• No results found

Werkzame burgers

In document Een ideaal lijk (pagina 52-56)

IV. Het bronnenonderzoek

1. Opzet en uitvoering

2.8 Werkzame burgers

We weten nu wat de overledenen in hun dagelijks leven deden. Maar een necrologie begint pas echt te ‘leven’ als ook het karakter van de overledene aan bod komt. In ongeveer de helft van de onderzochte berichten worden, naast naam, beroep en loopbaan, ook karaktereigenschappen van de overledene vermeld.

Karaktereigenschappen die in beide kranten en over alle periodes worden geprezen zijn ijver en werkzaamheid, vaak gepaard met toewijding en deskundigheid. De Tijd gebruikt er in 1891 zinsneden als ‘onbegrijpelijke werkkracht’, ‘verdienstelijk medewerker’, ‘buitengewone toewijding’ en ‘woekerde met kracht, tijd en geld’ voor. De Provinciale is over het algemeen niet minder lyrisch en roemt ook de ‘buitengewone werkkracht’, ‘voorbeeldige toewijding’ en ‘zeldzame nauwkeurigheid’ van de overledenen. In de loop der jaren wordt de toon wat minder bombastisch. Vergrotende bijvoeglijke naamwoorden worden al in 1930 grotendeels achterwege gelaten en in 1964 zijn de berichten vooral erg sober en zakelijk.

Andere eigenschappen die in beide kranten aan overledenen worden toegekend zijn onder andere wijsheid, vastberadenheid, intelligentie en menslievendheid; eigenschappen die de zuilen duidelijk overstijgen.

De Tijd was een katholieke krant, met katholieke lezers en katholieke doden. Van een groot aantal personen dat een necrologie krijgt kan uit levensbeschrijving, beroep of karakter worden opgemaakt dat de dode katholiek was. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat eigenschappen die met het zijn van een goede katholiek te maken hebben in de necrologieën in

De Tijd uitgebreid aan bod komen. Typisch katholieke deugden als vroomheid, gedienstigheid en ‘stichtende’naastenliefde worden vaak genoemd. Tweede-Kamerlid Baron J.E.H.W. d’Olne wordt geprezen als

‘voorbeeldig cristen en katholiek, die voor zijn overtuiging steeds durfde uitkomen waar 't noodig was’.83 Ook een goede katholiek was gemeentesecretaris Thomas van Woezik, hij was ‘bijzonder werkzaam, gedienstig, behulpzaam en voorkomend jegens zijn evenmensch, zonder onderscheid van gezindte of stand’.84 Pastoor H. van Loon uit Lobith wordt geprezen omdat hij ‘...zeer veel tot stand (heeft) gebracht, zowel in het geestelijk als in het sociaal belang van katholiek Lobith’.85 In 1930 worden twee personen aangemerkt als niet-katholiek; bij de dood van schrijver Just Havelaar wordt uitgebreid ingegaan op zijn anti-katholicisme (door Anton van Duinkerken, in een van de weinige ondertekende artikelen uit die tijd) en van de Engelse conservatieve oud-premier Lord Balfour wordt gezegd dat hij nooit een groot leider was omdat ‘hem het geloof, dat bergen verzetten kan, ontbrak’. 86

In de liberale Provinciale is vroomheid geen eigenschap die ter sprake komt. Naast ook in De Tijd veel aangehaalde karaktertrekken als ijverigheid, intelligentie en menslievendheid hecht de Provinciale duidelijk aan status en uitstraling. Vaak wordt vermeld dat een overledene een hoog aanzien had, vooraanstaand en algemeen geacht was of gewoon ‘gezien’. Als personen een bijzonder charisma hadden, dan wordt daar over het algemeen op ingegaan, zoals in de necrologie van de Groninger predikant M. De Muinck Keizer: ‘Geboren in 1843, kon moeilijk iemand hem in jarental overtreffen. Maar toch was het niet slechts zijn hooge leeftijd en krasse, bijkans kaarsrechte figuur, die tegen hem deed opzien in letterlijken en figuurlijken zin, het was ook zijn groote vriendelijkheid en blijmoedigheid, die hem bijkans tot ieders vriend maakten. (...)Zijn representatieve figuur zal in onze straten worden gemist,

