze de inhoud zelf konden controleren, zodat de Ommelanders tenminste juist geïnformeerd zouden worden.

De heren stelden ene Leonard Bolt aan als uitgever. Bolt moest twee maal per week, ‘zijnde bij Provisie de Dinsdagen en Donderdagen daartoe vastgesteld’ een courant uitgeven, voorzien van het Ommelander wapen. De krant moest in ieder geval informatie bevatten over de marktprijzen van granen, boter en verdere handelswaar waarvan men de prijzen zou willen weten.66

De Provinciale Groninger Courant ontwikkelde zich als een keurige liberale krant. Wanneer ooit van een krant gezegd kon worden dat hij ‘een meneer’ was, dan was het wel van de Provinciale Groninger Courant, aldus historicus Bart Tammeling, die uitgebreid onderzoek deed naar de persgeschiedenis van Groningen.67 In de jaren tachtig van de negentiende eeuw was het liberalisme in de Nederlandse politiek oppermachtig. Vanwege het nog beperkte kiesrecht en het districtenstelsel hadden de liberalen een meerderheid in de Tweede Kamer.68 De Provinciale profiteerde van het liberale succes; met de krant ging het beter dan ooit. In 1886 had de krant een oplage van 3270 exemplaren en werd een winst behaald van 32 duizend gulden. Vanaf dan zal het echter bergafwaarts gaan met de krant. Twaalf jaar later was de oplage gedaald naar 2405 en was er van winst geen sprake meer; er werd een verlies geleden van twaalfhonderd gulden.69

Volgens Tammeling had de Provinciale een goede naam, het was een echte kwaliteitskrant, gericht op een klein publiek. De krant wilde ‘een

65 Ibidem, p. 32. 66 Ibidem, p. 30. 67

Tammeling, De krant bekeken, p. 30.

68

K. De Jong Ozn., Zij zullen het niet hebben. De geschiedenis van het Friesch Dagblad.

Deel 1(1903-1935), Uitgeverij Kok, Kampen 2003, p. 15.

69

(38)

gewilde gast (...) in de woningen der ontwikkelde boeren en burgerbevolking van Stad en Lande’ zijn.70 De ondertitel van de krant luidt: ‘Algemeen nieuws- en advertentieblad’ en dat algemene blijkt uit de afwezigheid van zaken als kerknieuws en commentaren vanuit een duidelijke godsdienstige wereldbeschouwing. In de kranten van 1891 is er veel aandacht voor handelsnieuws; de krant biedt uitgebreide overzichten van landbouwprijzen en ontwikkelingen op de beurs. Verslagen van vergaderingen van de Tweede en Eerste Kamer nemen veel ruimte in, maar net zoveel aandacht is er voor vergaderingen van gemeenteraden en plaatselijke genootschappen. Nieuws uit de regio is erg belangrijk; in elk Gronings gehucht heeft de krant correspondenten. Dat de krant liberale lezers heeft blijkt uit de ingezonden stukken. Lezers doen op badinerende toon bericht over de pogingen van een groep gereformeerden om een school met de bijbel op te richten, zeggen de socialist Domela Nieuwenhuis een onrustzaaier te vinden (‘De arbeider heeft het zo slecht nog niet’) en discussiëren over de vraag of een bepaalde kiesvereniging zich moet aansluiten bij een ‘doctrinaire liberale’ kiesvereniging.

Maar wat maakt van de Provinviale nu een echte liberale krant? Dat is moeilijk te zeggen. Een duidelijk vastgelegde identiteit lijkt te ontbreken. Maar juist dat is misschien typisch liberaal. Volgens historicus A. Lijphart vormden de liberalen een zuil niet omdat ze dat zelf wilden, maar omdat ze er door de andere zuilen toe werden gedwongen.71 De liberale zuil was een soort ‘restgroep’, waar iedereen die niet katholiek, protestants of socialistisch was onder geschaard werd. Een deel van deze groep werd echter wél door liberale opvattingen gekenmerkt. En de redactie van de Provinciale rekende zichzelf ook tot die groep. Dat bleek toen de krant in 1935, onder druk van de

70

Geciteerd in: Tammeling, De krant bekeken, p. 96.

