De Republiek in een tijd van vorsten
bron 1
De Spanjaard Francisco de Enzinas laat in Antwerpen het Nieuwe Testament in het Spaans drukken en biedt dit Karel V aan. Als gevolg daarvan belandt hij in 1543 in Brussel in de gevangenis waar hij op wonderlijke wijze uit ontsnapt. In het Duitse Wittenberg schrijft hij in 1545 Bericht over de toestand in de Nederlanden en de godsdienst bij de Spanjaarden. Hieruit een fragment:
Toen de kerkelijke geschillen van onze tijd opkwamen en onze monniken en theologen bemerkten dat de gezuiverde leer van het evangelie hun buik en aanzien in dezelfde mate zou dwarsbomen als zij de heerlijkheid van Christus zou doen schitteren, bepleitten zij bij keizer Karel (…) dat in diens gewesten de boeken van de Duitsers bij wet zouden worden verboden en dat op
overtreding daarvan de doodstraf en verbeurdverklaring van het vermogen zou worden gesteld. (…) Er werden bezweringen, aanroepingen van getuigen en, alsof het zo nog niet genoeg was, vervloekingen aan toegevoegd met het dreigement dat hij, als hij de voortwoekerende sekte niet uitroeide (…) zou ervaren hoe dat voorspoedige en goedgunstige lot (…) zou omslaan en zich tegen hem zou keren. (…) Bezweken onder die schaamteloze druk (…) stond de keizer hun toe, te doen wat zij wilden. In beslag genomen door
oorlogszaken, wist hij niet waar het precies over ging, evenmin als hij het enorme onheil voorzag dat later daaruit zou voortvloeien.
bron 2
Op 14 september 1567, kort na de arrestatie op beschuldiging van hoogverraad van de hoge edellieden Egmond en Horne (die daarna in het openbaar worden onthoofd), schrijft Alva aan de Spaanse ambassadeur in Rome:
Het is niet Zijne Majesteits intentie bloed te vergieten, en ook ik ben er van nature geen voorstander van. Als de zaak op een andere manier kon worden opgelost, zouden we dat doen. De bedoeling is niet de wijnstok om te hakken, maar te snoeien. Het doet me pijn dat de zaken zo'n wending hebben
genomen.
bron 3
bron 4
Het eerste en het zesde couplet uit het Wilhelmus, een omstreeks 1570 gecomponeerd strijdlied van de aanhangers van Willem van Oranje:
Wilhelmus van Nassouwe ben ik, van Duitse bloed, den vaderland getrouwe blijf ik tot in den dood. Een Prinse van Oranje ben ik, vrij onverveerd1), den Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.
Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer, op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven, uw dienaar t'aller stond2), de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
bron 5
Prent uit 1652 gemaakt door Antonie Siverdtsma van de jonge prins Willem III van Oranje als klein kind, naar de gewoonte van de tijd afgebeeld in een jurkje
Toelichting
De prent is een illustratie bij een gedicht op de jonge prins van Isaac Burghoorn. In zijn rechterhand houdt Willem de staf van bevelhebber, met zijn linkerhand aait hij de Nederlandse leeuw.
In de bloempot op de vensterbank groeit een sinaasappelboom, in die tijd oranjeboom genoemd.
Rechtsboven staat in de zon (in Hebreeuws schrift) de tekst "Jahweh" (Hebreeuws voor God).
bron 6
Fragmenten uit een briefwisseling in 1666 tussen Lodewijk XIV en zijn ambassadeur in de Republiek, graaf Godefroy D'Estrades:
D'Estrades aan Lodewijk XIV:
Ik ken hier maar vier personen die niet om te kopen zijn. Dat zijn de twee gebroeders De Witt en de heren Van Beuningen en Van Beverning
(diplomaten van de Republiek). Wat de anderen aangaat, die kan men met geld aan zijn kant krijgen, telkens als men wil. Dit is er de oorzaak van dat men nergens zeker van kan zijn en dat elk uur de zaken van gedaante veranderen.