83 De Tijd 14-4-1891. 84 De Tijd 21-4-1891. 85 De Tijd 4-3-1930. 86

haast iedereen kende zijn gestalte, zooals hij daar altijd ging met zijn hoogen hoed – de meeste getrouwe representant – van een nu wel geheel verdwenen predikantengeslacht- en type. Maar met dankbaren weemoed staart menigeen zoo iemand na.’87 Van de politicus Windthorst, die in De Tijd vanwege zijn inzet voor de katholieke centrumpartij in Duitsland bijna heilig wordt verklaard, vermeldt de Provinciale dat hij toch vooral een gezellige man was, een vrouwenliefhebber en een levensgenieter.88

De ‘goede liberaal’ werkt hard en heeft een grote uitstraling, zo lijkt het. Echte strijders voor de liberale zaak, die natuurlijk veel minder vastomlijnd was als de katholieke zaak, worden er niet genoemd. Een enkeling wordt getypeerd als ‘selfmade man’ en ‘vrijzinnig’, eigenschappen die met wat goede wil als liberaal kunnen worden aangeduid. Van oud-hoogleraar C.M.J. Willeumier wordt vermeld dat hij zich ‘als warm voorstander van de liberale beginselen verdienstelijk (heeft) gemaakt’.89

Over de (Hollandse) doden niets dan goeds. In de necrologieën voor Nederlanders worden enkel goede eigenschappen genoemd. Sommige buitenlanders komen er echter niet zo goed vanaf; vooral bij degenen die langdurig in het voetlicht van het wereldtoneel hebben gestaan, bestaat soms de behoefte om de balans op te maken. Balfour was volgens De Tijd nimmer een groot leider omdat hij niet geloofde, prins Napoleon-Jozef Bonaparte bleef tot aan het einde onverzoenlijk naar familie en kerk en de Pruisische veldheer Helmut Karl Von Moltke was volgens de Provinciale welliswaar een geniaal veldheer, een geestig verteller en zeer nauwgezet, hij was ook ‘niet zo edelmoedig als hij had kunnen en moeten zijn, onteerde zijn schitterendste overwinningen door wreedheden en was blind voor de poëzie van de krijg’.90

87

Provinciale Groninger Courant 14-2-1930.

88

Provinciale Groninger Courant 18-3-1891.

89

De onderzochte periodes beslaan samen een periode van ruim zeventig jaar. Zeventig jaar, waarin de Nederlandse maatschappij een grote verandering onderging; van sterk verzuild naar een tijd waarin de zuilen in rap tempo afbrokkelden. Te verwachten valt dat daarmee ook het beeld van de ‘ideale overledene’ verandert. In de necrologieën die in 1964 in De Tijd De

Maasbode verschijnen komt het goede katholieke burgerschap minder naar voren dan in de eerdere periodes. Van de negenentwintig overledenen, kan echter toch nog van acht worden vastgesteld dat ze zeker katholiek waren (bijvoorbeeld omdat ze priester waren of in besturen van katholieke organisaties zaten). Karaktereigenschappen komen minder uitgebreid aan bod, nog maar een paar necrologieën ademen de sfeer van de uitgebreide beschrijvingen uit vroegere tijden, zoals die van De Tijd-medewerker L.W. Leyns (de heer Leyns ‘paarde grote ijver aan scherp inzicht’ en was ‘zeer minzaam en altijd tot helpen bereid’) en docent Mathieu Linders (die wordt geprezen als een voorbeeldig christen humanist, die leefde in ‘ascetische vroomheid’). 91

Terwijl in De Tijd De Maasbode de necrologieën korter en zakelijker zijn dan voorheen, blijft het Nieuwsblad van het Noorden wat meer uitgebreide berichten publiceren. Karaktereigenschappen komen nog regelmatig aan bod, waarbij opvalt dat de overledenen nog steeds actief, kwiek en ijverig waren, maar toch ook vooral gewaardeerde, trouwe mensenvrienden met gevoel voor humor. Een mooi beeld komt bijvoorbeeld naar voren in de necrologie van oud-wielrenner Peter Daniël Moeskops, die op 71-jarige leeftijd in Den Haag overleed. Moeskops was een ‘oppermachtig wielrenner’, aldus het Nieuwsblad; ‘de beste onder de besten’. Maar hij had

91

‘Oud medewerker J.W. Leyns ’, De Tijd De Maasbode 6-10-1964. ‘In memoriam Mathieu Linders’, De Tijd De Maasbode 9-11-1964.

ook een groot hart, en hij ‘koketteerde met voorgewende ruwheid en onbehouwenheid’.92

In document Een ideaal lijk (pagina 52-56)