71

(39)

teruglopende advertentie-opbrengt en het aantal abonnees moest ophouden te verschijnen. In het laatste nummer, dat op 29 juni 1935 verscheen, nam de krant afscheid met de volgende woorden: ‘Met het liberalisme is de

Provinciale Groninger groot geworden. De vraag ligt voor de hand of met het liberalisme de Provinciale ook is gevallen. Het antwoord kan niet ten eenen malen ontkennend luiden. Wij bedoelen dat naar onze vaste overtuiging de

Provinciale geen gevaar had geloopen, wanneer het liberalisme groot en sterk was gebleven’.72

De Provinciale Groninger Courant ging, na bijna 150 jaar, dus ten onder aan een gebrek aan belangstelling. De krant ging op in het Nieuwsblad

van het Noorden, die tot 1974 de onderkop ‘waarin opgenomen de

Provinciale Groninger Courant opgericht in 1787’ zou dragen. Daarna werd de Provinciale alleen nog in het colofon vermeld.73

Het Nieuwsblad van het Noorden was op 2 juni 1888 voor het eerst verschenen. De krant was overtuigd neutraal en richtte zich op een nieuw lezerspubliek; het was een nieuwsblad voor het gewone volk. Uitgever Ruurt Hazewinkel bleek een gat in de markt te hebben ontdekt; in drie jaar tijd steeg het aantal abonnees van driehonderdvijftig naar zesduizend en rond 1900 had de krant veertienduizend abonnees.74 In de jaren zestig is het Nieuwsblad een moderne krant die een uitgekiende mix brengt van nieuws en vermaak. Van invloed van de deftige Provinciale Groninger Courant ontbreekt elk spoor; de krant is liberaal noch deftig te noemen.

1.2 Periodisering en definitie

72

Tammeling, De krant bekeken, p. 30.

73

Tammeling, De krant bekeken, p. 30.

74

(40)

Een inventarisatie van verschillende kranten in verschillende periodes wees uit dat pas vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw regelmatig necrologieën verschenen in de Nederlandse krant (zie hoofdstuk 2). Als eerste onderzoeksjaar werd daarom gekozen voor 1891. De kranten hadden in die tijd, waarin steeds meer mensen gingen lezen, een groeiend lezerspubliek. Technische uitvindingen die papier goedkoper en drukpersen sneller maakten zorgden dat grotere oplagen mogelijk werden.75 De verzuiling, die was begonnen toen verschillende groepen in de maatschappij zich gingen organiseren (en een eigen krant hoorde daar ook bij) begon al vorm te krijgen. Als tweede jaar werd gekozen voor 1930, midden in de periode waarin de verzuiling een hoogtepunt bereikte. Tot slot werd gekeken naar 1964, een jaar in de periode waarin Nederland zich bevrijdde van het strakke keurslijf van de zuilen. Van de jaren 1891 en 1930 werden uit De Tijd en de Provinciale

Groninger Courant alle necrologieën verzameld die in de maanden februari-maart (voor 1891) of februari-maart-april (voor 1930) verschenen. Uit 1964 werden

De Tijd De Maasbode en het Nieuwsblad van het Noorden van oktober en november onderzocht.

De berichten die verzameld werden moesten aan een aantal criteria voldoen. Naast informatie zoals naam, woonplaats en leeftijd moest in een bericht ook worden ingegaan op de unieke eigenschappen van de overledene. Kenmerken als beroep, levensloop en karakter moesten aan bod komen (of minimaal twee van die drie criteria). Zo kan het zijn dat tot het bij dit onderzoek gebruikte corpus ook zeer summiere berichten van minder dan zes regels behoren, die wellicht meer een nieuwsbericht zijn dan een necrologie. Zolang het ging om een bericht waarin werd getracht een beeld te schetsen (hoe summier ook) van de overledene door leven en karakter te beschrijven, viel het onder mijn definitie van een necrologie. Het hanteren van een ruime

75

(41)

definitie diende om een zo groot mogelijk corpus aan te leggen. Analyse van de gegevens zou uiteindelijk kunnen leiden tot een verscherping van de definitie.

Dit uitgangspunt heeft ertoe geleid dat in dit onderzoek ook een uniek type bericht is meegenomen: de begrafenisreportage. Hoewel ik aan deze beschrijvingen van begrafenissen, die vooral in 1891 en 1930 erg populair waren, een aparte paragraaf zal wijden (zie 2.10), heb ik ze ook onderdeel laten uitmaken van het corpus. Met hun typeringen van de overledene en beschrijvingen van grafredes voldeden ze namelijk ook aan de gehanteerde criteria. In het vervolg worden alle verzamelde berichten, ondanks de genoemde variatie, aangeduid als necrologieën.

1.3. Het verwerken van de data

Van de 286 verzamelde necrologieën werden een aantal parameters genoteerd. Hierbij werd gekeken naar zaken die op de overledene van toepassing zijn, en eigenschappen van de necrologie zelf. Van de overledene werden onder andere naam, plaats van overlijden, leeftijd, beroep, karaktereigenschappen en levensloop vastgelegd. Bij het bericht zelf werd gekeken naar de lengte, de plaats in de krant, de aanwezigheid van een kop en foto en de auteur.