Lodewijk XIV aan D'Estrades:
Gij moet al uw vrienden gaan bezoeken, hen kracht inboezemen en hen sterk maken de stroom te keren. Want het merendeel van de provinciën neigt ertoe een besluit te nemen dat allerschadelijkst is voor het welzijn van hun zaak en dat zo strijdig met hun vrijheid is als ooit een besluit is geweest (namelijk vrede te sluiten met Engeland). En aangezien in zulke omstandigheden geld geen schade aan kan richten, zend ik u tienduizend rijksdaalders. Die kunt gij uitdelen, zo gij het goed vindt, op de wijze die u uitkomt, aan de personen die door hun standvastigheid een wankelende staat kunnen ondersteunen. Want ik zie dat deze staat het gevaar loopt volkomen ten onder te gaan. Zo gij een grotere som nodig heeft, hoewel men in het land waar gij zijt de mensen met weinig geld van mening kan laten veranderen, behoeft gij het mij maar te laten weten en ik zal er gelijk in voorzien.
Antwoord van D'Estrades aan Lodewijk XIV:
Uwe majesteit zou niet kunnen geloven hoeveel geld er sinds acht dagen door de Spanjaarden, door de Engelsen en door de prins van Oranje uitgedeeld is, om de afvaardiging van ambassadeurs naar Engeland te zenden, te
ondersteunen, en daar de prins van Oranje bij te voegen om de vrede te bemiddelen.
Toelichting
Vanaf 1663 voert de graaf D'Estrades onderhandelingen namens Lodewijk XIV met Johan de Witt om tot een verdeling van de Spaanse
De Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865-1965
bron 7
bron 8
In 1903 bombardeert de Duitse marine een fort in Venezuela vanwege achterstallige betalingen aan Duitsland. De Amerikaanse president Theodore Roosevelt reageert daarop als volgt:
De Verenigde Staten willen geen uitbreiding van grondgebied op het
Westelijke halfrond, noch op andere wijze ingrijpen in aangelegenheden van andere landen in dat gebied, behalve wanneer dat in hun belang is. Wij streven er slechts naar dat in onze buurlanden stabiliteit, orde en welvaart heerst. Elk land met een bevolking die zich goed gedraagt, kan rekenen op onze warme vriendschap. Als een land er blijk van geeft sociale en politieke vraagstukken op een efficiënte en fatsoenlijke manier te kunnen afhandelen en als het zijn financiële verplichtingen nakomt, heeft het geen tussenkomst van de Verenigde Staten te vrezen. Chronische misstanden of wanbeleid, waardoor de betrekkingen met de beschaafde wereld in het geding zijn, kunnen er zowel in Amerika als elders toe leiden dat een beschaafd land uiteindelijk moet ingrijpen. Op het Westelijk halfrond kunnen de Verenigde Staten zich gedwongen voelen, hoe zeer dat ook tegen hun zin in is, een internationale politiemacht in te zetten om op te treden tegen ernstige wandaden of wanbeleid.
bron 9
Een fragment uit een tekst in een schoolboek voor het vak geschiedenis dat in 1931 in gebruik is op een openbare school in New York:
Toen de negers begrepen dat ze voortaan vrij waren, wilden velen weg van de plantages waar zij als slaaf hadden gewerkt, hoewel ze nauwelijks een idee hadden waar ze heen wilden of wat ze wilden gaan doen. Ze hadden geen huizen en geen geld. Ze begonnen rond te zwerven, te stelen en te plunderen. In één week werden in een plaats in Georgia honderdvijftig negers
gearresteerd voor diefstal.
Veel onnozele negers dachten dat het eigendom van hun vroegere bazen nu van hen was en namen zelfs grond in bezit, begonnen er huizen op te bouwen of stichtten boerderijen. Vaak waren zij beledigend naar blanken toe. Op sommige plaatsen werd de situatie zo ernstig dat blanke vrouwen zelfs
bron 10
In het kader van de New Deal wordt in 1935 de Farm Security Administration (FSA) opgericht, een federale overheidsinstantie voor het platteland. In de jaren 1935-1944 laat de FSA duizenden foto's maken, waaronder deze foto van Dorothea Lange uit 1940
Onderschrift:
Children in a democracy. A migratory family living in a trailer in an open field. No sanitation, no water. They came from Amarillo, Texas.
Vertaling:
Kinderen in een democratie. Een zwervend gezin, dat leeft in een
bron 11
Op 14 januari 1964 verschijnt een illustratie van Norman Rockwell op de omslag van het Amerikaanse tijdschrift Look, getiteld: The Problem We All Live With (vertaling: het probleem waarmee wij allemaal leven)
Toelichting
Op de banden rond de armen van de vier mannen staat geschreven: "Deputy U.S. Marshall", een rang voor een federale politiebeambte.
Op de muur staat ''K.K.K.'' en "Nigger" (Amerikaans scheldwoord voor een zwarte).