2. De resultaten

(42)

In de twaalf bestudeerde maanden verschenen er in totaal 286 necrologieën, waarin 237 personen aan bod kwamen. Eenendertig personen kregen een necrologie in beide kranten: in de 286 necrologieën komen dus 206 unieke personen voor. Op de betekenis van deze overlap zal in paragraaf 2.11 worden teruggekomen. Zeventien personen (acht procent) waren van het vrouwelijk geslacht. De gemiddelde leeftijd bij overlijden is 68. De jongste persoon die aan bod komt was 21, de oudste 102.

Grafiek 1. Aantal necrologieën en personen

58 26 72 52 31 47 39 22 63 39 29 45 0 10 20 30 40 50 60 70 80 DT 1891 PGC 1891 DT 1930 PGC 1930 DTM 1964 NvhN 1964 a a n ta l aantal necrologieën aantal personen

Grafiek 1. Het aantal necrologieën en personen. DT= De Tijd, PGC= Provinciale Groninger Courant, DTM= De Tijd De Maasbode, NvhN= Nieuwsblad van het Noorden.

In de jaren 1891 en 1930 publiceerde De Tijd meer necrologieën dan de

(43)

de loftrompet over deze ‘voorvechter der Duitsche katholieken’. In acht zeer uitgebreide artikelen worden hij en zijn verdiensten geroemd. De berichtgeving rondom Windthorst mag echter een uitzondering genoemd worden. Meestal vormt een overlijden geen voorpaginanieuws. De over het algemeen vrij korte berichten (het gemiddelde ligt over de jaren tussen 24 en 38 regels) moeten het meestal doen met een onopvallende plaats tussen binnenlands en regionaal nieuws. In 1964 is het aantal necrologieën dat in het

Nieuwsblad van het Noorden verschijnt vergeleken met de Provinciale in 1930 ongeveer gelijk gebleven. De Tijd De Maasbode laat echter een grote daling zien ten opzichte van 1930.

2.2 Opmaak en plaats in de krant

(44)

Tijd net als in 1891 onder ‘Kerkelijk leven’ een plaats vinden. Ook in 1964 staan de necrologieën tussen al het andere nieuws. Door een overzichtelijker opmaak met grotere koppen zijn ze echter makkelijker te vinden. De Tijd De

Maasbode plaatst een deel van haar necrologieën in de rubriek ‘Personalia’, waar ze onder de kop ‘Overleden’ staan.

2.3 Invalshoek

In de onderzochte necrologieën wordt een beeld geschetst van de overledenen. Dat kan op verschillende manieren. Hoe zijn necrologieën opgebouwd, en vanuit welke invalshoek wordt het leven van de overledene benaderd? In grafiek 2 wordt aangegeven welke onderwerpen het meest aan bod komen.

Grafiek 2. Invalshoek van de onderzochte necrologieën. DT= De Tijd, PGC= Provinciale Groninger Courant, DTM= De Tijd De Maasbode, NvhN= Nieuwsblad van het Noorden.

In de meeste necrologieën komt een beschrijving van de levensloop voor (opleiding, carrière, prestaties). Zowel in de Provinciale als in De Tijd gaat daarbij de meeste aandacht uit naar de verschillende beroepen die de

Grafiek 2. Invalshoek 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 DT 1891 PGC 1891 DT 1930 PGC 1930 DTM 1964 NvhN 1964 p e rc e n ta g

e manier van sterven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Allen: Houd mij in leven, wees Gij mijn redding steeds weer zoeken mijn ogen naar U.. Maak mij, Heer, met uw

(3) We konden die eilanden niet aan zichzelf overlaten, omdat ze zichzelf niet kunnen besturen en er dus chaos zou zijn gekomen of wanbestuur dat nog erger had kunnen zijn dan

 aan te geven welke houding uit deze brief naar voren komt en  uit te leggen wat het verband is tussen deze houding en de

Als een land er blijk van geeft sociale en politieke vraagstukken op een efficiënte en fatsoenlijke manier te kunnen afhandelen en als het zijn financiële verplichtingen nakomt,

Stel: je onderzoekt deze kwestie en je concludeert dat deze briefwisseling bruikbaar is voor een onderzoek naar de betrekkingen tussen Johan de Witt en Frankrijk.. 2p 12 Noem

 uit te leggen waardoor deze gebeurtenis Willem van Oranje hinderde in zijn strijd tegen Alva.. Vanuit de opvattingen van Willem van Oranje was de Pacificatie van Gent een

- Toen Jezus dit verhaal vertelde was de Opstanding nog niet gekomen, maar toch worden bedelaar Lazarus en de rijke man in hun lichamelijkheid gezien.. Mensen die sterven